Antwoord op gelukwensen van Kardinalencollege op feestdag van H. Eugenius I
x
Informatie over dit document
Antwoord op gelukwensen van Kardinalencollege op feestdag van H. Eugenius I
Paus Pius XII
2 juni 1940
Pauselijke geschriften - Toespraken
1941, Ecclesia Docens (G&S 0121-26840) blz. 56-69
2 juni 1940
6 februari 2023
145
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Op zijn blijde patroonsdag verheugt de Paus zich het H. College bij zich verenigd te zien en te kunnen toespreken.
Altijd is hij zoet en dierbaar voor ons hart, als hij weer aanbreekt, de dageraad van deze dag, gewijd aan het feest van de H. Eugenius I, dat schitterend licht van een vlekkeloos en ijverig hogepriester, die ons tot bijzondere hemelse beschermer werd gegeven bij het eerste morgenlichten van ons leven, in dat bovenaardse uur van de ziel, waarin wij herboren werden in de wateren van het doopsel. Zodra wij door een verborgen beschikking van God zonder enige verdienste van onze kant tot de pauselijke troon waren verheven, hieven wij onze blik omhoog tot die heilige opvolger van Petrus als tot onze verheven patroon en toonbeeld, opdat hij ons zou geleiden en verlichten bij de hoogste bediening die ons was toevertrouwd. Zijn patroonsnaam verschaft ons heden opnieuw de reine en innige vreugde, u hier verenigd te zien, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, u, die ons met zulk een levendige ijver en toewijding de krachtige hulp uwer schrandere ondervinding en uwer beproefde wijsheid biedt; en de plechtigheid van zijn aanroeping en zijn feestviering is voor ons tegelijk een gelegenheid om ons met u te onderhouden op de openhartige en vertrouwelijke manier, die, al is ze een behoefte voor ons hart, toch ook evenzeer overeenkomt met de bijzondere ernst van het uur waarin wij leven.
Altijd is hij zoet en dierbaar voor ons hart, als hij weer aanbreekt, de dageraad van deze dag, gewijd aan het feest van de H. Eugenius I, dat schitterend licht van een vlekkeloos en ijverig hogepriester, die ons tot bijzondere hemelse beschermer werd gegeven bij het eerste morgenlichten van ons leven, in dat bovenaardse uur van de ziel, waarin wij herboren werden in de wateren van het doopsel. Zodra wij door een verborgen beschikking van God zonder enige verdienste van onze kant tot de pauselijke troon waren verheven, hieven wij onze blik omhoog tot die heilige opvolger van Petrus als tot onze verheven patroon en toonbeeld, opdat hij ons zou geleiden en verlichten bij de hoogste bediening die ons was toevertrouwd. Zijn patroonsnaam verschaft ons heden opnieuw de reine en innige vreugde, u hier verenigd te zien, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, u, die ons met zulk een levendige ijver en toewijding de krachtige hulp uwer schrandere ondervinding en uwer beproefde wijsheid biedt; en de plechtigheid van zijn aanroeping en zijn feestviering is voor ons tegelijk een gelegenheid om ons met u te onderhouden op de openhartige en vertrouwelijke manier, die, al is ze een behoefte voor ons hart, toch ook evenzeer overeenkomt met de bijzondere ernst van het uur waarin wij leven.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Bijklanken van droefheid; reden tot opbeuring
In de nobele en fijngevoelde gelukwensen, die onze vereerde en beminde kardinaal-deken ons in uw naam heeft aangeboden, en in de gebeden, die gij voor ons tot de Almachtige omhoog zendt, hebben wij opnieuw de smartelijke bijklanken vernomen van intense en diepe droefheid om de benauwenissen en de bedreigingen van het huidig ogenblik, dat zovele zonen der Kerk van Christus blootstelt aan onzeggelijke beproevingen en smarten, aan dreigende geestelijke gevaren waarvoor het hart van een priester en een herder niet ongevoelig blijven kan. Dat gij, die door uw nauwe en onmiddellijke deelname aan onze zorgen en bekommeringen, aan onze vreugden en bitterheden met zulk een hoge verantwoordelijkheid bekleed zijt, u in zulke stormachtige dagen aan onze zijde schaart en u altijd vaster bij Christus' plaatsbekleeder aansluit, is zeker voor ons een verheugende reden tot opbeuring, waarvoor wij u met innige bewogenheid onze levendigste dank betuigen.
In de nobele en fijngevoelde gelukwensen, die onze vereerde en beminde kardinaal-deken ons in uw naam heeft aangeboden, en in de gebeden, die gij voor ons tot de Almachtige omhoog zendt, hebben wij opnieuw de smartelijke bijklanken vernomen van intense en diepe droefheid om de benauwenissen en de bedreigingen van het huidig ogenblik, dat zovele zonen der Kerk van Christus blootstelt aan onzeggelijke beproevingen en smarten, aan dreigende geestelijke gevaren waarvoor het hart van een priester en een herder niet ongevoelig blijven kan. Dat gij, die door uw nauwe en onmiddellijke deelname aan onze zorgen en bekommeringen, aan onze vreugden en bitterheden met zulk een hoge verantwoordelijkheid bekleed zijt, u in zulke stormachtige dagen aan onze zijde schaart en u altijd vaster bij Christus' plaatsbekleeder aansluit, is zeker voor ons een verheugende reden tot opbeuring, waarvoor wij u met innige bewogenheid onze levendigste dank betuigen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De pogingen van de paus voor het behoud en het herstel van de vrede
En had God, in Zijn onnaspeurlijke en altijd rechtvaardige raadsbesluiten betreffende het bestuur der wereld, ons maar vergund op een of andere wijze den bloedige loop der gebeurtenissen tegen te houden! Op het ogenblik, dat de negende maand van den oorlog - van den meest onstuimigen, de meest vernielenden oorlog - op de met bloed gedrenkte velden, op de verraderlijke zeeën, onder de bliksemstralen der vliegende schippers geëindigd is, neemt hij in woede toe en breidt hij zich ook tot volkeren uit, die buiten het geschil staan. Nu komen zij weer opnieuw voor onze geest, die felbewogen weken, schommelend tussen de opeenvolgingen van vrees en hoop, toen wij, nog aangetrokken door iedere schemering van vrede hoe zwak ook, in het bewustzijn der verplichtingen van onze apostolische bediening, de ingevingen van ons hart volgend, al onze gedachten en krachten wijdden aan het welzijn van alle volken, 'door onze pogingen om de regeerders te ontraden hun toevlucht te nemen tot geweld, en om hen te winnen voor het denkbeeld van een vreedzame, rechtvaardige en eervolle regeling, in evenredigheid met het besef van verantwoordelijkheid voor de mensen en voor God.
En had God, in Zijn onnaspeurlijke en altijd rechtvaardige raadsbesluiten betreffende het bestuur der wereld, ons maar vergund op een of andere wijze den bloedige loop der gebeurtenissen tegen te houden! Op het ogenblik, dat de negende maand van den oorlog - van den meest onstuimigen, de meest vernielenden oorlog - op de met bloed gedrenkte velden, op de verraderlijke zeeën, onder de bliksemstralen der vliegende schippers geëindigd is, neemt hij in woede toe en breidt hij zich ook tot volkeren uit, die buiten het geschil staan. Nu komen zij weer opnieuw voor onze geest, die felbewogen weken, schommelend tussen de opeenvolgingen van vrees en hoop, toen wij, nog aangetrokken door iedere schemering van vrede hoe zwak ook, in het bewustzijn der verplichtingen van onze apostolische bediening, de ingevingen van ons hart volgend, al onze gedachten en krachten wijdden aan het welzijn van alle volken, 'door onze pogingen om de regeerders te ontraden hun toevlucht te nemen tot geweld, en om hen te winnen voor het denkbeeld van een vreedzame, rechtvaardige en eervolle regeling, in evenredigheid met het besef van verantwoordelijkheid voor de mensen en voor God.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
De droefheid van de Paus; de troost van zijn geweten.
Als wij vandaag, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, onze blik in het rond laten gaan en Europa beschouwen, dat krachtens goddelijke roeping het land is van het christelijk geloof en de christelijke beschaving en dat zich zelf te vuur en te zwaard verscheurt; als wij de onberekenbare vernielingen en puinhopen zien die zich opeenstapelen, en het wrede lijden dat zich uitstort over zovele bloeiende landstreken, die eertijds brood verschaften en rust boden aan zulk een talrijke bevolking; als wij de treurige economische, sociale, ideëele, godsdienstige en zedelijke gevolgen en den harde terugslag zien, die uit de verlenging en de steeds feller verbittering van het conflict ook aan de overzijde der oceanen volgen; als wij dat alles beschouwen en afwegen: dan gaat voor ons een visioen open, dat onze ziel met diepe droefheid bezwaart en ons de ogen ten hemel doet slaan, om de onmetelijke barmhartigheid van God af te smeken over de ongelukkige mensenkinderen, die onderling verdeeld zijn door tegenstrijdige ideeën en belangen en zich door haat, door wrok, door wraakzucht in een zee van rampen en rouw hebben laten medeslepen. Is dit misschien het huiveringwekkende uur, waarin God hun verdiensten en schuld tegen elkander afweegt? Wij buigen het hoofd voor het ondoorgrondelijk oordeel Gods, en als wij ons in ons zelven en in ons eigen geweten terugtrekken, voelen wij ons vrij van schuld bij de gedachte, dat wij bij onze vredesactie de koninklijke weg gevolgd hebben, die leidt naar inwendige rust en uitwendigen vrede, naar de eerbiediging van de gevoelens van menselijkheid, naar het besef van de ware rechtvaardigheid en van de tegemoetkomende billijkheid, naar objectiviteit en naar een billijke waardering van de belangen van alle volkeren.
Als wij vandaag, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, onze blik in het rond laten gaan en Europa beschouwen, dat krachtens goddelijke roeping het land is van het christelijk geloof en de christelijke beschaving en dat zich zelf te vuur en te zwaard verscheurt; als wij de onberekenbare vernielingen en puinhopen zien die zich opeenstapelen, en het wrede lijden dat zich uitstort over zovele bloeiende landstreken, die eertijds brood verschaften en rust boden aan zulk een talrijke bevolking; als wij de treurige economische, sociale, ideëele, godsdienstige en zedelijke gevolgen en den harde terugslag zien, die uit de verlenging en de steeds feller verbittering van het conflict ook aan de overzijde der oceanen volgen; als wij dat alles beschouwen en afwegen: dan gaat voor ons een visioen open, dat onze ziel met diepe droefheid bezwaart en ons de ogen ten hemel doet slaan, om de onmetelijke barmhartigheid van God af te smeken over de ongelukkige mensenkinderen, die onderling verdeeld zijn door tegenstrijdige ideeën en belangen en zich door haat, door wrok, door wraakzucht in een zee van rampen en rouw hebben laten medeslepen. Is dit misschien het huiveringwekkende uur, waarin God hun verdiensten en schuld tegen elkander afweegt? Wij buigen het hoofd voor het ondoorgrondelijk oordeel Gods, en als wij ons in ons zelven en in ons eigen geweten terugtrekken, voelen wij ons vrij van schuld bij de gedachte, dat wij bij onze vredesactie de koninklijke weg gevolgd hebben, die leidt naar inwendige rust en uitwendigen vrede, naar de eerbiediging van de gevoelens van menselijkheid, naar het besef van de ware rechtvaardigheid en van de tegemoetkomende billijkheid, naar objectiviteit en naar een billijke waardering van de belangen van alle volkeren.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Het ergste is de vernietiging van het bezit aan geestelijke en morele waarden.
Op het ogenblik heeft de tegenwoordige oorlog zijn volle intensiteit in veldslagen en in vernielend voorwaarts schrijden bereikt, en stijgen zijn verwoestingen tot reusachtige verhoudingen; maar toch niet zó, dat de uiterlijke, stoffelijke nadelen ook maar in vergelijking kunnen komen met de innerlijke ineenstorting en met de vernietiging van het bezit aan geestelijke en morele waarden. Is er een welsprekender en verschrikkelijker teken van de toenemende vernietiging en omverwerping der geestelijke waarden dan het feit, dat men zich al meer en meer losmaakt van de normen van het recht, dat vervangen wordt door de kracht, die alle morele en juridische motieven onderdrukt, aan banden legt en verstikt? En ligt er niet een duidelijk bewijs daarvoor in het feit, dat landen en volken, die meer dan andere de traditionele bevorderaars van de vrede waren, in de orkaan van de oorlog worden meegesleurd?
Op het ogenblik heeft de tegenwoordige oorlog zijn volle intensiteit in veldslagen en in vernielend voorwaarts schrijden bereikt, en stijgen zijn verwoestingen tot reusachtige verhoudingen; maar toch niet zó, dat de uiterlijke, stoffelijke nadelen ook maar in vergelijking kunnen komen met de innerlijke ineenstorting en met de vernietiging van het bezit aan geestelijke en morele waarden. Is er een welsprekender en verschrikkelijker teken van de toenemende vernietiging en omverwerping der geestelijke waarden dan het feit, dat men zich al meer en meer losmaakt van de normen van het recht, dat vervangen wordt door de kracht, die alle morele en juridische motieven onderdrukt, aan banden legt en verstikt? En ligt er niet een duidelijk bewijs daarvoor in het feit, dat landen en volken, die meer dan andere de traditionele bevorderaars van de vrede waren, in de orkaan van de oorlog worden meegesleurd?
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Dringende herinnering aan ernstige woorden van St. Augustinus
Ook onder de druk der harde noodzakelijkheden van de worsteling is het een regel van voorzichtigheid, zijn blik van het stormachtige heden te richten op den dageraad van een betere en meer geordende toekomst, en het zo klare woord van de H. Augustinus niet te vergeten: "Men zoekt geen vrede om een oorlog te ontketenen, maar men voert oorlog om vrede te verkrijgen. Wees dus ook onder het oorlogvoeren vredelievend, om degenen die gij bestrijdt door de overwinning tot vrede te brengen." 189 nr. 6, Migne PL vol. 2, col. 856 [[858]] Als wij, bezield door dit wijze beginsel, en geheel in overeenstemming met onze uiteenzettingen bij andere gelegenheden, bijzonder in onze kerstallocutie, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, opnieuw hierop aandringen, en al de strijdende partijen bezweren om zich toch altijd de plichten van de menselijkheid te herinneren, die ook tegenover oorlogsrecht en oorlogsmoraal niets van hun geldigheid verliezen - reden waarom dezelfde grote leeraar uitriep: "het woord dat men geeft moet men ook tegenover de vijand houden, tegen wie men oorlog voert" 189 nr. 6, Migne PL vol. 2, col. 856 [[858]] -, dan is ons woord en werk niet partijdig, maar dan vervullen wij een plicht, die de waarheid en de liefde ons dicteren, die het welzijn en de voorspoed van allen ons opleggen, en die onze positie als vader van allen die door Christus verlost zijn ons toevertrouwt; en dan dragen wij van onze kant, met de middelen, ons door onze apostolische bediening geboden, er toe bij, dat men de ogen niet afwendt van de ideëele normen en de essentieele vóórvereisten voor een vrede, die rechtvaardig, eervol en duurzaam wil zijn.
Ook onder de druk der harde noodzakelijkheden van de worsteling is het een regel van voorzichtigheid, zijn blik van het stormachtige heden te richten op den dageraad van een betere en meer geordende toekomst, en het zo klare woord van de H. Augustinus niet te vergeten: "Men zoekt geen vrede om een oorlog te ontketenen, maar men voert oorlog om vrede te verkrijgen. Wees dus ook onder het oorlogvoeren vredelievend, om degenen die gij bestrijdt door de overwinning tot vrede te brengen." 189 nr. 6, Migne PL vol. 2, col. 856 [[858]] Als wij, bezield door dit wijze beginsel, en geheel in overeenstemming met onze uiteenzettingen bij andere gelegenheden, bijzonder in onze kerstallocutie, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, opnieuw hierop aandringen, en al de strijdende partijen bezweren om zich toch altijd de plichten van de menselijkheid te herinneren, die ook tegenover oorlogsrecht en oorlogsmoraal niets van hun geldigheid verliezen - reden waarom dezelfde grote leeraar uitriep: "het woord dat men geeft moet men ook tegenover de vijand houden, tegen wie men oorlog voert" 189 nr. 6, Migne PL vol. 2, col. 856 [[858]] -, dan is ons woord en werk niet partijdig, maar dan vervullen wij een plicht, die de waarheid en de liefde ons dicteren, die het welzijn en de voorspoed van allen ons opleggen, en die onze positie als vader van allen die door Christus verlost zijn ons toevertrouwt; en dan dragen wij van onze kant, met de middelen, ons door onze apostolische bediening geboden, er toe bij, dat men de ogen niet afwendt van de ideëele normen en de essentieele vóórvereisten voor een vrede, die rechtvaardig, eervol en duurzaam wil zijn.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Een ernstige klacht
Ook mogen wij bij deze gelegenheid niet nalaten ons hart uit te storten, als wij zien, hoe de behandeling van niet-combattanten in meer dan één land helemaal niet in overeenstemming is met de normen der menselijkheid. God is ons getuige, dat wij bij het vaststellen van deze waarheid die het plicht is te zeggen ons noch door partijgeest nòch door aanzien van persoon, voor wie ook, laten bewegen. De morele beoordeeling van een handeling mag zich niet laten leiden door persoonlijke consideraties. Geen enkel volk is gevrijwaard voor het gevaar, van enige zijner zonen te moeten zien, dat zij zich laten meeslepen door hun hartstochten en aan de demon van de haat offeren. Wat bovenal van belang is, dat is de vraag naar het oordeel, dat het openbaar gezag over zulke afdwalingen en ontsporingen van de oorlogspsyche velt, en naar zijn bereidwilligheid om er een einde aan te maken.
Ook mogen wij bij deze gelegenheid niet nalaten ons hart uit te storten, als wij zien, hoe de behandeling van niet-combattanten in meer dan één land helemaal niet in overeenstemming is met de normen der menselijkheid. God is ons getuige, dat wij bij het vaststellen van deze waarheid die het plicht is te zeggen ons noch door partijgeest nòch door aanzien van persoon, voor wie ook, laten bewegen. De morele beoordeeling van een handeling mag zich niet laten leiden door persoonlijke consideraties. Geen enkel volk is gevrijwaard voor het gevaar, van enige zijner zonen te moeten zien, dat zij zich laten meeslepen door hun hartstochten en aan de demon van de haat offeren. Wat bovenal van belang is, dat is de vraag naar het oordeel, dat het openbaar gezag over zulke afdwalingen en ontsporingen van de oorlogspsyche velt, en naar zijn bereidwilligheid om er een einde aan te maken.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De elementaire beginselen van de rede
Het hoort dus tot de waardigheid juist van dat gezag, dat bij de uitbreiding van het oorlogsterrein buiten de eigen grenzen geen afbreuk wordt gedaan aan de ongestoorde waardigheid van de rede, die deze hoogste beginselen - dat het gezag het goede moet bevorderen en het kwade moet beteugelen -, dicteert; beginselen, die aan de verordeningen van wie beveelt kracht en waardigheid geven, en hem die hem onderworpen is winnen, en meer er toe neigen en bereid maken, zijn eigen wil en werkzaamheid te onderwerpen om het algemeen welzijn. Hoe meer zich dus de gebieden uitbreiden, die als gevolg van den strijd onder vreemde heerschappij worden gebracht, des te dringender wordt de plicht, de rechtsregeling, die men in die gebieden zal gaan toepassen, in overeenstemming te brengen met het volkenrecht en bovenal met de eisen van de menselijkheid en van de billijkheid. Het valt niet te ontkennen, dat naast de voorzorgsmaatregelen voor de veiligheid, die door werkelijke oorlogsnoodzaak gerechtvaardigd worden, het welzijn der bevolkingen, die onder de bezetting zijn terechtgekomen, niet ophoudt een verplichtende norm te zijn voor de uitoefening van het openbaar gezag. Rechtvaardigheid en billijkheid eisen, dat deze bevolkingen zo behandeld worden, als, in gelijke omstandigheden, de bezettende macht haar eigen volksgenoten zou wensen behandeld te zien.
Het hoort dus tot de waardigheid juist van dat gezag, dat bij de uitbreiding van het oorlogsterrein buiten de eigen grenzen geen afbreuk wordt gedaan aan de ongestoorde waardigheid van de rede, die deze hoogste beginselen - dat het gezag het goede moet bevorderen en het kwade moet beteugelen -, dicteert; beginselen, die aan de verordeningen van wie beveelt kracht en waardigheid geven, en hem die hem onderworpen is winnen, en meer er toe neigen en bereid maken, zijn eigen wil en werkzaamheid te onderwerpen om het algemeen welzijn. Hoe meer zich dus de gebieden uitbreiden, die als gevolg van den strijd onder vreemde heerschappij worden gebracht, des te dringender wordt de plicht, de rechtsregeling, die men in die gebieden zal gaan toepassen, in overeenstemming te brengen met het volkenrecht en bovenal met de eisen van de menselijkheid en van de billijkheid. Het valt niet te ontkennen, dat naast de voorzorgsmaatregelen voor de veiligheid, die door werkelijke oorlogsnoodzaak gerechtvaardigd worden, het welzijn der bevolkingen, die onder de bezetting zijn terechtgekomen, niet ophoudt een verplichtende norm te zijn voor de uitoefening van het openbaar gezag. Rechtvaardigheid en billijkheid eisen, dat deze bevolkingen zo behandeld worden, als, in gelijke omstandigheden, de bezettende macht haar eigen volksgenoten zou wensen behandeld te zien.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Bijzondere, hieruit voortvloeiende, eisen van het recht
Uit deze elementaire beginselen van de gezonde rede is het niet moeilijk voor wie zich boven de menschelijke hartstochten wil verheffen, de gevolgtrekkingen te maken voor een regeling van de speciale vraagstukken, die betrekking hebben op de bezette gebieden, een regeling die overeenkomt zowel met het menselijk en christelijk geweten als met de ware politieke wijsheid: namelijk eerbiediging van het leven, van de eer en van het eigendom der bewoners; eerbiediging van het gezin en zijn rechten; en op godsdienstig terrein: vrijheid van de private en publieke uitoefening van de eredienst en van de geestelijke hulpverlening op een wijze die overeenkomt met het betreffende volk en met zijn taal; vrijheid van het godsdienstig onderwijs en de godsdienstige opvoeding; zekerheid van de kerkelijke goederen; gelegenheid voor de bisschoppen om zich in verbinding te stellen met hun geestelijkheid en met hun gelovigen in zaken die op de zielzorg betrekking hebben.
Uit deze elementaire beginselen van de gezonde rede is het niet moeilijk voor wie zich boven de menschelijke hartstochten wil verheffen, de gevolgtrekkingen te maken voor een regeling van de speciale vraagstukken, die betrekking hebben op de bezette gebieden, een regeling die overeenkomt zowel met het menselijk en christelijk geweten als met de ware politieke wijsheid: namelijk eerbiediging van het leven, van de eer en van het eigendom der bewoners; eerbiediging van het gezin en zijn rechten; en op godsdienstig terrein: vrijheid van de private en publieke uitoefening van de eredienst en van de geestelijke hulpverlening op een wijze die overeenkomt met het betreffende volk en met zijn taal; vrijheid van het godsdienstig onderwijs en de godsdienstige opvoeding; zekerheid van de kerkelijke goederen; gelegenheid voor de bisschoppen om zich in verbinding te stellen met hun geestelijkheid en met hun gelovigen in zaken die op de zielzorg betrekking hebben.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
De paus, die alle volken liefheeft, blijft bidden en vertrouwen
Wat ons betreft, "aan niemand enige aanstoot gevend, opdat onze bediening niet gelasterd worde" (2 Kor. 6, 3) [b:2 Kor. 6, 3], en in het verlangen, ten minste de gevolgen van de oorlog te verzachten, wenden wij onze vaderlijke liefde naar al onze zonen en dochters, hetzij van de Duitse volken, die ons altijd zo dierbaar waren, in wier midden wij vele jaren van ons leven doorbrachten Paus Pius XII was nuntius in.. Paus Pius XII was nuntius in München en Berlijn van 1917 - 1929, red., hetzij van de geallieerde staten, waarmee ons eveneens zulke aangename en heilige herinneringen verbinden, terwijl wij met voortdurende bezorgdheid ook denken aan de ons dierbare Poolse natie en aan de andere edele volken, voor wier tragisch lijden wij de spoedige, gelukkige vertroosting van den Allerhoogste afsmeken. Voor het overige stellen wij ons ongeschokt vertrouwen op God, die, gelijk Hij de volken en de gebeurtenissen met wijsheid bestuurt, zo ook van uit de hemel Zijn Kerk leidt, aan wie Hij het bestuur over de zielen heeft toevertrouwd, en die Hij op den haar aangewezen, niet te onderbreken tocht van goddelijke waarheid en goddelijke kracht leerde voortgaan, "met de wapenen der gerechtigheid ter rechter en ter linkerzijde, in eer en schande, in kwade en goede faam" (2 Kor. 6, 7-8) [b:2 Kor. 6, 7-8], terwijl zij haar weldaden bewijst aan wie haar lastert en wie haar prijst, terwijl zij liefheeft die haar beminnen en die haar haten, terwijl zij bidt voor wie haar vervolgt en wie haar beschermt, terwijl zij alle volken roept naar de ene schaapstal van Christus, terwijl zij de hemel smeekt voor koningen en machtigen, "opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle vroomheid en eerbaarheid" (1 Tim. 2, 2) [b:1 Tim. 2, 2], en terwijl zij op haar tocht naar de eeuwigheid vrede sticht te midden van de geschillen en tegenstellingen der wereld.
Wat ons betreft, "aan niemand enige aanstoot gevend, opdat onze bediening niet gelasterd worde" (2 Kor. 6, 3) [b:2 Kor. 6, 3], en in het verlangen, ten minste de gevolgen van de oorlog te verzachten, wenden wij onze vaderlijke liefde naar al onze zonen en dochters, hetzij van de Duitse volken, die ons altijd zo dierbaar waren, in wier midden wij vele jaren van ons leven doorbrachten Paus Pius XII was nuntius in.. Paus Pius XII was nuntius in München en Berlijn van 1917 - 1929, red., hetzij van de geallieerde staten, waarmee ons eveneens zulke aangename en heilige herinneringen verbinden, terwijl wij met voortdurende bezorgdheid ook denken aan de ons dierbare Poolse natie en aan de andere edele volken, voor wier tragisch lijden wij de spoedige, gelukkige vertroosting van den Allerhoogste afsmeken. Voor het overige stellen wij ons ongeschokt vertrouwen op God, die, gelijk Hij de volken en de gebeurtenissen met wijsheid bestuurt, zo ook van uit de hemel Zijn Kerk leidt, aan wie Hij het bestuur over de zielen heeft toevertrouwd, en die Hij op den haar aangewezen, niet te onderbreken tocht van goddelijke waarheid en goddelijke kracht leerde voortgaan, "met de wapenen der gerechtigheid ter rechter en ter linkerzijde, in eer en schande, in kwade en goede faam" (2 Kor. 6, 7-8) [b:2 Kor. 6, 7-8], terwijl zij haar weldaden bewijst aan wie haar lastert en wie haar prijst, terwijl zij liefheeft die haar beminnen en die haar haten, terwijl zij bidt voor wie haar vervolgt en wie haar beschermt, terwijl zij alle volken roept naar de ene schaapstal van Christus, terwijl zij de hemel smeekt voor koningen en machtigen, "opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle vroomheid en eerbaarheid" (1 Tim. 2, 2) [b:1 Tim. 2, 2], en terwijl zij op haar tocht naar de eeuwigheid vrede sticht te midden van de geschillen en tegenstellingen der wereld.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Hoe de christen bij de nieuwe gevaren zich te gedragen heeft
Wij kennen en zien, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, maar al te goed, de gevaren en de drijvende krachten op geestelijk en moreel gebied, die in deze stormachtige dagen meer dan ooit in de zielen de christelijke geloofs- en levensbeginselen bedreigen. Een ordeloze zondvloed van nieuwe en tegenstreidige meeningen, de indrukken en prikkels, die men ontvangt van de kant van te weinig kritisch onderzochte strevingen, brengen de volksmassa's in beweging en dringen ook binnen in kringen, waar men in rustiger tijden zo leerzaam was om zich door klare en verstandige normen te laten voorlichten en leiden. Dat alles legt het christelijk geweten de plicht van een onafgebroken en onvermoeide waakzaamheid op om aan zijn juiste richting en roeping trouw te blijven. Meegezogen in de kringelenden, felbewogen draaistroom der gebeurtenissen, lopen de geesten maar al te dikwijls gevaar, dat hun vermogen en hun bereidheid om ze volgens de onomstotelijke en zuivere beginselen der goddelijke wet te beoordelen verstikt en verzwakt wordt. En toch, als de christen, sterk in zijn geloof, onverschrokken standhoudend in zijn eigen plicht, klaar moet zijn om zijn deel te hebben in de gebeurtenissen, de plichten en de offers van de dag, niet minder moet hij bezorgd en bereid zijn om de dwalingen van zijn tijd af te wijzen. Zó behoort hij zich, hoe dichter hij de duisternis van het ongeloof en het kwaad ziet worden, - ook te midden van de beproevingen - des te moediger en bereidvaardiger te tonen om het schitterend licht van Christus te laten stralen, om de dwalenden de weg te wijzen en hen voor te gaan en te begeleiden bij de terugkeer tot het geestelijk erfdeel, dat door zovelen vergeten en in de steek gelaten is. Dwars tegen de levenshouding van anderen in zal hij zijn weg vervolgen, en voortgaan zonder in de nacht van de aardse duisternis te verdwalen, maar zal hij zijn blik richten naar de flikkerende sterren aan het firmament der eeuwigheid, de troostende eindpaal en de beloning van zijn hoop. Als de offers, die van de mensheid gevraagd worden, harder en zwaarder worden, dan zal hij in zijn eigen ziel met groter energie en ijver voeden en versterken de naar buiten brekende kracht van het goddelijk gebod der liefde, en het vurige verlangen en de pijnlijke zorg, om zich door haar te laten leiden in zijn bedoelingen en zijn actie. Hij zal zich niet buigen en niet kleinmoedig bezwijken tegenover de hardheid der tijden. Ook wanneer de beproevingen iedere uitweg tot redding schijnen uit te sluiten, zal hij juist in de beproevingen zijn krachten voelen toenemen in de mate waarin die grootsheid van zijn taak het vordert. En als de trotse geest van een goddeloos materialisme de vraag tot hem zal richten "waar is uw hoop?", dan zal hij zonder angst nòch voor het ogenblik nòch voor de toekomst met de rechtvaardige uit de oudheid antwoorden: "Spreekt toch niet zo; want wij zijn van het geslacht der heiligen en verwachten het leven, dat God zal schenken aan hen, die hun trouw jegens Hem nimmer breken" (Tob. 11, 17-18) [b:Tob. 11, 17-18].
Wij kennen en zien, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, maar al te goed, de gevaren en de drijvende krachten op geestelijk en moreel gebied, die in deze stormachtige dagen meer dan ooit in de zielen de christelijke geloofs- en levensbeginselen bedreigen. Een ordeloze zondvloed van nieuwe en tegenstreidige meeningen, de indrukken en prikkels, die men ontvangt van de kant van te weinig kritisch onderzochte strevingen, brengen de volksmassa's in beweging en dringen ook binnen in kringen, waar men in rustiger tijden zo leerzaam was om zich door klare en verstandige normen te laten voorlichten en leiden. Dat alles legt het christelijk geweten de plicht van een onafgebroken en onvermoeide waakzaamheid op om aan zijn juiste richting en roeping trouw te blijven. Meegezogen in de kringelenden, felbewogen draaistroom der gebeurtenissen, lopen de geesten maar al te dikwijls gevaar, dat hun vermogen en hun bereidheid om ze volgens de onomstotelijke en zuivere beginselen der goddelijke wet te beoordelen verstikt en verzwakt wordt. En toch, als de christen, sterk in zijn geloof, onverschrokken standhoudend in zijn eigen plicht, klaar moet zijn om zijn deel te hebben in de gebeurtenissen, de plichten en de offers van de dag, niet minder moet hij bezorgd en bereid zijn om de dwalingen van zijn tijd af te wijzen. Zó behoort hij zich, hoe dichter hij de duisternis van het ongeloof en het kwaad ziet worden, - ook te midden van de beproevingen - des te moediger en bereidvaardiger te tonen om het schitterend licht van Christus te laten stralen, om de dwalenden de weg te wijzen en hen voor te gaan en te begeleiden bij de terugkeer tot het geestelijk erfdeel, dat door zovelen vergeten en in de steek gelaten is. Dwars tegen de levenshouding van anderen in zal hij zijn weg vervolgen, en voortgaan zonder in de nacht van de aardse duisternis te verdwalen, maar zal hij zijn blik richten naar de flikkerende sterren aan het firmament der eeuwigheid, de troostende eindpaal en de beloning van zijn hoop. Als de offers, die van de mensheid gevraagd worden, harder en zwaarder worden, dan zal hij in zijn eigen ziel met groter energie en ijver voeden en versterken de naar buiten brekende kracht van het goddelijk gebod der liefde, en het vurige verlangen en de pijnlijke zorg, om zich door haar te laten leiden in zijn bedoelingen en zijn actie. Hij zal zich niet buigen en niet kleinmoedig bezwijken tegenover de hardheid der tijden. Ook wanneer de beproevingen iedere uitweg tot redding schijnen uit te sluiten, zal hij juist in de beproevingen zijn krachten voelen toenemen in de mate waarin die grootsheid van zijn taak het vordert. En als de trotse geest van een goddeloos materialisme de vraag tot hem zal richten "waar is uw hoop?", dan zal hij zonder angst nòch voor het ogenblik nòch voor de toekomst met de rechtvaardige uit de oudheid antwoorden: "Spreekt toch niet zo; want wij zijn van het geslacht der heiligen en verwachten het leven, dat God zal schenken aan hen, die hun trouw jegens Hem nimmer breken" (Tob. 11, 17-18) [b:Tob. 11, 17-18].
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Het geloof, de bron van hoop, vertroosting, geduld en standvastigheid vooral in het gebed
Het geloof en de onverbreekbare getrouwheid aan God is de grondslag van de hoop van de christelijke helden, van die hoop die niet beschaamt. Al diegenen die hun geluk hier beneden door de orkaan van de oorlog gebroken en vernield zien; al degenen die zuchten, ten prooi aan ongeloofelijk uitwendig en inwendig lijden; al de tegenwoordige in droefheid levende broeders van de eerste christenen wijzen wij op de scharen van helden en heldinnen uit oude en nieuwere tijd en roepen wij met de apostel der heidenen toe: "Broeders.... treurt niet als de anderen, die geen hoop meer bezitten." (1 Tess. 4, 13) [b:1 Tess. 4, 13] Is soms de hoop, die ons is voor ogen gesteld, die wij als het zekere en stevige anker van de ziel vasthouden, en die doordringt tot achter het voorhangsel van de hemel, waar Jezus voor ons als voorganger binnenging (Heb. 6, 20) [[b:Heb. 6, 20]], niet een allersterkste vertroosting? Moge dan in deze maand, toegewijd aan het goddelijk Hart van Jezus, de enige leermeester van de mensheid, - leermeester van zachtmoedigheid, die iedere onmenselijke wreedheid overwint, en van nederigheid, die de gevallen ongelukkige niet vertrapt, - de smarten en de offers, die met edelmoedigheid gedragen worden door degenen, die met het pantser van het geloof het anker van de hoop verenigen, in staat zijn hun een nieuwe, zuiverder kracht in te storten, opdat uit deze aarde, geploegd door het lijden, een krachtig moreel herstel vrijer en duurzamer moge uitschieten en opbloeien, volgens het woord van den apostel: "Broeders, beschouwt het als louter vreugde, wanneer gij in allerlei beproevingen geraakt; want gij weet, dat de beproeving van uw geloof lijdzaamheid bewerkt; de lijdzaamheid echter voert tot volmaakte daden" (Jak. 1, 2-4) [b:Jak. 1, 2-4].Dat is de hoge trap van vreugde in het lijden; maar daartoe stijgt de lijdzaamheid op langs de treden van het gelaten en gewillig lijden.
Het geloof en de onverbreekbare getrouwheid aan God is de grondslag van de hoop van de christelijke helden, van die hoop die niet beschaamt. Al diegenen die hun geluk hier beneden door de orkaan van de oorlog gebroken en vernield zien; al degenen die zuchten, ten prooi aan ongeloofelijk uitwendig en inwendig lijden; al de tegenwoordige in droefheid levende broeders van de eerste christenen wijzen wij op de scharen van helden en heldinnen uit oude en nieuwere tijd en roepen wij met de apostel der heidenen toe: "Broeders.... treurt niet als de anderen, die geen hoop meer bezitten." (1 Tess. 4, 13) [b:1 Tess. 4, 13] Is soms de hoop, die ons is voor ogen gesteld, die wij als het zekere en stevige anker van de ziel vasthouden, en die doordringt tot achter het voorhangsel van de hemel, waar Jezus voor ons als voorganger binnenging (Heb. 6, 20) [[b:Heb. 6, 20]], niet een allersterkste vertroosting? Moge dan in deze maand, toegewijd aan het goddelijk Hart van Jezus, de enige leermeester van de mensheid, - leermeester van zachtmoedigheid, die iedere onmenselijke wreedheid overwint, en van nederigheid, die de gevallen ongelukkige niet vertrapt, - de smarten en de offers, die met edelmoedigheid gedragen worden door degenen, die met het pantser van het geloof het anker van de hoop verenigen, in staat zijn hun een nieuwe, zuiverder kracht in te storten, opdat uit deze aarde, geploegd door het lijden, een krachtig moreel herstel vrijer en duurzamer moge uitschieten en opbloeien, volgens het woord van den apostel: "Broeders, beschouwt het als louter vreugde, wanneer gij in allerlei beproevingen geraakt; want gij weet, dat de beproeving van uw geloof lijdzaamheid bewerkt; de lijdzaamheid echter voert tot volmaakte daden" (Jak. 1, 2-4) [b:Jak. 1, 2-4].Dat is de hoge trap van vreugde in het lijden; maar daartoe stijgt de lijdzaamheid op langs de treden van het gelaten en gewillig lijden.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Maar de lijdzaamheid zelf is toch ook reeds een grote gave Gods, en wordt standvastigheid, als zij niet minder wordt maar als zij gelijke tred houdt met de toename van de smarten en ongelukken. Daarom gaat de lijdzaamheid ook gepaard met de standvastigheid in het gebed, die ons door de Verlosser zelf zo krachtig is voorgehouden. Wij kunnen dus niet nalaten alle kinderen van de Kerk van Christus die er op aarde zijn aan te sporen om met heilig geweld hun onvermoeibare gebeden te richten tot het Hart van den goddelijken Verlosser, opdat Hij de stromen van zachtmoedigheid en nederigheid uitstorte over de volken, die vol verbittering zijn in hun strijd; opdat Hij de slachtingen bedwinge, die velden en steden van bloed doen stromen; opdat wij aan de leiders der volken de grote gedachten van matiging en vrede ingeve, welke voortkomen uit een hart, waar God als grondslag de goedheid legde, die een beeld der goddelijke goedheid is, zodat de bloedige worsteling en de tragische verwoesting van de welvaart der volken ophoude, en zich te midden van zoveel puinhopen en tranen het pad vertoone en opene, dat voert naar een tijd van gezonde vrede, bezegeld niet door haat en wraakzucht, maar door het zegel der edele majesteit van de rechtvaardigheid.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Met dit vurig verlangen in het hart en met deze bede op de lippen verlenen wij u, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, als onderpand der hemelse genade en vertroosting uit de volheid van ons hart den apostolische zegen.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/145-antwoord-op-gelukwensen-van-kardinalencollege-op-feestdag-nl