Inhoudsopgave
- Paus Leo de Grote - Preken voor het liturgische jaar - Paasmysteries
INLEIDING (uitg. Sint Paulus Abdij, 1961, vertaald en ingeleid door Dom F. Vromen o.s.b.)
Deze serie preken over het Paasmysterie voert in vrijwel alle handschriften de benaming De Passione Domini. Alleen Preek LXXI en LXXII, die in de Paasnacht gehouden zijn, dragen in enkele handschriften de titel De Resurrectione Domini. In werkelijkheid maken echter ook deze beide preken wat hun vorm en inhoud aangaat deel uit van deze collectie Passiepreken, die wij liever Paschapreken zouden willen noemen, omdat S. Leo met de gehele christelijke oudheid het lijden, sterven en verrijzen van den Heer als één mysterie ziet : het Sacramentum paschale. Hier wordt het lijden nooit losgedacht van de verrijzenis met het gevolg, dat al deze Passiepreken geheel doorstraald worden door het verrijzenislicht en sommigen van hen de 12e Preek bijvoorbeeld met minstens evenveel recht Paaspreken genoemd kunnen worden dan de twee preken, die deze titel dragen in de Ballerini-uitgave. Het karakteristieke van al deze Pascha-preken is dan ook de hechte en door en door bijbelse synthese van Kruispasen en Verrijzenispasen, die wij tenslotte ook in de liturgie van Goede Vrijdag terugvinden. Wij zijn hier verre van wat wij onze lijdensmeditaties plegen te noemen, beter gezegd misschien : hier zijn wij bij een bron gekomen waaruit wij een wedergeboorte van onze lijdensmeditaties mogen verhopen.
Deze collectie Preken over het Paasmysterie is veel groter dan de andere collecties Preken van Leo de Grote. Toch is dit meer schijn dan werkelijkheid, want het geheel eigene van deze serie homilieën is, dat zij voor het merendeel twee aan twee bij elkaar horen als helften van een geheel, omdat Leo ieder jaar tijdens de Goede Week twee maal het woord voerde : hij begon zijn Paschapreek in de zondagssynaxis en zette haar voort in de woensdagdienst. Zo horen zeker bij elkaar de preken -, 3-4, 5-6, 7-8, 11-12, 13-14, 16-17, 19-1e preek voor de Paasnacht, en waarschijnlijk 9-10, hoewel in dit laatste geval iedere directe allusie op een voortzetting ontbreekt. De 19e preek is niet op woensdag maar tijdens de Paasvigilie voortgezet. De drie overige preken, de 15e, 18e en de 2e preek voor de Paasnacht zijn naar hun inhoud op zich zelf staande preken en het is van de 15e en 18e niet duidelijk op welke dag van de week zij gehouden zijn.
Het uitgangspunt van al deze preken is het Lijdensverhaal zoals het in de Evangeliën van S. Mattheus, S. Lucas en S. Joannes beschreven wordt. ( S. Marcus wordt nooit geciteerd.) Meestal commentarieert Leo hiervan enkele details in de 2e en te preek heeft hij o.a. enkele prachtige passages over de verloochening en bekering van Petrus maar uitgaande van dit historisch gegeven gaat hij dan al gauw over naar een echte Paastheologie, die vooral geïnspireerd is door S. Paulus en S. Jan en waarvan nu eens dit dan weer dat facet wordt uitgewerkt. Zo krijgen al deze preken, ondanks het feit, dat bepaalde elementen in verband met het Evangelieverhaal verschillende malen terugkeren hoe kan het anders ? -. toch een geheel eigen en gevarieerde physionomie.
Als ergens het contrast tussen middeleeuwse en oudchristelijke spiritualiteit sterk opvalt, dan is dit wel hier. De typisch middeleeuwse geestesgesteltenis van de Compassio, waarmee Christus' lijden benaderd wordt denken wij aan de ontelbare Pieta's en aan de geschriften van de mystieken-, is ten enenmale vreemd aan de Oude Kerk. De visie op Christus' lijden en dood, die hier leeft en die een prachtige vertolking gevonden heeft in deze preken van S. Leo, is de visie van S. Jan in zijn Evangelie: het mysterie van de Kruisdood is een mysterie van verheffing en verheerlijking, dat vreugde en geen droefenis van ons vraagt. ( Zeer uitdrukkelijk geformuleerd in de 9e Preek no. 2.) Zo denkt de gehele christelijke oudheid er over. In zijn Paastheologie sluit Leo dan ook aan op de algemene patristische ( en dus schriftuurlijke !) traditie. Christus' Pascha, Zijn lijden, sterven, verrijzenis en verheerlijking, is de vervulling geweest van de grote sacramenten der Oude Wet : de slachting van het Paaslam, de uittocht uit het Egypte van zonde en dood, de reddende doortocht door de Rode Zee en de intocht in het land van belofte. Het is de opperste daad van Christus' priesterschap, die de gehele oud-Testamentische cultus tot zijn vervulling en uiteindelijke bestemming brengt, en de levensbron wordt voor het nieuwe Israël. De Paasmysteries vieren is voor de christen dan ook binnentreden in de Paasgeheimen van Christus : medesterven, medebegraven worden en medeverrijzen en zo geênt worden op den Heer als levende ledematen, en dit vooral door de mysterieviering van Doopsel en Eucharistie. Door de Paassacramenten worden wij in het Christusmysterie binnengevoerd. Hier ,wordt het lichaam van den herborene het vlees van den Gekruiste" en ,,bewerkt de deelname aan Christus' Lichaam en Bloed, dat wij veranderd worden in datgene wat wij nuttigen." (12e Preek) Hier verschijnt de verrezen Christus ons dan ook als de Goede Herder van psalm 22, die Zijn kudde op de weide van Zijn Kerk voedt met Zijn Paassacramenten. (ibid.)
Dat deze oud-christelijke visie op Christus' lijden en verrijzenis als één Sacramentum paschale ook bepalend geweest is voor de visie van de patristische Kerk op het Kruis is wel vanzelf sprekend. Van marteltuig is het levensboom en standaard van de overwinnende Veldheer geworden. Het is het glorievol werktuig van ons heil, dat men in de absiden in heerlijkheid afbeeldde, met edelstenen versierd en getooid met het keizerlijk purper. De meest lyrische passage uit het gehele oeuvre van Leo is die grandioze hymne aan het Kruis, die wij vinden in zijn 8e Passiepreek en die wij gelukkig nog mogen lezen in de Metten van het feest van Kruisverheffing. Dit is zeker een der prachtigste formuleringen van de H. Kruis-cultus van de Oude Kerk, welke tevens tekenend is voor de sfeer, die in al deze Passiepreken overheerst.
Zoals ook in de preken over 's Heren geboorte spreekt Leo in verschillende Passiepreken over het thema van de waarachtigheid der twee naturen, een dogmatisch facet, dat in Christus' verlossende lijden en sterven natuurlijk van fundamenteel belang is. Intussen komt hij hier echter zelden tot polemiek met de christologische heresieën. Daarentegen vallen er bij de commentariëring van het Lijdensverhaal wel eens harde woorden tegen de Joden. Op ons, lezers van de twintigste eeuw, werken zij wel eens wat storend, want bij een oppervlakkige lezing zou men misschien een ogenblik kunnen denken aan antisemitische ressentimenten, die in de oudheid zeker geen zeldzaamheid geweest zijn. Toch blijkt dit beslist niet het geval te zijn. Nog af gezien van het feit, dat enkele klinkende epitheta vooral op rekening komen van de rethorische gewoonten van die tijd, is er slechts één ding, dat Leo in het Jodendom met felle bewoordingen aanklaagt : de ontrouw aan zijn roeping, culminerend in de Godsmoord. Van enige andere rancune is nergens enig spoor te vinden. Daarenboven deelt Leo de hoop van S. Paulus en hij vraagt aan zijn gelovigen om voor de vervulling te bidden dat eens het volk, dat nu blind en verworpen is, zal binnentreden in de heilsgemeenschap van Christus. (vgl. 16e en 19e Preek) Als men dit voor ogen houdt wordt de ware draagwijdte van de aanklachten tegen de Joden in deze Passiepreken tot haar juiste proporties teruggebracht.
In haar geheel blijft deze collectie Paschapreken een waar monument in de traditie der christelijke welsprekendheid.
Zie ook:
Extra opties voor deze alinea
Reageer op deze alinea Deel op social media
Bericht Paus Leo de Grote - Preken voor het liturgische jaar - Paasmysteries
1 februari 2023
25 februari 2023
https://rkdocumenten.nl/bericht/bericht_5236-paus-leo-de-grote-preken-voor-het-liturgische-jaar-paasmysteries-nl