Dialogen, 2e Boek - Vita Benedicti
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Dialogen, 2e Boek - Vita Benedicti
Paus Gregorius de Grote
590
Pauselijke geschriften - Boeken
1976, Uitg B. Gottmer, Nijmegen. Sint Adelbertabdij Egmond
Deel 10 in de reeks "Spiritualiteit", verzorgd door Benediktijns Tijdchrift onder redactie van Frans Berkelmans osb
Deel 10 in de reeks "Spiritualiteit", verzorgd door Benediktijns Tijdchrift onder redactie van Frans Berkelmans osb
Datering bij benadering
Alineaverdeling naar de gedrukte versie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling naar de gedrukte versie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1976
Monniken van de Abdij Oosterhout
23 december 2023
9122
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Proloog
HIER BEGINT HET LEVEN EN DE WONDEREN VAN DE HEILIGE VADER BENEDICTUS, ZIJNDE HET TWEEDE BOEK VAN DE DIALOGEN VAN PAUS GREGORIUS DE GROTE.
Er was een man van heilige wandel, door de genade gezegend en van naam, want Benedictus wil zeggen 'gezegend'. Van zijn prille jeugd af bezat hij het hart van een grijsaard, zodat zijn gedrag zijn leeftijd voorbij streefde en zijn zin zich weerhield van elke lust. Terwijl hij nog verbleef op deze aarde, en hij er toch een tijd lang vrij van had kunnen genieten, beschouwde hij niettemin de wereld met haar bloem reeds als verdord.
Er was een man van heilige wandel, door de genade gezegend en van naam, want Benedictus wil zeggen 'gezegend'. Van zijn prille jeugd af bezat hij het hart van een grijsaard, zodat zijn gedrag zijn leeftijd voorbij streefde en zijn zin zich weerhield van elke lust. Terwijl hij nog verbleef op deze aarde, en hij er toch een tijd lang vrij van had kunnen genieten, beschouwde hij niettemin de wereld met haar bloem reeds als verdord.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHij was geboren uit een aanzienlijk geslacht uit de streek van Nursia, en werd naar Rome gestuurd om zich in de letteren te bekwamen. Maar toen hij zag hoevelen daarbij in de afgrond der ondeugden gleden, trok hij zijn voet terug, die hij als het ware op de drempel der wereld gezet had, uit vrees dat met iets van haar wetenschap te leren, ook hij zich geheel in de grondeloze diepte zou storten. Hij zag dus af van de studie der letteren, verliet het huis en de bezittingen van zijn vader, en in zijn verlangen om God alleen te behagen, besloot hij zich te gaan wijden aan het volmaakte leven. Hij trok zich dus terug, wetens onwetend en wijselijk ongeletterd.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaIk weet niet alles van zijn leven, maar het weinige dat ik er van vertel, heb ik van vier leerlingen van hem gehoord. Constantijn is er één van, een zeer achtenswaardig man, die hem in het bestuur van zijn klooster is opgevolgd; vervolgens Valentinianus, die jaren lang aan het hoofd stond van het klooster van Lateranen; dan nog Simplicius, die als derde na hem zijn klooster bestuurde; en tenslotte Honoratus, die tot op heden abt is van het klooster waar hij eerst geleefd heeft.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK I - Over een zeef die gebroken werd en door een wonder hersteld.
Nadat hij eenmaal zijn besluit genomen had, zag Benedictus dus af van de letteren en ging op weg naar een onbewoonde streek. Zijn voedster, die zeer aan hem gehecht was, ging met hem mee. Hij kwam door een plaats, die Enfide genoemd wordt, en omdat meerdere achtenswaardige lieden hem uit christelijke liefde vroegen te willen blijven, vestigden zij zich daar bij de kerk van sint Pieter.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaNu gebeurde het, dat de voedster van Benedictus een zeef te leen vroeg van haar buurvrouwen, om graan te zeven. Zij liet het voorwerp zonder erg op tafel staan, en door een ongeluk kwam het te vallen, waarbij het juist in twee stukken brak. Toen de vrouw terugkwam, en de zeef in tweeën vond, begon zij hevig te wenen, want nu was het voorwerp, dat zij te leen had, in stukken gebroken. Maar de godvruchtige en brave knaap Benedictus had medelijden met zijn voedster, toen hij haar zo zag wenen. Hij nam de beide stukken van de gebroken zeef met zich mee, en begon onder tranen te bidden. Toen hij ophield met zijn gebed, zag hij de zeef geheel gaaf naast zich liggen, zo zelfs, dat er geen spoor van de breuk meer over was. Vriendelijk ging hij zijn voedster troosten en gaf haar de zeef terug, die hij in stukken was komen halen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHet feit was spoedig bij iedereen ter plaatse bekend, en verwekte zoveel bewondering, dat de zeef van het wonder door de bewoners van het plaatsje aan de ingang van de kerk werd opgehangen. Zo zouden tijdgenoten en nageslacht allen weten, met hoeveel volmaaktheid Benedictus zijn nieuwe leven volgens de genade begonnen was. Jaren lang bleef zij daar voor ieder zichtbaar tentoongesteld, en tot aan de tijden der Longobarden toe, die wij nu beleven, hing zij aan de deur van de Pieterskerk.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHoe Benedictus van Romanus het monnikskleed ontving.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaBenedictus had echter meer smaak in de lasten der wereld dan in haar loftuitingen. Hij wilde zich liever voor God vermoeien dan gedragen worden door de voorspoed van dit leven. Ongemerkt verliet hij zijn voedster en verhuisde naar een verborgen plek in de eenzaamheid. Deze plaats heet Subiacus, wat betekent 'onder het meer'. Ze is ongeveer 40 mijl van de stad Rome verwijderd, en rijkelijk voorzien van koud en helder water. Die grote hoeveelheid water wordt eerst verzameld in een breed meer, dat tenslotte als een rivier naar beneden stroomt. Op zijn vlucht daarheen kwam Benedictus een monnik tegen, Romanus geheten. Deze vroeg hem waar hij naar toe ging, en toen hij hoorde wat Benedictus wilde, was hij hem daarbij behulpzaam, zonder zijn geheim te verraden. Hij gaf hem het kleed van de heilige staat, en zorgde voor hem zoveel hij kon.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaToen de man Gods dus ter plaatse kwam, nam hij zijn intrek in een enge grot, en leefde daar drie jaar, zonder dat iemand er van wist, behalve Romanus. Deze was monnik van een klooster dat in de nabijheid lag, en leefde onder gehoorzaamheid van vader Adeodatus. Door een deugdzame diefstal wist hij zijn vader enkele uren te ontroven, om op gestelde dagen aan Benedictus het brood te brengen, dat hij op zijn eigen maaltijd had kunnen uitsparen. Er liep echter geen begaanbare weg van het klooster van Romanus naar de grot, want deze lag onder een hoge rots. Maar Romanus had de gewoonte aangenomen om het brood te laten afzakken langs deze rots door middel van een lang touw, waaraan bovendien een belletje was gebonden. De klank hiervan moest de man Gods waarschuwen wanneer Romanus hem brood bracht. Hij kon dan naar buiten komen en het aannemen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMaar de oude vijand beschouwde met afgunst de liefde van de een en de maaltijd van de ander, en toen hij op zekere dag zag, dat het brood weer werd neergelaten, gooide hij met een steen het belletje stuk. Romanus vond niettemin de middelen om door te gaan met voor Benedictus te zorgen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHoe een priester op Pasen de man Gods kwam bezoeken.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDe almachtige God besloot niettemin om Romanus van zijn moeite te verlossen en het leven van Benedictus ten voorbeeld te stellen aan de mensen. Hij wilde dit licht goed zichtbaar op de kandelaar plaatsen, opdat het zou schijnen voor allen die zich in Gods huis bevinden. En zo gewaardigde de Heer zich, te verschijnen aan een priester die ver weg woonde, terwijl hij bezig was op het feest van Pasen zijn maaltijd te bereiden. Hij zei tegen hem:
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaU maakt voor uzelf een heerlijk maal klaar, terwijl mijn dienaar daar honger lijdt. Aanstonds stond de priester op, en ging, op het feest zelf van Pasen, met het eten dat hij had klaargemaakt, naar de aangewezen plek. Over steile bergen, door diepe dalen en ravijnen, bereikte hij de man Gods en vond hem verscholen in zijn grot. Zij baden samen, zegenden God almachtig en zetten zich neer om met vreugde te spreken over het ware leven. Eindelijk zei de priester die op bezoek gekomen was: Kom laten wij gaan eten, want het is vandaag Pasen. De man Gods antwoordde hem: Ja zeker is het Pasen vandaag, want ik heb u op bezoek mogen ontvangen. Omdat hij zover van de mensen woonde, wist hij niet, dat op die dag het hoogfeest van Pasen gevierd werd; maar de eerbiedwaardige priester verzekerde hem opnieuw: Nee, het is vandaag werkelijk Pasen, de dag van 's Heren verrijzenis; u mag nu volstrekt niet vasten, want ik ben juist gestuurd om samen met u de gaven van God almachtig te genieten. Zij zegenden daarom de Heer en aten. Na de maaltijd en hun gesprek ging de priester weer naar zijn kerk terug.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaOmstreeks diezelfde tijd vonden enkele herders Benedictus toen hij verscholen zat in zijn grot. Als kleed droeg hij een vacht, en toen zij hem zo door het struikgewas heen zagen zitten, dachten zij eerst dat het een beest was; maar toen zij de dienaar Gods leerden kennen, bekeerden zij veeleer zelf in groten getale van hun dierlijke inborst tot de genade van een deugdzaam leven. Zo werd de naam van Benedictus aan allen in de omtrek bekend. Van dat ogenblik af kwamen velen hem bezoeken, en voor de lichamelijke spijs die zij hem brachten, ontvingen zij uit zijn mond het voedsel des levens in hun gemoed.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK II - Hoe Benedictus een vleselijke bekoring overwon.
Op een dag dat Benedictus alleen was, kwam de Verleider bij hem. Een zwart vogeltje, dat gewoonlijk merel genoemd wordt, kwam hem om het hoofd vliegen en fladderde hinderlijk voor zijn gezicht, zo dicht, dat de heilige man het met de hand had kunnen grijpen, als hij dat gewild had. Maar hij maakte het kruisteken, en de vogel vloog weg. Juist toen de vogel wegvloog echter, werd de heilige man door zo'n hevige bekoring van het vlees aangegrepen, als hij nooit te voren ondervonden had. Vroeger had hij eens een vrouw gezien, en deze stelde de boze geest hem voor zijn verbeelding. Hij wist de dienaar Gods zo zeer voor haar schoonheid te ontvlammen, dat in zijn borst een ware brand ontstond van begeerte, dermate , dat hij er bijna over dacht zijn lust te volgen en de eenzaamheid te verlaten. Op dat zelfde ogenblik schoot de genade van boven hem te hulp en hij kwam tot zichzelf. Zijn oog viel op de brandnetels en doornstruiken, die daar welig groeiden. Hij trok zijn kleed uit en wierp zich naakt in de scherpe dorens en de gloeiende brandnetels. Lange tijd wentelde hij zich er in rond en kwam er uit met niets dan wonden over zijn gehele lichaam; maar door de wonden van zijn huid had hij de wond van zijn geest uitgedreven, want hij veranderde de lust in pijn. Terecht strafte hij zich door van buiten te branden, en zo wat ongeoorloofd van binnen brandde te blussen. Hij overwon de zonde door van brand te veranderen. Vanaf dat ogenblik, zoals hij later zelf aan zijn leerlingen vertelde, was de bekoring van zingenot volkomen in hem onderdrukt, zodat hij er nooit de minste last meer van ondervond. Na dit gebeuren verlieten velen de wereld, en stelden zich onder zijn leiding. Vrij als hij was van de aanvechtingen van het vlees, mocht hij met meer recht meester worden in de deugd. Vandaar dat ook Mozes in het boek van de Uittocht voorschrijft, dat de Levieten van vijfentwintig jaar en ouder bij de dienst behulpzaam moeten zijn, maar dat zij vanaf hun vijftigste jaar de heilige vaten ter bewaring krijgen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS DIAKEN. Ik begrijp wel enigszins wat er met die woorden bedoeld wordt, maar ik zou er toch graag een nadere uitleg van hebben.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. Iedereen weet, Petrus, dat bij jonge mensen de begeerte heet is, maar dat vanaf het vijftigste jaar de hitte van het lichaam afneemt. Met de heilige vaten worden bedoeld de zielen der gelovigen. Zolang nu de door God verkorenen nog aan de bekoring onderhevig zijn, moeten zij onder anderen staan en dienen, en zich door hun dienst en hun werk vermoeien. Maar wanneer hun geest de bedaagde leeftijd heeft bereikt, en de hitte der begeerlijkheid verdwenen is, worden zij de bewakers der heilige vaten, dat wil zeggen de meesters der zielen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. Ik moet zeggen dat uw uitleg mij boeit; maar nu u mij ontsloten hebt wat de aanhaling inhoudt, wilt u misschien weer verder gaan met het leven van de rechtvaardige, dat u begonnen bent te vertellen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK III - Over een drinkglas dat door een kruisteken gebroken werd.
Aldus bevrijd van de aanvechtingen van het vlees, bracht de man Gods overvloedige vruchten voort op de akker der deugden, zoals een bodem die van dorens is gezuiverd en degelijk geploegd. De roep van zijn heilig leven maakte zijn naam wijd en zijd beroemd.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaNiet ver vandaar lag een klooster, waarvan de abt kwam te sterven. De hele gemeente begaf zich naar de eerbiedwaardige Benedictus, en smeekte hem met grote aandrang hun abt te willen zijn. Maar deze wilde er niets van weten en weigerde lange tijd, met de voorzegging dat hij en de broeders, door hun verschil van leefwijze, het samen nooit zouden kunnen vinden. Tenslotte liet hij zich verbidden en gaf toe.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEenmaal in het klooster, hield hij er aan dat de regel geëerbiedigd werd, en niemand mocht meer zoals vroeger, door ongeoorloofde handelingen rechts of links van het pad der gehoorzaamheid afwijken. Dit had bij de broeders, wier zorg hij op zich genomen had, een razende verbetenheid tot gevolg. Zij begonnen elkaar te verwijten, dat zij deze man als abt gevraagd hadden, want hun ongerechtigheid stootte zich aan zijn voorbeeldige rechtvaardigheid. Zij zagen in, dat onder zijn leiding, het ongeoorloofde hun niet geoorloofd was, en het speet hun erg, dat zij hun gewoonten moesten prijsgeven. Het viel hun zwaar tot vernieuwing gedwongen te worden van hun oude geest, en omdat het leven der rechtvaardigen onverdragelijk toeschijnt aan wie bedorven zijn, begonnen sommigen erop te zinnen hem uit de weg te ruimen. Zij traden met elkaar in overleg en maakten vergiftigde wijn. Toen het glas met deze dodelijke drank naar de gewoonte van het klooster tijdens de maaltijd ter zegening aan de abt werd aangeboden, en Benedictus de hand ophief en de zegen gaf, brak het onder het kruisteken in stukken, ofschoon het op afstand werd gehouden; het glas vergif brak zo, alsof het in plaats van een kruis een steen ontvangen had. De man Gods begreep onmiddellijk dat een drank des doods zich bevond in het glas, dat het teken des levens niet had kunnen verdragen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHij stond van tafel op met vredig gelaat en kalm gemoed. Hij riep de broeders bijeen, en sprak hen toe met deze woorden: Dat God almachtig u barmhartig zij, broeders: waarom hebt u mij zoiets willen doen? Had ik u van te voren niet gezegd, dat uw en mijn levenswijze veel te veel van elkaar verschillen? Ik laat u vrij: zoekt u een vader die leeft zoals u, want op mij kunt u na hetgeen gebeurd is volstrekt niet meer rekenen. Daarna keerde hij in zijn geliefde eenzaamheid terug en leefde alleen met zichzelf, onder de alziende ogen van God, die in de hemel is.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. Ik begrijp niet goed wat dat zeggen wil: hij woonde met zichzelf.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. Als de man Gods erin toegestemd had lange tijd een klooster te beheren, waar allen tegen hem samenspanden en er een heel andere levenswijze op nahielden dan hij, zou hij er misschien de vrede en de kracht van zijn ziel bij ingeschoten hebben, en het oog van zijn geest hebben afgewend van het licht der beschouwing. Dag aan dag zou hij zich hebben moeten afmatten door hen op hun gebreken te wijzen, en zou daardoor de eigen heiliging uit het oog hebben kunnen verliezen. Het had kunnen gebeuren, dat hij zodoende zichzelf verloor zonder hen te vinden. Want zo dikwijls wij al te zeer buiten onszelf worden gedreven door de schok der uiterlijke omstandigheden, zijn wij weliswaar onszelf, maar zijn wij niet met onszelf, omdat wij zodanig door andere dingen worden afgeleid, dat wij onszelf niet meer zien.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaKunnen wij zeggen, dat hij met zichzelf was, die vertrok naar een ver land? Hij verbraste het erfdeel waarom hij gevraagd had. Hij verhuurde zich bij een bewoner van dat land en hoedde de zwijnen. Hij zag hoe deze schillen aten, en verlangde er zelf naar. Maar toen hij tenslotte ging nadenken over de goede dingen die hij verloren had, staat er van hem geschreven dat hij tot zichzelf kwam en sprak: Hoeveel huurlingen zijn er niet in het huis van mijn vader, die brood hebben in overvloed? Als hij nu met zichzelf was, hoe kon hij dan tot zichzelf komen? Ik zei dus van onze eerbiedwaardige heilige, dat hij met zichzelf woonde, omdat hij steeds zorgvuldig over zichzelf waakte, zich altijd beschouwde als levende onder de ogen van zijn Schepper, zich voortdurend onderzocht, en omdat zijn geest geen enkele aandacht schonk aan wat buiten hem gebeurde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. Maar hoe kan er dan van de apostel Petrus geschreven staan, toen hij door de engel uit zijn kerker was verlost: Hij kwam tot zichzelf en zei: Nu weet ik inderdaad, dat de Heer zijn engel gezonden heeft om mij te bevrijden uit de macht van Herodes en de verwachting van het volk der joden te beschamen?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. Op twee manieren, Petrus, worden wij buiten onszelf gebracht: of wij glijden af door onze gedachten tot beneden onszelf, ofwel wij worden boven onszelf geheven door de genade der beschouwing. Hij dus, die de zwijnen hoedde, viel beneden zichzelf door de afdwaling van zijn geest en door de zonde; terwijl de ander die door de engel verlost werd en in geestverrukking gebracht, ook buiten zichzelf was, maar boven zichzelf. Beiden kwamen dus tot zichzelf terug: de een toen hij van zijn dwalingen terugkeerde en bij zijn hart te rade ging; de ander toen hij van de toppen der beschouwing weer tot het gewone besef kwam, waarin hij tevoren was. De eerbiedwaardige Benedictus woonde dus met zichzelf, zolang hij zich opgesloten hield in zijn eigen gedachten; want zo dikwijls het vuur der beschouwing hem omhoogvoerde, liet hij ongetwijfeld zichzelf beneden zich.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. Uw uitleg boeit mij, maar ik heb nog een andere vraag: Deed Benedictus er goed aan de broeders te verlaten, wier zorg hij eenmaal op zich genomen had?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. Naar mijn mening, Petrus, moet men een slechte gemeente geduldig verdragen, als er nog enkele goeden te helpen zijn. Maar als er geen enkel voordeel bij goeden meer valt te behalen, zou de moeite, die men aan slechten besteedt, nutteloos kunnen blijken; vooral wanneer er in de nabijheid andere dingen te doen zijn, die veel meer vrucht voor God beloven. Voor wie zou de heilige man nog langer gebleven zijn, daar zij het allen gezamenlijk op zijn leven gemunt hadden? Let wel, dat volmaakte geesten gewoonlijk aldus handelen: als zij zien dat zij vruchteloos werk verrichten, gaan zij naar een andere plaats, waar vruchtbaar werk te doen is. Denk maar aan onze uitnemende Apostel, die liever ontbonden zou worden om met Christus te zijn, voor wie leven Christus is en sterven een gewin. Hij zocht niet alleen zelf de strijd en het lijden, maar hij wist ook anderen tot heldhaftigheid aan te vuren. Maar toen hij te Damascus de prooi van zijn vervolgers was geworden, zocht hij toch de muur, het touw en de mand, en wilde heimelijk naar beneden gelaten worden. Zouden wij nu durven beweren, dat Paulus de dood vreesde, terwijl hijzelf zegt de dood te verlangen uit liefde voor Jezus? Maar nee, hij zag dat in Damascus voor hem weinig goeds te doen was, ondanks alle moeite die hij zichzelf gaf, en daarom ging hij ergens anders heen, om vruchtbaar werk te zoeken. De sterke strijder Gods wilde niet tussen muren gevangen blijven, maar zocht het open strijdperk. De eerbiedwaardige Benedictus deed evenzo, en als je wilt luisteren, zul je weldra horen, dat hij niet zoveel onwilligen verliet, als hij op andere plaatsen doden tot het leven der ziel terugriep.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. - Het is zoals u zegt; het spreekt voor zichzelf, en het voorbeeld, dat u zo van pas aanhaalt, bewijst het nog eens te meer. Maar nu had ik graag, dat u weer doorging het leven van die heilige vader te vertellen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. De heilige man leefde lange tijd in zijn eenzaamheid, en de roep van zijn kracht en wonderen verspreidde zich overal. Zo verzamelde hij een groot aantal mensen om zich heen, met de bedoeling de dienst van God almachtig daar ter plaatse te verzekeren. Weldra bouwde hij met de hulp van de almachtige Heer Jezus Christus twaalf kloosters. Voor elk klooster benoemde hij een abt en gaf hem twaalf monniken. Enkele leerlingen hield hij bij zich, voor wie het hem geschikter leek dat zij onder zijn ogen tot de volmaaktheid werden opgevoed.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaIn diezelfde tijd werd het gewoonte, dat edele en vrome burgers van Rome hem hun kinderen kwamen toevertrouwen, met de bedoeling dat hij hen voor God zou opvoeden. Zo werden hem met name twee veelbelovende knapen gegeven, Maurus door Equitius, en Placidus door de edelman Tertullus. De jonge Maurus was zeer deugdzaam en kon zijn meester reeds behulpzaam zijn; Placidus was nog een kind, en gedroeg zich dienovereenkomstig.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK IV - Hoe een lusteloze monnik gestraft werd.
In een van de kloosters, die Benedictus in de omtrek had laten bouwen, was een monnik die niet bij het gebed kon blijven. Zodra de broeders zich ter aarde bogen om in stilte te bidden, ging hij alleen naar buiten, gaf zich over aan verstrooiing en dacht aan aardse en vergankelijke dingen. Zijn abt berispte hem herhaaldelijk, en bracht hem tenslotte bij de man Gods. Ook deze verweet hem met grote gestrengheid zijn dwaze handelwijze, maar nauwelijks was de monnik twee dagen in zijn klooster terug, of hij vergat de vermaningen van de man Gods. Op de derde dag verviel hij weer in zijn oude kwaal en verliet het koor tijdens het gebed. De abt, die de dienaar Gods zelf over dat klooster had aangesteld, liet het hem weer weten, en Benedictus antwoordde: Ik zal zelf komen en hem eigenhandig genezen. De man Gods begaf zich daarop naar het klooster, en toen de tijd gekomen was waarop de broeders zich na de psalmen in gebed begeven, zag hij hoe een zwart kereltje de monnik, die niet bij het gebed kon blijven, bij de kleren pakte en naar buiten trok. Toen zei hij fluisterend tegen de vader van het klooster, die Pompejanus heette, en tegen de dienaar Gods Maurus: Ziet u niet, wie deze monnik mee naar buiten trekt? Beiden antwoordden zij: Nee. Hij zei hun: Bidt dan, dat ook u zult mogen zien aan wie deze monnik gehoor geeft. Toen zij twee dagen hadden gebeden, zag monnik Maurus het, maar Pompejanus, de vader van het klooster, zag niets. De volgende dag verliet Benedictus het koor na het gebed, en vond de monnik buiten lopen. Om hem van zijn verblindheid te genezen, sloeg hij hem met de roede. Van die dag af had de monnik geen last meer van de inblazingen van het zwarte kereltje, maar bleef onbeweeglijk bij het gebed tegenwoordig. De oude vijand durfde zijn geest niet meer te beroeren, alsof hij zelf de stokslagen ontvangen had.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK V - Hoe de man Gods op de top van een berg een bron liet ontspringen.
Drie van de kloosters, die Benedictus had laten bouwen, lagen hoog in de bergen. Het was voor de broeders een zeer zware taak om altijd van de berg af te dalen en in het meer water te gaan putten, vooral daar de helling zó steil was, dat zij een ernstig gevaar opleverde, en de monniken slechts node naar beneden durfden te gaan. De broeders uit de drie kloosters kwamen bijeen en gingen gezamenlijk naar de dienaar Gods, en zeiden hem: Het is heel moeilijk voor ons iedere dag naar het meer af te dalen: het is volstrekt nodig de kloosters te verplaatsen. Maar Benedictus stuurde hen met vriendelijke woorden naar huis. Diezelfde nacht ging hij naar de bewuste bergtop met de kleine Placidus, over wie ik al gesproken heb, en bleef er lange tijd in gebed verzonken. Toen hij zijn gebed beëindigd had, legde hij er drie stenen neer als herkenningsteken, en ging naar zijn klooster terug. De monniken der drie kloosters wisten van dit alles niets. De volgende dag kwamen zij weer terug om over hun watergebrek te spreken. Benedictus zei hun: Ga naar de berg, en als je ergens drie stenen op elkander vindt, graaf dan daaronder de grond een beetje uit: God is machtig genoeg, om zelfs op een bergtop een bron te doen vloeien, zodat Hij je de grote moeite om iedere dag naar het meer te gaan kan besparen. Zij gingen en bemerkten dat de bergtop, die Benedictus had aangewezen, al vochtig was. Zij groeven er een kuil, die zich aanstonds met water vulde, en het stroomde zo rijkelijk, dat er zelfs nu nog steeds overvloed van water is, dat van de top van die berg tot ver in de diepte afvloeit.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK VI - Hoe het ijzer van een werktuig vanzelf weer aan zijn steel kwam.
Op een andere keer kwam een eenvoudige en ietwat simpele Gooth om in het klooster te worden opgenomen, en de man Gods nam hem aan met grote welwillendheid. Op zekere dag liet hij hem een ijzeren werktuig geven, dat op een zeis lijkt, en zeis of sikkel genoemd wordt. Hij moest daarmee op een bepaalde plek de dorens weghakken, want het lag in de bedoeling er een tuin te maken. De plek die de Gooth moest vrij maken, lag vlak langs het meer. Met alle macht sloeg hij los op de dichte doornstruiken, toen plotseling het ijzer uit de steel schoot en in het water viel. Het was daar zo diep dat er geen enkele hoop bestond, dat het ijzer nog terug gevonden kon worden. Ontsteld over het verlies van zijn ijzer, snelde de Gooth naar de monnik Maurus en vertelde hem welke schade hij berokkend had en bracht genoegdoening voor zijn vergrijp. Monnik Maurus liet de dienaar Gods Benedictus van het feit verwittigen. Toen de man Gods het hoorde kwam hij naar het meer; hij nam de steel uit de hand van de Gooth, en stak die in het water. Aanstonds kwam het ijzer uit de diepte naar boven en hechtte zich vanzelf aan de steel. Onmiddellijk gaf hij de Gooth het werktuig terug en zei: Ziezo, doe uw werk, en wees niet bedroefd.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK VII- Hoe monnik Maurus over het water liep.
Op zekere dag was Benedictus in huis, terwijl de kleine Placidus, monnik van de heilige man, die wij al genoemd hebben, naar buiten was gegaan om water te putten uit het meer. Hij dompelde de kruik, die hij in de hand had zó onvoorzichtig in het water, dat hij er zelf achteraan viel. De stroom sleurde hem mee en weldra was hij op ongeveer een pijlschot afstand van de oever verwijderd. Hoewel de man Gods in huis was, wist hij onmiddellijk wat er gebeurde. Haastig riep hij Maurus, en zei: Broeder Maurus, gauw! De jongen, die water is gaan halen, is in het meer gevallen, en de stroom heeft hem al een heel eind meegesleurd. Wonderlijke gebeurtenis, en na Petrus zelden meer vernomen! Nadat hij de zegen gevraagd had en verkregen, gaf Maurus onmiddellijk gevolg aan het bevel van zijn vader. Tot de plaats zelf, waarheen de stroom het kind had meegevoerd, snelde hij over het water, denkende dat hij op vaste grond liep. Hij greep hem bij de haren, en keerde haastig terug. Zodra hij de grond weer raakte, kwam hij tot zichzelf. Hij keek om en zag dat hij over het water gelopen had. Nooit had hij kunnen geloven, dat zoiets mogelijk zou zijn, maar zag nu tot zijn verbazing dat het gebeurd was. Bij zijn abt terug, vertelde hij wat hij gedaan had. De eerbiedwaardige man schreef het niet toe aan zijn eigen verdiensten, maar aan de gehoorzaamheid van Maurus. Deze daarentegen zei, dat het alleen lag aan het bevel van zijn vader, want dat hij onmogelijk de kracht kon hebben tot dingen, die hij zonder erg gedaan had. In dit beminnelijke geschil over en weer trad de kleine Placidus, die gered was, als scheidsrechter op; want, zei hij, toen ik uit het water getrokken werd, zag ik boven mijn hoofd de kovel van vader-abt, en ik meende dat hij het was die mij uit het water haalde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. Dat zijn grote dingen, die u vertelt, en velen zullen er hun nut mee kunnen doen. Wat mij betreft, hoe meer ik drink, hoe meer dorst ik krijg, om nog meer wonderen van die goede man te horen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK VIII - Hoe een vergiftigd brood door een raaf werd weggebracht.
Om Benedictus heen verspreidde zich wijd en zijd het vuur der liefde voor onze Heer Jezus Christus. Velen verlieten de wereld, en bogen de hals onder het zoete juk van de Verlosser. Helaas, de zondaars benijden de deugd van anderen, hoewel zij niets doen om zelf die rijkdom te verkrijgen. De priester van de plaatselijke kerk, Florentius genaamd, met wie onze subdiaken Florentius nog verwant is, werd aangetast door het duivelse kwaad van de oude vijand. Hij werd jaloers op de deugden van de man Gods en begon zijn heilig leven te belasteren, en wie hij maar kon, bracht hij er van af om hem te bezoeken. Maar al gauw zag hij, dat hij de groei van het werk van Benedictus niet tegen kon gaan en dat zijn vermaardheid steeds groter werd. Onophoudelijk kwamen er weer nieuwe mensen een betere levensstaat kiezen, omdat zij van zijn heiligheid gehoord hadden. Meer en meer ontbrandde in hem het vuur der afgunst en steeds werd hij slechter: want hij wilde wel de lof ontvangen, die aan het leven van Benedictus gebracht werd, maar een lofwaardig leven leiden wilde hij niet. Hij liet zich volkomen door de zwartste afgunst verblinden, en kwam tenslotte zó ver, dat hij de dienaar van God almachtig een vergiftigd broodje liet brengen, bij wijze van gezegend misbrood. De man Gods nam het aan en liet hem bedanken, ofschoon hij heel goed wist welk venijn er in school.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaNu kwam er op het uur van de maaltijd altijd een raaf uit het bos dat in de nabijheid lag, om uit de hand van Benedictus een stuk brood te ontvangen. Toen deze als naar gewoonte weer kwam aangevlogen, wierp de man Gods het bewuste broodje voor hem neer en zei: In de naam van onze Heer Jezus Christus, neem dat brood en breng het waar geen mens het ooit meer kan vinden. De raaf begon om het broodje heen te trippelen met open snavel en uitgespreide vleugels, en kraste alsof hij duidelijk wou zeggen: Ik wil wel gehoorzamen, maar ik kan niet. De man Gods hernieuwde zijn bevel, en zei verscheidene malen: Toe maar, toe maar, neem het gerust mee, en gooi het, waar niemand het vinden kan. Het duurde nog lang, voor hij het in zijn bek nam, er mee opvloog en verdween. Drie uur later kwam hij terug zonder brood, en kreeg uit de hand van Benedictus zijn gewone kost.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDe eerbiedwaardige vader zag wel, dat de priester het op zijn leven gemunt had, maar het deed hem meer verdriet voor hem dan voor zichzelf. Florentius van zijn kant bedacht iets anders: Als hij het lichaam van de meester niet kon doden, dan zou hij het beproeven met de zielen van zijn leerlingen. Daartoe zond hij in de tuin van het klooster, terwijl Benedictus binnen was, zeven ongeklede meisjes op hen af. Lange tijd bleven zij hand in hand onder hun ogen staan dansen, om in hun gemoed de slechte hartstochten wakker te roepen. De heilige man zag het vanuit het huis, en vreesde zeer dat zijn nog onervaren leerlingen zouden bezwijken. Hij begreep wel, dat alleen de afgunst op hem er oorzaak van was, en ruimde daarom de plaats. Voor alle kloosters, die hij gebouwd had, regelde hij wie aan het hoofd zou staan, en welke monniken bij hen zouden blijven; zelf nam hij er slechts enkelen met zich mee, en trok naar elders. Zo ontweek de man Gods met nederigheid de haat van de ander, voor wie God almachtig een vreselijke straf gereed had. Hij stond juist op het plat van zijn huis, toen hij tot zijn grote vreugde vernam, dat Benedictus was heengegaan. Opeens zakte het plat ineen, waarop hij stond, terwijl het overige gedeelte van het huis onbeweeglijk bleef staan. De priester werd er onder bedolven en kwam om. Benedictus was nog slechts tien mijlen van de plaats verwijderd, toen het gebeurde. Zijn leerling Maurus meende, dat het onmiddellijk aan de eerbiedwaardige vader gemeld moest worden. Hij zei hem: Keer terug, want de priester, die u vervolgde, is dood. Bij het horen van deze woorden brak de man Gods in jammerklachten uit, niet alleen omdat zijn vijand gestorven was, maar ook omdat zijn leerling zich verheugde over de dood van die vijand. En zo gebeurde het, dat hij zijn leerling een boete oplegde, omdat hij bij zo'n droevige boodschap zich had durven verheugen over de dood van de vijand.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. Wat u vertelt is werkelijk verbazend en bewonderenswaardig. Het water dat hij uit de rots liet komen herinnert aan Mozes, het ijzer dat uit de diepte terugkwam aan Elisa, de tocht over het water aan sint Petrus, de gehoorzaamheid van de raaf aan Elia, en in de droefheid over de dood van zijn vijand herken ik David. Mij dunkt dat deze man vervuld was met de geest van alle heiligen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. De man Gods Benedictus, Petrus, bezat de Geest van de ene God. Deze heeft door de genade der ons geschonken verlossing de harten van alle uitverkorenen vervuld, zoals sint Jan zegt: Hij was het ware licht, dat iedere mens verlicht die in de wereld komt, en waarvan eveneens geschreven staat: Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen. De heiligen konden wel de macht van God ontvangen om wonderen te doen, maar zij konden ze niet aan anderen mededelen. Hij alleen gaf de macht om wonderen te doen aan zijn onderdanen, die aan zijn vijanden geen ander teken gaf dan het teken van Jona; hetgeen inhield, dat hij wilde sterven voor de ogen der hovaardigen, en verrijzen voor de ogen der geringen. Zo zagen de eersten slechts om te verachten, de anderen daarentegen om te vereren en lief te hebben. Uit kracht van dit geheim gebeurt het dat de hovaardigen de vernedering van de dood aanschouwen, terwijl de nederigen de heerschappij ontvangen over de dood.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. Waar is de heilige man naar toe gegaan na zijn vertrek, als ik vragen mag? En zo hij in zijn nieuw verblijf nog andere wonderen gedaan heeft, moet u mij dat ook vertellen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS.- De heilige man veranderde wel van woonplaats, maar niet van vijand. Hij kreeg zelfs nog zwaardere strijd te verduren, want thans moest hij zich meten met de meester van alle kwaad zelf, die openlijk de strijd met hem aanbond.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDe vesting, die de naam Cassinum draagt, is gelegen op de flank van een berg. Deze berg vormt als het ware een wijde schoot, waar de vesting in ligt, maar gaat dan nog drie mijlen omhoog, alsof hij met zijn top de hemel wil raken. Er stond daar een oeroude tempel. Het onwetende boerenvolk vereerde daar nog Apollo, een gewoonte die hun van de oude heidenen was overgebleven. Om de tempel stonden overal bossen, die aan de boze geesten waren toegewijd, en de dwaze heidengemeente ging nog altijd door met daar haar heiligschennende offers te brengen. Op die plaats kwam Benedictus aan. Hij sloeg het afgodsbeeld stuk, wierp het altaar omver, en verbrandde de bossen. De tempel van Apollo veranderde hij in een kapel van sint Maarten en op de plaats waar het beeld van Apollo gestaan had, bouwde hij een kapel van sint Jan. Tegelijkertijd preekte hij voortdurend voor de bewoners uit de omtrek, om hen tot het geloof te bekeren. Maar de oude vijand kon dat alles niet zwijgend aanzien. Niet onzichtbaar of in een droom, maar duidelijk zichtbaar verscheen hij onder de ogen van de abt, en beklaagde zich over het geweld dat hem werd aangedaan met zulke luide kreten, dat ook de andere broeders het konden horen, hoewel zij niets zagen van de verschijning. Want zoals de eerbiedwaardige vader aan zijn leerlingen vertelde, zag hij de oude vijand met zijn lichamelijke ogen als een afschuwelijk, zwartgebrand monster, dat hem met open muil en gloeiende ogen bedreigde. Maar allen hoorden duidelijk wat hij zei. Eerst riep hij Benedictus bij zijn naam, en toen deze niets antwoordde, begon hij te schelden. Eerst riep hij: Benedictus; maar toen hij niet het minste antwoord kreeg, liet hij erop volgen: Maledictus, niet Benedictus, vervloekt in plaats van gezegend, wat heb jij met mij te maken? Waarom vervolg je mij?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMaar het wordt tijd om te gaan zien welke nieuwe gevechten de oude vijand met de dienaar Gods aanbond. Hij begon die strijd eigenwillig, maar tegen zijn wil gaf hij de man Gods slechts aanleiding tot nieuwe overwinningen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK IX - Hoe door het gebed van de man Gods een grote steen kon worden opgetild.
Op zekere dag waren de broeders bezig met het metselen van de verschillende gebouwen van het klooster. Juist in het midden lag een steen, die zij in de bouw besloten op te nemen. Maar met tweeën of drieën konden zij er geen beweging in krijgen. De anderen schoten toe, maar de steen bleef even onbeweeglijk liggen alsof hij met wortels in de aarde was vastgegroeid. Toen werd het duidelijk, dat de oude vijand zelf er op was gaan zitten, daar zoveel man tegelijk er met alle kracht geen beweging in konden krijgen. Ten einde raad zonden zij iemand naar de man Gods met de boodschap of hij wilde komen en door zijn gebed de vijand verdrijven, zodat zij de steen zouden kunnen optillen. Benedictus kwam, bad, en maakte het kruisteken over de steen, die onmiddellijk kon worden opgetild, alsof hij nooit iets gewogen had.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK X - Over een denkbeeldige brand in de keuken.
Toen wilde de man Gods, dat op die plaats de grond werd uitgegraven. Toen de broeders op vrij grote diepte gekomen waren, vonden zij een bronzen afgodsbeeld, dat zij voorlopig in de keuken wierpen. Maar plotseling zag men het vuur eruit slaan, en voor de ogen van alle monniken scheen het keukengebouw in vlammen te zullen opgaan. Zij wierpen water om het zogenaamde vuur te blussen en maakten daarbij zoveel leven, dat de man Gods op het lawaai kwam toegelopen. Hij bemerkte, dat alleen de broeders maar vuur zagen, want zelf zag hij niets. Hij boog het hoofd om te bidden, en riep de broeders, die vuur meenden te zien, zeggende, dat zij het kruisteken over hun ogen moesten maken. Toen bemerkten zij, dat het keukengebouw ongedeerd was, terwijl van de zogenaamde vlammen, die de oude vijand hun had voorgetoverd, niets meer te zien was.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XI - Hoe een knaap onder een muur werd bedolven en weer werd genezen.
Op een andere keer moesten de broeders een muur hoger maken, omdat de bouw het vereiste. De man Gods bevond zich in het slot van het klooster en verdiepte zich in het gebed. Daar verscheen hem de oude vijand, die hem honend meedeelde, dat hij de broeders, die aan het werk waren, een bezoek ging brengen. In aller ijl stuurde de man Gods iemand naar de broeders met de boodschap, dat zij op hun hoede moesten zijn, want dat de kwade geest op het ogenblik zelf bij hen kwam. Nauwelijks had deze zijn boodschap overgebracht, of de kwade geest wierp de muur, waaraan de broeders bezig waren omver, en in zijn val verpletterde deze een kleine monnik, een kind nog maar en zoon van een hofbeambte. Dit verwekte diepe droefenis en allen waren geheel verslagen, niet om de muur, maar omdat hun broeder er onder verpletterd was, en met grote jammer vertelden zij dadelijk aan de eerbiedwaardige vader Benedictus, wat er gebeurd was. Vader Benedictus gelastte hun het verpletterde kind bij hem te brengen. Hij kon slechts op een kleed vervoerd worden, want de stenen van de muur hadden niet alleen zijn leden, maar tot zijn beenderen toe verbrijzeld. De man Gods liet hem aanstonds in zijn eigen vertrek neerleggen op de mat, die hij voor zijn gebed gebruikte. Hij stuurde de broeders weg en sloot de deur. Toen begon hij nog vuriger te bidden dan gewoonlijk, en o wonder, nog hetzelfde uur kon hij het kind ongedeerd en even gezond als tevoren naar het werk terug laten gaan om met de broeders de muur te voltooien, terwijl de oude vijand gemeend had, dat hij met zijn dood Benedictus had kunnen honen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XII - Over de monniken die buiten het klooster gegeten hadden.
Intussen gaf de man Gods ook blijk de geest van voorzegging te bezitten: Hij voorspelde de toekomst, en vertelde aan hen die bij hem waren, wat er op afstand gebeurde. Het was de gewoonte in het klooster dat de broeders, die met een bepaalde opdracht uitgingen, buiten het klooster volstrekt niet mochten eten of drinken. Tot dan toe was dit voorschrift van de regel getrouw opgevolgd. Maar op zekere dag gingen twee broeders uit met een bepaalde opdracht, die hen noodzaakte tot vrij laat uit te blijven. Daar zij in de nabijheid een vrome vrouw wisten te wonen, gingen zij bij haar binnen en aten. Laat in de avond kwamen zij thuis en vroegen als naar gewoonte de zegen van hun abt. Deze hoorde hen dadelijk uit en vroeg: Waar hebben jullie gegeten? Zij antwoordden: Nergens. Maar Benedictus zeide: Waarom liegen? Zijn jullie niet bij die en die vrouw naar binnen gegaan? Heb je daar niet dat en dat gegeten? Heb je niet zoveel glazen gedronken? Toen de eerbiedwaardige vader hun zei van welke vrouw zij de gast waren geweest, wat zij gegeten hadden en hoeveel zij gedronken hadden, zagen zij alles weer voor zich, wat zij gedaan hadden. Bevend vielen zij voor zijn voeten neer en bekenden dat zij verkeerd gedaan hadden. Maar Benedictus schold hun de schuld kwijt in de overweging, dat zij het nooit meer zouden doen ook al was hij afwezig, omdat zij wisten, dat hij in de geest bij hen tegenwoordig bleef.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XIII - Hoe de man Gods wist, dat de broer van monnik Valentinianus onderweg gegeten had.
De broer van monnik Valentinianus, dezelfde van wie ik in het begin sprak, was een leek, maar leefde godvruchtig. Hij was gewoon eens in het jaar nuchter uit zijn woonplaats naar het klooster te komen om zich in het gebed van de dienaar Gods aan te bevelen en zijn broer te bezoeken. Op zekere dag toen hij weer zijn gewone tocht naar het klooster maakte, kwam een andere voetganger zich bij hem voegen. Deze had proviand bij zich voor onderweg, en toen het al wat later werd op de dag, zei hij: Kom broeder, laat ons wat eten, anders vermoeien wij ons te veel. De ander antwoordde: Nee broeder, dat doe ik niet; want als ik naar de eerbiedwaardige vader Benedictus ga, ben ik gewoon steeds nuchter bij hem aan te komen. Op dit antwoord zweeg zijn medereiziger voor een tijd. Toen zij echter weer een eind weegs hadden afgelegd, vroeg hij hem opnieuw om toch wat te eten. Maar de ander gaf daaraan geen gehoor, omdat hij van plan was nuchter aan te komen. De reiziger, die hem tot eten had aangespoord, zweeg weer en stemde er in toe hem nog een eind weegs nuchter te vergezellen. Zo zetten zij hun lange tocht voort. Het werd steeds later en de beide wandelaars raakten vermoeid, totdat zij aan een weide kwamen, waar water was en alles wat men maar kan bedenken om aangenaam te rusten en zich te verkwikken. Toen zei de reisgezel: Hier is water, hier is gras, hier is een heerlijk plekje om ons te verkwikken en wat uit te rusten; dan kunnen wij daarna weer fris verder gaan en onze reis voleindigen. Die woorden streelden evenzeer het oor als de plaats het oog bekoorde. De aangesprokene liet zich door deze derde uitnodiging overhalen; hij gaf toe en at. Hij werd bij de eerbiedwaardige vader Benedictus aangediend en vroeg hem om zijn zegen en zijn gebed. Maar de heilige man verweet hem aanstonds wat hij onderweg gedaan had en zei: Hoe komt het, broeder, dat de boze vijand, die u door uw metgezel toesprak, u de eerste maal niet kon overhalen, de tweede keer ook niet, maar dat u de derde maal hebt toegegeven, zodat hij u overwon en gedaan kreeg wat hij wilde? Op die woorden bekende de ander zijn schuld en zijn zwakheid. Hij wierp zich voor de voeten van Benedictus en betreurde zijn val met zoveel te meer berouw en schaamte, omdat hij bemerkte, dat hij onder de ogen van vader Benedictus gezondigd had, ook al was deze er niet bij geweest.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. Ik zie dat de heilige man dezelfde geest bezat als Elisa, want ondanks zijn afwezigheid was hij toch bij zijn leerling.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. Je zult moeten zwijgen, Petrus, als je nog grotere dingen wilt horen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XIV - Hoe het bedrog van koning Totila onthuld werd.
Toen de Gothen hier kwamen, vernam hun koning Totila, dat de heilige man de geest van voorzegging bezat. Hij begaf zich op weg naar zijn klooster en toen hij zich nog op grote afstand bevond, liet hij zijn komst aankondigen. Aanstonds werd hem uit het klooster gemeld, dat men hem verwachtte. Maar hij was een ongelovige, en bedacht een list, om er achter te komen of de man Gods de geest van voorzegging bezat. Hij had een ridder die Riggo heette. Hij gaf hem zijn laarzen en liet hem bekleden met de koninklijke gewaden. Zo liet hij hem naar de man Gods gaan, alsof hij de koning zelf was. Tot geleide gaf hij hem zijn lijfwacht, drie ridders, die hem overal vergezelden, Vulterik, Ruderik en Blindin. Om het de dienaar Gods te laten voorkomen dat het werkelijk koning Totila zelf was, moesten zij aan zijn zijde gaan en hem alle andere diensten bewijzen, alsof zij zijn ridders waren. Op die manier moest men wel geloven dat hij de koning was, zowel om zijn geleide als om het purperen kleed dat hij droeg. Getooid met deze kleren en omringd door zijn lijfknechten kwam Riggo naar het klooster. De man Gods zat op een afstand. Hij zag Riggo aankomen en zodra deze binnen zijn bereik was, riep hij hem toe: Doe dat af, mijn zoon, doe af wat u daar aan hebt, het behoort u niet toe. Op die woorden viel Riggo ter aarde, ten zeerste ontsteld, dat hij zulk een man had durven bedriegen. Ook alle anderen, die met hem naar de man Gods gekomen waren, vielen plat ter aarde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaToen zij weer opstonden, durfde niemand hem te naderen, maar zij keerden naar hun koning terug, en geheel onthutst verhaalden zij hem, hoe hun bedrog onmiddellijk ontdekt was.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XV - Over de voorspelling aan koning Totila gedaan.
Totila begaf zich toen in persoon naar de man Gods. Ook hij zag hem van verre zitten, maar durfde niet naderen en wierp zich plat ter aarde. Twee- of driemaal zei de man Gods hem op te staan, maar daar Totila zich onder zijn ogen niet van de grond durfde op te richten, verwaardigde zich de dienaar van Jezus Christus Benedictus, om zelf naar de koning toe te gaan en hem van de grond te doen opstaan. Hij verweet hem, wat hij tot nog toe gedaan had, en voorspelde hem in enkele woorden, wat er verder met hem gebeuren zou. U doet veel kwaad, zo zei hij, en u hebt veel kwaad gedaan: houd eindelijk eens op met uw ongerechtigheden. Inderdaad zult u Rome binnentrekken, u zult de zee oversteken, u zult nog negen jaren regeren en in het tiende jaar sterven. Met schrik en beven luisterde Totila naar deze woorden. Hij vroeg Benedictus de zegen en zijn gebed en ging heen. Vanaf dat ogenblik bedreef hij minder wreedaardigheden; hij kwam inderdaad niet lang daarna in Rome en stak over naar Sicilië. Negen jaar later verloor hij overeenkomstig Gods almachtige wil zijn rijk en zijn leven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaOver de voorspelling aan de bisschop van Canossa gedaan.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaNog een ander feit is dit. De bisschop van de kerk van Canossa kwam dikwijls bij de dienaar Gods op bezoek, en de man Gods hield veel van hem om de verdiensten van zijn leven. Op een keer dat zij samen spraken over de inname van Rome door Totila en de ondergang der stad, zei de bisschop: Als ik de koning ken, zal de stad zó verwoest worden, dat niemand er meer zal kunnen wonen. Maar de man des Heren antwoordde hem: Rome zal niet door de barbaren verwoest worden, maar windhozen, noodweer en aardbevingen zullen de stad zó teisteren, dat zij vanzelf ineenstort. Het geheim van deze voorspelling is voor ons zo helder geworden als de dag; wij zien immers dat in onze stad de muren in puin liggen, dat de huizen zijn ingestort, dat de kerken verwoest zijn door de storm. Wij zien hoe al haar gebouwen het begeven van ouderdom en overal in puin vallen. Ik moet echter opmerken, dat de leerling van Benedictus Honoratus, van wie ik dit vernomen heb, verklaarde, dat hij dit niet uit de mond van de eerbiedwaardige vader zelf gehoord had, maar dat de broeders getuigden, dat Benedictus deze voorspelling gedaan had.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XVI - Hoe een klerk van de duivel bevrijd werd.
Omstreeks diezelfde tijd gebeurde het, dat een klerk van Aquinen door de duivel werd gekweld. De bisschop van diezelfde kerk had hem al dikwijls een bedevaart laten doen naar allerlei martelaren, om zijn genezing te verkrijgen. Maar de heilige martelaren Gods wilden hem de gave der gezondheid niet schenken, om te doen uitkomen, hoe hoog Benedictus in genade stond aangeschreven. Tenslotte werd hij dus bij de dienaar van God almachtig Benedictus gebracht. Deze bad tot de heer Jezus Christus en verdreef de oude vijand uit de bezetene. Toen hij hem genezen had, gaf hij hem deze vermaning: U kunt gaan, maar eet voortaan geen vlees meer, en waag het nooit een heilige wijding te ontvangen, want nog op dezelfde dag dat u zich laat wijden, zult u aanstonds onder de macht van de duivel terugvallen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDe klerk ging dus gezond heen, en omdat de vrees voor een leed dat nog vers in het geheugen ligt, altijd sterk is, hield hij zich een tijdlang aan wat de man Gods hem gezegd had. Maar toen vele jaren nadien al zijn voorgangers dit leven verlaten hadden, en hij zag, hoe klerken die jonger waren dan hij, hem voorbijstreefden en de heilige wijdingen ontvingen, deed hij alsof hij de woorden van de man Gods, die zo lang geleden gezegd waren kon vergeten, en liet zich wijden. Onmiddellijk maakte de duivel die hem verlaten had zich weer van hem meester, en kwelde hem zo lang, totdat hij zijn ziel uit zijn lichaam had gedreven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS.- De man Gods drong zelfs door tot in Gods geheimenissen, zie ik, want hij wist, dat die klerk aan de duivel was overgeleverd, om te verhinderen dat hij zich zou laten wijden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS.- En waarom zou hij de geheimen van God zelf niet gekend hebben als hij toch Gods geboden in acht nam? Staat er niet geschreven, dat wie de Heer aanhangt, één geest met Hem is?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS.- Maar als ieder, die de Heer aanhangt één geest met Hem is, waarom zegt diezelfde uitnemende prediker dan: Wie kent de gedachten des Heren, of wie is zijn raadsman geweest? Het dunkt mij volstrekt ongerijmd, dat iemand één geest is met een ander, en zijn gevoelen niet kent.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. - De heiligen kennen inderdaad de gedachten des Heren, in zoverre zij één zijn met God. Want dezelfde Apostel zegt ook nog: Wie immers van de mensen weet wat in de mens omgaat, tenzij de geest van de mens, die in hem is? Evenzeer weet niemand wat in God is, tenzij de Geest van God. En om ze te laten zien, dat hij zelf weet heeft van de verborgenheden Gods, voegt de Apostel er aan toe: Wij echter hebben niet de geest van deze wereld ontvangen, maar de Geest die uit God is. En in dezelfde zin zegt hij: Geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, en het is in geen mensenhart opgekomen wat God bereid heeft voor degenen die Hem liefhebben: maar ons heeft Hij het geopenbaard door zijn Geest.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS.- Maar als, wat van God is, aan de Apostel geopenbaard is door de Geest van God, hoe kan hij dan aan de woorden, die ik aanhaalde, deze andere laten voorafgaan: 0 diepte en rijkdom der wijsheid en kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn raadsbesluiten, hoe onnaspeurlijk zijn wegen? En terwijl ik dit zeg, komt nog een andere moeilijkheid bij mij op, want de profeet David zegt tot de Heer: Met mijn lippen heb ik alle raadsbesluiten verkondigd van uw mond. Nu is kennen minder dan verkondigen, en toch zegt Paulus dat Gods raadsbesluiten ondoorgrondelijk zijn, terwijl David getuigt, dat hij ze alle niet alleen kent, maar ze zelfs verkondigd heeft met zijn lippen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS.- Op beide vragen heb ik in het kort al geantwoord, toen ik je zei, dat de heiligen de geheimenissen des Heren kennen in zoverre zij één zijn met de Heer. Want allen, die God met toewijding volgen, zijn door hun toewijding zelf met God, maar tegelijkertijd zijn zij niet met God, omdat zij nog gebukt gaan onder de last van hun sterfelijk lichaam. Zij kennen de geheime raadsbesluiten van God, in zoverre zij met Hem verbonden zijn: zij kennen ze niet, in zoverre zij van Hem gescheiden zijn. Omdat zij zijn geheimen nog niet volkomen kunnen doorgronden, getuigen zij, dat zijn raadsbesluiten ondoorgrondelijk zijn. Maar als hun geest met Hem verenigd is en zij in die vereniging begrijpen, wat God hun te kennen geeft door de woorden van de heilige schrift of door geheime openbaringen, dan weten zij ze niet alleen, zij verkondigen ze ook. De raadsbesluiten die God verzwijgt, weten zij niet; die God openbaart, weten zij. Als dan ook David zegt: Met mijn lippen heb ik alle raadsbesluiten verkondigd, voegt hij er aanstonds aan toe: van uw mond. Met andere woorden:
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDie raadsbesluiten vermocht ik te kennen en te verkondigen, welke ik uit uw mond vernomen had. Want wat Gij zelf niet zegt, houdt Gij stellig voor ons verstand volkomen verborgen. De uitspraken van de Profeet en van de Apostel stemmen volkomen overeen. De raadsbesluiten van God zijn inderdaad ondoorgrondelijk, en toch worden de oordelen, die Hij zelf uit zijn mond heeft laten vloeien, door mensenlippen verkondigd. Zo kunnen de mensen wel kennen wat door God is meegedeeld, maar niet wat Hij verborgen houdt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. - In de kleine moeilijkheid, die ik opwierp, lag de oplossing al opgesloten, zie ik. Maar als u nog andere wonderen weet van Benedictus, vertelt u ze dan.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XVII - Hoe de man Gods voorspelde, dat zijn klooster verwoest zou worden.
GREGORIUS. Zeker edelman, Theoprobus genaamd, had zich op aansporing van vader Benedictus tot het kloosterleven bekeerd. Wegens zijn deugdzaam leven genoot hij het volle vertrouwen van Benedictus, die zeer vertrouwelijk met hem omging. Op zekere dag kwam Theoprobus bij de man Gods binnen, die droevig schreide. Lang bleef hij staan wachten, maar Benedictus wilde zijn tranen niet drogen. Theoprobus wist dat het gebed bij de man Gods gewoonlijk met tranen gepaard ging, maar nu weende hij van verdriet en daarom vroeg hij, welke de reden was van zo'n grote droefheid. De man Gods gaf hem aanstonds ten antwoord: Het gehele klooster, dat ik hier gebouwd heb, en alles, wat ik voor de broeders heb gemaakt, is door de wil van God almachtig aan de barbaren overgeleverd. Ternauwernood heb ik kunnen verkrijgen, dat het leven van mijn monniken werd gespaard.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWat Theoprobus toen hoorde, zien wij thans verwezenlijkt, want wij weten, dat onlangs zijn klooster door de Longobarden is verwoest. Kort geleden zijn zij daar 's nachts, terwijl alle broeders sliepen, binnengedrongen en hebben alles geplunderd, maar geen enkele monnik van het klooster hebben zij in handen kunnen krijgen, want God almachtig kwam de belofte na, die Hij aan zijn getrouwe dienaar Benedictus gedaan had, om, wanneer hij het klooster aan de barbaren zou overleveren, het leven der broeders te sparen. Daaraan zien wij dat Benedictus op Paulus geleek, want toen diens schip met have en goed verging, verkreeg hij tot troost het leven van alle opvarenden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XVIII - Hoe de heilige vader Benedictus wist, dat iemand een vaatje had verborgen.
Wat ik nu ga vertellen, gebeurde met onze Exhilaratus, die monnik is geworden, zoals je weet. Op zekere dag was deze door zijn meester naar het klooster gezonden, om de man Gods twee houten vaatjes wijn te brengen, van die gewone tonnetjes, die iedereen kent. Eén bracht hij er, maar het andere verborg hij onderweg. De man . des Heren, voor wie de afstand geen geheimen had, aanvaardde het ene tonnetje met dankbaarheid, maar gaf de knecht bij zijn heengaan tevens deze vermaning mee: Pas op, mijn zoon, drink niet uit het tonnetje dat je verborgen hebt. Neem het voorzichtig op en houd het schuin, dan zul je zien wat er in zit. De ander redde zich, diep beschaamd, uit de ogen van de man Gods. Op de terugweg wilde hij toch de proef nemen op wat hem gezegd was: hij hield het tonnetje schuin, en onmiddellijk kroop er een slang uit. Toen Exhilaratus de knecht zoiets in de wijn vond, kreeg hij een grote afschrik van het kwaad dat hij gedaan had.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XIX - Hoe de man Gods wist, dat een monnik zakdoeken aangenomen had.
Niet ver van het klooster lag een dorp, waarvan de meeste inwoners door de vermaningen van de man Gods van de dienst der afgoden waren bekeerd tot het geloof in God. Er woonden daar ook zekere monialen, en de dienaar Gods Benedictus droeg er zorg voor, dat zijn broeders daar dikwijls heengingen, om hun geestelijk onderricht te geven. Op zekere dag had hij als naar gewoonte een monnik er heen laten gaan. Na de onderrichting vroegen de monialen hem, een paar zakdoeken te willen aanvaarden. Hij nam ze aan, en verborg ze in zijn borstzak om ze te houden. Maar hij was nog niet teruggekeerd, of de man Gods viel bitter tegen hem uit en zei: Hoe is het kwaad in je binnengeslopen? De ander stond versteld. Hij was vergeten wat hij gedaan had en wist niet wat het verwijt beduidde. De man Gods hernam: Was ik er niet bij, toen je van de dienaressen Gods de zakdoeken aannam, die je in je binnenzak hebt gestoken om ze te houden? De ander wierp zich terstond aan zijn voeten, vol berouw over zijn ondoordachte daad, en wierp de zakdoeken van zich af, die hij in zijn borstzak verborgen had.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XX - Hoe Benedictus de gedachte las van een trotse monnik.
Een andere keer gebruikte de eerbiedwaardige vader zijn lichamelijk voedsel. Het was al avond, en één van zijn monniken, de zoon van een rechter, stond voor zijn tafel en lichtte hem bij. Terwijl de man Gods zat te eten, en hij daar stond met zijn lamp om bij te lichten, gaf hij toe aan de geest van hoogmoed en dacht bij zichzelf: Wie is hij, dat ik vóór hem moet staan terwijl hij eet, dat ik hem bij moet lichten en bedienen? En wie ben ik, dat ik zijn dienaar moet wezen? Aanstonds keerde de man Gods zich naar hem toe en voer heftig tegen hem uit: Maak een kruis over je hart, broeder! Wat zeg je daar? Maak een kruis over je hart! Onmiddellijk riep hij de broeders en liet de dienaar het licht uit de hand nemen. Deze zelf mocht zijn dienst niet meer waarnemen en moest nog op hetzelfde ogenblik gaan zitten en rusten. De broeders vroegen hem, wat er in zijn hart was omgegaan, en hij verhaalde hun, hoe hij begonnen was met aan de geest van hoogmoed toe te geven, en welke woorden hij daarop in zichzelf tegen de man Gods gezegd had. Toen werd het voor allen zo helder als de dag, dat niets voor de eerbiedwaardige Benedictus verborgen kon blijven, daar zijn oren zelfs de woorden vernamen, die slechts in gedachten werden uitgesproken.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXI - Over tweehonderd mud meel, die voor het klooster van de man Gods gevonden werd.
Weer een andere keer was er hongersnood gekomen in de streek van Campanië, waar het klooster lag, en allen hadden te lijden van gebrek aan voedsel. Ook in het klooster van Benedictus was de tarwevoorraad uitgeput, en de broden waren nagenoeg alle opgegeten, zodat er nog maar vijf waren voor de broeders, toen het uur van de maaltijd gekomen was. De eerbiedwaardige vader zag dat zij bedrukt waren, en deed zijn best hen door zacht verwijt van hun kleinmoedigheid te genezen en hen tegelijkertijd op te beuren door deze belofte: Waarom maak je je bezorgd over het gebrek aan brood? Vandaag is er wat minder, maar morgen heb je overvloed. De volgende morgen vonden de broeders tweehonderd mud meel in zakken voor de kloosterpoort liggen. Door wiens bemiddeling God almachtig hun die heeft doen toekomen, is onbekend gebleven. De broeders die er getuigen van waren, dankten God, en leerden hieruit, dat zij zelfs in tijden van gebrek konden rekenen op overvloed.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS.- Ik zou u willen vragen: Is het niet aannemelijk, dat de dienaar Gods altijd over de geest van voorzegging beschikte, of vervulde die geest hem alleen met tussenpozen?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS.- De geest van voorzegging, Petrus, verlicht de profeten niet altijd, want van de heilige Geest staat geschreven, dat hij blaast, waar Hij wil; en dit 'waar' betekent tevens 'wanneer'. Dit is de reden waarom Natan, toen de koning hem vroeg of hij de tempel mocht bouwen, eerst daarin toestemde, en het later verbood. Dit is ook de reden, waarom Elisa de oorzaak niet wist van het verdriet der vrouw, die hij zag wenen, zodat hij tegen zijn knecht moest zeggen, die haar wilde afwijzen: Laat haar begaan, want haar ziel is in droefheid gedompeld, en de Heer heeft mij de reden verborgen gehouden en mij niet gezegd, waarom. Het is de grote goedheid van God almachtig die het zo beschikt heeft; want door nu eens de geest van voorzegging te geven en hem dan weer terug te trekken, voert Hij de geest der profeten omhoog en tegelijkertijd houdt hij hen in de diepte der nederigheid. Telkens wanneer zij die geest ontvangen, zien zij wat zij zijn door God; en wanneer zij de geest van voorzegging niet bezitten, ervaren zij wat zij zijn uit zichzelf.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. - Het is zoals u zegt; dat zou een dove verstaan. Maar wees zo goed weer verder te gaan, en alles te vertellen wat u nog weet van de eerbiedwaardige vader Benedictus.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXII - Hoe de man Gods in een droomgezicht de bouw aangaf van een klooster.
Op een andere keer vroeg een gelovig man aan Benedictus of hij leerlingen wilde zenden om op zijn landgoed dat bij de stad Taracinen lag, een klooster te bouwen. De ander stemde toe, koos de broeders uit, benoemde de abt en degene die zijn tweede zou zijn. Bij hun vertrek kwam hij het volgende met hen overeen: Ga nu, en op die en die dag zal ik je zelf komen aanwijzen, waar je de kerk, de refter voor de broeders, het gastenkwartier en al het andere, wat bij een klooster hoort, moet bouwen. Zij ontvingen de zegen en vertrokken op staande voet. Met groot verlangen zagen zij uit naar de overeengekomen dag en maakten alles klaar voor hun grote vader en zijn mogelijk gezelschap. Maar in de nacht die aan de beloofde dag voorafging, verscheen de man des Heren in de slaap aan de dienaar Gods die hij daar als abt had aangesteld, en aan diens prior, en wees hun nauwkeurig de afzonderlijke plaatsen aan, waar zij alles moesten bouwen. Bij hun ontwaken vertelden zij elkaar wat zij gezien hadden. Maar daar zij geen vertrouwen hadden in hun droom, wachtten zij totdat de man Gods, zoals hij beloofd had, zelf gekomen zou zijn. Helaas, op de vastgestelde dag kwam de man Gods in het geheel niet, en diep terneergeslagen keerden zij bij hem terug en zeiden: Wij dachten dat u komen zou, vader, zoals u beloofd had, om ons aan te wijzen waar wij alles moesten bouwen, maar u bent niet gekomen. Hij antwoordde hun: Hoe nu, broeders? Hoe kun je zoiets zeggen? Ben ik niet gekomen zoals ik beloofd had? En toen zij vroegen: Wanneer bent u dan gekomen? antwoordde hij: Ben ik niet aan ieder van jullie in de slaap verschenen om je al de plaatsen afzonderlijk aan te wijzen? Ga en bouw het klooster zoals je het in je droom gezien hebt. Toen zij dat hoorden, stonden zij verbaasd. Zij keerden naar bovengemeld landgoed terug, en bouwden alle behuizingen zoals zij het door openbaring te weten waren gekomen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS.- Ik zou graag willen weten, hoe het mogelijk was, dat Benedictus op zo'n grote afstand aan mensen die sliepen inlichtingen kon geven, en dat zij van hun kant hem konden horen en begrijpen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. Wat brengt je in moeilijkheid, Petrus, als je de toedracht der zaak goed nagaat? Het is immers duidelijk, dat de geest van nature beweeglijker is dan het lichaam. Nu weten wij met zekerheid uit de getuigenis der schriften, dat een profeet uit Judea werd opgenomen en in een oogwenk met zijn maaltijd in Chaldea werd neergezet. Na de andere profeet gespijzigd te hebben, bevond hij zich even plotseling weer in Judea terug. Indien dus Habakuk met zijn lichaam in een ogenblik zover kon gaan en zijn maaltijd meedragen, is het dan te verwonderen dat vader Benedictus met zijn geest de reis maakte, en aan de geest der slapende broeders vertelde, wat zij weten moesten? Zoals de een voor lichamelijk voedsel met zijn lichaam ging, zo ging de ander voor iets dat het geestelijk leven ten doel had met zijn geest.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. - Ik erken, dat u de moeilijkheid voor mijn verstand als met de hand hebt weggevaagd. Maar nu zou ik willen weten, hoe de man was als hij gewoon sprak.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXIII - Hoe twee overleden monialen na hun dood van de ban werden ontheven.
GREGORIUS. - Zelfs wanneer hij gewoon sprak, Petrus, dan nog waren zijn woorden niet zonder gewicht en kracht. Zijn hart was gevestigd in den hoge, en daarom kwamen hem de woorden nooit tevergeefs uit de mond. Indien hij soms iets zei, niet bij wijze van beslissing, maar slechts als bedreiging, dan had zijn woord evenveel kracht, als had hij het niet onzeker en voorwaardelijk, maar reeds als vonnis uitgesproken.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaNiet ver van zijn klooster woonden twee monialen van deftige afkomst in hun eigen huis, en een godvruchtig man droeg zorg voor hun uitwendige levensbehoeften. Het gebeurt echter meerdere malen, dat adellijk bloed een onedele geest baart, doordat degenen die zich herinneren iets meer dan anderen geweest te zijn, zichzelf minder wensen te verachten in deze wereld. Zo hadden bovengenoemde monialen ondanks hun kleed, hun tong nog niet volkomen weten te beteugelen, en door hun loslippigheid wekten zij vaak de verontwaardiging op van de vrome leek, die in hun uitwendige levensbehoeften voorzag. Lange tijd verdroeg deze het, maar tenslotte begaf hij zich tot de man Gods, en vertelde hem welke smadelijke woorden hij voortdurend van hen moest aanhoren. Toen de man Gods dat over hen vernam, beval hij hun aanstonds: Beheerst u voortaan uw tong, want als u zich niet betert, sluit ik u in de ban. De ban werd hier dus niet uitgesproken als vonnis, maar als bedreiging. De vrouwen veranderden niets aan hun oude gewoonte. Kort daarop stierven zij en werden in de kerk begraven. Doch toen in die kerk de heilige mis werd opgedragen en de diaken als naar gewoonte uitriep: Al wie niet communiceert, moet gaan, zag de voedster van die beide vrouwen, die altijd voor hen de offergave naar het altaar bracht, hoe zij uit hun graf opstonden en de kerk verlieten. Meerdere malen zag zij, hoe zij op het woord van de diaken naar buiten gingen en niet in de kerk konden blijven. Toen herinnerde zij zich het bevel dat de man Gods aan de monialen gegeven had, toen zij nog in leven waren. Hij had hun namelijk gezegd, dat hij hen in de ban zou sluiten, als zij niet van gewoonte en taal veranderden. Diep bedroefd ging zij haar nood klagen bij de dienaar Gods. Deze gaf eigenhandig een offergave en zei: Laat deze offerande voor hen aan de Heer opdragen, dan zullen zij niet langer in de ban zijn. Toen deze gave voor hen was geofferd en de diaken als naar gewoonte uitriep, dat zij die niet communiceerden uit de kerk moesten gaan, zag men de beide vrouwen niet langer de kerk verlaten. En uit het feit, dat zij niet meer meegingen met degenen aan wie de communie geweigerd werd, bleek wel duidelijk, dat zij door toedoen van de dienaar des Heren door de Heer zelf weer tot de communie waren toegelaten.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. Wat u nu vertelt, komt mij zeer verwonderlijk voor. Benedictus was wel een eerbiedwaardig en zeer heilig man; maar hoe kan hij, terwijl hij toch nog in dit sterfelijk vlees verkeerde, zielen vrijspreken, die al voor het onzichtbaar gerecht van hiernamaals waren gedaagd?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. Was ook hij niet in het vlees, Petrus, die te horen kreeg: Al wat gij op aarde zult binden, zal ook in de hemel gebonden zijn, en al wat gij op aarde zult ontbinden, zal ook in de hemel ontbonden zijn? Diezelfde macht om te binden en te ontbinden krijgen thans degenen, die om hun geloof en heilig leven gesteld worden in een geestelijk ambt. Om een mens van deze aarde daartoe in staat te stellen is de Schepper van hemel en aarde uit de hemel op aarde gekomen, en om het vlees de macht te geven zelfs over de geest te oordelen, heeft God zich gewaardigd voor de mensen vlees te worden: want onze zwakheid is dáárdoor boven zichzelf geheven, doordat de kracht Gods zwak is geworden beneden zichzelf.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. Uw redenering is even overtuigend als de wonderen groot zijn.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXIV - Over een gestorven kind, dat niet begraven wou blijven.
GREGORIUS. Op een andere keer was een van zijn monniken, die nog maar een kind was en te veel aan zijn ouders gehecht, zonder zegen uit het klooster gegaan en had zich naar hun woning begeven. Op dezelfde dag nog, dat hij daar aankwam, stierf hij. Hij werd begraven, maar de volgende dag vond men zijn lichaam buiten het graf. Hij werd een tweede maal begraven, maar de volgende dag lag het lichaam weer open en bloot naast het graf evenals de eerste keer. Toen gingen zij in aller ijl naar vader Benedictus, wierpen zich aan zijn voeten en smeekten onder veel tranen hem genadig te willen zijn.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDe man Gods gaf hun eigenhandig het Lichaam des Heren, zeggende: Leg het Lichaam des Heren, dat ik u hier geef, met grote eerbied op zijn borst en begraaf hem zo. Toen dat gedaan was, behield de aarde het lichaam, dat haar was toevertrouwd en wierp het niet langer bloot. Je ziet, Petrus, hoe hoog die man bij de Heer Jezus Christus stond aangeschreven, dat zelfs de aarde het lichaam niet wilde houden van iemand, die de gunst van Benedictus niet genoot.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. - Ik zie het en sta verbaasd.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXV - Hoe een monnik, die uit het klooster in de wereld wilde terugkeren, een draak op zijn weg vond en zich bekeerde.
GREGORIUS. Een van zijn monniken leed aan wispelturigheid en wilde niet langer in het klooster blijven. De man Gods hield niet op hem te straffen en te vermanen, maar hij was er niet toe te bewegen, om in de gemeente te blijven, en te pas en te onpas kwam hij vragen om vrijgelaten te worden. Eindelijk had de eerbied waardige vader genoeg van zijn voortdurend gevraag, en zei toornig dat hij heen kon gaan. Maar nauwelijks had de monnik het klooster verlaten, of hij ontmoette een draak, die met open muil op hem toekwam. Toen de draak die hem verschenen was, aanstalten maakte om hem te verslinden, begon hij te beven en te sidderen van angst en riep zo hard hij kon: Help! help! die draak wil mij verslinden! De broeders kwamen toegesneld, maar zagen geen draak, en brachten de monnik die beefde en sidderde over al zijn ledematen in het klooster terug. Aanstonds beloofde hij, dat hij nooit meer uit het klooster zou weggaan, en vanaf dat ogenblik deed hij zijn belofte gestand. Dank zij de gebeden van de heilige man had hij immers de draak op hem zien afkomen, die hij eerst volgde zonder hem te zien.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXVI - Over een knecht die van de olifantsziekte werd genezen.
Ik mag ook niet verzwijgen wat de edele heer Antonius mij verhaald heeft. Hij vertelde namelijk, dat de knecht van zijn vader de olifantsziekte had gekregen, waarbij de haren uitvielen, en de huid die geheel was opgezwollen, het overvloedige vuil niet kon bergen. Zijn vader zond hem toen naar de man Gods, waar hij ogenblikkelijk zijn vroegere gezondheid terugkreeg.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXVII - Over het geld dat de hemel aan een arme zond.
Evenmin wil ik verzwijgen, wat zijn leerling Peregrinus vaak verhaalde. Op zekere dag kwam een gelovig man voor het geval te staan, dat hij zijn schulden moest afbetalen, en in zijn nood dacht hij dat hem nog maar één middel overbleef: naar de man Gods te gaan en hem te zeggen in welke nood hij zich bevond om zijn schulden te betalen. Hij kwam dus naar het klooster, waar hij de dienaar vond van God almachtig, en vertelde hem hoe hij door zijn schuldeiser werd geprest en gekweld om twaalf dukaten. De eerbiedwaardige vader antwoordde, dat hij geen twaalf dukaten had, maar troostte hem niettemin met zachte woorden in zijn gebrek, en zei: Kom over twee dagen maar terug, want vandaag heb ik niets om u te geven. Gedurende deze twee dagen was hij als naar gewoonte zonder ophouden in gebed. En toen de derde dag de arme schuldenaar terugkwam, vond men onverwachts op de kist, waar het graan van het klooster in bewaard werd, dertien dukaten. De man Gods liet ze halen en gaf ze aan de arme man, die zijn hulp had ingeroepen. En hij zei hem met twaalf ervan zijn schulden te betalen, en de dertiende te behouden voor eigen gebruik.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMaar nu keer ik weer terug naar hetgeen ik vernomen heb van zijn leerlingen, die ik genoemd heb aan het begin van dit boek.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEen man had zwaar te lijden van de afgunst van zijn tegenstander, wiens haat tenslotte zover ging dat hij de ander buiten diens weten vergif in zijn drank deed. Het vergif was niet krachtig genoeg om hem het leven te benemen, maar de kleur van zijn huid werd er zo door veranderd, dat hij overal op zijn lichaam plekken kreeg en melaats scheen te zijn geworden. Maar toen hij bij de man Gods gebracht werd, kreeg hij dadelijk zijn vroegere gezondheid terug, want op het ogenblik dat deze hem aanraakte verdwenen alle plekken van zijn huid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXVIII - Over een fles die op de stenen terecht kwam en niet brak.
In dezelfde dagen dat Campanië zwaar geteisterd werd door gebrek aan voedsel, had de man Gods aan verscheidene behoeftigen alles weggeschonken wat het klooster bezat, zodat er in de kellenarij niets anders overbleef dan wat olie in een fles.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEen subdiaken, Agapitus geheten, kwam aankloppen, en vroeg met grote aandrang, dat men hem wat olie zou geven. De man Gods die besloten was alles op aarde weg te schenken om alles voor de hemel te bewaren, gaf bevel het beetje olie, dat nog over was, aan de subdiaken te geven. De monnik echter, die met de kellenarij was belast, had het bevel wel gehoord, maar wilde er geen gevolg aan geven. Toen kort daarop de man Gods vroeg, of men overeenkomstig zijn bevel de olie gegeven had, antwoordde de monnik, dat hij niets gegeven had, want had hij het gedaan, dan was er voor de broeders volstrekt niets overgebleven. De man Gods werd boos, en gebood de ander om de fles met het beetje olie uit het venster te gooien, want hij wilde niet, dat ook maar iets door ongehoorzaamheid in het klooster bleef. En zo gebeurde. Onder het venster gaapte een diepe afgrond met grote steenblokken op de bodem. De fles, die uit het venster werd geworpen, kwam op die stenen terecht maar bleef even gaaf als was ze daar volstrekt niet neergegooid maar neergelegd: zó dat het glas niet had kunnen breken en de olie wegvloeien. De man des Heren liet de fles terughalen, en haar gaaf aan de subdiaken geven. Daarop riep hij de broeders bijeen, en in hun aller tegenwoordigheid gaf hij de ongehoorzame monnik een strenge berisping over zijn gebrek aan geloof en zijn eigenzinnigheid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXIX - Hoe een leeg vat met olie gevuld werd.
Toen hij was uitgesproken, begon hij gezamenlijk met de broeders te bidden. Op de plaats, waar hij met de broeders bad, bevond zich een leeg olievat met een deksel erop. Naarmate de man Gods bad, liep het vat vol, en tenslotte zag men het deksel omhoog gaan. Het was de olie, die het in beweging bracht en ophief: het liep over de rand van het vat, en stroomde over de vloer van het vertrek, waar Benedictus geknield lag. Zodra de dienaar Gods dit zag, besloot hij zijn gebed, en de olie stroomde niet langer over de vloer. Daarop kreeg de kleingelovige en ongehoorzame broeder nog een verdere vermaning, dat hij gelovig moest leren zijn en nederig. Het was een heilzame les voor de broeder, die zich schaamde, daar de eerbiedwaardige vader de kracht van de almachtige God, waar hij in zijn vermaning zo op gewezen had, door wonderen aantoonde. En niemand kon nog twijfelen aan de waarheid van zijn beloften, nu hij op een en hetzelfde ogenblik voor een bijna lege oliefles een vol vat teruggegeven had.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXX - Hoe een monnik van de duivel bevrijd werd.
Op zekere keer dat de man Gods zich naar de kapel van sint Jan begaf, die heel hoog op de berg gelegen was, kwam hij de oude vijand tegen, die op een muildier zat, in de gedaante van een paardendokter. Hoorn en blok droeg hij bij zich. Benedictus vroeg hem: Waar gaat u heen? Hij antwoordde: Naar de broeders, om hun een drankje te geven. De eerbiedwaardige vader ging niettemin bidden, zoals hij zich had voorgenomen, maar toen hij geëindigd had, keerde hij haastig terug.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDe kwade geest ondertussen trof een bejaarde monnik bezig met water te putten. Hij maakte zich aanstonds van hem meester, wierp hem op de grond en mishandelde hem ernstig. De man Gods, die van zijn bedegang terugkeerde, zag, hoe wreedaardig hij mishandeld werd. Hij gaf hem eenvoudig een slag in het gezicht, die de kwade geest ogenblikkelijk naar buiten joeg, en nooit durfde hij meer bij de monnik terugkomen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. - Ik zou willen weten, of hij zulke grote wonderen altijd verkreeg door middel van gebed, of bracht hij ze somtijds alleen door een uiting van zijn wil tot stand?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS.- Degenen die God van ganser harte aanhangen, verrichten hun wonderen, als de omstandigheden ze nodig maken, zowel op de ene als de andere wijze: nu eens doen zij hun wonderen door gebed, dan weer door hun macht. Sint Jan zegt immers: Aan al degenen, die hem ontvingen, gaf hij de macht kinderen van God te worden. Maar als het in hun macht ligt kinderen van God te zijn, is het dan te verwonderen, dat het in hun macht ligt wonderen te doen? Maar dat het ook werkelijk zo gebeurt, bewijst de heilige Petrus, die Tabita die dood was, door zijn gebed tot het leven terugriep, en Ananias en Saffira, die logen, door zijn verwijt aan de dood overleverde. Want er staat niet, dat hij om hun dood bad, maar alleen dat hij hun de zonde verweet, die zij bedreven hadden. Het is dus zeker, dat zij de wonderen soms door hun macht doen, en soms door hun gebed; want wij zien, dat hij aan de laatsten het leven ontnam door zijn verwijt, en het aan de ander teruggaf door zijn gebed.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaOok van de getrouwe dienaar Gods Benedictus ga ik nu twee feiten vertellen, waaruit duidelijk blijkt, dat hij tot het ene in staat was door de macht, die God hem gegeven had, en tot het andere door zijn gebed.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXXI - Hoe een boer door een enkele blik van de man Gods bevrijd werd.
Tijdens de regering van Totila, koning der Gothen, begon een van hen, die Zalla heette en de ketterij van Arius aanhing, een onmenselijke en wrede vervolging tegen de gelovigen van de katholieke kerk, met zo'n hevigheid dat hij geen enkele klerk of monnik kon ontmoeten, die levend uit zijn handen kwam. Op zekere dag, dat hij zijn hebzucht voelde ontbranden en de begeerte naar andermans goed in hem opkwam, mishandelde hij een boer met wrede folteringen en pijnigde hem op allerlei wijze. Overmand door de pijn, verklaarde de boer, dat hij zijn bezit aan de dienaar Gods Benedictus had toevertrouwd. Hij hoopte, dat zijn beul het zou geloven en zijn folteringen zou staken, zodat hij zelf tijd zou winnen voor zijn leven. Zalla hield inderdaad op de boer te pijnigen, maar boeide hem stevig. Hij steeg te paard en dreef hem voor zich uit, om zich die Benedictus te laten aanwijzen, aan wie hij zijn bezit had toevertrouwd. Met gebonden handen liep de boer voor hem uit, en bracht hem naar het klooster van de heilige. Deze zat alleen te lezen bij de ingang van zijn huis. De boer zei tot Zalla, die achter hem aanreed en niet ophield hem te mishandelen: Hier hebt u vader Benedictus, over wie ik u gesproken heb. Innerlijk kokend en vol razernij keek de slechtaard naar hem, en menende dat hij op zijn gewone manier te werk kon gaan door schrik aan te jagen, riep hij met donderende stem: Vooruit, sta op, en geef terug wat deze boer u gegeven heeft! Bij die woorden hief de man Gods het hoofd op van zijn boek, keek hem aan en liet vervolgens zijn blik glijden op de boer, die nog steeds gebonden was. Toen zijn oog op diens handen viel, sprongen de riemen die er omheen gebonden waren op wonderbare wijze zo snel los, dat geen mens ze ooit in die tijd had kunnen losmaken, hoe haastig hij ook te werk zou zijn gegaan. Daar stond dus degene, die geboeid gekomen was, plotseling vrij. Bij het zien van zo grote macht, sloeg Zalla de schrik om het hart. Hij viel plat ter aarde en boog zijn onbuigzame en wrede nek aan de voeten van Benedictus, terwijl hij hem vroeg voor hem te bidden. De heilige man bleef rustig zitten met zijn boek. Hij riep de broeders, en beval hun Zalla naar binnen te leiden, om hem naar christelijk gebruik te onthalen. Daarna werd hij weer bij hem teruggebracht, en de heilige gaf hem de vermaning, om een einde te maken aan zijn onstuimige wreedheid. Geheel vernederd droop Zalla af, en durfde niets meer van de boer te vorderen, die de man des Heren, zonder hem aan te raken, met een enkele blik van zijn boeien had verlost.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDat is nu een voorbeeld, Petrus, van wat ik zo even zei: Dat namelijk de dienaren Gods, die gemeenzaam met Hem omgaan, somtijds door hun macht alleen wonderen kunnen doen. Benedictus bleef zitten, en bedaarde niettemin de woede van de verschrikkelijke Gooth. Met een enkele blik maakte hij de knopen los van de riemen waarmee een onschuldige geboeid was. De snelheid, waarmee het wonder gebeurde, bewijst wel, dat hij door zijn macht in staat was te doen hetgeen hij deed. Maar nu zal ik vertellen, welk een groot wonder hij van de andere kant verkreeg door zijn gebed.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXXII - Over een dode, die ten leven werd opgewekt.
Op zekere dag, dat Benedictus op het land was gaan werken met de broeders kwam een boer aan het klooster. Hij droeg het lijk van zijn zoon in zijn armen, en jammerend over zijn verlies, vroeg hij naar vader Benedictus. Hij kreeg ten antwoord, dat de abt bij de broeders was op het land. Aanstonds legde hij het lijk van zijn zoon aan de kloosterpoort, en gekweld door zijn smart ging hij haastig op zoek naar de eerbiedwaardige vader. Op dat ogenblik keerde de man Gods juist met de broeders huiswaarts van het werk op het land. De getroffen boer had hem nog niet gezien, of hij begon al te roepen: Geef mijn zoon terug! Geef mijn zoon terug! Op dat geroep bleef de man Gods staan en zei: Heb ik u soms uw zoon ontnomen? Maar de ander antwoordde: Hij is dood. Kom en maak hem levend. Bij het vernemen van die woorden werd de dienaar Gods diep bedroefd en zei: Weg van hier, broeders, weg van hier! Dit komt ons niet toe, maar de heilige Apostelen. Waarom wilt u ons dingen laten doen, die wij niet op ons kunnen nemen? Maar de boer was door smart overmeesterd en bleef aandringen, zwerend, dat hij niet heen zou gaan, als hij zijn zoon niet levend terugkreeg. De dienaar Gods vroeg hem toen: Waar is hij? De ander antwoordde: Daar voor de kloosterpoort ligt zijn lijk. De man Gods begaf zich er heen met de broeders. Hij knielde neer, en strekte zich uit over het dode kind. Hij stond weer op en hief zijn handen ten hemel, terwijl hij zei: Heer, sla geen acht op mijn zonden, maar op het geloof van deze mens, die het leven van zijn zoon vraagt, en geef in dit lichaam de ziel terug, die Gij er uit genomen hebt. Nauwelijks had hij dit gebed geëindigd, of de ziel keerde terug, en het lijk van de knaap schudde van het hoofd tot de voeten, zodat alle omstanders met eigen ogen de wonderbare schok waarnamen, die het deed trillen en bewegen. Benedictus nam de knaap bij de hand en gaf hem levend en wel aan zijn vader terug. Het is duidelijk, Petrus, dat hij uit zichzelf niet tot dit wonder bij machte was, want hij bad op zijn knieën het te mogen verrichten.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. - Alles is zoals u zegt, dat blijkt duidelijk; want wat u beweert, staaft u met feiten. Maar zegt u mij, alstublieft, of de heiligen alles kunnen wat zij willen, en of zij alles verkrijgen wat zij verlangen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXXIII - Over het wonder van zijn zuster Scholastica.
GREGORIUS. Wie ter wereld, Petrus, gaat er boven Paulus, die driemaal de Heer gevraagd heeft om van de doorn in zijn vlees bevrijd te worden, en toch niet verkrijgen kon, wat hij wilde? Daarom moet ik u ook iets van de eerbiedwaardige vader Benedictus vertellen, waarbij het zich voordeed, dat hij iets wilde doen, maar het niet kon.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHij had namelijk een zuster, Scholastica geheten, die als kind reeds aan de dienst van de almachtige God was toegewijd. Deze had de gewoonte om eenmaal in het jaar bij haar broeder te komen. De man Gods daalde naar beneden om haar te ontmoeten in een gebouwtje, dat niet ver buiten de poort lag en bij het klooster hoorde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaOp zekere dag was zij als naar gewoonte gekomen, en haar eerbiedwaardige broeder ging met zijn leerlingen naar haar toe. De gehele dag brachten zij door met God te loven en het voeren van heilige gesprekken. Bij het vallen van de avond gebruikten zij gezamenlijk de maaltijd. Hun heilige gesprekken duurden voort, en het werd steeds later. Eindelijk vroeg hem de moniaal, zijn zuster: Zou je deze nacht niet bij mij willen blijven, om tot de ochtend over de vreugde van het hemelse leven te spreken? Maar Benedictus antwoordde: Hoe kun je zoiets vragen, zuster? In geen geval kan ik buitenshuis overnachten. De hemel was op dat ogenblik zo helder, dat er geen wolkje aan de lucht te bespeuren viel. Maar toen de moniaal de weigering van haar broer vernam, vouwde zij haar handen op tafel en liet haar hoofd er op neer om tot de almachtige God te bidden. Toen zij haar hoofd weer van tafel ophief, begon het zo hevig te weerlichten en te donderen en brak er zo'n zware stortbui los, dat noch de eerbiedwaardige Benedictus, noch de broeders die bij hem waren, een voet buiten de deur konden zetten en moesten blijven, waar zij waren. Toen de moniaal haar hoofd op haar handen liet zinken, had zij een vloed van tranen over tafel gestort en daarmee het mooie weer in regen veranderd. En de stortbui kwam niet even nà haar gebed, maar gebed en regen vielen zozeer samen, dat het al donderde, toen zij haar hoofd van tafel ophief. Het opheffen van het hoofd en het neerstromen van de regen gebeurde op een en hetzelfde ogenblik. De man Gods zag wel dat hij bij zoveel bliksem, donderslagen en stromen van regen niet naar zijn klooster kon terugkeren, en begon zich bitter te beklagen: De almachtige God spare je, zuster; wat heb je gedaan? Maar deze antwoordde: Eerst heb ik het jou gevraagd, maar je hebt niet naar mij willen luisteren; toen heb ik mijn Heer aangeroepen, en Hij heeft mij verhoord. Ga nu maar, als je kunt; laat mij maar hier, en ga jij maar naar het klooster terug. Maar daar hij het dak niet kon verlaten, moest hij tegen wil en dank wel doen wat hij uit eigen beweging niet gewild had en blijven waar hij was. Zo gebeurde het, dat zij de hele nacht wakend doorbrachten en elkaar wederzijds verzadigden met heilige gesprekken over het geestelijke leven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHierop doelde ik, toen ik zei, dat de man Gods iets wilde zonder het te kunnen. Want als wij de bedoeling van de eerbiedwaardige man nagaan, dan lijdt het geen twijfel, of hij wilde dat het even mooi weer was gebleven als bij zijn komst; maar in strijd met die wil stootte hij op een wonder, dat een vrouwenhart met Gods kracht tot stand bracht. Het is niet te verwonderen, dat de vrouw, die haar broeder langer wenste te zien, op dat ogenblik tot meer in staat was dan hij. Want, zegt sint Jan, God is liefde, en zo was het volkomen terecht, dat zij tot meer in staat was, die sterker liefhad.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. Ik moet zeggen dat dit laatste mij bijzonder aanspreekt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXXIV - Hoe Benedictus de ziel zag van zijn zuster.
Toen de volgende dag de eerbiedwaardige vrouw naar haar eigen klooster was teruggekeerd, ging ook de man Gods naar het zijne. Drie dagen later vertoefde hij in zijn woonvertrek, toen hij in de lucht keek. Daar zag hij hoe de ziel van zijn zuster, die het lichaam verlaten had, in de gedaante van een duif het verborgene van de hemel binnenging. Vol vreugde over haar verheerlijking, dankte hij de almachtige God met liederen en lofgezangen en liet de broeders weten dat zij gestorven was. Bovendien zond hij hen aanstonds uit om haar lichaam naar het klooster te brengen en in het graf neer te leggen, dat hij voor zichzelf had bestemd. En zo gebeurde het, dat zij, wier geest altijd één was geweest in God, ook lichamelijk niet gescheiden werden in het graf.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXXV - Hoe de gehele wereld Benedictus voor ogen kwam, terwijl de ziel van Germanus, bisschop van Capua, ten hemel steeg.
Op een andere keer was de diaken Servandus, die tevens abt was van het klooster dat de edelman Liberius indertijd in het land van Campanië had laten bouwen, naar de man Gods gekomen, om hem als naar gewoonte te bezoeken. Hij kwam namelijk dikwijls in het klooster van Benedictus, omdat ook hij van de hemelse wijsheid vervuld was. Dan schonken zij elkaar over en weer de zoete drank van de woorden des levens en genoten de weldadige spijs van het hemels vaderland; en zo zij de volmaakte vreugde nog niet konden smaken, er naar verzuchten was al zoet. Maar het was tijd geworden om ter ruste te gaan, en de eerbiedwaardige Benedictus begaf zich naar de bovenverdieping van de toren, terwijl diaken Servandus de benedenverdieping betrok. Deze twee verdiepingen stonden met elkaar in verbinding door een trap. Voor de toren stond de grote vleugel van het klooster, waar de leerlingen der beide abten sliepen. Terwijl nu de broeders nog hun nachtrust genoten, stond de man Gods Benedictus op om te waken alvorens het uur van de nachtgetijden zou aanbreken. Hij begaf zich naar het venster en bad tot de almachtige God, toen hij plotseling op dat ongewone uur, terwijl hij opkeek, een stroom van licht uit de hemel zag dalen, die alle duisternis van de nacht verdreef, en met zoveel helderheid begon te stralen, dat de dag zelf het zou moeten afleggen tegen dat licht, dat in de duisternis scheen. Iets heel wonderlijks volgde op dit gezicht. Zoals hij later namelijk zelf vertelde, werd de hele wereld als onder één zonnestraal samengebracht en voor zijn ogen gevoerd. En terwijl de eerbiedwaardige vader met gespannen aandacht zijn blikken op de schittering van het stralende licht gevestigd hield, zag hij de ziel van Germanus, bisschop van Capua, die in een vuurbol door de engelen ten hemel werd gedragen. Eindelijk wilde hij een getuige hebben van het grote wonder en riep luidkeels diaken Servandus twee- of driemaal bij zijn naam. Deze kwam aanstonds naar boven, verontrust door het luide en ongewone geroep van die grote man. Hij keek en zag nog juist een laatste schijnsel van het licht. Het grote wonder vervulde hem met de uiterste verbazing, en de man Gods vertelde hem van het begin tot het einde wat er gebeurd was. Tevens liet hij aanstonds iemand naar Cassinum gaan, om de godvrezende man Theoprobus te verzoeken nog dezelfde nacht een bode naar de stad Capua te zenden, om te vragen hoe het met bisschop Germanus stond en het hem dan te melden. Aldus gebeurde en toen de bode aankwam, vond hij zijne hoogwaardigheid bisschop Germanus reeds overleden. Bij nauwkeurige navraag bleek toen, dat hij op hetzelfde ogenblik gestorven was, waarop de man des Heren hem had zien opstijgen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. - Dat is inderdaad zeer wonderlijk en om versteld van te staan. Maar wat u zei, dat de hele wereld als in één zonnestraal samengeraapt voor zijn ogen werd gevoerd, zoiets heb ik nooit ondervonden, en ik ben dus zelfs niet in staat te vermoeden, hoe het gebeuren kan, dat één enkel mens de gehele wereld tegelijk ziet.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS.- Houd goed vast, Petrus, aan wat ik je nu zeg: voor een ziel, die de Schepper ziet, is alle schepsel gering. Hoe weinig zij ook van het licht van de Schepper aanschouwt, klein wordt alles wat geschapen is; want door het licht zelf der innerlijke aanschouwing, wordt de schoot van de geest verruimd en evenzeer in God verwijd als Deze boven de wereld staat. Ook boven zichzelf wordt de ziel van de ziener verheven. En als zij in het licht getrokken wordt boven zichzelf uit, verruimt zij zich innerlijk; en wanneer zij aldus verheven, zichzelf beneden zichzelf aanschouwt, dan begrijpt zij hoe klein alles is, wat zij in haar gewone onverheven toestand niet kon bevatten. Toen de man Gods dus uit zijn toren de vuurbol, en zelfs engelen zag, die naar de hemel terugkeerden, kon hij dit ongetwijfeld niet anders zien dan in het licht van God. Is het daarom te verwonderen, dat hij de hele wereld tegelijk vóór zich zag, als hij, in het licht van de geest verheven, buiten de wereld stond? Als ik nu zeg, dat de wereld voor zijn ogen werd samengebracht, betekent dit niet, dat hemel en aarde werden samengedrongen, maar dat integendeel de ziel van de ziener werd verruimd. Door haar verrukking in God kon zij zonder moeite alles zien wat zich beneden God bevindt. Tegelijk met het licht dus dat voor zijn lichamelijke ogen schitterde, scheen een inwendig licht in zijn geest. Dit licht trok de ziel van de ziener omhoog, en toonde hem hoe bekrompen alles is wat daar beneden ligt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. - Het was heel nuttig dat ik uw woorden niet begreep, zie ik. Doordat ik kroop, is uw uitleg hoog opgevlogen. Maar nu u mij dit zo duidelijk hebt uitgelegd, vraag ik u, weer tot uw verhaal terug te keren.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXXVI - Over de regel, die Benedictus geschreven heeft.
GREGORIUS. - Ik zou je graag nog veel verhalen over die eerbiedwaardige vader, Petrus, maar met opzet ga ik aan sommige gebeurtenissen voorbij, omdat ik van plan ben het leven van anderen te verhalen. Maar dit wil ik je nog vertellen, dat namelijk de man Gods, bij al de wonderen die hem in de wereld beroemd hebben gemaakt, tevens niet weinig schitterde door zijn wijsheid en leer. Want hij schreef een regel voor monniken, die uitmunt door gematigdheid en duidelijke taal. Indien iemand zijn karakter en leven van meer nabij wil kennen, kan hij in de bouw van die regel de gehele levenswijze van de meester terugvinden, want de heilige man kon onmogelijk anders leren dan hij leefde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXXVII - Hoe de man Gods zijn dood voorspelde.
Hetzelfde jaar, dat de man Gods uit dit leven zou verscheiden, voorspelde hij de dag van zijn heilige dood aan enkele leerlingen, die bij hem waren, en aan enkele anderen, die op verre afstand verbleven. De aanwezigen beval hij te zwijgen over hetgeen zij gehoord hadden, en aan de afwezigen beschreef hij welk teken zij zouden ontvangen, wanneer zijn ziel het lichaam zou verlaten. Zes dagen voor zijn dood liet hij zijn graf gereed maken en weldra overviel hem een brandende koorts, zo hevig dat deze zijn krachten uitputte. Met de dag werd de kwaal erger, tot hij zich de zesde dag door zijn leerlingen naar de kerk liet dragen, waar hij het Lichaam en Bloed des Heren ontving om zich voor zijn dood te sterken. En terwijl zijn leerlingen zijn krachteloze leden ondersteunden, stond hij overeind, de handen ten hemel geheven, en blies onder de woorden van het gebed de laatste adem uit. Diezelfde dag kregen twee broeders, de een in het klooster, de ander op reis, een openbaring door één en hetzelfde visioen. Zij zagen een weg van tapijten met ontelbare lampen verlicht, die zich gelijk de opkomende zon van zijn klooster recht naar de hemel uitstrekte. Aan het einde stond een man, wiens stralend uiterlijk tot eerbied noopte. Hij vroeg hun wiens weg het was, die zij zagen. De broeders bekenden dat zij het niet wisten. Hij antwoordde: Dit is de weg waarlangs de geliefde des Heren Benedictus ten hemel is geklommen. Terwijl dus de aanwezige leerlingen de heilige man zelf hadden zien sterven, vernamen de afwezigen zijn dood door het teken dat hij hun beloofd had. Hij werd begraven in de kapel van sint Jan de Doper, die hijzelf had laten bouwen op de plaats waar hij het altaar van Apollo vernield had.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK XXXVIII - Hoe een waanzinnige vrouw in de grot van Benedictus werd genezen.
Maar tot op heden toe blijft Benedictus schitteren door zijn wonderen ook in de grot, waar hij vroeger woonde, zo vaak hij daar met geloof wordt aangeroepen. Niet lang geleden nog is daar het volgende gebeurd. Een vrouw had haar verstand verloren en geheel zinneloos dwaalde zij dag en nacht rond over berg en dal, door bos en veld. Alleen wanneer de vermoeienis haar er toe dwong, nam zij enige rust. Zo kwam zij eens na een lange zwerftocht al dwalende aan de grot van de gelukzalige man Benedictus, waar zij zonder erg binnenging en overnachtte. Maar de volgende morgen kwam zij naar buiten, zó gezond van zinnen, alsof zij nooit aan verstandsverbijstering geleden had, en haar leven lang behield zij de gezondheid van geest, die zij daar had teruggekregen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. - Hoe komt het toch, wat wij ook zo dikwijls zien met de voorspraak der martelaren, dat zij lang zulke grote wonderen niet doen door hun lichaam als door hun andere overblijfselen, en dat zij juist daar de grootste wonderen doen, waar zij zelf niet liggen?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. - Het lijdt geen twijfel, Petrus, dat de heilige martelaren tot veel wonderen in staat zijn, en deze ook werkelijk doen, op de plaats waar hun lichaam zich bevindt, en dat zij daar talloze mirakelen verrichten voor degenen die er met een zuivere bedoeling om vragen. Maar nu zouden zwakke geesten kunnen betwijfelen of zij ook dáár aanwezig zijn om hen te verhoren, waar zij lichamelijk niet begraven liggen. En daarom moeten zij dáár groter wonderen doen, waar een klein verstand aan hun aanwezigheid kan twijfelen. Van de andere kant hebben zij wier geest in God bevestigd is, meer verdienste van hun geloof, wanneer zij weten dat de heiligen, al is hun lichaam er ook niet, niettemin voldoende aanwezig zijn om hen te verhoren. Daarom zei de Waarheid zelf, toen Hij het geloof van de leerlingen wilde sterken: Indien Ik niet heenga, zal de Vertrooster niet tot u komen. Als het immers zeker is, dat de Geest en Vertrooster altijd voortkomt van de Vader en de Zoon, waarom zegt dan de Zoon dat Hij moet scheiden, opdat Hij kome, die onafscheidelijk is van de Zoon? Maar omdat de leerlingen de Heer in zijn lichaam zagen, en Hem altijd met de ogen van het lichaam wilden blijven zien, zegt Hij hun met recht: Indien Ik niet heenga, zal de Vertrooster niet komen; met andere woorden: Als Ik u mijn lichaam niet ontneem, kan Ik u niet laten zien wat de liefde is van de Geest, en indien u Mij lichamelijk blijft aanschouwen, zult u nooit leren Mij geestelijk te beminnen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaPETRUS. - Het boeit mij, wat u zegt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaGREGORIUS. - Maar nu zullen wij ons gesprek wat laten rusten, want als wij nog de wonderen van anderen willen verhalen, moeten wij intussen wat rusten om weer op adem te komen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHIER EINDIGT HET LEVEN EN DE WONDEREN VAN SINT BENEDICTUS DOOR PAUS GREGORIUS DE GROTE.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/9122-dialogen-2e-boek-vita-benedicti-nl