Ad Gentes Divinitus
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Ad Gentes Divinitus
Over de missie-activiteit van de Kerk
2e Vaticaans Concilie
7 december 1965
Concilies en synodes - Decreten
1967, Ecclesia Docens 0798, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Vert. uit het Latijn
Tussentitels (behoudens hoofdstuk- en artikeltitels): Redactie Ecclesia Docens
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Tussentitels (behoudens hoofdstuk- en artikeltitels): Redactie Ecclesia Docens
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1967
Dr. M.H. Mulders C.ss.R.
Dr. J. Kahmann C.ss.R.
Dr. J. Kahmann C.ss.R.
18 juni 2024
703
nl
Referenties naar dit document: 24
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
1
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Het Concilie voortzetten ->=geentekst=
Communionis notio ->=geentekst=
Ik ben hier om in geloof de "genade van het Apostelschap" opnieuw te beleven ->=geentekst=
Openingstoespraak tot de 3e Algemene Gewone Bisschoppensynode ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Apostolorum Limina ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
De vernieuwing van het christelijk leven is een noodzakelijke stap naar de eenheid ->=geentekst=
De Kerk, die door God tot de volken is gezonden om "het universeel heilssacrament" te zijn Lumen Gentium, 48[[617|48]], streeft ernaar, krachtens de diepste eisen van haar katholiciteit en in gehoorzaamheid aan de opdracht van haar Stichter (Mc. 16, 15)[[b:Mc. 16, 15]], de boodschap van het Evangelie te brengen aan alle mensen. Want de apostelen zelf, die het fundament zijn van de Kerk, hebben op het voorbeeld van Christus "het woord van de waarheid verkondigd en de Kerken voortgebracht" . 44, 23: P.L. 36, 508; CChr. 38, 150[[838]]. Het is de taak van hun opvolgers, dit werk te doen voortduren, opdat "het Woord des Heren zijn luisterrijke loop mag volbrengen" (2 Tess. 3, 1)[b:2 Tess. 3, 1] en het Koninkrijk Gods over de gehele wereld mag worden gepreekt en gevestigd.
Bij de huidige ontwikkelingsgang van de wereld, waaruit voor de mensheid een heel nieuwe situatie ontstaat, voelt de Kerk, het zout der aarde en het licht der wereld (Mt. 5, 13-14)[[b:Mt. 5, 13-14]], zich nog dringender geroepen, heel de schepping te redden en te vernieuwen, opdat alles in Christus mag worden hersteld en de mensen in Hem tot één gezin en één Volk Gods mogen worden.
Daarom verlangt deze heilige Synode, vol dankbaarheid jegens God voor het prachtige werk, dat door de edelmoedige ijver van de gehele Kerk tot stand is gekomen, de beginselen van de missieactiviteit uiteen te zetten en de krachten van alle gelovigen te bundelen. Zo hoopt zij, dat het Volk Gods overal het Koninkrijk van Christus de Heer, die de eeuwen overschouwt (Sir. 36, 19)[[b:Sir. 36, 19]], zal verbreiden langs de smalle weg van het kruis en de paden zal bereiden voor zijn komst.
Bij de huidige ontwikkelingsgang van de wereld, waaruit voor de mensheid een heel nieuwe situatie ontstaat, voelt de Kerk, het zout der aarde en het licht der wereld (Mt. 5, 13-14)[[b:Mt. 5, 13-14]], zich nog dringender geroepen, heel de schepping te redden en te vernieuwen, opdat alles in Christus mag worden hersteld en de mensen in Hem tot één gezin en één Volk Gods mogen worden.
Daarom verlangt deze heilige Synode, vol dankbaarheid jegens God voor het prachtige werk, dat door de edelmoedige ijver van de gehele Kerk tot stand is gekomen, de beginselen van de missieactiviteit uiteen te zetten en de krachten van alle gelovigen te bundelen. Zo hoopt zij, dat het Volk Gods overal het Koninkrijk van Christus de Heer, die de eeuwen overschouwt (Sir. 36, 19)[[b:Sir. 36, 19]], zal verbreiden langs de smalle weg van het kruis en de paden zal bereiden voor zijn komst.
Referenties naar alinea 1: 16
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Het Concilie voortzetten ->=geentekst=
Communionis notio ->=geentekst=
Ik ben hier om in geloof de "genade van het Apostelschap" opnieuw te beleven ->=geentekst=
Openingstoespraak tot de 3e Algemene Gewone Bisschoppensynode ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Apostolorum Limina ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
De vernieuwing van het christelijk leven is een noodzakelijke stap naar de eenheid ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 - Leerstellige beginselen
2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Openingstoespraak tot de 3e Algemene Gewone Bisschoppensynode ->=geentekst=
Richtlijnen en suggesties voor de toepassingen van de Concilieverklaring Nostra aetate nr. 4 ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi ->=geentekst=
Apostolorum Limina ->=geentekst=
Het opbouwen van de kerkelijke gemeenschap is de belangrijkste missie ->=geentekst=
“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20,21) ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Evangelie van het gezin ->=geentekst=
De Kerk incarneert zich in de zending en vormt de nieuwe mens ->=geentekst=
Exodus, fundamentele ervaring van de roeping ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 14. - Getuigen: Heilige Andreas Kim Tae-gon ->=geentekst=
Het plan van de Vader
De Kerk op aardse pelgrimstocht is krachtens haar aard missionair, omdat zij volgens het plan van God de Vader haar oorsprong heeft in de zending (missio) van de Zoon en de zending (missio) van de Heilige Geest vgl: Lumen Gentium, 2[[[617|2]]]
Dit plan vloeit voort uit de "liefdebron", uit de liefde van God de vader, die, omdat Hij het Beginsel is zonder Beginsel, waaruit de Zoon wordt voortgebracht en waaruit door de Zoon de Heilige Geest voortkomt, vrij ons schept in zijn onmetelijke en barmhartige goedheid en ons bovendien genadig roept om met Hem te delen in het leven en de heerlijkheid. Zo heeft Hij de goddelijke goedheid in rijke mate over ons uitgestort en Hij blijft dit doen, zodat Hij, de Schepper van allen, ook eens zal zijn "alles in allen" (1 Kor. 15, 28)[b:1 Kor. 15, 28] door zijn eigen heerlijkheid te bewerken en tevens ons geluk. God heeft echter de mensen tot deelname aan zijn leven willen roepen niet slechts als enkelingen, zonder enige onderlinge verbondenheid, maar Hij heeft hen tot één volk willen maken, waarin zijn kinderen, die overal waren verspreid, hun eenheid zouden vinden. (Joh. 11, 52)[[b:Joh. 11, 52]].
De Kerk op aardse pelgrimstocht is krachtens haar aard missionair, omdat zij volgens het plan van God de Vader haar oorsprong heeft in de zending (missio) van de Zoon en de zending (missio) van de Heilige Geest vgl: Lumen Gentium, 2[[[617|2]]]
Dit plan vloeit voort uit de "liefdebron", uit de liefde van God de vader, die, omdat Hij het Beginsel is zonder Beginsel, waaruit de Zoon wordt voortgebracht en waaruit door de Zoon de Heilige Geest voortkomt, vrij ons schept in zijn onmetelijke en barmhartige goedheid en ons bovendien genadig roept om met Hem te delen in het leven en de heerlijkheid. Zo heeft Hij de goddelijke goedheid in rijke mate over ons uitgestort en Hij blijft dit doen, zodat Hij, de Schepper van allen, ook eens zal zijn "alles in allen" (1 Kor. 15, 28)[b:1 Kor. 15, 28] door zijn eigen heerlijkheid te bewerken en tevens ons geluk. God heeft echter de mensen tot deelname aan zijn leven willen roepen niet slechts als enkelingen, zonder enige onderlinge verbondenheid, maar Hij heeft hen tot één volk willen maken, waarin zijn kinderen, die overal waren verspreid, hun eenheid zouden vinden. (Joh. 11, 52)[[b:Joh. 11, 52]].
Referenties naar alinea 2: 28
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Openingstoespraak tot de 3e Algemene Gewone Bisschoppensynode ->=geentekst=
Richtlijnen en suggesties voor de toepassingen van de Concilieverklaring Nostra aetate nr. 4 ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi ->=geentekst=
Apostolorum Limina ->=geentekst=
Het opbouwen van de kerkelijke gemeenschap is de belangrijkste missie ->=geentekst=
“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20,21) ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Evangelie van het gezin ->=geentekst=
De Kerk incarneert zich in de zending en vormt de nieuwe mens ->=geentekst=
Exodus, fundamentele ervaring van de roeping ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 14. - Getuigen: Heilige Andreas Kim Tae-gon ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mysterium Filii Dei ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
Ik ben naar Groot-Brittannië gekomen om uit te nodigen te bidden ->=geentekst=
De zending van de Zoon
Dit universele plan van God voor het heil van de mensheid wordt niet alleen maar verwezenlijkt in het verborgene, in de geest van de mensen, of door initiatieven, ook van godsdienstige aard, waarmee zij zelf op allerlei wijzen God zoeken, die zij al testend hopen te vinden, - Hij is immers niet ver van ieder van ons – (Hand. 17, 27)[[b:Hand. 17, 27]]; want deze initiatieven hebben licht en genezing nodig, ofschoon ze soms door een genadige beschikking van Gods Voorzienigheid beschouwd kunnen worden als een soort pedagogische aanzet, die voert tot de ware God, of als een voorbereiding op het Evangelie. vgl: III, 18, 1: "Het Woord, dat bestaat bij God, door wie alles gemaakt is en die de mensheid altijd nabij was..." (P.G. 7, 932)[[[848]]] vgl: IV, 6, 7: "De Zoon die vanaf het begin zijn schepsel ter zijde staat, openbaart aan allen de Vader, aan wie, wanneer en zoals de Vader het wil" (P.G. 7, 990)[[[848]]] vgl: IV, 20, 6 en 7 ((P.G. 7, 1037)[[[848]]] vgl: n. 34 (Patr. Or. XII, 773; Sources chrétiennes 62, Paris 1958, p. 87)[[[886]]] vgl: 112, 1 (GC. S. Clemens I, 79)[[[1356]]] vgl: VI, 6, 44, 1 (GC. S. Clemens II, 453); 13, 106, 3 en 4 (GC. S. Clemens II, 485)[[[1357]]] vgl: Voor de leer zelf[[[4648]]] vgl: Lumen Gentium, 16[[[617|16]]]. Om nu de vrede, d.i. de gemeenschap tussen Hem en de mensen te vestigen, en onder de mensen, die zondaars zijn, een broederlijke verbondenheid tot stand te brengen, heeft God besloten, op een nieuwe en definitieve wijze binnen te treden in de geschiedenis der mensen: Hij heeft namelijk zijn Zoon gezonden in ons vlees om door Hem de mensen te ontrukken aan het machtsgebied van de duisternis en de Satan (Kol. 1, 13; Hand. 10, 38)[[b:Kol. 1, 13; Hand. 10, 38]], en in Hem de wereld met zich te verzoenen (2 Kor. 5, 19)[[b:2 Kor. 5, 19]]. Hij heeft dus Hem, door wie Hij ook het heelal gemaakt heeft (Hebr. 1, 2; Joh. 1, 3. 10; 1 Kor. 8, 6; Kol. 1, 16)[[b:Hebr. 1, 2; Joh. 1, 3. 10; 1 Kor. 8, 6; Kol. 1, 16]], bestemd om Heer te zijn van al wat bestaat, om in Hem alles onder één Hoofd te brengen (Ef. 1, 10)[[b:Ef. 1, 10]].
Christus Jezus immers is in de wereld gezonden als de ware middelaar tussen God en de mensen. Omdat Hij God is, woont in Hem de gehele Volheid der Godheid lichamelijk (Kol. 2, 9)[b:Kol. 2, 9], terwijl Hij volgens de menselijke natuur de nieuwe Adam is, en vol genade en waarheid (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14], wordt aangesteld tot hoofd van de vernieuwde mensheid. Aldus is de Zoon van God de weg van de echte menswording gegaan om de mensen deelachtig te maken aan de goddelijke natuur; om onzentwil is Hij arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat wij rijk zouden worden door zijn armoede (2 Kor. 8, 9)[b:2 Kor. 8, 9]. De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om zelf te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen, d.i. voor allen. (Mc. 10, 45)[b:Mc. 10, 45]. De heilige Vaders verklaren voortdurend, dat datgene, wat door Christus niet is aangenomen, ook niet is genezen vgl: 7 (P.G. 26, 1060)[[[4649]]] vgl: 4, 9 (P.G. 33, 465)[[[9246|+15]]] vgl: 3, 3 (P.L. 8, 1101)[[[4653]]] vgl: 261, 2 (P.G. 32, 969)[[[1027]]] vgl: 101 (P.G. 37, 181)[[[1996]]] vgl: 17 (P.G. 45, 1156)[[[1358]]] vgl: 48, 5 (P.L. 16, 1153)[[[1395]]] vgl: XXIII, 6 (P.L. 35, 1585); (CChr. 36, 236)[[[859]]] vgl: 22, 24 (P.L. 40, 302): Bovendien toont hij op deze wijze, dat de Heilige Geest ons niet heeft verlost omdat Hij niet is mensgeworden[[[2694]]] vgl: I, 1 (P.G. 76, 20)[[[4650]]] vgl: 17, 3, 5 (P.L. 65, 454)[[[4651]]] vgl: III, 21 (P.L. 65, 284: de tristitia et timore)[[[4652]]]. Welnu, Christus heeft de volledige menselijke natuur aangenomen, zoals die is in ons arme en ellendige mensen, maar zonder de zonde (Hebr. 4, 15; Hebr. 9, 28)[[b:Hebr. 4, 15; Hebr. 9, 28]]. Want Christus, die door de Vader is geheiligd en in de wereld gezonden (Joh. 10, 36)[[b:Joh. 10, 36]], heeft van zichzelf gezegd: "De Geest des Heren is over Mij gekomen, omdat Hij Mij gezalfd heeft. Hij heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijmaking bekend te maken, aan blinden, dat zij zullen zien" (Lc. 4, 18)[b:Lc. 4, 18]. En elders: "De mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was" (Lc. 19, 10)[b:Lc. 19, 10].
Wat nu de Heer eenmaal heeft gepredikt of wat in Hem is voltrokken tot heil van de mensheid, moet worden verkondigd en verbreid tot aan het uiteinde der aarde (Hand. 1, 8)[b:Hand. 1, 8], te beginnen met Jeruzalem (Lc. 24, 47)[[b:Lc. 24, 47]]. Zo krijgt datgene, wat eenmaal volbracht is tot heil van allen, in de loop der tijden in allen zijn uitwerking.
Dit universele plan van God voor het heil van de mensheid wordt niet alleen maar verwezenlijkt in het verborgene, in de geest van de mensen, of door initiatieven, ook van godsdienstige aard, waarmee zij zelf op allerlei wijzen God zoeken, die zij al testend hopen te vinden, - Hij is immers niet ver van ieder van ons – (Hand. 17, 27)[[b:Hand. 17, 27]]; want deze initiatieven hebben licht en genezing nodig, ofschoon ze soms door een genadige beschikking van Gods Voorzienigheid beschouwd kunnen worden als een soort pedagogische aanzet, die voert tot de ware God, of als een voorbereiding op het Evangelie. vgl: III, 18, 1: "Het Woord, dat bestaat bij God, door wie alles gemaakt is en die de mensheid altijd nabij was..." (P.G. 7, 932)[[[848]]] vgl: IV, 6, 7: "De Zoon die vanaf het begin zijn schepsel ter zijde staat, openbaart aan allen de Vader, aan wie, wanneer en zoals de Vader het wil" (P.G. 7, 990)[[[848]]] vgl: IV, 20, 6 en 7 ((P.G. 7, 1037)[[[848]]] vgl: n. 34 (Patr. Or. XII, 773; Sources chrétiennes 62, Paris 1958, p. 87)[[[886]]] vgl: 112, 1 (GC. S. Clemens I, 79)[[[1356]]] vgl: VI, 6, 44, 1 (GC. S. Clemens II, 453); 13, 106, 3 en 4 (GC. S. Clemens II, 485)[[[1357]]] vgl: Voor de leer zelf[[[4648]]] vgl: Lumen Gentium, 16[[[617|16]]]. Om nu de vrede, d.i. de gemeenschap tussen Hem en de mensen te vestigen, en onder de mensen, die zondaars zijn, een broederlijke verbondenheid tot stand te brengen, heeft God besloten, op een nieuwe en definitieve wijze binnen te treden in de geschiedenis der mensen: Hij heeft namelijk zijn Zoon gezonden in ons vlees om door Hem de mensen te ontrukken aan het machtsgebied van de duisternis en de Satan (Kol. 1, 13; Hand. 10, 38)[[b:Kol. 1, 13; Hand. 10, 38]], en in Hem de wereld met zich te verzoenen (2 Kor. 5, 19)[[b:2 Kor. 5, 19]]. Hij heeft dus Hem, door wie Hij ook het heelal gemaakt heeft (Hebr. 1, 2; Joh. 1, 3. 10; 1 Kor. 8, 6; Kol. 1, 16)[[b:Hebr. 1, 2; Joh. 1, 3. 10; 1 Kor. 8, 6; Kol. 1, 16]], bestemd om Heer te zijn van al wat bestaat, om in Hem alles onder één Hoofd te brengen (Ef. 1, 10)[[b:Ef. 1, 10]].
Christus Jezus immers is in de wereld gezonden als de ware middelaar tussen God en de mensen. Omdat Hij God is, woont in Hem de gehele Volheid der Godheid lichamelijk (Kol. 2, 9)[b:Kol. 2, 9], terwijl Hij volgens de menselijke natuur de nieuwe Adam is, en vol genade en waarheid (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14], wordt aangesteld tot hoofd van de vernieuwde mensheid. Aldus is de Zoon van God de weg van de echte menswording gegaan om de mensen deelachtig te maken aan de goddelijke natuur; om onzentwil is Hij arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat wij rijk zouden worden door zijn armoede (2 Kor. 8, 9)[b:2 Kor. 8, 9]. De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om zelf te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen, d.i. voor allen. (Mc. 10, 45)[b:Mc. 10, 45]. De heilige Vaders verklaren voortdurend, dat datgene, wat door Christus niet is aangenomen, ook niet is genezen vgl: 7 (P.G. 26, 1060)[[[4649]]] vgl: 4, 9 (P.G. 33, 465)[[[9246|+15]]] vgl: 3, 3 (P.L. 8, 1101)[[[4653]]] vgl: 261, 2 (P.G. 32, 969)[[[1027]]] vgl: 101 (P.G. 37, 181)[[[1996]]] vgl: 17 (P.G. 45, 1156)[[[1358]]] vgl: 48, 5 (P.L. 16, 1153)[[[1395]]] vgl: XXIII, 6 (P.L. 35, 1585); (CChr. 36, 236)[[[859]]] vgl: 22, 24 (P.L. 40, 302): Bovendien toont hij op deze wijze, dat de Heilige Geest ons niet heeft verlost omdat Hij niet is mensgeworden[[[2694]]] vgl: I, 1 (P.G. 76, 20)[[[4650]]] vgl: 17, 3, 5 (P.L. 65, 454)[[[4651]]] vgl: III, 21 (P.L. 65, 284: de tristitia et timore)[[[4652]]]. Welnu, Christus heeft de volledige menselijke natuur aangenomen, zoals die is in ons arme en ellendige mensen, maar zonder de zonde (Hebr. 4, 15; Hebr. 9, 28)[[b:Hebr. 4, 15; Hebr. 9, 28]]. Want Christus, die door de Vader is geheiligd en in de wereld gezonden (Joh. 10, 36)[[b:Joh. 10, 36]], heeft van zichzelf gezegd: "De Geest des Heren is over Mij gekomen, omdat Hij Mij gezalfd heeft. Hij heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijmaking bekend te maken, aan blinden, dat zij zullen zien" (Lc. 4, 18)[b:Lc. 4, 18]. En elders: "De mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was" (Lc. 19, 10)[b:Lc. 19, 10].
Wat nu de Heer eenmaal heeft gepredikt of wat in Hem is voltrokken tot heil van de mensheid, moet worden verkondigd en verbreid tot aan het uiteinde der aarde (Hand. 1, 8)[b:Hand. 1, 8], te beginnen met Jeruzalem (Lc. 24, 47)[[b:Lc. 24, 47]]. Zo krijgt datgene, wat eenmaal volbracht is tot heil van allen, in de loop der tijden in allen zijn uitwerking.
Referenties naar alinea 3: 9
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mysterium Filii Dei ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
Ik ben naar Groot-Brittannië gekomen om uit te nodigen te bidden ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Dominum et vivificantem ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
De zending van de Heilige Geest
Om dit doel te bereiken heeft Christus de Heilige Geest gezonden van de Vader; deze Geest moest zijn heilswerk van binnenuit voltrekken en de stuwende kracht zijn tot uitbreiding van de Kerk. Ongetwijfeld was de Heilige Geest reeds werkzaam in de wereld, voordat Christus verheerlijkt werd. "Het is de Geest, die gesproken heeft door de profeten"[[66]] 76 (P.L. 54, 405-406): "Toen de Heilige Geest op de Pinksterdag de leerlingen des Heren vervulde, was dit niet het begin van zijn werking, maar een nog grotere mededeling van zijn rijkdom; want de patriarchen, de profeten, de priesters en alle heiligen uit de voorafgaande eeuwen zijn gevoed door de heiliging van dezelfde Geest..., al was de mate van zijn gaven niet dezelfde".[[913]] vgl: 77, 1 (P.L. 54, 412)[[[913]]] A.S.S. 1897, 650-651 (Eccl. Doc. 0776, nn. 37-38)[[622|37-38]]. c. 4, Hom. 10, 1 (P.G. 62, 75): Ook de H. Johannes Chrysostomus, al legt hij de nadruk op het nieuwe van de zending van de Heilige Geest op de Pinksterdag[[2044]]. Op de Pinksterdag echter is Hij over de leerlingen neergedaald om bij hen te blijven voor altijd. (Joh. 14, 16)[[b:Joh. 14, 16]]. Toen trad de Kerk openlijk voor het voetlicht van de mensen; de verbreiding van het Evangelie onder de volken nam een aanvang door de prediking en eindelijk werd toen de eenheid van de volken in de katholiciteit van het geloof voorafgebeeld door de Kerk van het Nieuwe Verbond, die spreekt in alle talen, die alle talen verstaat en omvat in de liefde en zo de verstrooiing van Babel overwint. Over Babel en Pinksteren...Over Babel en Pinksteren spreken de heilige Vaders dikwijls c. 1 (P.G. 12, 112)[[1809]] 41, 16 (P.G. 36, 449)[[903]] 2, 2 (P.G. 50, 467)[[1368]] (P.G. 60, 44)[[2148]] 54, 11 (P.L. 36, 636; CChr. 39, 664 V)[[838]] 271 (P.L. 38, 1245)[[880]] II (P.G. 69, 79)[[1679]] Lib II, Hom. 30, 4 (P.L. 76, 1222)[[967]] Lib. III (P.L. 91, 125)[[4654]] Zie bovendien de afbeelding...Zie bovendien de afbeelding in het atrium van de basiliek van de H. Marcus te Venetië. De Kerk spreekt alle talen en...De Kerk spreekt alle talen en brengt zo allen bijeen in de katholiciteit van het geloof: S. Augustinus, Sermones 266, 267, 268, 269 (P.L. 38, 1225-1237); Sermo 175, 3 (P.L. 38, 946); S. Johannes Chrysosthomus, In Ep. 1. ad Cor., Hom. 35 (P.G. 61, 296); S. Cyrillus van Alexandrië, Fragm. in Act. (P.G. 74, 758) Sermo 8, 2-3 (P.L. 65, 743-744).[[8889|+4+5]] Over het Pinksterfeest als de...Over het Pinksterfeest als de wijding van de Apostelen voor hun zending zie J. A. Cramer, Catena in Acta SS. Apostolorum, Oxford, 1838, p 24 v.. Want met Pinksteren begonnen de "Handelingen der Apostelen", zoals Christus was ontvangen door het komen van de Heilige Geest over de Maagd Maria, en zoals Christus ook gedreven werd tot het werk van zijn zending, doordat de Heilige Geest over Hem neerdaalde bij zijn gebed (Lc. 3, 22; Lc. 4, 1; Hand. 10, 38)[[b:Lc. 3, 22; Lc. 4, 1; Hand. 10, 38]]. De Heer Jezus zelf heeft, voordat Hij vrijwillig zijn leven gaf voor de wereld, het apostolisch dienstwerk geregeld en de zending van de Heilige Geest beloofd op zulk een wijze, dat beide altijd en overal zouden samenwerken tot de verwezenlijking van het heilswerk (Joh. 14-17)[[b:Joh. 14-17]] vgl: In Signo Sanctae Crucis, 16[[[200|16]]]. Het is de Heilige Geest, die de gehele Kerk door alle tijden heen "één maakt in gemeenschap en bediening en verrijkt met allerlei hiërarchische en charismatische gaven vgl: Lumen Gentium, 4[[[617|4]]], doordat Hij, als de ziel van de kerkelijke instellingen, deze levend maakt 267, 4 (P.L. 38, 1231): De Heilige Geest doet in heel de Kerk hetzelfde wat de ziel doet in alle ledematen van één lichaam."[[880]] vgl: en bijbehorende noot[[[617|7]]] en doordat Hij in de harten van de gelovigen dezelfde missionaire geest wekt, waardoor Christus zelf werd gedreven. Soms voorkomt Hij ook op zichtbare wijze de apostolische activiteit (Hand. 10, 44-47; Hand. 11, 15; Hand. 15, 8)[[b:Hand. 10, 44-47; Hand. 11, 15; Hand. 15, 8]], gelijk Hij deze voortdurend en op verschillende wijzen begeleidt en er richting aan geeft ((Vgl. Hand. 4, 8; Hand. 5, 32; Hand. 8, 26.29.39; Hand. 9, 31; Hand. 10; Hand. 11, 24-28; Hand. 13, 2.4.9; Hand. 16, 6-7; Hand. 20, 22-23; Hand. 21, 11; enz.))[[b:Hand. 4, 8; Hand. 5, 32; Hand. 8, 26.29.39; Hand. 9, 31; Hand. 10; Hand. 11, 24-28; Hand. 13, 2.4.9; Hand. 16, 6-7; Hand. 20, 22-23; Hand. 21, 11]].
Om dit doel te bereiken heeft Christus de Heilige Geest gezonden van de Vader; deze Geest moest zijn heilswerk van binnenuit voltrekken en de stuwende kracht zijn tot uitbreiding van de Kerk. Ongetwijfeld was de Heilige Geest reeds werkzaam in de wereld, voordat Christus verheerlijkt werd. "Het is de Geest, die gesproken heeft door de profeten"[[66]] 76 (P.L. 54, 405-406): "Toen de Heilige Geest op de Pinksterdag de leerlingen des Heren vervulde, was dit niet het begin van zijn werking, maar een nog grotere mededeling van zijn rijkdom; want de patriarchen, de profeten, de priesters en alle heiligen uit de voorafgaande eeuwen zijn gevoed door de heiliging van dezelfde Geest..., al was de mate van zijn gaven niet dezelfde".[[913]] vgl: 77, 1 (P.L. 54, 412)[[[913]]] A.S.S. 1897, 650-651 (Eccl. Doc. 0776, nn. 37-38)[[622|37-38]]. c. 4, Hom. 10, 1 (P.G. 62, 75): Ook de H. Johannes Chrysostomus, al legt hij de nadruk op het nieuwe van de zending van de Heilige Geest op de Pinksterdag[[2044]]. Op de Pinksterdag echter is Hij over de leerlingen neergedaald om bij hen te blijven voor altijd. (Joh. 14, 16)[[b:Joh. 14, 16]]. Toen trad de Kerk openlijk voor het voetlicht van de mensen; de verbreiding van het Evangelie onder de volken nam een aanvang door de prediking en eindelijk werd toen de eenheid van de volken in de katholiciteit van het geloof voorafgebeeld door de Kerk van het Nieuwe Verbond, die spreekt in alle talen, die alle talen verstaat en omvat in de liefde en zo de verstrooiing van Babel overwint. Over Babel en Pinksteren...Over Babel en Pinksteren spreken de heilige Vaders dikwijls c. 1 (P.G. 12, 112)[[1809]] 41, 16 (P.G. 36, 449)[[903]] 2, 2 (P.G. 50, 467)[[1368]] (P.G. 60, 44)[[2148]] 54, 11 (P.L. 36, 636; CChr. 39, 664 V)[[838]] 271 (P.L. 38, 1245)[[880]] II (P.G. 69, 79)[[1679]] Lib II, Hom. 30, 4 (P.L. 76, 1222)[[967]] Lib. III (P.L. 91, 125)[[4654]] Zie bovendien de afbeelding...Zie bovendien de afbeelding in het atrium van de basiliek van de H. Marcus te Venetië. De Kerk spreekt alle talen en...De Kerk spreekt alle talen en brengt zo allen bijeen in de katholiciteit van het geloof: S. Augustinus, Sermones 266, 267, 268, 269 (P.L. 38, 1225-1237); Sermo 175, 3 (P.L. 38, 946); S. Johannes Chrysosthomus, In Ep. 1. ad Cor., Hom. 35 (P.G. 61, 296); S. Cyrillus van Alexandrië, Fragm. in Act. (P.G. 74, 758) Sermo 8, 2-3 (P.L. 65, 743-744).[[8889|+4+5]] Over het Pinksterfeest als de...Over het Pinksterfeest als de wijding van de Apostelen voor hun zending zie J. A. Cramer, Catena in Acta SS. Apostolorum, Oxford, 1838, p 24 v.. Want met Pinksteren begonnen de "Handelingen der Apostelen", zoals Christus was ontvangen door het komen van de Heilige Geest over de Maagd Maria, en zoals Christus ook gedreven werd tot het werk van zijn zending, doordat de Heilige Geest over Hem neerdaalde bij zijn gebed (Lc. 3, 22; Lc. 4, 1; Hand. 10, 38)[[b:Lc. 3, 22; Lc. 4, 1; Hand. 10, 38]]. De Heer Jezus zelf heeft, voordat Hij vrijwillig zijn leven gaf voor de wereld, het apostolisch dienstwerk geregeld en de zending van de Heilige Geest beloofd op zulk een wijze, dat beide altijd en overal zouden samenwerken tot de verwezenlijking van het heilswerk (Joh. 14-17)[[b:Joh. 14-17]] vgl: In Signo Sanctae Crucis, 16[[[200|16]]]. Het is de Heilige Geest, die de gehele Kerk door alle tijden heen "één maakt in gemeenschap en bediening en verrijkt met allerlei hiërarchische en charismatische gaven vgl: Lumen Gentium, 4[[[617|4]]], doordat Hij, als de ziel van de kerkelijke instellingen, deze levend maakt 267, 4 (P.L. 38, 1231): De Heilige Geest doet in heel de Kerk hetzelfde wat de ziel doet in alle ledematen van één lichaam."[[880]] vgl: en bijbehorende noot[[[617|7]]] en doordat Hij in de harten van de gelovigen dezelfde missionaire geest wekt, waardoor Christus zelf werd gedreven. Soms voorkomt Hij ook op zichtbare wijze de apostolische activiteit (Hand. 10, 44-47; Hand. 11, 15; Hand. 15, 8)[[b:Hand. 10, 44-47; Hand. 11, 15; Hand. 15, 8]], gelijk Hij deze voortdurend en op verschillende wijzen begeleidt en er richting aan geeft ((Vgl. Hand. 4, 8; Hand. 5, 32; Hand. 8, 26.29.39; Hand. 9, 31; Hand. 10; Hand. 11, 24-28; Hand. 13, 2.4.9; Hand. 16, 6-7; Hand. 20, 22-23; Hand. 21, 11; enz.))[[b:Hand. 4, 8; Hand. 5, 32; Hand. 8, 26.29.39; Hand. 9, 31; Hand. 10; Hand. 11, 24-28; Hand. 13, 2.4.9; Hand. 16, 6-7; Hand. 20, 22-23; Hand. 21, 11]].
Referenties naar alinea 4: 14
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Dominum et vivificantem ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Communionis notio ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Pastores Gregis ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Sollicitudo Omnium Ecclesiarum ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
De Kerk, gezonden door Christus
De Heer Jezus heeft reeds vanaf het begin "tot zich geroepen, die Hij zelf wilde, en er twaalf aangesteld om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden om te prediken" (Mc. 3, 13-14)[b:Mc. 3, 13-14] (Mt. 10, 1-42)[[b:Mt. 10, 1-42]]. Zo werden de apostelen de kiem van het nieuwe Israël en tevens de oorsprong van de heilige Hiërarchie. Toen vervolgens de Heer door zijn dood en verrijzenis eenmaal in zichzelf de geheimen van ons heil en van het algeheel herstel had voltrokken en bekleed was met alle macht in de hemel en op aarde (Mt. 28, 18)[[b:Mt. 28, 18]], heeft Hij, vóór zijn hemelvaart (Hand. 1, 4-8)[[b:Hand. 1, 4-8]] zijn Kerk gesticht als het heilssacrament, en de apostelen uitgezonden over de gehele wereld, zoals Hij zelf gezonden was door de Vader (Joh. 20, 21)[[b:Joh. 20, 21]]. Hij gaf hun de opdracht: "Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, en leert hen te onderhouden alles, wat Ik u bevolen heb" (Mt. 28, 19 v.)[b:Mt. 28, 19]. "Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping. Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden; maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden" (Mc. 16, 15 v.)[b:Mc. 16, 15]. Daarom rust op de Kerk de plicht, het geloof en het heil van Christus te verbreiden, zowel op grond van het uitdrukkelijk bevel, dat van de apostelen is overgegaan op de orde der bisschoppen, bijgestaan door de priesters, in eenheid met de opvolger van Petrus, die de opperherder is van de Kerk, alsook op grond van het leven, dat Christus aan zijn ledematen meedeelt: "van Hem uit voltrekt, samengevoegd en samen gehouden door allerlei stuttende geledingen, d.i. door de werking, die ieder deel is toegemeten, het gehele Lichaam de lichaamsgroei tot opbouw van zichzelf in liefde" (Ef. 4, 16)[b:Ef. 4, 16]. De zending van de Kerk wordt dus volvoerd door de activiteit, waardoor zij, in gehoorzaamheid aan Christus' bevel en gestuwd door de genade en de liefde van de Heilige Geest, ten volle tegenwoordig komt bij alle mensen of volken om hen door het voorbeeld van haar leven en door haar prediking, door de Sacramenten en de andere genademiddelen te brengen tot het geloof, de vrijheid en de vrede van Christus, en hun zo een onbelemmerde en veilige toegang te geven tot de volledige deelname aan het Christusmysterie.
Omdat deze zending de voortzetting is en de ontplooiing, door de geschiedenis heen, van de zending van Christus zelf, die gezonden werd om aan de armen de Blijde Boodschap te brengen, moet de Kerk onder de stuwing van de Geest van Christus ook de weg van Christus gaan, de weg nl. van armoede, gehoorzaamheid, dienstbaarheid en zelfopoffering tot aan de dood, die Hij door zijn verrijzenis heeft overwonnen. Want in deze hoop zijn alle apostelen hun weg gegaan; zij hebben door veel offers en lijden aangevuld, wat aan de kwellingen van de Christus ontbreekt ten bate van zijn Lichaam, dat de Kerk is (Kol. 1, 24)[[b:Kol. 1, 24]]. Dikwijls ook was het bloed van de Christenen een zaad 50, 13 (P.L. 1, 534; CChr. 1, 171)[[968]].
De Heer Jezus heeft reeds vanaf het begin "tot zich geroepen, die Hij zelf wilde, en er twaalf aangesteld om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden om te prediken" (Mc. 3, 13-14)[b:Mc. 3, 13-14] (Mt. 10, 1-42)[[b:Mt. 10, 1-42]]. Zo werden de apostelen de kiem van het nieuwe Israël en tevens de oorsprong van de heilige Hiërarchie. Toen vervolgens de Heer door zijn dood en verrijzenis eenmaal in zichzelf de geheimen van ons heil en van het algeheel herstel had voltrokken en bekleed was met alle macht in de hemel en op aarde (Mt. 28, 18)[[b:Mt. 28, 18]], heeft Hij, vóór zijn hemelvaart (Hand. 1, 4-8)[[b:Hand. 1, 4-8]] zijn Kerk gesticht als het heilssacrament, en de apostelen uitgezonden over de gehele wereld, zoals Hij zelf gezonden was door de Vader (Joh. 20, 21)[[b:Joh. 20, 21]]. Hij gaf hun de opdracht: "Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, en leert hen te onderhouden alles, wat Ik u bevolen heb" (Mt. 28, 19 v.)[b:Mt. 28, 19]. "Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping. Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden; maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden" (Mc. 16, 15 v.)[b:Mc. 16, 15]. Daarom rust op de Kerk de plicht, het geloof en het heil van Christus te verbreiden, zowel op grond van het uitdrukkelijk bevel, dat van de apostelen is overgegaan op de orde der bisschoppen, bijgestaan door de priesters, in eenheid met de opvolger van Petrus, die de opperherder is van de Kerk, alsook op grond van het leven, dat Christus aan zijn ledematen meedeelt: "van Hem uit voltrekt, samengevoegd en samen gehouden door allerlei stuttende geledingen, d.i. door de werking, die ieder deel is toegemeten, het gehele Lichaam de lichaamsgroei tot opbouw van zichzelf in liefde" (Ef. 4, 16)[b:Ef. 4, 16]. De zending van de Kerk wordt dus volvoerd door de activiteit, waardoor zij, in gehoorzaamheid aan Christus' bevel en gestuwd door de genade en de liefde van de Heilige Geest, ten volle tegenwoordig komt bij alle mensen of volken om hen door het voorbeeld van haar leven en door haar prediking, door de Sacramenten en de andere genademiddelen te brengen tot het geloof, de vrijheid en de vrede van Christus, en hun zo een onbelemmerde en veilige toegang te geven tot de volledige deelname aan het Christusmysterie.
Omdat deze zending de voortzetting is en de ontplooiing, door de geschiedenis heen, van de zending van Christus zelf, die gezonden werd om aan de armen de Blijde Boodschap te brengen, moet de Kerk onder de stuwing van de Geest van Christus ook de weg van Christus gaan, de weg nl. van armoede, gehoorzaamheid, dienstbaarheid en zelfopoffering tot aan de dood, die Hij door zijn verrijzenis heeft overwonnen. Want in deze hoop zijn alle apostelen hun weg gegaan; zij hebben door veel offers en lijden aangevuld, wat aan de kwellingen van de Christus ontbreekt ten bate van zijn Lichaam, dat de Kerk is (Kol. 1, 24)[[b:Kol. 1, 24]]. Dikwijls ook was het bloed van de Christenen een zaad 50, 13 (P.L. 1, 534; CChr. 1, 171)[[968]].
Referenties naar alinea 5: 19
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Communionis notio ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Pastores Gregis ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Sollicitudo Omnium Ecclesiarum ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Tot de deelnemers aan de Algemene Vergadering van de Pauselijke Raad ter bevordering van de Nieuwe Evangelisatie ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
De missieactiviteit
Deze taak, die moet worden vervuld door de orde der bisschoppen, met de opvolger van Petrus aan het hoofd, en wel door het gebed en de medewerking der gehele Kerk, is altijd dezelfde, overal en in iedere situatie, al kan de uitvoering ervan naar gelang van de omstandigheden verschillend zijn. De verschillen, die men in deze activiteit van de Kerk bespeurt, vloeien dus niet voort uit de innerlijke aard van haar zending, maar uit de omstandigheden, waarin deze wordt uitgeoefend.
Deze omstandigheden nu hangen af van de Kerk of van de volken, de groeperingen of de mensen, naar wie de zending uitgaat. Want al bezit de Kerk uiteraard alle heilsmiddelen in hun volheid, toch handelt zij niet altijd en niet terstond overeenkomstig deze middelen, en zij kan dit ook niet, maar haar activiteit, die gericht is op de verwezenlijking van Gods plan, kent beginstadia en ontwikkelingsgraden; soms heeft de Kerk zelfs na een gelukkig aanvangssucces een teruggang te betreuren, of blijft zij halverwege staan in een toestand van ontoereikendheid. En wat betreft de mensen, de groeperingen en de volken, de Kerk kan hen slechts geleidelijk aan bereiken en doordringen en hen zo tenslotte opnemen in de katholieke volheid. Natuurlijk moeten aan iedere situatie of toestand geëigende activiteiten en aangepaste hulpmiddelen beantwoorden.
De bijzondere initiatieven, waarmee de Kerk haar evangeliepredikers belast, wanneer dezen uitgaan over de gehele wereld en de opdracht uitvoeren om het Evangelie te prediken en de Kerk te planten te midden van de volken of groeperingen, die nog niet in Christus geloven, worden gewoonlijk "missies" genoemd. Deze worden uitgeoefend door de missieactiviteit, en meestal in bepaalde gebieden, die door de heilige Stoel zijn erkend. Het specifieke doel van deze missieactiviteit is de evangelieprediking en het planten van de Kerk onder de volken of groeperingen, waar zij nog geen wortel heeft geschoten Reeds S. Thomas van Aquino...Reeds S. Thomas van Aquino spreekt van de apostolische taak om de Kerk te vestigen: I, dist. 16, q. 1, a. 2 ad 2 en ad 4; a. 3 sol[[2323]] Summa Theologiae, Prima Parsq. 43 a. 7 ad 6[[t:ia q. 43 a. 7 ad 6]] Summa Theologiae, Prima Secundaeq. 106 a. 4 ad 4[[t:ia-iiae q. 106 a. 4 ad 4]] vgl: Maximum Illud, 16,30[[[641|16.30]]] vgl: Rerum Ecclesiae, (74)[[[642|(74)]]] Tot de directeuren van de Pauselijke missiegenootschappen[[3055]] A.A.S. 36 (1944) 210[[3056]] vgl: A.A.S. 40 (1948) 374[[[3057]]] vgl: Evangelii Praecones, (22-24)[[[728|(22-24)]]] vgl: Fidei donum, 15[[[645|15]]] vgl: Princeps Pastorum, (4-5)[[[726|(4-5)]]] vgl: "Hi, qui amicti"[[[727]]] Zowel de Pausen als de Vaders...Zowel de Pausen als de Vaders en de schrijvers van de scholastiek spreken dikwijls over de uitbreiding van de Kerk: 16, 28[[2803]] vgl: Sancta Dei Civitas, 1[[[729|1]]] vgl: Maximum Illud, 9[[[641|9]]] vgl: Rerum Ecclesiae, (65)[[[642|(65)]]]. Zo moeten als vrucht van het woord Gods overal ter wereld voldoende landeigen particuliere Kerken worden gevestigd, die met eigen krachten zijn uitgerust en tot volle rijpheid komen. Deze moeten een eigen hiërarchie bezitten, één met het gelovige volk, en voorzien zijn van aan die volken aangepaste middelen voor het leiden van een volledig christelijk leven, en zo moeten zij hun bijdrage leveren tot het welzijn der gehele Kerk. Het voornaamste middel voor deze vestiging is de prediking van het Evangelie van Jezus Christus, waartoe de Heer zijn leerlingen heeft uitgezonden over de gehele wereld, opdat de mensen, herboren door het woord van God (1 Pt. 1, 23)[[b:1 Pt. 1, 23]], door het Doopsel zouden worden opgenomen in de Kerk, die als het lichaam van het mensgeworden Woord gevoed wordt en leeft door het woord Gods en het eucharistisch Brood (Hand. 2, 42)[[b:Hand. 2, 42]].
Deze missieactiviteit van de Kerk kent verschillende stadia, die elkaar soms kruisen: vooreerst het begin of de vestiging, daarna het nieuwe leven of de groeiperiode. Hiermee echter is de missieactiviteit van de Kerk niet ten einde; maar de reeds gevestigde particuliere kerken houden de taak, deze activiteit voort te zetten en het Evangelie te verkondigen aan ieder, die nog buiten de Kerk staat.
Bovendien ondergaan de groeperingen, waaronder de Kerk leeft, ten gevolge van verschillende oorzaken niet zelden diepgaande veranderingen, waaruit geheel nieuwe situaties kunnen ontstaan. De Kerk moet zich dan de vraag stellen, of deze situaties haar missieactiviteit opnieuw vereisen. Verder zijn de omstandigheden soms van die aard, dat ze de rechtstreekse en spoedige prediking van het Evangelie een tijdlang onmogelijk maken. In dit geval kunnen en moeten de missionarissen met geduld, met tact en tevens met groot vertrouwen minstens door liefde en goedheid getuigen voor Christus en zo de weg voor de Heer bereiden en Hem enigermate tegenwoordig doen zijn.
Hieruit blijkt, dat de missieactiviteit in diepste wezen uit de aard zelf van de Kerk voortvloeit. Ze verbreidt het heilbrengend geloof van de Kerk, ze verbreedt en vervolmaakt haar katholieke eenheid, ze wordt gesteund door haar apostoliciteit, ze is een verwezenlijking van de collegiale geest van de Hiërarchie, ze legt getuigenis af van de heiligheid van de Kerk, verbreidt en stimuleert die. De missieactiviteit onder de heidenen is dus iets anders dan de pastorale werkzaamheid onder de gelovigen en dan het werk tot hereniging van de christenen. Toch hangen deze beide heel nauw samen met de missiearbeid van de Kerk Onder het begrip...Onder het begrip "missieactiviteit" vallen zakelijk, zoals blijkt, ook die delen van Latijns-Amerika, waarin geen eigen hiërarchie, geen volwassen christelijk leven en geen voldoende evangelieprediking bestaat. Of deze gebieden door de H. Stoel in feite als missiegebieden worden beschouwd, is geen zaak van het Concilie. Daarom wordt omtrent het verband tussen het begrip missieactiviteit en bepaalde gebieden met opzet gezegd, dat deze activiteit "meestal" wordt uitgeoefend in bepaalde door de H. Stoel erkende gebieden; want de verdeeldheid van de christenen doet afbreuk aan de heilige zaak van de evangelieprediking aan alle mensen Unitatis Redintegratio, 1[[618|1]] en belemmert velen het toetreden tot het geloof. Zo zijn ten gevolge van de noodzakelijkheid van de missie alle gedoopten geroepen, zich aan een te sluiten tot één kudde om zo eensgezind tegenover de heidenen getuigenis te kunnen afleggen voor Christus, hun Heer. En zolang zij nog niet ten volle kunnen getuigen van hun eenheid in het geloof, moeten zij tenminste bezield zijn van een wederzijdse hoogachting en liefde.
Deze taak, die moet worden vervuld door de orde der bisschoppen, met de opvolger van Petrus aan het hoofd, en wel door het gebed en de medewerking der gehele Kerk, is altijd dezelfde, overal en in iedere situatie, al kan de uitvoering ervan naar gelang van de omstandigheden verschillend zijn. De verschillen, die men in deze activiteit van de Kerk bespeurt, vloeien dus niet voort uit de innerlijke aard van haar zending, maar uit de omstandigheden, waarin deze wordt uitgeoefend.
Deze omstandigheden nu hangen af van de Kerk of van de volken, de groeperingen of de mensen, naar wie de zending uitgaat. Want al bezit de Kerk uiteraard alle heilsmiddelen in hun volheid, toch handelt zij niet altijd en niet terstond overeenkomstig deze middelen, en zij kan dit ook niet, maar haar activiteit, die gericht is op de verwezenlijking van Gods plan, kent beginstadia en ontwikkelingsgraden; soms heeft de Kerk zelfs na een gelukkig aanvangssucces een teruggang te betreuren, of blijft zij halverwege staan in een toestand van ontoereikendheid. En wat betreft de mensen, de groeperingen en de volken, de Kerk kan hen slechts geleidelijk aan bereiken en doordringen en hen zo tenslotte opnemen in de katholieke volheid. Natuurlijk moeten aan iedere situatie of toestand geëigende activiteiten en aangepaste hulpmiddelen beantwoorden.
De bijzondere initiatieven, waarmee de Kerk haar evangeliepredikers belast, wanneer dezen uitgaan over de gehele wereld en de opdracht uitvoeren om het Evangelie te prediken en de Kerk te planten te midden van de volken of groeperingen, die nog niet in Christus geloven, worden gewoonlijk "missies" genoemd. Deze worden uitgeoefend door de missieactiviteit, en meestal in bepaalde gebieden, die door de heilige Stoel zijn erkend. Het specifieke doel van deze missieactiviteit is de evangelieprediking en het planten van de Kerk onder de volken of groeperingen, waar zij nog geen wortel heeft geschoten Reeds S. Thomas van Aquino...Reeds S. Thomas van Aquino spreekt van de apostolische taak om de Kerk te vestigen: I, dist. 16, q. 1, a. 2 ad 2 en ad 4; a. 3 sol[[2323]] Summa Theologiae, Prima Parsq. 43 a. 7 ad 6[[t:ia q. 43 a. 7 ad 6]] Summa Theologiae, Prima Secundaeq. 106 a. 4 ad 4[[t:ia-iiae q. 106 a. 4 ad 4]] vgl: Maximum Illud, 16,30[[[641|16.30]]] vgl: Rerum Ecclesiae, (74)[[[642|(74)]]] Tot de directeuren van de Pauselijke missiegenootschappen[[3055]] A.A.S. 36 (1944) 210[[3056]] vgl: A.A.S. 40 (1948) 374[[[3057]]] vgl: Evangelii Praecones, (22-24)[[[728|(22-24)]]] vgl: Fidei donum, 15[[[645|15]]] vgl: Princeps Pastorum, (4-5)[[[726|(4-5)]]] vgl: "Hi, qui amicti"[[[727]]] Zowel de Pausen als de Vaders...Zowel de Pausen als de Vaders en de schrijvers van de scholastiek spreken dikwijls over de uitbreiding van de Kerk: 16, 28[[2803]] vgl: Sancta Dei Civitas, 1[[[729|1]]] vgl: Maximum Illud, 9[[[641|9]]] vgl: Rerum Ecclesiae, (65)[[[642|(65)]]]. Zo moeten als vrucht van het woord Gods overal ter wereld voldoende landeigen particuliere Kerken worden gevestigd, die met eigen krachten zijn uitgerust en tot volle rijpheid komen. Deze moeten een eigen hiërarchie bezitten, één met het gelovige volk, en voorzien zijn van aan die volken aangepaste middelen voor het leiden van een volledig christelijk leven, en zo moeten zij hun bijdrage leveren tot het welzijn der gehele Kerk. Het voornaamste middel voor deze vestiging is de prediking van het Evangelie van Jezus Christus, waartoe de Heer zijn leerlingen heeft uitgezonden over de gehele wereld, opdat de mensen, herboren door het woord van God (1 Pt. 1, 23)[[b:1 Pt. 1, 23]], door het Doopsel zouden worden opgenomen in de Kerk, die als het lichaam van het mensgeworden Woord gevoed wordt en leeft door het woord Gods en het eucharistisch Brood (Hand. 2, 42)[[b:Hand. 2, 42]].
Deze missieactiviteit van de Kerk kent verschillende stadia, die elkaar soms kruisen: vooreerst het begin of de vestiging, daarna het nieuwe leven of de groeiperiode. Hiermee echter is de missieactiviteit van de Kerk niet ten einde; maar de reeds gevestigde particuliere kerken houden de taak, deze activiteit voort te zetten en het Evangelie te verkondigen aan ieder, die nog buiten de Kerk staat.
Bovendien ondergaan de groeperingen, waaronder de Kerk leeft, ten gevolge van verschillende oorzaken niet zelden diepgaande veranderingen, waaruit geheel nieuwe situaties kunnen ontstaan. De Kerk moet zich dan de vraag stellen, of deze situaties haar missieactiviteit opnieuw vereisen. Verder zijn de omstandigheden soms van die aard, dat ze de rechtstreekse en spoedige prediking van het Evangelie een tijdlang onmogelijk maken. In dit geval kunnen en moeten de missionarissen met geduld, met tact en tevens met groot vertrouwen minstens door liefde en goedheid getuigen voor Christus en zo de weg voor de Heer bereiden en Hem enigermate tegenwoordig doen zijn.
Hieruit blijkt, dat de missieactiviteit in diepste wezen uit de aard zelf van de Kerk voortvloeit. Ze verbreidt het heilbrengend geloof van de Kerk, ze verbreedt en vervolmaakt haar katholieke eenheid, ze wordt gesteund door haar apostoliciteit, ze is een verwezenlijking van de collegiale geest van de Hiërarchie, ze legt getuigenis af van de heiligheid van de Kerk, verbreidt en stimuleert die. De missieactiviteit onder de heidenen is dus iets anders dan de pastorale werkzaamheid onder de gelovigen en dan het werk tot hereniging van de christenen. Toch hangen deze beide heel nauw samen met de missiearbeid van de Kerk Onder het begrip...Onder het begrip "missieactiviteit" vallen zakelijk, zoals blijkt, ook die delen van Latijns-Amerika, waarin geen eigen hiërarchie, geen volwassen christelijk leven en geen voldoende evangelieprediking bestaat. Of deze gebieden door de H. Stoel in feite als missiegebieden worden beschouwd, is geen zaak van het Concilie. Daarom wordt omtrent het verband tussen het begrip missieactiviteit en bepaalde gebieden met opzet gezegd, dat deze activiteit "meestal" wordt uitgeoefend in bepaalde door de H. Stoel erkende gebieden; want de verdeeldheid van de christenen doet afbreuk aan de heilige zaak van de evangelieprediking aan alle mensen Unitatis Redintegratio, 1[[618|1]] en belemmert velen het toetreden tot het geloof. Zo zijn ten gevolge van de noodzakelijkheid van de missie alle gedoopten geroepen, zich aan een te sluiten tot één kudde om zo eensgezind tegenover de heidenen getuigenis te kunnen afleggen voor Christus, hun Heer. En zolang zij nog niet ten volle kunnen getuigen van hun eenheid in het geloof, moeten zij tenminste bezield zijn van een wederzijdse hoogachting en liefde.
Referenties naar alinea 6: 18
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Tot de deelnemers aan de Algemene Vergadering van de Pauselijke Raad ter bevordering van de Nieuwe Evangelisatie ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Missie: Brood gebroken voor het leven van de wereld ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Missie is de verkondiging van vergeving’ ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Het opbouwen van de kerkelijke gemeenschap is de belangrijkste missie ->=geentekst=
"Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping" (Rom. 11, 29) ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Redenen en noodzakelijkheid van de missieactiviteit
De grond van deze missieactiviteit ligt in de wil van God, die "wil, dat alle mensen gered worden en tot de kennis der waarheid komen. Want God is één, één is ook de Middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus, die zich gegeven heeft als losprijs voor allen" (1 Tim. 2, 4-6)[b:1 Tim. 2, 4-6], "en in niemand anders ligt de redding" (Hand. 4, 12)[b:Hand. 4, 12]. Allen moeten dus, wanneer zij Hem door de prediking van de Kerk hebben erkend, zich tot Hem bekeren en zich door het doopsel laten inlijven bij Hem en de Kerk, die zijn lichaam is. Want Christus zelf heeft "door uitdrukkelijk het geloof en het doopsel als noodzakelijk te verklaren (Mc. 16, 16; Joh. 3, 5)[[b:Mc. 16, 16; Joh. 3, 5]], tevens de noodzakelijkheid bevestigd van de Kerk, waarin de mensen door de deur van het doopsel binnengaan. Daarom kunnen die mensen niet gered worden, die weten, dat de katholieke Kerk door God, door middel van Jezus Christus, als noodzakelijk is gesticht en toch weigeren, in haar binnen te gaan, of lid van haar te blijven" vgl: Lumen Gentium, 14[[[617|14]]]. Ofschoon dus God langs wegen die Hem bekend zijn, de mensen, die buiten hun schuld het Evangelie niet kennen, tot het geloof kan brengen zonder hetwelk het onmogelijk is, Hem te behagen (Hebr. 11, 6)[b:Hebr. 11, 6], toch heeft de Kerk de dwingende plicht (1 Kor. 9, 16)[[b:1 Kor. 9, 16]] en tevens het heilige recht, het Evangelie te verkondigen. Daarom behoudt de missieactiviteit ten volle haar zin en noodzakelijkheid tegenwoordig even goed als altijd.
Door de missieactiviteit bundelt en ordent het mystieke Lichaam van Christus onophoudelijk zijn krachten tot zijn eigen groei (Ef. 4, 11-16)[[b:Ef. 4, 11-16]]. Tot de uitoefening ervan worden de leden van de Kerk gedreven door de liefde, waarmee zij God beminnen en die hen doet verlangen om samen met alle mensen te delen in de geestelijke goederen van het tegenwoordige en toekomstige leven. Door deze missieactiviteit tenslotte wordt God volledig verheerlijkt, doordat de mensen bewust en ten volle zijn heilswerk aanvaarden, dat Hij in Christus heeft voltrokken. Door de missieactiviteit wordt dus het plan van God voltooid, waaraan Christus zich in een geest van gehoorzaamheid en liefde heeft gewijd tot verheerlijking van de Vader, die Hem gezonden heeft (Joh. 7, 18; Joh. 8, 30.44; Joh. 8, 50; Joh. 17, 1)[[b:Joh. 7, 18; Joh. 8, 30.44; Joh. 8, 50; Joh. 17, 1]], nl. de vorming van de gehele mensheid tot één volk Gods, haar éénwording in het éne Lichaam van Christus en haar opbouw tot de éne tempel van de Heilige Geest. Dit alles bevordert de broederlijke eendracht en beantwoordt daarom aan het diepste verlangen van alle mensen. Zo tenslotte wordt ook inderdaad het plan verwezenlijkt van de Schepper, die de mens schiep naar zijn beeld en gelijkenis, wanneer allen, die deel hebben aan de menselijke natuur, in Christus door de Heilige Geest herboren en eensgezind de glorie van God beschouwend, kunnen zeggen: "Onze Vader" Zie voor dit samenvattende...Zie voor dit samenvattende idee de leer van S. Ireneüs omtrent het herstel: vgl: 3: Door zijn liefde voor allen en zijn verlangen om allen te redden, door zijn wil om allen tot kinderen Gods te maken en door alle heiligen te roepen tot één volmaakte mens ...: P.G. 10, 732; G.C.S. Hippolytus I, 2, p. 6[[[3317]]] vgl: 7: T.U., 38, 1, p. 18, lin. 4 vv.[[[4655]]] vgl: tom. 1, n. 16: "Want dan zullen allen één zijn in het kennen van God, allen, die tot God zijn gekomen onder de leiding van het Woord, dat bij God is, zodat alle kinderen een nauwkeurige kennis zullen hebben van de Vader, zoals nu alleen de Zoon de Vader kent": P.G. 14, 49; G.C.S. Orig. IV, 20[[[1136]]] vgl: De Sermone Domini in monte, I, 41: "Laten wij alles liefhebben wat met ons geroepen is tot dat koninkrijk, waar niemand zegt "Mijn Vader", maar waar allen tot de éne God zeggen "Onze Vader": P.L. 34, 1250[[[880]]] vgl: I: "Wij zijn immers allen in Christus en de gezamenlijke mensheid komt in hem weer tot leven. Juist daarom is hij ook de nieuwe Adam genoemd . . . Want in ons heeft hij gewoond, die krachtens zijn natuur Zoon is en God; daarom roepen wij in zijn Geest: Abba, Vader! Het Woord woont in allen als in een tempel, die hij nl. om onzentwille en uit ons heeft aangenomen, om zo allen in zich op te nemen en allen, gelijk Paulus zegt, in één lichaam met de Vader te verzoenen[[[1175]]].
De grond van deze missieactiviteit ligt in de wil van God, die "wil, dat alle mensen gered worden en tot de kennis der waarheid komen. Want God is één, één is ook de Middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus, die zich gegeven heeft als losprijs voor allen" (1 Tim. 2, 4-6)[b:1 Tim. 2, 4-6], "en in niemand anders ligt de redding" (Hand. 4, 12)[b:Hand. 4, 12]. Allen moeten dus, wanneer zij Hem door de prediking van de Kerk hebben erkend, zich tot Hem bekeren en zich door het doopsel laten inlijven bij Hem en de Kerk, die zijn lichaam is. Want Christus zelf heeft "door uitdrukkelijk het geloof en het doopsel als noodzakelijk te verklaren (Mc. 16, 16; Joh. 3, 5)[[b:Mc. 16, 16; Joh. 3, 5]], tevens de noodzakelijkheid bevestigd van de Kerk, waarin de mensen door de deur van het doopsel binnengaan. Daarom kunnen die mensen niet gered worden, die weten, dat de katholieke Kerk door God, door middel van Jezus Christus, als noodzakelijk is gesticht en toch weigeren, in haar binnen te gaan, of lid van haar te blijven" vgl: Lumen Gentium, 14[[[617|14]]]. Ofschoon dus God langs wegen die Hem bekend zijn, de mensen, die buiten hun schuld het Evangelie niet kennen, tot het geloof kan brengen zonder hetwelk het onmogelijk is, Hem te behagen (Hebr. 11, 6)[b:Hebr. 11, 6], toch heeft de Kerk de dwingende plicht (1 Kor. 9, 16)[[b:1 Kor. 9, 16]] en tevens het heilige recht, het Evangelie te verkondigen. Daarom behoudt de missieactiviteit ten volle haar zin en noodzakelijkheid tegenwoordig even goed als altijd.
Door de missieactiviteit bundelt en ordent het mystieke Lichaam van Christus onophoudelijk zijn krachten tot zijn eigen groei (Ef. 4, 11-16)[[b:Ef. 4, 11-16]]. Tot de uitoefening ervan worden de leden van de Kerk gedreven door de liefde, waarmee zij God beminnen en die hen doet verlangen om samen met alle mensen te delen in de geestelijke goederen van het tegenwoordige en toekomstige leven. Door deze missieactiviteit tenslotte wordt God volledig verheerlijkt, doordat de mensen bewust en ten volle zijn heilswerk aanvaarden, dat Hij in Christus heeft voltrokken. Door de missieactiviteit wordt dus het plan van God voltooid, waaraan Christus zich in een geest van gehoorzaamheid en liefde heeft gewijd tot verheerlijking van de Vader, die Hem gezonden heeft (Joh. 7, 18; Joh. 8, 30.44; Joh. 8, 50; Joh. 17, 1)[[b:Joh. 7, 18; Joh. 8, 30.44; Joh. 8, 50; Joh. 17, 1]], nl. de vorming van de gehele mensheid tot één volk Gods, haar éénwording in het éne Lichaam van Christus en haar opbouw tot de éne tempel van de Heilige Geest. Dit alles bevordert de broederlijke eendracht en beantwoordt daarom aan het diepste verlangen van alle mensen. Zo tenslotte wordt ook inderdaad het plan verwezenlijkt van de Schepper, die de mens schiep naar zijn beeld en gelijkenis, wanneer allen, die deel hebben aan de menselijke natuur, in Christus door de Heilige Geest herboren en eensgezind de glorie van God beschouwend, kunnen zeggen: "Onze Vader" Zie voor dit samenvattende...Zie voor dit samenvattende idee de leer van S. Ireneüs omtrent het herstel: vgl: 3: Door zijn liefde voor allen en zijn verlangen om allen te redden, door zijn wil om allen tot kinderen Gods te maken en door alle heiligen te roepen tot één volmaakte mens ...: P.G. 10, 732; G.C.S. Hippolytus I, 2, p. 6[[[3317]]] vgl: 7: T.U., 38, 1, p. 18, lin. 4 vv.[[[4655]]] vgl: tom. 1, n. 16: "Want dan zullen allen één zijn in het kennen van God, allen, die tot God zijn gekomen onder de leiding van het Woord, dat bij God is, zodat alle kinderen een nauwkeurige kennis zullen hebben van de Vader, zoals nu alleen de Zoon de Vader kent": P.G. 14, 49; G.C.S. Orig. IV, 20[[[1136]]] vgl: De Sermone Domini in monte, I, 41: "Laten wij alles liefhebben wat met ons geroepen is tot dat koninkrijk, waar niemand zegt "Mijn Vader", maar waar allen tot de éne God zeggen "Onze Vader": P.L. 34, 1250[[[880]]] vgl: I: "Wij zijn immers allen in Christus en de gezamenlijke mensheid komt in hem weer tot leven. Juist daarom is hij ook de nieuwe Adam genoemd . . . Want in ons heeft hij gewoond, die krachtens zijn natuur Zoon is en God; daarom roepen wij in zijn Geest: Abba, Vader! Het Woord woont in allen als in een tempel, die hij nl. om onzentwille en uit ons heeft aangenomen, om zo allen in zich op te nemen en allen, gelijk Paulus zegt, in één lichaam met de Vader te verzoenen[[[1175]]].
Referenties naar alinea 7: 21
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Missie: Brood gebroken voor het leven van de wereld ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Missie is de verkondiging van vergeving’ ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Het opbouwen van de kerkelijke gemeenschap is de belangrijkste missie ->=geentekst=
"Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping" (Rom. 11, 29) ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Vrede op aarde ->=geentekst=
Fides et inculturatio ->=geentekst=
“De volken wandelen bij haar licht” (Openb. 21,24) ->=geentekst=
Het opbouwen van de kerkelijke gemeenschap is de belangrijkste missie ->=geentekst=
Menselijke ontwikkeling en christelijk heil ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
De missieactiviteit in het leven en de geschiedenis van de mensen
De missieactiviteit heeft ook een sterke band met de menselijke natuur zelf en haar idealen. Want juist door Christus te verkondigen openbaart de Kerk aan de mensen de volle waarheid omtrent hun toestand en hun werkelijke roeping, omdat Christus de oorsprong is en het toonbeeld van deze hernieuwde mensheid, waarnaar allen uitzien en die doordrongen is van broederlijke liefde, oprechtheid en vredelievendheid. Christus en de Kerk, die over Hem getuigenis aflegt door de Evangelieprediking, gaan ver uit boven alle beperktheid van ras of nationaliteit en kunnen daarom nergens en door niemand beschouwd worden als uitheems "De Kerk van God is katholiek; bij geen enkel volk of natie is zij een vreemdeling..."[[641|16]] vgl: "Krachtens goddelijk recht is zij universeel... Als de Kerk in het leven van een volk doordringt, dan is zij niet en voelt zij zich ook niet als een instelling, die aan dit volk van buitenaf wordt opgelegd... en daarom wordt alles, wat zij als goed en edel beschouwen, door hen aanvaard en vervolmaakt" (d.w.z. door hen, die in Christus herboren zijn)[[[90|178.180]]]. Christus zelf is de waarheid en de weg, die voor allen toegankelijk wordt door de prediking van het Evangelie, wanneer zij aan allen de woorden van Christus zelf verkondigt: "Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap" (Mc. 1, 15)[b:Mc. 1, 15]. Omdat echter hij, die niet gelooft, reeds veroordeeld is (Joh. 3, 18)[[b:Joh. 3, 18]], zijn de woorden van Christus tegelijk woorden van vonnis en van genade, van dood en van leven. Wij kunnen immers alleen maar tot het nieuwe leven komen door de oude mens te doen sterven; dit geldt allereerst voor ons persoonlijk, maar ook voor de verschillende goederen van deze wereld, getekend als ze zijn zowel door de zonde van de mens als door de zegen Gods: "Want allen hebben gezondigd en allen zijn verstoken van de goddelijke heerlijkheid" (Rom. 3, 23)[b:Rom. 3, 23]. Niemand kan zichzelf door eigen krachten van de zonde bevrijden, en zich boven zichzelf uitheffen; niemand kan zichzelf verlossen van zijn zwakheid, eenzaamheid of slavernij vgl: III, 15, n. 3: P.G. 7, 919: "Zij waren de predikers van de waarheid en de apostelen van de vrijheid"[[[848]]]; allen hebben Christus nodig als voorbeeld, als leraar, als bevrijder, als Verlosser, als de gever van het leven. Het Evangelie is inderdaad ook in de aardse geschiedenis van de mensheid een zuurdeeg geweest van vrijheid en vooruitgang en toont zich nog altijd een zuurdeeg van broederlijkheid, eenheid en vrede. Met alle recht wordt Christus dus door de gelovigen geprezen als "de Verwachting der volkeren en als hun Redder" De O-Antifoon van 23 decemberDe O-Antifoon van 23 december.
De missieactiviteit heeft ook een sterke band met de menselijke natuur zelf en haar idealen. Want juist door Christus te verkondigen openbaart de Kerk aan de mensen de volle waarheid omtrent hun toestand en hun werkelijke roeping, omdat Christus de oorsprong is en het toonbeeld van deze hernieuwde mensheid, waarnaar allen uitzien en die doordrongen is van broederlijke liefde, oprechtheid en vredelievendheid. Christus en de Kerk, die over Hem getuigenis aflegt door de Evangelieprediking, gaan ver uit boven alle beperktheid van ras of nationaliteit en kunnen daarom nergens en door niemand beschouwd worden als uitheems "De Kerk van God is katholiek; bij geen enkel volk of natie is zij een vreemdeling..."[[641|16]] vgl: "Krachtens goddelijk recht is zij universeel... Als de Kerk in het leven van een volk doordringt, dan is zij niet en voelt zij zich ook niet als een instelling, die aan dit volk van buitenaf wordt opgelegd... en daarom wordt alles, wat zij als goed en edel beschouwen, door hen aanvaard en vervolmaakt" (d.w.z. door hen, die in Christus herboren zijn)[[[90|178.180]]]. Christus zelf is de waarheid en de weg, die voor allen toegankelijk wordt door de prediking van het Evangelie, wanneer zij aan allen de woorden van Christus zelf verkondigt: "Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap" (Mc. 1, 15)[b:Mc. 1, 15]. Omdat echter hij, die niet gelooft, reeds veroordeeld is (Joh. 3, 18)[[b:Joh. 3, 18]], zijn de woorden van Christus tegelijk woorden van vonnis en van genade, van dood en van leven. Wij kunnen immers alleen maar tot het nieuwe leven komen door de oude mens te doen sterven; dit geldt allereerst voor ons persoonlijk, maar ook voor de verschillende goederen van deze wereld, getekend als ze zijn zowel door de zonde van de mens als door de zegen Gods: "Want allen hebben gezondigd en allen zijn verstoken van de goddelijke heerlijkheid" (Rom. 3, 23)[b:Rom. 3, 23]. Niemand kan zichzelf door eigen krachten van de zonde bevrijden, en zich boven zichzelf uitheffen; niemand kan zichzelf verlossen van zijn zwakheid, eenzaamheid of slavernij vgl: III, 15, n. 3: P.G. 7, 919: "Zij waren de predikers van de waarheid en de apostelen van de vrijheid"[[[848]]]; allen hebben Christus nodig als voorbeeld, als leraar, als bevrijder, als Verlosser, als de gever van het leven. Het Evangelie is inderdaad ook in de aardse geschiedenis van de mensheid een zuurdeeg geweest van vrijheid en vooruitgang en toont zich nog altijd een zuurdeeg van broederlijkheid, eenheid en vrede. Met alle recht wordt Christus dus door de gelovigen geprezen als "de Verwachting der volkeren en als hun Redder" De O-Antifoon van 23 decemberDe O-Antifoon van 23 december.
Referenties naar alinea 8: 7
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Vrede op aarde ->=geentekst=
Fides et inculturatio ->=geentekst=
“De volken wandelen bij haar licht” (Openb. 21,24) ->=geentekst=
Het opbouwen van de kerkelijke gemeenschap is de belangrijkste missie ->=geentekst=
Menselijke ontwikkeling en christelijk heil ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Slotdocument van de Bisschoppensynode over de Pan-Amazone Regio (t.m. nr 53 + 86-120) ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
Ga en nodig iedereen uit voor het feestmaal. (vgl. Mt 22, 9) ->=geentekst=
Het eschatologisch karakter van de missieactiviteit
De tijd van de missieactiviteit ligt dus tussen de eerste komst van de Heer en zijn tweede komst, waarbij de Kerk uit de vier windstreken als een oogst zal verzameld worden in het Koninkrijk Gods (Mt. 24, 31)[b:Mt. 24, 31] 10, 5 (Funk I, p. 32)[[1657]]. Want voordat de Heer komt, moet de Blijde Boodschap verkondigd worden onder alle volkeren (Mc. 13, 10)[[b:Mc. 13, 10]].
De missieactiviteit is niets anders en niets minder dan de openbaring of Epifanie en de vervulling van Gods plan in de wereld en in haar geschiedenis, waarin God door de missie de heilsgeschiedenis zichtbaar verwezenlijkt. Door het woord van de prediking en de viering van de Sacramenten, waarvan de H. Eucharistie het middelpunt en het hoogtepunt is, stelt de missie Christus, de bewerker van het heil, tegenwoordig. Al wat er aan waarheid en genade bij de heidenen reeds werd gevonden door een verborgen aanwezigheid Gods, wordt door de missie gezuiverd van verkeerde elementen en aan Christus, de bron van dat alles, teruggegeven; Hij vernietigt het rijk van de duivel en bant de velerlei boosheid van de zonde uit. Hierdoor blijft al het goede, dat in het hart en de geest van de mensen of in de eigen riten en culturen van de volken reeds in kiem aanwezig is, niet alleen behouden, maar wordt ook genezen, geadeld en voltooid tot eer van God, tot beschaming van de duivel en tot geluk van de mens Lumen Gentium, 17[[617|17]] 19, 17: P.L. 41, 646[[857]] Instructie van de Congregatie...Instructie van de Congregatie tot Voortplanting van het geloof, Collectanea I, n. 135, p. 42. Zo is de missieactiviteit gericht op haar eschatologische volheid XXI: G.C.S. Orig. IX, 136, 21 v.: Volgens Origenes moet het Evangelie worden gepredikt vóór de voleinding van deze wereld[[9232]] 39: XI, 75, 25 vv.; 76, 4 v.[[1133]] III, 2: VIII, 308, 29 v.[[3587]] vgl: Summa Theologiae, Prima Secundaeq. 106 a. 4 ad 4[[[t:ia-iiae q. 106 a. 4 ad 4]]]; door haar immers wordt het volk Gods uitgebreid volgens de maat en de tijd, die de Vader in zijn macht heeft vastgesteld (Hand. 1, 7)[[b:Hand. 1, 7]], dit volk, dat het profetische woord had vernomen: "Kies ruime plaats voor uw tent, span wijd uw tentdoeken uit! Wees niet karig!" (Jes. 54, 2)[b:Jes. 54, 2] vgl: 14: P.L. 9, 301[[[2061]]] vgl: 54, 2-3: P.G. 24, 462-463[[[4395]]] vgl: V, cap. 54, 1-3: P.G. 70, 1193[[[4396]]]. Door haar neemt het mystieke Lichaam toe tot de gehele omvang van de volheid van de Christus (Ef. 4, 13)[[b:Ef. 4, 13]], en wordt de geestelijke tempel, waarin God in geest en waarheid wordt aanbeden (Joh. 4, 23)[[b:Joh. 4, 23]], hoger opgetrokken en gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl de sluitsteen Jezus Christus zelf is (Ef. 2, 20)[b:Ef. 2, 20].
De tijd van de missieactiviteit ligt dus tussen de eerste komst van de Heer en zijn tweede komst, waarbij de Kerk uit de vier windstreken als een oogst zal verzameld worden in het Koninkrijk Gods (Mt. 24, 31)[b:Mt. 24, 31] 10, 5 (Funk I, p. 32)[[1657]]. Want voordat de Heer komt, moet de Blijde Boodschap verkondigd worden onder alle volkeren (Mc. 13, 10)[[b:Mc. 13, 10]].
De missieactiviteit is niets anders en niets minder dan de openbaring of Epifanie en de vervulling van Gods plan in de wereld en in haar geschiedenis, waarin God door de missie de heilsgeschiedenis zichtbaar verwezenlijkt. Door het woord van de prediking en de viering van de Sacramenten, waarvan de H. Eucharistie het middelpunt en het hoogtepunt is, stelt de missie Christus, de bewerker van het heil, tegenwoordig. Al wat er aan waarheid en genade bij de heidenen reeds werd gevonden door een verborgen aanwezigheid Gods, wordt door de missie gezuiverd van verkeerde elementen en aan Christus, de bron van dat alles, teruggegeven; Hij vernietigt het rijk van de duivel en bant de velerlei boosheid van de zonde uit. Hierdoor blijft al het goede, dat in het hart en de geest van de mensen of in de eigen riten en culturen van de volken reeds in kiem aanwezig is, niet alleen behouden, maar wordt ook genezen, geadeld en voltooid tot eer van God, tot beschaming van de duivel en tot geluk van de mens Lumen Gentium, 17[[617|17]] 19, 17: P.L. 41, 646[[857]] Instructie van de Congregatie...Instructie van de Congregatie tot Voortplanting van het geloof, Collectanea I, n. 135, p. 42. Zo is de missieactiviteit gericht op haar eschatologische volheid XXI: G.C.S. Orig. IX, 136, 21 v.: Volgens Origenes moet het Evangelie worden gepredikt vóór de voleinding van deze wereld[[9232]] 39: XI, 75, 25 vv.; 76, 4 v.[[1133]] III, 2: VIII, 308, 29 v.[[3587]] vgl: Summa Theologiae, Prima Secundaeq. 106 a. 4 ad 4[[[t:ia-iiae q. 106 a. 4 ad 4]]]; door haar immers wordt het volk Gods uitgebreid volgens de maat en de tijd, die de Vader in zijn macht heeft vastgesteld (Hand. 1, 7)[[b:Hand. 1, 7]], dit volk, dat het profetische woord had vernomen: "Kies ruime plaats voor uw tent, span wijd uw tentdoeken uit! Wees niet karig!" (Jes. 54, 2)[b:Jes. 54, 2] vgl: 14: P.L. 9, 301[[[2061]]] vgl: 54, 2-3: P.G. 24, 462-463[[[4395]]] vgl: V, cap. 54, 1-3: P.G. 70, 1193[[[4396]]]. Door haar neemt het mystieke Lichaam toe tot de gehele omvang van de volheid van de Christus (Ef. 4, 13)[[b:Ef. 4, 13]], en wordt de geestelijke tempel, waarin God in geest en waarheid wordt aanbeden (Joh. 4, 23)[[b:Joh. 4, 23]], hoger opgetrokken en gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl de sluitsteen Jezus Christus zelf is (Ef. 2, 20)[b:Ef. 2, 20].
Referenties naar alinea 9: 12
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Slotdocument van de Bisschoppensynode over de Pan-Amazone Regio (t.m. nr 53 + 86-120) ->=geentekst=
Hartstocht voor de evangelisatie 6. - Het Concilie Vaticanum II. 1. Evangelisatie als kerkelijke dienst ->=geentekst=
Ga en nodig iedereen uit voor het feestmaal. (vgl. Mt 22, 9) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 - Het missiewerk in zichzelf
10
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Fides et inculturatio ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
De dubbele beweging van God naar de wereld ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Inleiding
De Kerk, door Christus gezonden om de liefde van God aan alle mensen en volken te openbaren en mee te delen, weet heel goed, dat haar nog een geweldige missiearbeid wacht. Want twee miljard mensen, wier aantal met de dag toeneemt en die door vaste culturele banden, door oude godsdienstige tradities en door hechte sociale betrekkingen, grote en goed afgebakende blokken vormen, hebben de boodschap van het Evangelie nog niet of nauwelijks vernomen. Sommigen van hen zijn aanhangers van een van de grote godsdiensten, anderen hebben zelfs geen idee van God, weer anderen loochenen uitdrukkelijk zijn bestaan of bestrijden het zelfs. Wil de Kerk in staat zijn, aan allen het heilsgeheim en het door God geschonken leven aan te bieden, dan moet zij zich in al deze groeperingen inleven op dezelfde manier, waarop Christus zelf zich door zijn menswording gebonden heeft aan een bepaald sociaal en cultureel milieu, nl. dat van de mensen, onder wie Hij leefde.
De Kerk, door Christus gezonden om de liefde van God aan alle mensen en volken te openbaren en mee te delen, weet heel goed, dat haar nog een geweldige missiearbeid wacht. Want twee miljard mensen, wier aantal met de dag toeneemt en die door vaste culturele banden, door oude godsdienstige tradities en door hechte sociale betrekkingen, grote en goed afgebakende blokken vormen, hebben de boodschap van het Evangelie nog niet of nauwelijks vernomen. Sommigen van hen zijn aanhangers van een van de grote godsdiensten, anderen hebben zelfs geen idee van God, weer anderen loochenen uitdrukkelijk zijn bestaan of bestrijden het zelfs. Wil de Kerk in staat zijn, aan allen het heilsgeheim en het door God geschonken leven aan te bieden, dan moet zij zich in al deze groeperingen inleven op dezelfde manier, waarop Christus zelf zich door zijn menswording gebonden heeft aan een bepaald sociaal en cultureel milieu, nl. dat van de mensen, onder wie Hij leefde.
Referenties naar alinea 10: 6
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Fides et inculturatio ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
De dubbele beweging van God naar de wereld ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 - Het christelijk getuigenis
11
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Redemptor Hominis ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Reconciliatio et paenitentia ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Relatio Synodi - Familiesynode 2014 ->=geentekst=
Relatio Synodi - Familiesynode 2014 ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Relatio Finalis - Synode 2015 ->=geentekst=
Relatio Finalis - Synode 2015 ->=geentekst=
Amoris Laetitia ->=geentekst=
Het getuigenis van het leven, de dialoog
De Kerk moet in deze menselijke groeperingen aanwezig zijn door haar kinderen, die onder hen leven of tot hen gezonden worden. Want alle gelovigen, waar ter wereld ook, moeten door het voorbeeld van hun leven en het getuigenis van hun woord de nieuwe mens, waarmee zij in het doopsel zijn bekleed, en de kracht van de Heilige Geest, waardoor zij in het Vormsel zijn versterkt, zó naar buiten uitstralen, dat de anderen bij het zien van hun goede werken de Vader verheerlijken (Mt. 5, 16)[[b:Mt. 5, 16]], en meer oog krijgen voor de ware zin van het menselijk leven en voor de universele solidariteit tussen de mensen.
Om dit getuigenis voor Christus met vrucht te kunnen afleggen, moeten zij zich met die mensen verenigen door waardering en liefde, zich beschouwen als echt behorend tot de groep van de mensen, onder wie zij leven, en door de verschillende relaties en activiteiten van het menselijk bestaan deelnemen aan hun culturele en sociale leven. Zij moeten zich ook vertrouwd maken met hun nationale en godsdienstige tradities en zij moeten graag de kiemen van het Woord, die daarin verborgen liggen, trachten te ontdekken en er eerbied voor hebben. Tegelijkertijd echter moeten zij met aandacht de diepgaande evolutie volgen, die zich onder de volken voltrekt, en ernaar streven, dat de mensen van onze tijd, die maar al te zeer in beslag worden genomen door de moderne wetenschap en techniek, niet vervreemd raken van de goddelijke werkelijkheden, maar integendeel intenser gaan verlangen naar de door God geopenbaarde waarheid en liefde. Zoals Christus zelf het hart van de mensen heeft doorgrond om hen door een echt menselijk contact te brengen tot het goddelijk licht, zo moeten zijn leerlingen, diep doordrongen van de Geest van Christus, de mensen, onder wie zij leven, leren kennen om met hen in contact te treden en hen door een eerlijke en geduldige dialoog laten zien, wat voor rijkdommen God in zijn mildheid aan de volken heeft geschonken; tevens zullen zij trachten deze rijkdommen te belichten vanuit het Evangelie, ze van valse elementen te zuiveren en ze weer te brengen onder de heerschappij van God, de Verlosser.
De Kerk moet in deze menselijke groeperingen aanwezig zijn door haar kinderen, die onder hen leven of tot hen gezonden worden. Want alle gelovigen, waar ter wereld ook, moeten door het voorbeeld van hun leven en het getuigenis van hun woord de nieuwe mens, waarmee zij in het doopsel zijn bekleed, en de kracht van de Heilige Geest, waardoor zij in het Vormsel zijn versterkt, zó naar buiten uitstralen, dat de anderen bij het zien van hun goede werken de Vader verheerlijken (Mt. 5, 16)[[b:Mt. 5, 16]], en meer oog krijgen voor de ware zin van het menselijk leven en voor de universele solidariteit tussen de mensen.
Om dit getuigenis voor Christus met vrucht te kunnen afleggen, moeten zij zich met die mensen verenigen door waardering en liefde, zich beschouwen als echt behorend tot de groep van de mensen, onder wie zij leven, en door de verschillende relaties en activiteiten van het menselijk bestaan deelnemen aan hun culturele en sociale leven. Zij moeten zich ook vertrouwd maken met hun nationale en godsdienstige tradities en zij moeten graag de kiemen van het Woord, die daarin verborgen liggen, trachten te ontdekken en er eerbied voor hebben. Tegelijkertijd echter moeten zij met aandacht de diepgaande evolutie volgen, die zich onder de volken voltrekt, en ernaar streven, dat de mensen van onze tijd, die maar al te zeer in beslag worden genomen door de moderne wetenschap en techniek, niet vervreemd raken van de goddelijke werkelijkheden, maar integendeel intenser gaan verlangen naar de door God geopenbaarde waarheid en liefde. Zoals Christus zelf het hart van de mensen heeft doorgrond om hen door een echt menselijk contact te brengen tot het goddelijk licht, zo moeten zijn leerlingen, diep doordrongen van de Geest van Christus, de mensen, onder wie zij leven, leren kennen om met hen in contact te treden en hen door een eerlijke en geduldige dialoog laten zien, wat voor rijkdommen God in zijn mildheid aan de volken heeft geschonken; tevens zullen zij trachten deze rijkdommen te belichten vanuit het Evangelie, ze van valse elementen te zuiveren en ze weer te brengen onder de heerschappij van God, de Verlosser.
Referenties naar alinea 11: 23
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Redemptor Hominis ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Reconciliatio et paenitentia ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Relatio Synodi - Familiesynode 2014 ->=geentekst=
Relatio Synodi - Familiesynode 2014 ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Relatio Finalis - Synode 2015 ->=geentekst=
Relatio Finalis - Synode 2015 ->=geentekst=
Amoris Laetitia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Reconciliatio et paenitentia ->=geentekst=
Aanwezigheid door liefde
De aanwezigheid van de gelovigen onder de menselijke groeperingen moet gedragen worden door die liefde, waarmee God ons heeft liefgehad; Hij wil immers, dat ook wij elkaar met dezelfde liefde beminnen (1 Joh. 4, 11)[[b:1 Joh. 4, 11]]. De christelijke liefde strekt zich inderdaad uit tot alle mensen zonder onderscheid van ras, stand of godsdienst, en ze verwacht daarbij geen voordeel of dank. Want zoals God ons heeft lief gehad met een onbaatzuchtige liefde, zo moet ook de liefde van de gelovigen uitgaan naar de mens zelf en hem liefhebben met dezelfde drang, waarmee God de mens heeft gezocht. Zoals dus Christus rond ging door alle steden en dorpen en alle ziekten en kwalen genas als teken van de komst van het Koninkrijk Gods ((Vgl. Mt. 9, 35 vv.; Hand. 10, 38))[[b:Mt. 9, 35; Hand. 10, 38]], zo verbindt zich ook de Kerk door haar kinderen met mensen van iedere stand, vooral met de armen en lijdenden, en offert zij zich graag voor hen op (2 Kor. 12, 15)[[b:2 Kor. 12, 15]]. Want zij deelt in hun vreugde en leed, kent de verlangens en de mysteries van het leven en lijdt met hen mee in de angsten van de dood. Aan allen, die op zoek zijn naar vrede, wil zij antwoord geven in een broederlijke dialoog, door hun de vrede en het licht van het Evangelie te brengen.
De gelovigen moeten zich inspannen en met alle anderen samenwerken voor de vestiging van een goede economische en sociale orde. Een bijzondere zorg moeten zij besteden aan de opvoeding van de kinderen en de opgroeiende jeugd in verschillende soorten van scholen, en deze moet men niet alleen zien als een uitstekend middel voor de vorming en ontwikkeling van de christelijke jeugd, maar tevens als een zeer waardevolle dienst aan de mensen, vooral aan de volken in de ontwikkelingslanden, met het oog op de verheffing van de menselijke waardigheid en op de vestiging van een meer menselijke situatie. Bovendien moeten zij deelnemen aan het streven van de volken, die door de bestrijding van honger, onwetendheid en ziekten, betere levensvoorwaarden trachten te scheppen en de vrede in de wereld trachten te versterken. Bij deze activiteit zullen de gelovigen graag proberen, op verstandige wijze mee te werken aan de initiatieven van particuliere en publieke instellingen, van de regeringen, van internationale organen, van de verschillende christelijke gemeenschappen en van de niet-christelijke godsdiensten.
De Kerk wil zich echter op geen enkele wijze mengen in het bestuur van de burgerlijke maatschappij. Zij verlangt voor zichzelf geen andere bevoegdheid dan met Gods hulp de mensen te dienen in liefde en trouw (Mt. 20, 26; Mt. 23, 11)[[b:Mt. 20, 26; Mt. 23, 11]] vgl: Post Duos Menses, 18[[[1612|18]]].
De leerlingen van Christus hopen, door een nauw contact met de mensen bij hun leven en werken, hun een echt getuigenis van Christus te kunnen geven en te kunnen arbeiden aan hun heil, ook waar zij nog niet de gelegenheid hebben, Christus ten volle te verkondigen. Want zij zoeken niet de louter stoffelijke vooruitgang en welvaart van de mensen, maar zij willen hun waardigheid en broederlijke eenheid verhogen door hen de godsdienstige en zedelijke waarheden te leren, die Christus helder in het licht heeft gesteld, en op deze wijze geven zij hun geleidelijk een steeds grotere toegang tot God. Zo worden de mensen geholpen om tot het heil te komen door de liefde jegens God en de naaste; zo begint het geheim van Christus zich te ontsluiten, in wie de nieuwe Mens verschenen is, die naar Gods beeld is geschapen (Ef. 4, 24)[[b:Ef. 4, 24]] en in wie de liefde van God zich openbaart.
De aanwezigheid van de gelovigen onder de menselijke groeperingen moet gedragen worden door die liefde, waarmee God ons heeft liefgehad; Hij wil immers, dat ook wij elkaar met dezelfde liefde beminnen (1 Joh. 4, 11)[[b:1 Joh. 4, 11]]. De christelijke liefde strekt zich inderdaad uit tot alle mensen zonder onderscheid van ras, stand of godsdienst, en ze verwacht daarbij geen voordeel of dank. Want zoals God ons heeft lief gehad met een onbaatzuchtige liefde, zo moet ook de liefde van de gelovigen uitgaan naar de mens zelf en hem liefhebben met dezelfde drang, waarmee God de mens heeft gezocht. Zoals dus Christus rond ging door alle steden en dorpen en alle ziekten en kwalen genas als teken van de komst van het Koninkrijk Gods ((Vgl. Mt. 9, 35 vv.; Hand. 10, 38))[[b:Mt. 9, 35; Hand. 10, 38]], zo verbindt zich ook de Kerk door haar kinderen met mensen van iedere stand, vooral met de armen en lijdenden, en offert zij zich graag voor hen op (2 Kor. 12, 15)[[b:2 Kor. 12, 15]]. Want zij deelt in hun vreugde en leed, kent de verlangens en de mysteries van het leven en lijdt met hen mee in de angsten van de dood. Aan allen, die op zoek zijn naar vrede, wil zij antwoord geven in een broederlijke dialoog, door hun de vrede en het licht van het Evangelie te brengen.
De gelovigen moeten zich inspannen en met alle anderen samenwerken voor de vestiging van een goede economische en sociale orde. Een bijzondere zorg moeten zij besteden aan de opvoeding van de kinderen en de opgroeiende jeugd in verschillende soorten van scholen, en deze moet men niet alleen zien als een uitstekend middel voor de vorming en ontwikkeling van de christelijke jeugd, maar tevens als een zeer waardevolle dienst aan de mensen, vooral aan de volken in de ontwikkelingslanden, met het oog op de verheffing van de menselijke waardigheid en op de vestiging van een meer menselijke situatie. Bovendien moeten zij deelnemen aan het streven van de volken, die door de bestrijding van honger, onwetendheid en ziekten, betere levensvoorwaarden trachten te scheppen en de vrede in de wereld trachten te versterken. Bij deze activiteit zullen de gelovigen graag proberen, op verstandige wijze mee te werken aan de initiatieven van particuliere en publieke instellingen, van de regeringen, van internationale organen, van de verschillende christelijke gemeenschappen en van de niet-christelijke godsdiensten.
De Kerk wil zich echter op geen enkele wijze mengen in het bestuur van de burgerlijke maatschappij. Zij verlangt voor zichzelf geen andere bevoegdheid dan met Gods hulp de mensen te dienen in liefde en trouw (Mt. 20, 26; Mt. 23, 11)[[b:Mt. 20, 26; Mt. 23, 11]] vgl: Post Duos Menses, 18[[[1612|18]]].
De leerlingen van Christus hopen, door een nauw contact met de mensen bij hun leven en werken, hun een echt getuigenis van Christus te kunnen geven en te kunnen arbeiden aan hun heil, ook waar zij nog niet de gelegenheid hebben, Christus ten volle te verkondigen. Want zij zoeken niet de louter stoffelijke vooruitgang en welvaart van de mensen, maar zij willen hun waardigheid en broederlijke eenheid verhogen door hen de godsdienstige en zedelijke waarheden te leren, die Christus helder in het licht heeft gesteld, en op deze wijze geven zij hun geleidelijk een steeds grotere toegang tot God. Zo worden de mensen geholpen om tot het heil te komen door de liefde jegens God en de naaste; zo begint het geheim van Christus zich te ontsluiten, in wie de nieuwe Mens verschenen is, die naar Gods beeld is geschapen (Ef. 4, 24)[[b:Ef. 4, 24]] en in wie de liefde van God zich openbaart.
Referenties naar alinea 12: 5
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Reconciliatio et paenitentia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 - De prediking van het Evangelie en het bijeenbrengen van het Volk Gods
13
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Indulgentiarum Doctrina ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Evangelieprediking en bekering
Overal waar God een deur opent voor de prediking van het geheim van Christus (Kol. 4, 3)[[b:Kol. 4, 3]], moet aan alle mensen (Mc. 16, 15)[[b:Mc. 16, 15]] met vrijmoedigheid en standvastigheid (Hand. 4, 13.29.31; Hand. 9, 27-28; Hand. 13, 46; Hand. 14, 3; Hand. 19, 8; Hand. 26, 26; Hand. 28, 31; 1 Tess. 2, 2; 2 Kor. 3, 12; 2 Kor. 7, 4; Fil. 1, 20; Ef. 3, 12; Ef. 6, 19.20)[[b:Hand. 4, 13.29.31; Hand. 9, 27-28; Hand. 13, 46; Hand. 14, 3; Hand. 19, 8; Hand. 26, 26; Hand. 28, 31; 1 Tess. 2, 2; 2 Kor. 3, 12; 2 Kor. 7, 4; Fil. 1, 20; Ef. 3, 12; Ef. 6, 19.20]] de levende God worden verkondigd (1 Kor. 9, 15; Rom. 10, 14)[[b:1 Kor. 9, 15; Rom. 10, 14]] en Degene, die Hij gezonden heeft tot heil van allen, Jezus Christus. (1 Tess. 1, 9-10; 1 Kor. 1, 18-21; Gal. 3, 1; Hand. 14, 15-17; Hand. 17, 22-31)[[b:1 Tess. 1, 9-10; 1 Kor. 1, 18-21; Gal. 3, 1; Hand. 14, 15-17; Hand. 17, 22-31]] Dan zullen de niet-christenen, wanneer de Heilige Geest hun hart ontvankelijk maakt (Hand. 16, 14)[[b:Hand. 16, 14]], tot het geloof komen en zich in vrijheid bekeren tot de Heer, en zij zullen zich oprecht aansluiten bij Hem, die als "de weg, de waarheid en het leven" (Joh. 14, 6)[b:Joh. 14, 6] al hun geestelijke verwachtingen vervult en zelfs oneindig ver overtreft.
Deze bekering is ongetwijfeld slechts een begin, maar voldoende om de mens te doen begrijpen, dat hij bevrijd is van de zonde en wordt binnengeleid in het geheim van de liefde van God, die hem roept tot een persoonlijke gemeenschap met Hem in Christus. Want onder de werking van Gods genade begint de nieuwbekeerde een geestelijke weg, waarlangs hij, reeds door het geloof deelachtig aan het geheim van de Dood en Verrijzenis, de overgang maakt van de oude mens naar de nieuwe mens, die zijn volmaaktheid vindt in Christus (Kol. 3, 5-10; Ef. 4, 20-24)[[b:Kol. 3, 5-10; Ef. 4, 20-24]]. Deze overgang, die een geleidelijke verandering van mentaliteit en levensgedrag met zich meebrengt, moet tot uitdrukking komen in zijn sociale consequenties en zich gedurende het catechumenaat stap voor stap ontwikkelen. Omdat de Heer, in wie men gelooft, een teken van tegenspraak is (Lc. 2, 34; Mt. 10, 34-39)[[b:Lc. 2, 34; Mt. 10, 34-39]], zal de nieuwbekeerde niet zelden conflicten en pijnlijke scheidingen moeten beleven, maar hij zal ook een blijdschap ondervinden, die God schenkt zonder maat (1 Tess. 1, 6)[[b:1 Tess. 1, 6]].
De Kerk verbiedt streng, iemand tot het aanvaarden van het geloof te dwingen, of hem langs slinkse wegen daartoe te brengen of over te halen, gelijk zij ook krachtig opkomt voor ieders recht om niet door een onrechtvaardige druk van het geloof te worden afgehouden. vgl: Dignitatis Humanae, 2,4,10[[[702|2.4.10]]] vgl: Gaudium et Spes, 21[[[575|21]]].
Volgens het aloude gebruik van de Kerk moeten de beweegredenen voor de bekering goed worden onderzocht en zo nodig, worden gerectificeerd.
Overal waar God een deur opent voor de prediking van het geheim van Christus (Kol. 4, 3)[[b:Kol. 4, 3]], moet aan alle mensen (Mc. 16, 15)[[b:Mc. 16, 15]] met vrijmoedigheid en standvastigheid (Hand. 4, 13.29.31; Hand. 9, 27-28; Hand. 13, 46; Hand. 14, 3; Hand. 19, 8; Hand. 26, 26; Hand. 28, 31; 1 Tess. 2, 2; 2 Kor. 3, 12; 2 Kor. 7, 4; Fil. 1, 20; Ef. 3, 12; Ef. 6, 19.20)[[b:Hand. 4, 13.29.31; Hand. 9, 27-28; Hand. 13, 46; Hand. 14, 3; Hand. 19, 8; Hand. 26, 26; Hand. 28, 31; 1 Tess. 2, 2; 2 Kor. 3, 12; 2 Kor. 7, 4; Fil. 1, 20; Ef. 3, 12; Ef. 6, 19.20]] de levende God worden verkondigd (1 Kor. 9, 15; Rom. 10, 14)[[b:1 Kor. 9, 15; Rom. 10, 14]] en Degene, die Hij gezonden heeft tot heil van allen, Jezus Christus. (1 Tess. 1, 9-10; 1 Kor. 1, 18-21; Gal. 3, 1; Hand. 14, 15-17; Hand. 17, 22-31)[[b:1 Tess. 1, 9-10; 1 Kor. 1, 18-21; Gal. 3, 1; Hand. 14, 15-17; Hand. 17, 22-31]] Dan zullen de niet-christenen, wanneer de Heilige Geest hun hart ontvankelijk maakt (Hand. 16, 14)[[b:Hand. 16, 14]], tot het geloof komen en zich in vrijheid bekeren tot de Heer, en zij zullen zich oprecht aansluiten bij Hem, die als "de weg, de waarheid en het leven" (Joh. 14, 6)[b:Joh. 14, 6] al hun geestelijke verwachtingen vervult en zelfs oneindig ver overtreft.
Deze bekering is ongetwijfeld slechts een begin, maar voldoende om de mens te doen begrijpen, dat hij bevrijd is van de zonde en wordt binnengeleid in het geheim van de liefde van God, die hem roept tot een persoonlijke gemeenschap met Hem in Christus. Want onder de werking van Gods genade begint de nieuwbekeerde een geestelijke weg, waarlangs hij, reeds door het geloof deelachtig aan het geheim van de Dood en Verrijzenis, de overgang maakt van de oude mens naar de nieuwe mens, die zijn volmaaktheid vindt in Christus (Kol. 3, 5-10; Ef. 4, 20-24)[[b:Kol. 3, 5-10; Ef. 4, 20-24]]. Deze overgang, die een geleidelijke verandering van mentaliteit en levensgedrag met zich meebrengt, moet tot uitdrukking komen in zijn sociale consequenties en zich gedurende het catechumenaat stap voor stap ontwikkelen. Omdat de Heer, in wie men gelooft, een teken van tegenspraak is (Lc. 2, 34; Mt. 10, 34-39)[[b:Lc. 2, 34; Mt. 10, 34-39]], zal de nieuwbekeerde niet zelden conflicten en pijnlijke scheidingen moeten beleven, maar hij zal ook een blijdschap ondervinden, die God schenkt zonder maat (1 Tess. 1, 6)[[b:1 Tess. 1, 6]].
De Kerk verbiedt streng, iemand tot het aanvaarden van het geloof te dwingen, of hem langs slinkse wegen daartoe te brengen of over te halen, gelijk zij ook krachtig opkomt voor ieders recht om niet door een onrechtvaardige druk van het geloof te worden afgehouden. vgl: Dignitatis Humanae, 2,4,10[[[702|2.4.10]]] vgl: Gaudium et Spes, 21[[[575|21]]].
Volgens het aloude gebruik van de Kerk moeten de beweegredenen voor de bekering goed worden onderzocht en zo nodig, worden gerectificeerd.
Referenties naar alinea 13: 6
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Indulgentiarum Doctrina ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Catechesi Tradendae ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Het catechumenaat en de christelijke initiatie
Zij, die door de Kerk het geloof in Christus van God hebben ontvangen vgl: Lumen Gentium, 17[[[617|17]]], zullen met liturgische plechtigheden in het catechumenaat worden opgenomen. Dit laatste is niet enkel een uiteenzetting van dogma's en geboden, maar een inleiding en een vormende voorbereiding op heel het christelijk leven gedurende een behoorlijke tijd, waardoor de leerlingen in contact komen met hun Leraar, Christus. De catechumenen zullen dus op passende wijze worden ingewijd in het heilsgeheim en in de praktijk van het evangelische leven, en zij zullen van tijd tot tijd door liturgische plechtigheden vgl: Sacrosanctum Concilium, 64,65[[[570|64.65]]] worden ingeleid in het geloofsleven, het liturgische leven en het leven – in liefde van het volk Gods.
Vervolgens worden zij door de sacramenten van de christelijke initiatie ontrukt aan het machtsgebied van de duisternis (Kol. 1, 13)[[b:Kol. 1, 13]] ((Vgl. Mt. 12, 28; Joh. 8, 44; Joh. 12, 31; voor de bevrijding uit de slavernij van de duivel en de duisternis de evangelieteksten))[[b:Mt. 12, 28; Joh. 8, 44; Joh. 12, 31]] (Joh. 3, 8; Ef. 2, 1-2)[[b:Joh. 3, 8; Ef. 2, 1-2]] zie verder de doopliturgie in...zie verder de doopliturgie in het Rituale Romanum, ontvangen zij, met Christus gestorven, begraven en verrezen (Rom. 6, 4-11; Kol. 2, 12-13; 1 Pt. 3, 21-22; Mc. 16, 16)[[b:Rom. 6, 4-11; Kol. 2, 12-13; 1 Pt. 3, 21-22; Mc. 16, 16]], de Geest (1 Tess. 3, 5-7; Hand. 8, 14-17)[[b:1 Tess. 3, 5-7; Hand. 8, 14-17]], van het kindschap, en vieren zij samen met heel het volk Gods de gedachtenis van de dood en de verrijzenis des Heren.
Een herziening van de liturgie van de Vastentijd en de Paastijd is gewenst, zodat ze geschikt is om de catechumenen voor te bereiden op de viering van het Paasgeheim; want tijdens de plechtige viering hiervan worden zij door het Doopsel in Christus herboren.
Deze christelijke initiatie door het catechumenaat moet niet alleen het werk zijn van de catechisten of priesters, maar van heel de gemeenschap der gelovigen, in het bijzonder van peter en meter, zodat de catechumenen van het begin af aan het gevoel hebben, dat zij behoren tot het volk Gods. En omdat het leven van de Kerk apostolisch is, moeten de catechumenen ook leren, door het getuigenis van hun leven en het belijden van hun geloof actief mee te werken aan de prediking van het Evangelie en de opbouw van de Kerk.
De juridische status tenslotte van de catechumenen moet in het nieuwe kerkelijk wetboek duidelijk worden omschreven. Want zij zijn reeds verbonden met de Kerk vgl: Lumen Gentium, 14[[[617|14]]], zij behoren reeds tot het gezin van Christus 11, 4: P.L. 35, 1476[[859]], en niet zelden leiden zij reeds een leven van geloof, hoop en liefde.
Zij, die door de Kerk het geloof in Christus van God hebben ontvangen vgl: Lumen Gentium, 17[[[617|17]]], zullen met liturgische plechtigheden in het catechumenaat worden opgenomen. Dit laatste is niet enkel een uiteenzetting van dogma's en geboden, maar een inleiding en een vormende voorbereiding op heel het christelijk leven gedurende een behoorlijke tijd, waardoor de leerlingen in contact komen met hun Leraar, Christus. De catechumenen zullen dus op passende wijze worden ingewijd in het heilsgeheim en in de praktijk van het evangelische leven, en zij zullen van tijd tot tijd door liturgische plechtigheden vgl: Sacrosanctum Concilium, 64,65[[[570|64.65]]] worden ingeleid in het geloofsleven, het liturgische leven en het leven – in liefde van het volk Gods.
Vervolgens worden zij door de sacramenten van de christelijke initiatie ontrukt aan het machtsgebied van de duisternis (Kol. 1, 13)[[b:Kol. 1, 13]] ((Vgl. Mt. 12, 28; Joh. 8, 44; Joh. 12, 31; voor de bevrijding uit de slavernij van de duivel en de duisternis de evangelieteksten))[[b:Mt. 12, 28; Joh. 8, 44; Joh. 12, 31]] (Joh. 3, 8; Ef. 2, 1-2)[[b:Joh. 3, 8; Ef. 2, 1-2]] zie verder de doopliturgie in...zie verder de doopliturgie in het Rituale Romanum, ontvangen zij, met Christus gestorven, begraven en verrezen (Rom. 6, 4-11; Kol. 2, 12-13; 1 Pt. 3, 21-22; Mc. 16, 16)[[b:Rom. 6, 4-11; Kol. 2, 12-13; 1 Pt. 3, 21-22; Mc. 16, 16]], de Geest (1 Tess. 3, 5-7; Hand. 8, 14-17)[[b:1 Tess. 3, 5-7; Hand. 8, 14-17]], van het kindschap, en vieren zij samen met heel het volk Gods de gedachtenis van de dood en de verrijzenis des Heren.
Een herziening van de liturgie van de Vastentijd en de Paastijd is gewenst, zodat ze geschikt is om de catechumenen voor te bereiden op de viering van het Paasgeheim; want tijdens de plechtige viering hiervan worden zij door het Doopsel in Christus herboren.
Deze christelijke initiatie door het catechumenaat moet niet alleen het werk zijn van de catechisten of priesters, maar van heel de gemeenschap der gelovigen, in het bijzonder van peter en meter, zodat de catechumenen van het begin af aan het gevoel hebben, dat zij behoren tot het volk Gods. En omdat het leven van de Kerk apostolisch is, moeten de catechumenen ook leren, door het getuigenis van hun leven en het belijden van hun geloof actief mee te werken aan de prediking van het Evangelie en de opbouw van de Kerk.
De juridische status tenslotte van de catechumenen moet in het nieuwe kerkelijk wetboek duidelijk worden omschreven. Want zij zijn reeds verbonden met de Kerk vgl: Lumen Gentium, 14[[[617|14]]], zij behoren reeds tot het gezin van Christus 11, 4: P.L. 35, 1476[[859]], en niet zelden leiden zij reeds een leven van geloof, hoop en liefde.
Referenties naar alinea 14: 7
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Catechesi Tradendae ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 - De vorming van de Christengemeenschap
15
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Familiaris Consortio ->=geentekst=
Ministeria quaedam ->=geentekst=
Catechesi Tradendae ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Tot het College van Kardinalen ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Pro Comperto Sane ->=geentekst=
De verschillende aspecten van de Christengemeenschap
De Heilige Geest roept alle mensen door het zaad van het Woord en de prediking van het Evangelie tot Christus en wekt in hun hart de gehoorzaamheid van het geloof. En wanneer Hij hen, die in Christus geloven, in de doopvont doet herboren worden, voert Hij hen binnen in het éne volk Gods, "een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk" (1 Pt. 2, 9)[b:1 Pt. 2, 9] vgl: Lumen Gentium, 9[[[617|9]]].
Daarom moeten de missionarissen als Gods medewerkers (1 Kor. 3, 9)[[b:1 Kor. 3, 9]] zulke gemeenschappen van gelovigen vormen, dat deze een leven leiden, de roeping waardig, waarmee zij geroepen zijn (Ef. 4, 1)[[b:Ef. 4, 1]], en het drievoudig ambt, dat hun door God is toevertrouwd, nl het priesterlijk, profetisch en koninklijk ambt. Hierdoor wordt de christengemeenschap een teken van Gods aanwezigheid in de wereld. Want
Zulk een groep van gelovigen met de cultuurrijkdom van haar eigen stam moet diep geworteld zijn in het eigen volk. Er moeten gezinnen opbloeien met een evangelische geest vgl: Lumen Gentium, 11,35,41[[[617|11.35.41]]], die een krachtige steun vinden in goede scholen. Er moeten verenigingen en organisaties worden opgericht. waardoor het lekenapostolaat heel de samenleving kan doordringen van een evangelische geest. Tenslotte moeten de katholieken van verschillende ritussen een grote liefde uitstralen voor elkaar. vgl: Orientalium Ecclesiarum, 4[[[701|4]]]. Onder de nieuwgedoopten moet ook de oecumenische geest worden gestimuleerd; zij moeten goed beseffen, dat hun broeders, die in Christus geloven, Christus' leerlingen zijn, herboren door het doopsel en met hen deelachtig aan de vele gaven van Gods volk. Naar gelang van de godsdienstige situatie moet er een oecumenische activiteit worden ontwikkeld, waarin de katholieken broederlijk samenwerken met hun gescheiden broeders volgens de normen van het Decreet over het Oecumenisme[618], met uitsluiting van elke schijn, zowel van indifferentisme en verdoezeling als van ongezonde wedijver; hun samenwerking moet bestaan in een gemeenschappelijke belijdenis, voor zover deze aanwezig is, van hun geloof in God en in Jezus Christus ten overstaan van de heidenen, en verder moeten zij samenwerken op sociaal en technisch, en op cultureel en godsdienstig gebied. Laten zij vooral samenwerken omwille van Christus, hun gemeenschappelijke Heer: zijn naam moge hen verenigen! Deze samenwerking moet zich verder niet alleen beperken tot particulieren, maar moet zich, volgens het oordeel van de plaatselijke ordinaris, ook uitstrekken tot de Kerken of kerkelijke gemeenschappen en haar activiteiten.
De gelovigen, uit alle volken in de Kerk verenigd, zijn "noch door bestuur, noch door taal, noch door politieke instellingen van de andere mensen onderscheiden" 5: P.G. 2, 1173[[1571|+30]] vgl: Lumen Gentium, 38[[[617|38]]], en moeten daarom, terwijl zij voor God en Christus leven, de eerzame relaties met hun volk onderhouden. Als goede burgers moeten zij een waarachtige en daadwerkelijke vaderlandsliefde beoefenen, maar daarbij iedere vorm van rassendiscriminatie en overdreven nationalisme vermijden en de universele liefde tussen de mensen bevorderen.
Voor het bereiken van deze doeleinden zijn de leken, d.i. de gelovigen, die door het doopsel bij Christus ingelijfd, in de wereld leven, van grote betekenis en verdienen daarom bijzondere zorg. Zij zijn het immers, die, doordrongen van de geest van Christus, als een zuurdeeg aan de aardse werkelijkheden van binnenuit bezieling en oriëntering moeten geven, opdat deze zich steeds meer mogen ontwikkelen volgens de leer van Christus. vgl: Lumen Gentium, 32[[[617|32]]] vgl: Apostolicam Actuositatem, 5-7[[[653|5-7]]].
Het is echter niet voldoende, dat het christenvolk in een bepaald land aanwezig en georganiseerd is en er het apostolaat van het voorbeeld uitoefent. Het doel van die aanwezigheid en organisatie is: Christus door woord en daad te verkondigen aan de niet-christelijke medeburgers en dezen te helpen om tot de volledige aanvaarding van Christus te komen.
Voor de vestiging nu van de Kerk en de bloei van de christengemeenschap zijn verschillende bedieningen nodig, waarvoor God de roeping geeft in de gemeenschap zelf van de gelovigen en die door allen met grote zorg moeten worden omgeven en behartigd. Hiertoe behoren de functies van de priesters, de diakens en de catechisten en de Katholieke Actie. Ook de mannelijke en vrouwelijke religieuzen hebben de onmisbare taak om door gebed of door uiterlijke activiteit het Koninkrijk van Christus in de harten te vestigen en te versterken en het verder uit te breiden.
hoofdstuk 8[[1571|+68]]
De Heilige Geest roept alle mensen door het zaad van het Woord en de prediking van het Evangelie tot Christus en wekt in hun hart de gehoorzaamheid van het geloof. En wanneer Hij hen, die in Christus geloven, in de doopvont doet herboren worden, voert Hij hen binnen in het éne volk Gods, "een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk" (1 Pt. 2, 9)[b:1 Pt. 2, 9] vgl: Lumen Gentium, 9[[[617|9]]].
Daarom moeten de missionarissen als Gods medewerkers (1 Kor. 3, 9)[[b:1 Kor. 3, 9]] zulke gemeenschappen van gelovigen vormen, dat deze een leven leiden, de roeping waardig, waarmee zij geroepen zijn (Ef. 4, 1)[[b:Ef. 4, 1]], en het drievoudig ambt, dat hun door God is toevertrouwd, nl het priesterlijk, profetisch en koninklijk ambt. Hierdoor wordt de christengemeenschap een teken van Gods aanwezigheid in de wereld. Want
- in het eucharistisch Offer gaat zij voortdurend met Christus op naar de Vader vgl: Lumen Gentium, 10,11,34[[[617|10.11.34]]];
- zij neemt ijverig Gods woord in zich op vgl: Dei Verbum, 21[[[576|21]]]
- en legt zo getuigenis af voor Christus vgl: Lumen Gentium, 12,35[[[617|12.35]]];
- zij leidt tenslotte een leven van liefde en heeft een vurige apostolische geest vgl: Lumen Gentium, 23,26[[[617|23.26]]].
Zulk een groep van gelovigen met de cultuurrijkdom van haar eigen stam moet diep geworteld zijn in het eigen volk. Er moeten gezinnen opbloeien met een evangelische geest vgl: Lumen Gentium, 11,35,41[[[617|11.35.41]]], die een krachtige steun vinden in goede scholen. Er moeten verenigingen en organisaties worden opgericht. waardoor het lekenapostolaat heel de samenleving kan doordringen van een evangelische geest. Tenslotte moeten de katholieken van verschillende ritussen een grote liefde uitstralen voor elkaar. vgl: Orientalium Ecclesiarum, 4[[[701|4]]]. Onder de nieuwgedoopten moet ook de oecumenische geest worden gestimuleerd; zij moeten goed beseffen, dat hun broeders, die in Christus geloven, Christus' leerlingen zijn, herboren door het doopsel en met hen deelachtig aan de vele gaven van Gods volk. Naar gelang van de godsdienstige situatie moet er een oecumenische activiteit worden ontwikkeld, waarin de katholieken broederlijk samenwerken met hun gescheiden broeders volgens de normen van het Decreet over het Oecumenisme[618], met uitsluiting van elke schijn, zowel van indifferentisme en verdoezeling als van ongezonde wedijver; hun samenwerking moet bestaan in een gemeenschappelijke belijdenis, voor zover deze aanwezig is, van hun geloof in God en in Jezus Christus ten overstaan van de heidenen, en verder moeten zij samenwerken op sociaal en technisch, en op cultureel en godsdienstig gebied. Laten zij vooral samenwerken omwille van Christus, hun gemeenschappelijke Heer: zijn naam moge hen verenigen! Deze samenwerking moet zich verder niet alleen beperken tot particulieren, maar moet zich, volgens het oordeel van de plaatselijke ordinaris, ook uitstrekken tot de Kerken of kerkelijke gemeenschappen en haar activiteiten.
De gelovigen, uit alle volken in de Kerk verenigd, zijn "noch door bestuur, noch door taal, noch door politieke instellingen van de andere mensen onderscheiden" 5: P.G. 2, 1173[[1571|+30]] vgl: Lumen Gentium, 38[[[617|38]]], en moeten daarom, terwijl zij voor God en Christus leven, de eerzame relaties met hun volk onderhouden. Als goede burgers moeten zij een waarachtige en daadwerkelijke vaderlandsliefde beoefenen, maar daarbij iedere vorm van rassendiscriminatie en overdreven nationalisme vermijden en de universele liefde tussen de mensen bevorderen.
Voor het bereiken van deze doeleinden zijn de leken, d.i. de gelovigen, die door het doopsel bij Christus ingelijfd, in de wereld leven, van grote betekenis en verdienen daarom bijzondere zorg. Zij zijn het immers, die, doordrongen van de geest van Christus, als een zuurdeeg aan de aardse werkelijkheden van binnenuit bezieling en oriëntering moeten geven, opdat deze zich steeds meer mogen ontwikkelen volgens de leer van Christus. vgl: Lumen Gentium, 32[[[617|32]]] vgl: Apostolicam Actuositatem, 5-7[[[653|5-7]]].
Het is echter niet voldoende, dat het christenvolk in een bepaald land aanwezig en georganiseerd is en er het apostolaat van het voorbeeld uitoefent. Het doel van die aanwezigheid en organisatie is: Christus door woord en daad te verkondigen aan de niet-christelijke medeburgers en dezen te helpen om tot de volledige aanvaarding van Christus te komen.
Voor de vestiging nu van de Kerk en de bloei van de christengemeenschap zijn verschillende bedieningen nodig, waarvoor God de roeping geeft in de gemeenschap zelf van de gelovigen en die door allen met grote zorg moeten worden omgeven en behartigd. Hiertoe behoren de functies van de priesters, de diakens en de catechisten en de Katholieke Actie. Ook de mannelijke en vrouwelijke religieuzen hebben de onmisbare taak om door gebed of door uiterlijke activiteit het Koninkrijk van Christus in de harten te vestigen en te versterken en het verder uit te breiden.
hoofdstuk 8[[1571|+68]]
Referenties naar alinea 15: 18
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Familiaris Consortio ->=geentekst=
Ministeria quaedam ->=geentekst=
Catechesi Tradendae ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Tot het College van Kardinalen ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Pro Comperto Sane ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Boodschap aan de permanente diakens ->=geentekst=
Slotdocument van de Bisschoppensynode over de Pan-Amazone Regio (t.m. nr 53 + 86-120) ->=geentekst=
De vorming van een plaatselijke geestelijkheid
Met grote vreugde spreekt de Kerk haar dankbaarheid uit voor de onschatbare gave van de roeping tot het priesterschap, die door God is geschonken aan zoveel jonge mensen uit de volken, die nog maar pas tot het christendom zijn overgegaan. Want de Kerk schiet des te sterker wortel in een bepaalde menselijke groepering naargelang de verschillende gemeenschappen van gelovigen uit haar eigen milieu heilsbedienaren krijgen in de rijen van de bisschoppen, de priesters en de diakens, ten dienste van hun broeders, zodat de jonge Kerken geleidelijk komen tot een diocesane structuur met een eigen geestelijkheid.
Al wat dit Concilie heeft bepaald omtrent de roeping en de opleiding tot het priesterschap, moet nauwgezet in acht worden genomen bij een eerste vestiging van de Kerk en in de jonge Kerken. Bijzondere aandacht moet men schenken aan hetgeen gezegd wordt over het nauwe verband, dat er moet bestaan tussen de geestelijke en de doctrinaire en pastorale vorming, over het leiden van een evangelisch leven zonder daarbij uit te zijn op eigen voordeel of dat van de familie, over het cultiveren van een diepe zin voor het mysterie van de Kerk. Dit alles zal voor de priesters een uitstekende leerschool kunnen zijn om zich geheel te geven aan de dienst van het Lichaam van Christus en het werk van het Evangelie, om steeds de trouwe medewerkers te zijn van hun eigen bisschop en hun medebroeders collegiaal ten dienste te staan vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 4,8,9[[[675|4.8.9]]].
Ter bereiking van dit algemene doel zal de gehele opleiding van de seminaristen in het teken staan van het heilsmysterie, zoals dit in de Schrift tot uitdrukking komt. Dit mysterie van Christus en van het menselijk heil moeten zij trachten te vinden en te beleven in de liturgie. vgl: Sacrosanctum Concilium, 17[[[570|17]]].
Deze algemene eisen van het Concilie omtrent de priesteropleiding, ook in pastoraal en praktisch opzicht vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 1[[[675|1]]], moeten samen gaan met het streven om zich aan te passen aan de bijzondere denk- en leefwijze van het eigen volk. Men moet dus de seminaristen openheid en feeling trachten bij te brengen voor de cultuur van hun eigen volk om die beter te leren kennen en te kunnen beoordelen. In de studie van filosofie en theologie moeten zij de verhouding leren zien van hun nationale traditie en godsdienst tot de christelijke godsdienst vgl: Princeps Pastorum, (16)[[[726|(16)]]]. Eveneens moet de priesteropleiding rekening houden met de pastorale behoeften van het betreffende gebied. De seminaristen moeten op de hoogte zijn van de geschiedenis, het doel en de methode van de missieactiviteit van de Kerk en ook van de bijzondere sociale, economische en culturele situatie van hun eigen volk. Zij moeten gevormd worden tot een oecumenische geest en goed worden voorbereid op een broederlijke dialoog met de niet-christenen.vgl: Unitatis Redintegratio, 4[[[618|4]]]. Voor dit alles is nodig, dat iedere kandidaat zijn studie voor het priesterschap zoveel mogelijk verricht in nauw contact met zijn eigen volk vgl: Princeps Pastorum, (14)[[[726|(14)]]]. Tenslotte moet hun ook de methode van een goed geregelde kerkelijke en zelfs van een economische administratie worden bijgebracht.
Bovendien moeten er geschikt priesters worden uitgekozen, die na enige pastorale praktijk hogere studies gaan maken aan universiteiten, ook in het buitenland, vooral in Rome en aan andere wetenschappelijke instituten, zodat zij als leden van de plaatselijke geestelijkheid de jonge Kerken met hun wetenschap en deskundigheid terzijde kunnen staan door het bekleden van meer belangrijke kerkelijke posten.
Waar de bisschoppenconferenties het wenselijk achten, moet de orde van het diaconaat opnieuw worden ingevoerd als een blijvende levensstaat overeenkomstig de Constitutie "Over de Kerk" vgl: Lumen Gentium, 29[[[617|29]]]. Want het is goed, dat mannen, die een echt diaconaal dienstwerk verrichten door de verkondiging van het woord Gods als catechisten of door het geven van leiding aan verspreid liggende christengemeenschappen in naam van de pastoor en de bisschop, of door liefdebetoon in sociale of charitatieve arbeid, een bijzondere kracht ontvangen door de handoplegging, die een apostolische traditie is, en in een nauwere betrekking komen te staan tot het altaar, om zo door de sacramentele genade van het diaconaat hun dienstwerk met meer vrucht te kunnen vervullen.
Met grote vreugde spreekt de Kerk haar dankbaarheid uit voor de onschatbare gave van de roeping tot het priesterschap, die door God is geschonken aan zoveel jonge mensen uit de volken, die nog maar pas tot het christendom zijn overgegaan. Want de Kerk schiet des te sterker wortel in een bepaalde menselijke groepering naargelang de verschillende gemeenschappen van gelovigen uit haar eigen milieu heilsbedienaren krijgen in de rijen van de bisschoppen, de priesters en de diakens, ten dienste van hun broeders, zodat de jonge Kerken geleidelijk komen tot een diocesane structuur met een eigen geestelijkheid.
Al wat dit Concilie heeft bepaald omtrent de roeping en de opleiding tot het priesterschap, moet nauwgezet in acht worden genomen bij een eerste vestiging van de Kerk en in de jonge Kerken. Bijzondere aandacht moet men schenken aan hetgeen gezegd wordt over het nauwe verband, dat er moet bestaan tussen de geestelijke en de doctrinaire en pastorale vorming, over het leiden van een evangelisch leven zonder daarbij uit te zijn op eigen voordeel of dat van de familie, over het cultiveren van een diepe zin voor het mysterie van de Kerk. Dit alles zal voor de priesters een uitstekende leerschool kunnen zijn om zich geheel te geven aan de dienst van het Lichaam van Christus en het werk van het Evangelie, om steeds de trouwe medewerkers te zijn van hun eigen bisschop en hun medebroeders collegiaal ten dienste te staan vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 4,8,9[[[675|4.8.9]]].
Ter bereiking van dit algemene doel zal de gehele opleiding van de seminaristen in het teken staan van het heilsmysterie, zoals dit in de Schrift tot uitdrukking komt. Dit mysterie van Christus en van het menselijk heil moeten zij trachten te vinden en te beleven in de liturgie. vgl: Sacrosanctum Concilium, 17[[[570|17]]].
Deze algemene eisen van het Concilie omtrent de priesteropleiding, ook in pastoraal en praktisch opzicht vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 1[[[675|1]]], moeten samen gaan met het streven om zich aan te passen aan de bijzondere denk- en leefwijze van het eigen volk. Men moet dus de seminaristen openheid en feeling trachten bij te brengen voor de cultuur van hun eigen volk om die beter te leren kennen en te kunnen beoordelen. In de studie van filosofie en theologie moeten zij de verhouding leren zien van hun nationale traditie en godsdienst tot de christelijke godsdienst vgl: Princeps Pastorum, (16)[[[726|(16)]]]. Eveneens moet de priesteropleiding rekening houden met de pastorale behoeften van het betreffende gebied. De seminaristen moeten op de hoogte zijn van de geschiedenis, het doel en de methode van de missieactiviteit van de Kerk en ook van de bijzondere sociale, economische en culturele situatie van hun eigen volk. Zij moeten gevormd worden tot een oecumenische geest en goed worden voorbereid op een broederlijke dialoog met de niet-christenen.vgl: Unitatis Redintegratio, 4[[[618|4]]]. Voor dit alles is nodig, dat iedere kandidaat zijn studie voor het priesterschap zoveel mogelijk verricht in nauw contact met zijn eigen volk vgl: Princeps Pastorum, (14)[[[726|(14)]]]. Tenslotte moet hun ook de methode van een goed geregelde kerkelijke en zelfs van een economische administratie worden bijgebracht.
Bovendien moeten er geschikt priesters worden uitgekozen, die na enige pastorale praktijk hogere studies gaan maken aan universiteiten, ook in het buitenland, vooral in Rome en aan andere wetenschappelijke instituten, zodat zij als leden van de plaatselijke geestelijkheid de jonge Kerken met hun wetenschap en deskundigheid terzijde kunnen staan door het bekleden van meer belangrijke kerkelijke posten.
Waar de bisschoppenconferenties het wenselijk achten, moet de orde van het diaconaat opnieuw worden ingevoerd als een blijvende levensstaat overeenkomstig de Constitutie "Over de Kerk" vgl: Lumen Gentium, 29[[[617|29]]]. Want het is goed, dat mannen, die een echt diaconaal dienstwerk verrichten door de verkondiging van het woord Gods als catechisten of door het geven van leiding aan verspreid liggende christengemeenschappen in naam van de pastoor en de bisschop, of door liefdebetoon in sociale of charitatieve arbeid, een bijzondere kracht ontvangen door de handoplegging, die een apostolische traditie is, en in een nauwere betrekking komen te staan tot het altaar, om zo door de sacramentele genade van het diaconaat hun dienstwerk met meer vrucht te kunnen vervullen.
Referenties naar alinea 16: 7
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Boodschap aan de permanente diakens ->=geentekst=
Slotdocument van de Bisschoppensynode over de Pan-Amazone Regio (t.m. nr 53 + 86-120) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ministeria quaedam ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Antiquum ministerium ->=geentekst=
De opleiding van de catechisten
Met eer moet ook vermeld worden de schare van hen, die zulke grote verdiensten hebben voor de heidenmissie, nl. de schare van mannelijke en vrouwelijke catechisten, die in een apostolische geest een moeizame, voortreffelijke en zo noodzakelijke bijdrage leveren voor de uitbreiding van geloof en Kerk.
Nu er in onze tijd zulk een gebrek is aan geestelijken voor de Evangelieprediking aan die enorme massa mensen en voor het herderlijk dienstwerk, is de taak van de catechisten van de hoogste betekenis. Daarom moet hun opleiding worden verbeterd en aangepast aan de culturele vooruitgang, zodat zij als waardevolle medewerkers van de priesters hun functie, die steeds nieuwe en zwaardere verplichtingen met zich meebrengt, met het beste resultaat kunnen vervullen.
Daarom zullen er meer diocesane en regionale scholen worden opgericht, waarin de toekomstige catechisten onderricht ontvangen in de katholieke leer, vooral op Bijbels en liturgisch gebied, en in de catechetische methode en de pastorale praktijk, en waarin zij een echt christelijke levenswijze vgl: Princeps Pastorum, (39)[[[726|(39)]]] kunnen opdoen door een voortdurende toeleg op vroomheid en heiligheid van leven. Verder moeten er congressen of cursussen worden gehouden, waarin de catechisten geregeld een voortgezette theoretische en praktische scholing krijgen, die nuttig is voor hun dienstwerk en waarin hun geestelijk leven nieuw voedsel en nieuwe kracht ontvangt. Ook moet aan degenen, die zich geheel aan dit werk wijden, een passend bestaan en de nodige sociale zekerheid worden verschaft door een billijke salariëring Bedoeld zijn de zgn....Bedoeld zijn de zgn. "full-time catechisten".
Het is wenselijk, dat in de opleiding en het onderhoud van de catechisten op passende wijze wordt voorzien door bijzondere subsidies van de Congregatie tot voortplanting van het geloof. Is het nodig en mogelijk, dan zal een Werk voor de Catechisten worden opgericht.
Bovendien moeten de Kerken met dankbaarheid de edelmoedige arbeid waarderen van de hulp-catechisten wier steun zij eventueel nodig hebben. De hulp-catechisten gaan in hun gemeenschappen voor in het gebed en geven er onderricht. Aan hun doctrinaire en geestelijke vorming moet een behoorlijke zorg worden besteed. Verder is het gewenst, dat, waar dit geschikt kan, goed gevormde catechisten in een openbare liturgische plechtigheid de canonieke zending ontvangen, zodat zij bij het volk groter gezag genieten in hun werken voor het geloof.
Met eer moet ook vermeld worden de schare van hen, die zulke grote verdiensten hebben voor de heidenmissie, nl. de schare van mannelijke en vrouwelijke catechisten, die in een apostolische geest een moeizame, voortreffelijke en zo noodzakelijke bijdrage leveren voor de uitbreiding van geloof en Kerk.
Nu er in onze tijd zulk een gebrek is aan geestelijken voor de Evangelieprediking aan die enorme massa mensen en voor het herderlijk dienstwerk, is de taak van de catechisten van de hoogste betekenis. Daarom moet hun opleiding worden verbeterd en aangepast aan de culturele vooruitgang, zodat zij als waardevolle medewerkers van de priesters hun functie, die steeds nieuwe en zwaardere verplichtingen met zich meebrengt, met het beste resultaat kunnen vervullen.
Daarom zullen er meer diocesane en regionale scholen worden opgericht, waarin de toekomstige catechisten onderricht ontvangen in de katholieke leer, vooral op Bijbels en liturgisch gebied, en in de catechetische methode en de pastorale praktijk, en waarin zij een echt christelijke levenswijze vgl: Princeps Pastorum, (39)[[[726|(39)]]] kunnen opdoen door een voortdurende toeleg op vroomheid en heiligheid van leven. Verder moeten er congressen of cursussen worden gehouden, waarin de catechisten geregeld een voortgezette theoretische en praktische scholing krijgen, die nuttig is voor hun dienstwerk en waarin hun geestelijk leven nieuw voedsel en nieuwe kracht ontvangt. Ook moet aan degenen, die zich geheel aan dit werk wijden, een passend bestaan en de nodige sociale zekerheid worden verschaft door een billijke salariëring Bedoeld zijn de zgn....Bedoeld zijn de zgn. "full-time catechisten".
Het is wenselijk, dat in de opleiding en het onderhoud van de catechisten op passende wijze wordt voorzien door bijzondere subsidies van de Congregatie tot voortplanting van het geloof. Is het nodig en mogelijk, dan zal een Werk voor de Catechisten worden opgericht.
Bovendien moeten de Kerken met dankbaarheid de edelmoedige arbeid waarderen van de hulp-catechisten wier steun zij eventueel nodig hebben. De hulp-catechisten gaan in hun gemeenschappen voor in het gebed en geven er onderricht. Aan hun doctrinaire en geestelijke vorming moet een behoorlijke zorg worden besteed. Verder is het gewenst, dat, waar dit geschikt kan, goed gevormde catechisten in een openbare liturgische plechtigheid de canonieke zending ontvangen, zodat zij bij het volk groter gezag genieten in hun werken voor het geloof.
Referenties naar alinea 17: 6
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ministeria quaedam ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Antiquum ministerium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
De bevordering van het religieuze leven
Reeds bij het begin van de vestiging van de Kerk moet men met ijver het religieuze leven bevorderen; dit betekent immers niet alleen een kostbare en onontbeerlijke steun aan de missieactiviteit, maar het is door een vollediger toewijding, waardoor men zich aan God wegschenkt in de Kerk, tevens een duidelijk getuigenis en een duidelijk teken van het wezen van de christelijke roeping vgl: Lumen Gentium, 31,44[[[617|31.44]]].
De religieuze instellingen, die werken voor de vestiging van de Kerk, moeten de mystieke rijkdom, waarvan zij zelf vervuld zijn en die kenmerkend is voor de religieuze traditie van de Kerk, trachten uit te drukken en verder door te geven overeenkomstig de aanleg en de aard van ieder volk. Zij moeten nauwkeurig nagaan, in hoever de ascetische en contemplatieve tradities, waarvan soms nog vóór de prediking van het Evangelie door God kiemen zijn neergelegd in de oude culturen, kunnen worden geïntegreerd in het religieuze leven van het christendom.
In de jonge Kerken moeten de verschillende vormen van religieus leven tot ontwikkeling worden gebracht, om de velerlei aspecten te kunnen tonen van de zending van Christus en van het leven van de Kerk, en om zich te kunnen wijden aan allerlei pastorale activiteiten en hun leden behoorlijk daarop te kunnen voorbereiden. Toch moeten de bisschoppen door middel van hun Conferentie ervoor zorgen, dat er niet te veel congregaties komen met hetzelfde apostolische doel, want dit zou schadelijk kunnen zijn voor het religieuze leven en het apostolaat.
Bijzondere vermelding verdienen de verschillende initiatieven tot invoering van het contemplatieve leven. Men kan dit doen ofwel door te trachten om, met behoud van de wezenlijke elementen van het monastieke instituut, de rijke traditie van de eigen orde over te planten, ofwel door terug te keren tot de meer eenvoudige vormen van het oude monnikenwezen. Maar altijd moet men streven naar een echte aanpassing aan de plaatselijke omstandigheden. Omdat immers het contemplatieve leven behoort tot het volledig aanwezig-zijn van de Kerk, moet het overal in de jonge Kerken worden gevestigd.
Reeds bij het begin van de vestiging van de Kerk moet men met ijver het religieuze leven bevorderen; dit betekent immers niet alleen een kostbare en onontbeerlijke steun aan de missieactiviteit, maar het is door een vollediger toewijding, waardoor men zich aan God wegschenkt in de Kerk, tevens een duidelijk getuigenis en een duidelijk teken van het wezen van de christelijke roeping vgl: Lumen Gentium, 31,44[[[617|31.44]]].
De religieuze instellingen, die werken voor de vestiging van de Kerk, moeten de mystieke rijkdom, waarvan zij zelf vervuld zijn en die kenmerkend is voor de religieuze traditie van de Kerk, trachten uit te drukken en verder door te geven overeenkomstig de aanleg en de aard van ieder volk. Zij moeten nauwkeurig nagaan, in hoever de ascetische en contemplatieve tradities, waarvan soms nog vóór de prediking van het Evangelie door God kiemen zijn neergelegd in de oude culturen, kunnen worden geïntegreerd in het religieuze leven van het christendom.
In de jonge Kerken moeten de verschillende vormen van religieus leven tot ontwikkeling worden gebracht, om de velerlei aspecten te kunnen tonen van de zending van Christus en van het leven van de Kerk, en om zich te kunnen wijden aan allerlei pastorale activiteiten en hun leden behoorlijk daarop te kunnen voorbereiden. Toch moeten de bisschoppen door middel van hun Conferentie ervoor zorgen, dat er niet te veel congregaties komen met hetzelfde apostolische doel, want dit zou schadelijk kunnen zijn voor het religieuze leven en het apostolaat.
Bijzondere vermelding verdienen de verschillende initiatieven tot invoering van het contemplatieve leven. Men kan dit doen ofwel door te trachten om, met behoud van de wezenlijke elementen van het monastieke instituut, de rijke traditie van de eigen orde over te planten, ofwel door terug te keren tot de meer eenvoudige vormen van het oude monnikenwezen. Maar altijd moet men streven naar een echte aanpassing aan de plaatselijke omstandigheden. Omdat immers het contemplatieve leven behoort tot het volledig aanwezig-zijn van de Kerk, moet het overal in de jonge Kerken worden gevestigd.
Referenties naar alinea 18: 10
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 - De particuliere Kerken
19
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
De groei van de jonge Kerken
Het werk van de vestiging der Kerk in een bepaalde mensengroepering komt tot een duidelijke afsluiting, wanneer de gemeenschap van gelovigen krachtig wortel heeft geschoten in het sociale leven, zich enigszins heeft aangepast aan de plaatselijke cultuur en zo een zekere stabiliteit en hechtheid heeft gekregen, wanneer ze nl. voorzien is van een eigen, zij het nog ontoereikende groep van landeigen priesters, religieuzen en leken, en wanneer zij de functies en instellingen bezit, die noodzakelijk zijn, wil het volk Gods zijn leven kunnen leiden en ontwikkelen onder het bestuur van de eigen bisschop.
In deze jonge Kerken moet het leven van het volk Gods tot rijpheid komen op alle gebieden van het christelijk leven, dat zich moet vernieuwen volgens de richtlijnen van dit Concilie: de groepen van gelovigen worden steeds meer bewust levende gemeenschappen van geloof, liturgie en liefde; de leken streven ernaar om door hun maatschappelijke en apostolische activiteit een orde van liefde en rechtvaardigheid te vestigen in de samenleving; van de publiciteitsmiddelen wordt een nuttig en verstandig gebruik gemaakt; de gezinnen worden door een echt christelijk leven een school van lekenapostolaat en een bron van roepingen tot het priester -en kloosterleven. Het geloof tenslotte is het voorwerp van een aangepast catechetisch onderricht, het wordt gevierd in een liturgie, die de volksaard aanspreekt; en door een wijze canonieke wetgeving doordringt het de gezonde menselijke instellingen en de plaatselijke gewoonten.
De bisschoppen moeten, samen met hun priestercollege, zich steeds meer afstemmen op Christus en de Kerk, en meevoelen en meeleven met de universele Kerk. De jonge Kerken moeten in nauwe gemeenschap blijven met de gehele Kerk, en zij moeten de elementen van haar traditie verbinden met haar eigen cultuur om zo als door een wisselwerking van krachten het leven van het mystieke Lichaam te verhogen. vgl: Princeps Pastorum, (9)[[[726|(9)]]]. Daarom moet men de theologische, psychologische en menselijke elementen cultiveren, die een bijdrage kunnen leveren tot het ontwikkelen van deze geest van gemeenschap met de universele Kerk.
Deze Kerken nu, die zeer dikwijls gelegen zijn in de armste delen van de wereld, hebben meestal nog een groot gebrek aan priesters en aan materiële hulpmiddelen. Daarom is een ononderbroken missieactiviteit van de gehele Kerk hoog nodig om hun de vereiste steun te verlenen vooral met het oog op de ontwikkeling van de plaatselijke Kerk en de uitbloei van het christelijk leven. Deze missieactiviteit moet haar hulp ook uitstrekken tot Kerken, die reeds lang bestaan, maar in een toestand van achteruitgang of verzwakking geraakt zijn.
Toch moeten deze Kerken komen tot een gemeenschappelijke pastorale aanpak en tot doelmatige initiatieven om het aantal roepingen voor de diocesane geestelijkheid en de religieuze instituten te doen toenemen, beter te selecteren en vruchtbaarder te ontwikkelen vgl: Presbyterorum Ordinis, 11[[[704|11]]] vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 2[[[675|2]]], zodat zij geleidelijk in hun eigen behoeften kunnen voorzien en hulp kunnen verlenen aan anderen.
Het werk van de vestiging der Kerk in een bepaalde mensengroepering komt tot een duidelijke afsluiting, wanneer de gemeenschap van gelovigen krachtig wortel heeft geschoten in het sociale leven, zich enigszins heeft aangepast aan de plaatselijke cultuur en zo een zekere stabiliteit en hechtheid heeft gekregen, wanneer ze nl. voorzien is van een eigen, zij het nog ontoereikende groep van landeigen priesters, religieuzen en leken, en wanneer zij de functies en instellingen bezit, die noodzakelijk zijn, wil het volk Gods zijn leven kunnen leiden en ontwikkelen onder het bestuur van de eigen bisschop.
In deze jonge Kerken moet het leven van het volk Gods tot rijpheid komen op alle gebieden van het christelijk leven, dat zich moet vernieuwen volgens de richtlijnen van dit Concilie: de groepen van gelovigen worden steeds meer bewust levende gemeenschappen van geloof, liturgie en liefde; de leken streven ernaar om door hun maatschappelijke en apostolische activiteit een orde van liefde en rechtvaardigheid te vestigen in de samenleving; van de publiciteitsmiddelen wordt een nuttig en verstandig gebruik gemaakt; de gezinnen worden door een echt christelijk leven een school van lekenapostolaat en een bron van roepingen tot het priester -en kloosterleven. Het geloof tenslotte is het voorwerp van een aangepast catechetisch onderricht, het wordt gevierd in een liturgie, die de volksaard aanspreekt; en door een wijze canonieke wetgeving doordringt het de gezonde menselijke instellingen en de plaatselijke gewoonten.
De bisschoppen moeten, samen met hun priestercollege, zich steeds meer afstemmen op Christus en de Kerk, en meevoelen en meeleven met de universele Kerk. De jonge Kerken moeten in nauwe gemeenschap blijven met de gehele Kerk, en zij moeten de elementen van haar traditie verbinden met haar eigen cultuur om zo als door een wisselwerking van krachten het leven van het mystieke Lichaam te verhogen. vgl: Princeps Pastorum, (9)[[[726|(9)]]]. Daarom moet men de theologische, psychologische en menselijke elementen cultiveren, die een bijdrage kunnen leveren tot het ontwikkelen van deze geest van gemeenschap met de universele Kerk.
Deze Kerken nu, die zeer dikwijls gelegen zijn in de armste delen van de wereld, hebben meestal nog een groot gebrek aan priesters en aan materiële hulpmiddelen. Daarom is een ononderbroken missieactiviteit van de gehele Kerk hoog nodig om hun de vereiste steun te verlenen vooral met het oog op de ontwikkeling van de plaatselijke Kerk en de uitbloei van het christelijk leven. Deze missieactiviteit moet haar hulp ook uitstrekken tot Kerken, die reeds lang bestaan, maar in een toestand van achteruitgang of verzwakking geraakt zijn.
Toch moeten deze Kerken komen tot een gemeenschappelijke pastorale aanpak en tot doelmatige initiatieven om het aantal roepingen voor de diocesane geestelijkheid en de religieuze instituten te doen toenemen, beter te selecteren en vruchtbaarder te ontwikkelen vgl: Presbyterorum Ordinis, 11[[[704|11]]] vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 2[[[675|2]]], zodat zij geleidelijk in hun eigen behoeften kunnen voorzien en hulp kunnen verlenen aan anderen.
Referenties naar alinea 19: 3
Redemptoris Missio ->=geentekst=Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Communionis notio ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Le Prelature personali sono ->=geentekst=
De missieactiviteiten van de particuliere Kerken
Omdat de particuliere Kerk een zo volmaakt mogelijk beeld moet zijn van de universele Kerk, moet zij er zich goed van bewust zijn, dat zij gezonden is ook tot de andere inwoners van dat gebied, die niet in Christus geloven, om door het getuigenis van het leven van de afzonderlijke gelovigen en van de gemeenschap als geheel een teken te zijn, dat hen heen wijst naar Christus.
Bovendien is de bediening van het woord noodzakelijk, wil het Evangelie alle mensen kunnen bereiken. De bisschop moet eerst en vooral een heraut van het geloof zijn, die nieuwe leerlingen tot Christus brengt vgl: Lumen Gentium, 25[[[617|25]]]. Voor het goed vervullen van dit verheven ambt moet hij nauwkeurig op de hoogte zijn van de omstandigheden van zijn gelovigen en van datgene, wat zijn medeburgers nu eigenlijk denken over God. Daarbij moet hij terdege rekening houden met de velerlei veranderingen als gevolg van de urbanisatie, de migratie en de godsdienstige onverschilligheid.
De landeigen priesters moeten in de jonge Kerken het werk van de evangelisatie met élan aanpakken en daarbij actief samenwerken met de buitenlandse missionarissen met wie zij één priestercollege zullen vormen, verenigd onder het gezag van de bisschop; en dit niet alleen met het oog op de leiding van de gelovigen en de viering van de goddelijke eredienst, maar ook met het oog op de prediking van het Evangelie aan hen, die nog buiten de Kerk staan. Zij moeten zich bereid tonen en eventueel zich edelmoedig aanbieden aan hun bisschop voor het missiewerk in afgelegen en verwaarloosde gebieden van hun eigen diocees of in andere diocesen.
Met diezelfde ijver moeten ook bezield zijn de mannelijke en vrouwelijke religieuzen en eveneens de leken ten opzichte van hun medeburgers, vooral de armen.
De bisschoppenconferenties zullen op bepaalde tijden cursussen laten geven, voor een Bijbelse, theologische, geestelijke en pastorale herscholing om zo bij alle veranderingen, die zich voordoen, aan de geestelijkheid de gelegenheid te bieden, zich vollediger op de hoogte te stellen van de theologische wetenschap en van de pastorale methodes.
Overigens moeten alle bepalingen van dit Concilie, vooral van het Decreet over de bediening en het leven van priesters, Presbyterorum Ordinis[704], trouw worden onderhouden.
Voor een goede uitvoering van dit missiewerk van de particuliere Kerk zijn geschikte medehelpers nodig, die bijtijds een vorming moeten ontvangen op een wijze, die aangepast is aan de omstandigheden van iedere Kerk. Omdat echter de mensen zich steeds meer in groepen aaneensluiten, is het ten zeerste aan te bevelen, dat de bisschoppenconferenties een gezamenlijk plan opstellen voor de dialoog met deze groepen. Zijn er echter in bepaalde streken groepen van mensen, die weerhouden worden van het katholiek geloof vanwege de bijzondere vorm, die de Kerk daar heeft aangenomen en waaraan zij zich niet kunnen aanpassen, dan is het gewenst, dat voor deze situatie bijzondere maatregelen worden getroffen vgl: waar, om de bijzondere pastorale werkzaamheden voor de verschillende maatschappelijke groeperingen te vergemakkelijken, de oprichting worde voorzien van persoonlijke prelaturen, in zover een juiste uitoefening van het apostolaat dit mocht vereisen.[[[704|10]]], waarin voor de vergemakkelijking van bijzondere pastorale activiteiten voor verschillende sociale groepen gesproken wordt over de oprichting van persoonlijke prelaturen, in zover een succesvol apostolaat dit vereist, in de hoop, dat eens alle christenen één gemeenschap kunnen vormen. Als de apostolische Stoel voor dit doel missionarissen ter beschikking heeft, dan zullen de afzonderlijke bisschoppen dezen naar hun diocesen ontbieden of hen met graagte aannemen en hun initiatieven krachtig steunen.
Met het oog op de bloei van deze missie-ijver bij de eigen mensen zouden de jonge Kerken zo spoedig mogelijk actief deel moeten nemen aan de universele zending van de Kerk, door eveneens missionarissen uit te zenden om overal ter wereld het Evangelie te verkondigen, al zouden zij zelf ook lijden aan priestergebrek. Want de gemeenschap met de universele Kerk zal in zekere zin haar voltooiing bereiken, wanneer ook zij daadwerkelijk deelnemen aan de missionering onder andere volken.
Omdat de particuliere Kerk een zo volmaakt mogelijk beeld moet zijn van de universele Kerk, moet zij er zich goed van bewust zijn, dat zij gezonden is ook tot de andere inwoners van dat gebied, die niet in Christus geloven, om door het getuigenis van het leven van de afzonderlijke gelovigen en van de gemeenschap als geheel een teken te zijn, dat hen heen wijst naar Christus.
Bovendien is de bediening van het woord noodzakelijk, wil het Evangelie alle mensen kunnen bereiken. De bisschop moet eerst en vooral een heraut van het geloof zijn, die nieuwe leerlingen tot Christus brengt vgl: Lumen Gentium, 25[[[617|25]]]. Voor het goed vervullen van dit verheven ambt moet hij nauwkeurig op de hoogte zijn van de omstandigheden van zijn gelovigen en van datgene, wat zijn medeburgers nu eigenlijk denken over God. Daarbij moet hij terdege rekening houden met de velerlei veranderingen als gevolg van de urbanisatie, de migratie en de godsdienstige onverschilligheid.
De landeigen priesters moeten in de jonge Kerken het werk van de evangelisatie met élan aanpakken en daarbij actief samenwerken met de buitenlandse missionarissen met wie zij één priestercollege zullen vormen, verenigd onder het gezag van de bisschop; en dit niet alleen met het oog op de leiding van de gelovigen en de viering van de goddelijke eredienst, maar ook met het oog op de prediking van het Evangelie aan hen, die nog buiten de Kerk staan. Zij moeten zich bereid tonen en eventueel zich edelmoedig aanbieden aan hun bisschop voor het missiewerk in afgelegen en verwaarloosde gebieden van hun eigen diocees of in andere diocesen.
Met diezelfde ijver moeten ook bezield zijn de mannelijke en vrouwelijke religieuzen en eveneens de leken ten opzichte van hun medeburgers, vooral de armen.
De bisschoppenconferenties zullen op bepaalde tijden cursussen laten geven, voor een Bijbelse, theologische, geestelijke en pastorale herscholing om zo bij alle veranderingen, die zich voordoen, aan de geestelijkheid de gelegenheid te bieden, zich vollediger op de hoogte te stellen van de theologische wetenschap en van de pastorale methodes.
Overigens moeten alle bepalingen van dit Concilie, vooral van het Decreet over de bediening en het leven van priesters, Presbyterorum Ordinis[704], trouw worden onderhouden.
Voor een goede uitvoering van dit missiewerk van de particuliere Kerk zijn geschikte medehelpers nodig, die bijtijds een vorming moeten ontvangen op een wijze, die aangepast is aan de omstandigheden van iedere Kerk. Omdat echter de mensen zich steeds meer in groepen aaneensluiten, is het ten zeerste aan te bevelen, dat de bisschoppenconferenties een gezamenlijk plan opstellen voor de dialoog met deze groepen. Zijn er echter in bepaalde streken groepen van mensen, die weerhouden worden van het katholiek geloof vanwege de bijzondere vorm, die de Kerk daar heeft aangenomen en waaraan zij zich niet kunnen aanpassen, dan is het gewenst, dat voor deze situatie bijzondere maatregelen worden getroffen vgl: waar, om de bijzondere pastorale werkzaamheden voor de verschillende maatschappelijke groeperingen te vergemakkelijken, de oprichting worde voorzien van persoonlijke prelaturen, in zover een juiste uitoefening van het apostolaat dit mocht vereisen.[[[704|10]]], waarin voor de vergemakkelijking van bijzondere pastorale activiteiten voor verschillende sociale groepen gesproken wordt over de oprichting van persoonlijke prelaturen, in zover een succesvol apostolaat dit vereist, in de hoop, dat eens alle christenen één gemeenschap kunnen vormen. Als de apostolische Stoel voor dit doel missionarissen ter beschikking heeft, dan zullen de afzonderlijke bisschoppen dezen naar hun diocesen ontbieden of hen met graagte aannemen en hun initiatieven krachtig steunen.
Met het oog op de bloei van deze missie-ijver bij de eigen mensen zouden de jonge Kerken zo spoedig mogelijk actief deel moeten nemen aan de universele zending van de Kerk, door eveneens missionarissen uit te zenden om overal ter wereld het Evangelie te verkondigen, al zouden zij zelf ook lijden aan priestergebrek. Want de gemeenschap met de universele Kerk zal in zekere zin haar voltooiing bereiken, wanneer ook zij daadwerkelijk deelnemen aan de missionering onder andere volken.
Referenties naar alinea 20: 9
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Communionis notio ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Le Prelature personali sono ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Tot het College van Kardinalen ->=geentekst=
De bevordering van het lekenapostolaat
De Kerk kan niet beschouwd worden als werkelijk gevestigd, als volop levend en als een volmaakt teken van Christus onder de mensen, zolang er niet naast de hiërarchie een echte lekenstand bestaat, die met haar samenwerkt. Het Evangelie kan immers niet diep doordringen in de mentaliteit, het leven en de arbeid van een volk zonder de actieve aanwezigheid van de leken. Daarom moet men reeds bij de vestiging van een kerk grote aandacht besteden aan de vorming van een rijpe christelijke lekenstand.
De lekengelovigen immers maken volledig deel uit én van het volk Gods én van de burgerlijke maatschappij. Zij behoren tot hun eigen volk, waarin zij geboren zijn, waarvan zij de cultuurrijkdom van het begin af door hun opvoeding in zich hebben opgenomen, met welks leven zij zijn verbonden door velerlei sociale banden, aan welks vooruitgang zij in hun beroep persoonlijk meewerken, waarvan zij de problemen beleven als hun eigen problemen en als zodanig trachten op te lossen. Zij behoren ook tot Christus, omdat zij door geloof en doopsel in de Kerk zijn herboren om door een nieuwe wijze van leven en werken van Christus te zijn (1 Kor. 15, 23)[[b:1 Kor. 15, 23]], opdat in Christus alles onderworpen wordt aan God en eindelijk God alles moge zijn in allen (1 Kor. 15, 28)[[b:1 Kor. 15, 28]].
Hun voornaamste taak, zowel van mannen als van vrouwen, is: een getuigenis te zijn voor Christus, een getuigenis, dat zij door hun leven en hun woord tot uitdrukking moeten brengen in hun gezin, in hun maatschappelijke stand, en in hun beroepsmilieu. In hen immers moet zich de nieuwe mens openbaren, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid (Ef. 4, 24)[[b:Ef. 4, 24]]. Dit nieuwe leven nu moeten zij tonen binnen de maatschappij en de cultuur van hun land overeenkomstig hun nationale tradities. Zij dienen deze cultuur te kennen, te veredelen en te bewaren, haar tot ontwikkeling te brengen volgens de moderne omstandigheden en tenslotte haar te vervolmaken in Christus, zodat het geloof in Christus en het leven van de Kerk niet langer iets vreemds uitmaken in de maatschappij, waarin zij leven, maar deze kunnen gaan doordringen en omvormen. Zij moeten in oprechte liefde verbonden leven met hun medeburgers, zodat hun omgang de uitdrukking wordt van de nieuwe band van eenheid en algemene solidariteit, die voortvloeit uit het Christusmysterie. Laten zij ook het geloof van Christus verbreiden onder hen, met wij zij verbonden zijn in hun leven en in hun beroep. Deze plicht is daarom zo bijzonder dringend, omdat de meeste mensen de boodschap van het Evangelie slechts kunnen vernemen en Christus slechts kunnen kennen door middel van de leken in hun omgeving. Zelfs moeten de leken, zo mogelijk, bereid zijn om meer onmiddellijk met de hiërarchie samen te werken door het vervullen van een bijzondere zending, ter verkondiging van het Evangelie en ter verbreiding van de christelijke leer; zo geven zij steun aan de Kerk in haar eerste ontwikkeling.
De bedienaars van de Kerk zullen grote waardering hebben voor het actieve lekenapostolaat. Zij zullen de leken vormen tot het besef van hun verantwoordelijkheid, die op hen, als ledematen van Christus, rust ten opzichte van alle mensen. Zij zullen hun een diepe kennis bijbrengen van het mysterie van Christus, hen inwijden in de praktische pastorale methodes en hen in hun moeilijkheden bijstaan volgens de geest van de Constitutie over de Kerk en het Decreet over het lekenapostolaat.
Met eerbiediging dus van de eigen taken en verantwoordelijkheden van herders en leken moet heel de jonge Kerk één levend en krachtig getuigenis afleggen voor Christus, om zo een lichtend teken te worden van het heil, dat in Christus tot ons is gekomen.
De Kerk kan niet beschouwd worden als werkelijk gevestigd, als volop levend en als een volmaakt teken van Christus onder de mensen, zolang er niet naast de hiërarchie een echte lekenstand bestaat, die met haar samenwerkt. Het Evangelie kan immers niet diep doordringen in de mentaliteit, het leven en de arbeid van een volk zonder de actieve aanwezigheid van de leken. Daarom moet men reeds bij de vestiging van een kerk grote aandacht besteden aan de vorming van een rijpe christelijke lekenstand.
De lekengelovigen immers maken volledig deel uit én van het volk Gods én van de burgerlijke maatschappij. Zij behoren tot hun eigen volk, waarin zij geboren zijn, waarvan zij de cultuurrijkdom van het begin af door hun opvoeding in zich hebben opgenomen, met welks leven zij zijn verbonden door velerlei sociale banden, aan welks vooruitgang zij in hun beroep persoonlijk meewerken, waarvan zij de problemen beleven als hun eigen problemen en als zodanig trachten op te lossen. Zij behoren ook tot Christus, omdat zij door geloof en doopsel in de Kerk zijn herboren om door een nieuwe wijze van leven en werken van Christus te zijn (1 Kor. 15, 23)[[b:1 Kor. 15, 23]], opdat in Christus alles onderworpen wordt aan God en eindelijk God alles moge zijn in allen (1 Kor. 15, 28)[[b:1 Kor. 15, 28]].
Hun voornaamste taak, zowel van mannen als van vrouwen, is: een getuigenis te zijn voor Christus, een getuigenis, dat zij door hun leven en hun woord tot uitdrukking moeten brengen in hun gezin, in hun maatschappelijke stand, en in hun beroepsmilieu. In hen immers moet zich de nieuwe mens openbaren, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid (Ef. 4, 24)[[b:Ef. 4, 24]]. Dit nieuwe leven nu moeten zij tonen binnen de maatschappij en de cultuur van hun land overeenkomstig hun nationale tradities. Zij dienen deze cultuur te kennen, te veredelen en te bewaren, haar tot ontwikkeling te brengen volgens de moderne omstandigheden en tenslotte haar te vervolmaken in Christus, zodat het geloof in Christus en het leven van de Kerk niet langer iets vreemds uitmaken in de maatschappij, waarin zij leven, maar deze kunnen gaan doordringen en omvormen. Zij moeten in oprechte liefde verbonden leven met hun medeburgers, zodat hun omgang de uitdrukking wordt van de nieuwe band van eenheid en algemene solidariteit, die voortvloeit uit het Christusmysterie. Laten zij ook het geloof van Christus verbreiden onder hen, met wij zij verbonden zijn in hun leven en in hun beroep. Deze plicht is daarom zo bijzonder dringend, omdat de meeste mensen de boodschap van het Evangelie slechts kunnen vernemen en Christus slechts kunnen kennen door middel van de leken in hun omgeving. Zelfs moeten de leken, zo mogelijk, bereid zijn om meer onmiddellijk met de hiërarchie samen te werken door het vervullen van een bijzondere zending, ter verkondiging van het Evangelie en ter verbreiding van de christelijke leer; zo geven zij steun aan de Kerk in haar eerste ontwikkeling.
De bedienaars van de Kerk zullen grote waardering hebben voor het actieve lekenapostolaat. Zij zullen de leken vormen tot het besef van hun verantwoordelijkheid, die op hen, als ledematen van Christus, rust ten opzichte van alle mensen. Zij zullen hun een diepe kennis bijbrengen van het mysterie van Christus, hen inwijden in de praktische pastorale methodes en hen in hun moeilijkheden bijstaan volgens de geest van de Constitutie over de Kerk en het Decreet over het lekenapostolaat.
Met eerbiediging dus van de eigen taken en verantwoordelijkheden van herders en leken moet heel de jonge Kerk één levend en krachtig getuigenis afleggen voor Christus, om zo een lichtend teken te worden van het heil, dat in Christus tot ons is gekomen.
Referenties naar alinea 21: 5
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Tot het College van Kardinalen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Fides et Ratio ->=geentekst=
Familiaris Consortio ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Bij de sluiting van de 7e Bisschoppensynode (over het Gezin) ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=
Anglicanorum Coetibus ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Stellingen over de verhouding tussen het kerkelijk leraarsambt en de theologie ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Slotdocument van de Bisschoppensynode over de Pan-Amazone Regio (t.m. nr 53 + 86-120) ->=geentekst=
Verscheidenheid in eenheid
Het woord Gods is een zaad, dat ontkiemt in goede aarde, die bevrucht wordt door hemelse dauw, dat het levenssap tot zich trekt, omvormt en in zich opneemt en tenslotte rijke vruchten voortbrengt. Inderdaad, naar het voorbeeld van de heilsorde der Menswording hebben de jonge Kerken, die in Christus zijn geworteld en gebouwd op het fundament van de apostelen, het wonderbaar vermogen om alle rijkdommen in zich op te nemen van de volken, die aan Christus tot erfdeel zijn gegeven (Ps. 2, 8)[[b:Ps. 2, 8]]. Zij nemen uit de gewoonten en tradities, de wijsheid en de leer, de kunst en de wetenschap van hun eigen volk alle elementen over, die kunnen bijdragen tot de verheerlijking van de Schepper, tot een betere kennis van de genade van de Verlosser en tot de juiste ordening van het christelijk leven vgl: Lumen Gentium, 13[[[617|13]]].
De verwezenlijking van dit doel vereist binnen elk groot z.g. sociocultureel gebied het op gang brengen van een theologische benaderingswijze, die in het licht van de traditie der universele Kerk de feiten en woorden, die door God zijn geopenbaard, in de H. Schrift staan opgetekend en door de kerkvaders en het kerkelijk leerambt zijn verklaard, aan een nieuw onderzoek onderwerpt. Zo zal het duidelijker worden, langs welke weg het geloof, rekening houdend met de filosofie of de wijsheid van de volken, tot dieper inzicht kan komen en hoe de gewoonten, de levensopvatting en de maatschappelijke orde in overeenstemming kunnen worden gebracht met het zedelijk leven, zoals dat in de openbaring ligt opgesloten. Hierdoor staat de weg open naar een diepere aanpassing op heel het gebied van het christelijk leven. Zo zal iedere schijn van syncretisme en vals particularisme worden vermeden, het christelijk leven worden aangepast aan de geest en het karakter van iedere cultuur "Hi, qui amicti"[[727]], en zullen de bijzondere tradities, samen met de eigen waarden van iedere nationale gemeenschap, gelijk ze verlicht worden door het Evangelie, worden opgenomen in de katholieke eenheid. Tenslotte zullen de jonge particuliere Kerken met heel de rijkdom van hun tradities hun eigen plaats gaan innemen in de kerkelijke gemeenschap, met eerbiediging van het primaat van Petrus' Stoel, die de leiding heeft van de gehele liefdegemeenschap vgl: Lumen Gentium, 13[[[617|13]]].
Het is daarom gewenst en ten zeerste aan te bevelen, dat de bisschoppenconferenties binnen de grenzen van elk groot sociocultureel gebied tot samenwerking komen om eensgezind en volgens gemeenschappelijke planning dit werk van aanpassing te kunnen uitvoeren.
Het woord Gods is een zaad, dat ontkiemt in goede aarde, die bevrucht wordt door hemelse dauw, dat het levenssap tot zich trekt, omvormt en in zich opneemt en tenslotte rijke vruchten voortbrengt. Inderdaad, naar het voorbeeld van de heilsorde der Menswording hebben de jonge Kerken, die in Christus zijn geworteld en gebouwd op het fundament van de apostelen, het wonderbaar vermogen om alle rijkdommen in zich op te nemen van de volken, die aan Christus tot erfdeel zijn gegeven (Ps. 2, 8)[[b:Ps. 2, 8]]. Zij nemen uit de gewoonten en tradities, de wijsheid en de leer, de kunst en de wetenschap van hun eigen volk alle elementen over, die kunnen bijdragen tot de verheerlijking van de Schepper, tot een betere kennis van de genade van de Verlosser en tot de juiste ordening van het christelijk leven vgl: Lumen Gentium, 13[[[617|13]]].
De verwezenlijking van dit doel vereist binnen elk groot z.g. sociocultureel gebied het op gang brengen van een theologische benaderingswijze, die in het licht van de traditie der universele Kerk de feiten en woorden, die door God zijn geopenbaard, in de H. Schrift staan opgetekend en door de kerkvaders en het kerkelijk leerambt zijn verklaard, aan een nieuw onderzoek onderwerpt. Zo zal het duidelijker worden, langs welke weg het geloof, rekening houdend met de filosofie of de wijsheid van de volken, tot dieper inzicht kan komen en hoe de gewoonten, de levensopvatting en de maatschappelijke orde in overeenstemming kunnen worden gebracht met het zedelijk leven, zoals dat in de openbaring ligt opgesloten. Hierdoor staat de weg open naar een diepere aanpassing op heel het gebied van het christelijk leven. Zo zal iedere schijn van syncretisme en vals particularisme worden vermeden, het christelijk leven worden aangepast aan de geest en het karakter van iedere cultuur "Hi, qui amicti"[[727]], en zullen de bijzondere tradities, samen met de eigen waarden van iedere nationale gemeenschap, gelijk ze verlicht worden door het Evangelie, worden opgenomen in de katholieke eenheid. Tenslotte zullen de jonge particuliere Kerken met heel de rijkdom van hun tradities hun eigen plaats gaan innemen in de kerkelijke gemeenschap, met eerbiediging van het primaat van Petrus' Stoel, die de leiding heeft van de gehele liefdegemeenschap vgl: Lumen Gentium, 13[[[617|13]]].
Het is daarom gewenst en ten zeerste aan te bevelen, dat de bisschoppenconferenties binnen de grenzen van elk groot sociocultureel gebied tot samenwerking komen om eensgezind en volgens gemeenschappelijke planning dit werk van aanpassing te kunnen uitvoeren.
Referenties naar alinea 22: 16
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Fides et Ratio ->=geentekst=
Familiaris Consortio ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Bij de sluiting van de 7e Bisschoppensynode (over het Gezin) ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=
Anglicanorum Coetibus ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Stellingen over de verhouding tussen het kerkelijk leraarsambt en de theologie ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Slotdocument van de Bisschoppensynode over de Pan-Amazone Regio (t.m. nr 53 + 86-120) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 - De missionarissen
23
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Roepingen ten dienste van de evangelisering van de Kerk ->=geentekst=
De roeping tot missionaris
Ofschoon op iedere leerling van Christus de plicht rust om naar vermogen het geloof te verbreiden Lumen Gentium, 17[[617|17]], roept Christus de Heer toch altijd uit zijn leerlingen degenen, die Hij zelf wil, om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden voor de prediking aan de volken (Mc. 3, 13 v.)[[b:Mc. 3, 13]]. Daarom legt Hij door de Heilige Geest, die zijn gaven uitdeelt zoals Hij het wil, tot welzijn van allen (1 Kor. 12, 11)[[b:1 Kor. 12, 11]] de roeping tot missionaris in het hart van bepaalde mensen en verwekt Hij tevens in de Kerk Instituten Onder "Instituten" worden...Onder "Instituten" worden verstaan ordes, congregaties, instellingen en verenigingen, die in de missies werkzaam zijn, die de taak van de evangelisatie, waarmee heel de Kerk belast is, als hun specifieke taak op zich nemen.
Want een bijzondere roeping hebben degenen, die een goede natuurlijke aanleg bezitten, geschikt zijn door talenten en begaafdheid en bereid om het missiewerk ter hand te nemen vgl: Rerum Ecclesiae, (69-71)[[[642|(69-71)]]] vgl: A.A.S. 32 (1940) 256 (Eccl. Doc. 0123, n.29)[[[731|29]]] vgl: Evangelii Praecones, (20)[[[728|(20)]]]; dit geldt voor allen, mensen uit eigen land en vreemdelingen, priesters, religieuzen en leken. Gezonden door het wettig gezag gaan zij in geloof en gehoorzaamheid uit naar hen, die nog verwijderd leven van Christus; zij worden afgezonderd voor het werk, waartoe zij zijn geroepen (Hand.13, 2)[[b:Hand.13, 2]] als dienaars van het Evangelie, "opdat de heidenen een welgevallige offerande zouden worden, gewijd door de Heilige Geest" (Rom. 15, 16)[b:Rom. 15, 16].
Ofschoon op iedere leerling van Christus de plicht rust om naar vermogen het geloof te verbreiden Lumen Gentium, 17[[617|17]], roept Christus de Heer toch altijd uit zijn leerlingen degenen, die Hij zelf wil, om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden voor de prediking aan de volken (Mc. 3, 13 v.)[[b:Mc. 3, 13]]. Daarom legt Hij door de Heilige Geest, die zijn gaven uitdeelt zoals Hij het wil, tot welzijn van allen (1 Kor. 12, 11)[[b:1 Kor. 12, 11]] de roeping tot missionaris in het hart van bepaalde mensen en verwekt Hij tevens in de Kerk Instituten Onder "Instituten" worden...Onder "Instituten" worden verstaan ordes, congregaties, instellingen en verenigingen, die in de missies werkzaam zijn, die de taak van de evangelisatie, waarmee heel de Kerk belast is, als hun specifieke taak op zich nemen.
Want een bijzondere roeping hebben degenen, die een goede natuurlijke aanleg bezitten, geschikt zijn door talenten en begaafdheid en bereid om het missiewerk ter hand te nemen vgl: Rerum Ecclesiae, (69-71)[[[642|(69-71)]]] vgl: A.A.S. 32 (1940) 256 (Eccl. Doc. 0123, n.29)[[[731|29]]] vgl: Evangelii Praecones, (20)[[[728|(20)]]]; dit geldt voor allen, mensen uit eigen land en vreemdelingen, priesters, religieuzen en leken. Gezonden door het wettig gezag gaan zij in geloof en gehoorzaamheid uit naar hen, die nog verwijderd leven van Christus; zij worden afgezonderd voor het werk, waartoe zij zijn geroepen (Hand.13, 2)[[b:Hand.13, 2]] als dienaars van het Evangelie, "opdat de heidenen een welgevallige offerande zouden worden, gewijd door de Heilige Geest" (Rom. 15, 16)[b:Rom. 15, 16].
Referenties naar alinea 23: 5
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Roepingen ten dienste van de evangelisering van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Paenitemini ->=geentekst=
De spiritualiteit van de missionaris
Maar aan Gods roepstem moet de mens zó beantwoorden, dat hij, zonder te rade te gaan bij vlees en bloed (Gal. 1, 16)[[b:Gal. 1, 16]], zich geheel en al bindt aan het werk van het Evangelie. Dit antwoord kan de mens niet geven zonder de stuwing en de kracht van de Heilige Geest. De gezondene immers treedt in in het leven en de zending van Hem, die "zichzelf ontledigd heeft door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen" (Fil. 2, 7)[b:Fil. 2, 7]. Hij moet derhalve bereid, zijn, heel zijn leven lang trouw te blijven aan zijn roeping, zichzelf te verloochenen en te verzaken aan alles, wat hij tot dan toe het zijne mocht noemen, en alles voor allen te worden. (1 Kor. 9, 22)[[b:1 Kor. 9, 22]].
Bij de verkondiging van het Evangelie onder de volken moet hij met vrijmoedigheid het geheim van Christus openbaar maken, wiens heraut hij is, zodat hij in Hem de moed heeft, zó te spreken als zijn plicht is ((Vgl. Ef. 6, 19 v.; Hand. 4, 31))[[b:Ef. 6, 19; Hand. 4, 31]] en zich niet schaamt voor de ergernis van het kruis. Het voorbeeld volgend van zijn Meester, die zachtmoedig en nederig van hart is, moet hij tonen, dat zijn juk zacht is en zijn last licht. (Mt. 11, 29 v.)[[b:Mt. 11, 29]]. Door een echt evangelisch leven vgl: Maximum Illud, 25-26[[[641|25-26]]], in groot geduld, in lankmoedigheid, goedheid, ongeveinsde liefde, (2 Kor. 6, 6)[b:2 Kor. 6, 6] moet hij, zo nodig ten koste van zijn leven, getuigenis afleggen van zijn Heer. Hij zal God om kracht en sterkte smeken en zo ondervinden, dat zware beproevingen en bittere armoede een bron kunnen zijn van grote vreugde (2 Kor. 8, 2)[[b:2 Kor. 8, 2]]. Hij zij ervan overtuigd, dat de gehoorzaamheid de karakteristieke deugd is van een dienaar van Christus, die de mensheid heeft verlost door zijn gehoorzaamheid.
Willen de verkondigers van het Evangelie de genadegave, die in hen is, niet verwaarlozen, dan moeten zij zich van dag tot dag in hun denken vernieuwen (1 Tim. 4, 14; Ef. 4, 23; 2 Kor. 4, 16)[[b:1 Tim. 4, 14; Ef. 4, 23; 2 Kor. 4, 16]]. De ordinarissen en oversten van hun kant moeten de missionarissen op geregelde tijden bijeenroepen om hun de gelegenheid te geven, zich te versterken in de hoop van hun roeping en hun apostolisch dienstwerk te vernieuwen; eventueel zullen tot dit doel geschikte huizen worden opgericht.
Maar aan Gods roepstem moet de mens zó beantwoorden, dat hij, zonder te rade te gaan bij vlees en bloed (Gal. 1, 16)[[b:Gal. 1, 16]], zich geheel en al bindt aan het werk van het Evangelie. Dit antwoord kan de mens niet geven zonder de stuwing en de kracht van de Heilige Geest. De gezondene immers treedt in in het leven en de zending van Hem, die "zichzelf ontledigd heeft door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen" (Fil. 2, 7)[b:Fil. 2, 7]. Hij moet derhalve bereid, zijn, heel zijn leven lang trouw te blijven aan zijn roeping, zichzelf te verloochenen en te verzaken aan alles, wat hij tot dan toe het zijne mocht noemen, en alles voor allen te worden. (1 Kor. 9, 22)[[b:1 Kor. 9, 22]].
Bij de verkondiging van het Evangelie onder de volken moet hij met vrijmoedigheid het geheim van Christus openbaar maken, wiens heraut hij is, zodat hij in Hem de moed heeft, zó te spreken als zijn plicht is ((Vgl. Ef. 6, 19 v.; Hand. 4, 31))[[b:Ef. 6, 19; Hand. 4, 31]] en zich niet schaamt voor de ergernis van het kruis. Het voorbeeld volgend van zijn Meester, die zachtmoedig en nederig van hart is, moet hij tonen, dat zijn juk zacht is en zijn last licht. (Mt. 11, 29 v.)[[b:Mt. 11, 29]]. Door een echt evangelisch leven vgl: Maximum Illud, 25-26[[[641|25-26]]], in groot geduld, in lankmoedigheid, goedheid, ongeveinsde liefde, (2 Kor. 6, 6)[b:2 Kor. 6, 6] moet hij, zo nodig ten koste van zijn leven, getuigenis afleggen van zijn Heer. Hij zal God om kracht en sterkte smeken en zo ondervinden, dat zware beproevingen en bittere armoede een bron kunnen zijn van grote vreugde (2 Kor. 8, 2)[[b:2 Kor. 8, 2]]. Hij zij ervan overtuigd, dat de gehoorzaamheid de karakteristieke deugd is van een dienaar van Christus, die de mensheid heeft verlost door zijn gehoorzaamheid.
Willen de verkondigers van het Evangelie de genadegave, die in hen is, niet verwaarlozen, dan moeten zij zich van dag tot dag in hun denken vernieuwen (1 Tim. 4, 14; Ef. 4, 23; 2 Kor. 4, 16)[[b:1 Tim. 4, 14; Ef. 4, 23; 2 Kor. 4, 16]]. De ordinarissen en oversten van hun kant moeten de missionarissen op geregelde tijden bijeenroepen om hun de gelegenheid te geven, zich te versterken in de hoop van hun roeping en hun apostolisch dienstwerk te vernieuwen; eventueel zullen tot dit doel geschikte huizen worden opgericht.
Referenties naar alinea 24: 2
Redemptoris Missio ->=geentekst=Paenitemini ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
De geestelijke en zedelijke vorming
De toekomstige missionaris moet door een bijzondere geestelijke en zedelijke vorming op deze verheven taak worden voorbereid. vgl: Maximum Illud, 21[[[641|21]]] vgl: Evangelii Praecones, (21)[[[728|(21)]]] vgl: Bij de vorming van de priester-missionarissen moet ook rekening worden gehouden met de bepalingen van het decreet "Optatatam Totius" van het Tweede Vaticaans Concilie over de priesteropleiding.[[[675]]] Hij moet immers een geest hebben van initiatief, doorzettingsvermogen om zijn plannen uit te voeren, standvastigheid in moeilijkheden, geduld en zielesterkte bij eenzaamheid, afmatting en mislukking. Met openheid en een ruim hart zal hij de mensen tegemoet treden; met bereidwilligheid de hem toevertrouwde taken op zich nemen, zich edelmoedig aanpassen ook aan de hem vreemde gewoonten van de volken en aan de wisselende omstandigheden; in een geest van eensgezindheid en onderlinge liefde zal hij zijn medewerking verlenen aan zijn collega's en aan allen, die zich wijden aan hetzelfde werk, zodat zij samen met de gelovigen in navolging van de apostolische gemeenschap één van hart en één van ziel zijn (Hand. 2, 42; Hand. 4, 32)[[b:Hand. 2, 42; Hand. 4, 32]]. Deze innerlijke gesteltenissen moeten reeds in de vormingstijd ijverig worden aangekweekt en ontwikkeld en door een geestelijk leven worden geadeld en gevoed. Bezield met een levend geloof en een onwankelbare hoop, moet de missionaris een man zijn van gebed; hij moet diep doordrongen zijn van een geest van kracht, liefde en bezonnenheid (2 Tim. 1, 7)[[b:2 Tim. 1, 7]]; hij moet leren, in alle omstandigheden zichzelf genoeg te zijn (Fil. 4, 11)[[b:Fil. 4, 11]]; in een geest van offervaardigheid moet hij het sterven van Jezus in zichzelf meedragen, opdat het leven van Jezus werkzaam wordt in hen, tot wie hij wordt gezonden (2 Kor. 4,10 vv)[[b:2 Kor. 4, 10]]; met grote zielenijver moet hij graag alles en zichzelf daarbij over hebben voor de mensen (2 Kor. 12, 15)[[b:2 Kor. 12, 15]], zodat hij "door de dagelijkse uitoefening van zijn bediening groeit in de liefde tot God en de naaste" vgl: Lumen Gentium, 41[[[617|41]]]. Zo zal hij, met Christus gehoorzaam aan de wil van de Vader, diens zending voortzetten onder het hiërarchisch gezag van de Kerk en meewerken aan het heilsmysterie.
De toekomstige missionaris moet door een bijzondere geestelijke en zedelijke vorming op deze verheven taak worden voorbereid. vgl: Maximum Illud, 21[[[641|21]]] vgl: Evangelii Praecones, (21)[[[728|(21)]]] vgl: Bij de vorming van de priester-missionarissen moet ook rekening worden gehouden met de bepalingen van het decreet "Optatatam Totius" van het Tweede Vaticaans Concilie over de priesteropleiding.[[[675]]] Hij moet immers een geest hebben van initiatief, doorzettingsvermogen om zijn plannen uit te voeren, standvastigheid in moeilijkheden, geduld en zielesterkte bij eenzaamheid, afmatting en mislukking. Met openheid en een ruim hart zal hij de mensen tegemoet treden; met bereidwilligheid de hem toevertrouwde taken op zich nemen, zich edelmoedig aanpassen ook aan de hem vreemde gewoonten van de volken en aan de wisselende omstandigheden; in een geest van eensgezindheid en onderlinge liefde zal hij zijn medewerking verlenen aan zijn collega's en aan allen, die zich wijden aan hetzelfde werk, zodat zij samen met de gelovigen in navolging van de apostolische gemeenschap één van hart en één van ziel zijn (Hand. 2, 42; Hand. 4, 32)[[b:Hand. 2, 42; Hand. 4, 32]]. Deze innerlijke gesteltenissen moeten reeds in de vormingstijd ijverig worden aangekweekt en ontwikkeld en door een geestelijk leven worden geadeld en gevoed. Bezield met een levend geloof en een onwankelbare hoop, moet de missionaris een man zijn van gebed; hij moet diep doordrongen zijn van een geest van kracht, liefde en bezonnenheid (2 Tim. 1, 7)[[b:2 Tim. 1, 7]]; hij moet leren, in alle omstandigheden zichzelf genoeg te zijn (Fil. 4, 11)[[b:Fil. 4, 11]]; in een geest van offervaardigheid moet hij het sterven van Jezus in zichzelf meedragen, opdat het leven van Jezus werkzaam wordt in hen, tot wie hij wordt gezonden (2 Kor. 4,10 vv)[[b:2 Kor. 4, 10]]; met grote zielenijver moet hij graag alles en zichzelf daarbij over hebben voor de mensen (2 Kor. 12, 15)[[b:2 Kor. 12, 15]], zodat hij "door de dagelijkse uitoefening van zijn bediening groeit in de liefde tot God en de naaste" vgl: Lumen Gentium, 41[[[617|41]]]. Zo zal hij, met Christus gehoorzaam aan de wil van de Vader, diens zending voortzetten onder het hiërarchisch gezag van de Kerk en meewerken aan het heilsmysterie.
Referenties naar alinea 25: 1
Redemptoris Missio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Ik verkondig de vrijheid tot een rechtmatige en eerlijke mate van zelfbeschikking in uw leven als volk ->=geentekst=
De doctrinaire en apostolische vorming
"Zij, die naar de verschillende volken worden gezonden, moeten als goede dienaars van Christus doortrokken zijn van de beginselen van het geloof en de goede leer" (1 Tim. 4, 6)[b:1 Tim. 4, 6]; zij zullen deze vooral putten uit de H. Schrift door dieper door te dringen in het geheim van Christus, wiens herauten en getuigen zij moeten zijn.
Daarom moeten alle missionarissen, priesters, broeders, zusters en leken, ieder overeenkomstig zijn mogelijkheden, worden voorbereid en gevormd om opgewassen te zijn tegen de eisen van toekomstige arbeid vgl: Maximum Illud, 2[[[641|2]]] vgl: Evangelii Praecones, (21)[[[728|(21)]]]. Vanaf het eerste begin moet hun doctrinaire vorming zó worden opgezet, dat ze zowel op de universaliteit van de Kerk als op de verscheidenheid van de volken is gericht. Dit geldt voor alle vakken, die behoren tot de voorbereiding op hun dienstwerk, en ook voor de andere wetenschappen, die voor hen van nut kunnen zijn om een algemene kennis op te doen van volken, culturen en godsdiensten, en dit niet alleen met het oog op het verleden, maar ook op het heden. Wie immers naar een ander volk wil gaan, moet hoge waardering hebben voor het erfgoed, de taal en de gewoonten van dat volk. De toekomstige missionaris dient zich heel bijzonder toe te leggen op de missiologie, d.w.z. hij moet de leer en de richtlijnen van de Kerk omtrent de missieactiviteit leren kennen; hij moet weten, welke wegen de Evangelieverkondigers in de loop van de eeuwen hebben gevolgd; eveneens moet hij op de hoogte zijn van de huidige situatie van de missies en van de methodes, die men tegenwoordig het meest doeltreffend acht vgl: Maximum Illud, 22[[[641|22]]] Decreet van de Congregatie...Decreet van de Congregatie voor de Voortplanting van het geloof van 20 mei 1923: A.A.S. 15 (1923) 369-370 vgl: Saeculo Exeunte Octavo, 28[[[731|28]]] vgl: Evangelii Praecones, (21)[[[728|(21)]]] vgl: Princeps Pastorum, (16)[[[726|(16)]]].
Ofschoon heel deze opleiding gedragen behoort te worden door een pastorale bewogenheid, moet toch een speciale en goed gerichte apostolische vorming worden gegeven zowel theoretisch als praktisch.vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 19-21[[[675|19-21]]] vgl: A.A.S. 48 (1956) 354-365 (Eccl. Doc. 0788)[[[2658]]].
Een zo groot mogelijk aantal van broeders en zusters moet een degelijke opleiding en voorbereiding ontvangen in de catechetiek om met nog meer vrucht te kunnen deelnemen aan het apostolaat.
Ook zij, die slechts tijdelijk een taak vervullen in het missiewerk, moeten een aangepaste vorming krijgen.
Al deze soorten van opleiding moeten in de missielanden zelf zo worden aangevuld, dat de missionarissen een grondige kennis opdoen van de geschiedenis, de sociale structuur en de gewoonten van de verschillende volken, en dat zij een inzicht krijgen in de moraal, de godsdienstige leer en in de eigenlijke inhoud van de voorstellingen, die deze volken volgens hun heilige tradities hebben over God, wereld en mens. Evangelii Praecones, (59-60)[[728|(59-60)]]. De talen moeten zij zo beheersen, dat zij er zich vlot en correct van kunnen bedienen en zó gemakkelijker toegang krijgen tot de geest en het hart van de mensen. vgl: Maximum Illud, 23[[[641|23]]] vgl: Evangelii Praecones, (21)[[[728|(21)]]] Bovendien moeten zij behoorlijk worden ingeleid in de bijzondere pastorale noden.
Sommigen onder hen moeten een nog meer gespecialiseerde opleiding ontvangen aan instituten voor missiologie of aan andere faculteiten of universiteiten om met meer succes speciale functies te kunnen vervullen.vgl: Fidei donum, 11[[[645|11]]] en door hun wetenschap de andere missionarissen van dienst te kunnen zijn bij het missiewerk, dat vooral in onze tijd zoveel moeilijkheden met zich meebrengt, maar ook zoveel mogelijkheden biedt. Bovendien is het zeer gewenst, dat de regionale bisschoppenconferenties een aantal van dergelijke deskundigen tot hun beschikking hebben om van hun kennis en ervaring te kunnen profiteren bij de eisen, die aan hun ambt worden gesteld. Ook moeten er experts aanwezig zijn voor het benutten van de techniek en van de publiciteitsmiddelen, waarvan allen het belang hoog moeten aanslaan.
"Zij, die naar de verschillende volken worden gezonden, moeten als goede dienaars van Christus doortrokken zijn van de beginselen van het geloof en de goede leer" (1 Tim. 4, 6)[b:1 Tim. 4, 6]; zij zullen deze vooral putten uit de H. Schrift door dieper door te dringen in het geheim van Christus, wiens herauten en getuigen zij moeten zijn.
Daarom moeten alle missionarissen, priesters, broeders, zusters en leken, ieder overeenkomstig zijn mogelijkheden, worden voorbereid en gevormd om opgewassen te zijn tegen de eisen van toekomstige arbeid vgl: Maximum Illud, 2[[[641|2]]] vgl: Evangelii Praecones, (21)[[[728|(21)]]]. Vanaf het eerste begin moet hun doctrinaire vorming zó worden opgezet, dat ze zowel op de universaliteit van de Kerk als op de verscheidenheid van de volken is gericht. Dit geldt voor alle vakken, die behoren tot de voorbereiding op hun dienstwerk, en ook voor de andere wetenschappen, die voor hen van nut kunnen zijn om een algemene kennis op te doen van volken, culturen en godsdiensten, en dit niet alleen met het oog op het verleden, maar ook op het heden. Wie immers naar een ander volk wil gaan, moet hoge waardering hebben voor het erfgoed, de taal en de gewoonten van dat volk. De toekomstige missionaris dient zich heel bijzonder toe te leggen op de missiologie, d.w.z. hij moet de leer en de richtlijnen van de Kerk omtrent de missieactiviteit leren kennen; hij moet weten, welke wegen de Evangelieverkondigers in de loop van de eeuwen hebben gevolgd; eveneens moet hij op de hoogte zijn van de huidige situatie van de missies en van de methodes, die men tegenwoordig het meest doeltreffend acht vgl: Maximum Illud, 22[[[641|22]]] Decreet van de Congregatie...Decreet van de Congregatie voor de Voortplanting van het geloof van 20 mei 1923: A.A.S. 15 (1923) 369-370 vgl: Saeculo Exeunte Octavo, 28[[[731|28]]] vgl: Evangelii Praecones, (21)[[[728|(21)]]] vgl: Princeps Pastorum, (16)[[[726|(16)]]].
Ofschoon heel deze opleiding gedragen behoort te worden door een pastorale bewogenheid, moet toch een speciale en goed gerichte apostolische vorming worden gegeven zowel theoretisch als praktisch.vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 19-21[[[675|19-21]]] vgl: A.A.S. 48 (1956) 354-365 (Eccl. Doc. 0788)[[[2658]]].
Een zo groot mogelijk aantal van broeders en zusters moet een degelijke opleiding en voorbereiding ontvangen in de catechetiek om met nog meer vrucht te kunnen deelnemen aan het apostolaat.
Ook zij, die slechts tijdelijk een taak vervullen in het missiewerk, moeten een aangepaste vorming krijgen.
Al deze soorten van opleiding moeten in de missielanden zelf zo worden aangevuld, dat de missionarissen een grondige kennis opdoen van de geschiedenis, de sociale structuur en de gewoonten van de verschillende volken, en dat zij een inzicht krijgen in de moraal, de godsdienstige leer en in de eigenlijke inhoud van de voorstellingen, die deze volken volgens hun heilige tradities hebben over God, wereld en mens. Evangelii Praecones, (59-60)[[728|(59-60)]]. De talen moeten zij zo beheersen, dat zij er zich vlot en correct van kunnen bedienen en zó gemakkelijker toegang krijgen tot de geest en het hart van de mensen. vgl: Maximum Illud, 23[[[641|23]]] vgl: Evangelii Praecones, (21)[[[728|(21)]]] Bovendien moeten zij behoorlijk worden ingeleid in de bijzondere pastorale noden.
Sommigen onder hen moeten een nog meer gespecialiseerde opleiding ontvangen aan instituten voor missiologie of aan andere faculteiten of universiteiten om met meer succes speciale functies te kunnen vervullen.vgl: Fidei donum, 11[[[645|11]]] en door hun wetenschap de andere missionarissen van dienst te kunnen zijn bij het missiewerk, dat vooral in onze tijd zoveel moeilijkheden met zich meebrengt, maar ook zoveel mogelijkheden biedt. Bovendien is het zeer gewenst, dat de regionale bisschoppenconferenties een aantal van dergelijke deskundigen tot hun beschikking hebben om van hun kennis en ervaring te kunnen profiteren bij de eisen, die aan hun ambt worden gesteld. Ook moeten er experts aanwezig zijn voor het benutten van de techniek en van de publiciteitsmiddelen, waarvan allen het belang hoog moeten aanslaan.
Referenties naar alinea 26: 2
Redemptoris Missio ->=geentekst=Ik verkondig de vrijheid tot een rechtmatige en eerlijke mate van zelfbeschikking in uw leven als volk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
De instituten, die werkzaam zijn in de missie
Ofschoon dit alles volstrekt noodzakelijk is voor iedereen, die naar de missie wordt gezonden, kan het feitelijk door afzonderlijke personen zeer moeilijk worden verwezenlijkt. Omdat ook het missiewerk zelf door individuele personen niet kan volbracht worden, zoals uit de ervaring blijkt, hebben zij zich op grond van een gemeenschappelijke roeping verenigd in instituten om daarin gezamenlijk een doelmatige vorming op te doen en dit werk in naam van de Kerk en in opdracht van het hiërarchisch gezag uit te voeren. Deze instituten hebben sinds vele eeuwen de last van de dag en de hitte gedragen, hetzij door zich volledig, hetzij door zich in beperkte mate aan het missiewerk te wijden. Vaak heeft de H. Stoel hun uitgestrekte gebieden ter missionering toevertrouwd, waarin zij voor God een nieuwe volk hebben samengebracht, nl. een plaatselijke Kerk met eigen herders. De kerken, die zij door hun zwoegen en zelfs door hun bloed hebben gesticht, zullen zij met hun ijver en ervaring blijven dienen door er in broederlijke samenwerking met anderen de zielzorg uit te oefen of bijzondere taken te vervullen voor het algemeen welzijn.
Soms zullen ze voor een gehele streek bepaalde meer dringende werkzaamheden op zich nemen, bijv. de evangelisatie van groepen of volken, die om speciale redenen misschien de boodschap van het. Evangelie nog niet ontvangen of deze tot nu toe hebben afgewezen. vgl: waar sprake is over bijzondere diocesen, persoonlijke prelaturen en dergelijke[[[704|10]]].
Zo nodig moet zij bereid zijn om degenen, die zich slechts tijdelijk aan het missiewerk wijden, door hun ervaring te vormen en te helpen.
Op grond van dit alles en omdat er nog altijd veel volken zijn, die tot Christus gebracht moeten worden, blijven die instituten hoogst noodzakelijk.
Ofschoon dit alles volstrekt noodzakelijk is voor iedereen, die naar de missie wordt gezonden, kan het feitelijk door afzonderlijke personen zeer moeilijk worden verwezenlijkt. Omdat ook het missiewerk zelf door individuele personen niet kan volbracht worden, zoals uit de ervaring blijkt, hebben zij zich op grond van een gemeenschappelijke roeping verenigd in instituten om daarin gezamenlijk een doelmatige vorming op te doen en dit werk in naam van de Kerk en in opdracht van het hiërarchisch gezag uit te voeren. Deze instituten hebben sinds vele eeuwen de last van de dag en de hitte gedragen, hetzij door zich volledig, hetzij door zich in beperkte mate aan het missiewerk te wijden. Vaak heeft de H. Stoel hun uitgestrekte gebieden ter missionering toevertrouwd, waarin zij voor God een nieuwe volk hebben samengebracht, nl. een plaatselijke Kerk met eigen herders. De kerken, die zij door hun zwoegen en zelfs door hun bloed hebben gesticht, zullen zij met hun ijver en ervaring blijven dienen door er in broederlijke samenwerking met anderen de zielzorg uit te oefen of bijzondere taken te vervullen voor het algemeen welzijn.
Soms zullen ze voor een gehele streek bepaalde meer dringende werkzaamheden op zich nemen, bijv. de evangelisatie van groepen of volken, die om speciale redenen misschien de boodschap van het. Evangelie nog niet ontvangen of deze tot nu toe hebben afgewezen. vgl: waar sprake is over bijzondere diocesen, persoonlijke prelaturen en dergelijke[[[704|10]]].
Zo nodig moet zij bereid zijn om degenen, die zich slechts tijdelijk aan het missiewerk wijden, door hun ervaring te vormen en te helpen.
Op grond van dit alles en omdat er nog altijd veel volken zijn, die tot Christus gebracht moeten worden, blijven die instituten hoogst noodzakelijk.
Referenties naar alinea 27: 5
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 - De organisatie van de missieactiviteit
28
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Slavorum Apostoli ->=geentekst=
Inleiding
Omdat de gelovigen een verscheidenheid van gaven bezitten (Rom. 12, 6)[[b:Rom. 12, 6]], moeten zij, ieder volgens zijn eigen mogelijkheden, middelen, gaven en bediening (1 Kor. 3, 10)[[b:1 Kor. 3, 10]], samenwerken aan de zaak van het Evangelie. Derhalve moeten allen, of zij zaaien of maaien (Joh. 4, 37)[[b:Joh. 4, 37]], of zij planten of besproeien, één zijn (1 Kor. 3, 8)[[b:1 Kor. 3, 8]] om zo "vrij en elk volgens zijn plaats, mee te werken aan hetzelfde doel" vgl: Lumen Gentium, 18[[[617|18]]] en eensgezind hun krachten te wijden aan de opbouw van de Kerk.
Daarom moet de arbeid van de missionarissen en de hulpverlening van de andere Christenen zo worden opgezet en gebundeld, dat alles "in goede orde geschiedt" (1 Kor. 14, 40)[b:1 Kor. 14, 40] over heel het terrein van de activiteit en de samenwerking op missiegebied.
Omdat de gelovigen een verscheidenheid van gaven bezitten (Rom. 12, 6)[[b:Rom. 12, 6]], moeten zij, ieder volgens zijn eigen mogelijkheden, middelen, gaven en bediening (1 Kor. 3, 10)[[b:1 Kor. 3, 10]], samenwerken aan de zaak van het Evangelie. Derhalve moeten allen, of zij zaaien of maaien (Joh. 4, 37)[[b:Joh. 4, 37]], of zij planten of besproeien, één zijn (1 Kor. 3, 8)[[b:1 Kor. 3, 8]] om zo "vrij en elk volgens zijn plaats, mee te werken aan hetzelfde doel" vgl: Lumen Gentium, 18[[[617|18]]] en eensgezind hun krachten te wijden aan de opbouw van de Kerk.
Daarom moet de arbeid van de missionarissen en de hulpverlening van de andere Christenen zo worden opgezet en gebundeld, dat alles "in goede orde geschiedt" (1 Kor. 14, 40)[b:1 Kor. 14, 40] over heel het terrein van de activiteit en de samenwerking op missiegebied.
Referenties naar alinea 28: 3
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Slavorum Apostoli ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
"Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
Episcopalis Communio ->=geentekst=
De algemene organisatie
Omdat nu de zorg voor de evangelieprediking over de gehele wereld op de eerste plaats berust bij het bisschoppencollege vgl: Lumen Gentium, 23[[[617|23]]], moet de Bisschoppensynode ofwel "De permanente Raad van bisschoppen voor de universele Kerk" Apostolica Sollicitudo[[785]] onder de zaken van algemeen belang vgl: Post Duos Menses, 12[[[1612|12]]] heel bijzonder rekening houden met de missieactiviteit, die een zo gewichtige en heilige taak is van de Kerk. vgl: Maximum Illud, 1[[[641|1]]].
Voor alle missies en voor heel de missieactiviteit mag er slechts één bevoegd orgaan zijn, nl. de Congregatie tot voortplanting van het geloof. Deze moet zowel het missiewerk zelf als de samenwerking op missiegebied over heel de wereld leiden en coördineren, met behoud echter van het recht van de oosterse Kerken Mochten sommige missies om...Mochten sommige missies om bijzondere redenen tijdelijk nog staan onder Congregaties, dan is het raadzaam dat deze contact houden met de Congregatie tot Voortplanting van het geloof, zodat men bij de organisatie en het bestuur van alle missies een volstrekt consequente en uniforme planning en methode krijgt.
Zeker, de Heilige Geest wekt op velerlei wijze de missiegeest in de Kerk van God, en zijn werking gaat niet zelden vooraf aan het handelen van hen, die de Kerk hebben te besturen; toch moet ook deze Congregatie naar vermogen de missieroepingen en de missiespiritualiteit, de ijver en het gebed voor de missie bevorderen en zorgen voor een betrouwbare en volledige informatie omtrent de missies. Ze moet missionarissen werven en die verdelen overeenkomstig de meest dringende behoeften van de verschillende gebieden. Ze moet een goed opgezet werkplan ontwerpen, richtlijnen en beginselen opstellen voor een aangepaste evangelisatie en stuwen tot initiatieven. Ze moet succesvolle collectes aanmoedigen en coördineren en de opbrengst ervan verdelen naar gelang het nodig of gewenst is, daarbij rekening houdend met de uitgestrektheid van de gebieden, het aantal gelovigen en ongelovigen, met de bestaande werken en instituten, met de priesters en missionarissen.
Samen met het Secretariaat voor de eenheid onder de christenen zal deze Congregatie wegen en middelen trachten te vinden om naast een broederlijke samenwerking ook een samengaan tot stand te brengen en te organiseren met de missie-initiatieven van de andere christelijke gemeenschappen, zodat de ergernis van de verdeeldheid zoveel mogelijk wordt weggenomen.
Daarom dient deze Congregatie niet slechts een administratief lichaam te zijn, maar ook een dynamisch bestuursorgaan, dat zich zal bedienen van de wetenschappelijke methoden en de middelen van onze tijd, rekening houdend met de moderne missietheologie, missiemethodiek en missiepastoraal. In het bestuur van deze Congregatie moet een actief aandeel en een beslissende stem worden toegekend aan vertegenwoordigers, gekozen uit allen, die deelnemen aan het missiewerk: bisschoppen uit de gehele wereld, volgens het advies van de bisschoppenconferenties, en bestuurders van de instituten en Pauselijke missiewerken, overeenkomstig een reglement, door de Paus vast te stellen. Al deze vertegenwoordigers zullen op geregelde tijden bijeenkomen en onder het gezag van de Paus de hoogste leiding hebben van geheel het missiewerk. Deze Congregatie moet kunnen beschikken over een blijvende groep consultoren, die experts zijn op grond van hun wetenschap of beproefde ervaring. Hun taak zal o.a. zijn, nuttige informaties te verzamelen over de plaatselijke situatie van de verschillende gebieden en de mentaliteit van de verschillende bevolkingsgroepen, en eveneens over de beste evangelisatiemethoden, om daarna wetenschappelijk gefundeerde conclusies aan de hand te doen voor het missiewerk en de samenwerking op missiegebied.
De instituten van vrouwelijke religieuzen, de regionale werken voor de missies en de lekenorganisaties, vooral die met een internationaal karakter, behoren op passende wijze vertegenwoordigd te zijn.
Omdat nu de zorg voor de evangelieprediking over de gehele wereld op de eerste plaats berust bij het bisschoppencollege vgl: Lumen Gentium, 23[[[617|23]]], moet de Bisschoppensynode ofwel "De permanente Raad van bisschoppen voor de universele Kerk" Apostolica Sollicitudo[[785]] onder de zaken van algemeen belang vgl: Post Duos Menses, 12[[[1612|12]]] heel bijzonder rekening houden met de missieactiviteit, die een zo gewichtige en heilige taak is van de Kerk. vgl: Maximum Illud, 1[[[641|1]]].
Voor alle missies en voor heel de missieactiviteit mag er slechts één bevoegd orgaan zijn, nl. de Congregatie tot voortplanting van het geloof. Deze moet zowel het missiewerk zelf als de samenwerking op missiegebied over heel de wereld leiden en coördineren, met behoud echter van het recht van de oosterse Kerken Mochten sommige missies om...Mochten sommige missies om bijzondere redenen tijdelijk nog staan onder Congregaties, dan is het raadzaam dat deze contact houden met de Congregatie tot Voortplanting van het geloof, zodat men bij de organisatie en het bestuur van alle missies een volstrekt consequente en uniforme planning en methode krijgt.
Zeker, de Heilige Geest wekt op velerlei wijze de missiegeest in de Kerk van God, en zijn werking gaat niet zelden vooraf aan het handelen van hen, die de Kerk hebben te besturen; toch moet ook deze Congregatie naar vermogen de missieroepingen en de missiespiritualiteit, de ijver en het gebed voor de missie bevorderen en zorgen voor een betrouwbare en volledige informatie omtrent de missies. Ze moet missionarissen werven en die verdelen overeenkomstig de meest dringende behoeften van de verschillende gebieden. Ze moet een goed opgezet werkplan ontwerpen, richtlijnen en beginselen opstellen voor een aangepaste evangelisatie en stuwen tot initiatieven. Ze moet succesvolle collectes aanmoedigen en coördineren en de opbrengst ervan verdelen naar gelang het nodig of gewenst is, daarbij rekening houdend met de uitgestrektheid van de gebieden, het aantal gelovigen en ongelovigen, met de bestaande werken en instituten, met de priesters en missionarissen.
Samen met het Secretariaat voor de eenheid onder de christenen zal deze Congregatie wegen en middelen trachten te vinden om naast een broederlijke samenwerking ook een samengaan tot stand te brengen en te organiseren met de missie-initiatieven van de andere christelijke gemeenschappen, zodat de ergernis van de verdeeldheid zoveel mogelijk wordt weggenomen.
Daarom dient deze Congregatie niet slechts een administratief lichaam te zijn, maar ook een dynamisch bestuursorgaan, dat zich zal bedienen van de wetenschappelijke methoden en de middelen van onze tijd, rekening houdend met de moderne missietheologie, missiemethodiek en missiepastoraal. In het bestuur van deze Congregatie moet een actief aandeel en een beslissende stem worden toegekend aan vertegenwoordigers, gekozen uit allen, die deelnemen aan het missiewerk: bisschoppen uit de gehele wereld, volgens het advies van de bisschoppenconferenties, en bestuurders van de instituten en Pauselijke missiewerken, overeenkomstig een reglement, door de Paus vast te stellen. Al deze vertegenwoordigers zullen op geregelde tijden bijeenkomen en onder het gezag van de Paus de hoogste leiding hebben van geheel het missiewerk. Deze Congregatie moet kunnen beschikken over een blijvende groep consultoren, die experts zijn op grond van hun wetenschap of beproefde ervaring. Hun taak zal o.a. zijn, nuttige informaties te verzamelen over de plaatselijke situatie van de verschillende gebieden en de mentaliteit van de verschillende bevolkingsgroepen, en eveneens over de beste evangelisatiemethoden, om daarna wetenschappelijk gefundeerde conclusies aan de hand te doen voor het missiewerk en de samenwerking op missiegebied.
De instituten van vrouwelijke religieuzen, de regionale werken voor de missies en de lekenorganisaties, vooral die met een internationaal karakter, behoren op passende wijze vertegenwoordigd te zijn.
Referenties naar alinea 29: 8
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
"Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
Episcopalis Communio ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
De plaatselijke organisatie in de missies
Wil men bij het missiewerk zelf de resultaten bereiken, die aan de doelstellingen beantwoorden, dan moeten allen die in de missies arbeiden, "één van hart en één van ziel" (Hand. 4, 32)[b:Hand. 4, 32] zijn. De bisschop heeft, als hoofd en als het centrale punt van eenheid van het diocesaan apostolaat, de taak, de missieactiviteit te stimuleren, te leiden en te coördineren, maar hij moet daarbij het spontane initiatief van de deelnemers aan dit werk eerbiedigen en aanmoedigen. Alle missionarissen, ook de exempte religieuzen, zijn aan zijn gezag onderworpen bij alles wat betrekking heeft op de uitoefening van het apostolaat vgl: punt 4[[[646|35]]]. Met het oog op een betere coördinatie zal de bisschop, zo mogelijk, een pastorale raad oprichten, waarin geestelijken, religieuzen en leken door middel van hun gekozen vertegenwoordigers zitting zullen hebben. Hij zorge er ook voor, dat de apostolische activiteit niet beperkt blijft tot de reeds bekeerden, maar dat een behoorlijk deel van de missionarissen en van de hulpmiddelen bestemd wordt voor de evangelieprediking onder de niet-christenen.
Wil men bij het missiewerk zelf de resultaten bereiken, die aan de doelstellingen beantwoorden, dan moeten allen die in de missies arbeiden, "één van hart en één van ziel" (Hand. 4, 32)[b:Hand. 4, 32] zijn. De bisschop heeft, als hoofd en als het centrale punt van eenheid van het diocesaan apostolaat, de taak, de missieactiviteit te stimuleren, te leiden en te coördineren, maar hij moet daarbij het spontane initiatief van de deelnemers aan dit werk eerbiedigen en aanmoedigen. Alle missionarissen, ook de exempte religieuzen, zijn aan zijn gezag onderworpen bij alles wat betrekking heeft op de uitoefening van het apostolaat vgl: punt 4[[[646|35]]]. Met het oog op een betere coördinatie zal de bisschop, zo mogelijk, een pastorale raad oprichten, waarin geestelijken, religieuzen en leken door middel van hun gekozen vertegenwoordigers zitting zullen hebben. Hij zorge er ook voor, dat de apostolische activiteit niet beperkt blijft tot de reeds bekeerden, maar dat een behoorlijk deel van de missionarissen en van de hulpmiddelen bestemd wordt voor de evangelieprediking onder de niet-christenen.
Referenties naar alinea 30: 1
Redemptoris Missio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
De coördinatie op regionaal vlak
De bisschoppenconferenties zullen in gemeenschappelijk overleg de meer belangrijke vraagstukken en de meer dringende problemen behandelen zonder evenwel de plaatselijke verschillen over het hoofd te zien vgl: Christus Dominus, 36-38[[[646|36-38]]]. Om het personeel en de middelen, die toch al ontoereikend zijn, niet te versnipperen, en niet nodeloos een groot aantal plannen op touw te zetten, verdient het aanbeveling om met vereende krachten instellingen in het leven te roepen voor het welzijn van de gezamenlijke diocesen, zoals bijv. seminaries, scholen voor hoger en technisch onderwijs, centra voor pastoraal, catechese, liturgie en ook voor de publiciteitsmiddelen. Een dergelijke samenwerking zal, waar het mogelijk is, ook tussen de verschillende bisschoppenconferenties tot stand moeten komen.
De bisschoppenconferenties zullen in gemeenschappelijk overleg de meer belangrijke vraagstukken en de meer dringende problemen behandelen zonder evenwel de plaatselijke verschillen over het hoofd te zien vgl: Christus Dominus, 36-38[[[646|36-38]]]. Om het personeel en de middelen, die toch al ontoereikend zijn, niet te versnipperen, en niet nodeloos een groot aantal plannen op touw te zetten, verdient het aanbeveling om met vereende krachten instellingen in het leven te roepen voor het welzijn van de gezamenlijke diocesen, zoals bijv. seminaries, scholen voor hoger en technisch onderwijs, centra voor pastoraal, catechese, liturgie en ook voor de publiciteitsmiddelen. Een dergelijke samenwerking zal, waar het mogelijk is, ook tussen de verschillende bisschoppenconferenties tot stand moeten komen.
Referenties naar alinea 31: 1
Redemptoris Missio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
De organisatie van het werk der instituten
Het is ook van belang, de activiteiten van de verschillende instituten of kerkelijke genootschappen te coördineren. Al deze instellingen, van welke aard ook, moeten zich in alles, wat op het missiewerk zelf betrekking heeft, volgzaam tonen jegens de plaatselijke ordinaris. Het zal daarom zeer nuttig zijn, bijzondere overeenkomsten te sluiten om de betrekkingen tussen de plaatselijke ordinaris en de overste van het instituut te regelen. Wanneer aan een instituut een bepaald gebied wordt toevertrouwd, zullen kerkelijke overheid en instituut alles richten op de uitbouw van de nieuwe christengemeenschap tot een plaatselijke Kerk, die te zijner tijd bestuurd zal worden door een eigen herder met zijn geestelijkheid.
Wanneer het mandaat voor een bepaald gebied ophoudt, ontstaat er een nieuwe situatie. Dan zullen de bisschoppenconferenties en de instituten gezamenlijk normen opstellen om de betrekkingen tussen de plaatselijke ordinarissen en de instituten te regelen vgl: 5-6[[[646|35]]]. Het is echter de taak van de H. Stoel, de algemene beginselen vast te stellen voor de regionale of particuliere overeenkomsten.
Bij alle bereidheid van de instituten om het begonnen werk voort te zetten door hun medewerking in de gewone zielzorg, zal men toch bij de toename van de plaatselijke geestelijkheid ernaar streven de instituten, voorzover hun doelstelling het toelaat, te behouden voor het diocees, door hen in te schakelen voor bijzondere werkzaamheden of voor een bepaald gebied in het diocees.
Het is ook van belang, de activiteiten van de verschillende instituten of kerkelijke genootschappen te coördineren. Al deze instellingen, van welke aard ook, moeten zich in alles, wat op het missiewerk zelf betrekking heeft, volgzaam tonen jegens de plaatselijke ordinaris. Het zal daarom zeer nuttig zijn, bijzondere overeenkomsten te sluiten om de betrekkingen tussen de plaatselijke ordinaris en de overste van het instituut te regelen. Wanneer aan een instituut een bepaald gebied wordt toevertrouwd, zullen kerkelijke overheid en instituut alles richten op de uitbouw van de nieuwe christengemeenschap tot een plaatselijke Kerk, die te zijner tijd bestuurd zal worden door een eigen herder met zijn geestelijkheid.
Wanneer het mandaat voor een bepaald gebied ophoudt, ontstaat er een nieuwe situatie. Dan zullen de bisschoppenconferenties en de instituten gezamenlijk normen opstellen om de betrekkingen tussen de plaatselijke ordinarissen en de instituten te regelen vgl: 5-6[[[646|35]]]. Het is echter de taak van de H. Stoel, de algemene beginselen vast te stellen voor de regionale of particuliere overeenkomsten.
Bij alle bereidheid van de instituten om het begonnen werk voort te zetten door hun medewerking in de gewone zielzorg, zal men toch bij de toename van de plaatselijke geestelijkheid ernaar streven de instituten, voorzover hun doelstelling het toelaat, te behouden voor het diocees, door hen in te schakelen voor bijzondere werkzaamheden of voor een bepaald gebied in het diocees.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Mutuae relationes ->=geentekst=
De coördinatie van de instituten onderling
De instituten, die in eenzelfde gebied missioneren, moeten wegen en methoden trachten te vinden om hun arbeid te coördineren. Daarom zijn de Conferenties van mannelijke religieuzen en de Unies van vrouwelijke religieuzen, waarvan alle instituten van eenzelfde land of gebied deel moeten uitmaken, van het hoogste belang. Deze Conferenties zullen nagaan, wat er gezamenlijk kan worden gedaan, en zij zullen een nauw contact onderhouden met de bisschoppenconferenties. Het is gewenst, dit alles op overeenkomstige wijze ook toe te passen op de samenwerking van de missie-instituten in het vaderland om zó de gemeenschappelijke vraagstukken en initiatieven gemakkelijker en met minder kosten te kunnen oplossen en verwezenlijken, zoals: de doctrinaire vorming van de toekomstige missionarissen, cursussen voor missionarissen, rapporten aan de publieke overheid of aan internationale en supernationale organen.
De instituten, die in eenzelfde gebied missioneren, moeten wegen en methoden trachten te vinden om hun arbeid te coördineren. Daarom zijn de Conferenties van mannelijke religieuzen en de Unies van vrouwelijke religieuzen, waarvan alle instituten van eenzelfde land of gebied deel moeten uitmaken, van het hoogste belang. Deze Conferenties zullen nagaan, wat er gezamenlijk kan worden gedaan, en zij zullen een nauw contact onderhouden met de bisschoppenconferenties. Het is gewenst, dit alles op overeenkomstige wijze ook toe te passen op de samenwerking van de missie-instituten in het vaderland om zó de gemeenschappelijke vraagstukken en initiatieven gemakkelijker en met minder kosten te kunnen oplossen en verwezenlijken, zoals: de doctrinaire vorming van de toekomstige missionarissen, cursussen voor missionarissen, rapporten aan de publieke overheid of aan internationale en supernationale organen.
Referenties naar alinea 33: 2
Redemptoris Missio ->=geentekst=Mutuae relationes ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
De coördinatie van de wetenschappelijke instituten
Voor een juiste en goed geregelde uitoefening van de missieactiviteit wordt vereist een wetenschappelijke voorbereiding van de missionarissen op hun verschillende taken, vooral op de dialoog met de niet-christelijke godsdiensten en culturen, en is verder nodig een doelmatige begeleiding bij de uitvoering ervan. Daarom is het gewenst, dat er in het belang van de missies een broederlijke en edelmoedige samenwerking tot stand komt van alle wetenschappelijke instituten voor missiologie en voor andere wetenschappen of technieken, die nuttig zijn voor de missies, zoals volkenkunde en taalwetenschap, godsdienstgeschiedenis en godsdienstwetenschap, sociologie, pastorale methode en dergelijke.
Voor een juiste en goed geregelde uitoefening van de missieactiviteit wordt vereist een wetenschappelijke voorbereiding van de missionarissen op hun verschillende taken, vooral op de dialoog met de niet-christelijke godsdiensten en culturen, en is verder nodig een doelmatige begeleiding bij de uitvoering ervan. Daarom is het gewenst, dat er in het belang van de missies een broederlijke en edelmoedige samenwerking tot stand komt van alle wetenschappelijke instituten voor missiologie en voor andere wetenschappen of technieken, die nuttig zijn voor de missies, zoals volkenkunde en taalwetenschap, godsdienstgeschiedenis en godsdienstwetenschap, sociologie, pastorale methode en dergelijke.
Referenties naar alinea 34: 1
Redemptoris Missio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 6 - De samenwerking
35
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Inleiding
Omdat de gehele Kerk missionair is en het werk van de evangelisatie een fundamentele plicht van het volk Gods, nodigt de heilige Synode alle gelovigen uit, zich innerlijk diepgaand te vernieuwen, om dan in een levendig bewustzijn van hun persoonlijke verantwoordelijkheid voor de verbreiding van het Evangelie ook hun eigen aandeel te aanvaarden in het missiewerk onder de volken.
Omdat de gehele Kerk missionair is en het werk van de evangelisatie een fundamentele plicht van het volk Gods, nodigt de heilige Synode alle gelovigen uit, zich innerlijk diepgaand te vernieuwen, om dan in een levendig bewustzijn van hun persoonlijke verantwoordelijkheid voor de verbreiding van het Evangelie ook hun eigen aandeel te aanvaarden in het missiewerk onder de volken.
Referenties naar alinea 35: 5
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Waardering van het lijden als kostbaar middel tot evangelisatie ->=geentekst=
De missieplicht van het gehele Volk Gods
De gelovigen, als ledematen van de levende Christus, bij wie zij zijn ingelijfd en aan wie zij gelijkvormig zijn geworden door het Doopsel, het Vormsel en de Eucharistie, zijn allen verplicht, mee te werken aan de uitbereiding en groei van zijn Lichaam om dit zo spoedig mogelijk tot zijn volheid te brengen (Ef. 4, 13)[[b:Ef. 4, 13]]. Daarom moeten alle kinderen van de Kerk een levendig besef hebben van hun verantwoordelijkheid jegens de wereld, zich een echt katholieke geest eigen maken en zich inspannen voor het werk van de evangelisatie. Maar allen moeten voor ogen houden, dat hun eerste en voornaamste plicht met het oog op de uitbreiding van het geloof bestaat in hun leiden van een diep christelijk leven. Want door hun ijver in de dienst van God en door hun liefde jegens anderen zullen zij een nieuwe geestelijke bezieling schenken aan de gehele Kerk, die dan zal verschijnen als een teken, opgeheven onder de volken (Is. 11, 12)[[b:Is. 11, 12]], als "het licht der wereld" (Mt. 5, 14)[b:Mt. 5, 14] en "het zout der aarde" (Mt. 5, 13)[b:Mt. 5, 13]. Dit levensgetuigenis zal gemakkelijker zijn uitwerking hebben, als zij dit afleggen in vereniging met de andere christelijke groeperingen overeenkomstig de normen van het Decreet over het oecumenisme vgl: Unitatis Redintegratio, 12[[[618|12]]].
Deze geestelijke vernieuwing zal vanzelf leiden tot spontane gebeden en werken van boetvaardigheid voor het verkrijgen van Gods bevruchtende genade voor het werk van de missionarissen; ze zal missieroepingen doen ontslaan en de hulpmiddelen verschaffen, die de missies nodig hebben. Willen echter alle gelovigen, ook persoonlijk, goed op de hoogte zijn van de huidige situatie van de Kerk in de wereld en de stem horen van al die massa 's die roepen: "Help ons" (Hand. 16, 9)[[b:Hand. 16, 9]], dan moet er, ook langs de weg van de moderne publiciteitsmiddelen, een degelijke informatie over de missies worden verstrekt; hierdoor zullen zij de missieactiviteit gaan aanvoelen als een persoonlijke zaak, hun hart openen voor die enorme en diepe nood van zoveel mensen, en in staat zijn hun hulp te bieden.
Vereist is ook een coördinatie van deze berichtgeving en samenwerking met de nationale en internationale organen.
De gelovigen, als ledematen van de levende Christus, bij wie zij zijn ingelijfd en aan wie zij gelijkvormig zijn geworden door het Doopsel, het Vormsel en de Eucharistie, zijn allen verplicht, mee te werken aan de uitbereiding en groei van zijn Lichaam om dit zo spoedig mogelijk tot zijn volheid te brengen (Ef. 4, 13)[[b:Ef. 4, 13]]. Daarom moeten alle kinderen van de Kerk een levendig besef hebben van hun verantwoordelijkheid jegens de wereld, zich een echt katholieke geest eigen maken en zich inspannen voor het werk van de evangelisatie. Maar allen moeten voor ogen houden, dat hun eerste en voornaamste plicht met het oog op de uitbreiding van het geloof bestaat in hun leiden van een diep christelijk leven. Want door hun ijver in de dienst van God en door hun liefde jegens anderen zullen zij een nieuwe geestelijke bezieling schenken aan de gehele Kerk, die dan zal verschijnen als een teken, opgeheven onder de volken (Is. 11, 12)[[b:Is. 11, 12]], als "het licht der wereld" (Mt. 5, 14)[b:Mt. 5, 14] en "het zout der aarde" (Mt. 5, 13)[b:Mt. 5, 13]. Dit levensgetuigenis zal gemakkelijker zijn uitwerking hebben, als zij dit afleggen in vereniging met de andere christelijke groeperingen overeenkomstig de normen van het Decreet over het oecumenisme vgl: Unitatis Redintegratio, 12[[[618|12]]].
Deze geestelijke vernieuwing zal vanzelf leiden tot spontane gebeden en werken van boetvaardigheid voor het verkrijgen van Gods bevruchtende genade voor het werk van de missionarissen; ze zal missieroepingen doen ontslaan en de hulpmiddelen verschaffen, die de missies nodig hebben. Willen echter alle gelovigen, ook persoonlijk, goed op de hoogte zijn van de huidige situatie van de Kerk in de wereld en de stem horen van al die massa 's die roepen: "Help ons" (Hand. 16, 9)[[b:Hand. 16, 9]], dan moet er, ook langs de weg van de moderne publiciteitsmiddelen, een degelijke informatie over de missies worden verstrekt; hierdoor zullen zij de missieactiviteit gaan aanvoelen als een persoonlijke zaak, hun hart openen voor die enorme en diepe nood van zoveel mensen, en in staat zijn hun hulp te bieden.
Vereist is ook een coördinatie van deze berichtgeving en samenwerking met de nationale en internationale organen.
Referenties naar alinea 36: 4
Redemptoris Missio ->=geentekst=Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Waardering van het lijden als kostbaar middel tot evangelisatie ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Christifideles laici ->=geentekst=
Moedige getuigen voor het Evangelie ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
De missplicht van de Christelijke gemeenschappen
Omdat het volk Gods leeft in gemeenschappen, vooral in die van diocees en parochie, en daarin in zekere zin zijn zichtbare uitdrukking vindt, behoren ook deze gemeenschappen getuigenis af te leggen voor Christus ten overstaan van de volken. De genade van de vernieuwing kan in de gemeenschappen niet groeien, als niet elk van deze gemeenschappen de actieradius van haar liefde uitbreidt tot de grenzen der aarde en evenveel zorg heeft voor hen, die veraf zijn, als voor hen, die haar eigen leden zijn.
Op deze wijze bidt de gehele gemeenschap, werkt zij mee en oefent zij haar activiteit onder de volken uit door middel van haar zonen, die God uitkiest voor deze verheven taak.
Als maar niet tekort gedaan wordt aan het algemene missiewerk, zal het zeer nuttig zijn, contact te onderhouden met de missionarissen, die uit de gemeenschap zelf afkomstig zijn, of met de een of andere parochie of een diocees in de missies, om zo de verbondenheid tussen de gemeenschappen zichtbaar te maken, tot wederzijds geestelijk voordeel.
Omdat het volk Gods leeft in gemeenschappen, vooral in die van diocees en parochie, en daarin in zekere zin zijn zichtbare uitdrukking vindt, behoren ook deze gemeenschappen getuigenis af te leggen voor Christus ten overstaan van de volken. De genade van de vernieuwing kan in de gemeenschappen niet groeien, als niet elk van deze gemeenschappen de actieradius van haar liefde uitbreidt tot de grenzen der aarde en evenveel zorg heeft voor hen, die veraf zijn, als voor hen, die haar eigen leden zijn.
Op deze wijze bidt de gehele gemeenschap, werkt zij mee en oefent zij haar activiteit onder de volken uit door middel van haar zonen, die God uitkiest voor deze verheven taak.
Als maar niet tekort gedaan wordt aan het algemene missiewerk, zal het zeer nuttig zijn, contact te onderhouden met de missionarissen, die uit de gemeenschap zelf afkomstig zijn, of met de een of andere parochie of een diocees in de missies, om zo de verbondenheid tussen de gemeenschappen zichtbaar te maken, tot wederzijds geestelijk voordeel.
Referenties naar alinea 37: 4
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Christifideles laici ->=geentekst=
Moedige getuigen voor het Evangelie ->=geentekst=
In het perspectief van het Heilig Jaar ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
"Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
De Kerk incarneert zich in de zending en vormt de nieuwe mens ->=geentekst=
Kerk is missie ->=geentekst=
Ga en nodig iedereen uit voor het feestmaal. (vgl. Mt 22, 9) ->=geentekst=
De missieplicht van de bisschoppen
Alle bisschoppen, als zijnde leden van het bisschoppencollege, dat de opvolger is van het college van de apostelen, zijn gewijd niet alleen voor een bepaald diocees, maar voor het heil van heel de wereld. De opdracht van Christus om het Evangelie te verkondigen aan heel de schepping (Mc. 16,15)[[b:Mc. 16,15]], gaat allereerst en onmiddellijk hén aan samen met Petrus en onder leiding van Petrus. Daaruit ontstaat die gemeenschap en samenwerking van de Kerken, die tegenwoordig zo noodzakelijk is om het werk van de evangelisatie voort te zetten. Krachtens deze gemeenschap hebben de afzonderlijke Kerken de zorg voor alle andere, maken de Kerken elkaar haar noden bekend, delen zij elkaar mee van haar goederen; de uitbreiding immers van het Lichaam van Christus is de taak van het gehele bisschoppencollege. vgl: Lumen Gentium, 23-24[[[617|23-24]]]. De bisschop stelt, wanneer hij in zijn diocees, waarmee hij één geheel vormt, het missiewerk op gang brengt, stimuleert en leidt, de missiegeest en de missie-ijver van het volk Gods tegenwoordig en maakt die als het ware zichtbaar, zodat heel het diocees missionair wordt.
Het is de taak van de bisschop, onder zijn volk, vooral onder de zieken en lijdenden, mensen te vinden, die edelmoedig hun gebed en boete aan God opdragen voor de evangelisatie van de wereld; hij zal de roepingen van jonge mensen en clerici tot de missie-instituten van harte aanmoedigen en dankbaar zijn, als God sommigen uitkiest voor het missiewerk van de Kerk. Hij zal de diocesane congregaties aansporen en helpen om een eigen aandeel in het missiewerk te aanvaarden. Hij zal de werken van de missie-instituten onder zijn gelovigen steunen, vooral echter de Pauselijke missiewerken. Want aan de laatstgenoemde moet terecht de eerste plaats worden gegeven, omdat ze het middel zijn om de katholieken vanaf hun jeugd te bezielen met een echt universele en missionaire geest en om op doelmatige wijze de financiële steun te stimuleren ten bate van alle missies, overeenkomstig de noden van elke missie. vgl: Maximum Illud, 34-38[[[641|34-38]]] vgl: Rerum Ecclesiae, (71-73)[[[642|(71-73)]]] vgl: Evangelii Praecones, (65)[[[728|(65)]]] vgl: Fidei donum, 28[[[645|28]]].
Omdat echter de behoefte aan arbeiders in de wijngaard des Heren met de dag toeneemt en ook de diocesane priesters steeds meer verlangen, deel te nemen aan de evangelisatie van de wereld, wenst de heilige Synode, dat de bisschoppen met het oog op het enorme priestergebrek, waardoor de evangelisatie van talrijke gebieden wordt belemmerd, enkele van hun beste priesters, die zich voor het missiewerk aanbieden, na een behoorlijke voorbereiding uitzenden naar priesterarme diocesen om daar, tenminste voor een zekere tijd, in een geest van dienstbaarheid een missietaak te vervullen.vgl: Fidei donum, 30[[[645|30]]].
Voor een beter resultaat van de missieactiviteit van de bisschoppen ten bate van de gehele Kerk, is het gewenst, dat de bisschoppenconferenties leidend optreden in alles wat betrekking heeft op een geordende samenwerking in hun eigen gebied. In hun conferenties zullen de bisschoppen spreken over
Alle bisschoppen, als zijnde leden van het bisschoppencollege, dat de opvolger is van het college van de apostelen, zijn gewijd niet alleen voor een bepaald diocees, maar voor het heil van heel de wereld. De opdracht van Christus om het Evangelie te verkondigen aan heel de schepping (Mc. 16,15)[[b:Mc. 16,15]], gaat allereerst en onmiddellijk hén aan samen met Petrus en onder leiding van Petrus. Daaruit ontstaat die gemeenschap en samenwerking van de Kerken, die tegenwoordig zo noodzakelijk is om het werk van de evangelisatie voort te zetten. Krachtens deze gemeenschap hebben de afzonderlijke Kerken de zorg voor alle andere, maken de Kerken elkaar haar noden bekend, delen zij elkaar mee van haar goederen; de uitbreiding immers van het Lichaam van Christus is de taak van het gehele bisschoppencollege. vgl: Lumen Gentium, 23-24[[[617|23-24]]]. De bisschop stelt, wanneer hij in zijn diocees, waarmee hij één geheel vormt, het missiewerk op gang brengt, stimuleert en leidt, de missiegeest en de missie-ijver van het volk Gods tegenwoordig en maakt die als het ware zichtbaar, zodat heel het diocees missionair wordt.
Het is de taak van de bisschop, onder zijn volk, vooral onder de zieken en lijdenden, mensen te vinden, die edelmoedig hun gebed en boete aan God opdragen voor de evangelisatie van de wereld; hij zal de roepingen van jonge mensen en clerici tot de missie-instituten van harte aanmoedigen en dankbaar zijn, als God sommigen uitkiest voor het missiewerk van de Kerk. Hij zal de diocesane congregaties aansporen en helpen om een eigen aandeel in het missiewerk te aanvaarden. Hij zal de werken van de missie-instituten onder zijn gelovigen steunen, vooral echter de Pauselijke missiewerken. Want aan de laatstgenoemde moet terecht de eerste plaats worden gegeven, omdat ze het middel zijn om de katholieken vanaf hun jeugd te bezielen met een echt universele en missionaire geest en om op doelmatige wijze de financiële steun te stimuleren ten bate van alle missies, overeenkomstig de noden van elke missie. vgl: Maximum Illud, 34-38[[[641|34-38]]] vgl: Rerum Ecclesiae, (71-73)[[[642|(71-73)]]] vgl: Evangelii Praecones, (65)[[[728|(65)]]] vgl: Fidei donum, 28[[[645|28]]].
Omdat echter de behoefte aan arbeiders in de wijngaard des Heren met de dag toeneemt en ook de diocesane priesters steeds meer verlangen, deel te nemen aan de evangelisatie van de wereld, wenst de heilige Synode, dat de bisschoppen met het oog op het enorme priestergebrek, waardoor de evangelisatie van talrijke gebieden wordt belemmerd, enkele van hun beste priesters, die zich voor het missiewerk aanbieden, na een behoorlijke voorbereiding uitzenden naar priesterarme diocesen om daar, tenminste voor een zekere tijd, in een geest van dienstbaarheid een missietaak te vervullen.vgl: Fidei donum, 30[[[645|30]]].
Voor een beter resultaat van de missieactiviteit van de bisschoppen ten bate van de gehele Kerk, is het gewenst, dat de bisschoppenconferenties leidend optreden in alles wat betrekking heeft op een geordende samenwerking in hun eigen gebied. In hun conferenties zullen de bisschoppen spreken over
- het bestemmen van priesters uit de diocesane geestelijkheid voor de evangelieprediking onder de volken;
- over een vaste bijdrage, die elk diocees naar verhouding van zijn inkomsten jaarlijks moet geven voor het missiewerk vgl: Christus Dominus, 6[[[646|6]]];
- over de regeling en de organisatie van de methoden en middelen, die een rechtstreekse steun aan de missie tot doel hebben;
- over de hulp aan de missie-instituten en aan de seminaries van de diocesane geestelijkheid voor de missies en zo nodig;
- over de oprichting ervan;
- over een nauwer contact tussen dergelijke instituten en de diocesen.
Referenties naar alinea 38: 15
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
"Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
De Kerk incarneert zich in de zending en vormt de nieuwe mens ->=geentekst=
Kerk is missie ->=geentekst=
Ga en nodig iedereen uit voor het feestmaal. (vgl. Mt 22, 9) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
Familiaris Consortio ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
De missieplicht van de priesters
De priesters zijn de vertegenwoordigers van Christus en de medewerkers van het episcopaat in het drievoudig heilig ambt, dat krachtens zijn aard gericht is op de zending van de Kerk vgl: Lumen Gentium, 28[[[617|28]]]. Zij moeten er dus diep van overtuigd zijn, dat door de wijding hun leven ook voor de missies is bestemd. Zij treden door hun dienstwerk, dat zich concentreert in de Eucharistie, die de Kerk tot volmaaktheid brengt, in gemeenschap met Christus, het hoofd, en brengen de anderen tot deze gemeenschap. Daarom mag het hen niet onverschillig laten, dat er nog zoveel ontbreekt aan de volheid van het Lichaam en dat er daarom nog zoveel gedaan moet worden om het steeds meer te doen groeien. Zij zullen derhalve hun werk als zielzorgers zó inrichten, dat het de uitbreiding van het Evangelie onder de niet-christenen ten goede komt. De priesters moeten in hun zielzorg de ijver voor de evangelisatie van de wereld bij de gelovigen opwekken en in stand houden. Zij zullen dit doen door hen in hun catechese en prediking te onderrichten over de taak, die de Kerk heeft, Christus te prediken aan de volken, door de christelijke gezinnen er op te wijzen, hoe noodzakelijk en hoe eervol het is om onder hun zonen en dochters missieroepingen aan te kweken; door bij de jonge mensen op de scholen en in de katholieke verenigingen de missieijver aan te wakkeren, zodat uit hun midden toekomstige missionarissen voortkomen. Zij zullen de gelovigen leren, voor de missies te bidden en zich niet schamen, hen om stoffelijke bijdragen te vragen en zo als het ware bedelaars te worden voor Christus en het heil van de zielen. vgl: Rerum Ecclesiae, (72)[[[642|(72)]]].
De professoren van seminaries en universiteiten zullen de jonge mensen inlichten omtrent de ware situatie van de wereld en de Kerk, om hen de noodzakelijkheid te doen inzien van een grotere intensivering van de evangelisatie onder de niet-christenen en om hun ijver te verhogen. Bij het onderricht in de dogmatiek, de H. Schrift, de moraal en de geschiedenis zullen zij de missionaire elementen, die in deze vakken liggen vervat, belichten om hierdoor in de toekomstige priesters een missiebewustzijn te vormen.
De priesters zijn de vertegenwoordigers van Christus en de medewerkers van het episcopaat in het drievoudig heilig ambt, dat krachtens zijn aard gericht is op de zending van de Kerk vgl: Lumen Gentium, 28[[[617|28]]]. Zij moeten er dus diep van overtuigd zijn, dat door de wijding hun leven ook voor de missies is bestemd. Zij treden door hun dienstwerk, dat zich concentreert in de Eucharistie, die de Kerk tot volmaaktheid brengt, in gemeenschap met Christus, het hoofd, en brengen de anderen tot deze gemeenschap. Daarom mag het hen niet onverschillig laten, dat er nog zoveel ontbreekt aan de volheid van het Lichaam en dat er daarom nog zoveel gedaan moet worden om het steeds meer te doen groeien. Zij zullen derhalve hun werk als zielzorgers zó inrichten, dat het de uitbreiding van het Evangelie onder de niet-christenen ten goede komt. De priesters moeten in hun zielzorg de ijver voor de evangelisatie van de wereld bij de gelovigen opwekken en in stand houden. Zij zullen dit doen door hen in hun catechese en prediking te onderrichten over de taak, die de Kerk heeft, Christus te prediken aan de volken, door de christelijke gezinnen er op te wijzen, hoe noodzakelijk en hoe eervol het is om onder hun zonen en dochters missieroepingen aan te kweken; door bij de jonge mensen op de scholen en in de katholieke verenigingen de missieijver aan te wakkeren, zodat uit hun midden toekomstige missionarissen voortkomen. Zij zullen de gelovigen leren, voor de missies te bidden en zich niet schamen, hen om stoffelijke bijdragen te vragen en zo als het ware bedelaars te worden voor Christus en het heil van de zielen. vgl: Rerum Ecclesiae, (72)[[[642|(72)]]].
De professoren van seminaries en universiteiten zullen de jonge mensen inlichten omtrent de ware situatie van de wereld en de Kerk, om hen de noodzakelijkheid te doen inzien van een grotere intensivering van de evangelisatie onder de niet-christenen en om hun ijver te verhogen. Bij het onderricht in de dogmatiek, de H. Schrift, de moraal en de geschiedenis zullen zij de missionaire elementen, die in deze vakken liggen vervat, belichten om hierdoor in de toekomstige priesters een missiebewustzijn te vormen.
Referenties naar alinea 39: 6
Redemptoris Missio ->=geentekst=Familiaris Consortio ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Roepingen ten dienste van de evangelisering van de Kerk ->=geentekst=
De missieplicht van de Instituten van volmaaktheid
De religieuze instituten, contemplatieve en actieve, hadden tot nu toe en hebben nog steeds het grootste aandeel in de evangelisatie van de wereld. De heilige Synode erkent graag hun verdiensten en dankt God voor de vele offers, die zij hebben gebracht voor de eer van God en de dienst aan de mensen; en zij spoort hen aan, het ondernomen werk onvermoeid voort te zetten in het besef, dat de deugd van liefde, die zij krachtens hun roeping op een meer volmaakte wijze moeten beoefenen, hen stuwt en verplicht tot een echt katholieke geest en arbeid`. vgl: Lumen Gentium, 44[[[617|44]]]. De instituten met contemplatief leven zijn door hun gebeden, boetedoeningen en lijden van de grootste betekenis voor de bekering van de mensen; want het is God, die, als men Hem erom vraagt, arbeiders zendt om te oogsten (Mt. 9, 38)[[b:Mt. 9, 38]], die de harten van de niet-christenen ontvankelijk maakt voor de boodschap van het Evangelie (Hand.16,14)[[b:Hand.16,14]], en die het woord van het heil in hun harten wasdom geeft (1 Kor. 3, 7)[[b:1 Kor. 3, 7]]. Deze instituten worden zelfs uitgenodigd, huizen te stichten in de missiegebieden, gelijk verschillende reeds hebben gedaan, om daar te leven op een wijze, die is aangepast aan de echt godsdienstige tradities van die volken en zó te midden van de niet-christenen een prachtig getuigenis te zijn van de majesteit en de liefde van God en van de eenheid, die tot stand komt in Christus.
De instituten met actief leven, of zij nu een strikt missionair doel hebben of niet, dienen zich ernstig voor God af te vragen, of zij hun activiteit voor de uitbreiding van het Koninkrijk Gods onder de volken niet zouden kunnen intensiveren; of zij sommige taken niet aan anderen zouden kunnen overlaten, zodat zij hun eigen krachten aan de missies kunnen wijden; of zij een arbeid in de missies zouden kunnen beginnen door een aanpassing, zo nodig, van hun constituties, altijd natuurlijk in de geest van hun stichter. Zij moeten overwegen, of hun leden werkelijk zich met al hun krachten inzetten voor het missiewerk en of hun levenswijze een getuigenis is voor het Evangelie, een getuigenis, dat aangepast is aan de aard en de situatie van het volk.
Omdat tenslotte onder de werking van de Heilige Geest de seculiere instituten in de Kerk steeds toenemen, kunnen deze onder het gezag van de bisschop op velerlei wijze vruchtbaar werken in de missies, als een teken van de volledige toewijding aan de evangelisatie van de wereld.
De religieuze instituten, contemplatieve en actieve, hadden tot nu toe en hebben nog steeds het grootste aandeel in de evangelisatie van de wereld. De heilige Synode erkent graag hun verdiensten en dankt God voor de vele offers, die zij hebben gebracht voor de eer van God en de dienst aan de mensen; en zij spoort hen aan, het ondernomen werk onvermoeid voort te zetten in het besef, dat de deugd van liefde, die zij krachtens hun roeping op een meer volmaakte wijze moeten beoefenen, hen stuwt en verplicht tot een echt katholieke geest en arbeid`. vgl: Lumen Gentium, 44[[[617|44]]]. De instituten met contemplatief leven zijn door hun gebeden, boetedoeningen en lijden van de grootste betekenis voor de bekering van de mensen; want het is God, die, als men Hem erom vraagt, arbeiders zendt om te oogsten (Mt. 9, 38)[[b:Mt. 9, 38]], die de harten van de niet-christenen ontvankelijk maakt voor de boodschap van het Evangelie (Hand.16,14)[[b:Hand.16,14]], en die het woord van het heil in hun harten wasdom geeft (1 Kor. 3, 7)[[b:1 Kor. 3, 7]]. Deze instituten worden zelfs uitgenodigd, huizen te stichten in de missiegebieden, gelijk verschillende reeds hebben gedaan, om daar te leven op een wijze, die is aangepast aan de echt godsdienstige tradities van die volken en zó te midden van de niet-christenen een prachtig getuigenis te zijn van de majesteit en de liefde van God en van de eenheid, die tot stand komt in Christus.
De instituten met actief leven, of zij nu een strikt missionair doel hebben of niet, dienen zich ernstig voor God af te vragen, of zij hun activiteit voor de uitbreiding van het Koninkrijk Gods onder de volken niet zouden kunnen intensiveren; of zij sommige taken niet aan anderen zouden kunnen overlaten, zodat zij hun eigen krachten aan de missies kunnen wijden; of zij een arbeid in de missies zouden kunnen beginnen door een aanpassing, zo nodig, van hun constituties, altijd natuurlijk in de geest van hun stichter. Zij moeten overwegen, of hun leden werkelijk zich met al hun krachten inzetten voor het missiewerk en of hun levenswijze een getuigenis is voor het Evangelie, een getuigenis, dat aangepast is aan de aard en de situatie van het volk.
Omdat tenslotte onder de werking van de Heilige Geest de seculiere instituten in de Kerk steeds toenemen, kunnen deze onder het gezag van de bisschop op velerlei wijze vruchtbaar werken in de missies, als een teken van de volledige toewijding aan de evangelisatie van de wereld.
Referenties naar alinea 40: 6
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Roepingen ten dienste van de evangelisering van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Propositiones van de 13e Gewone Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
De nauwe verbinding tussen het gewijde leven en missie ->=geentekst=
De missieplicht van de leken
De leken werken mee aan het evangelisatiewerk van de Kerk en hebben als getuigen en tegelijk als levende instrumenten deel aan haar heilbrengende zending vgl: Lumen Gentium, 33,35[[[617|33.35]]], vooral wanneer zij door God voor dit werk worden geroepen en door de bisschoppen daarvoor worden bestemd. In de landen, die reeds christelijk zijn, bestaat de medewerking van de leken aan de evangelisatiearbeid hierin, dat zij bij zichzelf en bij anderen de kennis omtrent de missies en de liefde voor de missies bevorderen, dat zij in hun eigen gezin, in de katholieke verenigingen en op de scholen roepingen weten te wekken en op allerlei wijze de missies steunen door stoffelijke bijdragen, om zó anderen deelachtig te maken aan de gave van het geloof, die zij zelf uit louter genade hebben ontvangen.
In de missiegebieden daarentegen moeten de leken, hetzij vreemdelingen of mensen uit eigen land, onderricht geven op de scholen, de administratie voeren van de materiele zaken, hun medewerking verlenen aan de activiteit van de parochies en het diocees, diverse vormen van lekenapostolaat in het leven roepen en tot ontwikkeling brengen, zodat de gelovigen van de jonge Kerken zo spoedig mogelijk hun eigen plaats kunnen innemen in het leven van de Kerk. vgl: Evangelii Praecones, (30-39)[[[728|(30-39)]]] vgl: Princeps Pastorum, (24-26)[[[726|(24-26)]]].
De leken moeten tenslotte graag hun medewerking verlenen op sociaal-economisch gebied aan de volken in de ontwikkelingslanden. Deze medewerking is des te verdienstelijker naarmate ze meer de vestiging van instellingen beoogt, die betrekking hebben op de basisstructuren van het sociale leven of gericht zijn op de vorming van mensen, die politieke verantwoordelijkheid dragen.
Bijzondere lof verdienen de leken, die aan universiteiten of wetenschappelijke instituten door hun studies op het gebied van de geschiedenis of godsdienstwetenschap de kennis van volken en godsdiensten vooruit brengen en zo de missionarissen helpen en de weg banen voor de dialoog met de niet-christenen.
Zij zullen streven naar een broederlijke samenwerking met de andere christenen, met de niet-christenen en in het bijzonder met de leden van internationale organisaties, waarbij zij steeds dit doel voor ogen moeten houden: dat "de opbouw van de aardse stad rust op de Heer als fundament en op Hem gericht blijft". vgl: Lumen Gentium, 46[[[617|46]]].
Voor het vervullen van al deze taken kunnen de leken niet buiten de zo noodzakelijke technische en geestelijke voorbereiding, de zij moeten ontvangen in gespecialiseerde instituten, opdat hun leven een getuigenis voor Christus wordt onder de niet-christenen volgens het woord van de apostel: "Geeft geen aanstoot, noch aan Joden, noch aan Grieken, noch aan Gods Kerk; ook ik tracht in alles allen ter wille te zijn, en zoek niet mijn eigen voordeel, maar dat van de gemeenschap, opdat allen gered worden" (1 Kor. 10, 32-33)[b:1 Kor. 10, 32-33].
De leken werken mee aan het evangelisatiewerk van de Kerk en hebben als getuigen en tegelijk als levende instrumenten deel aan haar heilbrengende zending vgl: Lumen Gentium, 33,35[[[617|33.35]]], vooral wanneer zij door God voor dit werk worden geroepen en door de bisschoppen daarvoor worden bestemd. In de landen, die reeds christelijk zijn, bestaat de medewerking van de leken aan de evangelisatiearbeid hierin, dat zij bij zichzelf en bij anderen de kennis omtrent de missies en de liefde voor de missies bevorderen, dat zij in hun eigen gezin, in de katholieke verenigingen en op de scholen roepingen weten te wekken en op allerlei wijze de missies steunen door stoffelijke bijdragen, om zó anderen deelachtig te maken aan de gave van het geloof, die zij zelf uit louter genade hebben ontvangen.
In de missiegebieden daarentegen moeten de leken, hetzij vreemdelingen of mensen uit eigen land, onderricht geven op de scholen, de administratie voeren van de materiele zaken, hun medewerking verlenen aan de activiteit van de parochies en het diocees, diverse vormen van lekenapostolaat in het leven roepen en tot ontwikkeling brengen, zodat de gelovigen van de jonge Kerken zo spoedig mogelijk hun eigen plaats kunnen innemen in het leven van de Kerk. vgl: Evangelii Praecones, (30-39)[[[728|(30-39)]]] vgl: Princeps Pastorum, (24-26)[[[726|(24-26)]]].
De leken moeten tenslotte graag hun medewerking verlenen op sociaal-economisch gebied aan de volken in de ontwikkelingslanden. Deze medewerking is des te verdienstelijker naarmate ze meer de vestiging van instellingen beoogt, die betrekking hebben op de basisstructuren van het sociale leven of gericht zijn op de vorming van mensen, die politieke verantwoordelijkheid dragen.
Bijzondere lof verdienen de leken, die aan universiteiten of wetenschappelijke instituten door hun studies op het gebied van de geschiedenis of godsdienstwetenschap de kennis van volken en godsdiensten vooruit brengen en zo de missionarissen helpen en de weg banen voor de dialoog met de niet-christenen.
Zij zullen streven naar een broederlijke samenwerking met de andere christenen, met de niet-christenen en in het bijzonder met de leden van internationale organisaties, waarbij zij steeds dit doel voor ogen moeten houden: dat "de opbouw van de aardse stad rust op de Heer als fundament en op Hem gericht blijft". vgl: Lumen Gentium, 46[[[617|46]]].
Voor het vervullen van al deze taken kunnen de leken niet buiten de zo noodzakelijke technische en geestelijke voorbereiding, de zij moeten ontvangen in gespecialiseerde instituten, opdat hun leven een getuigenis voor Christus wordt onder de niet-christenen volgens het woord van de apostel: "Geeft geen aanstoot, noch aan Joden, noch aan Grieken, noch aan Gods Kerk; ook ik tracht in alles allen ter wille te zijn, en zoek niet mijn eigen voordeel, maar dat van de gemeenschap, opdat allen gered worden" (1 Kor. 10, 32-33)[b:1 Kor. 10, 32-33].
Referenties naar alinea 41: 5
Redemptoris Missio ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Propositiones van de 13e Gewone Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
De nauwe verbinding tussen het gewijde leven en missie ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Besluit
42
De Vaders van het Concilie, samen met de Paus, zijn zich diep bewust van hun plicht om overal het Koninkrijk Gods te verbreiden; zij zenden vol liefde hun groet aan alle verkondigers van het Evangelie, vooral aan hen, die om de naam van Christus vervolging ondergaan, en zij leven mee met hun lijden. vgl: Evangelii Praecones, (69)[[[728|(69)]]] vgl: Princeps Pastorum, (53)[[[726|(53)]]]. Zij zijn bezield met dezelfde liefde, die Christus de mensen toedroeg; maar zij weten ook, dat het Gods werk is, zijn Koninkrijk op aarde te doen komen. Daarom bidden zij samen met alle christenen, dat op de voorspraak van de Maagd Maria, de Koningin der apostelen, de volken zo spoedig mogelijk tot de kennis van de waarheid mogen geraken (1 Tim. 2, 4)[[b:1 Tim. 2, 4]] en de heerlijkheid Gods, die ligt over het gelaat van Christus Jezus, door de Heilige Geest voor alle mensen moge oplichten (2 Kor. 4, 6)[[b:2 Kor. 4, 6]].
Dit alles, tot in alle onderdelen, wat in dit decreet is vastgelegd, heeft de instemming van de Vaders van het heilig Concilie. En wij, krachtens het apostolisch gezag, door Christus aan ons verleend, geven, samen met de Concilievaders, daaraan onze goedkeuring, bepalen het en stellen het vast, en wij bevelen datgene, wat aldus door de Synode is vastgesteld, tot Gods glorie te promulgeren. vgl: N.v.d.r.: Wat het in werking treden van het Decreet betreft, waarvoor oorspronkelijk de datum 29 juni 1966 was vastgesteld, zie het Motu proprio Munus Apostolicum van 10 juni 1966: A.A.S. 58 (1966) 465-466[[[8967]]]
Dit alles, tot in alle onderdelen, wat in dit decreet is vastgelegd, heeft de instemming van de Vaders van het heilig Concilie. En wij, krachtens het apostolisch gezag, door Christus aan ons verleend, geven, samen met de Concilievaders, daaraan onze goedkeuring, bepalen het en stellen het vast, en wij bevelen datgene, wat aldus door de Synode is vastgesteld, tot Gods glorie te promulgeren. vgl: N.v.d.r.: Wat het in werking treden van het Decreet betreft, waarvoor oorspronkelijk de datum 29 juni 1966 was vastgesteld, zie het Motu proprio Munus Apostolicum van 10 juni 1966: A.A.S. 58 (1966) 465-466[[[8967]]]
Rome, bij Sint-Pieter, 7 december 1965.Hier volgen de handtekeningen van de Vaders.
Ik Paulus, bisschop van de Katholieke Kerk.
Referenties naar alinea 42: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 24
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/703-ad-gentes-divinitus-nl