Gratissimam sane
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Gratissimam sane
Brief aan de Gezinnen - Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar van het Gezin
Paus Johannes Paulus II
2 februari 1994
Pauselijke geschriften - Brieven
1994, RK Voorlichting, Oegstgeest / SRKK, Utrecht
1994
1 juni 2023
565
nl
Referenties naar dit document: 19
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
- Voorwoord
1
Het was mijn bedoeling met deze uitdrukking vooral te verwijzen naar de talrijke wegen waarlangs de mens trekt. Tegelijkertijd wilde ik onderstrepen, hoe levendig en diep het verlangen van de kerk is zich aan zijn zijde te voegen bij het afleggen van zijn aardse bestaan. De Kerk deelt in de vreugde en de hoop, het verdriet en de angst van de dagelijkse gang van de mens, omdat zij er ten diepste van overtuigd is, dat het Christus zelf geweest is, die haar op deze paden gebracht heeft; Hij is het die de mens aan de Kerk heeft toevertrouwd; Hij heeft haar toevertrouwd als 'weg' van haar zending en ambt.
Geliefde gezinnenDe viering van het Jaar van het Gezin biedt mij de welkome gelegenheid u met grote genegenheid te begroeten en de wens uit te spreken mij met u te onderhouden. Dat doe ik met deze brief, uitgaande van de woorden in de encycliek Redemptor Hominis [237], die ik in de eerste dagen van mijn ambt als opvolger van Petrus heb gepubliceerd. Ik schreef toen: de mens is de weg van de Kerk.
Het was mijn bedoeling met deze uitdrukking vooral te verwijzen naar de talrijke wegen waarlangs de mens trekt. Tegelijkertijd wilde ik onderstrepen, hoe levendig en diep het verlangen van de kerk is zich aan zijn zijde te voegen bij het afleggen van zijn aardse bestaan. De Kerk deelt in de vreugde en de hoop, het verdriet en de angst van de dagelijkse gang van de mens, omdat zij er ten diepste van overtuigd is, dat het Christus zelf geweest is, die haar op deze paden gebracht heeft; Hij is het die de mens aan de Kerk heeft toevertrouwd; Hij heeft haar toevertrouwd als 'weg' van haar zending en ambt.
Referenties naar alinea 1: 1
Evangelie van het gezin ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het gezin - de weg van de Kerk
2
Van deze talrijke wegen is het gezin de eerste en belangrijkste: een gemeenschappelijke weg, ook al blijft hij bijzonder, uniek en onherhaalbaar, zoals elke mens onherhaalbaar is; een weg waarvan het menselijke wezen zich niet kan losmaken. Hij komt immers normaal gesproken ter wereld binnen een gezin en daarom kan men zeggen, dat hij aan het gezin het feit zelf van het bestaan als mens te danken heeft. Wanneer het gezin ontbreekt, dan ontstaat in de persoon die ter wereld komt, een zorgelijk en smartelijk gemis, dat in het vervolg op heel zijn leven zal drukken. De kerk is met liefdevolle zorg al degenen nabij die in dergelijke omstandigheden leven, omdat zij de fundamentele rol waartoe het gezin geroepen is, maar al te goed kent. Zij weet bovendien dat normaal gesproken de mens het gezin verlaat om op zijn beurt in een nieuw gezin de eigen levensroeping te verwezenlijken. Zelfs wanneer iemand het verkiest alleen te blijven, blijft het gezin om zo te zeggen zijn existentiële horizon als die fundamentele gemeenschap waarin het gehele net van zijn sociale relaties wortelt, van de meest directe en nabije tot de meest verwijderde. Spreken wij soms niet van "menselijke familie", waarmee wij naar het geheel van de mensen verwijzen die in de wereld wonen?
Het gezin vindt zijn oorsprong in dezelfde liefde waarmee de Schepper de geschapen wereld omarmt, zoals dat al uitgedrukt wordt" in het begin" van het boek Genesis (Gen. 1, 1) [b:Gen. 1, 1]. Jezus geeft er in het evangelie op de meest gezagvolle wijze een bevestiging van: "Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven" (Joh. 3, 16) [b:Joh. 3, 16]. De eniggeboren Zoon, één in wezen met de Vader, 'God uit God, licht uit licht', is de geschiedenis van de mensen binnengetreden via het gezin. "Hij heeft zich immers, als Zoon van God, door zijn menswording in zekere zin met iedere mens verenigd. Met menselijke handen heeft Hij werk verricht ... met een menselijk hart heeft Hij liefgehad. Geboren uit de maagd Maria, is Hij werkelijk één van de onzen geworden, in alles aan ons gelijk behalve in de zonde." Als Christus dus "de mens voor zichzelf duidelijk" maakt, dan doet Hij dat door bij het gezin te beginnen, waarin Hij geboren wilde worden en opgroeien. Men weet dat de Verlosser een groot gedeelte van zijn leven in Nazareth in het verborgene heeft doorgebracht, "onderdanig" (Lc. 2, 51) [b:Lc. 2, 51], als Mensenzoon, aan Maria, zijn moeder, en aan Jozef, de timmerman. Is de "gehoorzaamheid" van Hem als zoon ten opzichte van zijn ouders niet al de eerste uitdrukking van die gehoorzaamheid aan de Vader "tot de dood aan een kruis" (Fil. 2, 8) [b:Fil. 2, 8], waardoor Hij de wereld verlost heeft?
Het goddelijk geheim van de menswording van het Woord staat dus in nauw verband met het menselijk gezin. Niet alleen met één gezin, dat van Nazareth, maar in zekere zin met ieder gezin overeenkomstig hetgeen het Tweede Vaticaans Concilie zegt over Gods Zoon, die in de menswording "zich in zekere zin met iedere mens verenigd" heeft . In navolging van Christus, die op de wereld "gekomen is ... om te dienen" (Mt. 20, 28) [b:Mt. 20, 28], beschouwt de kerk de dienst aan het gezin als één van haar wezenlijke taken. In die zin is zowel de mens als het gezin 'de weg van de Kerk'.
Het gezin vindt zijn oorsprong in dezelfde liefde waarmee de Schepper de geschapen wereld omarmt, zoals dat al uitgedrukt wordt" in het begin" van het boek Genesis (Gen. 1, 1) [b:Gen. 1, 1]. Jezus geeft er in het evangelie op de meest gezagvolle wijze een bevestiging van: "Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven" (Joh. 3, 16) [b:Joh. 3, 16]. De eniggeboren Zoon, één in wezen met de Vader, 'God uit God, licht uit licht', is de geschiedenis van de mensen binnengetreden via het gezin. "Hij heeft zich immers, als Zoon van God, door zijn menswording in zekere zin met iedere mens verenigd. Met menselijke handen heeft Hij werk verricht ... met een menselijk hart heeft Hij liefgehad. Geboren uit de maagd Maria, is Hij werkelijk één van de onzen geworden, in alles aan ons gelijk behalve in de zonde." Als Christus dus "de mens voor zichzelf duidelijk" maakt, dan doet Hij dat door bij het gezin te beginnen, waarin Hij geboren wilde worden en opgroeien. Men weet dat de Verlosser een groot gedeelte van zijn leven in Nazareth in het verborgene heeft doorgebracht, "onderdanig" (Lc. 2, 51) [b:Lc. 2, 51], als Mensenzoon, aan Maria, zijn moeder, en aan Jozef, de timmerman. Is de "gehoorzaamheid" van Hem als zoon ten opzichte van zijn ouders niet al de eerste uitdrukking van die gehoorzaamheid aan de Vader "tot de dood aan een kruis" (Fil. 2, 8) [b:Fil. 2, 8], waardoor Hij de wereld verlost heeft?
Het goddelijk geheim van de menswording van het Woord staat dus in nauw verband met het menselijk gezin. Niet alleen met één gezin, dat van Nazareth, maar in zekere zin met ieder gezin overeenkomstig hetgeen het Tweede Vaticaans Concilie zegt over Gods Zoon, die in de menswording "zich in zekere zin met iedere mens verenigd" heeft . In navolging van Christus, die op de wereld "gekomen is ... om te dienen" (Mt. 20, 28) [b:Mt. 20, 28], beschouwt de kerk de dienst aan het gezin als één van haar wezenlijke taken. In die zin is zowel de mens als het gezin 'de weg van de Kerk'.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het Jaar van het Gezin
3
Juist om deze redenen begroet de kerk met vreugde het initiatief van de Verenigde Naties [d:75] om 1994 tot het Internationaal Jaar van het Gezin uit te roepen. Een dergelijk initiatief laat duidelijk zien, hoe het vraagstuk van het gezin van fundamenteel belang is voor de staten die lid zijn van de VN. Als de Kerk aan dit initiatief wenst deel te nemen, dan doet zij dat, omdat zij zelf door Christus gezonden is tot "alle volkeren" (Mt. 28, 19) [b:Mt. 28, 19]. Het is overigens niet de eerste keer dat de kerk een internationaal initiatief van de VN tot het hare maakt. Het is bijvoorbeeld voldoende te herinneren aan het Internationaal Jaar van de Jeugd in 1985. Ook op deze manier stelt zij zich tegenwoordig in de wereld door het verwezenlijken van de doelstelling, die zo dierbaar was aan Paus Johannes XXIII en die de bron van inspiratie vormde van Gaudium et Spes [575].
Op het feest van de heilige Familie in 1993 is in de hele gemeenschap het 'Jaar van het Gezin' van start gegaan als een van de belangrijke punten in het programma van de voorbereiding op het grote jubileum van het jaar 2000, dat het einde van het tweede en het begin van het derde millennium na de geboorte van Jezus Christus zal kenmerken. Dit Jaar moet onze gedachten en harten op Nazareth richten. Daar is het 26 december jongstleden officieel geopend met een Eucharistieviering, die door de pauselijke gezant werd geleid.
In dit hele jaar is het van belang, de getuigenissen van de liefde en de zorg van de kerk voor het gezin opnieuw te ontdekken: een liefde en een zorg die vanaf het begin van het christendom tot uitdrukking gebracht is, toen het gezin veelbetekenend beschouwd werd als kleine kerk van het gezin. In onze tijd grijpen wij dikwijls terug op de uitdrukking 'huiskerk', die het Concilie tot de zijne gemaakt heeft en waarvan de inhoud, naar wij wensen, altijd levendig en actueel zal blijven. Deze wens wordt niet aangetast door het besef van de veranderde omstandigheden van de gezinnen in de huidige wereld. Daarom juist is het opschrift, dat het Concilie in Gaudium et Spes [575] gekozen heeft, om de taken van de kerk in de huidige situatie aan te geven, veelbetekenender dan ooit: "De bevordering van de waardigheid van huwelijk en gezin. " Een ander belangrijk referentiepunt van na het Concilie is de apostolische exhortatie Familiaris Consortio [267] uit 1981. In deze tekst wordt ingegaan op de ruime en complexe ervaring met het gezin, die bij verschillende volken en in verschillende landen altijd en overal 'de weg van de kerk' blijft. In zekere zin wordt het gezin dit nog meer juist daar, waar het gezin te lijden heeft onder interne crises of blootgesteld is aan schadelijke culturele, sociale en economische invloeden die de innerlijke saamhorigheid ervan ondermijnen, wanneer ze al niet zelf het vormen ervan belemmeren.
Op het feest van de heilige Familie in 1993 is in de hele gemeenschap het 'Jaar van het Gezin' van start gegaan als een van de belangrijke punten in het programma van de voorbereiding op het grote jubileum van het jaar 2000, dat het einde van het tweede en het begin van het derde millennium na de geboorte van Jezus Christus zal kenmerken. Dit Jaar moet onze gedachten en harten op Nazareth richten. Daar is het 26 december jongstleden officieel geopend met een Eucharistieviering, die door de pauselijke gezant werd geleid.
In dit hele jaar is het van belang, de getuigenissen van de liefde en de zorg van de kerk voor het gezin opnieuw te ontdekken: een liefde en een zorg die vanaf het begin van het christendom tot uitdrukking gebracht is, toen het gezin veelbetekenend beschouwd werd als kleine kerk van het gezin. In onze tijd grijpen wij dikwijls terug op de uitdrukking 'huiskerk', die het Concilie tot de zijne gemaakt heeft en waarvan de inhoud, naar wij wensen, altijd levendig en actueel zal blijven. Deze wens wordt niet aangetast door het besef van de veranderde omstandigheden van de gezinnen in de huidige wereld. Daarom juist is het opschrift, dat het Concilie in Gaudium et Spes [575] gekozen heeft, om de taken van de kerk in de huidige situatie aan te geven, veelbetekenender dan ooit: "De bevordering van de waardigheid van huwelijk en gezin. " Een ander belangrijk referentiepunt van na het Concilie is de apostolische exhortatie Familiaris Consortio [267] uit 1981. In deze tekst wordt ingegaan op de ruime en complexe ervaring met het gezin, die bij verschillende volken en in verschillende landen altijd en overal 'de weg van de kerk' blijft. In zekere zin wordt het gezin dit nog meer juist daar, waar het gezin te lijden heeft onder interne crises of blootgesteld is aan schadelijke culturele, sociale en economische invloeden die de innerlijke saamhorigheid ervan ondermijnen, wanneer ze al niet zelf het vormen ervan belemmeren.
Referenties naar alinea 3: 1
Annus Internationalis Familiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het gebed
4
Met deze brief zou ik mij niet tot het gezin 'in de abstracte zin van het woord' willen richten, maar tot elk concreet gezin waar ook ter wereld, op welke lengte- en breedtegraad dit gezin zich in geografisch opzicht ook bevindt en ongeacht de verscheidenheid en complexiteit van zijn cultuur of geschiedenis. De liefde waarmee God "de wereld heeft liefgehad" (Joh. 3, 16) [b:Joh. 3, 16], de liefde waarmee Christus "tot het uiterste toe" (Joh. 13, 1) [b:Joh. 13, 1] elk en ieder heeft liefgehad, maakt het mogelijk deze boodschap te richten tot ieder gezin, vitale 'cel' van de grote, universele menselijke 'familie'. De Vader, Schepper van het heelal, en het mensgeworden Woord, de Verlosser van de mensheid, vormen de bron van deze openheid naar de mensen toe als naar broeders en zusters en zetten ertoe aan, allen te omarmen met het gebed dat begint met de zo liefdevolle woorden: Onze Vader.
Het gebed maakt dat de Zoon van God onder ons woont: "Waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden" (Mt. 18, 20) [b:Mt. 18, 20]. Deze brief aan de gezinnen wil vooral een smeekbede zijn, gericht tot Christus om in ieder menselijk gezin aanwezig te blijven: een uitnodiging aan Hem, door het kleine gezin van ouders en kinderen, te wonen in de grote familie van volken, opdat wij allen samen met Hem in waarheid kunnen zeggen: "Onze Vader"! Het gebed moet het overheersende element worden van het Jaar van het Gezin in de kerk: een gebed van het gezin, een gebed voor het gezin, een gebed met het gezin.
Het is veelbetekenend, dat juist in en door het gebed de mens op de meest eenvoudige en tegelijkertijd diepgaande wijze zijn eigen typische subjectiviteit ontdekt: het menselijke 'ik' ervaart in het gebed gemakkelijker de diepte van zijn persoon-zijn. Dat geldt ook voor het gezin, dat niet alleen de fundamentele 'cel' van de maatschappij is, maar toch ook een eigen bijzondere subjectiviteit bezit. Het gezin vindt zijn eerste, fundamentele bevestiging en consolidatie, wanneer de leden van het gezin elkaar ontmoeten in hun gemeenschappelijke aanroeping: "Onze Vader." Het gebed versterkt de geestelijke hechtheid en saamhorigheid van het gezin en draagt ertoe bij, dat het deelt in de 'sterkte' van God. Bij de plechtige 'huwelijkszegen' tijdens de huwelijksritus roept de celebrant de Heer als volgt aan:
Het gebed maakt dat de Zoon van God onder ons woont: "Waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden" (Mt. 18, 20) [b:Mt. 18, 20]. Deze brief aan de gezinnen wil vooral een smeekbede zijn, gericht tot Christus om in ieder menselijk gezin aanwezig te blijven: een uitnodiging aan Hem, door het kleine gezin van ouders en kinderen, te wonen in de grote familie van volken, opdat wij allen samen met Hem in waarheid kunnen zeggen: "Onze Vader"! Het gebed moet het overheersende element worden van het Jaar van het Gezin in de kerk: een gebed van het gezin, een gebed voor het gezin, een gebed met het gezin.
Het is veelbetekenend, dat juist in en door het gebed de mens op de meest eenvoudige en tegelijkertijd diepgaande wijze zijn eigen typische subjectiviteit ontdekt: het menselijke 'ik' ervaart in het gebed gemakkelijker de diepte van zijn persoon-zijn. Dat geldt ook voor het gezin, dat niet alleen de fundamentele 'cel' van de maatschappij is, maar toch ook een eigen bijzondere subjectiviteit bezit. Het gezin vindt zijn eerste, fundamentele bevestiging en consolidatie, wanneer de leden van het gezin elkaar ontmoeten in hun gemeenschappelijke aanroeping: "Onze Vader." Het gebed versterkt de geestelijke hechtheid en saamhorigheid van het gezin en draagt ertoe bij, dat het deelt in de 'sterkte' van God. Bij de plechtige 'huwelijkszegen' tijdens de huwelijksritus roept de celebrant de Heer als volgt aan:
"Stort over hen (de pas gehuwden) de genade van de heilige Geest uit, opdat zij in de kracht van uw liefde die in hun harten is uitgestort, trouw volharden in de huwelijksbond."Het is uit deze "uitstorting van de Heilige Geest" dat de innerlijke kracht van de gezinnen voortkomt, evenals het vermogen hen in liefde en waarheid te verenigen.
Referenties naar alinea 4: 1
Evangelium Vitae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De liefde en de zorg voor alle gezinnen
5
Annus Internationalis Familiae ->=geentekst=
Moge het Jaar van het Gezin een eenstemmig en onophoudelijk gebed worden van alle 'huiskerken' afzonderlijk en van het hele volk van God! Moge door dit gebed ook de gezinnen bereikt worden die in moeilijkheden of in gevaar verkeren, die de moed verloren hebben of verdeeld zijn en zich in omstandigheden bevinden die Familiaris Consortio [267] kwalificeert als "onregelmatig". Mogen allen zich omarmd voelen door de liefde en de zorg van hun broeders en zusters!
Moge het gebed in het Jaar van het Gezin vooral een bemoedigend getuigenis zijn van de kant van de gezinnen die in de huiselijke gemeenschap hun roeping tot menselijk en christelijk leven verwezenlijken. Er zijn er zovele in iedere natie, in ieder bisdom en in iedere parochie! Ook al houdt men rekening met niet weinig 'onregelmatige omstandigheden', dan nog kan men redelijkerwijze denken dat deze gezinnen 'regel' zijn. En de ervaring laat zien, hoe belangrijk de rol van het gezin is, dat in overeenstemming leeft met de morele norm, opdat de mens die binnen dat gezin geboren en gevormd wordt, zonder onzekerheden de weg van het goede opgaat, een weg die voor altijd in zijn hart geschreven staat. Helaas lijken in onze dagen verschillende programma's die door zeer machtige middelen ondersteund worden, te mikken op het uiteenvallen van de gezinnen. Soms schijnt het zelfs dat men op alle mogelijke manieren situaties die feitelijk 'onregelmatig' zijn, probeert voor te stellen als 'regelmatig' en aantrekkelijk, door hieraan een uiterlijke bekoorlijkheid te verlenen. Deze situaties zijn immers in tegenspraak met 'de waarheid en de liefde' die de wederzijdse verhouding tussen man en vrouw dienen te inspireren en te leiden, en daarom de oorzaak zijn van spanningen en verdeeldheid binnen de gezinnen met vooral voor de kinderen ernstige gevolgen. Het morele geweten wordt verduisterd, wat waar, goed en schoon is, wordt misvormd en vrijheid wordt door slavernij verdrongen. Hoe actueel en stimulerend klinken in dit verband de woorden van de apostel Paulus over de vrijheid waarmee Christus ons heeft bevrijd, en over de slavernij door de zonde veroorzaakt (Gal. 5, 1) [[b:Gal. 5, 1]]!
Wij zijn er ons dan ook van bewust, hoe zinvol en zelfs noodzakelijk een Jaar van het Gezin in de kerk is; hoe onmisbaar het getuigenis is van alle gezinnen die ieder dag hun roeping beleven; hoe dringend een groot gebed van de gezinnen is dat groeit en door de hele wereld gaat en waarin de dank tot uitdrukking komt voor de liefde en de waarheid, voor het "uitstorten van de heilige Geest" en voor de aanwezigheid van Christus onder ouders en kinderen: Christus, de Verlosser en de Bruidegom, die "ons tot het uiterste toe" heeft liefgehad. (Joh. 13, 1) [[b:Joh. 13, 1]] Wij zijn er ten diepste van overtuigd dat deze liefde de grootste is (1 Kor. 13, 13) [[b:1 Kor. 13, 13]] en wij geloven dat zij in staat is zegerijk te overwinnen al wat niet liefde is.
Laat dit Jaar dan onophoudelijk het gebed van de Kerk, het gebed van de gezinnen, de 'huiskerken', opstijgen! En laat dit allereerst door God en vervolgens door de mensen gehoord worden, en laten deze laatsten niet tot twijfel vervallen en laten zij die ten gevolge van de menselijke broosheid wankelen, niet zwichten voor de verleidelijke betovering van het ogenschijnlijk goede, zoals dat bij iedere verleiding voorgehouden wordt.
Te Kana in Galilea, waar Jezus op een bruiloft werd uitgenodigd, richt zijn Moeder, die ook aanwezig was, zich tot de dienaren met de woorden: "Doet maar wat Hij u zeggen zal" (Joh. 2, 5) [b:Joh. 2, 5]. Ook tot ons, in dit Jaar van het Gezin, richt Maria dezelfde woorden. En wat Christus ons zegt op dit bijzondere historische ogenblik, is een dringende oproep tot een groot gebed samen met de gezinnen en voor de gezinnen. De maagd Maria nodigt ons uit, ons door dit gebed te verenigen met de gevoelens van de Zoon, die ieder gezin afzonderlijk liefheeft. Deze liefde heeft Hij aan het begin van zijn zending als Verlosser tot uitdrukking gebracht juist met zijn heiligmakende aanwezigheid te Kana in Galilea, een aanwezigheid die nog steeds voortduurt. Bidden wij voor de gezinnen van heel de wereld. Bidden wij door Hem, met Hem en in Hem tot de Vader "naar wie alle vaderschap in de hemel en op aarde genoemd wordt" (Ef. 3, 15) [b:Ef. 3, 15].
Moge het gebed in het Jaar van het Gezin vooral een bemoedigend getuigenis zijn van de kant van de gezinnen die in de huiselijke gemeenschap hun roeping tot menselijk en christelijk leven verwezenlijken. Er zijn er zovele in iedere natie, in ieder bisdom en in iedere parochie! Ook al houdt men rekening met niet weinig 'onregelmatige omstandigheden', dan nog kan men redelijkerwijze denken dat deze gezinnen 'regel' zijn. En de ervaring laat zien, hoe belangrijk de rol van het gezin is, dat in overeenstemming leeft met de morele norm, opdat de mens die binnen dat gezin geboren en gevormd wordt, zonder onzekerheden de weg van het goede opgaat, een weg die voor altijd in zijn hart geschreven staat. Helaas lijken in onze dagen verschillende programma's die door zeer machtige middelen ondersteund worden, te mikken op het uiteenvallen van de gezinnen. Soms schijnt het zelfs dat men op alle mogelijke manieren situaties die feitelijk 'onregelmatig' zijn, probeert voor te stellen als 'regelmatig' en aantrekkelijk, door hieraan een uiterlijke bekoorlijkheid te verlenen. Deze situaties zijn immers in tegenspraak met 'de waarheid en de liefde' die de wederzijdse verhouding tussen man en vrouw dienen te inspireren en te leiden, en daarom de oorzaak zijn van spanningen en verdeeldheid binnen de gezinnen met vooral voor de kinderen ernstige gevolgen. Het morele geweten wordt verduisterd, wat waar, goed en schoon is, wordt misvormd en vrijheid wordt door slavernij verdrongen. Hoe actueel en stimulerend klinken in dit verband de woorden van de apostel Paulus over de vrijheid waarmee Christus ons heeft bevrijd, en over de slavernij door de zonde veroorzaakt (Gal. 5, 1) [[b:Gal. 5, 1]]!
Wij zijn er ons dan ook van bewust, hoe zinvol en zelfs noodzakelijk een Jaar van het Gezin in de kerk is; hoe onmisbaar het getuigenis is van alle gezinnen die ieder dag hun roeping beleven; hoe dringend een groot gebed van de gezinnen is dat groeit en door de hele wereld gaat en waarin de dank tot uitdrukking komt voor de liefde en de waarheid, voor het "uitstorten van de heilige Geest" en voor de aanwezigheid van Christus onder ouders en kinderen: Christus, de Verlosser en de Bruidegom, die "ons tot het uiterste toe" heeft liefgehad. (Joh. 13, 1) [[b:Joh. 13, 1]] Wij zijn er ten diepste van overtuigd dat deze liefde de grootste is (1 Kor. 13, 13) [[b:1 Kor. 13, 13]] en wij geloven dat zij in staat is zegerijk te overwinnen al wat niet liefde is.
Laat dit Jaar dan onophoudelijk het gebed van de Kerk, het gebed van de gezinnen, de 'huiskerken', opstijgen! En laat dit allereerst door God en vervolgens door de mensen gehoord worden, en laten deze laatsten niet tot twijfel vervallen en laten zij die ten gevolge van de menselijke broosheid wankelen, niet zwichten voor de verleidelijke betovering van het ogenschijnlijk goede, zoals dat bij iedere verleiding voorgehouden wordt.
Te Kana in Galilea, waar Jezus op een bruiloft werd uitgenodigd, richt zijn Moeder, die ook aanwezig was, zich tot de dienaren met de woorden: "Doet maar wat Hij u zeggen zal" (Joh. 2, 5) [b:Joh. 2, 5]. Ook tot ons, in dit Jaar van het Gezin, richt Maria dezelfde woorden. En wat Christus ons zegt op dit bijzondere historische ogenblik, is een dringende oproep tot een groot gebed samen met de gezinnen en voor de gezinnen. De maagd Maria nodigt ons uit, ons door dit gebed te verenigen met de gevoelens van de Zoon, die ieder gezin afzonderlijk liefheeft. Deze liefde heeft Hij aan het begin van zijn zending als Verlosser tot uitdrukking gebracht juist met zijn heiligmakende aanwezigheid te Kana in Galilea, een aanwezigheid die nog steeds voortduurt. Bidden wij voor de gezinnen van heel de wereld. Bidden wij door Hem, met Hem en in Hem tot de Vader "naar wie alle vaderschap in de hemel en op aarde genoemd wordt" (Ef. 3, 15) [b:Ef. 3, 15].
Referenties naar alinea 5: 2
Evangelium Vitae ->=geentekst=Annus Internationalis Familiae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Eerste hoofdstuk - De beschaving van de liefde
- "Man en vrouw schiep Hij hen"
6
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De kosmos die zo onmetelijk en verscheiden is, de wereld van alle levende wezens staat in Gods vaderschap geschreven als in zijn bron. (Ef. 3, 14.16) [[b:Ef. 3, 14.16]] Hij staat er natuurlijk in geschreven overeenkomstig het principe van de analogie, waardoor het ons mogelijk is reeds vanaf het begin van het boek Genesis de werkelijkheid van het vaderschap en het moederschap en daarom ook van het menselijk gezin te onderscheiden. De sleutel tot een juist begrijpen hiervan is te vinden in het beginsel van het "beeld" van en de "gelijkenis" met God, door de Bijbeltekst sterk beklemtoond (Gen. 1, 26) [b:Gen. 1, 26]. God schept krachtens zijn woord "Er moet ... zijn". (Gen. 1, 3; bijvoorbeeld) [b:Gen. 1, 3] Het is veelbetekenend dat dit woord van God in het geval van de schepping van de mens aangevuld wordt met deze andere woorden: "Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend" (Gen. 1, 26) [b:Gen. 1, 26]. Alvorens de mens te scheppen keert de Schepper als het ware in zichzelf om voorbeeld en inspiratie te zoeken in zijn wezen, dat zich in zekere zin gemanifesteerd heeft als het goddelijke "Wij". Uit dit mysterie komt door middel van de schepping het menselijk wezen voort: "God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen" (Gen. 1, 27) [b:Gen. 1, 27].
God zegt tot de nieuwe wezens, hen zegenend: "Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar" (Gen. 1, 28) [b:Gen. 1, 28]. Het boek Genesis gebruikt uitdrukkingen die al gebruikt zijn in de context van de schepping van de andere levende wezens: "word talrijk", maar hun analoge betekenis is duidelijk. Is dit nu niet de analogie van het voortbrengen en van het vader- en moederschap, zoals die in het licht van de hele context gelezen moet worden? Geen van de levende wezens, behalve de mens, is geschapen "als beeld van God, op Hem gelijkend". Ook al zijn het menselijke vaderschap en moederschap biologisch gezien gelijk aan dat van de andere wezens in de natuur, zij hebben wezenlijk en exclusief in zich een {gelijkenis' met God, waarop het gezin, verstaan als gemeenschap van menselijk leven, is gebaseerd als gemeenschap van personen in liefde verenigd (communio personarum).
In het licht van het Nieuwe Testament kan men vermoeden, hoe het oorspronkelijk model van het gezin in God zelf gezocht dient te worden, in het trinitaire mysterie van zijn leven. Het goddelijke 'Wij' is het eeuwig model voor het menselijke 'wij', vooral het 'wij' dat gevormd wordt door man en vrouw, geschapen als beeld van God, op Hem gelijkend. De woorden van het boek Genesis bevatten die waarheid over de mens waarmee de ervaring zelf van de mensheid overeenkomt. De mens is "vanaf het begin" geschapen als man en vrouw: het leven van de menselijke collectiviteit - zowel van de kleine gemeenschappen, als van de hele maatschappij - draagt het teken van deze oorspronkelijke dualiteit. Hieruit komen de 'mannelijkheid' en de 'vrouwelijkheid' voort van de individuen afzonderlijk, evenals hieraan ook iedere gemeenschap haar eigen specifieke rijkdom ontleent in de wederzijdse aanvulling van de personen. De passage in boek Genesis "man en vrouw schiep Hij hen" (Gen. 1, 27) [b:Gen. 1, 27] lijkt hierop betrekking te hebben. Dat is ook de eerste bevestiging van de gelijke waardigheid van man en vrouw: beiden zijn in gelijke mate personen. Een dergelijke constitutie bepaalt met de specifieke waardigheid die daaruit voortkomt, 'vanaf het begin' de kenmerken van het gemeenschappelijk welzijn van de mensheid in iedere dimensie en levenssfeer. Aan dit gemeenschappelijk welzijn leveren beiden, man en vrouw, een eigen bijdrage en daardoor ontdekt men aan de wortels zelf van de menselijke samenleving het kenmerk van gemeenschap en complementariteit.
God zegt tot de nieuwe wezens, hen zegenend: "Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar" (Gen. 1, 28) [b:Gen. 1, 28]. Het boek Genesis gebruikt uitdrukkingen die al gebruikt zijn in de context van de schepping van de andere levende wezens: "word talrijk", maar hun analoge betekenis is duidelijk. Is dit nu niet de analogie van het voortbrengen en van het vader- en moederschap, zoals die in het licht van de hele context gelezen moet worden? Geen van de levende wezens, behalve de mens, is geschapen "als beeld van God, op Hem gelijkend". Ook al zijn het menselijke vaderschap en moederschap biologisch gezien gelijk aan dat van de andere wezens in de natuur, zij hebben wezenlijk en exclusief in zich een {gelijkenis' met God, waarop het gezin, verstaan als gemeenschap van menselijk leven, is gebaseerd als gemeenschap van personen in liefde verenigd (communio personarum).
In het licht van het Nieuwe Testament kan men vermoeden, hoe het oorspronkelijk model van het gezin in God zelf gezocht dient te worden, in het trinitaire mysterie van zijn leven. Het goddelijke 'Wij' is het eeuwig model voor het menselijke 'wij', vooral het 'wij' dat gevormd wordt door man en vrouw, geschapen als beeld van God, op Hem gelijkend. De woorden van het boek Genesis bevatten die waarheid over de mens waarmee de ervaring zelf van de mensheid overeenkomt. De mens is "vanaf het begin" geschapen als man en vrouw: het leven van de menselijke collectiviteit - zowel van de kleine gemeenschappen, als van de hele maatschappij - draagt het teken van deze oorspronkelijke dualiteit. Hieruit komen de 'mannelijkheid' en de 'vrouwelijkheid' voort van de individuen afzonderlijk, evenals hieraan ook iedere gemeenschap haar eigen specifieke rijkdom ontleent in de wederzijdse aanvulling van de personen. De passage in boek Genesis "man en vrouw schiep Hij hen" (Gen. 1, 27) [b:Gen. 1, 27] lijkt hierop betrekking te hebben. Dat is ook de eerste bevestiging van de gelijke waardigheid van man en vrouw: beiden zijn in gelijke mate personen. Een dergelijke constitutie bepaalt met de specifieke waardigheid die daaruit voortkomt, 'vanaf het begin' de kenmerken van het gemeenschappelijk welzijn van de mensheid in iedere dimensie en levenssfeer. Aan dit gemeenschappelijk welzijn leveren beiden, man en vrouw, een eigen bijdrage en daardoor ontdekt men aan de wortels zelf van de menselijke samenleving het kenmerk van gemeenschap en complementariteit.
Referenties naar alinea 6: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het huwelijksverbond
7
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Het gezin zelf is altijd beschouwd als de eerste en fundamentele uitdrukking van de sociale natuur van de mens. Deze opvatting is op de dag van vandaag in wezen niet veranderd. In onze dagen geeft men er de voorkeur aan te benadrukken, hoe groot in het gezin, dat de kleinste en meest oorspronkelijke menselijke gemeenschap is, de bijdrage van man en vrouw is. Het gezin is immers een gemeenschap van personen, voor wie de eigen wijze van bestaan en samenleven gemeenschap is: communio personarum. Ook hier komt weer naar voren, hoezeer het gezin, met behoud van de absolute transcendentie van de Schepper ten opzichte van het schepsel, verwijst naar het goddelijke 'Wij' als model. Alleen personen zijn in staat 'in gemeenschap' te bestaan. Het gezin begint bij de huwelijksgemeenschap, die het Tweede Vaticaans Concilie kwalificeert als een "verbond" waardoor de echtgenoten "zich wederzijds geven en ontvangen".
Het boek Genesis stelt ons voor deze waarheid open, wanneer het met verwijzing naar het vormen van het gezin door middel van het huwelijk zegt:
Wanneer wij samen met de apostel Paulus de knieën buigen voor de Vader, naar wie alle vaderschap en moederschap genoemd wordt (Ef. 3, 14-15) [[b:Ef. 3, 14-15]], dan worden wij ons ervan bewust dat het ouder-zijn een gebeuren is waardoor het gezin, dat reeds gevormd is met de huwelijksovereenkomst, "in volledige en specifieke zin" verwezenlijkt wordt. Moederschap impliceert noodzakelijkerwijze vaderschap en, omgekeerd, impliceert vaderschap noodzakelijkerwijze moederschap: het is de vrucht van de dualiteit die door de Schepper 'vanaf het begin' aan het menselijk wezen gegeven is.
Ik heb tot nu toe het begrip gemeenschap in tweeledige, maar niet identieke zin gebruikt: in het eerste geval gaat het om de persoonlijke relatie tussen het 'ik' en het 'gij'. In het tweede geval gaat het begrip gemeenschap dit schema te boven en ontwikkelt het zich in de richting van 'maatschappij', 'wij'. Het gezin is daarom als gemeenschap van personen de eerste menselijke 'maatschappij'. Zij ontstaat wanneer de huwelijksovereenkomst tot stand komt, die de gehuwden openstelt voor een duurzame gemeenschap van liefde en leven en volledig en op specifieke wijze haar vervulling vindt in het voortbrengen van kinderen: de gemeenschap van de gehuwden maakt een begin met de 'gemeenschap' van het gezin. De 'gemeenschap' van het gezin is ten diepste doortrokken van wat het eigenlijke wezen is van de 'gemeenschap'. Kan er op menselijk vlak sprake zijn van een andere 'gemeenschap' die te vergelijken is met de gemeenschap die ontstaat tussen een moeder en haar zoon, die zij eerst in haar schoot gedragen heeft en vervolgens het levenslicht heeft doen zien?
In een gezin dat zo tot stand is gekomen, wordt een nieuwe eenheid zichtbaar, waarbinnen de verhouding van 'gemeenschap' tussen de ouders een volledige vervulling vindt. De ervaring leert dat een dergelijke vervulling ook een taak en een uitdaging inhoudt. De taak verplicht de gehuwden tot het verwezenlijken van hun oorspronkelijke verbond. De door hen voortgebrachte kinderen zouden - en dit is de uitdaging - een dergelijke overeenkomst moeten bestendigen: zij verrijken en verdiepen de huwelijksgemeenschap van vader en moeder. Wanneer dit niet gebeurt, dient men zich af te vragen, of het egoïsme, dat op grond van de neiging van de mens tot het kwade ook in de liefde van man en vrouw schuilt, niet sterker is dan deze liefde. De gehuwden dienen zich hiervan terdege rekenschap te geven. Zij moeten vanaf het begin hun gedachten en hun harten op die God gericht houden "naar wie alle vaderschap genoemd wordt", opdat hun vader- en moederschap uit die bron de kracht putten om zich voortdurend in de liefde te vernieuwen.
Vader- en moederschap zijn in zichzelf een bijzondere bevestiging van de liefde; zij maken het mogelijk de oorspronkelijke omvang en diepte van de liefde te ontdekken. Dit gebeurt echter niet automatisch. Het is veeleer een opdracht die aan beiden, aan man en vrouw, toevertrouwd is. In hun leven zijn het vaderschap en het moederschap zo 'iets nieuws' en een zo grote rijkdom dat men dit alleen 'met eerbied' kan benaderen.
De ervaring leert dat de menselijke liefde, omdat die van nature gericht is op het vaderschap- en het moederschap, soms getroffen wordt door een diepgaande crisis en daardoor ernstig bedreigd wordt. In dergelijke gevallen zal men moeten overwegen zijn toevlucht te nemen tot de dienstverlening, zoals die door huwelijks- en gezinsadviseurs geboden wordt: door hun bemiddeling is het mogelijk onder meer gebruik te maken van de hulp van in deze problematiek gespecialiseerde psychologen en psychotherapeuten. Men mag echter niet vergeten dat de woorden van de apostel Paulus: "Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader, naar wie alle vaderschap in de hemel en op aarde genoemd wordt", hun geldigheid altijd behouden. Het huwelijk, het sacrament van het huwelijk, is een verbond in liefde van personen. En de liefde kan alleen maar verdiept en beschermd worden door de liefde, die liefde die "in ons hart is uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken" (Rom. 5, 5) [b:Rom. 5, 5]. Zou het gebed in het Jaar van het Gezin zich dan niet moeten richten op het cruciale en beslissende punt waar de echtelijke liefde overgaat in het ouderschap en daardoor in het vaderschap en het moederschap? Is het dan niet uitgerekend zo, dat de "uitstorting van de genade van de Heilige Geest", aangeroepen in de liturgische viering van het sacrament van het huwelijk, onmisbaar wordt?
De apostel Paulus smeekt de Vader hierom, de knieën buigend, wanneer hij zegt: "Moge Hij u ... geven dat uw diepste wezen machtig door zijn Geest wordt gesterkt" (Ef. 3, 16) [b:Ef. 3, 16]. Deze "sterkte in het diepste wezen van de mens" is noodzakelijk in het gezinsleven, vooral op kritieke ogenblikken, wanneer namelijk de liefde die in de liturgische ritus van de wederzijdse instemming met het huwelijk tot uitdrukking wordt gebracht met de woorden: "Ik beloof je altijd trouw te blijven ... al de dagen van ons leven", geroepen wordt een moeilijke beproeving te doorstaan.
Het boek Genesis stelt ons voor deze waarheid open, wanneer het met verwijzing naar het vormen van het gezin door middel van het huwelijk zegt:
"Zo komt het dat een man zijn vader en moeder verlaat en zich zo aan zijn vrouw hecht, dat zij volkomen één worden" (Gen. 2, 24) [b:Gen. 2, 24].In het Evangelie herhaalt Christus, in polemiek met de Farizeeën, dezelfde woorden en Hij voegt eraan toe:
"Zo zijn zij dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden, mag een mens niet scheiden" (Mt. 19, 6) [b:Mt. 19, 6].Hij openbaart opnieuw de normatieve inhoud van een feit dat "aanvankelijk" (Mt. 19, 8) [b:Mt. 19, 8] bestaat en dat altijd een dergelijke inhoud in zich bewaart. Indien de Meester het 'nu' bevestigt, dan doet Hij dat om op de drempel van het Nieuwe Verbond de onontbindbaarheid van het huwelijk als fundament van het gemeenschappelijk welzijn van het gezin op ondubbelzinnige wijze duidelijk te maken.
Wanneer wij samen met de apostel Paulus de knieën buigen voor de Vader, naar wie alle vaderschap en moederschap genoemd wordt (Ef. 3, 14-15) [[b:Ef. 3, 14-15]], dan worden wij ons ervan bewust dat het ouder-zijn een gebeuren is waardoor het gezin, dat reeds gevormd is met de huwelijksovereenkomst, "in volledige en specifieke zin" verwezenlijkt wordt. Moederschap impliceert noodzakelijkerwijze vaderschap en, omgekeerd, impliceert vaderschap noodzakelijkerwijze moederschap: het is de vrucht van de dualiteit die door de Schepper 'vanaf het begin' aan het menselijk wezen gegeven is.
Ik heb tot nu toe het begrip gemeenschap in tweeledige, maar niet identieke zin gebruikt: in het eerste geval gaat het om de persoonlijke relatie tussen het 'ik' en het 'gij'. In het tweede geval gaat het begrip gemeenschap dit schema te boven en ontwikkelt het zich in de richting van 'maatschappij', 'wij'. Het gezin is daarom als gemeenschap van personen de eerste menselijke 'maatschappij'. Zij ontstaat wanneer de huwelijksovereenkomst tot stand komt, die de gehuwden openstelt voor een duurzame gemeenschap van liefde en leven en volledig en op specifieke wijze haar vervulling vindt in het voortbrengen van kinderen: de gemeenschap van de gehuwden maakt een begin met de 'gemeenschap' van het gezin. De 'gemeenschap' van het gezin is ten diepste doortrokken van wat het eigenlijke wezen is van de 'gemeenschap'. Kan er op menselijk vlak sprake zijn van een andere 'gemeenschap' die te vergelijken is met de gemeenschap die ontstaat tussen een moeder en haar zoon, die zij eerst in haar schoot gedragen heeft en vervolgens het levenslicht heeft doen zien?
In een gezin dat zo tot stand is gekomen, wordt een nieuwe eenheid zichtbaar, waarbinnen de verhouding van 'gemeenschap' tussen de ouders een volledige vervulling vindt. De ervaring leert dat een dergelijke vervulling ook een taak en een uitdaging inhoudt. De taak verplicht de gehuwden tot het verwezenlijken van hun oorspronkelijke verbond. De door hen voortgebrachte kinderen zouden - en dit is de uitdaging - een dergelijke overeenkomst moeten bestendigen: zij verrijken en verdiepen de huwelijksgemeenschap van vader en moeder. Wanneer dit niet gebeurt, dient men zich af te vragen, of het egoïsme, dat op grond van de neiging van de mens tot het kwade ook in de liefde van man en vrouw schuilt, niet sterker is dan deze liefde. De gehuwden dienen zich hiervan terdege rekenschap te geven. Zij moeten vanaf het begin hun gedachten en hun harten op die God gericht houden "naar wie alle vaderschap genoemd wordt", opdat hun vader- en moederschap uit die bron de kracht putten om zich voortdurend in de liefde te vernieuwen.
Vader- en moederschap zijn in zichzelf een bijzondere bevestiging van de liefde; zij maken het mogelijk de oorspronkelijke omvang en diepte van de liefde te ontdekken. Dit gebeurt echter niet automatisch. Het is veeleer een opdracht die aan beiden, aan man en vrouw, toevertrouwd is. In hun leven zijn het vaderschap en het moederschap zo 'iets nieuws' en een zo grote rijkdom dat men dit alleen 'met eerbied' kan benaderen.
De ervaring leert dat de menselijke liefde, omdat die van nature gericht is op het vaderschap- en het moederschap, soms getroffen wordt door een diepgaande crisis en daardoor ernstig bedreigd wordt. In dergelijke gevallen zal men moeten overwegen zijn toevlucht te nemen tot de dienstverlening, zoals die door huwelijks- en gezinsadviseurs geboden wordt: door hun bemiddeling is het mogelijk onder meer gebruik te maken van de hulp van in deze problematiek gespecialiseerde psychologen en psychotherapeuten. Men mag echter niet vergeten dat de woorden van de apostel Paulus: "Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader, naar wie alle vaderschap in de hemel en op aarde genoemd wordt", hun geldigheid altijd behouden. Het huwelijk, het sacrament van het huwelijk, is een verbond in liefde van personen. En de liefde kan alleen maar verdiept en beschermd worden door de liefde, die liefde die "in ons hart is uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken" (Rom. 5, 5) [b:Rom. 5, 5]. Zou het gebed in het Jaar van het Gezin zich dan niet moeten richten op het cruciale en beslissende punt waar de echtelijke liefde overgaat in het ouderschap en daardoor in het vaderschap en het moederschap? Is het dan niet uitgerekend zo, dat de "uitstorting van de genade van de Heilige Geest", aangeroepen in de liturgische viering van het sacrament van het huwelijk, onmisbaar wordt?
De apostel Paulus smeekt de Vader hierom, de knieën buigend, wanneer hij zegt: "Moge Hij u ... geven dat uw diepste wezen machtig door zijn Geest wordt gesterkt" (Ef. 3, 16) [b:Ef. 3, 16]. Deze "sterkte in het diepste wezen van de mens" is noodzakelijk in het gezinsleven, vooral op kritieke ogenblikken, wanneer namelijk de liefde die in de liturgische ritus van de wederzijdse instemming met het huwelijk tot uitdrukking wordt gebracht met de woorden: "Ik beloof je altijd trouw te blijven ... al de dagen van ons leven", geroepen wordt een moeilijke beproeving te doorstaan.
Referenties naar alinea 7: 3
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De eenheid van de twee
8
Vademecum voor biechtvaders over de huwelijksmoraal ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Alleen 'personen' zijn in staat deze woorden uit te spreken; zij alleen zijn in staat 'in gemeenschap' te leven op grond van een wederzijdse keuze die volledig bewust en vrij is, of dit althans zou moeten zijn. Het boek Genesis beklemtoont daar, waar er gesproken wordt van de man die zijn vader en moeder verlaat om zich aan zijn vrouw te hechten (Gen. 2, 24) [[b:Gen. 2, 24]], de bewuste en vrije keuze die aan het huwelijk ten grondslag ligt door van de zoon een echtgenoot en van de dochter een echtgenote te maken. Hoe kan men deze wederzijdse keuze op de juiste manier verstaan, indien men niet de volle waarheid voor ogen heeft van de persoon, ofwel van het met verstand begiftigde en vrije wezen? Het Tweede Vaticaans Concilie spreekt over de gelijkenis met God in zeer veelzeggende bewoordingen. Het wijst niet alleen op het beeld van en de gelijkenis met God, die ieder menselijk wezen reeds op zich bezit, maar ook en vooral op " een zekere gelijkheid tussen de eenheid van de goddelijke personen en de eenheid van de kinderen van God in waarheid en liefde".
Deze bijzonder inhoudsrijke en pregnante formulering bevestigt vooral wat de diepste identiteit van iedere man en iedere vrouw uitmaakt. Deze identiteit bestaat in het vermogen in liefde en waarheid te leven; wat meer is, zij bestaat in de behoefte aan waarheid en liefde als fundamentele dimensie van het leven van de persoon. Deze behoefte aan waarheid en liefde stelt de mens open zowel voor God als voor de schepsels: zij stelt hem open voor andere personen, voor het leven 'in gemeenschap', in het bijzonder voor huwelijk en gezin. In de woorden van het Concilie wordt in zekere zin de 'gemeenschap' van personen afgeleid van het mysterie van het trinitaire 'Wij' en wordt dus ook de 'huwelijksgemeenschap' herleid tot dit mysterie. Het gezin dat begint bij de liefde van man en vrouw, komt in laatste instantie voort uit het mysterie van God. Dit beantwoordt aan het diepste wezen van man en vrouw, aan hun aangeboren en authentieke waardigheid als persoon.
Man en vrouw hechten zich in het huwelijk zo aan elkaar dat zij - volgens de woorden van het boek Genesis - "één vlees" worden (Gen. 2, 24) [b:Gen. 2, 24]. Hoewel man en vrouw somatisch verschillend zijn, hebben zij als twee menselijke subjecten op grond van hun lichamelijke constitutie, op gelijke wijze deel aan het vermogen te leven "in waarheid en liefde". Dit vermogen, dat karakteristiek is voor het menselijk wezen als persoon, heeft tegelijkertijd een geestelijke en een lichamelijke dimensie. Ook door het lichaam zijn man en vrouw voorbestemd in het huwelijk een "gemeenschap van personen" te vormen. Wanneer zij zich krachtens het huwelijksverbond zo aan elkaar hechten dat zij "één vlees" worden, dan moet hun vereniging zich verwezenlijken "in waarheid en liefde", omdat zij de rijpheid tot uitdrukking brengt, die eigen is aan personen, geschapen als beeld van God, op Hem gelijkend. Het gezin dat hieruit voortkomt, ontleent zijn innerlijke hechtheid aan het verbond tussen de gehuwden, die Christus tot sacrament verheven heeft. Het ontleent zijn gemeenschapskarakter, ja zijn kenmerken als "gemeenschap", aan die fundamentele gemeenschap van gehuwden die voortgezet wordt in de kinderen:
Door te vragen "Zijt gij bereid?" herinnert de kerk de jong gehuwden eraan dat zij voor de scheppingskracht van God staan. Zij zijn geroepen ouders te worden, ofwel met de Schepper samen te werken bij het schenken van leven. Samenwerken met God bij het tot leven roepen van nieuwe menselijke wezens betekent een bijdrage leveren aan het overdragen van dat beeld van en die gelijkenis met God, waarvan ieder 'die uit een vrouw geboren is', drager is.
Deze bijzonder inhoudsrijke en pregnante formulering bevestigt vooral wat de diepste identiteit van iedere man en iedere vrouw uitmaakt. Deze identiteit bestaat in het vermogen in liefde en waarheid te leven; wat meer is, zij bestaat in de behoefte aan waarheid en liefde als fundamentele dimensie van het leven van de persoon. Deze behoefte aan waarheid en liefde stelt de mens open zowel voor God als voor de schepsels: zij stelt hem open voor andere personen, voor het leven 'in gemeenschap', in het bijzonder voor huwelijk en gezin. In de woorden van het Concilie wordt in zekere zin de 'gemeenschap' van personen afgeleid van het mysterie van het trinitaire 'Wij' en wordt dus ook de 'huwelijksgemeenschap' herleid tot dit mysterie. Het gezin dat begint bij de liefde van man en vrouw, komt in laatste instantie voort uit het mysterie van God. Dit beantwoordt aan het diepste wezen van man en vrouw, aan hun aangeboren en authentieke waardigheid als persoon.
Man en vrouw hechten zich in het huwelijk zo aan elkaar dat zij - volgens de woorden van het boek Genesis - "één vlees" worden (Gen. 2, 24) [b:Gen. 2, 24]. Hoewel man en vrouw somatisch verschillend zijn, hebben zij als twee menselijke subjecten op grond van hun lichamelijke constitutie, op gelijke wijze deel aan het vermogen te leven "in waarheid en liefde". Dit vermogen, dat karakteristiek is voor het menselijk wezen als persoon, heeft tegelijkertijd een geestelijke en een lichamelijke dimensie. Ook door het lichaam zijn man en vrouw voorbestemd in het huwelijk een "gemeenschap van personen" te vormen. Wanneer zij zich krachtens het huwelijksverbond zo aan elkaar hechten dat zij "één vlees" worden, dan moet hun vereniging zich verwezenlijken "in waarheid en liefde", omdat zij de rijpheid tot uitdrukking brengt, die eigen is aan personen, geschapen als beeld van God, op Hem gelijkend. Het gezin dat hieruit voortkomt, ontleent zijn innerlijke hechtheid aan het verbond tussen de gehuwden, die Christus tot sacrament verheven heeft. Het ontleent zijn gemeenschapskarakter, ja zijn kenmerken als "gemeenschap", aan die fundamentele gemeenschap van gehuwden die voortgezet wordt in de kinderen:
"Bent u bereid kinderen als geschenk uit Gods hand te aanvaarden, hen in uw liefde te laten delen en hen ... op te voeden?", vraagt de celebrant tijdens de huwelijksritus.Het antwoord van de gehuwden komt overeen met de diepste waarheid van de liefde die hen verenigt. Hun eenheid stelt hen echter open voor een nieuw leven, voor een nieuwe persoon in plaats van hen in zichzelf op te sluiten. Als ouders zullen zij in staat zijn, het leven te schenken aan een wezen dat aan hen gelijk is, niet alleen "vlees van hun vlees en been van hun gebeente" (Gen. 2, 23) [[b:Gen. 2, 23]], maar ook beeld van God, op Hem gelijkend, dat wil zeggen een persoon.
Door te vragen "Zijt gij bereid?" herinnert de kerk de jong gehuwden eraan dat zij voor de scheppingskracht van God staan. Zij zijn geroepen ouders te worden, ofwel met de Schepper samen te werken bij het schenken van leven. Samenwerken met God bij het tot leven roepen van nieuwe menselijke wezens betekent een bijdrage leveren aan het overdragen van dat beeld van en die gelijkenis met God, waarvan ieder 'die uit een vrouw geboren is', drager is.
Referenties naar alinea 8: 5
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=Vademecum voor biechtvaders over de huwelijksmoraal ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De genealogie van de persoon
9
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Vademecum voor biechtvaders over de huwelijksmoraal ->=geentekst=
Kinderen: Lentebode van het gezin en de samenleving ->=geentekst=
Door middel van de gemeenschap van personen, die in het huwelijk verwezenlijkt wordt, stichten man en vrouw een gezin. Met het gezin hangt de genealogie van iedere mens samen: de genealogie van de persoon. Het menselijk vaderschap en moederschap wortelen in de biologie van de mens en stijgen hier tegelijkertijd boven uit. Wanneer de apostel Paulus "zijn knieën buigt voor de Vader, naar wie alle vaderschap (en moederschap) in de hemel en op aarde genoemd wordt", houdt hij in zekere zin ons de hele wereld voor ogen van de levende wezens, van de geestelijke in de hemel tot de lichamelijke op aarde. Iedere vorm van ouderschap vindt zijn oorspronkelijk model in het vaderschap van God. In het geval van de mens is deze 'kosmische' dimensie van gelijkenis met God echter niet voldoende om op geschikte wijze de verhouding van vaderschap en moederschap te bepalen. Wanneer uit de huwelijksband van de twee een nieuwe mens geboren wordt, brengt deze op aarde een bijzonder beeld van en een bijzondere gelijkenis met God zelf met zich mee: in de biologie van het ouderschap staat de genealogie van de persoon geschreven. Door te zeggen dat de gehuwden, als ouders, bij de conceptie en het voortbrengen van een nieuw menselijk leven medewerkers van God de Schepper zijn, verwijzen wij niet alleen naar de wetten van de biologie; wij willen hiermee veeleer onderstrepen dat in het menselijk vader- en moederschap God zelf op een andere manier aanwezig is dan bij elke andere vorm van voortbrengen "op aarde" . Van God alleen kan immers "dat beeld en die gelijkenis" afkomstig zijn die eigen zijn aan het menselijk leven, zoals dat bij de schepping gebeurd is. Voortplanting is de voortzetting van de schepping.
Zo staan dus de ouders zowel bij de conceptie als bij de geboorte van een nieuwe mens voor een "groot geheim" (Ef. 5, 32) [b:Ef. 5, 32]. Ook het nieuwe menselijke wezen is, niet anders dan de ouders, geroepen tot het bestaan als persoon, is geroepen tot een leven "in waarheid en liefde". Dit geroepen zijn stelt zich niet alleen open voor wat is in de tijd, maar stelt zich in God ook open voor de eeuwigheid. Dit is de dimensie van de genealogie van de persoon, die Christus ons definitief heeft geopenbaard door het licht van zijn evangelie te laten schijnen over leven en dood van de mens en daardoor over de betekenis van het menselijk gezin.
De mens is, zoals het Concilie zegt, "op aarde het enige schepsel dat om zichzelf door God is gewild". De geboorte van de mens komt niet alleen overeen met de wetten van de biologie, maar ook rechtstreeks met de scheppende wil van God: het is de wil die de genealogie van de zonen en de dochters van de menselijke gezinnen betreft.
God heeft de mens vanaf het begin 'gewild' - en God 'wil' hem bij iedere menselijke conceptie en geboorte., God 'wil' de mens als een wezen dat als persoon aan Hem gelijk is. Deze mens, iedere mens, is door God 'om zichzelf' geschapen.
Dit betreft allen, ook hen die met ziekten of gebreken geboren worden. In ieders persoonlijke constitutie staat de wil geschreven van God, die de mens in zekere zin als doel op zichzelf gewild heeft. God geeft de mens aan zichzelf in beheer door hem tijdelijk toe te vertrouwen aan het gezin en aan de maatschappij als een opdracht. De ouders zijn zich, of zouden dat moeten zijn, ten opzichte van een nieuw menselijk wezen volledig bewust van het feit dat God deze mens 'wil om zichzelf'.
Deze beknopte manier van formuleren is rijk aan betekenis en heeft een diepe zin. Vanaf het ogenblik van de conceptie en vervolgens vanaf de geboorte is het nieuwe wezen ertoe bestemd ten volle zijn mens-zijn tot uitdrukking te brengen - zichzelf als mens te "vinden". Dit geldt voor allen zonder uitzondering, ook voor zieken en gebrekkigen. 'Mens-zijn' is zijn fundamentele roeping, "menszijn" naar de mate van de ontvangen gave. Naar de mate van dat 'talent', dat het mens-zijn zelf is, en alleen hierna pas naar de mate van de andere talenten. In deze zin wil God deze mens' om zichzelf'. In Gods plan gaat echter de roeping van de persoon boven de grenzen van de tijd uit. Zij komt tegemoet aan de wil van de Vader, geopenbaard in het mensgeworden Woord: God wil de mens laten delen in zijn eigen goddelijk leven. Christus zegt: "Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed" (Joh. 10, 10) [b:Joh. 10, 10].
Is het eigenlijke doel van de mens niet in tegenspraak met de woorden, dat de God de mens 'om zichzelf' wil? Als hij geschapen is voor het goddelijk leven, bestaat de mens dan werkelijk 'om zichzelf'? En dit is nu een cruciale vraag van groot belang, zowel voor het ontluiken als voor het doven van zijn aards bestaan: zij is van belang voor heel zijn levensloop. Het zou de schijn kunnen wekken, dat God door de mens voor het goddelijk leven te bestemmen, hem definitief onttrekt aan zijn bestaan "om zichzelf". Wat is de verhouding die er bestaat tussen het leven van de persoon en het deel hebben aan het leven van de Drieëenheid? Augustinus geeft ons hierop een antwoord met de beroemde woorden: "Onrustig is ons hart, tot het rust in U." Dit "onrustig hart" geeft aan, dat er in het geheel geen tegenstelling is tussen de ene finaliteit en de andere, maar een verband, een nevenschikking, een diepgaande eenheid. Door zijn genealogie zelf bestaat de persoon, die naar het beeld van God, op Hem gelijkend, geschapen is, 'om zichzelf' en verwezenlijkt hij zich, juist omdat hij deel heeft aan het leven van God. De inhoud van deze verwezenlijking is de volheid van het leven in God, een volheid waarover Christus spreekt (Joh. 6, 37-40) [[b:Joh. 6, 37-40]], die ons juist verlost heeft, om ons hierin binnen te leiden (Mc. 10, 45) [[b:Mc. 10, 45]].
De gehuwden wensen kinderen voor zichzelf en in hen zien zij de bekroning van hun wederzijdse liefde. Zij verlangen kinderen voor het gezin als een zeer kostbare gave. Het is in zekere mate een begrijpelijk verlangen. In de echtelijke liefde en in die van de vader en de moeder dient echter de waarheid over de mens een plaats te krijgen, zoals die op kernachtige en nauwkeurige wijze door het Concilie tot uitdrukking gebracht is, wanneer het zegt dat God "de mens wil om zichzelf". Daarom is het nodig dat de liefde van de ouders afgestemd wordt op de liefde van God: in die zin moeten zij het nieuwe menselijke schepsel willen, zoals de Schepper het wil: "om zichzelf". De menselijke wil is altijd en onvermijdelijk onderworpen aan de wet van tijd en vergankelijkheid. De goddelijke wil is integendeel eeuwig. "Voordat Ik u in de moederschoot vormde, koos Ik u uit" - lezen wij in het boek van de profeet Jeremia - "voordat ge geboren werd, bestemde Ik u voor Mij" (Jer. 1, 5) [b:Jer. 1, 5]. De genealogie van de persoon is daarom allereerst verbonden met de eeuwigheid van God en pas daarna met het vaderschap en moederschap, die in de tijd verwezenlijkt worden. Op het moment zelf van de conceptie is de mens al gericht op de eeuwigheid in God.
Zo staan dus de ouders zowel bij de conceptie als bij de geboorte van een nieuwe mens voor een "groot geheim" (Ef. 5, 32) [b:Ef. 5, 32]. Ook het nieuwe menselijke wezen is, niet anders dan de ouders, geroepen tot het bestaan als persoon, is geroepen tot een leven "in waarheid en liefde". Dit geroepen zijn stelt zich niet alleen open voor wat is in de tijd, maar stelt zich in God ook open voor de eeuwigheid. Dit is de dimensie van de genealogie van de persoon, die Christus ons definitief heeft geopenbaard door het licht van zijn evangelie te laten schijnen over leven en dood van de mens en daardoor over de betekenis van het menselijk gezin.
De mens is, zoals het Concilie zegt, "op aarde het enige schepsel dat om zichzelf door God is gewild". De geboorte van de mens komt niet alleen overeen met de wetten van de biologie, maar ook rechtstreeks met de scheppende wil van God: het is de wil die de genealogie van de zonen en de dochters van de menselijke gezinnen betreft.
God heeft de mens vanaf het begin 'gewild' - en God 'wil' hem bij iedere menselijke conceptie en geboorte., God 'wil' de mens als een wezen dat als persoon aan Hem gelijk is. Deze mens, iedere mens, is door God 'om zichzelf' geschapen.
Dit betreft allen, ook hen die met ziekten of gebreken geboren worden. In ieders persoonlijke constitutie staat de wil geschreven van God, die de mens in zekere zin als doel op zichzelf gewild heeft. God geeft de mens aan zichzelf in beheer door hem tijdelijk toe te vertrouwen aan het gezin en aan de maatschappij als een opdracht. De ouders zijn zich, of zouden dat moeten zijn, ten opzichte van een nieuw menselijk wezen volledig bewust van het feit dat God deze mens 'wil om zichzelf'.
Deze beknopte manier van formuleren is rijk aan betekenis en heeft een diepe zin. Vanaf het ogenblik van de conceptie en vervolgens vanaf de geboorte is het nieuwe wezen ertoe bestemd ten volle zijn mens-zijn tot uitdrukking te brengen - zichzelf als mens te "vinden". Dit geldt voor allen zonder uitzondering, ook voor zieken en gebrekkigen. 'Mens-zijn' is zijn fundamentele roeping, "menszijn" naar de mate van de ontvangen gave. Naar de mate van dat 'talent', dat het mens-zijn zelf is, en alleen hierna pas naar de mate van de andere talenten. In deze zin wil God deze mens' om zichzelf'. In Gods plan gaat echter de roeping van de persoon boven de grenzen van de tijd uit. Zij komt tegemoet aan de wil van de Vader, geopenbaard in het mensgeworden Woord: God wil de mens laten delen in zijn eigen goddelijk leven. Christus zegt: "Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed" (Joh. 10, 10) [b:Joh. 10, 10].
Is het eigenlijke doel van de mens niet in tegenspraak met de woorden, dat de God de mens 'om zichzelf' wil? Als hij geschapen is voor het goddelijk leven, bestaat de mens dan werkelijk 'om zichzelf'? En dit is nu een cruciale vraag van groot belang, zowel voor het ontluiken als voor het doven van zijn aards bestaan: zij is van belang voor heel zijn levensloop. Het zou de schijn kunnen wekken, dat God door de mens voor het goddelijk leven te bestemmen, hem definitief onttrekt aan zijn bestaan "om zichzelf". Wat is de verhouding die er bestaat tussen het leven van de persoon en het deel hebben aan het leven van de Drieëenheid? Augustinus geeft ons hierop een antwoord met de beroemde woorden: "Onrustig is ons hart, tot het rust in U." Dit "onrustig hart" geeft aan, dat er in het geheel geen tegenstelling is tussen de ene finaliteit en de andere, maar een verband, een nevenschikking, een diepgaande eenheid. Door zijn genealogie zelf bestaat de persoon, die naar het beeld van God, op Hem gelijkend, geschapen is, 'om zichzelf' en verwezenlijkt hij zich, juist omdat hij deel heeft aan het leven van God. De inhoud van deze verwezenlijking is de volheid van het leven in God, een volheid waarover Christus spreekt (Joh. 6, 37-40) [[b:Joh. 6, 37-40]], die ons juist verlost heeft, om ons hierin binnen te leiden (Mc. 10, 45) [[b:Mc. 10, 45]].
De gehuwden wensen kinderen voor zichzelf en in hen zien zij de bekroning van hun wederzijdse liefde. Zij verlangen kinderen voor het gezin als een zeer kostbare gave. Het is in zekere mate een begrijpelijk verlangen. In de echtelijke liefde en in die van de vader en de moeder dient echter de waarheid over de mens een plaats te krijgen, zoals die op kernachtige en nauwkeurige wijze door het Concilie tot uitdrukking gebracht is, wanneer het zegt dat God "de mens wil om zichzelf". Daarom is het nodig dat de liefde van de ouders afgestemd wordt op de liefde van God: in die zin moeten zij het nieuwe menselijke schepsel willen, zoals de Schepper het wil: "om zichzelf". De menselijke wil is altijd en onvermijdelijk onderworpen aan de wet van tijd en vergankelijkheid. De goddelijke wil is integendeel eeuwig. "Voordat Ik u in de moederschoot vormde, koos Ik u uit" - lezen wij in het boek van de profeet Jeremia - "voordat ge geboren werd, bestemde Ik u voor Mij" (Jer. 1, 5) [b:Jer. 1, 5]. De genealogie van de persoon is daarom allereerst verbonden met de eeuwigheid van God en pas daarna met het vaderschap en moederschap, die in de tijd verwezenlijkt worden. Op het moment zelf van de conceptie is de mens al gericht op de eeuwigheid in God.
Referenties naar alinea 9: 4
Evangelium Vitae ->=geentekst=Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Vademecum voor biechtvaders over de huwelijksmoraal ->=geentekst=
Kinderen: Lentebode van het gezin en de samenleving ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het gemeenschappelijk welzijn van huwelijk en gezin
10
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De trouwbelofte bepaalt en bestendigt het welzijn dat gemeenschappelijk is aan huwelijk en gezin.
De woorden van de huwelijksbeloften bepalen, wat het gemeenschappelijk welzijn inhoud van het echtpaar en het gezin. Allereerst het gemeenschappelijk welzijn van de gehuwden: de liefde, de trouw, de eer, de duur van hun verbintenis tot de dood: "al de dagen van het leven". Het welzijn van beiden, dat tegelijkertijd het welzijn van ieder afzonderlijk is, moet vervolgens het welzijn van de kinderen worden. Het gemeenschappelijk welzijn garandeert van nature het ware welzijn van ieder, omdat het de personen afzonderlijk verenigt. Als de kerk, evenals de staat overigens, de belofte van de gehuwden aanvaardt, zoals die tot uitdrukking komt in de hierboven aangehaalde woorden, dan doet zij dat, omdat deze "in hun hart geschreven staat" (Rom. 2, 15) [b:Rom. 2, 15]. Het zijn de gehuwden die elkaar de huwelijksbelofte geven door te zweren bij de waarheid van hun belofte, dat wil zeggen door deze te bevestigen ten overstaan van God. Als gedoopten zijn zij in de kerk de bedienaars van het sacrament van het huwelijk. Paulus leert dat deze wederzijdse verplichting een "geheim" is met een "diepe zin" (Ef. 5, 32) [b:Ef. 5, 32].
De woorden van de belofte brengen dus tot uitdrukking wat het gemeenschappelijk welzijn van de gehuwden inhoudt en wijzen op hetgeen het gemeenschappelijk welzijn moet zijn van het toekomstig gezin. Om dit duidelijk naar voren te brengen, vraagt de kerk hen of zij bereid zijn de kinderen die God hun zal willen schenken te aanvaarden en christelijk op te voeden. De vraag heeft betrekking op het gemeenschappelijk welzijn van het toekomstig gezin, waarbij men de genealogie van de personen, die geschreven staat in het aangaan zelf van het huwelijk en het stichten zelf van het gezin, voor ogen dient te houden. De vraag aangaande kinderen en hun opvoeding is nauw verbonden met de huwelijksbelofte, met de eed van liefde, van respect van de gehuwden voor elkaar en trouw tot de dood. Het aanvaarden en de opvoeding van de kinderen - twee van de belangrijkste doelstellingen van het gezin - worden bepaald door de vervulling van deze taak. Het vaderschap en het moederschap vertegenwoordigen een opdracht die niet alleen van fysieke, maar ook van geestelijke aard is; via het vaderschap en het moederschap loopt immers de genealogie van de persoon, die haar eeuwig begin heeft in God en naar Hem dient te leiden.
Het Jaar van het Gezin, een jaar van bijzonder gebed van de gezinnen, zou ieder gezin hiervan op een nieuwe en diepe wijze bewust moeten maken. Welk een rijkdom aan Bijbelse gedachten zou aan dit gebed ten grondslag kunnen liggen! Het is dan wel noodzakelijk dat aan de woorden van de heilige Schrift altijd het persoonlijk gedenken van de echtgenoten-ouders en dat van de kinderen en kleinkinderen toegevoegd wordt. Door middel van de genealogie van de personen wordt de huwelijksgemeenschap een gemeenschap van generaties. De sacramentele gemeenschap van de twee, bezegeld in het voor God gesloten verbond, duurt voort en wordt geconsolideerd in de gemeenschap van de generaties. Zij moet een eenheid van gebed worden. Wil dit echter op betekenisvolle wijze in het Jaar van het Gezin blijken, dan is het noodzakelijk dat bidden een gewoonte wordt die in het dagelijks leven van ieder gezin wortelt. Het gebed is dankzegging, lof aan God, vragen om vergiffenis, smeekbede en aanroeping. In elk van deze vormen heeft het gebed van het gezin God veel te zeggen. Het heeft ook zeer veel te zeggen aan de mensen, te beginnen bij de wederzijdse gemeenschap van de personen die door de banden van het gezin verenigd worden.
"Wat is de mens dan, dat Gij naar hem omziet?" (Ps. 8, 5) [b:Ps. 8, 5], vraagt de psalmist zich af. Het gebed is de plaats waar op de meest eenvoudige manier het scheppende en vaderlijke gedenken van God zich manifesteert, niet alleen en niet zozeer het gedenken van God door de mens, maar veeleer het gedenken van de mens door God. Daarom kan het gebed en de gemeenschap van het gezin een plaats worden van gemeenschappelijk en wederzijds gedenken: het gezin is immers een gemeenschap van generaties. In het gebed moeten allen tegenwoordig zijn: zij die leven en zij die al gestorven zijn, evenals ook degenen die nog ter wereld moeten komen. Het is noodzakelijk dat in het gezin voor ieder gebeden wordt in de mate van het welzijn, dat het gezin voor hem en het welzijn dat hij voor het gezin betekent. Het gebed versterkt dit welzijn nog meer, juist als het gemeenschappelijk welzijn van het gezin. Wat meer is, het gebed is de eerste aanzet tot dit welzijn op een steeds hernieuwde wijze. In het gebed vindt het gezin zich als het eerste 'wij', waarin ieder 'ik' een 'gij' is; ieder is voor de ander respectievelijk man of vrouw, vader of moeder, zoon of dochter, broer of zus, grootouder of kleinkind.
Zijn de gezinnen tot welke ik mij met deze brief richt, zo? Inderdaad zijn er nogal wat zo, maar de tijd waarin wij leven, laat de tendens zien, het gezin te beperken tot de sfeer van twee generaties. Dat gebeurt vaak door het beperkte aantal beschikbare woningen, vooral in de grote steden. Niet zelden is dit echter ook te wijten aan de overtuiging dat het samen leven van meer generaties intimiteit in de weg staat en het leven moeilijk maakt. Maar is dit nu juist niet het zwakste punt? Er is weinig menselijk leven in de gezinnen van onze dagen. Er is een gebrek aan mensen met wie het gemeenschappelijk welzijn verwezenlijkt en gedeeld kan worden; en toch eist het welzijn van nature dat het verwezenlijkt en met anderen gedeeld wordt: "bonum est diffusivum sui": "het welzijn heeft de neiging zichzelf te verspreiden". Hoe algemener het welzijn is, des te meer eigen is het ook: van mij - van jou - van ons. Dit is de innerlijke logica van het bestaan in welzijn, waarheid en liefde. Indien de mens deze logica weet te aanvaarden en te volgen, dan wordt zijn bestaan waarlijk een 'oprechte gave'.
"Ik aanvaard je ... als mijn vrouw - als mijn man - en ik beloof je trouw te blijven, in goede en kwade dagen, in armoede en rijkdom, in ziekte en gezondheid. Ik wil je liefhebben en waarderen al de dagen van ons leven."Het huwelijk is een bijzondere gemeenschap van personen. Op grond van deze gemeenschap is het gezin geroepen een gemeenschap van personen te worden. Het is een verplichting die de pas gehuwden op zich nemen "voor God en voor zijn kerk", zoals de celebrant hun in herinnering brengt op het ogenblik van het uitwisselen van de beloften. Allen die aan de ritus deelnemen, zijn getuigen van deze verplichting: in hen zijn in zekere zin de kerk en de maatschappij vertegenwoordigd, die beide omgevingen van vitaal belang zijn voor het nieuwe gezin.
De woorden van de huwelijksbeloften bepalen, wat het gemeenschappelijk welzijn inhoud van het echtpaar en het gezin. Allereerst het gemeenschappelijk welzijn van de gehuwden: de liefde, de trouw, de eer, de duur van hun verbintenis tot de dood: "al de dagen van het leven". Het welzijn van beiden, dat tegelijkertijd het welzijn van ieder afzonderlijk is, moet vervolgens het welzijn van de kinderen worden. Het gemeenschappelijk welzijn garandeert van nature het ware welzijn van ieder, omdat het de personen afzonderlijk verenigt. Als de kerk, evenals de staat overigens, de belofte van de gehuwden aanvaardt, zoals die tot uitdrukking komt in de hierboven aangehaalde woorden, dan doet zij dat, omdat deze "in hun hart geschreven staat" (Rom. 2, 15) [b:Rom. 2, 15]. Het zijn de gehuwden die elkaar de huwelijksbelofte geven door te zweren bij de waarheid van hun belofte, dat wil zeggen door deze te bevestigen ten overstaan van God. Als gedoopten zijn zij in de kerk de bedienaars van het sacrament van het huwelijk. Paulus leert dat deze wederzijdse verplichting een "geheim" is met een "diepe zin" (Ef. 5, 32) [b:Ef. 5, 32].
De woorden van de belofte brengen dus tot uitdrukking wat het gemeenschappelijk welzijn van de gehuwden inhoudt en wijzen op hetgeen het gemeenschappelijk welzijn moet zijn van het toekomstig gezin. Om dit duidelijk naar voren te brengen, vraagt de kerk hen of zij bereid zijn de kinderen die God hun zal willen schenken te aanvaarden en christelijk op te voeden. De vraag heeft betrekking op het gemeenschappelijk welzijn van het toekomstig gezin, waarbij men de genealogie van de personen, die geschreven staat in het aangaan zelf van het huwelijk en het stichten zelf van het gezin, voor ogen dient te houden. De vraag aangaande kinderen en hun opvoeding is nauw verbonden met de huwelijksbelofte, met de eed van liefde, van respect van de gehuwden voor elkaar en trouw tot de dood. Het aanvaarden en de opvoeding van de kinderen - twee van de belangrijkste doelstellingen van het gezin - worden bepaald door de vervulling van deze taak. Het vaderschap en het moederschap vertegenwoordigen een opdracht die niet alleen van fysieke, maar ook van geestelijke aard is; via het vaderschap en het moederschap loopt immers de genealogie van de persoon, die haar eeuwig begin heeft in God en naar Hem dient te leiden.
Het Jaar van het Gezin, een jaar van bijzonder gebed van de gezinnen, zou ieder gezin hiervan op een nieuwe en diepe wijze bewust moeten maken. Welk een rijkdom aan Bijbelse gedachten zou aan dit gebed ten grondslag kunnen liggen! Het is dan wel noodzakelijk dat aan de woorden van de heilige Schrift altijd het persoonlijk gedenken van de echtgenoten-ouders en dat van de kinderen en kleinkinderen toegevoegd wordt. Door middel van de genealogie van de personen wordt de huwelijksgemeenschap een gemeenschap van generaties. De sacramentele gemeenschap van de twee, bezegeld in het voor God gesloten verbond, duurt voort en wordt geconsolideerd in de gemeenschap van de generaties. Zij moet een eenheid van gebed worden. Wil dit echter op betekenisvolle wijze in het Jaar van het Gezin blijken, dan is het noodzakelijk dat bidden een gewoonte wordt die in het dagelijks leven van ieder gezin wortelt. Het gebed is dankzegging, lof aan God, vragen om vergiffenis, smeekbede en aanroeping. In elk van deze vormen heeft het gebed van het gezin God veel te zeggen. Het heeft ook zeer veel te zeggen aan de mensen, te beginnen bij de wederzijdse gemeenschap van de personen die door de banden van het gezin verenigd worden.
"Wat is de mens dan, dat Gij naar hem omziet?" (Ps. 8, 5) [b:Ps. 8, 5], vraagt de psalmist zich af. Het gebed is de plaats waar op de meest eenvoudige manier het scheppende en vaderlijke gedenken van God zich manifesteert, niet alleen en niet zozeer het gedenken van God door de mens, maar veeleer het gedenken van de mens door God. Daarom kan het gebed en de gemeenschap van het gezin een plaats worden van gemeenschappelijk en wederzijds gedenken: het gezin is immers een gemeenschap van generaties. In het gebed moeten allen tegenwoordig zijn: zij die leven en zij die al gestorven zijn, evenals ook degenen die nog ter wereld moeten komen. Het is noodzakelijk dat in het gezin voor ieder gebeden wordt in de mate van het welzijn, dat het gezin voor hem en het welzijn dat hij voor het gezin betekent. Het gebed versterkt dit welzijn nog meer, juist als het gemeenschappelijk welzijn van het gezin. Wat meer is, het gebed is de eerste aanzet tot dit welzijn op een steeds hernieuwde wijze. In het gebed vindt het gezin zich als het eerste 'wij', waarin ieder 'ik' een 'gij' is; ieder is voor de ander respectievelijk man of vrouw, vader of moeder, zoon of dochter, broer of zus, grootouder of kleinkind.
Zijn de gezinnen tot welke ik mij met deze brief richt, zo? Inderdaad zijn er nogal wat zo, maar de tijd waarin wij leven, laat de tendens zien, het gezin te beperken tot de sfeer van twee generaties. Dat gebeurt vaak door het beperkte aantal beschikbare woningen, vooral in de grote steden. Niet zelden is dit echter ook te wijten aan de overtuiging dat het samen leven van meer generaties intimiteit in de weg staat en het leven moeilijk maakt. Maar is dit nu juist niet het zwakste punt? Er is weinig menselijk leven in de gezinnen van onze dagen. Er is een gebrek aan mensen met wie het gemeenschappelijk welzijn verwezenlijkt en gedeeld kan worden; en toch eist het welzijn van nature dat het verwezenlijkt en met anderen gedeeld wordt: "bonum est diffusivum sui": "het welzijn heeft de neiging zichzelf te verspreiden". Hoe algemener het welzijn is, des te meer eigen is het ook: van mij - van jou - van ons. Dit is de innerlijke logica van het bestaan in welzijn, waarheid en liefde. Indien de mens deze logica weet te aanvaarden en te volgen, dan wordt zijn bestaan waarlijk een 'oprechte gave'.
Referenties naar alinea 10: 2
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De oprechte gave van zichzelf
11
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Vademecum voor biechtvaders over de huwelijksmoraal ->=geentekst=
Vademecum voor biechtvaders over de huwelijksmoraal ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Wanneer het Concilie zegt dat de mens het enige schepsel is op aarde dat door God om zichzelf gewild is, dan voegt het daar onmiddellijk aan toe dat hij "zichzelf alleen volledig kan vinden door een oprechte gave van zichzelf". Dit zou een tegenstrijdigheid kunnen lijken, maar dat is het in het geheel niet. Het is veeleer de grote en wonderlijke paradox van het menselijk bestaan: een bestaan dat geroepen is de waarheid in liefde te dienen. De liefde zorgt ervoor dat de mens zich verwezenlijkt door de oprechte gave van zichzelf: liefhebben betekent het geven en ontvangen wat men niet kan kopen of kan verkopen, maar alleen vrijwillig over en weer kan schenken.
De gave van de persoon moet duurzaam en onherroepelijk zijn. De onontbindbaarheid van het huwelijk komt allereerst voort uit het wezen van deze gave: een gave van persoon tot persoon. In dit wederzijds zich aan-elkaar-schenken wordt het huwelijkskarakter van de liefde zichtbaar. In de huwelijksbelofte noemen de pas gehuwden elkaar bij de eigen naam: "Ik ... aanvaard je ... als mijn vrouw (als mijn man) en ik beloof je trouw te blijven ... al de dagen van ons leven." Een dergelijke gave verplicht op een veel sterkere en diepere wijze dan alles wat op welke manier of voor welke prijs dan ook "gekocht" kan worden. Door hun knieën voor de Vader te buigen, van wie ieder vaderschap en moederschap komt, worden de toekomstige ouders zich ervan bewust 'verlost' te zijn. Zij zijn immers gekocht tegen een hoge prijs, de prijs van de meest oprechte gave, het bloed van Christus, waaraan zij door middel van het sacrament deelhebben. Liturgische bekroning van de huwelijksritus is de eucharistie-offer van het' gegeven lichaam' en het 'vergoten bloed' - die in de belofte van de gehuwden in zekere zin tot uitdrukking komt.
Wanneer man en vrouw zich in het huwelijk aan elkaar geven en elkaar ontvangen in de eenheid van "één vlees", dan treedt de logica van de oprechte gave binnen in hun leven. Zonder deze logica zou het huwelijk leeg zijn, terwijl de gemeenschap van personen, gebouwd op deze logica, gemeenschap van ouders wordt. Wanneer zij het leven aan een kind doorgeven, dan wordt er een nieuw menselijk 'gij' aan de kring van het 'wij' van de echtgenoten toegevoegd, een persoon die zij met een nieuwe naam zullen noemen "onze zoon ... ; onze dochter ... ". "Door Jahwe's gunst heb ik een mannelijk kind voortgebracht" (Gen. 4, 1) [b:Gen. 4, 1], zegt Eva, de eerste vrouw in de geschiedenis: een menselijk wezen, dat eerst gedurende negen maanden verwacht wordt en dan' getoond' aan ouders, broers en zusters. Het proces van de conceptie en de ontwikkeling in de moederschoot, de bevalling, de geboorte dient ertoe om als het ware een geschikte ruimte te creëren waarbinnen het nieuwe schepsel zich 'als gave' kan manifesteren: het is immers vanaf het begin 'een gave'. Zou dit broze en weerloze wezen, dat in alles van zijn ouders afhankelijk en volledig aan hen toevertrouwd is, anders genoemd kunnen worden? De pasgeborene geeft zich aan zijn ouders door het feit alleen al dat hij tot bestaan komt. Zijn bestaan is al een gave, de eerste gave van de Schepper aan het schepsel.
In de pasgeborene wordt het algemeen welzijn van het gezin verwezenlijkt. Zoals het algemeen welzijn van de gehuwden zijn vervulling vindt in de huwelijksliefde, die bereid is, het nieuwe leven te schenken en te aanvaarden, zo wordt het gemeenschappelijk welzijn van het gezin verwezenlijkt door middel van dezelfde huwelijksliefde die geconcretiseerd wordt in de pasgeborene. In de genealogie van de persoon staat de genealogie van het gezin geschreven, voor het nageslacht bewaard door middel van de aantekeningen in de doopregisters, ook al zijn deze aantekeningen alleen maar het maatschappelijk gevolg van het feit dat de moeder een "kindje ter wereld heeft gebracht" (Joh. 16, 21) [b:Joh. 16, 21].
Maar is het vervolgens waar dat het nieuwe menselijke leven een gave is voor de ouders? Een gave voor de maatschappij? Niets schijnt hier blijkbaar op te wijzen. De geboorte van een mens lijkt soms een simpel statistisch gegeven, dat - zoals vele andere - geregistreerd is in de demografische cijfers. Zeker, de geboorte van een kind betekent voor de ouders verdere inspanningen, nieuwe economische lasten, andere praktische omstandigheden: allereerst redenen die hen in de verleiding kunnen brengen geen andere geboorte meer te wensen. In sommige sociale en culturele milieus wordt die verleiding vervolgens steeds sterker. Is een kind dan geen gave? Komt het dan alleen maar om te nemen en niet om te geven? Ziehier enkele verontrustende problemen waar de mens van vandaag probeert uit te komen. Een kind komt ruimte in beslag nemen, terwijl er in de wereld steeds minder ruimte schijnt te zijn. Maar is het werkelijk waar dat het kind het gezin en de maatschappij niets brengt? Is het misschien niet een 'deeltje' van dat algemene welzijn, zonder hetwelk menselijke gemeenschappen uit elkaar vallen en dreigen uit te sterven? Hoe kan men dit ontkennen? Het kind maakt van zichzelf een gave voor broers, zusters, ouders, het hele gezin. Zijn leven wordt een gave voor de gevers van het leven zelf, die de tegenwoordigheid van het kind, zijn deelname aan hun bestaan, zijn bijdrage aan hun algemeen welzijn en aan de gemeenschap van het gezin onmogelijk niet kunnen voelen. Dit is een waarheid die in haar eenvoud en diepte voor de hand ligt, ondanks de complexiteit en ook de eventuele pathologie, van de psychologische structuur van bepaalde personen. Het gemeenschappelijk welzijn van de gehele maatschappij is in de mens gelegen, die - zoals reeds werd vermeld - "de weg van de kerk is". Hij is vooral "Gods heerlijkheid": "Gloria Dei vivens homo" overeenkomstig het bekende gezegde van Ireneüs dat ook als volgt vertaald zou kunnen worden: "Gods heerlijkheid is het dat de mens leeft." Men zou kunnen zeggen dat wij hier te maken hebben met de meest verheven definitie van de mens: de heerlijkheid van God is het algemeen welzijn van alles wat bestaat: het algemeen welzijn van het menselijk geslacht.
Ja!De mens is een algemeen welzijn: het algemeen welzijn van het gezin en de mensheid, van de afzonderlijke groepen en de veelvormige maatschappelijke structuren. Men dient hier echter een belangrijk onderscheid te maken in gradatie en modaliteit: de mens is bijvoorbeeld algemeen welzijn voor de natie, waartoe hij behoort en voor de staat waarvan hij burger is; maar hij is het op een veel meer concrete, unieke en onherhaalbare wijze voor zijn gezin: hij is het niet alleen als individu dat deel uitmaakt van de menigte mensen, maar ook als 'deze mens'. God de Schepper roept hem tot het bestaan 'om zichzelf' en, wanneer de mens ter wereld komt, begint in het gezin zijn 'grote avontuur', de avonturen van het leven. "Deze mens" heeft in ieder geval recht op een eigen bevestiging op grond van zijn menselijke waardigheid. Het is juist deze waardigheid die iemand een plaats geeft onder de mensen, en vooral in het gezin. Het gezin is immers - meer dan iedere andere menselijke realiteit - de omgeving waarin de mens 'om zichzelf' kan bestaan door de oprechte gave van zichzelf.
Daarom blijft het gezin een maatschappelijke instelling, die men niet kan en mag vervangen: het is "het heiligdom van het leven" .
Vervolgens is het feit dat er een mens gaat geboren worden, dat er "een kindje ter wereld" is gebracht (Joh. 16, 21) [b:Joh. 16, 21], een teken van Pasen. Jezus spreekt voor zijn lijden en dood hierover vaak met zijn leerlingen, zoals de evangelist Johannes vertelt: Hij vergelijkt dan de droefenis om zijn heengaan met het lijden van een vrouw die gaat baren: "Wanneer de vrouw gaat baren is zij bedroefd (dat wil zeggen lijdt zij) omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kindje ter wereld heeft gebracht, denkt zij niet meer aan de pijn, van blijdschap dat er een mens ter wereld is gekomen" (Joh. 16, 21) [b:Joh. 16, 21]. Het 'uur' van de dood van Christus (Joh. 13, 1) [[b:Joh. 13, 1]] wordt hier vergeleken met het 'uur' van de vrouw in barensnood; de geboorte van een nieuwe mens vindt haar exacte tegenhanger in de overwinning van het leven op de dood, bewerkt door de verrijzenis van de Heer. Deze vergelijking leent zich voor verschillende overwegingen. Zoals de verrijzenis van Christus de manifestatie van het leven over de drempel van de dood heen is, zo is ook de geboorte van een kind een manifestatie van het leven, dat altijd bestemd is door middel van Christus te komen tot de 'volheid van leven' die in God zelf is: "Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed" (Joh. 10, 10) [b:Joh. 10, 10]. Hierin wordt de ware betekenis van de uitdrukking van Ireneüs "Gloria Dei vivens homo" in haar diepste zin onthuld.
Het is de evangelische waarheid van de gave van zichzelf zonder welke de mens zichzelf niet 'ten volle kan vinden', die het mogelijk maakt te beoordelen, hoe diep deze 'oprechte gave' geworteld is in de gave van God Schepper en Verlosser, in de 'genade van de Heilige Geest', van wie de celebrant bij de huwelijksritus de 'uitstorting' afgesmeekt over de gehuwden. Zonder deze 'uitstorting' zou het werkelijk moeilijk zijn dit alles te begrijpen en als roeping van de mens te vervullen. En toch zijn er zeer velen die dit aanvoelen! Zeer veel mannen en vrouwen maken zich deze waarheid eigen, omdat zij gaan inzien dat zij alleen hierin "de waarheid en het leven" (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6] ontmoeten. Zonder deze waarheid kan het leven van de gehuwden en van het gezin geen volledige menselijke betekenis krijgen.
Daarom laat de Kerk nooit na deze waarheid te onderrichten en hiervan te getuigen. Ook al toont de kerk een moederlijk begrip voor de niet geringe, complexe crisis-situaties waarin de gezinnen verwikkeld zijn, alsook voor de morele broosheid van ieder menselijk wezen, zij is ervan overtuigd dat zij absoluut trouw moet blijven aan de waarheid over de menselijke liefde: anders zou zij zichzelf verraden. Afwijken van deze heilzame waarheid zou immers betekenen het "innerlijk oog" (Ef. 1, 18) [b:Ef. 1, 18] sluiten, dat altijd open moet blijven voor het licht waarmee het evangelie de menselijke aangelegenheden verlicht. (2 Tim. 1, 10) [[b:2 Tim. 1, 10]] Het zich bewust zijn van die oprechte gave van zichzelf, waardoor de mens 'zichzelf vindt', moet voortdurend opnieuw geconsolideerd en gegarandeerd worden tegenover het vele verzet dat de kerk ontmoet van de kant van de begunstigers van een valse beschaving van de vooruitgang. Het gezin is altijd de uitdrukking van een nieuwe dimensie van het welzijn voor de mensen en brengt daardoor een nieuwe verantwoordelijkheid voort. Het betreft de verantwoordelijkheid voor dat bijzondere gemeenschappelijke welzijn waarin het welzijn van de mens ligt opgesloten: van ieder lid van de gemeenschap van het gezin; zeer zeker een welzijn dat 'moeilijk' is (bonum arduum), maar aantrekkelijk.
De gave van de persoon moet duurzaam en onherroepelijk zijn. De onontbindbaarheid van het huwelijk komt allereerst voort uit het wezen van deze gave: een gave van persoon tot persoon. In dit wederzijds zich aan-elkaar-schenken wordt het huwelijkskarakter van de liefde zichtbaar. In de huwelijksbelofte noemen de pas gehuwden elkaar bij de eigen naam: "Ik ... aanvaard je ... als mijn vrouw (als mijn man) en ik beloof je trouw te blijven ... al de dagen van ons leven." Een dergelijke gave verplicht op een veel sterkere en diepere wijze dan alles wat op welke manier of voor welke prijs dan ook "gekocht" kan worden. Door hun knieën voor de Vader te buigen, van wie ieder vaderschap en moederschap komt, worden de toekomstige ouders zich ervan bewust 'verlost' te zijn. Zij zijn immers gekocht tegen een hoge prijs, de prijs van de meest oprechte gave, het bloed van Christus, waaraan zij door middel van het sacrament deelhebben. Liturgische bekroning van de huwelijksritus is de eucharistie-offer van het' gegeven lichaam' en het 'vergoten bloed' - die in de belofte van de gehuwden in zekere zin tot uitdrukking komt.
Wanneer man en vrouw zich in het huwelijk aan elkaar geven en elkaar ontvangen in de eenheid van "één vlees", dan treedt de logica van de oprechte gave binnen in hun leven. Zonder deze logica zou het huwelijk leeg zijn, terwijl de gemeenschap van personen, gebouwd op deze logica, gemeenschap van ouders wordt. Wanneer zij het leven aan een kind doorgeven, dan wordt er een nieuw menselijk 'gij' aan de kring van het 'wij' van de echtgenoten toegevoegd, een persoon die zij met een nieuwe naam zullen noemen "onze zoon ... ; onze dochter ... ". "Door Jahwe's gunst heb ik een mannelijk kind voortgebracht" (Gen. 4, 1) [b:Gen. 4, 1], zegt Eva, de eerste vrouw in de geschiedenis: een menselijk wezen, dat eerst gedurende negen maanden verwacht wordt en dan' getoond' aan ouders, broers en zusters. Het proces van de conceptie en de ontwikkeling in de moederschoot, de bevalling, de geboorte dient ertoe om als het ware een geschikte ruimte te creëren waarbinnen het nieuwe schepsel zich 'als gave' kan manifesteren: het is immers vanaf het begin 'een gave'. Zou dit broze en weerloze wezen, dat in alles van zijn ouders afhankelijk en volledig aan hen toevertrouwd is, anders genoemd kunnen worden? De pasgeborene geeft zich aan zijn ouders door het feit alleen al dat hij tot bestaan komt. Zijn bestaan is al een gave, de eerste gave van de Schepper aan het schepsel.
In de pasgeborene wordt het algemeen welzijn van het gezin verwezenlijkt. Zoals het algemeen welzijn van de gehuwden zijn vervulling vindt in de huwelijksliefde, die bereid is, het nieuwe leven te schenken en te aanvaarden, zo wordt het gemeenschappelijk welzijn van het gezin verwezenlijkt door middel van dezelfde huwelijksliefde die geconcretiseerd wordt in de pasgeborene. In de genealogie van de persoon staat de genealogie van het gezin geschreven, voor het nageslacht bewaard door middel van de aantekeningen in de doopregisters, ook al zijn deze aantekeningen alleen maar het maatschappelijk gevolg van het feit dat de moeder een "kindje ter wereld heeft gebracht" (Joh. 16, 21) [b:Joh. 16, 21].
Maar is het vervolgens waar dat het nieuwe menselijke leven een gave is voor de ouders? Een gave voor de maatschappij? Niets schijnt hier blijkbaar op te wijzen. De geboorte van een mens lijkt soms een simpel statistisch gegeven, dat - zoals vele andere - geregistreerd is in de demografische cijfers. Zeker, de geboorte van een kind betekent voor de ouders verdere inspanningen, nieuwe economische lasten, andere praktische omstandigheden: allereerst redenen die hen in de verleiding kunnen brengen geen andere geboorte meer te wensen. In sommige sociale en culturele milieus wordt die verleiding vervolgens steeds sterker. Is een kind dan geen gave? Komt het dan alleen maar om te nemen en niet om te geven? Ziehier enkele verontrustende problemen waar de mens van vandaag probeert uit te komen. Een kind komt ruimte in beslag nemen, terwijl er in de wereld steeds minder ruimte schijnt te zijn. Maar is het werkelijk waar dat het kind het gezin en de maatschappij niets brengt? Is het misschien niet een 'deeltje' van dat algemene welzijn, zonder hetwelk menselijke gemeenschappen uit elkaar vallen en dreigen uit te sterven? Hoe kan men dit ontkennen? Het kind maakt van zichzelf een gave voor broers, zusters, ouders, het hele gezin. Zijn leven wordt een gave voor de gevers van het leven zelf, die de tegenwoordigheid van het kind, zijn deelname aan hun bestaan, zijn bijdrage aan hun algemeen welzijn en aan de gemeenschap van het gezin onmogelijk niet kunnen voelen. Dit is een waarheid die in haar eenvoud en diepte voor de hand ligt, ondanks de complexiteit en ook de eventuele pathologie, van de psychologische structuur van bepaalde personen. Het gemeenschappelijk welzijn van de gehele maatschappij is in de mens gelegen, die - zoals reeds werd vermeld - "de weg van de kerk is". Hij is vooral "Gods heerlijkheid": "Gloria Dei vivens homo" overeenkomstig het bekende gezegde van Ireneüs dat ook als volgt vertaald zou kunnen worden: "Gods heerlijkheid is het dat de mens leeft." Men zou kunnen zeggen dat wij hier te maken hebben met de meest verheven definitie van de mens: de heerlijkheid van God is het algemeen welzijn van alles wat bestaat: het algemeen welzijn van het menselijk geslacht.
Ja!De mens is een algemeen welzijn: het algemeen welzijn van het gezin en de mensheid, van de afzonderlijke groepen en de veelvormige maatschappelijke structuren. Men dient hier echter een belangrijk onderscheid te maken in gradatie en modaliteit: de mens is bijvoorbeeld algemeen welzijn voor de natie, waartoe hij behoort en voor de staat waarvan hij burger is; maar hij is het op een veel meer concrete, unieke en onherhaalbare wijze voor zijn gezin: hij is het niet alleen als individu dat deel uitmaakt van de menigte mensen, maar ook als 'deze mens'. God de Schepper roept hem tot het bestaan 'om zichzelf' en, wanneer de mens ter wereld komt, begint in het gezin zijn 'grote avontuur', de avonturen van het leven. "Deze mens" heeft in ieder geval recht op een eigen bevestiging op grond van zijn menselijke waardigheid. Het is juist deze waardigheid die iemand een plaats geeft onder de mensen, en vooral in het gezin. Het gezin is immers - meer dan iedere andere menselijke realiteit - de omgeving waarin de mens 'om zichzelf' kan bestaan door de oprechte gave van zichzelf.
Daarom blijft het gezin een maatschappelijke instelling, die men niet kan en mag vervangen: het is "het heiligdom van het leven" .
Vervolgens is het feit dat er een mens gaat geboren worden, dat er "een kindje ter wereld" is gebracht (Joh. 16, 21) [b:Joh. 16, 21], een teken van Pasen. Jezus spreekt voor zijn lijden en dood hierover vaak met zijn leerlingen, zoals de evangelist Johannes vertelt: Hij vergelijkt dan de droefenis om zijn heengaan met het lijden van een vrouw die gaat baren: "Wanneer de vrouw gaat baren is zij bedroefd (dat wil zeggen lijdt zij) omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kindje ter wereld heeft gebracht, denkt zij niet meer aan de pijn, van blijdschap dat er een mens ter wereld is gekomen" (Joh. 16, 21) [b:Joh. 16, 21]. Het 'uur' van de dood van Christus (Joh. 13, 1) [[b:Joh. 13, 1]] wordt hier vergeleken met het 'uur' van de vrouw in barensnood; de geboorte van een nieuwe mens vindt haar exacte tegenhanger in de overwinning van het leven op de dood, bewerkt door de verrijzenis van de Heer. Deze vergelijking leent zich voor verschillende overwegingen. Zoals de verrijzenis van Christus de manifestatie van het leven over de drempel van de dood heen is, zo is ook de geboorte van een kind een manifestatie van het leven, dat altijd bestemd is door middel van Christus te komen tot de 'volheid van leven' die in God zelf is: "Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed" (Joh. 10, 10) [b:Joh. 10, 10]. Hierin wordt de ware betekenis van de uitdrukking van Ireneüs "Gloria Dei vivens homo" in haar diepste zin onthuld.
Het is de evangelische waarheid van de gave van zichzelf zonder welke de mens zichzelf niet 'ten volle kan vinden', die het mogelijk maakt te beoordelen, hoe diep deze 'oprechte gave' geworteld is in de gave van God Schepper en Verlosser, in de 'genade van de Heilige Geest', van wie de celebrant bij de huwelijksritus de 'uitstorting' afgesmeekt over de gehuwden. Zonder deze 'uitstorting' zou het werkelijk moeilijk zijn dit alles te begrijpen en als roeping van de mens te vervullen. En toch zijn er zeer velen die dit aanvoelen! Zeer veel mannen en vrouwen maken zich deze waarheid eigen, omdat zij gaan inzien dat zij alleen hierin "de waarheid en het leven" (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6] ontmoeten. Zonder deze waarheid kan het leven van de gehuwden en van het gezin geen volledige menselijke betekenis krijgen.
Daarom laat de Kerk nooit na deze waarheid te onderrichten en hiervan te getuigen. Ook al toont de kerk een moederlijk begrip voor de niet geringe, complexe crisis-situaties waarin de gezinnen verwikkeld zijn, alsook voor de morele broosheid van ieder menselijk wezen, zij is ervan overtuigd dat zij absoluut trouw moet blijven aan de waarheid over de menselijke liefde: anders zou zij zichzelf verraden. Afwijken van deze heilzame waarheid zou immers betekenen het "innerlijk oog" (Ef. 1, 18) [b:Ef. 1, 18] sluiten, dat altijd open moet blijven voor het licht waarmee het evangelie de menselijke aangelegenheden verlicht. (2 Tim. 1, 10) [[b:2 Tim. 1, 10]] Het zich bewust zijn van die oprechte gave van zichzelf, waardoor de mens 'zichzelf vindt', moet voortdurend opnieuw geconsolideerd en gegarandeerd worden tegenover het vele verzet dat de kerk ontmoet van de kant van de begunstigers van een valse beschaving van de vooruitgang. Het gezin is altijd de uitdrukking van een nieuwe dimensie van het welzijn voor de mensen en brengt daardoor een nieuwe verantwoordelijkheid voort. Het betreft de verantwoordelijkheid voor dat bijzondere gemeenschappelijke welzijn waarin het welzijn van de mens ligt opgesloten: van ieder lid van de gemeenschap van het gezin; zeer zeker een welzijn dat 'moeilijk' is (bonum arduum), maar aantrekkelijk.
Referenties naar alinea 11: 8
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Vademecum voor biechtvaders over de huwelijksmoraal ->=geentekst=
Vademecum voor biechtvaders over de huwelijksmoraal ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Verantwoord vaderschap en moederschap
12
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Het ogenblik is nu gekomen binnen het geheel van deze brief te wijzen op twee kwesties die met elkaar samenhangen.
In het bijzonder hebben verantwoord vaderschap en moederschap direct betrekking op het ogenblik dat man en vrouw door 'volkomen één' te worden ouders kunnen worden. Het is een ogenblik van een bijzondere waarde zowel voor hun onderlinge verhouding als voor de dienst aan het leven: zij kunnen ouders worden - vader en moeder - door het leven mee te delen aan een nieuw menselijk wezen. De beide betekenissen die in de huwelijksdaad besloten liggen, die van de eenwording en die van de voortplanting, kunnen niet kunstmatig gescheiden worden zonder de ware identiteit van de huwelijksdaad zelf aan te tasten.
Dit is voortdurend de leer van de Kerk en de 'tekenen van de tijd', waarvan wij heden getuige zijn, verschaffen nieuwe redenen om dit met bijzondere kracht opnieuw te bevestigen. Paulus, die zoveel aandacht heeft voor de pastorale noden van zijn tijd, eist op duidelijke en krachtige wijze "te pas en te onpas aan te dringen" (2 Tim. 4, 2) [b:2 Tim. 4, 2], zonder enige vrees voor het feit dat "de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen" (2 Tim. 4, 3) [b:2 Tim. 4, 3]. Zijn woorden zijn aan allen bekend die de gebeurtenissen van onze tijd ten volle verstaan en daarom van de Kerk verwachten, dat zij niet alleen de 'gezonde leer' niet verlaat, maar deze met hernieuwde kracht verkondigt door in de huidige 'tekenen van de tijd' de redenen te zoeken voor een verdere, heilzame verdieping.
Veel van deze kwesties zijn al te vinden in de wetenschappen zelf die zich aan de oude stam van de antropologie ontwikkeld hebben tot verschillende specialisaties, zoals de biologie, de psychologie, de sociologie en hun vertakkingen. Alle draaien in zeker zin om de medische wetenschap, die tegelijkertijd wetenschap en kunst (ars medica) is ten dienste van het leven en de gezondheid van de mens. De redenen echter waarom er hierop gewezen wordt, komen vooral voort uit de menselijke ervaring die veelsoortig is en in zekere zin aan de wetenschap voorafgaat en erop volgt.
De gehuwden leren uit eigen ervaring, wat een verantwoord vaderschap en moederschap betekenen; zij leren dit ook dankzij de ervaring van andere mensen die in soortgelijke omstandigheden leven, en zijn zo meer open gaan staan voor de gegevens van de wetenschappen. Men zou kunnen zeggen dat de 'geleerden' als het ware van de 'gehuwden' leren en vervolgens op hun beurt in staat zijn hen op een meer competente wijze te instrueren over de betekenis van verantwoorde voortplanting en de methodes om dit verwezenlijken.
Dit onderwerp is uitvoerig behandeld in de conciliaire documenten, in de encycliek Humanae Vitae [34] , in de 'Proposities' van de Bisschoppensynode van 1980, in de Postsynodale Apostolische Exhortatie Familiaris Consortio [267] en in vergelijkbare verklaringen tot de instructie Donum Vitae [72] van de Congregatie voor de Geloofsleer toe. De kerk leert de morele waarheid over verantwoord vaderschap en moederschap door haar te verdedigen tegen verkeerde opvattingen en tendensen die heden ten dage wijd verbreid zijn. Waarom doet de kerk dat? Omdat zij zich soms de problematieken niet realiseert, die opgeroepen worden door allen die aanraden op dit terrein bepaalde concessies te doen en proberen met onrechtmatige druk, zo niet dreigementen, haar te overtuigen? Het leergezag van de kerk wordt immers niet zelden verweten allang achterhaald te zijn en niet open te staan voor de eisen van de geest van de moderne tijd; de kerk zou een weg volgen die niet alleen schadelijk is voor de mensheid maar ook voor de kerk zelf. Door hardnekkig aan haar eigen standpunten vast te houden zal de kerk, zo zegt men, tenslotte aan populariteit inboeten en zullen de gelovigen zich steeds meer van haar verwijderen.
Maar hoe kan men beweren dat de kerk, vooral het episcopaat in gemeenschap met de paus, ongevoelig is voor zo ernstige en actuele problemen? Paulus VI zag juist hierin zo vitale kwesties, dat dit hem ertoe bracht de encycliek Humanae Vitae [34] te publiceren. Het fundament waarop de leer van de kerk betreffende verantwoord vaderschap en moederschap steunt, is uitermate breed en hecht. Het Concilie wijst hier vooral op in de leer over de mens, wanneer het zegt dat hij "op aarde het enige schepsel is dat om zichzelf door God is gewild" en dat" zichzelf alleen volledig kan vinden in de oprechte gave van zichzelf". En wel, omdat hij geschapen is naar het beeld van God, op Hem gelijkend, en door de eniggeboren Zoon van de Vader verlost is, die voor ons en omwille van ons heil mens geworden is.
Het Tweede Vaticaans Concilie dat bijzondere aandacht heeft voor het probleem van de mens en zijn roeping, zegt dat de huwelijksgemeenschap, het Bijbelse "una caro", alleen dan begrepen en verklaard kan worden, wanneer men zich beroept op de waarden van de 'persoon' en de 'gave'. Iedere man en iedere vrouw verwezenlijken zich ten volle door middel van de oprechte gave van zichzelf en voor de gehuwden vormt het ogenblik van de huwelijksgemeenschap hiervan een zeer bijzondere ervaring. Dan worden man en vrouw in de 'waarheid' van hun man en vrouw zijn wederzijdse gave. Heel het huwelijksleven is een gave; maar dat wordt in het bijzonder duidelijk, wanneer de gehuwden - door zich in liefde wederzijds aan elkaar aan te bieden - die ontmoeting tot stand brengen, die van hen twee "één vlees" (Gen. 2, 24) [b:Gen. 2, 24] maakt.
Zij beleven dan een ogenblik van bijzondere verantwoordelijkheid ook op grond van het vermogen tot voortplanting, dat verbonden is met de huwelijksdaad. De gehuwden kunnen op dat ogenblik vader en moeder worden door het proces te beginnen van een nieuw menselijk bestaan, dat zich vervolgens in de schoot van de vrouw zal ontwikkelen. Indien het de vrouw is die zich het eerst realiseert, moeder geworden te zijn, dan wordt de man, met wie zij zich tot "één vlees" verenigd heeft, door haar getuigenis zich er op zijn beurt van bewust, vader geworden te zijn. Beiden zijn verantwoordelijk voor potentieel en vervolgens effectief vader- en moederschap. De man kan onmogelijk het resultaat van een beslissing die ook de zijne geweest is, niet erkennen of aanvaarden. Hij kan zich niet verschuilen ach ter uitdrukkingen als 'ik weet het niet', 'ik wilde het niet', 'jij hebt het gewild'. De huwelijkse gemeenschap brengt in ieder geval de verantwoordelijkheid van man en vrouw met zich mee, een potentiële verantwoordelijkheid die effectief wordt, wanneer de omstandigheden dit vereisen. Dit geldt vooral voor de man, die - ook al is hij degene die het voortplantingsproces op gang brengt - verder in biologisch opzicht op een afstand blijft: in de vrouw ontwikkelt zich immers dit proces. Hoe zou de man zich met deze verantwoordelijkheid niet kunnen belasten? Beiden, man en vrouw, moeten ten opzichte van zichzelf en van anderen de verantwoordelijkheid voor het door hen verwekte leven op zich nemen.
Dit is een conclusie die door de menswetenschappen zelf gedeeld wordt. Men moet echter verder gaan door de betekenis te analyseren van de huwelijksdaad in het licht van de waarden van de 'persoon' en de 'gave', waarop gewezen is. Dit is wat de Kerk doet met haar voortdurend onderricht, vooral door het Tweede Vaticaans Concilie.
Op het ogenblik van de huwelijksdaad zijn man en vrouw geroepen op verantwoorde manier de wederzijdse gave van zichzelf, die zij bij het huwelijksverbond tot stand gebracht hebben, te bevestigen. Welnu, de logica van de totale gave van zichzelf aan de ander brengt een potentieel openstaan voor de voortplanting met zich mee: het huwelijk is zo voorbestemd zich nog vollediger als gezin te verwezenlijken. Zeker, de wederzijdse gave van man en vrouw heeft niet alleen de geboorte van kinderen ten doel, maar is op zich ook een wederzijdse gemeenschap van liefde en leven. De diepste waarheid van deze gave dient altijd gegarandeerd te zijn. 'Diepste' is geen synoniem van 'subjectief'. Het betekent veeleer in wezen coherent met de objectieve waarheid van hem en haar die zich aan elkaar geven. De persoon kan niet beschouwd worden als een middel om een doel te bereiken, vooral nooit als een middel tot , genot'. De persoon alleen is doel van iedere daad en moet dit zijn. Slechts dan beantwoordt de daad aan de echte waardigheid van de persoon.
Aan het slot van onze overweging over dit zo belangrijke en delicate onderwerp wil ik een bijzonder woord van bemoediging richten tot u, geliefde gehuwden, en tot allen die u helpen de leer van de kerk over huwelijk en verantwoord vaderschap en moederschap te begrijpen en in praktijk te brengen. Ik denk in het bijzonder aan de pastores, de vele geleerden, theologen, filosofen, schrijvers en publicisten, die zich niet voegen naar het heersende culturele conformisme, bereid om moedig' tegen de stroom in te gaan'. Deze bemoediging betreft bovendien een steeds grotere groep van specialisten, artsen en opvoeders, ware leken-apostelen, voor wie de bevordering van de waardigheid van huwelijk en gezin een belangrijke levenstaak is geworden. In naam van de kerk zeg ik u allen mijn dank. Wat zouden priesters, bisschoppen en zelfs de opvolger van Petrus zonder hen kunnen doen? Ik ben hiervan steeds meer overtuigd geraakt vanaf de eerste jaren van mijn priesterschap, toen ik plaatsnam in de biechtstoel om de zorgen, de angsten en de verwachtingen van zovele gehuwden te delen: ik ben moeilijke gevallen van opstandigheid en afwijzing tegengekomen, maar tegelijkertijd heel veel mensen die een enorme verantwoordelijkheid en edelmoedigheid bleken te bezitten. Terwijl ik deze brief schrijf, heb ik al deze gehuwden voor ogen en ik omhels hen met mijn liefde en mijn gebed.
- De ene, van meer algemene aard, betreft de beschaving van de liefde;
- de andere, van meer specifieke aard, betreft het verantwoord vaderschap en moederschap.
In het bijzonder hebben verantwoord vaderschap en moederschap direct betrekking op het ogenblik dat man en vrouw door 'volkomen één' te worden ouders kunnen worden. Het is een ogenblik van een bijzondere waarde zowel voor hun onderlinge verhouding als voor de dienst aan het leven: zij kunnen ouders worden - vader en moeder - door het leven mee te delen aan een nieuw menselijk wezen. De beide betekenissen die in de huwelijksdaad besloten liggen, die van de eenwording en die van de voortplanting, kunnen niet kunstmatig gescheiden worden zonder de ware identiteit van de huwelijksdaad zelf aan te tasten.
Dit is voortdurend de leer van de Kerk en de 'tekenen van de tijd', waarvan wij heden getuige zijn, verschaffen nieuwe redenen om dit met bijzondere kracht opnieuw te bevestigen. Paulus, die zoveel aandacht heeft voor de pastorale noden van zijn tijd, eist op duidelijke en krachtige wijze "te pas en te onpas aan te dringen" (2 Tim. 4, 2) [b:2 Tim. 4, 2], zonder enige vrees voor het feit dat "de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen" (2 Tim. 4, 3) [b:2 Tim. 4, 3]. Zijn woorden zijn aan allen bekend die de gebeurtenissen van onze tijd ten volle verstaan en daarom van de Kerk verwachten, dat zij niet alleen de 'gezonde leer' niet verlaat, maar deze met hernieuwde kracht verkondigt door in de huidige 'tekenen van de tijd' de redenen te zoeken voor een verdere, heilzame verdieping.
Veel van deze kwesties zijn al te vinden in de wetenschappen zelf die zich aan de oude stam van de antropologie ontwikkeld hebben tot verschillende specialisaties, zoals de biologie, de psychologie, de sociologie en hun vertakkingen. Alle draaien in zeker zin om de medische wetenschap, die tegelijkertijd wetenschap en kunst (ars medica) is ten dienste van het leven en de gezondheid van de mens. De redenen echter waarom er hierop gewezen wordt, komen vooral voort uit de menselijke ervaring die veelsoortig is en in zekere zin aan de wetenschap voorafgaat en erop volgt.
De gehuwden leren uit eigen ervaring, wat een verantwoord vaderschap en moederschap betekenen; zij leren dit ook dankzij de ervaring van andere mensen die in soortgelijke omstandigheden leven, en zijn zo meer open gaan staan voor de gegevens van de wetenschappen. Men zou kunnen zeggen dat de 'geleerden' als het ware van de 'gehuwden' leren en vervolgens op hun beurt in staat zijn hen op een meer competente wijze te instrueren over de betekenis van verantwoorde voortplanting en de methodes om dit verwezenlijken.
Dit onderwerp is uitvoerig behandeld in de conciliaire documenten, in de encycliek Humanae Vitae [34] , in de 'Proposities' van de Bisschoppensynode van 1980, in de Postsynodale Apostolische Exhortatie Familiaris Consortio [267] en in vergelijkbare verklaringen tot de instructie Donum Vitae [72] van de Congregatie voor de Geloofsleer toe. De kerk leert de morele waarheid over verantwoord vaderschap en moederschap door haar te verdedigen tegen verkeerde opvattingen en tendensen die heden ten dage wijd verbreid zijn. Waarom doet de kerk dat? Omdat zij zich soms de problematieken niet realiseert, die opgeroepen worden door allen die aanraden op dit terrein bepaalde concessies te doen en proberen met onrechtmatige druk, zo niet dreigementen, haar te overtuigen? Het leergezag van de kerk wordt immers niet zelden verweten allang achterhaald te zijn en niet open te staan voor de eisen van de geest van de moderne tijd; de kerk zou een weg volgen die niet alleen schadelijk is voor de mensheid maar ook voor de kerk zelf. Door hardnekkig aan haar eigen standpunten vast te houden zal de kerk, zo zegt men, tenslotte aan populariteit inboeten en zullen de gelovigen zich steeds meer van haar verwijderen.
Maar hoe kan men beweren dat de kerk, vooral het episcopaat in gemeenschap met de paus, ongevoelig is voor zo ernstige en actuele problemen? Paulus VI zag juist hierin zo vitale kwesties, dat dit hem ertoe bracht de encycliek Humanae Vitae [34] te publiceren. Het fundament waarop de leer van de kerk betreffende verantwoord vaderschap en moederschap steunt, is uitermate breed en hecht. Het Concilie wijst hier vooral op in de leer over de mens, wanneer het zegt dat hij "op aarde het enige schepsel is dat om zichzelf door God is gewild" en dat" zichzelf alleen volledig kan vinden in de oprechte gave van zichzelf". En wel, omdat hij geschapen is naar het beeld van God, op Hem gelijkend, en door de eniggeboren Zoon van de Vader verlost is, die voor ons en omwille van ons heil mens geworden is.
Het Tweede Vaticaans Concilie dat bijzondere aandacht heeft voor het probleem van de mens en zijn roeping, zegt dat de huwelijksgemeenschap, het Bijbelse "una caro", alleen dan begrepen en verklaard kan worden, wanneer men zich beroept op de waarden van de 'persoon' en de 'gave'. Iedere man en iedere vrouw verwezenlijken zich ten volle door middel van de oprechte gave van zichzelf en voor de gehuwden vormt het ogenblik van de huwelijksgemeenschap hiervan een zeer bijzondere ervaring. Dan worden man en vrouw in de 'waarheid' van hun man en vrouw zijn wederzijdse gave. Heel het huwelijksleven is een gave; maar dat wordt in het bijzonder duidelijk, wanneer de gehuwden - door zich in liefde wederzijds aan elkaar aan te bieden - die ontmoeting tot stand brengen, die van hen twee "één vlees" (Gen. 2, 24) [b:Gen. 2, 24] maakt.
Zij beleven dan een ogenblik van bijzondere verantwoordelijkheid ook op grond van het vermogen tot voortplanting, dat verbonden is met de huwelijksdaad. De gehuwden kunnen op dat ogenblik vader en moeder worden door het proces te beginnen van een nieuw menselijk bestaan, dat zich vervolgens in de schoot van de vrouw zal ontwikkelen. Indien het de vrouw is die zich het eerst realiseert, moeder geworden te zijn, dan wordt de man, met wie zij zich tot "één vlees" verenigd heeft, door haar getuigenis zich er op zijn beurt van bewust, vader geworden te zijn. Beiden zijn verantwoordelijk voor potentieel en vervolgens effectief vader- en moederschap. De man kan onmogelijk het resultaat van een beslissing die ook de zijne geweest is, niet erkennen of aanvaarden. Hij kan zich niet verschuilen ach ter uitdrukkingen als 'ik weet het niet', 'ik wilde het niet', 'jij hebt het gewild'. De huwelijkse gemeenschap brengt in ieder geval de verantwoordelijkheid van man en vrouw met zich mee, een potentiële verantwoordelijkheid die effectief wordt, wanneer de omstandigheden dit vereisen. Dit geldt vooral voor de man, die - ook al is hij degene die het voortplantingsproces op gang brengt - verder in biologisch opzicht op een afstand blijft: in de vrouw ontwikkelt zich immers dit proces. Hoe zou de man zich met deze verantwoordelijkheid niet kunnen belasten? Beiden, man en vrouw, moeten ten opzichte van zichzelf en van anderen de verantwoordelijkheid voor het door hen verwekte leven op zich nemen.
Dit is een conclusie die door de menswetenschappen zelf gedeeld wordt. Men moet echter verder gaan door de betekenis te analyseren van de huwelijksdaad in het licht van de waarden van de 'persoon' en de 'gave', waarop gewezen is. Dit is wat de Kerk doet met haar voortdurend onderricht, vooral door het Tweede Vaticaans Concilie.
Op het ogenblik van de huwelijksdaad zijn man en vrouw geroepen op verantwoorde manier de wederzijdse gave van zichzelf, die zij bij het huwelijksverbond tot stand gebracht hebben, te bevestigen. Welnu, de logica van de totale gave van zichzelf aan de ander brengt een potentieel openstaan voor de voortplanting met zich mee: het huwelijk is zo voorbestemd zich nog vollediger als gezin te verwezenlijken. Zeker, de wederzijdse gave van man en vrouw heeft niet alleen de geboorte van kinderen ten doel, maar is op zich ook een wederzijdse gemeenschap van liefde en leven. De diepste waarheid van deze gave dient altijd gegarandeerd te zijn. 'Diepste' is geen synoniem van 'subjectief'. Het betekent veeleer in wezen coherent met de objectieve waarheid van hem en haar die zich aan elkaar geven. De persoon kan niet beschouwd worden als een middel om een doel te bereiken, vooral nooit als een middel tot , genot'. De persoon alleen is doel van iedere daad en moet dit zijn. Slechts dan beantwoordt de daad aan de echte waardigheid van de persoon.
Aan het slot van onze overweging over dit zo belangrijke en delicate onderwerp wil ik een bijzonder woord van bemoediging richten tot u, geliefde gehuwden, en tot allen die u helpen de leer van de kerk over huwelijk en verantwoord vaderschap en moederschap te begrijpen en in praktijk te brengen. Ik denk in het bijzonder aan de pastores, de vele geleerden, theologen, filosofen, schrijvers en publicisten, die zich niet voegen naar het heersende culturele conformisme, bereid om moedig' tegen de stroom in te gaan'. Deze bemoediging betreft bovendien een steeds grotere groep van specialisten, artsen en opvoeders, ware leken-apostelen, voor wie de bevordering van de waardigheid van huwelijk en gezin een belangrijke levenstaak is geworden. In naam van de kerk zeg ik u allen mijn dank. Wat zouden priesters, bisschoppen en zelfs de opvolger van Petrus zonder hen kunnen doen? Ik ben hiervan steeds meer overtuigd geraakt vanaf de eerste jaren van mijn priesterschap, toen ik plaatsnam in de biechtstoel om de zorgen, de angsten en de verwachtingen van zovele gehuwden te delen: ik ben moeilijke gevallen van opstandigheid en afwijzing tegengekomen, maar tegelijkertijd heel veel mensen die een enorme verantwoordelijkheid en edelmoedigheid bleken te bezitten. Terwijl ik deze brief schrijf, heb ik al deze gehuwden voor ogen en ik omhels hen met mijn liefde en mijn gebed.
Referenties naar alinea 12: 2
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De twee beschavingen
13
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Witte Donderdag in het Jaar van het Gezin ->=geentekst=
Geliefde gezinnen, de kwestie van het verantwoord vader- en moederschap past in de thematiek van de 'beschaving van de liefde', waarover ik nu met u wil spreken. Uit hetgeen er tot nu toe gezegd is, blijkt duidelijk dat het gezin de basis vormt van wat Paulus VI "beschaving van de liefde" genoemd heeft, een uitdrukking die vervolgens ingang gevonden heeft in het onderricht van de kerk en inmiddels algemeen aanvaard is. Het is heden ten dage moeilijk aan een uitspraak van de kerk of over de kerk te denken, die voorbijgaat aan een verwijzing naar de beschaving van de liefde. De uitdrukking knoopt aan bij de traditie van de 'huiskerk' ten tijde van het eerste christendom, maar bevat ook een duidelijk verwijzing naar de huidige tijd. Etymologisch gezien komt het Latijnse woord civilitas, waarvan 'civilisatie' is afgeleid, van civis, 'burger': dit onderstreept de politieke dimensie van het bestaan van ieder individu. De diepste betekenis van het woord 'beschaving' (civilitas) is echter niet zozeer politiek, als wel veeleer 'humanistisch'. De beschaving hoort tot de geschiedenis van de mens, omdat zij beantwoordt aan zijn geestelijke en morele noden: geschapen naar het beeld van God, op Hem gelijkend, heeft hij de wereld ontvangen uit de handen van de Schepper met de opdracht deze te vormen naar zijn beeld en gelijkenis. Juist uit de vervulling van die opdracht komt de beschaving voort, die uiteindelijk niets anders is dan de 'humanisering van de wereld' .
Beschaving heeft dus in zekere zin dezelfde betekenis als 'cultuur'. Men zou daarom ook kunnen zeggen: "cultuur van de liefde", ook al verdient het de voorkeur zich te houden aan de inmiddels ingeburgerde uitdrukking. De beschaving van de liefde wordt in de huidige betekenis van het woord geïnspireerd door de woorden van Gaudium et Spes [575]:
In het licht van deze tekst en andere uit het Nieuwe Testament kan men begrijpen wat er bedoeld wordt met 'beschaving van de liefde' en waarom het gezin organisch verbonden is met deze beschaving. Indien het gezin de eerste 'weg van de Kerk' is, dan dient daaraan toegevoegd te worden dat ook de beschaving van de liefde de 'weg van de Kerk' is, een Kerk die op weg is in de wereld en op de gezinnen en andere' nationale en internationale, sociale instellingen een beroep doet, deze weg te gaan, juist omwille van de gezinnen en door de gezinnen. Het gezin is immers om vele redenen afhankelijk van de beschaving van de liefde, waarin het de redenen van het gezin-zijn vindt. Tegelijkertijd is het gezin het middelpunt en het hart van de beschaving van de liefde.
Er is echter geen ware liefde zonder het bewustzijn dat God 'liefde is' - en dat de mens het enige schepsel is op aarde dat door God tot het bestaan geroepen is 'om zichzelf'. De mens, geschapen naar het beeld van God, op Hem gelijkend, 'kan zichzelf' alleen maar 'volledig vinden' door middel van de oprechte gave van zichzelf. Zonder een dergelijke opvatting over de mens, de persoon, de 'gemeenschap van personen' in het gezin kan er geen beschaving van de liefde zijn; omgekeerd is zonder de beschaving van de liefde een dergelijke opvatting over de persoon en de gemeenschap van personen onmogelijk. Het gezin is de fundamentele 'cel' van de maatschappij. Maar Christus - de 'wijnstok', waaruit de 'ranken' hun sap halen - is nodig, wil deze cel niet blootgesteld worden aan een soort culturele ontworteling, die zowel van binnenuit als van buiten af kan komen. Immers, als er enerzijds een 'beschaving van de liefde' bestaat, dan blijft er anderzijds de mogelijkheid van een verwoestende 'anti-beschaving', zoals tegenwoordig bevestigd wordt door zovele tendensen en situaties.
Wie kan ontkennen dat onze eeuw gekenmerkt wordt door een grote crisis, die zich bovenal manifesteert als een diepe "waarheidscrisis"? Een waarheidscrisis betekent in de eerste plaats een crisis van begrippen. Brengen woorden als "liefde", "vrijheid", "oprechte gave" en zelfs "persoon" en "rechten van de persoon" werkelijk hun wezenlijke betekenis over? Daarom is de Encycliek over de Veritatis Splendor [83] zo betekenisvol en belangrijk voor de Kerk en voor de wereld gebleken - in het bijzonder in het westen. Alleen als de waarheid omtrent vrijheid en de gemeenschap van personen in het huwelijk en in het gezin haar luister herwint, zal de opbouw van de beschaving van de liefde werkelijk beginnen en zal het mogelijk zijn concreet te spreken - zoals het Concilie gedaan heeft - over "de bevordering van de waardigheid van huwelijk en gezin". Waarom is de "schittering van de waarheid" zo belangrijk? Op de eerste plaats, bij wijze van contrast: de ontwikkeling van de moderne beschaving hangt samen met een wetenschappelijke en technologische vooruitgang, die vaak op eenzijdige wijze wordt bereikt, en zo puur positivistisch lijkt te zijn. Positivisme loopt, zoals bekend, in theorie uit op agnosticisme en in de praktijk en de ethiek op utilitarisme. In onze eigen tijd herhaalt de geschiedenis zich in zekere zin. Utilitarisme leidt tot een cultuur van productie en gebruik, een cultuur van "dingen" en niet van "personen", een cultuur waarin personen worden gebruikt, zoals dingen gebruikt worden. In de context van een gebruikscultuur kan de vrouw een object worden voor de man, kinderen ongewenste lastposten voor de ouders, het gezin een instelling die de vrijheid van de leden in de weg staat. Om ervan overtuigd te raken dat dit gebeurt, behoeft men slechts te kijken naar sommige programma's voor seksuele opvoeding die op scholen zijn ingevoerd, dikwijls ondanks het feit dat veel ouders het er niet mee eens zijn en zelfs protesteren. Of denkt u eens aan de pro-abortus mentaliteit, die zich tevergeefs tracht te verbergen achter het zogenaamde "recht om te kiezen" (pro-keuze) van de beide echtgenoten, en in het bijzonder van de vrouw. Dit zijn slechts twee voorbeelden; er zouden er veel meer genoemd kunnen worden.
Het is evident dat in dit soort culturele situatie het gezin zich wel bedreigd moet voelen, omdat de grondslagen zelf ervan in gevaar zijn. Alles wat in strijd is met de beschaving van de liefde is strijdig met de volle waarheid omtrent de mens en vormt een bedreiging voor hem: dit staat hem niet toe zichzelf te vinden en zich veilig te voelen als huwelijkspartner, als ouder of als kind. Zogenaamde "veilige seks", aan de man gebracht door de "technologische cultuur", is in feite, gezien het totale pakket vereisten voor de persoon, allesbehalve veilig, maar juist uitermate gevaarlijk. Dat gevaar bedreigt zowel de persoon als het gezin. En wat voor gevaar is dit dan? Het is het verlies van de waarheid aangaande iemands eigen "ik" en aangaande het gezin, en tegelijk het risico de vrijheid te verliezen en bijgevolg de liefde zelf. "Dan zult ge de waarheid kennen", zegt Jezus, "en de waarheid zal u vrijmaken" (Joh. 8, 32) [b:Joh. 8, 32]: de waarheid, en alleen de waarheid zal u voorbereiden op een liefde, die de benaming "schoon" verdient (Vgl. Sir. 24, 24; (Vulgaat)) [[b:Sir. 24, 24]] Red. Dit vers, dat in de.. Red. Dit vers, dat in de meeste moderne Bijbelvertalingen, waaronder de Willibrordvertaling, vervallen is, luidt in de Petrus Canisiusvertaling "Ik (d.w.z. de wijsheid) ben de moeder van de schone liefde, van de godsvrucht, de kennis en de heilige hoop"
Het huidige gezin is evenals de gezinnen van alle tijden, op zoek naar de "schone" liefde. Een liefde die niet "schoon" is, maar is teruggebracht tot de bevrediging van begeerte (1 Joh. 2, 16) [[b:1 Joh. 2, 16]], of tot een wederzijds "gebruik" van elkaar door man en vrouw, maakt mensen tot slaven van hun zwakheden. Leiden sommige moderne "culturele programma's" niet tot deze slavernij? Er zijn programma's die inspelen op de zwakheden van de mens, en hem zo steeds zwakker en weerlozer maken.
De beschaving van de liefde brengt vreugde: vreugde onder meer omdat er een mens ter wereld is gekomen (Joh. 16, 21) [[b:Joh. 16, 21]], en de echtgenoten daardoor ouders zijn geworden. De beschaving van de liefde betekent "vreugde in de waarheid". (1 Kor. 13, 6) [[b:1 Kor. 13, 6]] Maar een cultuur geïnspireerd door een consumptie-gerichte, anti-geboorte mentaliteit is geen beschaving van de liefde en kan het ook nooit zijn. Als het gezin zo belangrijk is voor de beschaving van de liefde, dan komt dat door de bijzondere hechtheid en intensiteit van de banden die ontstaan tussen personen en generaties in het gezin. Het gezin blijft evenwel kwetsbaar en kan gemakkelijk ten prooi vallen aan gevaren die het verzwakken of zelfs de eenheid en stabiliteit ervan vernietigen. Als gevolg van deze gevaren zijn gezinnen soms niet langer getuigen van de beschaving van de liefde en kunnen zelfs het tegengestelde worden, een soort "tegen-teken". Een gebroken gezin kan een specifieke vorm van "anti-beschaving" bevestigen, waarbij de liefde in haar verschillende uitingen vernietigd wordt, met onvermijdelijke gevolgen voor het hele leven in de maatschappij.
Beschaving heeft dus in zekere zin dezelfde betekenis als 'cultuur'. Men zou daarom ook kunnen zeggen: "cultuur van de liefde", ook al verdient het de voorkeur zich te houden aan de inmiddels ingeburgerde uitdrukking. De beschaving van de liefde wordt in de huidige betekenis van het woord geïnspireerd door de woorden van Gaudium et Spes [575]:
"Christus maakt de mens voor zichzelf duidelijk en geeft hem inzicht in zijn zeer hoge roeping." vgl: Gaudium et Spes [[[575|10]]]Daarom kan men zeggen, dat de beschaving van de liefde begint met de openbaring van God, die "liefde is", zoals Johannes zegt (1 Joh. 4, 8.16) [b:1 Joh. 4, 8.16], en door Paulus op doeltreffende wijze beschreven wordt in het hooglied van de liefde in de Eerste brief aan de Korintiërs (1 Kor. 13, 1-13) [b:1 Kor. 13, 1-13]. Deze beschaving is innig verbonden met de liefde, "die in ons hart is uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken" (Rom. 5, 5) [b:Rom. 5, 5] en groeit dankzij de voortdurende verzorging, waarover op zo indringende manier de allegorie uit het Evangelie van de wijnstok en de ranken spreekt: "Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij af; en elke rank die wel vrucht draagt, zuivert Hij, opdat zij meer vrucht mag dragen" (Joh. 15, 1-2) [b:Joh. 15, 1-2].
In het licht van deze tekst en andere uit het Nieuwe Testament kan men begrijpen wat er bedoeld wordt met 'beschaving van de liefde' en waarom het gezin organisch verbonden is met deze beschaving. Indien het gezin de eerste 'weg van de Kerk' is, dan dient daaraan toegevoegd te worden dat ook de beschaving van de liefde de 'weg van de Kerk' is, een Kerk die op weg is in de wereld en op de gezinnen en andere' nationale en internationale, sociale instellingen een beroep doet, deze weg te gaan, juist omwille van de gezinnen en door de gezinnen. Het gezin is immers om vele redenen afhankelijk van de beschaving van de liefde, waarin het de redenen van het gezin-zijn vindt. Tegelijkertijd is het gezin het middelpunt en het hart van de beschaving van de liefde.
Er is echter geen ware liefde zonder het bewustzijn dat God 'liefde is' - en dat de mens het enige schepsel is op aarde dat door God tot het bestaan geroepen is 'om zichzelf'. De mens, geschapen naar het beeld van God, op Hem gelijkend, 'kan zichzelf' alleen maar 'volledig vinden' door middel van de oprechte gave van zichzelf. Zonder een dergelijke opvatting over de mens, de persoon, de 'gemeenschap van personen' in het gezin kan er geen beschaving van de liefde zijn; omgekeerd is zonder de beschaving van de liefde een dergelijke opvatting over de persoon en de gemeenschap van personen onmogelijk. Het gezin is de fundamentele 'cel' van de maatschappij. Maar Christus - de 'wijnstok', waaruit de 'ranken' hun sap halen - is nodig, wil deze cel niet blootgesteld worden aan een soort culturele ontworteling, die zowel van binnenuit als van buiten af kan komen. Immers, als er enerzijds een 'beschaving van de liefde' bestaat, dan blijft er anderzijds de mogelijkheid van een verwoestende 'anti-beschaving', zoals tegenwoordig bevestigd wordt door zovele tendensen en situaties.
Wie kan ontkennen dat onze eeuw gekenmerkt wordt door een grote crisis, die zich bovenal manifesteert als een diepe "waarheidscrisis"? Een waarheidscrisis betekent in de eerste plaats een crisis van begrippen. Brengen woorden als "liefde", "vrijheid", "oprechte gave" en zelfs "persoon" en "rechten van de persoon" werkelijk hun wezenlijke betekenis over? Daarom is de Encycliek over de Veritatis Splendor [83] zo betekenisvol en belangrijk voor de Kerk en voor de wereld gebleken - in het bijzonder in het westen. Alleen als de waarheid omtrent vrijheid en de gemeenschap van personen in het huwelijk en in het gezin haar luister herwint, zal de opbouw van de beschaving van de liefde werkelijk beginnen en zal het mogelijk zijn concreet te spreken - zoals het Concilie gedaan heeft - over "de bevordering van de waardigheid van huwelijk en gezin". Waarom is de "schittering van de waarheid" zo belangrijk? Op de eerste plaats, bij wijze van contrast: de ontwikkeling van de moderne beschaving hangt samen met een wetenschappelijke en technologische vooruitgang, die vaak op eenzijdige wijze wordt bereikt, en zo puur positivistisch lijkt te zijn. Positivisme loopt, zoals bekend, in theorie uit op agnosticisme en in de praktijk en de ethiek op utilitarisme. In onze eigen tijd herhaalt de geschiedenis zich in zekere zin. Utilitarisme leidt tot een cultuur van productie en gebruik, een cultuur van "dingen" en niet van "personen", een cultuur waarin personen worden gebruikt, zoals dingen gebruikt worden. In de context van een gebruikscultuur kan de vrouw een object worden voor de man, kinderen ongewenste lastposten voor de ouders, het gezin een instelling die de vrijheid van de leden in de weg staat. Om ervan overtuigd te raken dat dit gebeurt, behoeft men slechts te kijken naar sommige programma's voor seksuele opvoeding die op scholen zijn ingevoerd, dikwijls ondanks het feit dat veel ouders het er niet mee eens zijn en zelfs protesteren. Of denkt u eens aan de pro-abortus mentaliteit, die zich tevergeefs tracht te verbergen achter het zogenaamde "recht om te kiezen" (pro-keuze) van de beide echtgenoten, en in het bijzonder van de vrouw. Dit zijn slechts twee voorbeelden; er zouden er veel meer genoemd kunnen worden.
Het is evident dat in dit soort culturele situatie het gezin zich wel bedreigd moet voelen, omdat de grondslagen zelf ervan in gevaar zijn. Alles wat in strijd is met de beschaving van de liefde is strijdig met de volle waarheid omtrent de mens en vormt een bedreiging voor hem: dit staat hem niet toe zichzelf te vinden en zich veilig te voelen als huwelijkspartner, als ouder of als kind. Zogenaamde "veilige seks", aan de man gebracht door de "technologische cultuur", is in feite, gezien het totale pakket vereisten voor de persoon, allesbehalve veilig, maar juist uitermate gevaarlijk. Dat gevaar bedreigt zowel de persoon als het gezin. En wat voor gevaar is dit dan? Het is het verlies van de waarheid aangaande iemands eigen "ik" en aangaande het gezin, en tegelijk het risico de vrijheid te verliezen en bijgevolg de liefde zelf. "Dan zult ge de waarheid kennen", zegt Jezus, "en de waarheid zal u vrijmaken" (Joh. 8, 32) [b:Joh. 8, 32]: de waarheid, en alleen de waarheid zal u voorbereiden op een liefde, die de benaming "schoon" verdient (Vgl. Sir. 24, 24; (Vulgaat)) [[b:Sir. 24, 24]] Red. Dit vers, dat in de.. Red. Dit vers, dat in de meeste moderne Bijbelvertalingen, waaronder de Willibrordvertaling, vervallen is, luidt in de Petrus Canisiusvertaling "Ik (d.w.z. de wijsheid) ben de moeder van de schone liefde, van de godsvrucht, de kennis en de heilige hoop"
Het huidige gezin is evenals de gezinnen van alle tijden, op zoek naar de "schone" liefde. Een liefde die niet "schoon" is, maar is teruggebracht tot de bevrediging van begeerte (1 Joh. 2, 16) [[b:1 Joh. 2, 16]], of tot een wederzijds "gebruik" van elkaar door man en vrouw, maakt mensen tot slaven van hun zwakheden. Leiden sommige moderne "culturele programma's" niet tot deze slavernij? Er zijn programma's die inspelen op de zwakheden van de mens, en hem zo steeds zwakker en weerlozer maken.
De beschaving van de liefde brengt vreugde: vreugde onder meer omdat er een mens ter wereld is gekomen (Joh. 16, 21) [[b:Joh. 16, 21]], en de echtgenoten daardoor ouders zijn geworden. De beschaving van de liefde betekent "vreugde in de waarheid". (1 Kor. 13, 6) [[b:1 Kor. 13, 6]] Maar een cultuur geïnspireerd door een consumptie-gerichte, anti-geboorte mentaliteit is geen beschaving van de liefde en kan het ook nooit zijn. Als het gezin zo belangrijk is voor de beschaving van de liefde, dan komt dat door de bijzondere hechtheid en intensiteit van de banden die ontstaan tussen personen en generaties in het gezin. Het gezin blijft evenwel kwetsbaar en kan gemakkelijk ten prooi vallen aan gevaren die het verzwakken of zelfs de eenheid en stabiliteit ervan vernietigen. Als gevolg van deze gevaren zijn gezinnen soms niet langer getuigen van de beschaving van de liefde en kunnen zelfs het tegengestelde worden, een soort "tegen-teken". Een gebroken gezin kan een specifieke vorm van "anti-beschaving" bevestigen, waarbij de liefde in haar verschillende uitingen vernietigd wordt, met onvermijdelijke gevolgen voor het hele leven in de maatschappij.
Referenties naar alinea 13: 9
Evangelium Vitae ->=geentekst=Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Witte Donderdag in het Jaar van het Gezin ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De liefde is veeleisend
14
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Kinderen: Lentebode van het gezin en de samenleving ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Huwelijk en Recht ->=geentekst=
De liefde die de apostel Paulus bezingt in de eerste brief aan de Christenen van Korinte - de liefde die "lankmoedig" en "goedertieren" is, en die "alles verdraagt" (1 Kor. 13, 4.7) [b:1 Kor. 13, 4.7] - is beslist een veeleisende liefde. Maar dit is nu juist de bron van haar schoonheid: juist door het feit dat ze veeleisend is, bouwt ze het ware goede van de mens op en schenkt ze de mogelijkheid dit naar anderen uit te stralen. Het goede, zegt Sint Thomas, deelt zichzelf van nature mee. Liefde is echt als ze het welzijn van personen en van gemeenschappen schept. Ze schept dit welzijn en geeft het aan anderen. Alleen degene die in staat is veel van zichzelf te eisen in de naam van de liefde, kan ook liefde van anderen verlangen. Liefde is veeleisend. Ze stelt eisen in alle menselijke situaties; ze verlangt nog meer van hen die open staan voor het evangelie. Is dat niet juist wat Christus verkondigt in "Zijn" gebod? Mensen moeten vandaag de dag deze veeleisende liefde weer ontdekken, want die is het ware stevige fundament van het gezin, een fundament dat "alles verdraagt". Volgens Sint Paulus is de liefde niet in staat "alles te verdragen", als ze toegeeft aan "afgunst", als ze "praalt", "zich iets inbeeldt", of "zich kwaad laat maken". (1 Kor. 13, 5-6) [[b:1 Kor. 13, 5-6]] Ware liefde, zo leert Sint Paulus, is anders: "De liefde gelooft alles, hoopt alles, duldt alles" (1 Kor. 13, 7) [b:1 Kor. 13, 7]. Dit is de ware liefde die "alles verdraagt". In haar werkt de macht en de kracht van God zelf, die "Liefde is" (1 Joh. 4, 8.16) [b:1 Joh. 4, 8.16]. In haar werkt ook de macht en de kracht van Christus, de Verlosser van de mensen en de Redder van de wereld.
Als we het dertiende hoofdstuk van de eerste brief van Sint Paulus aan de Christenen van Korinte bemediteren, zal de volle waarheid over de beschaving van de liefde ons snel duidelijk worden. Geen andere Bijbeltekst drukt deze waarheid zo eenvoudig en diepgaand uit als de hymne aan de liefde.
De gevaren die de liefde bedreigen zijn ook gevaren voor de beschaving van de liefde, omdat ze alles in de hand werken wat in staat is met succes tegenwerking te bieden. Hier denken we eerst aan de zelfzucht, niet alleen de zelfzucht van individuen, maar ook van echtparen of, nog breder, aan sociale zelfzucht, bijvoorbeeld van een klasse of een natie (nationalisme). Zelfzucht is in alle vormen direct en radicaal tegengesteld aan de beschaving van de liefde. Maar moet liefde dan gedefinieerd worden als niet meer dan het tegenovergestelde van de zelfzucht? Dit zou een zeer verarmde en tenslotte een puur negatieve definitie zijn, ofschoon het waar is dat de verschillende vormen van zelfzucht moeten worden overwonnen om de liefde en de beschaving van de liefde te verwezenlijken. Het zou juister zijn van "altruïsme" te spreken als het tegenovergestelde van zelfzucht. Maar het begrip "liefde", zoals beschreven door Sint Paulus, is veel rijker en vollediger. De hymne aan de liefde in de eerste brief aan de Christenen van Korinte blijft het handvest van de beschaving van de liefde. Bij dit begrip ligt de nadruk niet zozeer op individuele handelingen (zelfzuchtig of altruïstisch), als wel op de radicale aanvaarding van het feit dat de mens een persoon is, die "zichzelfvindt" in de oprechte zelfgave. Een gave, een geschenk, is uiteraard "voor anderen": dit is de belangrijkste dimensie van de beschaving van de liefde.
Zo komen we tot de ware kern van de evangelische waarheid omtrent vrijheid. De persoon verwezenlijkt zich door het beoefenen van vrijheid in waarheid. Vrijheid kan niet verstaan worden als verlof om absoluut alles te doen: het betekent zelfgave. Zelfs nog meer dan dat: het betekent een innerlijke discipline van geven. Het idee van "gave" sluit niet alleen het vrije initiatief van het subject in, maar ook het aspect van plicht. Dit alles wordt werkelijkheid in de "gemeenschap van personen". We bevinden ons nu weer in het hart van ieder gezin.
Als we deze denklijn voortzetten, stuiten we op de tegenstelling tussen individualisme en personalisme. Liefde, de beschaving van de liefde, hangt samen met personalisme. Waarom met personalisme? En waarom bedreigt individualisme de beschaving van de liefde? We vinden de sleutel tot het antwoord in de Conciliaire uitdrukking "oprechte gave". Individualisme veronderstelt een gebruik van de vrijheid waarbij het subject doet wat hij wil, waarin hij zelf degene is die "de waarheid vaststelt" van datgene wat hij prettig of nuttig vindt. Hij duldt niet dat iemand anders iets van hem "wil" of verlangt in de naam van een objectieve waarheid. Hij wil een ander niet iets "geven" op grond van de waarheid; hij wil geen "oprechte gave" worden. Zo blijft individualisme egocentrisch en zelfzuchtig. De werkelijke tegenstelling tussen individualisme en personalisme openbaart zich niet alleen op het niveau van de theorie, maar meer zelfs nog op dat van de "ethos". De "ethos" van het personalisme is altruïstisch: ze brengt de mens ertoe een gave voor anderen te worden en de vreugde te ontdekken van zich weg schenken. Dit is de vreugde waarover Jezus spreekt. (Joh. 15,11; Joh. 16, 20.22) [[b:Joh. 15,11; Joh. 16, 20.22]]
Menselijke samenlevingen en de gezinnen die daarin leven, dikwijls in de context van een strijd tussen de beschaving van de liefde en het tegenovergestelde daarvan, moeten hun solide fundering zoeken in een juiste visie op de mens en op alles wat de volledige "verwerkelijking" van zijn mensheid bepaalt. In strijd met de beschaving van de liefde is zeker het verschijnsel van de zogenaamde "vrije liefde"; dit is een bijzonder gevaarlijk verschijnsel, omdat er meestal gesuggereerd wordt dat dit een weg voor de mens is om zijn "ware" gevoelens te volgen, terwijl het in feite de liefde vernietigt. Hoeveel gezinnen zijn er niet te gronde gegaan als gevolg van de "vrije liefde"! Op ieder moment een "echte" emotionele impuls volgen, met een beroep op liefde die "bevrijd" is van alle voorwaarden, betekent niets anders dan het individu tot slaaf maken van die menselijke instinctieve neigingen, die Sint Thomas "passies van de ziel" noemt. "Vrije liefde" buit menselijke zwakheden uit en geeft deze een zeker "vernisje" van achtenswaardigheid met behulp van verleiding en de zegen van de publieke opinie. Op die manier wordt er gepoogd gewetens te sussen door het scheppen van een "moreel alibi". Maar niet alle gevolgen worden in beschouwing genomen, en de degenen die het gelag betalen zijn, naast de andere huwelijkspartner, de kinderen, die beroofd worden van een vader of een moeder en daarmee in feite veroordeeld wezen van levende ouders te zijn.
Zoals we weten, ligt er aan de basis van ethisch utilitarisme een voortdurende zucht naar "maximaal" geluk. Maar dit is een "utilitaristisch geluk", alleen gezien als genot, als onmiddellijke bevrediging van alleen de behoefte van het individu, los van of zelfs strijdig met de objectieve eisen van het waarachtig goede.
Het programma van het utilitarisme, gebaseerd op een individualistisch begrip van vrijheid - vrijheid zonder verantwoordelijkheden - is het tegengestelde van liefde. Als dit vrijheidsbegrip door de samenleving wordt omhelsd, en snel bondgenoten vindt in allerlei vormen van menselijke zwakheid, blijkt het spoedig een systematische en permanente bedreiging van het gezin te zijn. Wat dit betreft zou men tal van vreselijke gevolgen kunnen noemen, die statistisch onderbouwd kunnen worden, ondanks het feit dat vele ervan in de harten van mannen en vrouwen verborgen zijn, als pijnlijke, open wonden.
De liefde van echtgenoten en ouders heeft het vermogen dit soort wonden te helen, op voorwaarde dat de genoemde gevaren deze niet beroven van haar herstellende kracht, die zo weldadig en gezond is voor menselijke gemeenschappen. Dit vermogen hangt af van de goddelijke genade van vergiffenis en verzoening, die steeds de geestelijke energie verschaft om opnieuw te beginnen. Juist om die reden hebben gezinsleden het nodig Christus in de Kerk te ontmoeten door het geweldige sacrament van boete en verzoening.
In dit verband kunnen we beseffen hoe belangrijk gebed is met gezinnen en voor gezinnen, in het bijzonder voor degene die door verdeeldheid bedreigd worden. We moeten bidden dat gehuwde paren hun roeping zullen liefhebben, zelfs als de weg moeilijk wordt, of de paden smal worden, steil en schijnbaar onbegaanbaar; we moeten bidden dat ze, zelfs dan, trouw zullen blijven aan hun verbond met God.
"Het gezin is de weg van de Kerk". In deze brief willen we die weg zowel belijden als verkondigen, de weg die door huwelijks- en gezinsleven leidt naar het koninkrijk der hemelen. (Mt. 7, 14) [[b:Mt. 7, 14]] Het is belangrijk dat de "gemeenschap van personen" in het gezin een voorbereiding wordt op de "gemeenschap van de Heiligen". Daarom gelooft de Kerk in de liefde "die alles verdraagt" (1 Kor. 13, 7) [b:1 Kor. 13, 7] en verkondigt ze deze ook; met Sint Paulus ziet ze daarin "de grootste" van alle deugden (1 Kor. 13, 13) [b:1 Kor. 13, 13]. Paulus stelt geen paal en perk. Iedereen is geroepen tot liefde, ook echtgenoten en gezinnen. In de Kerk is iedereen zonder uitzondering geroepen tot volmaakte heiligheid. (Mt. 5, 48) [[b:Mt. 5, 48]]
Als we het dertiende hoofdstuk van de eerste brief van Sint Paulus aan de Christenen van Korinte bemediteren, zal de volle waarheid over de beschaving van de liefde ons snel duidelijk worden. Geen andere Bijbeltekst drukt deze waarheid zo eenvoudig en diepgaand uit als de hymne aan de liefde.
De gevaren die de liefde bedreigen zijn ook gevaren voor de beschaving van de liefde, omdat ze alles in de hand werken wat in staat is met succes tegenwerking te bieden. Hier denken we eerst aan de zelfzucht, niet alleen de zelfzucht van individuen, maar ook van echtparen of, nog breder, aan sociale zelfzucht, bijvoorbeeld van een klasse of een natie (nationalisme). Zelfzucht is in alle vormen direct en radicaal tegengesteld aan de beschaving van de liefde. Maar moet liefde dan gedefinieerd worden als niet meer dan het tegenovergestelde van de zelfzucht? Dit zou een zeer verarmde en tenslotte een puur negatieve definitie zijn, ofschoon het waar is dat de verschillende vormen van zelfzucht moeten worden overwonnen om de liefde en de beschaving van de liefde te verwezenlijken. Het zou juister zijn van "altruïsme" te spreken als het tegenovergestelde van zelfzucht. Maar het begrip "liefde", zoals beschreven door Sint Paulus, is veel rijker en vollediger. De hymne aan de liefde in de eerste brief aan de Christenen van Korinte blijft het handvest van de beschaving van de liefde. Bij dit begrip ligt de nadruk niet zozeer op individuele handelingen (zelfzuchtig of altruïstisch), als wel op de radicale aanvaarding van het feit dat de mens een persoon is, die "zichzelfvindt" in de oprechte zelfgave. Een gave, een geschenk, is uiteraard "voor anderen": dit is de belangrijkste dimensie van de beschaving van de liefde.
Zo komen we tot de ware kern van de evangelische waarheid omtrent vrijheid. De persoon verwezenlijkt zich door het beoefenen van vrijheid in waarheid. Vrijheid kan niet verstaan worden als verlof om absoluut alles te doen: het betekent zelfgave. Zelfs nog meer dan dat: het betekent een innerlijke discipline van geven. Het idee van "gave" sluit niet alleen het vrije initiatief van het subject in, maar ook het aspect van plicht. Dit alles wordt werkelijkheid in de "gemeenschap van personen". We bevinden ons nu weer in het hart van ieder gezin.
Als we deze denklijn voortzetten, stuiten we op de tegenstelling tussen individualisme en personalisme. Liefde, de beschaving van de liefde, hangt samen met personalisme. Waarom met personalisme? En waarom bedreigt individualisme de beschaving van de liefde? We vinden de sleutel tot het antwoord in de Conciliaire uitdrukking "oprechte gave". Individualisme veronderstelt een gebruik van de vrijheid waarbij het subject doet wat hij wil, waarin hij zelf degene is die "de waarheid vaststelt" van datgene wat hij prettig of nuttig vindt. Hij duldt niet dat iemand anders iets van hem "wil" of verlangt in de naam van een objectieve waarheid. Hij wil een ander niet iets "geven" op grond van de waarheid; hij wil geen "oprechte gave" worden. Zo blijft individualisme egocentrisch en zelfzuchtig. De werkelijke tegenstelling tussen individualisme en personalisme openbaart zich niet alleen op het niveau van de theorie, maar meer zelfs nog op dat van de "ethos". De "ethos" van het personalisme is altruïstisch: ze brengt de mens ertoe een gave voor anderen te worden en de vreugde te ontdekken van zich weg schenken. Dit is de vreugde waarover Jezus spreekt. (Joh. 15,11; Joh. 16, 20.22) [[b:Joh. 15,11; Joh. 16, 20.22]]
Menselijke samenlevingen en de gezinnen die daarin leven, dikwijls in de context van een strijd tussen de beschaving van de liefde en het tegenovergestelde daarvan, moeten hun solide fundering zoeken in een juiste visie op de mens en op alles wat de volledige "verwerkelijking" van zijn mensheid bepaalt. In strijd met de beschaving van de liefde is zeker het verschijnsel van de zogenaamde "vrije liefde"; dit is een bijzonder gevaarlijk verschijnsel, omdat er meestal gesuggereerd wordt dat dit een weg voor de mens is om zijn "ware" gevoelens te volgen, terwijl het in feite de liefde vernietigt. Hoeveel gezinnen zijn er niet te gronde gegaan als gevolg van de "vrije liefde"! Op ieder moment een "echte" emotionele impuls volgen, met een beroep op liefde die "bevrijd" is van alle voorwaarden, betekent niets anders dan het individu tot slaaf maken van die menselijke instinctieve neigingen, die Sint Thomas "passies van de ziel" noemt. "Vrije liefde" buit menselijke zwakheden uit en geeft deze een zeker "vernisje" van achtenswaardigheid met behulp van verleiding en de zegen van de publieke opinie. Op die manier wordt er gepoogd gewetens te sussen door het scheppen van een "moreel alibi". Maar niet alle gevolgen worden in beschouwing genomen, en de degenen die het gelag betalen zijn, naast de andere huwelijkspartner, de kinderen, die beroofd worden van een vader of een moeder en daarmee in feite veroordeeld wezen van levende ouders te zijn.
Zoals we weten, ligt er aan de basis van ethisch utilitarisme een voortdurende zucht naar "maximaal" geluk. Maar dit is een "utilitaristisch geluk", alleen gezien als genot, als onmiddellijke bevrediging van alleen de behoefte van het individu, los van of zelfs strijdig met de objectieve eisen van het waarachtig goede.
Het programma van het utilitarisme, gebaseerd op een individualistisch begrip van vrijheid - vrijheid zonder verantwoordelijkheden - is het tegengestelde van liefde. Als dit vrijheidsbegrip door de samenleving wordt omhelsd, en snel bondgenoten vindt in allerlei vormen van menselijke zwakheid, blijkt het spoedig een systematische en permanente bedreiging van het gezin te zijn. Wat dit betreft zou men tal van vreselijke gevolgen kunnen noemen, die statistisch onderbouwd kunnen worden, ondanks het feit dat vele ervan in de harten van mannen en vrouwen verborgen zijn, als pijnlijke, open wonden.
De liefde van echtgenoten en ouders heeft het vermogen dit soort wonden te helen, op voorwaarde dat de genoemde gevaren deze niet beroven van haar herstellende kracht, die zo weldadig en gezond is voor menselijke gemeenschappen. Dit vermogen hangt af van de goddelijke genade van vergiffenis en verzoening, die steeds de geestelijke energie verschaft om opnieuw te beginnen. Juist om die reden hebben gezinsleden het nodig Christus in de Kerk te ontmoeten door het geweldige sacrament van boete en verzoening.
In dit verband kunnen we beseffen hoe belangrijk gebed is met gezinnen en voor gezinnen, in het bijzonder voor degene die door verdeeldheid bedreigd worden. We moeten bidden dat gehuwde paren hun roeping zullen liefhebben, zelfs als de weg moeilijk wordt, of de paden smal worden, steil en schijnbaar onbegaanbaar; we moeten bidden dat ze, zelfs dan, trouw zullen blijven aan hun verbond met God.
"Het gezin is de weg van de Kerk". In deze brief willen we die weg zowel belijden als verkondigen, de weg die door huwelijks- en gezinsleven leidt naar het koninkrijk der hemelen. (Mt. 7, 14) [[b:Mt. 7, 14]] Het is belangrijk dat de "gemeenschap van personen" in het gezin een voorbereiding wordt op de "gemeenschap van de Heiligen". Daarom gelooft de Kerk in de liefde "die alles verdraagt" (1 Kor. 13, 7) [b:1 Kor. 13, 7] en verkondigt ze deze ook; met Sint Paulus ziet ze daarin "de grootste" van alle deugden (1 Kor. 13, 13) [b:1 Kor. 13, 13]. Paulus stelt geen paal en perk. Iedereen is geroepen tot liefde, ook echtgenoten en gezinnen. In de Kerk is iedereen zonder uitzondering geroepen tot volmaakte heiligheid. (Mt. 5, 48) [[b:Mt. 5, 48]]
Referenties naar alinea 14: 7
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Kinderen: Lentebode van het gezin en de samenleving ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Huwelijk en Recht ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het vierde gebod: "Eer uw vader en uw moeder"
15
Het vierde van de Tien Geboden heeft te maken met het gezin en de innerlijke eenheid daarvan - de solidariteit zouden we kunnen zeggen.
In de formulering van het gebod komt het gezin niet uitdrukkelijk voor. Toch is dit in feite waar het werkelijk om gaat. Om de gemeenschap tussen de generaties duidelijk te maken kon de goddelijke Wetgever geen toepasselijker woord vinden dan dit: "Eer ... " (Ex. 20, 12) [b:Ex. 20, 12]. Dit is een andere manier om uit te drukken wat het gezin is. Deze formulering hemelt het gezin niet "kunstmatig" op, maar beklemtoont de eigenheid ervan en de rechten die daaruit voortvloeien. Het gezin is een gemeenschap met bijzonder intense interpersoonlijke betrekkingen: tussen de echtgenoten, tussen ouders en kinderen, tussen generaties. Het is een gemeenschap die op een speciale wijze veilig gesteld moet worden. En God kan geen beter veiligstelling bedenken dan deze: "Eer".
Het vierde gebod is sterk verbonden met het gebod van de liefde. De band tussen "eer" en "liefde" is zeer nauw. Eer is in de wezenlijke kern verbonden met de deugd van rechtvaardigheid, maar rechtvaardigheid kan niet volledig verklaard worden zonder een beroep te doen op de liefde: de liefde tot God en de naaste. En wie is er meer onze naaste dan de leden van ons eigen gezin, onze ouders en kinderen?
Is het systeem van interpersoonlijke relaties zoals het vierde gebod dat aangeeft niet eenzijdig? Verplicht het ons alleen onze ouders te eren? Letterlijk genomen is dat zo. Maar indirect kunnen we ook spreken van de "eer" die ouders hun kinderen verschuldigd zijn. "Eren" betekent erkennen. We zouden het zo kunnen formuleren:
Het vierde gebod vervolgt: "dan zult gij lang leven op de grond die de Heer uw God u schenkt". Het voegwoord "dan" zou de indruk kunnen wekken dat het om een bijna "utilitaristische" berekening gaat: eer hen, opdat je lang zult leven. Dit vermindert echter in geen geval de fundamentele betekenis van het gebod "eer", dat van nature een houding van onzelfzuchtigheid oproept. Eren betekent nooit: "de voordelen berekenen". Anderzijds kan moeilijk ontkend worden dat een houding van wederzijds eren onder de leden van de gezinsgemeenschap ook zekere voordelen met zich mee brengt. "Eren" is zeker iets nuttigs, zoals ieder waarachtig goed "nuttig" is.
Op de eerste plaats bereikt het gezin het goed van "samen zijn". Dit is het goed van het huwelijk (vandaar de onontbindbaarheid) en van de gezinsgemeenschap bij uitstek, en zou ook gedefinieerd kunnen worden als iets goeds voor het subject als zodanig. Evenals de persoon, is ook het gezin een subject, aangezien het is opgebouwd uit personen die, onderling verbonden door een sterke band van gemeenschap, een enkelvoudig collectief subject vormen. Het gezin is zeker in hogere mate een subject dan welke andere sociale instelling ook, in hogere mate dan het volk of de staat, de samenleving en internationale organisaties. Deze gemeenschappen, in het bijzonder de volken, bezitten een eigen subjectiviteit in de mate waarin ze die ontvangen door personen en hun gezinnen. Zijn dit allemaal puur "theoretische" beschouwingen, geformuleerd met de bedoeling het gezin "op te hemelen" ten overstaan van de publieke opinie? Dat niet, maar ze vormen een andere manier om tot uitdrukking te brengen wat het gezin is. En dat kan ook worden afgeleid uit het vierde gebod.
Deze waarheid dient beklemtoond te worden en beter begrepen: hierdoor wordt het belang van het vierde gebod voor het moderne systeem van de mensenrechten naar voren gehaald. Instellingen en wettelijke systemen bezigen juridische taal. Maar God zegt: "Eer". Alle "mensenrechten" zijn, als het erop aan komt, wankel en ondoeltreffend, als ze in hun grondslag het gebod te "eren" missen, met andere woorden, als er geen erkenning is van het individu om de eenvoudige reden dat hij een individu is, "dit" individu. Rechten zonder meer zijn niet voldoende.
Het is niet overdreven nog eens te herhalen dat het leven van volkeren, van staten en van internationale organisaties via het gezin loopt en gebaseerd is op het vierde van de Tien Geboden. De eeuw waarin wij leven wordt, ondanks de vele juridische Verklaringen die zijn opgesteld, nog steeds in hoge mate bedreigd door "vervreemding". Dit is het gevolg van de vooronderstelling van de "Verlichting", dat een mens "meer" menselijk is als hij "alleen maar" menselijk is. Het is niet moeilijk te zien hoe onze tijd bedreigd wordt door vervreemding van alles wat op verschillende wijzen tot de volle rijkdom van de mens bijdraagt. En dit heeft invloed op het gezin. De bevestiging van de persoon is zonder meer in hoge mate een aangelegenheid van het gezin, en daarmee van het vierde gebod. In Gods plan is het gezin op vele manieren de eerste school waar men leert menselijk te zijn. Wees menselijk! Dit gebod wordt in het gezin doorgegeven - menselijk als zoon of dochter van uw land, als staatsburger, en, zouden we vandaag zeggen, als wereldburger. God, die de mensheid het vierde gebod gaf, is "welwillend" ten opzichte van de mens (philantropos zoals de Grieken zeiden). De Schepper van het heelal is de God van liefde en leven: Hij wil dat de mens leven bezit en wel in overvloed, zoals Christus verkondigt (Joh. 10, 10) [[b:Joh. 10, 10]], dat hij leven bezit, in de eerste plaats dankzij het gezin.
Het lijkt nu wel duidelijk geworden dat de "beschaving van de liefde" nauw verbonden is met het gezin. Voor veel mensen is de beschaving van de liefde echter nog steeds een zuivere utopie. Er zijn zelfs mensen die denken dat liefde niet van iemand gevraagd kan worden en evenmin aan iemand opgelegd: liefde moet een vrije keuze zijn die mensen al dan niet kunnen maken.
Daar zit iets waars in. En toch is daar altijd het feit dat Jezus Christus ons het gebod van de liefde heeft nagelaten, net zoals God ons op de berg Sinaï beval: "Eer uw vader en uw moeder". Dan is liefde dus geen utopie; ze is aan de mensheid gegeven als een taak, die met behulp van de goddelijke genade moet worden uitgevoerd. De liefde wordt aan man en vrouw toevertrouwd in het sacrament van het huwelijk, als grondprincipe van hun "plicht" en vormt zo de grondslag voor hun wederzijdse verantwoordelijkheid: eerst als echtgenoten, daarna als vader en moeder. In de viering van het sacrament schenken bruid en bruidegom zich aan elkaar en ontvangt de een de ander ook, terwijl ze verklaren bereid te zijn kinderen te aanvaarden en op te voeden. Daarvan hangt de menselijke beschaving af, die alleen maar gedefinieerd kan worden als een "beschaving van de liefde".
Het gezin is uiting en bron van deze liefde. De primaire stroom van de beschaving van de liefde loopt via het gezin en vindt daar haar "sociale grondslag".
In de christelijke traditie hebben de Kerkvaders het gezin een "huiskerk" genoemd, een "kleine kerk". Zo hebben ze naar de beschaving van de liefde verwezen als een mogelijke vorm van menselijk leven en samen-leven: "samen zijn" als gezin, er voor elkaar zijn, ruimte scheppen in een gemeenschap om iedere persoon als zodanig te erkennen, om "deze" individuele persoon te erkennen. Soms gaat het om mensen met een lichamelijke of psychische handicap, waar de zogenaamde "progressieve" samenleving bij voorkeur van gevrijwaard wil zijn. Zelfs een gezin kan tenslotte op zo'n samenleving gaan lijken. Dat is het geval als een gezin zich haastig ontdoet van mensen die bejaard, invalide of ziek zijn. En dat gebeurt als men het geloof verloren heeft in God voor wie "allen levend zijn" (Lc. 20, 38) [[b:Lc. 20, 38]] en door wie allen geroepen worden tot de volheid van leven.
Ja, de beschaving van de liefde is mogelijk; het is geen utopie. Maar ze is alleen mogelijk als we een voortdurend beroep doen op de "Vader naar wie alle vaderschap (en moederschap) op aarde is genoemd" (Ef. 3, 14-15) [[b:Ef. 3, 14-15]], van wie ieder menselijk gezin uitgaat.
In de formulering van het gebod komt het gezin niet uitdrukkelijk voor. Toch is dit in feite waar het werkelijk om gaat. Om de gemeenschap tussen de generaties duidelijk te maken kon de goddelijke Wetgever geen toepasselijker woord vinden dan dit: "Eer ... " (Ex. 20, 12) [b:Ex. 20, 12]. Dit is een andere manier om uit te drukken wat het gezin is. Deze formulering hemelt het gezin niet "kunstmatig" op, maar beklemtoont de eigenheid ervan en de rechten die daaruit voortvloeien. Het gezin is een gemeenschap met bijzonder intense interpersoonlijke betrekkingen: tussen de echtgenoten, tussen ouders en kinderen, tussen generaties. Het is een gemeenschap die op een speciale wijze veilig gesteld moet worden. En God kan geen beter veiligstelling bedenken dan deze: "Eer".
"Eer uw vader en uw moeder. Dan zult gij lang leven op de grond die de Heer uw God u schenkt" (Ex. 20, 12) [b:Ex. 20, 12].Dit gebod komt onmiddellijk na de drie fundamentele geboden, die betrekking hebben op de verhouding van individuen en het volk van Israël met God: "Shema, Israël ... ", "Luister Israël, de Heer is onze God, de Heer alleen" (Deut. 6, 4) [b:Deut. 6, 4]. "Gij zult geen andere goden hebben ten koste van Mij" (Ex. 20, 3) [b:Ex. 20, 3]. Dit is het eerste en voornaamste gebod, God liefhebben "boven alles": gij moet God liefhebben "met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten" (Deut. 6, 5) [b:Deut. 6, 5]. (Mt. 22, 37) [[b:Mt. 22, 37]] Het is betekenisvol dat het vierde gebod juist in deze context is geplaatst. "Eer uw vader en uw moeder", omdat zij voor u in zekere zin de Heer vertegenwoordigen; zij zijn het die u het leven gegeven hebben, die u in het menselijk bestaan hebben binnen gevoerd in een bepaald gezin, een bepaald volk, een bepaalde cultuur. Na God zijn ze uw eerste weldoeners. Ofschoon God alleen goed is, de Goedheid zelf, delen ouders op een unieke wijze in deze verheven goedheid. Daarom dus, eer uw ouders! Er is hier een zekere analogie met de verering die men God verschuldigd is.
Het vierde gebod is sterk verbonden met het gebod van de liefde. De band tussen "eer" en "liefde" is zeer nauw. Eer is in de wezenlijke kern verbonden met de deugd van rechtvaardigheid, maar rechtvaardigheid kan niet volledig verklaard worden zonder een beroep te doen op de liefde: de liefde tot God en de naaste. En wie is er meer onze naaste dan de leden van ons eigen gezin, onze ouders en kinderen?
Is het systeem van interpersoonlijke relaties zoals het vierde gebod dat aangeeft niet eenzijdig? Verplicht het ons alleen onze ouders te eren? Letterlijk genomen is dat zo. Maar indirect kunnen we ook spreken van de "eer" die ouders hun kinderen verschuldigd zijn. "Eren" betekent erkennen. We zouden het zo kunnen formuleren:
"laat je leiden door de overtuigde erkenning van de persoon, in de eerste plaats van je vader en moeder, en daarna van de andere leden van je gezin".Eren veronderstelt wezenlijk een houding van onzelfzuchtigheid. Men zou kunnen zeggen dat het "een oprechte gave van persoon aan persoon" is, en in die zin valt eer samen met liefde. Als het vierde gebod gebiedt dat we eer moeten bewijzen aan onze vader en moeder, dan wordt die eis ook gesteld met het oog op het welzijn van het gezin. Juist daarom echter stelt het eisen aan de ouders zelf. Dit goddelijk voorschrift lijkt te zeggen: "U, ouders, moet u zo gedragen dat u door uw levenswijze de eer (en de liefde) van uw kinderen verdient! Laat het goddelijk gebod dat u geëerd moet worden niet in een moreel vacuüm terecht komen! Uiteindelijk hebben we het dan over wederzijdse eer. Het gebod "eer uw vader en uw moeder" zegt indirect tot de ouders: Eer uw zonen en uw dochters. Ze verdienen het omdat ze leven, omdat ze zijn wie ze zijn, en dit geldt vanaf het eerste moment van hun conceptie. Door uitdrukking te geven aan de intieme banden die het gezin verenigen, benadrukt het vierde gebod de basis van de innerlijke eenheid.
Het vierde gebod vervolgt: "dan zult gij lang leven op de grond die de Heer uw God u schenkt". Het voegwoord "dan" zou de indruk kunnen wekken dat het om een bijna "utilitaristische" berekening gaat: eer hen, opdat je lang zult leven. Dit vermindert echter in geen geval de fundamentele betekenis van het gebod "eer", dat van nature een houding van onzelfzuchtigheid oproept. Eren betekent nooit: "de voordelen berekenen". Anderzijds kan moeilijk ontkend worden dat een houding van wederzijds eren onder de leden van de gezinsgemeenschap ook zekere voordelen met zich mee brengt. "Eren" is zeker iets nuttigs, zoals ieder waarachtig goed "nuttig" is.
Op de eerste plaats bereikt het gezin het goed van "samen zijn". Dit is het goed van het huwelijk (vandaar de onontbindbaarheid) en van de gezinsgemeenschap bij uitstek, en zou ook gedefinieerd kunnen worden als iets goeds voor het subject als zodanig. Evenals de persoon, is ook het gezin een subject, aangezien het is opgebouwd uit personen die, onderling verbonden door een sterke band van gemeenschap, een enkelvoudig collectief subject vormen. Het gezin is zeker in hogere mate een subject dan welke andere sociale instelling ook, in hogere mate dan het volk of de staat, de samenleving en internationale organisaties. Deze gemeenschappen, in het bijzonder de volken, bezitten een eigen subjectiviteit in de mate waarin ze die ontvangen door personen en hun gezinnen. Zijn dit allemaal puur "theoretische" beschouwingen, geformuleerd met de bedoeling het gezin "op te hemelen" ten overstaan van de publieke opinie? Dat niet, maar ze vormen een andere manier om tot uitdrukking te brengen wat het gezin is. En dat kan ook worden afgeleid uit het vierde gebod.
Deze waarheid dient beklemtoond te worden en beter begrepen: hierdoor wordt het belang van het vierde gebod voor het moderne systeem van de mensenrechten naar voren gehaald. Instellingen en wettelijke systemen bezigen juridische taal. Maar God zegt: "Eer". Alle "mensenrechten" zijn, als het erop aan komt, wankel en ondoeltreffend, als ze in hun grondslag het gebod te "eren" missen, met andere woorden, als er geen erkenning is van het individu om de eenvoudige reden dat hij een individu is, "dit" individu. Rechten zonder meer zijn niet voldoende.
Het is niet overdreven nog eens te herhalen dat het leven van volkeren, van staten en van internationale organisaties via het gezin loopt en gebaseerd is op het vierde van de Tien Geboden. De eeuw waarin wij leven wordt, ondanks de vele juridische Verklaringen die zijn opgesteld, nog steeds in hoge mate bedreigd door "vervreemding". Dit is het gevolg van de vooronderstelling van de "Verlichting", dat een mens "meer" menselijk is als hij "alleen maar" menselijk is. Het is niet moeilijk te zien hoe onze tijd bedreigd wordt door vervreemding van alles wat op verschillende wijzen tot de volle rijkdom van de mens bijdraagt. En dit heeft invloed op het gezin. De bevestiging van de persoon is zonder meer in hoge mate een aangelegenheid van het gezin, en daarmee van het vierde gebod. In Gods plan is het gezin op vele manieren de eerste school waar men leert menselijk te zijn. Wees menselijk! Dit gebod wordt in het gezin doorgegeven - menselijk als zoon of dochter van uw land, als staatsburger, en, zouden we vandaag zeggen, als wereldburger. God, die de mensheid het vierde gebod gaf, is "welwillend" ten opzichte van de mens (philantropos zoals de Grieken zeiden). De Schepper van het heelal is de God van liefde en leven: Hij wil dat de mens leven bezit en wel in overvloed, zoals Christus verkondigt (Joh. 10, 10) [[b:Joh. 10, 10]], dat hij leven bezit, in de eerste plaats dankzij het gezin.
Het lijkt nu wel duidelijk geworden dat de "beschaving van de liefde" nauw verbonden is met het gezin. Voor veel mensen is de beschaving van de liefde echter nog steeds een zuivere utopie. Er zijn zelfs mensen die denken dat liefde niet van iemand gevraagd kan worden en evenmin aan iemand opgelegd: liefde moet een vrije keuze zijn die mensen al dan niet kunnen maken.
Daar zit iets waars in. En toch is daar altijd het feit dat Jezus Christus ons het gebod van de liefde heeft nagelaten, net zoals God ons op de berg Sinaï beval: "Eer uw vader en uw moeder". Dan is liefde dus geen utopie; ze is aan de mensheid gegeven als een taak, die met behulp van de goddelijke genade moet worden uitgevoerd. De liefde wordt aan man en vrouw toevertrouwd in het sacrament van het huwelijk, als grondprincipe van hun "plicht" en vormt zo de grondslag voor hun wederzijdse verantwoordelijkheid: eerst als echtgenoten, daarna als vader en moeder. In de viering van het sacrament schenken bruid en bruidegom zich aan elkaar en ontvangt de een de ander ook, terwijl ze verklaren bereid te zijn kinderen te aanvaarden en op te voeden. Daarvan hangt de menselijke beschaving af, die alleen maar gedefinieerd kan worden als een "beschaving van de liefde".
Het gezin is uiting en bron van deze liefde. De primaire stroom van de beschaving van de liefde loopt via het gezin en vindt daar haar "sociale grondslag".
In de christelijke traditie hebben de Kerkvaders het gezin een "huiskerk" genoemd, een "kleine kerk". Zo hebben ze naar de beschaving van de liefde verwezen als een mogelijke vorm van menselijk leven en samen-leven: "samen zijn" als gezin, er voor elkaar zijn, ruimte scheppen in een gemeenschap om iedere persoon als zodanig te erkennen, om "deze" individuele persoon te erkennen. Soms gaat het om mensen met een lichamelijke of psychische handicap, waar de zogenaamde "progressieve" samenleving bij voorkeur van gevrijwaard wil zijn. Zelfs een gezin kan tenslotte op zo'n samenleving gaan lijken. Dat is het geval als een gezin zich haastig ontdoet van mensen die bejaard, invalide of ziek zijn. En dat gebeurt als men het geloof verloren heeft in God voor wie "allen levend zijn" (Lc. 20, 38) [[b:Lc. 20, 38]] en door wie allen geroepen worden tot de volheid van leven.
Ja, de beschaving van de liefde is mogelijk; het is geen utopie. Maar ze is alleen mogelijk als we een voortdurend beroep doen op de "Vader naar wie alle vaderschap (en moederschap) op aarde is genoemd" (Ef. 3, 14-15) [[b:Ef. 3, 14-15]], van wie ieder menselijk gezin uitgaat.
Referenties naar alinea 15: 1
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De opvoeding
16
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Wat houdt het opvoeden van kinderen in? Bij het beantwoorden van deze vraag moet men twee fundamentele waarheden voor ogen houden: ten eerste dat de mens geroepen is in waarheid en liefde te leven, en ten tweede dat iedereen vervulling vindt door de waarachtige zelfgave. Dit is waar zowel voor de opvoeder als voor degene die opgevoed wordt. Opvoeding is dus een uniek proces waarvoor de wederzijdse gemeenschap van personen van enorm belang is. De opvoeder is iemand die in geestelijke zin "verwekt". Vanuit dit gezichtspunt kan het opvoeden van kinderen gezien worden als een echt apostolaat. Het is een levend communicatiemiddel, dat niet alleen een diepgaande relatie schept tussen de opvoeder en degene die opgevoed wordt, maar hen ook beiden tot deelgenoten maakt in de waarheid en de liefde, dat uiteindelijke doel waartoe iedereen geroepen wordt door God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Vaderschap en moederschap vooronderstellen het samen-leven en de interactie van autonome subjecten. Dit is heel duidelijk in het geval van de moeder als ze een nieuw menselijk wezen ontvangt. De eerste maanden die het kindje in de moederschoot aanwezig is, doen een bijzondere band ontstaan die op zich al een opvoedkundige betekenis heeft. Zelfs vóór de geboorte geeft de moeder niet alleen vorm aan het lichaam van het kind, maar ook, op indirecte wijze, aan de hele persoonlijkheid van het kind. Ofschoon we spreken over een proces waarin de moeder allereerst invloed heeft op het kind, mogen we niet over het hoofd zien dat het ongeboren kind ook de moeder op unieke wijze beïnvloedt. Bij deze wederzijdse beïnvloeding, die aan de buitenwereld duidelijk zal worden na de geboorte van het kind, speelt de vader geen directe rol. Hij moet echter wel op verantwoordelijke wijze aandacht aan zijn vrouw schenken en haar steunen gedurende de gehele zwangerschap, en indien mogelijk, op het moment van de geboorte.
Voor de "beschaving van de liefde" is het essentieel dat de echtgenoot erkent dat het moederschap van zijn vrouw een geschenk is: dit is enorm belangrijk voor het hele opvoedingsproces. Er hangt veel af van zijn bereidheid om zijn aandeel op zich te nemen in dit eerste stadium van de gave van de menselijkheid, en om als echtgenoot en vader betrokken te zijn bij het moederschap van zijn vrouw.
Opvoeden is dus vóór alles een wederzijdse "offervaardigheid" van de zijde van beide ouders: samen delen ze hun eigen rijpe mens-zijn mee aan het pasgeboren kind, dat hun op zijn beurt de nieuwheid en de frisheid van het mens-zijn schenkt, die het heeft meegebracht in de wereld. Dit is zelfs het geval als kinderen geboren worden met geestelijke of lichamelijke handicaps. Dan kan de toestand van de kinderen de zeer bijzondere moed die nodig is om hen op te voeden juist vergroten.
Terecht vraagt de Kerk dan ook tijdens de huwelijksplechtigheid: "Bent u bereid kinderen als geschenk uit Gods hand te aanvaarden, ... en hen in de geest van Christus en zijn Kerk op te voeden"? Bij het opvoeden van kinderen wordt de echtelijke liefde uitgedrukt in de vorm van echte ouderliefde. Het "deelgenootschap van personen", tot uitdrukking gebracht in de echtelijke liefde bij de aanvang van het gezin, wordt tot volmaaktheid en vervulling gebracht in de opvoeding van kinderen. Ieder individu, geboren en opgevoed in een gezin, vormt een potentiële schat die op verantwoorde wijze moet worden aanvaard, zodat deze niet vermindert of verloren gaat, maar juist mag groeien tot een steeds rijper mens-zijn. Dit is ook een uitwisselingsproces, waarin de ouders-opvoeders op hun beurt in zekere mate worden opgevoed. Terwijl ze hun eigen kinderen onderwijzen in menselijkheid, leren ze ook menselijkheid van hen. Dit alles maakt de organische structuur van het gezin heel duidelijk, en ontsluiert de fundamentele betekenis van het vierde gebod.
Bij het grootbrengen van kinderen ontwikkelt zich het "wij" van de ouders, van man en vrouw, tot het "wij" van het gezin, dat geënt is op vroegere generaties, en openstaat voor geleidelijke uitbreiding. In dit opzicht spelen zowel grootouders als kleinkinderen ieder hun eigen individuele rol.
Als het waar is dat ouders, door leven te schenken, delen in Gods scheppend werk, dan is het ook waar dat zij, wanneer zij hun kinderen opvoeden,eveneens deelnemen aan Zijn vaderlijke en tegelijk moederlijke onderrichting. Volgens Sint Paulus is Gods Vaderschap het oermodel van alle vader- en moederschap in het universum (Ef. 3, 14-15) [[b:Ef. 3, 14-15]], en van het menselijk vader- en moederschap in het bijzonder. Wij zijn volledig geïnstrueerd in Gods eigen wijze van onderricht door het eeuwige Woord van de Vader, die, door zelf mens te worden, aan de mens de authentieke en integrale grootheid van zijn mens-zijn, dat wil zeggen zijn kind-van-God-zijn, heeft geopenbaard. Op deze wijze openbaarde Hij ook de ware betekenis van de menselijke opvoeding. Door Christus wordt alle opvoeding, zowel in het gezin als daarbuiten, deelname aan Gods eigen heilspedagogie, die gericht is op individuen en gezinnen en haar hoogtepunt bereikt in het Paasmysterie van de dood en verrijzenis van de Heer. Het "hart" van onze verlossing is het uitgangspunt van ieder proces van christelijke opvoeding, die tegelijkertijd altijd een opvoeding tot volledige menselijkheid is.
Ouders zijn de eerste en voornaamste opvoeders van hun eigen kinderen, en ze hebben een fundamentele bevoegdheid op dit terrein: ze zijn opvoeders omdat ze ouders zijn. Ze delen hun opvoedkundige zending met andere individuen of instellingen, zoals de Kerk en de Staat. Maar de zending tot opvoeden moet altijd worden uitgevoerd onder correcte toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Dit houdt de wettigheid en zelfs de noodzaak in van het verlenen van assistentie aan ouders, maar vindt een wezenlijke en absolute grens in hun primaire rechten en feitelijke capaciteiten. Het subsidiariteitsbeginsel staat dus in dienst van de ouderliefde, en komt tegemoet aan het welzijn van de gezinseenheid. Want ouders zijn op zichzelf niet in staat te voldoen aan alle eisen die het gehele proces van de opvoeding stelt; dit geldt in het bijzonder voor de scholing van de kinderen en voor het hele gamma van socialisatie. Zo vult subsidiariteit de liefde van vader en moeder aan en bevestigt de fundamentele aard ervan, omdat alle andere deelnemers aan het proces van de opvoeding hun taken in deze alleen maar kunnen uitvoeren in naam van de ouders, met hun toestemming en tot op zekere hoogte, met hun machtiging.
Het proces van de opvoeding mondt tenslotte uit in de fase van zelf-opvoeding; die komt als het individu, na een passend niveau van geestelijke en lichamelijke rijpheid te hebben bereikt, begint "zichzelf op te voeden". Te zijner tijd gaat de zelf-opvoeding, blijvend geworteld in het opvoedingsproces, verder voortbouwen op de resultaten die daar bereikt zijn. Opgroeiende jongeren worden bloot gesteld aan nieuwe mensen en nieuwe omgevingen, vooral leraren en klasgenoten, die invloed op hun leven uitoefenen, een invloed die zowel gunstig als ongunstig kan zijn. In dit stadium distantieert een jongere zich enigszins van de opvoeding die hij in het gezin ontvangen heeft, en neemt daarbij soms een kritische houding aan ten opzichte van zijn ouders. Toch wordt het proces van zelfopvoeding altijd gekenmerkt door de opvoedkundige invloed van het gezin en de school op kinderen en jongeren. Zelfs als ze volwassen worden en hun eigen weg gaan, blijven jonge mensen nauw verbonden met hun existentiële wortels.
Tegen deze achtergrond krijgen we op een nieuwe manier zicht op de betekenis van het vierde gebod: "Eer uw vader en uw moeder" (Ex. 20, 12) [b:Ex. 20, 12]. Dit is nauw verbonden met het hele proces van opvoeding. Ouderschap, het eerste en fundamentele gegeven in het geschenk van het mens-zijn, opent voor zowel ouders als kinderen nieuwe en diepgaande perspectieven. Baren naar het vlees betekent het in gang zetten van een tweede "geboorte", die geleidelijk en ingewikkeld is, en die het hele opvoedingsproces voortduurt. Het vierde gebod roept kinderen op hun vader en moeder te eren. Maar zoals we boven al gezien hebben, legt datzelfde gebod ouders een soort corresponderende of "symmetrische" plicht op. Ouders zijn ook geroepen hun kinderen te "eren", of ze nu jong zijn of oud. Deze houding van de ouders is gedurende de hele opvoeding noodzakelijk, zeker ook als de kinderen onderwijs volgen. Het "beginsel van eer bewijzen", de erkenning en het respect die de mens toekomen, juist omdat hij mens is, is de grondvoorwaarde voor ieder authentiek opvoedkundig proces.
In de sfeer van de opvoeding heeft de Kerk een specifieke rol te vervullen. In het licht van de traditie en de leer van het Concilie kan men zeggen dat aan de Kerk niet alleen de godsdienstige en morele vorming van de persoon wordt toevertrouwd, maar dat het hele proces van iemands opvoeding "samen met" de Kerk wordt bevorderd. Het gezin is geroepen de opvoedkundige taak uit te voeren in de Kerk, en zo in haar leven en zending te delen. De Kerk wil haar opvoedkundige zending bovenal gestalte geven door gezinnen, die in staat gesteld worden deze taak op zich te nemen dankzij het sacrament van het huwelijk, door de "genade van staat" die daaruit volgt en het specifieke "charisma" dat eigen is aan de gehele gezinsgemeenschap. Een terrein waar het gezin zeker een onvervangbare rol heeft, is dat van de godsdienstige opvoeding, wat het gezin in staat stelt te groeien als "huiskerk". Ook wanneer ouders hun verantwoordelijkheid in deze toevertrouwen aan kerkelijke instellingen of aan scholen met religieuze leerkrachten, dan moet hun opvoedende aanwezigheid toch nog steeds standvastig en actief blijven. Godsdienstige opvoeding en kindercatechese maken het gezin tot een waar subject van evangelisatie en apostolaat binnen de Kerk. We spreken hier over een recht dat intrinsiek verbonden is met het beginsel van godsdienstvrijheid. Gezinnen, en in het bijzonder ouders, moeten (van de burgerlijke overheid) de vrijheid hebben voor hun kinderen een bepaald soort godsdienstige en zedelijke opvoeding te kiezen, die overeenkomt met hun eigen overtuiging. In de context van de opvoeding moet de nodige aandacht worden besteed aan het wezenlijke vraagstuk van de levenskeuze, en hier in het bijzonder de voorbereiding op het huwelijk. De Kerk heeft zich veel moeite getroost om de huwelijksvoorbereiding te bevorderen, bijvoorbeeld door het aanbieden van cursussen voor verloofde paren. Dit alles is de moeite waard, en ook noodzakelijk. Maar men mag niet vergeten dat de voorbereiding op het toekomstige leven als echtpaar bovenal de taak van het gezin is. Zeker, alleen geestelijk rijpe gezinnen kunnen die verantwoordelijkheid naar behoren op zich nemen. Vandaar dat we moeten wijzen op de noodzaak voor een speciale solidariteit onder de gezinnen. Deze kan op verschillende manieren in praktijk worden gebracht, bijvoorbeeld door verenigingen van gezinnen voor gezinnen. De instelling van het gezin wordt versterkt door zulke uitingen van solidariteit, die niet alleen individuen maar ook gemeenschappen samen brengen, waarbij men op zich neemt samen te bidden en samen te zoeken naar het antwoord op de wezenlijke levensvragen. Is dat geen buitengewoon kostbare uiting van wederzijds gezinsapostolaat? Het is belangrijk dat gezinnen proberen onderlinge banden te doen ontstaan. Dat geeft hun de gelegenheid elkaar te helpen bij het opvoeden: ouders voeden andere ouders op, en kinderen andere kinderen. Zo wordt een bijzondere traditie van opvoeding in het leven geroepen, die haar kracht ontleent aan de aard van de "huiskerk", eigen aan het gezin.
Het evangelie van de liefde is de onuitputtelijke bron van al wat het menselijk gezin als "deelgenootschap van personen" voedt. Als rijpe vrucht van de wederzijdse zelfgave van de ouders, vindt het hele opvoedingsproces zijn steun en definitieve betekenis in de liefde. Door de inspanningen, verdrietigheden en teleurstellingen die met de opvoeding van iedere persoon gepaard gaan, wordt de liefde steeds op de proef gesteld. Om die beproeving te doorstaan is een bron van geestelijk kracht noodzakelijk, en die vindt men alleen in Hem die liefheeft "tot het uiterste toe" (Joh. 3, 1) [b:Joh. 3, 1]. Opvoeding maakt dus volledig deel uit van de "beschaving van de liefde". Opvoeding is afhankelijk van de beschaving van de liefde en draagt in hoge mate bij tot de uitbouw ervan.
De Kerk bidt tijdens het Jaar van het Gezin met volharding en vertrouwen voor de opvoeding van de mens, opdat gezinnen moedig, vertrouwvol en hoopvol volharden in hun opvoedkundige taak, ondanks het feit dat de moeilijkheden soms onoverkomelijk lijken. De Kerk bidt dat de krachten van de "beschaving van de liefde", die hun bron hebben in de liefde van God, zullen zegevieren. Dit zijn de krachten die de Kerk onophoudelijk aanwendt voor het welzijn van de hele menselijke familie.
Vaderschap en moederschap vooronderstellen het samen-leven en de interactie van autonome subjecten. Dit is heel duidelijk in het geval van de moeder als ze een nieuw menselijk wezen ontvangt. De eerste maanden die het kindje in de moederschoot aanwezig is, doen een bijzondere band ontstaan die op zich al een opvoedkundige betekenis heeft. Zelfs vóór de geboorte geeft de moeder niet alleen vorm aan het lichaam van het kind, maar ook, op indirecte wijze, aan de hele persoonlijkheid van het kind. Ofschoon we spreken over een proces waarin de moeder allereerst invloed heeft op het kind, mogen we niet over het hoofd zien dat het ongeboren kind ook de moeder op unieke wijze beïnvloedt. Bij deze wederzijdse beïnvloeding, die aan de buitenwereld duidelijk zal worden na de geboorte van het kind, speelt de vader geen directe rol. Hij moet echter wel op verantwoordelijke wijze aandacht aan zijn vrouw schenken en haar steunen gedurende de gehele zwangerschap, en indien mogelijk, op het moment van de geboorte.
Voor de "beschaving van de liefde" is het essentieel dat de echtgenoot erkent dat het moederschap van zijn vrouw een geschenk is: dit is enorm belangrijk voor het hele opvoedingsproces. Er hangt veel af van zijn bereidheid om zijn aandeel op zich te nemen in dit eerste stadium van de gave van de menselijkheid, en om als echtgenoot en vader betrokken te zijn bij het moederschap van zijn vrouw.
Opvoeden is dus vóór alles een wederzijdse "offervaardigheid" van de zijde van beide ouders: samen delen ze hun eigen rijpe mens-zijn mee aan het pasgeboren kind, dat hun op zijn beurt de nieuwheid en de frisheid van het mens-zijn schenkt, die het heeft meegebracht in de wereld. Dit is zelfs het geval als kinderen geboren worden met geestelijke of lichamelijke handicaps. Dan kan de toestand van de kinderen de zeer bijzondere moed die nodig is om hen op te voeden juist vergroten.
Terecht vraagt de Kerk dan ook tijdens de huwelijksplechtigheid: "Bent u bereid kinderen als geschenk uit Gods hand te aanvaarden, ... en hen in de geest van Christus en zijn Kerk op te voeden"? Bij het opvoeden van kinderen wordt de echtelijke liefde uitgedrukt in de vorm van echte ouderliefde. Het "deelgenootschap van personen", tot uitdrukking gebracht in de echtelijke liefde bij de aanvang van het gezin, wordt tot volmaaktheid en vervulling gebracht in de opvoeding van kinderen. Ieder individu, geboren en opgevoed in een gezin, vormt een potentiële schat die op verantwoorde wijze moet worden aanvaard, zodat deze niet vermindert of verloren gaat, maar juist mag groeien tot een steeds rijper mens-zijn. Dit is ook een uitwisselingsproces, waarin de ouders-opvoeders op hun beurt in zekere mate worden opgevoed. Terwijl ze hun eigen kinderen onderwijzen in menselijkheid, leren ze ook menselijkheid van hen. Dit alles maakt de organische structuur van het gezin heel duidelijk, en ontsluiert de fundamentele betekenis van het vierde gebod.
Bij het grootbrengen van kinderen ontwikkelt zich het "wij" van de ouders, van man en vrouw, tot het "wij" van het gezin, dat geënt is op vroegere generaties, en openstaat voor geleidelijke uitbreiding. In dit opzicht spelen zowel grootouders als kleinkinderen ieder hun eigen individuele rol.
Als het waar is dat ouders, door leven te schenken, delen in Gods scheppend werk, dan is het ook waar dat zij, wanneer zij hun kinderen opvoeden,eveneens deelnemen aan Zijn vaderlijke en tegelijk moederlijke onderrichting. Volgens Sint Paulus is Gods Vaderschap het oermodel van alle vader- en moederschap in het universum (Ef. 3, 14-15) [[b:Ef. 3, 14-15]], en van het menselijk vader- en moederschap in het bijzonder. Wij zijn volledig geïnstrueerd in Gods eigen wijze van onderricht door het eeuwige Woord van de Vader, die, door zelf mens te worden, aan de mens de authentieke en integrale grootheid van zijn mens-zijn, dat wil zeggen zijn kind-van-God-zijn, heeft geopenbaard. Op deze wijze openbaarde Hij ook de ware betekenis van de menselijke opvoeding. Door Christus wordt alle opvoeding, zowel in het gezin als daarbuiten, deelname aan Gods eigen heilspedagogie, die gericht is op individuen en gezinnen en haar hoogtepunt bereikt in het Paasmysterie van de dood en verrijzenis van de Heer. Het "hart" van onze verlossing is het uitgangspunt van ieder proces van christelijke opvoeding, die tegelijkertijd altijd een opvoeding tot volledige menselijkheid is.
Ouders zijn de eerste en voornaamste opvoeders van hun eigen kinderen, en ze hebben een fundamentele bevoegdheid op dit terrein: ze zijn opvoeders omdat ze ouders zijn. Ze delen hun opvoedkundige zending met andere individuen of instellingen, zoals de Kerk en de Staat. Maar de zending tot opvoeden moet altijd worden uitgevoerd onder correcte toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Dit houdt de wettigheid en zelfs de noodzaak in van het verlenen van assistentie aan ouders, maar vindt een wezenlijke en absolute grens in hun primaire rechten en feitelijke capaciteiten. Het subsidiariteitsbeginsel staat dus in dienst van de ouderliefde, en komt tegemoet aan het welzijn van de gezinseenheid. Want ouders zijn op zichzelf niet in staat te voldoen aan alle eisen die het gehele proces van de opvoeding stelt; dit geldt in het bijzonder voor de scholing van de kinderen en voor het hele gamma van socialisatie. Zo vult subsidiariteit de liefde van vader en moeder aan en bevestigt de fundamentele aard ervan, omdat alle andere deelnemers aan het proces van de opvoeding hun taken in deze alleen maar kunnen uitvoeren in naam van de ouders, met hun toestemming en tot op zekere hoogte, met hun machtiging.
Het proces van de opvoeding mondt tenslotte uit in de fase van zelf-opvoeding; die komt als het individu, na een passend niveau van geestelijke en lichamelijke rijpheid te hebben bereikt, begint "zichzelf op te voeden". Te zijner tijd gaat de zelf-opvoeding, blijvend geworteld in het opvoedingsproces, verder voortbouwen op de resultaten die daar bereikt zijn. Opgroeiende jongeren worden bloot gesteld aan nieuwe mensen en nieuwe omgevingen, vooral leraren en klasgenoten, die invloed op hun leven uitoefenen, een invloed die zowel gunstig als ongunstig kan zijn. In dit stadium distantieert een jongere zich enigszins van de opvoeding die hij in het gezin ontvangen heeft, en neemt daarbij soms een kritische houding aan ten opzichte van zijn ouders. Toch wordt het proces van zelfopvoeding altijd gekenmerkt door de opvoedkundige invloed van het gezin en de school op kinderen en jongeren. Zelfs als ze volwassen worden en hun eigen weg gaan, blijven jonge mensen nauw verbonden met hun existentiële wortels.
Tegen deze achtergrond krijgen we op een nieuwe manier zicht op de betekenis van het vierde gebod: "Eer uw vader en uw moeder" (Ex. 20, 12) [b:Ex. 20, 12]. Dit is nauw verbonden met het hele proces van opvoeding. Ouderschap, het eerste en fundamentele gegeven in het geschenk van het mens-zijn, opent voor zowel ouders als kinderen nieuwe en diepgaande perspectieven. Baren naar het vlees betekent het in gang zetten van een tweede "geboorte", die geleidelijk en ingewikkeld is, en die het hele opvoedingsproces voortduurt. Het vierde gebod roept kinderen op hun vader en moeder te eren. Maar zoals we boven al gezien hebben, legt datzelfde gebod ouders een soort corresponderende of "symmetrische" plicht op. Ouders zijn ook geroepen hun kinderen te "eren", of ze nu jong zijn of oud. Deze houding van de ouders is gedurende de hele opvoeding noodzakelijk, zeker ook als de kinderen onderwijs volgen. Het "beginsel van eer bewijzen", de erkenning en het respect die de mens toekomen, juist omdat hij mens is, is de grondvoorwaarde voor ieder authentiek opvoedkundig proces.
In de sfeer van de opvoeding heeft de Kerk een specifieke rol te vervullen. In het licht van de traditie en de leer van het Concilie kan men zeggen dat aan de Kerk niet alleen de godsdienstige en morele vorming van de persoon wordt toevertrouwd, maar dat het hele proces van iemands opvoeding "samen met" de Kerk wordt bevorderd. Het gezin is geroepen de opvoedkundige taak uit te voeren in de Kerk, en zo in haar leven en zending te delen. De Kerk wil haar opvoedkundige zending bovenal gestalte geven door gezinnen, die in staat gesteld worden deze taak op zich te nemen dankzij het sacrament van het huwelijk, door de "genade van staat" die daaruit volgt en het specifieke "charisma" dat eigen is aan de gehele gezinsgemeenschap. Een terrein waar het gezin zeker een onvervangbare rol heeft, is dat van de godsdienstige opvoeding, wat het gezin in staat stelt te groeien als "huiskerk". Ook wanneer ouders hun verantwoordelijkheid in deze toevertrouwen aan kerkelijke instellingen of aan scholen met religieuze leerkrachten, dan moet hun opvoedende aanwezigheid toch nog steeds standvastig en actief blijven. Godsdienstige opvoeding en kindercatechese maken het gezin tot een waar subject van evangelisatie en apostolaat binnen de Kerk. We spreken hier over een recht dat intrinsiek verbonden is met het beginsel van godsdienstvrijheid. Gezinnen, en in het bijzonder ouders, moeten (van de burgerlijke overheid) de vrijheid hebben voor hun kinderen een bepaald soort godsdienstige en zedelijke opvoeding te kiezen, die overeenkomt met hun eigen overtuiging. In de context van de opvoeding moet de nodige aandacht worden besteed aan het wezenlijke vraagstuk van de levenskeuze, en hier in het bijzonder de voorbereiding op het huwelijk. De Kerk heeft zich veel moeite getroost om de huwelijksvoorbereiding te bevorderen, bijvoorbeeld door het aanbieden van cursussen voor verloofde paren. Dit alles is de moeite waard, en ook noodzakelijk. Maar men mag niet vergeten dat de voorbereiding op het toekomstige leven als echtpaar bovenal de taak van het gezin is. Zeker, alleen geestelijk rijpe gezinnen kunnen die verantwoordelijkheid naar behoren op zich nemen. Vandaar dat we moeten wijzen op de noodzaak voor een speciale solidariteit onder de gezinnen. Deze kan op verschillende manieren in praktijk worden gebracht, bijvoorbeeld door verenigingen van gezinnen voor gezinnen. De instelling van het gezin wordt versterkt door zulke uitingen van solidariteit, die niet alleen individuen maar ook gemeenschappen samen brengen, waarbij men op zich neemt samen te bidden en samen te zoeken naar het antwoord op de wezenlijke levensvragen. Is dat geen buitengewoon kostbare uiting van wederzijds gezinsapostolaat? Het is belangrijk dat gezinnen proberen onderlinge banden te doen ontstaan. Dat geeft hun de gelegenheid elkaar te helpen bij het opvoeden: ouders voeden andere ouders op, en kinderen andere kinderen. Zo wordt een bijzondere traditie van opvoeding in het leven geroepen, die haar kracht ontleent aan de aard van de "huiskerk", eigen aan het gezin.
Het evangelie van de liefde is de onuitputtelijke bron van al wat het menselijk gezin als "deelgenootschap van personen" voedt. Als rijpe vrucht van de wederzijdse zelfgave van de ouders, vindt het hele opvoedingsproces zijn steun en definitieve betekenis in de liefde. Door de inspanningen, verdrietigheden en teleurstellingen die met de opvoeding van iedere persoon gepaard gaan, wordt de liefde steeds op de proef gesteld. Om die beproeving te doorstaan is een bron van geestelijk kracht noodzakelijk, en die vindt men alleen in Hem die liefheeft "tot het uiterste toe" (Joh. 3, 1) [b:Joh. 3, 1]. Opvoeding maakt dus volledig deel uit van de "beschaving van de liefde". Opvoeding is afhankelijk van de beschaving van de liefde en draagt in hoge mate bij tot de uitbouw ervan.
De Kerk bidt tijdens het Jaar van het Gezin met volharding en vertrouwen voor de opvoeding van de mens, opdat gezinnen moedig, vertrouwvol en hoopvol volharden in hun opvoedkundige taak, ondanks het feit dat de moeilijkheden soms onoverkomelijk lijken. De Kerk bidt dat de krachten van de "beschaving van de liefde", die hun bron hebben in de liefde van God, zullen zegevieren. Dit zijn de krachten die de Kerk onophoudelijk aanwendt voor het welzijn van de hele menselijke familie.
Referenties naar alinea 16: 9
Kinderen: Lentebode van het gezin en de samenleving ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Gezin en maatschappij
17
Brief aan de bisschoppen van de katholieke Kerk over de samenwerking van man en vrouw in de Kerk en in de wereld ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Het gezin is een gemeenschap van personen en de kleinste sociale eenheid. Als zodanig is het een fundamentele instelling voor het leven van iedere samenleving.
Wat verwacht het gezin als instelling van de samenleving? Op de eerste plaats erkenning van zijn identiteit en aanvaarding van zijn status als subject in die samenleving. Deze "sociale subjectiviteit" hangt samen met de eigen identiteit van huwelijk en gezin.
Het huwelijk, dat het gezin als instelling schraagt, komt tot stand door het verbond "waardoor man en vrouw met elkaar een algehele levensgemeenschap vormen, die uit haar natuurlijke aard gericht is op het welzijn van de echtgenoten en op het voortbrengen en opvoeden van kinderen." Alleen zo'n verbintenis kan als "huwelijk" in de samenleving worden erkend en goedgekeurd. Andere interpersoonlijke relaties, die niet voldoen aan bovengenoemde voorwaarden, kunnen niet erkend worden, in weerwil van zekere groeiende tendensen, die een ernstige bedreiging vormen voor de toekomst van het gezin en van de samenleving zelf.
Geen enkele menselijke samenleving kan zich veroorloven overdreven tolerant te zijn waar het fundamentele kwesties met betrekking tot huwelijk en gezin betreft! Overdreven morele tolerantie moet de authentieke vereisten van vrede en gemeenschap onder de mensen wel schaden. Het is dus zeer begrijpelijk dat de Kerk de identiteit van het gezin krachtig verdedigt, en verantwoordelijke individuen en instellingen, niet op de laatste plaats politieke leiders en internationale organisaties, aanmoedigt niet te zwichten voor de bekoring van een oppervlakkige en valse moderniteit.
Als een gemeenschap van liefde en leven is het gezin een stevig gevestigde sociale realiteit. Het is ook op geheel eigen wijze een soevereine samenleving, ofschoon in bepaalde opzichten wel afhankelijk. Deze bevestiging van de soevereiniteit van het gezin als instelling en de erkenning van de verschillende manieren waarop het afhankelijk is, brengt ons vanzelf op het onderwerp van de rechten van het gezin. Hierover gaf de Heilige Stoel in 1983 het Handvest van de Rechten van het gezin [281] uit, een document dat vandaag de dag nog niets aan actualiteit heeft ingeboet.
De rechten van het gezin zijn nauw verbonden met de rechten van de persoon; als het gezin in feite een gemeenschap van personen is, zal de zelfverwerkelijking ervan in hoge mate afhangen van de juiste toepassing van de rechten van de leden. Sommige van die rechten hebben rechtstreeks betrekking op het gezin, zoals het recht van de ouders op verantwoorde voortplanting en op de opvoeding van de kinderen. Andere rechten van de mens hebben slechts zijdelings betrekking op de gezinseenheid; hiervan zijn vooral het recht op eigendom, speciaal op wat men gezinseigendom noemt, en het recht op werk belangrijk.
Maar de rechten van het gezin bestaan niet enkel uit de totale som van de rechten van iedere persoon, daar het gezin veel meer is dan de som van de individuele leden. Het is een gemeenschap van ouders en kinderen, en soms een gemeenschap van meerdere generaties. Zijn "status van subject", die gegrondvest is in Gods plan, vormt de reden voor bepaalde eigen en specifieke rechten en vereist die ook. Het Handvest van de Rechten van het gezin [281], op basis van de bovengenoemde morele beginselen, bevestigt het bestaan van het gezin als instelling in de sociale en juridische orde van de "grotere" samenleving - van het volk, van de staat en van internationale gemeenschappen. Elk van deze "grotere" samenlevingen wordt op zijn minst indirect bepaald door het bestaan van het gezin. Bijgevolg is het bepalen van de rechten en plichten van de "grotere" samenleving met betrekking tot het gezin een zeer belangrijke en zelfs essentiële kwestie.
Op de eerste plaats bestaat er een welhaast organische band tussen het gezin en het volk. Natuurlijk kunnen we niet altijd spreken van een natie of volk in de eigenlijke betekenis. Er bestaan nog etnische groepen die, zonder dat ze als echte naties beschouwd kunnen worden, wel tot op zekere hoogte de functie van een "grotere" samenleving vervullen. In beide gevallen is de band van het gezin met de etnische groep of de natie vooral gebaseerd op deelname aan de cultuur. In een bepaalde zin brengen ouders ook kinderen voort voor het volk, zodat zij daar lid van kunnen zijn en delen in de historische en culturele erfenis. Vanaf het prille begin wordt de identiteit van het gezin tot op zekere hoogte bepaald door de identiteit van het volk waartoe het behoort.
Door te delen in de culturele erfenis van een volk, draagt het gezin bij tot die specifieke soevereiniteit, die haar oorsprong heeft in een aparte cultuur en taal. Ik heb over dit onderwerp gesproken bij de UNESCO Conferentie te Parijs in 1980 [1933], en ben er, gegeven het onbetwistbare belang ervan, dikwijls op terug gekomen. Ieder gezin verwezenlijkt zijn geestelijke soevereiniteit door middel van cultuur en taal, evenals dat bij de volkeren het geval is. Als dat niet zo was, zou het heel moeilijk zijn veel van de gebeurtenissen in de geschiedenis van de volkeren, en speciaal in Europa, te verklaren. Uit deze gebeurtenissen, van vroeger en nu, inspirerend of pijnlijk, eervol of vernederend, blijkt duidelijk hoezeer het gezin organisch samenhangt met het volk, en het volk met het gezin.
De band van de staat met het gezin is enigszins vergelijkbaar en tegelijkertijd niet vergelijkbaar met de band tussen volk en gezin. De staat verschilt in feite van het volk en heeft een minder "gezinsachtige" structuur, omdat hij georganiseerd is volgens een politiek systeem en op meer "bureaucratische" wijze. Niettemin heeft het staatsapparaat ook, in zekere zin, een eigen ziel, in die zin dat het beantwoordt aan zijn eigenheid als "politieke gemeenschap", wettelijk gericht op het algemeen welzijn. Er is een nauwe band tussen deze "ziel" en het gezin, dat met de staat verbonden is juist op grond van het subsidiariteitsbeginsel. Het gezin is een sociale werkelijkheid, die niet de onmiddellijke beschikking heeft over alle middelen die nodig zijn om de eigen doeleinden te bereiken, ook niet waar het de scholing en opvoeding van de kinderen betreft. Zo wordt de staat opgeroepen zijn rol te spelen in overeenstemming met het boven genoemde beginsel. Waar het gezin zichzelf voldoende kan redden, moet het aan zichzelf worden overgelaten; een overdreven opdringerigheid van de kant van de staat zou nadelig blijken, om nog maar te zwijgen over het gebrek aan verschuldigde eerbied, en zou een openlijke schending betekenen van de rechten van het gezin. Alleen onder die omstandigheden waar het gezin zichzelf niet echt kan redden, heeft de staat het echt en te plicht tussenbeide te komen.
Afgezien van opvoeding en scholing op alle niveaus, kan hulp van de staat - waarbij particulier initiatief overigens zeker niet uitgesloten mag worden - tot uiting komen in instellingen voor het veilig stellen van het leven en de gezondheid van de burgers, en in het bijzonder voor sociale voorzieningen voor werknemers. Werkloosheid is tegenwoordig een van de ernstigste bedreigingen van het gezinsleven en terecht een zaak van voortdurende zorg voor elke samenleving. Dit probleem vormt een uitdaging voor het politieke leven van iedere staat en een terrein van zorgvuldige studie in de sociale leer van de Kerk. Het is daarom heel hard nodig dat men op de proppen komt met moedige oplossingen, waarbij verder gekeken wordt dan de grenzen van het eigen land, en rekening wordt gehouden met de vele gezinnen waarvoor werkloosheid betekent dat mensen onder omstandigheden van tragische armoede leven.
Als we spreken over betaald werk met betrekking tot het gezin, is het passend te benadrukken hoe belangrijk en zwaar het werk is dat vrouwen binnen de gezinseenheid verrichten: dit werk moet erkend en in hoge mate gewaardeerd worden.
De "inspanning" van een vrouw die een kind ter wereld heeft gebracht, het voedt en verzorgt en zich wijdt aan de opvoeding ervan, zeker tijdens de eerste jaren, is zo groot dat deze de vergelijking met ieder professioneel werk kan doorstaan. Dit zou duidelijk gezegd en verdedigd moeten worden, net als in het geval van al het andere arbeidsrecht. Gegeven het zware werk dat het moederschap met zich mee brengt, zou het erkend moeten worden als recht gevend op financiële vergoeding, tenminste gelijk aan die voor andere soorten werk die worden ondernomen om het gezin te ondersteunen in deze kwetsbare fase van het bestaan.
Alles zou in het werk moeten worden gesteld om het gezin erkend te krijgen als de allereerste en in zekere zin "soevereine" samenleving! Die soevereiniteit van het gezin is essentieel voor het welzijn van de maatschappij. Een waarlijk soeverein en geestelijk sterk volk is altijd opgebouwd uit sterke gezinnen, die hun roeping en zending in de geschiedenis beseffen. Het gezin vormt de kern van de samenleving met al haar problemen en taken. Als het gezin wordt teruggedrongen naar een ondergeschikte of tweederangs rol en uitgesloten van een rechtmatige positie in de samenleving, zal ernstige schade worden berokkend aan de ware groei van de maatschappij als geheel.
Wat verwacht het gezin als instelling van de samenleving? Op de eerste plaats erkenning van zijn identiteit en aanvaarding van zijn status als subject in die samenleving. Deze "sociale subjectiviteit" hangt samen met de eigen identiteit van huwelijk en gezin.
Het huwelijk, dat het gezin als instelling schraagt, komt tot stand door het verbond "waardoor man en vrouw met elkaar een algehele levensgemeenschap vormen, die uit haar natuurlijke aard gericht is op het welzijn van de echtgenoten en op het voortbrengen en opvoeden van kinderen." Alleen zo'n verbintenis kan als "huwelijk" in de samenleving worden erkend en goedgekeurd. Andere interpersoonlijke relaties, die niet voldoen aan bovengenoemde voorwaarden, kunnen niet erkend worden, in weerwil van zekere groeiende tendensen, die een ernstige bedreiging vormen voor de toekomst van het gezin en van de samenleving zelf.
Geen enkele menselijke samenleving kan zich veroorloven overdreven tolerant te zijn waar het fundamentele kwesties met betrekking tot huwelijk en gezin betreft! Overdreven morele tolerantie moet de authentieke vereisten van vrede en gemeenschap onder de mensen wel schaden. Het is dus zeer begrijpelijk dat de Kerk de identiteit van het gezin krachtig verdedigt, en verantwoordelijke individuen en instellingen, niet op de laatste plaats politieke leiders en internationale organisaties, aanmoedigt niet te zwichten voor de bekoring van een oppervlakkige en valse moderniteit.
Als een gemeenschap van liefde en leven is het gezin een stevig gevestigde sociale realiteit. Het is ook op geheel eigen wijze een soevereine samenleving, ofschoon in bepaalde opzichten wel afhankelijk. Deze bevestiging van de soevereiniteit van het gezin als instelling en de erkenning van de verschillende manieren waarop het afhankelijk is, brengt ons vanzelf op het onderwerp van de rechten van het gezin. Hierover gaf de Heilige Stoel in 1983 het Handvest van de Rechten van het gezin [281] uit, een document dat vandaag de dag nog niets aan actualiteit heeft ingeboet.
De rechten van het gezin zijn nauw verbonden met de rechten van de persoon; als het gezin in feite een gemeenschap van personen is, zal de zelfverwerkelijking ervan in hoge mate afhangen van de juiste toepassing van de rechten van de leden. Sommige van die rechten hebben rechtstreeks betrekking op het gezin, zoals het recht van de ouders op verantwoorde voortplanting en op de opvoeding van de kinderen. Andere rechten van de mens hebben slechts zijdelings betrekking op de gezinseenheid; hiervan zijn vooral het recht op eigendom, speciaal op wat men gezinseigendom noemt, en het recht op werk belangrijk.
Maar de rechten van het gezin bestaan niet enkel uit de totale som van de rechten van iedere persoon, daar het gezin veel meer is dan de som van de individuele leden. Het is een gemeenschap van ouders en kinderen, en soms een gemeenschap van meerdere generaties. Zijn "status van subject", die gegrondvest is in Gods plan, vormt de reden voor bepaalde eigen en specifieke rechten en vereist die ook. Het Handvest van de Rechten van het gezin [281], op basis van de bovengenoemde morele beginselen, bevestigt het bestaan van het gezin als instelling in de sociale en juridische orde van de "grotere" samenleving - van het volk, van de staat en van internationale gemeenschappen. Elk van deze "grotere" samenlevingen wordt op zijn minst indirect bepaald door het bestaan van het gezin. Bijgevolg is het bepalen van de rechten en plichten van de "grotere" samenleving met betrekking tot het gezin een zeer belangrijke en zelfs essentiële kwestie.
Op de eerste plaats bestaat er een welhaast organische band tussen het gezin en het volk. Natuurlijk kunnen we niet altijd spreken van een natie of volk in de eigenlijke betekenis. Er bestaan nog etnische groepen die, zonder dat ze als echte naties beschouwd kunnen worden, wel tot op zekere hoogte de functie van een "grotere" samenleving vervullen. In beide gevallen is de band van het gezin met de etnische groep of de natie vooral gebaseerd op deelname aan de cultuur. In een bepaalde zin brengen ouders ook kinderen voort voor het volk, zodat zij daar lid van kunnen zijn en delen in de historische en culturele erfenis. Vanaf het prille begin wordt de identiteit van het gezin tot op zekere hoogte bepaald door de identiteit van het volk waartoe het behoort.
Door te delen in de culturele erfenis van een volk, draagt het gezin bij tot die specifieke soevereiniteit, die haar oorsprong heeft in een aparte cultuur en taal. Ik heb over dit onderwerp gesproken bij de UNESCO Conferentie te Parijs in 1980 [1933], en ben er, gegeven het onbetwistbare belang ervan, dikwijls op terug gekomen. Ieder gezin verwezenlijkt zijn geestelijke soevereiniteit door middel van cultuur en taal, evenals dat bij de volkeren het geval is. Als dat niet zo was, zou het heel moeilijk zijn veel van de gebeurtenissen in de geschiedenis van de volkeren, en speciaal in Europa, te verklaren. Uit deze gebeurtenissen, van vroeger en nu, inspirerend of pijnlijk, eervol of vernederend, blijkt duidelijk hoezeer het gezin organisch samenhangt met het volk, en het volk met het gezin.
De band van de staat met het gezin is enigszins vergelijkbaar en tegelijkertijd niet vergelijkbaar met de band tussen volk en gezin. De staat verschilt in feite van het volk en heeft een minder "gezinsachtige" structuur, omdat hij georganiseerd is volgens een politiek systeem en op meer "bureaucratische" wijze. Niettemin heeft het staatsapparaat ook, in zekere zin, een eigen ziel, in die zin dat het beantwoordt aan zijn eigenheid als "politieke gemeenschap", wettelijk gericht op het algemeen welzijn. Er is een nauwe band tussen deze "ziel" en het gezin, dat met de staat verbonden is juist op grond van het subsidiariteitsbeginsel. Het gezin is een sociale werkelijkheid, die niet de onmiddellijke beschikking heeft over alle middelen die nodig zijn om de eigen doeleinden te bereiken, ook niet waar het de scholing en opvoeding van de kinderen betreft. Zo wordt de staat opgeroepen zijn rol te spelen in overeenstemming met het boven genoemde beginsel. Waar het gezin zichzelf voldoende kan redden, moet het aan zichzelf worden overgelaten; een overdreven opdringerigheid van de kant van de staat zou nadelig blijken, om nog maar te zwijgen over het gebrek aan verschuldigde eerbied, en zou een openlijke schending betekenen van de rechten van het gezin. Alleen onder die omstandigheden waar het gezin zichzelf niet echt kan redden, heeft de staat het echt en te plicht tussenbeide te komen.
Afgezien van opvoeding en scholing op alle niveaus, kan hulp van de staat - waarbij particulier initiatief overigens zeker niet uitgesloten mag worden - tot uiting komen in instellingen voor het veilig stellen van het leven en de gezondheid van de burgers, en in het bijzonder voor sociale voorzieningen voor werknemers. Werkloosheid is tegenwoordig een van de ernstigste bedreigingen van het gezinsleven en terecht een zaak van voortdurende zorg voor elke samenleving. Dit probleem vormt een uitdaging voor het politieke leven van iedere staat en een terrein van zorgvuldige studie in de sociale leer van de Kerk. Het is daarom heel hard nodig dat men op de proppen komt met moedige oplossingen, waarbij verder gekeken wordt dan de grenzen van het eigen land, en rekening wordt gehouden met de vele gezinnen waarvoor werkloosheid betekent dat mensen onder omstandigheden van tragische armoede leven.
Als we spreken over betaald werk met betrekking tot het gezin, is het passend te benadrukken hoe belangrijk en zwaar het werk is dat vrouwen binnen de gezinseenheid verrichten: dit werk moet erkend en in hoge mate gewaardeerd worden.
De "inspanning" van een vrouw die een kind ter wereld heeft gebracht, het voedt en verzorgt en zich wijdt aan de opvoeding ervan, zeker tijdens de eerste jaren, is zo groot dat deze de vergelijking met ieder professioneel werk kan doorstaan. Dit zou duidelijk gezegd en verdedigd moeten worden, net als in het geval van al het andere arbeidsrecht. Gegeven het zware werk dat het moederschap met zich mee brengt, zou het erkend moeten worden als recht gevend op financiële vergoeding, tenminste gelijk aan die voor andere soorten werk die worden ondernomen om het gezin te ondersteunen in deze kwetsbare fase van het bestaan.
Alles zou in het werk moeten worden gesteld om het gezin erkend te krijgen als de allereerste en in zekere zin "soevereine" samenleving! Die soevereiniteit van het gezin is essentieel voor het welzijn van de maatschappij. Een waarlijk soeverein en geestelijk sterk volk is altijd opgebouwd uit sterke gezinnen, die hun roeping en zending in de geschiedenis beseffen. Het gezin vormt de kern van de samenleving met al haar problemen en taken. Als het gezin wordt teruggedrongen naar een ondergeschikte of tweederangs rol en uitgesloten van een rechtmatige positie in de samenleving, zal ernstige schade worden berokkend aan de ware groei van de maatschappij als geheel.
Referenties naar alinea 17: 5
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=Brief aan de bisschoppen van de katholieke Kerk over de samenwerking van man en vrouw in de Kerk en in de wereld ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Tweede hoofdstuk - De Bruidegom is met u
- Te Kana in Galilea
18
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
De bescherming van het gezin dat op het huwelijk berust ->=geentekst=
Als Hij op zekere dag in gesprek is met leerlingen van Johannes, spreekt Jezus over een uitnodiging voor een bruiloft en de aanwezigheid van de bruidegom onder de gasten: "de Bruidegom is bij hen" (Mt. 9, 15) [b:Mt. 9, 15]. Op deze wijze gaf Hij aan dat in Zijn persoon het beeld van God als Bruidegom, dat reeds in het Oude Testament was gebruikt, werd vervuld, om zo het mysterie van God als het mysterie van de Liefde te openbaren.
Door zichzelf als "Bruidegom" te omschrijven, openbaart Jezus Gods wezen en bevestigt diens onmetelijke liefde voor het mensdom. Maar de keuze van dit beeld werpt zijdelings ook licht op de diepgaande waarheid van de echtelijke liefde. Door dit beeld te gebruiken om over God te spreken, toont Jezus aan hoezeer het vaderschap en de liefde van God worden weerspiegeld in de liefde van een man en een vrouw die in het huwelijk verbonden zijn. Vandaar dat we Jezus, bij het begin van Zijn zending, te Kana in Galilea vinden, waar Hij deelneemt aan een bruiloftsmaal, samen met Maria en de eerste leerlingen (Joh. 2, 1-11) [[b:Joh. 2, 1-11]]. Zo wil Hij duidelijk maken hoezeer de waarheid omtrent het gezin deel uitmaakt van Gods openbaring en de heilsgeschiedenis . In het Oude Testament, en in het bijzonder bij de profeten, vinden we tal van mooie uitdrukkingen aangaande de liefde van God. Het is een zachtmoedige liefde zoals die van een moeder voor haar kind, een tedere liefde zoals die van de bruidegom voor zijn bruid, maar tegelijkertijd een intens jaloerse liefde. Het is niet op de eerste plaats een liefde die straft, maar een liefde die vergeeft; het is een liefde die zich verwaardigt de mens te ontmoeten, zoals de vader in het geval van de verloren zoon; het is een liefde die de mens opheft en hem doet delen in het goddelijk leven. Het is een verbazingwekkende liefde, iets totaal nieuws en voordien onbekend in de hele heidense wereld.
Te Kana in Galilea is Jezus als het ware de heraut van de goddelijke waarheid omtrent het huwelijk. Op deze waarheid kan het menselijk gezin vertrouwen en daardoor zekerheid verkrijgen te midden van de beproevingen van het leven. Jezus verkondigt deze waarheid door Zijn aanwezigheid op de bruiloft te Kana en door het doen van Zijn eerste "teken" water wordt in wijn veranderd.
Jezus verkondigt de waarheid omtrent het huwelijk opnieuw als Hij, de Farizeeën toesprekend, uitlegt hoe de liefde die van God komt - een tedere, echtelijke liefde - diepgaande en radicale eisen stelt. Mozes, die het opstellen van een scheidingsbrief had toegestaan, was minder veeleisend geweest. Toen, in de levendige discussie, de Farizeeën zich op Mozes beriepen, antwoordde Jezus vierkant: "Aanvankelijk was dit niet zo" (Mt. 19, 8) [b:Mt. 19, 8]. En Hij herinnert hen eraan dat God, die de mens geschapen heeft, hen als man en vrouw schiep, en verordende dat "een man zijn vader en moeder verlaat en zich zo aan zijn vrouw hecht, dat ze één vlees worden" (Gen. 2, 24) [b:Gen. 2, 24]. Met logische consequentie besluit Jezus: "Zo zijn ze dus niet langer twee, één vlees als ze geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden mag een mens niet scheiden" (Mt. 19, 6) [b:Mt. 19, 6]. Op de tegenwerping van de Farizeeën, die vinden dat de Wet van Mozes in ere gehouden moet worden, antwoordt Hij: "Om de hardheid van uw hart heeft Mozes u toegestaan uw vrouwen weg te zenden; aanvankelijk was dit echter niet zo" (Mt. 19, 8) [b:Mt. 19, 8].
Jezus beroept zich op "aanvankelijk", "in het begin", en doelt daarbij op Gods plan bij het allereerste begin van de schepping, waarop het gezin is gebaseerd, en door het gezin, de hele geschiedenis van de mensheid. Het natuurlijke huwelijk wordt, door de wil van Christus, een waarachtig sacrament van het Nieuwe Verbond, bezegeld door het bloed van Christus, de Verlosser. Echtgenoten en gezinnen, bedenk voor welke prijs gij zijt "gekocht"! (1 Kor. 6, 20) [[b:1 Kor. 6, 20]]
Maar voor mensen is het moeilijk deze wonderbare waarheid te aanvaarden en te beleven. Moeten we ons verbazen dat Mozes toegaf aan het aanhoudend vragen van zijn mede-Israëlieten, als zelfs de apostelen, op het horen van wat de Meester zegt, reageren met: "Als de verhouding tussen man en vrouw zó is, kan men beter niet trouwen" (Mt. 19, 10) [b:Mt. 19, 10]. Niettemin bevestigt Jezus, met het oog op het welzijn van man en vrouw, van het gezin en van de hele samenleving het gebod dat God vanaf het begin heeft afgekondigd. Tegelijkertijd benut Hij echter de gelegenheid om de waarde te beklemtonen van een beslissing niet te huwen omwille van het koninkrijk van God. Die keuze stelt iemand ook in staat "vruchtbaar te zijn", zij het dan op een andere wijze. In deze keuze vinden we de oorsprong van het godgewijde leven, van de kloosterordes en congregaties van het Oosten en het Westen, alsook van het priesterlijk celibaat, zoals we dat vinden in de traditie van de Latijnse Kerk. Het is niet waar dat "men beter niet kan trouwen", maar liefde voor het koninkrijk der hemelen kan iemand ertoe brengen het niet te doen. (Mt. 19, 12) [[b:Mt. 19, 12]]
Het huwelijk blijft echter de meest gebruikelijke roeping van de mens, die door een grote meerderheid van het volk Gods wordt gevolgd. In het gezin worden de levende stenen gevormd voor de bouw van de geestelijke tempel waarover de apostel Petrus spreekt. (1 Pt. 2, 5) [[b:1 Pt. 2, 5]] De lichamen van de man en zijn vrouw zijn de woning van de Heilige Geest. (1 Kor. 6, 19) [[b:1 Kor. 6, 19]] Omdat de overdracht van goddelijk leven de overdracht van menselijk leven veronderstelt, brengt het huwelijk niet alleen de geboorte van mensenkinderen met zich mee, maar ook, door de genadevolle werking van het Doopsel, de geboorte van aangenomen kinderen van God, die een nieuw leven leiden, dat ze van Christus door de Heilige Geest ontvangen hebben.
Dierbare broeders en zusters, echtgenoten en ouders, ziet hoe de Bruidegom bij u is. U weet dat Hij de Goede Herder is. U weet wie Hij is en u kent Zijn stem. U weet waarheen Hij u leidt, en hoe Hij ernaar streeft u weiden te bezorgen waar u leven kunt vinden en wel in overvloed. U weet hoe Hij de roofzuchtige wolven weert en immer paraat is om Zijn schapen in veiligheid te brengen: iedere man, iedere vrouw, iedere zoon en dochter, ieder lid van uw gezin. U weet dat Hij, als de Goede Herder, bereid is Zijn eigen leven te geven voor Zijn kudde (Joh. 10, 11) [b:Joh. 10, 11]. Hij leidt u langs veilige paden - niet de steile en verraderlijke paden van veel van de hedendaagse ideologieën - en Hij herhaalt voor de wereld van vandaag de volheid van de waarheid, zoals Hij dat deed in Zijn gesprekken met de Farizeeën en zoals Hij die predikte aan de apostelen. Deze verkondigden daarna diezelfde waarheid tot aan het uiteinde der aarde aan alle volkeren van hun dagen, Joden zowel als Grieken. De leerlingen waren er zich volledig van bewust dat Christus alles nieuw had gemaakt. Ze wisten dat de mens een "nieuwe schepping" was geworden: niet langer Jood of Griek, niet langer slaaf of vrije, niet langer man of vrouw, maar "één" in Christus (Gal. 3, 28) [[b:Gal. 3, 28]], en begiftigd met de waardigheid van aangenomen kind van God. Op Pinksteren ontving de mens de Heilige Geest, de Trooster, de Geest der waarheid. Dit was het begin van het nieuwe Volk van God, de Kerk, de voorafbeelding van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (Openb. 21, 1) [[b:Openb. 21, 1]]
Toen de apostelen hun eerste angst en onzekerheid, ook omtrent huwelijk en gezin, te boven gekomen waren, groeide hun moed. Ze gingen begrijpen dat huwelijk en gezin een ware, van God zelf afkomstige roeping zijn, en tevens een apostolaat: het lekenapostolaat. Gezinnen zijn geroepen bij te dragen tot de omvorming van de aarde en de vernieuwing van de wereld, van de schepping en van de mensheid.
Dierbare gezinnen, u moet ook dapper zijn en altijd bereid om te getuigen van de hoop die in u leeft (1 Pt. 3, 15) [[b:1 Pt. 3, 15]], daar de Goede Herder die hoop in uw hart heeft geplant door het evangelie, de Blijde Boodschap. U moet bereid zijn om Christus te volgen naar de weiden van het leven, die Hij zelf gereed heeft gemaakt door het paasmysterie van Zijn dood en verrijzenis.
Weest niet bang voor de risico's! Gods kracht is altijd machtiger dan uw moeilijkheden! Onmetelijk veel groter dan het kwaad in de wereld is de kracht van het sacrament van Boete en Verzoening, door de Kerkvaders terecht een "tweede Doop" genoemd. Veel invloedrijker dan de corruptie in de wereld is de goddelijke kracht van het sacrament van het Vormsel, dat het Doopsel tot volle wasdom brengt. En onvergelijkelijk groter dan alles is dat wat de Eucharistie vermag.
De Eucharistie is waarlijk een wonderbaar sacrament. Daarin heeft Christus zichzelf aan ons gegeven als spijs en drank, als bron van reddende kracht. Hij heeft ons zichzelf nagelaten, opdat wij leven zouden hebben en wel in overvloed (Joh. 10, 10) [[b:Joh. 10, 10]]: het leven dat in Hem is en waarin Hij ons heeft doen delen door de gave van de Heilige Geest, toen Hij op de derde dag verrees uit de dood. Het leven dat van Christus uitgaat is leven voor ons. Voor u, dierbare echtgenoten, ouders en gezinnen! Heeft Jezus de Eucharistie niet ingesteld in een gezins-achtig kader tijdens het Laatste Avondmaal? Als u bijeen komt voor maaltijden en samen bent in een goede verstandhouding, is Christus heel dicht bij u. Hij is Immanuël, God met ons, en dit op een nog verhevener wijze als u de Tafel des Heren nadert. Het kan gebeuren, zoals dat in Emmaüs het geval was, dat Hij alleen herkend wordt aan "het breken van het brood" (Lc. 24, 35) [[b:Lc. 24, 35]]. Het kan gebeuren dat Hij gedurende lange tijd aan de deur klopt, wachtend tot er geopend wordt, zodat Hij binnen kan komen en maaltijd met ons houden (Openb. 3, 20) [[b:Openb. 3, 20]]. Het Laatste Avondmaal en de woorden die Hij daar gesproken heeft, bevatten al de kracht en wijsheid van het Kruisoffer. Er bestaat geen andere kracht en wijsheid, waardoor we gered kunnen worden en waardoor we bij kunnen dragen tot de redding van anderen. Er bestaat geen andere kracht en wijsheid, ouders, waardoor u zowel uw kinderen als uzelf kunt opvoeden. De opvoedkundige kracht van de Eucharistie is alle generaties en eeuwen door bewezen.
Overal is de Goede Herder bij ons. Zo was Hij als Bruidegom te Kana in Galilea op de bruiloft bij de bruid en de bruidegom, toen zij zich voor hun hele verdere leven aan elkaar toevertrouwden. Zo is de Goede Herder ook nu bij ons als oorzaak van onze hoop, bron van sterkte voor ons hart, fontein van voortdurend nieuw enthousiasme en teken van de overwinning van de "beschaving van de liefde". Jezus, de Goede Herder, blijft tot ons zeggen: Wees niet bang. Ik ben bij u. "Ik ben met u alle dagen, tot aan de voleinding der wereld" (Mt. 28, 20) [b:Mt. 28, 20]. Wat is de bron van deze sterkte? Waarom zijn wij er zeker van dat U bij ons bent gebleven, ook al hebben ze U ter dood gebracht, Zoon van God, en bent U gestorven als ieder ander mens? Wat is de reden voor die zekerheid? De evangelist zegt: "Hij beminde hen tot het uiterste toe" (Joh. 13, 1) [b:Joh. 13, 1]. Gij bemint ons dus, Gij die de Eerste en de Laatste zijt, de Levende, Gij die dood waart en leeft in de eeuwen der eeuwen (Openb. 1, 17-18) [[b:Openb. 1, 17-18]].
Door zichzelf als "Bruidegom" te omschrijven, openbaart Jezus Gods wezen en bevestigt diens onmetelijke liefde voor het mensdom. Maar de keuze van dit beeld werpt zijdelings ook licht op de diepgaande waarheid van de echtelijke liefde. Door dit beeld te gebruiken om over God te spreken, toont Jezus aan hoezeer het vaderschap en de liefde van God worden weerspiegeld in de liefde van een man en een vrouw die in het huwelijk verbonden zijn. Vandaar dat we Jezus, bij het begin van Zijn zending, te Kana in Galilea vinden, waar Hij deelneemt aan een bruiloftsmaal, samen met Maria en de eerste leerlingen (Joh. 2, 1-11) [[b:Joh. 2, 1-11]]. Zo wil Hij duidelijk maken hoezeer de waarheid omtrent het gezin deel uitmaakt van Gods openbaring en de heilsgeschiedenis . In het Oude Testament, en in het bijzonder bij de profeten, vinden we tal van mooie uitdrukkingen aangaande de liefde van God. Het is een zachtmoedige liefde zoals die van een moeder voor haar kind, een tedere liefde zoals die van de bruidegom voor zijn bruid, maar tegelijkertijd een intens jaloerse liefde. Het is niet op de eerste plaats een liefde die straft, maar een liefde die vergeeft; het is een liefde die zich verwaardigt de mens te ontmoeten, zoals de vader in het geval van de verloren zoon; het is een liefde die de mens opheft en hem doet delen in het goddelijk leven. Het is een verbazingwekkende liefde, iets totaal nieuws en voordien onbekend in de hele heidense wereld.
Te Kana in Galilea is Jezus als het ware de heraut van de goddelijke waarheid omtrent het huwelijk. Op deze waarheid kan het menselijk gezin vertrouwen en daardoor zekerheid verkrijgen te midden van de beproevingen van het leven. Jezus verkondigt deze waarheid door Zijn aanwezigheid op de bruiloft te Kana en door het doen van Zijn eerste "teken" water wordt in wijn veranderd.
Jezus verkondigt de waarheid omtrent het huwelijk opnieuw als Hij, de Farizeeën toesprekend, uitlegt hoe de liefde die van God komt - een tedere, echtelijke liefde - diepgaande en radicale eisen stelt. Mozes, die het opstellen van een scheidingsbrief had toegestaan, was minder veeleisend geweest. Toen, in de levendige discussie, de Farizeeën zich op Mozes beriepen, antwoordde Jezus vierkant: "Aanvankelijk was dit niet zo" (Mt. 19, 8) [b:Mt. 19, 8]. En Hij herinnert hen eraan dat God, die de mens geschapen heeft, hen als man en vrouw schiep, en verordende dat "een man zijn vader en moeder verlaat en zich zo aan zijn vrouw hecht, dat ze één vlees worden" (Gen. 2, 24) [b:Gen. 2, 24]. Met logische consequentie besluit Jezus: "Zo zijn ze dus niet langer twee, één vlees als ze geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden mag een mens niet scheiden" (Mt. 19, 6) [b:Mt. 19, 6]. Op de tegenwerping van de Farizeeën, die vinden dat de Wet van Mozes in ere gehouden moet worden, antwoordt Hij: "Om de hardheid van uw hart heeft Mozes u toegestaan uw vrouwen weg te zenden; aanvankelijk was dit echter niet zo" (Mt. 19, 8) [b:Mt. 19, 8].
Jezus beroept zich op "aanvankelijk", "in het begin", en doelt daarbij op Gods plan bij het allereerste begin van de schepping, waarop het gezin is gebaseerd, en door het gezin, de hele geschiedenis van de mensheid. Het natuurlijke huwelijk wordt, door de wil van Christus, een waarachtig sacrament van het Nieuwe Verbond, bezegeld door het bloed van Christus, de Verlosser. Echtgenoten en gezinnen, bedenk voor welke prijs gij zijt "gekocht"! (1 Kor. 6, 20) [[b:1 Kor. 6, 20]]
Maar voor mensen is het moeilijk deze wonderbare waarheid te aanvaarden en te beleven. Moeten we ons verbazen dat Mozes toegaf aan het aanhoudend vragen van zijn mede-Israëlieten, als zelfs de apostelen, op het horen van wat de Meester zegt, reageren met: "Als de verhouding tussen man en vrouw zó is, kan men beter niet trouwen" (Mt. 19, 10) [b:Mt. 19, 10]. Niettemin bevestigt Jezus, met het oog op het welzijn van man en vrouw, van het gezin en van de hele samenleving het gebod dat God vanaf het begin heeft afgekondigd. Tegelijkertijd benut Hij echter de gelegenheid om de waarde te beklemtonen van een beslissing niet te huwen omwille van het koninkrijk van God. Die keuze stelt iemand ook in staat "vruchtbaar te zijn", zij het dan op een andere wijze. In deze keuze vinden we de oorsprong van het godgewijde leven, van de kloosterordes en congregaties van het Oosten en het Westen, alsook van het priesterlijk celibaat, zoals we dat vinden in de traditie van de Latijnse Kerk. Het is niet waar dat "men beter niet kan trouwen", maar liefde voor het koninkrijk der hemelen kan iemand ertoe brengen het niet te doen. (Mt. 19, 12) [[b:Mt. 19, 12]]
Het huwelijk blijft echter de meest gebruikelijke roeping van de mens, die door een grote meerderheid van het volk Gods wordt gevolgd. In het gezin worden de levende stenen gevormd voor de bouw van de geestelijke tempel waarover de apostel Petrus spreekt. (1 Pt. 2, 5) [[b:1 Pt. 2, 5]] De lichamen van de man en zijn vrouw zijn de woning van de Heilige Geest. (1 Kor. 6, 19) [[b:1 Kor. 6, 19]] Omdat de overdracht van goddelijk leven de overdracht van menselijk leven veronderstelt, brengt het huwelijk niet alleen de geboorte van mensenkinderen met zich mee, maar ook, door de genadevolle werking van het Doopsel, de geboorte van aangenomen kinderen van God, die een nieuw leven leiden, dat ze van Christus door de Heilige Geest ontvangen hebben.
Dierbare broeders en zusters, echtgenoten en ouders, ziet hoe de Bruidegom bij u is. U weet dat Hij de Goede Herder is. U weet wie Hij is en u kent Zijn stem. U weet waarheen Hij u leidt, en hoe Hij ernaar streeft u weiden te bezorgen waar u leven kunt vinden en wel in overvloed. U weet hoe Hij de roofzuchtige wolven weert en immer paraat is om Zijn schapen in veiligheid te brengen: iedere man, iedere vrouw, iedere zoon en dochter, ieder lid van uw gezin. U weet dat Hij, als de Goede Herder, bereid is Zijn eigen leven te geven voor Zijn kudde (Joh. 10, 11) [b:Joh. 10, 11]. Hij leidt u langs veilige paden - niet de steile en verraderlijke paden van veel van de hedendaagse ideologieën - en Hij herhaalt voor de wereld van vandaag de volheid van de waarheid, zoals Hij dat deed in Zijn gesprekken met de Farizeeën en zoals Hij die predikte aan de apostelen. Deze verkondigden daarna diezelfde waarheid tot aan het uiteinde der aarde aan alle volkeren van hun dagen, Joden zowel als Grieken. De leerlingen waren er zich volledig van bewust dat Christus alles nieuw had gemaakt. Ze wisten dat de mens een "nieuwe schepping" was geworden: niet langer Jood of Griek, niet langer slaaf of vrije, niet langer man of vrouw, maar "één" in Christus (Gal. 3, 28) [[b:Gal. 3, 28]], en begiftigd met de waardigheid van aangenomen kind van God. Op Pinksteren ontving de mens de Heilige Geest, de Trooster, de Geest der waarheid. Dit was het begin van het nieuwe Volk van God, de Kerk, de voorafbeelding van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (Openb. 21, 1) [[b:Openb. 21, 1]]
Toen de apostelen hun eerste angst en onzekerheid, ook omtrent huwelijk en gezin, te boven gekomen waren, groeide hun moed. Ze gingen begrijpen dat huwelijk en gezin een ware, van God zelf afkomstige roeping zijn, en tevens een apostolaat: het lekenapostolaat. Gezinnen zijn geroepen bij te dragen tot de omvorming van de aarde en de vernieuwing van de wereld, van de schepping en van de mensheid.
Dierbare gezinnen, u moet ook dapper zijn en altijd bereid om te getuigen van de hoop die in u leeft (1 Pt. 3, 15) [[b:1 Pt. 3, 15]], daar de Goede Herder die hoop in uw hart heeft geplant door het evangelie, de Blijde Boodschap. U moet bereid zijn om Christus te volgen naar de weiden van het leven, die Hij zelf gereed heeft gemaakt door het paasmysterie van Zijn dood en verrijzenis.
Weest niet bang voor de risico's! Gods kracht is altijd machtiger dan uw moeilijkheden! Onmetelijk veel groter dan het kwaad in de wereld is de kracht van het sacrament van Boete en Verzoening, door de Kerkvaders terecht een "tweede Doop" genoemd. Veel invloedrijker dan de corruptie in de wereld is de goddelijke kracht van het sacrament van het Vormsel, dat het Doopsel tot volle wasdom brengt. En onvergelijkelijk groter dan alles is dat wat de Eucharistie vermag.
De Eucharistie is waarlijk een wonderbaar sacrament. Daarin heeft Christus zichzelf aan ons gegeven als spijs en drank, als bron van reddende kracht. Hij heeft ons zichzelf nagelaten, opdat wij leven zouden hebben en wel in overvloed (Joh. 10, 10) [[b:Joh. 10, 10]]: het leven dat in Hem is en waarin Hij ons heeft doen delen door de gave van de Heilige Geest, toen Hij op de derde dag verrees uit de dood. Het leven dat van Christus uitgaat is leven voor ons. Voor u, dierbare echtgenoten, ouders en gezinnen! Heeft Jezus de Eucharistie niet ingesteld in een gezins-achtig kader tijdens het Laatste Avondmaal? Als u bijeen komt voor maaltijden en samen bent in een goede verstandhouding, is Christus heel dicht bij u. Hij is Immanuël, God met ons, en dit op een nog verhevener wijze als u de Tafel des Heren nadert. Het kan gebeuren, zoals dat in Emmaüs het geval was, dat Hij alleen herkend wordt aan "het breken van het brood" (Lc. 24, 35) [[b:Lc. 24, 35]]. Het kan gebeuren dat Hij gedurende lange tijd aan de deur klopt, wachtend tot er geopend wordt, zodat Hij binnen kan komen en maaltijd met ons houden (Openb. 3, 20) [[b:Openb. 3, 20]]. Het Laatste Avondmaal en de woorden die Hij daar gesproken heeft, bevatten al de kracht en wijsheid van het Kruisoffer. Er bestaat geen andere kracht en wijsheid, waardoor we gered kunnen worden en waardoor we bij kunnen dragen tot de redding van anderen. Er bestaat geen andere kracht en wijsheid, ouders, waardoor u zowel uw kinderen als uzelf kunt opvoeden. De opvoedkundige kracht van de Eucharistie is alle generaties en eeuwen door bewezen.
Overal is de Goede Herder bij ons. Zo was Hij als Bruidegom te Kana in Galilea op de bruiloft bij de bruid en de bruidegom, toen zij zich voor hun hele verdere leven aan elkaar toevertrouwden. Zo is de Goede Herder ook nu bij ons als oorzaak van onze hoop, bron van sterkte voor ons hart, fontein van voortdurend nieuw enthousiasme en teken van de overwinning van de "beschaving van de liefde". Jezus, de Goede Herder, blijft tot ons zeggen: Wees niet bang. Ik ben bij u. "Ik ben met u alle dagen, tot aan de voleinding der wereld" (Mt. 28, 20) [b:Mt. 28, 20]. Wat is de bron van deze sterkte? Waarom zijn wij er zeker van dat U bij ons bent gebleven, ook al hebben ze U ter dood gebracht, Zoon van God, en bent U gestorven als ieder ander mens? Wat is de reden voor die zekerheid? De evangelist zegt: "Hij beminde hen tot het uiterste toe" (Joh. 13, 1) [b:Joh. 13, 1]. Gij bemint ons dus, Gij die de Eerste en de Laatste zijt, de Levende, Gij die dood waart en leeft in de eeuwen der eeuwen (Openb. 1, 17-18) [[b:Openb. 1, 17-18]].
Referenties naar alinea 18: 3
Brief aan de bisschoppen van de katholieke Kerk over de samenwerking van man en vrouw in de Kerk en in de wereld ->=geentekst=Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
De bescherming van het gezin dat op het huwelijk berust ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het groot geheim
19
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Sint Paulus gebruikt een bondige uitdrukking als hij naar het gezinsleven verwijst: "dit geheim is groot" (Ef. 5, 32) [b:Ef. 5, 32]. Red.: Aldus de Petrus.. Red.: Aldus de Petrus Canisiusvertaling. In de Willibrordvertaling staat: "Dit geheim heeft een diepe zin", wat een iets minder letterlijke weergave van het orgineel is. Wat hij schrijft in de brief aan de Christenen van Efeze over dit "grote geheim" is weliswaar diep geworteld in het boek Genesis en in de hele traditie van het Oude Testament, maar vormt niettemin een nieuwe benadering, die later weerklank zal vinden in het Leergezag van de Kerk.
De Kerk verkondigt dat het huwelijk, als sacrament van het verbond tussen man en vrouw, een "groot geheim" is, omdat het de echtelijke liefde van Christus voor Zijn Kerk uitbeeldt. Sint Paulus schrijft: "Mannen, hebt uw vrouw lief, zoals Christus de Kerk heeft liefgehad. Hij heeft zich voor haar overgeleverd om haar te heiligen, haar reinigend door het waterbad van het woord" (Ef. 5, 25-26) [b:Ef. 5, 25-26]. De apostel spreekt hier over het Doopsel, dat hij uitvoerig behandelt in de brief aan de Romeinen, waar hij dit Sacrament voorstelt als een delen in de dood van Christus, dat voert tot een delen in Zijn leven. (Rom. 6, 3-4) [[b:Rom. 6, 3-4]] In dit sacrament wordt de gelovige herboren als een nieuwe mens, want de Doop heeft de kracht nieuw leven mee te delen, het leven van God zelf. Het mysterie van de Godmens wordt in zekere zin samengevat herhaald in het doopgebeuren. Zoals Sint Irenaeus, evenals trouwens vele Kerkvaders in het Oosten en in het Westen, later zou zeggen: "Christus Jezus, onze Heer, de Zoon van God, werd de Mensenzoon, opdat de mens een zoon van God zou kunnen worden".
De Bruidegom is dus dezelfde God die mens werd. In het Oude Verbond verschijnt de Heer als de Bruidegom van Israël, het uitverkoren volk - een Bruidegom die zowel liefdevol als veeleisend is, jaloers en trouw. Israëls momenten van verraad, afdwaling en afgoderij, die in zulke heftige en beeldende woorden door de profeten worden beschreven, kunnen nooit de liefde blussen waarmee God-de-Bruidegom "bemint tot het uiterste toe". (Joh. 13, 1) [[b:Joh. 13, 1]]
De bevestiging en de voltooiing van de echtelijke band tussen God en Zijn volk worden in het Nieuwe Verbond verwezenlijkt in Christus. Christus verzekert ons dat de Bruidegom bij ons is. (Mt. 9, 15) [[b:Mt. 9, 15]] Hij is bij ieder van ons; Hij is met de Kerk. De Kerk wordt een Bruid, de Bruid van Christus. Deze Bruid, waarover gesproken wordt in de brief aan de Efeziërs, is in iedere gedoopte aanwezig en presenteert zich als het ware aan haar Bruidegom. "Christus heeft de Kerk liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd Hij heeft de Kerk tot zich gevoerd als een heerlijke bruid, zonder vlek of rimpel of fout, heilig en onbesmet" (Ef. 5, 25-27) [b:Ef. 5, 25-27]. De liefde, waarmee de Bruidegom de Kerk "heeft bemind tot het uiterste toe", vernieuwt voortdurend haar heiligheid in haar Heiligen, ofschoon ze toch een Kerk van zondaars blijft. Zelfs zondaars, "tollenaars en ontuchtige vrouwen", worden tot heiligheid geroepen, zoals Jezus zelf zegt in het evangelie. (Mt. 21, 31) [b:Mt. 21, 31] Allen worden opgeroepen een glorievolle Kerk te worden, heilig en onbesmet. "Wees heilig", zegt de Heer, "want Ik ben heilig" (Lev. 11, 44) [b:Lev. 11, 44]. (1 Pt. 1, 16) [[b:1 Pt. 1, 16]]
Dit is de diepste zin van het "grote geheim", de wezenlijke betekenis van de sacramentele gave in de Kerk, de meest fundamentele betekenis van Doopsel en Eucharistie. Dit zijn de vruchten van de liefde waarmee de Bruidegom ons tot het uiterste toe heeft liefgehad, een liefde die voortdurend groeit en mensen steeds overvloediger doet delen in het bovennatuurlijke leven.
Nadat Sint Paulus gezegd heeft: "Mannen, hebt uw vrouw lief" (Ef. 5, 25) [b:Ef. 5, 25], voegt hij er met klem aan toe: "Zo moeten ook de mannen hun vrouwen liefhebben, zoals ze hun eigen lichaam liefhebben. Wie zijn vrouw bemint, bemint zichzelf. Niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat; integendeel, hij voedt en koestert het. En zo doet Christus met de Kerk, omdat wij ledematen zijn van Zijn lichaam" (Ef. 5, 28-30) [b:Ef. 5, 28-30]. En hij moedigt de echtgenoten aan met de woorden: "Weest elkander onderdanig uit ontzag voor Christus" (Ef. 5, 21) [b:Ef. 5, 21].
Dit is zonder enige twijfel een nieuwe presentatie van de eeuwige waarheid over huwelijk en gezin in het licht van het Nieuwe Verbond. Christus heeft deze waarheid in het evangelie geopenbaard door Zijn aanwezigheid te Kana in Galilea, door Zijn kruisoffer en door de sacramenten van Zijn Kerk. Zo ontdekken mannen en vrouwen in Christus het referentiekader voor hun echtelijke liefde. Sint Paulus gebruikt de analogie van de echtelijke liefde, terug verwijzend naar het boek Genesis: "Een man verlaat zijn vader en moeder en hecht zich zo aan zijn vrouw dat zij één vlees worden" (Gen. 2, 24) [b:Gen. 2, 24]. Dit is het "grote geheim" van die eeuwige liefde, die reeds aanwezig is in de schepping, geopenbaard in Christus en toevertrouwd aan de Kerk. "Dit geheim heeft een diepe zin", herhaalt Sint Paulus, "Ik voor mij betrek het op Christus en Zijn Kerk" (Ef. 5, 32) [b:Ef. 5, 32]. Daarom kan de Kerk alleen dan verstaan worden als het Mystieke Lichaam van Christus, als het teken van ons Verbond met God in Christus, of als het universele sacrament van de verlossing, wanneer we het "grote geheim" indachtig zijn, dat verbonden is met de schepping van de mens als man en vrouwen de roeping van beiden tot huwelijksliefde, en tot vaderschap en moederschap. Het "grote geheim" van de Kerk en de mensheid in Christus bestaat niet los van het "grote geheim" dat wordt uitgedrukt in "één vlees" (Gen. 2, 24; Ef. 5, 31-32) [[b:Gen. 2, 24; Ef. 5, 31-32]], dat wil zeggen, in de werkelijkheid van huwelijk en gezin.
Het gezin is zelf het grote geheim van God. Als "huiskerk" is het de bruid van Christus. De universele Kerk, evenals iedere plaatselijke Kerk daarbinnen, wordt het meest direct als bruid van Christus geopenbaard in de "huiskerk" en haar liefdeservaring: echtelijke liefde, vaderlijke en moederlijke liefde, broederlijke en zusterlijke liefde, de liefde van een gemeenschap van personen en van generaties. Zouden we ons menselijke liefde wel voor kunnen stellen zonder de Bruidegom en de liefde waarmee Hij ons eerst bemind heeft tot het uiterste toe? Alleen als echtgenoten delen in die liefde en in dat "grote geheim", kunnen ze liefhebben "tot het uiterste toe". Als ze daar niet in delen, zullen ze niet ten diepste weten wat liefde werkelijk is en hoe onverbiddelijk haar eisen zijn. En dat is ongetwijfeld heel gevaarlijk voor hen.
De leer van de brief aan de Christenen van Efeze verbaast ons vanwege de diepgang en het gezag van die zedeleer. Door te verwijzen naar het huwelijk, en zijdelings naar het gezin, als het "grote geheim" dat slaat op Christus en Zijn Kerk, kan de apostel Paulus nogmaals benadrukken wat hij al eerder tot de mannen heeft gezegd: "Ieder van u moet zijn vrouw liefhebben als zichzelf". En verder zegt hij: "En de vrouw moet eerbied hebben voor haar man". Red: Ook hier is de Petrus.. Red: Ook hier is de Petrus Canisiusvertaling gevolgd. De Willibrordvertaling spreekt van "ontzag" in plaats van "eerbied". Eerbied, omdat zij liefheeft en weet dat zij op haar beurt wordt bemind. Dankzij deze liefde worden man en vrouw een wederzijds geschenk voor elkaar. Liefde houdt de erkenning in van de persoonlijke waardigheid van de ander, en van zijn of haar absolute uniek-zijn. Elk van de echtgenoten is immers, als menselijk wezen, onder alle schepselen op aarde om zichzelf door God gewild. Ieder van hen schenkt zichzelf echter, door een bewuste en verantwoorde daad, vrijwillig aan de ander en aan de kinderen die God geeft. Het zegt wel iets dat Sint Paulus zijn vermaning voortzet met een beroep op het vierde gebod: "Gij, kinderen, weest gehoorzaam aan uw ouders in de Heer, want dit is uw plicht. 'Eer uw vader en uw moeder' (dit is het eerste gebod waaraan een belofte verbonden is), 'opdat het u goed moge gaan en ge lang moogt leven op aarde'. En gij, vaders, verbitterd uw kinderen niet, maar voedt ze op in de tucht en de vermaning des Heren" (Ef. 6, 1-4) [b:Ef. 6, 1-4]. Ook dit citaat is ontleend.. Ook dit citaat is ontleend aan de Petrus Canisiusvertaling, omdat deze op dit punt veel letterlijker is dan de Willibrordvertaling en derhalve het orginele citaat van de Brief beter weergeeft. De apostel ziet dus in het vierde gebod de impliciete verplichting besloten van wederzijds respect tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen, en hij erkent er het beginsel van de gezinsstabiliteit in.
Sint Paulus' prachtige synthese over het "grote geheim" lijkt wel een beknopte samenvatting, in zekere zin een summa, van de leer over God en de mens, die tot voltooiing is gebracht in Christus. Helaas is het Westerse denken, met de ontwikkeling van het moderne rationalisme, geleidelijk aan afgedwaald van deze leer. De filosoof die het principe formuleerde "Cogito, ergo sum", "Ik denk, dus ik ben", verbond ook aan het moderne mens-begrip het kenmerkende dualisme (tweedeling). Het is een typische trek van dit rationalisme om in de mens een radicaal verschil aan te brengen tussen geest en lichaam, tussen lichaam en geest. Maar de mens is een persoon in de eenheid van zijn lichaam en zijn geest. Het lichaam mag nooit herleid worden tot alleen maar materie: het is een bezield lichaam; zo is ook de geest van de mens zo nauw verbonden met het lichaam dat hij omschreven kan worden als een belichaamde geest. De rijkste bron voor kennis van het lichaam is het vlees geworden Woord. Christus openbaart de mens aan zichzelf. In zekere zin is deze uitspraak van het Tweede Vaticaans Concilie het zo lang verwachte antwoord van de Kerk op dit moderne rationalisme.
Dat antwoord is van fundamenteel belang voor het begrijpen van het gezin, vooral tegen de achtergrond van de hedendaagse beschaving, die - het is al eerder gezegd - in tal van gevallen niet langer probeert een "beschaving van de liefde" te zijn. De moderne tijd heeft grote vooruitgang geboekt in het begrijpen van zowel de stoffelijke wereld als de menselijke psychologie, maar met betrekking tot zijn diepste, metafysische dimensie, blijft de huidige mens in hoge mate een onbekend wezen voor zichzelf. Bijgevolg blijft het gezin ook een onbekende werkelijkheid. Dat is het gevolg van de vervreemding van dat "grote geheim" waarover de apostel spreekt.
De scheiding van geest en lichaam in de mens heeft geleid tot een groeiende tendens het menselijke lichaam niet te beschouwen vanuit de specifieke gelijkenis met God. Liever beziet men het op basis van zijn overeenkomst met alle andere lichamen die in de natuur aanwezig zijn, lichamen die de mens gebruikt als grondstof in zijn pogingen consumptiegoederen te produceren. Maar iedereen kan onmiddellijk beseffen welk een enorme gevaren er dreigen als zulke criteria worden toegepast op de mens.
Als het menselijk lichaam, los gezien van geest en gedachte, gebruikt gaat worden worden als grondstof op dezelfde wijze als dat het geval is bij dieren - en dit gebeurt feitelijk bijvoorbeeld bij experimenten met embryo's en foetussen - dan zullen we onvermijdelijk bij een vreselijk zedelijk debâcle uitkomen.
In een dergelijk antropologisch perspectief, wordt de mensheid geconfronteerd met de uitdaging van een Neo-Manichaeisme, waarin lichaam en ziel gezien worden als elkaars radicale tegenstelling; het lichaam leeft niet dankzij de ziel, en de ziel doet het lichaam niet leven. Zo leeft de mens dus niet langer als persoon en als subject. Ondanks alle goede bedoelingen en verklaringen die het tegendeel moeten aantonen, wordt hij slechts een object. Deze Neo-Manichaeaanse cultuur heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de menselijke seksualiteit meer beschouwd wordt als een terrein voor manipulatie en exploitatie, dan als de grondslag voor die allereerste verwondering die Adam op de ochtend van de schepping tegenover Eva deed uitroepen: "Eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees" (Gen. 2, 23) [b:Gen. 2, 23]. Deze zelfde verwondering weerklinkt in de woorden van het Hooglied: "Je hebt mij van mijn zinnen beroofd, mijn zuster, mijn bruid! Je hebt mij van mijn zinnen beroofd met één blik van je ogen, met één kraal van je snoer" (Hoogl. 4, 9) [b:Hoogl. 4, 9]. Wat liggen sommige moderne ideeën ver af van het diepgaande begrip van mannelijkheid en vrouwelijkheid dat we in de goddelijke openbaring aantreffen! De openbaring brengt ons ertoe in de menselijke seksualiteit een schat te ontdekken eigen aan de persoon, die waarachtige vervulling vindt in het gezin, maar die zijn diepste roeping ook tot uitdrukking kan brengen in maagdelijkheid en celibaat omwille van het koninkrijk van God.
Het moderne rationalisme duldt het mysterie niet. Het aanvaardt het mysterie dat de mens man en vrouw is niet, noch wil het toegeven dat de volledige waarheid omtrent de mens geopenbaard is in Jezus Christus. Het weigert met name het "grote geheim" te aanvaarden, dat verkondigd wordt in de brief aan de Efeziërs; daar verzet het zich zelfs radicaal tegen. In de context van een vaag deïsme, wil het de mogelijkheid en zelfs de noodzaak van een Opperwezen of een goddelijke Wezen nog wel erkennen, maar het verwerpt absoluut het idee van een God die mens werd om de mensen te verlossen. Voor dit rationalisme is het niet denkbaar dat God de Verlosser zou zijn, en nog minder dat Hij "de Bruidegom" zou zijn, de allereerste en enige bron van de menselijke liefde tussen echtgenoten. Het rationalisme verschaft ons een radicaal andere kijk op de schepping en de zin van het menselijk bestaan. Maar als de mens eenmaal het zicht verliest op een God die hem liefheeft, een God die hem door Christus roept in Hem en met Hem te leven, en als het gezin niet langer de mogelijkheid heeft te delen in het "grote geheim", wat schiet er dan over behalve slechts de tijdelijke dimensie van het leven? Dan wordt het aardse leven niets anders dan het draaiboek van een strijd om het bestaan, van wanhopig winstbejag en boven alles financieel gewin.
De diepe wortels van het "grote geheim", het sacrament van liefde en leven, dat begonnen is met de schepping en de verlossing en dat Christus de Bruidegom als hoogste zekerheid heeft, dat alles is verloren gegaan in de moderne kijk op de dingen. Het "grote geheim" wordt bedreigd in ons en in alle mensen om ons heen. Moge de kerkelijke viering van het Jaar van het Gezin een kostbare gelegenheid zijn voor echtparen om dit geheim te herontdekken en er zich weer voor in te zetten met kracht, moed en enthousiasme.
De Kerk verkondigt dat het huwelijk, als sacrament van het verbond tussen man en vrouw, een "groot geheim" is, omdat het de echtelijke liefde van Christus voor Zijn Kerk uitbeeldt. Sint Paulus schrijft: "Mannen, hebt uw vrouw lief, zoals Christus de Kerk heeft liefgehad. Hij heeft zich voor haar overgeleverd om haar te heiligen, haar reinigend door het waterbad van het woord" (Ef. 5, 25-26) [b:Ef. 5, 25-26]. De apostel spreekt hier over het Doopsel, dat hij uitvoerig behandelt in de brief aan de Romeinen, waar hij dit Sacrament voorstelt als een delen in de dood van Christus, dat voert tot een delen in Zijn leven. (Rom. 6, 3-4) [[b:Rom. 6, 3-4]] In dit sacrament wordt de gelovige herboren als een nieuwe mens, want de Doop heeft de kracht nieuw leven mee te delen, het leven van God zelf. Het mysterie van de Godmens wordt in zekere zin samengevat herhaald in het doopgebeuren. Zoals Sint Irenaeus, evenals trouwens vele Kerkvaders in het Oosten en in het Westen, later zou zeggen: "Christus Jezus, onze Heer, de Zoon van God, werd de Mensenzoon, opdat de mens een zoon van God zou kunnen worden".
De Bruidegom is dus dezelfde God die mens werd. In het Oude Verbond verschijnt de Heer als de Bruidegom van Israël, het uitverkoren volk - een Bruidegom die zowel liefdevol als veeleisend is, jaloers en trouw. Israëls momenten van verraad, afdwaling en afgoderij, die in zulke heftige en beeldende woorden door de profeten worden beschreven, kunnen nooit de liefde blussen waarmee God-de-Bruidegom "bemint tot het uiterste toe". (Joh. 13, 1) [[b:Joh. 13, 1]]
De bevestiging en de voltooiing van de echtelijke band tussen God en Zijn volk worden in het Nieuwe Verbond verwezenlijkt in Christus. Christus verzekert ons dat de Bruidegom bij ons is. (Mt. 9, 15) [[b:Mt. 9, 15]] Hij is bij ieder van ons; Hij is met de Kerk. De Kerk wordt een Bruid, de Bruid van Christus. Deze Bruid, waarover gesproken wordt in de brief aan de Efeziërs, is in iedere gedoopte aanwezig en presenteert zich als het ware aan haar Bruidegom. "Christus heeft de Kerk liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd Hij heeft de Kerk tot zich gevoerd als een heerlijke bruid, zonder vlek of rimpel of fout, heilig en onbesmet" (Ef. 5, 25-27) [b:Ef. 5, 25-27]. De liefde, waarmee de Bruidegom de Kerk "heeft bemind tot het uiterste toe", vernieuwt voortdurend haar heiligheid in haar Heiligen, ofschoon ze toch een Kerk van zondaars blijft. Zelfs zondaars, "tollenaars en ontuchtige vrouwen", worden tot heiligheid geroepen, zoals Jezus zelf zegt in het evangelie. (Mt. 21, 31) [b:Mt. 21, 31] Allen worden opgeroepen een glorievolle Kerk te worden, heilig en onbesmet. "Wees heilig", zegt de Heer, "want Ik ben heilig" (Lev. 11, 44) [b:Lev. 11, 44]. (1 Pt. 1, 16) [[b:1 Pt. 1, 16]]
Dit is de diepste zin van het "grote geheim", de wezenlijke betekenis van de sacramentele gave in de Kerk, de meest fundamentele betekenis van Doopsel en Eucharistie. Dit zijn de vruchten van de liefde waarmee de Bruidegom ons tot het uiterste toe heeft liefgehad, een liefde die voortdurend groeit en mensen steeds overvloediger doet delen in het bovennatuurlijke leven.
Nadat Sint Paulus gezegd heeft: "Mannen, hebt uw vrouw lief" (Ef. 5, 25) [b:Ef. 5, 25], voegt hij er met klem aan toe: "Zo moeten ook de mannen hun vrouwen liefhebben, zoals ze hun eigen lichaam liefhebben. Wie zijn vrouw bemint, bemint zichzelf. Niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat; integendeel, hij voedt en koestert het. En zo doet Christus met de Kerk, omdat wij ledematen zijn van Zijn lichaam" (Ef. 5, 28-30) [b:Ef. 5, 28-30]. En hij moedigt de echtgenoten aan met de woorden: "Weest elkander onderdanig uit ontzag voor Christus" (Ef. 5, 21) [b:Ef. 5, 21].
Dit is zonder enige twijfel een nieuwe presentatie van de eeuwige waarheid over huwelijk en gezin in het licht van het Nieuwe Verbond. Christus heeft deze waarheid in het evangelie geopenbaard door Zijn aanwezigheid te Kana in Galilea, door Zijn kruisoffer en door de sacramenten van Zijn Kerk. Zo ontdekken mannen en vrouwen in Christus het referentiekader voor hun echtelijke liefde. Sint Paulus gebruikt de analogie van de echtelijke liefde, terug verwijzend naar het boek Genesis: "Een man verlaat zijn vader en moeder en hecht zich zo aan zijn vrouw dat zij één vlees worden" (Gen. 2, 24) [b:Gen. 2, 24]. Dit is het "grote geheim" van die eeuwige liefde, die reeds aanwezig is in de schepping, geopenbaard in Christus en toevertrouwd aan de Kerk. "Dit geheim heeft een diepe zin", herhaalt Sint Paulus, "Ik voor mij betrek het op Christus en Zijn Kerk" (Ef. 5, 32) [b:Ef. 5, 32]. Daarom kan de Kerk alleen dan verstaan worden als het Mystieke Lichaam van Christus, als het teken van ons Verbond met God in Christus, of als het universele sacrament van de verlossing, wanneer we het "grote geheim" indachtig zijn, dat verbonden is met de schepping van de mens als man en vrouwen de roeping van beiden tot huwelijksliefde, en tot vaderschap en moederschap. Het "grote geheim" van de Kerk en de mensheid in Christus bestaat niet los van het "grote geheim" dat wordt uitgedrukt in "één vlees" (Gen. 2, 24; Ef. 5, 31-32) [[b:Gen. 2, 24; Ef. 5, 31-32]], dat wil zeggen, in de werkelijkheid van huwelijk en gezin.
Het gezin is zelf het grote geheim van God. Als "huiskerk" is het de bruid van Christus. De universele Kerk, evenals iedere plaatselijke Kerk daarbinnen, wordt het meest direct als bruid van Christus geopenbaard in de "huiskerk" en haar liefdeservaring: echtelijke liefde, vaderlijke en moederlijke liefde, broederlijke en zusterlijke liefde, de liefde van een gemeenschap van personen en van generaties. Zouden we ons menselijke liefde wel voor kunnen stellen zonder de Bruidegom en de liefde waarmee Hij ons eerst bemind heeft tot het uiterste toe? Alleen als echtgenoten delen in die liefde en in dat "grote geheim", kunnen ze liefhebben "tot het uiterste toe". Als ze daar niet in delen, zullen ze niet ten diepste weten wat liefde werkelijk is en hoe onverbiddelijk haar eisen zijn. En dat is ongetwijfeld heel gevaarlijk voor hen.
De leer van de brief aan de Christenen van Efeze verbaast ons vanwege de diepgang en het gezag van die zedeleer. Door te verwijzen naar het huwelijk, en zijdelings naar het gezin, als het "grote geheim" dat slaat op Christus en Zijn Kerk, kan de apostel Paulus nogmaals benadrukken wat hij al eerder tot de mannen heeft gezegd: "Ieder van u moet zijn vrouw liefhebben als zichzelf". En verder zegt hij: "En de vrouw moet eerbied hebben voor haar man". Red: Ook hier is de Petrus.. Red: Ook hier is de Petrus Canisiusvertaling gevolgd. De Willibrordvertaling spreekt van "ontzag" in plaats van "eerbied". Eerbied, omdat zij liefheeft en weet dat zij op haar beurt wordt bemind. Dankzij deze liefde worden man en vrouw een wederzijds geschenk voor elkaar. Liefde houdt de erkenning in van de persoonlijke waardigheid van de ander, en van zijn of haar absolute uniek-zijn. Elk van de echtgenoten is immers, als menselijk wezen, onder alle schepselen op aarde om zichzelf door God gewild. Ieder van hen schenkt zichzelf echter, door een bewuste en verantwoorde daad, vrijwillig aan de ander en aan de kinderen die God geeft. Het zegt wel iets dat Sint Paulus zijn vermaning voortzet met een beroep op het vierde gebod: "Gij, kinderen, weest gehoorzaam aan uw ouders in de Heer, want dit is uw plicht. 'Eer uw vader en uw moeder' (dit is het eerste gebod waaraan een belofte verbonden is), 'opdat het u goed moge gaan en ge lang moogt leven op aarde'. En gij, vaders, verbitterd uw kinderen niet, maar voedt ze op in de tucht en de vermaning des Heren" (Ef. 6, 1-4) [b:Ef. 6, 1-4]. Ook dit citaat is ontleend.. Ook dit citaat is ontleend aan de Petrus Canisiusvertaling, omdat deze op dit punt veel letterlijker is dan de Willibrordvertaling en derhalve het orginele citaat van de Brief beter weergeeft. De apostel ziet dus in het vierde gebod de impliciete verplichting besloten van wederzijds respect tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen, en hij erkent er het beginsel van de gezinsstabiliteit in.
Sint Paulus' prachtige synthese over het "grote geheim" lijkt wel een beknopte samenvatting, in zekere zin een summa, van de leer over God en de mens, die tot voltooiing is gebracht in Christus. Helaas is het Westerse denken, met de ontwikkeling van het moderne rationalisme, geleidelijk aan afgedwaald van deze leer. De filosoof die het principe formuleerde "Cogito, ergo sum", "Ik denk, dus ik ben", verbond ook aan het moderne mens-begrip het kenmerkende dualisme (tweedeling). Het is een typische trek van dit rationalisme om in de mens een radicaal verschil aan te brengen tussen geest en lichaam, tussen lichaam en geest. Maar de mens is een persoon in de eenheid van zijn lichaam en zijn geest. Het lichaam mag nooit herleid worden tot alleen maar materie: het is een bezield lichaam; zo is ook de geest van de mens zo nauw verbonden met het lichaam dat hij omschreven kan worden als een belichaamde geest. De rijkste bron voor kennis van het lichaam is het vlees geworden Woord. Christus openbaart de mens aan zichzelf. In zekere zin is deze uitspraak van het Tweede Vaticaans Concilie het zo lang verwachte antwoord van de Kerk op dit moderne rationalisme.
Dat antwoord is van fundamenteel belang voor het begrijpen van het gezin, vooral tegen de achtergrond van de hedendaagse beschaving, die - het is al eerder gezegd - in tal van gevallen niet langer probeert een "beschaving van de liefde" te zijn. De moderne tijd heeft grote vooruitgang geboekt in het begrijpen van zowel de stoffelijke wereld als de menselijke psychologie, maar met betrekking tot zijn diepste, metafysische dimensie, blijft de huidige mens in hoge mate een onbekend wezen voor zichzelf. Bijgevolg blijft het gezin ook een onbekende werkelijkheid. Dat is het gevolg van de vervreemding van dat "grote geheim" waarover de apostel spreekt.
De scheiding van geest en lichaam in de mens heeft geleid tot een groeiende tendens het menselijke lichaam niet te beschouwen vanuit de specifieke gelijkenis met God. Liever beziet men het op basis van zijn overeenkomst met alle andere lichamen die in de natuur aanwezig zijn, lichamen die de mens gebruikt als grondstof in zijn pogingen consumptiegoederen te produceren. Maar iedereen kan onmiddellijk beseffen welk een enorme gevaren er dreigen als zulke criteria worden toegepast op de mens.
Als het menselijk lichaam, los gezien van geest en gedachte, gebruikt gaat worden worden als grondstof op dezelfde wijze als dat het geval is bij dieren - en dit gebeurt feitelijk bijvoorbeeld bij experimenten met embryo's en foetussen - dan zullen we onvermijdelijk bij een vreselijk zedelijk debâcle uitkomen.
In een dergelijk antropologisch perspectief, wordt de mensheid geconfronteerd met de uitdaging van een Neo-Manichaeisme, waarin lichaam en ziel gezien worden als elkaars radicale tegenstelling; het lichaam leeft niet dankzij de ziel, en de ziel doet het lichaam niet leven. Zo leeft de mens dus niet langer als persoon en als subject. Ondanks alle goede bedoelingen en verklaringen die het tegendeel moeten aantonen, wordt hij slechts een object. Deze Neo-Manichaeaanse cultuur heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de menselijke seksualiteit meer beschouwd wordt als een terrein voor manipulatie en exploitatie, dan als de grondslag voor die allereerste verwondering die Adam op de ochtend van de schepping tegenover Eva deed uitroepen: "Eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees" (Gen. 2, 23) [b:Gen. 2, 23]. Deze zelfde verwondering weerklinkt in de woorden van het Hooglied: "Je hebt mij van mijn zinnen beroofd, mijn zuster, mijn bruid! Je hebt mij van mijn zinnen beroofd met één blik van je ogen, met één kraal van je snoer" (Hoogl. 4, 9) [b:Hoogl. 4, 9]. Wat liggen sommige moderne ideeën ver af van het diepgaande begrip van mannelijkheid en vrouwelijkheid dat we in de goddelijke openbaring aantreffen! De openbaring brengt ons ertoe in de menselijke seksualiteit een schat te ontdekken eigen aan de persoon, die waarachtige vervulling vindt in het gezin, maar die zijn diepste roeping ook tot uitdrukking kan brengen in maagdelijkheid en celibaat omwille van het koninkrijk van God.
Het moderne rationalisme duldt het mysterie niet. Het aanvaardt het mysterie dat de mens man en vrouw is niet, noch wil het toegeven dat de volledige waarheid omtrent de mens geopenbaard is in Jezus Christus. Het weigert met name het "grote geheim" te aanvaarden, dat verkondigd wordt in de brief aan de Efeziërs; daar verzet het zich zelfs radicaal tegen. In de context van een vaag deïsme, wil het de mogelijkheid en zelfs de noodzaak van een Opperwezen of een goddelijke Wezen nog wel erkennen, maar het verwerpt absoluut het idee van een God die mens werd om de mensen te verlossen. Voor dit rationalisme is het niet denkbaar dat God de Verlosser zou zijn, en nog minder dat Hij "de Bruidegom" zou zijn, de allereerste en enige bron van de menselijke liefde tussen echtgenoten. Het rationalisme verschaft ons een radicaal andere kijk op de schepping en de zin van het menselijk bestaan. Maar als de mens eenmaal het zicht verliest op een God die hem liefheeft, een God die hem door Christus roept in Hem en met Hem te leven, en als het gezin niet langer de mogelijkheid heeft te delen in het "grote geheim", wat schiet er dan over behalve slechts de tijdelijke dimensie van het leven? Dan wordt het aardse leven niets anders dan het draaiboek van een strijd om het bestaan, van wanhopig winstbejag en boven alles financieel gewin.
De diepe wortels van het "grote geheim", het sacrament van liefde en leven, dat begonnen is met de schepping en de verlossing en dat Christus de Bruidegom als hoogste zekerheid heeft, dat alles is verloren gegaan in de moderne kijk op de dingen. Het "grote geheim" wordt bedreigd in ons en in alle mensen om ons heen. Moge de kerkelijke viering van het Jaar van het Gezin een kostbare gelegenheid zijn voor echtparen om dit geheim te herontdekken en er zich weer voor in te zetten met kracht, moed en enthousiasme.
Referenties naar alinea 19: 3
Brief aan de bisschoppen van de katholieke Kerk over de samenwerking van man en vrouw in de Kerk en in de wereld ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De Moeder van de schone liefde
20
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
De geschiedenis van de "schone liefde” begint bij de Boodschap aan Maria, met die wonderlijke woorden die de engel sprak tot haar, die geroepen was de Moeder van de Zoon van God te worden. Met Maria's jawoord wordt Hij die "God uit God en Licht uit Licht" is een mensenzoon. Maria is Zijn moeder, terwijl ze toch de Maagd blijft die "geen gemeen- schap heeft met een man". (Lc. 1, 34) [[b:Lc. 1, 34]] Als moeder en maagd wordt Maria de Moeder van de schone liefde. Deze waarheid is reeds geopenbaard in de woorden van de engel Gabriël, maar de volledige betekenis ervan zal geleidelijk aan duidelijker en evidenter worden, als Maria, in standvastige vereniging met haar Zoon, voortgaat op de pelgrimstocht van het geloof.
De "Moeder van de Schone Liefde" werd aanvaard door de man die, volgens de traditie van Israël, reeds haar aardse echtgenoot was:Jozef, uit het huis van David. Jozef had het recht zijn verloofde te beschouwen als zijn vrouwen de moeder van zijn kinderen. Maar God neemt het op zich in dit echtelijk verbond tussenbeide te komen: "Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de Heilige Geest" (Mt. 1, 20) [b:Mt. 1, 20]. Jozef heeft gemerkt, heeft met zijn eigen ogen gezien, dat Maria nieuw leven heeft ontvangen, waar hij buiten staat. Daar hij rechtschapen was en de wet van Oude Verbond onderhield, die in deze situatie tot echtscheiding verplichtte, wilde hij zijn huwelijk op liefdevolle wijze ontbinden. (Mt. 1, 19) [[b:Mt. 1, 19]] De engel van de Heer vertelt hem dan dat dit niet zou stroken met zijn roeping; in feite zou het strijdig zijn met de echtelijke liefde die hem met Maria verbindt. Wil deze wederzijdse echtelijke liefde volledig de "schone liefde" worden, dan moet hij Maria en haar Zoon in zijn eigen huis in Nazareth opnemen. Jozef gehoorzaamt aan de goddelijke boodschap en doet alles wat hem opgedragen is (Mt. 1, 24) [[b:Mt. 1, 24]]. En zo wordt, mede dankzij Jozef, het geheim van de Menswording, en daarmee het geheim van de Heilige Familie, diep gegrift in de echtelijke liefde van man en vrouw, en, op indirecte wijze, in de afkomst van ieder menselijk gezin. Wat Sint Paulus het "grote geheim" zal noemen, heeft zijn meest verheven expressie gevonden in de Heilige Familie. Zo heeft het gezin wezenlijk zijn plaats in het hart van het Nieuwe Verbond. Ook kan gezegd worden dat de geschiedenis van de "schone liefde" in zekere zin begonnen is met het eerste mensenpaar, Adam en Eva. De bekoring waaraan ze toegaven en de erfzonde die daaruit voortvloeide, beroofde hen niet volledig van het vermogen tot "schone liefde". Dit wordt duidelijk als we bijvoorbeeld in het boek Tobit lezen dat het bruidspaar Tobias en Sara, bij het bepalen van de betekenis van hun verbintenis, zich beroepen op hun eerste ouders, Adam en Eva. (Tob. 8, 6) [[b:Tob. 8, 6]] In het Nieuwe Verbond getuigt ook Sint Paulus hiervan, als hij Christus een nieuwe Adam noemt. (1 Kor. 15, 45) [[b:1 Kor. 15, 45]] Christus komt niet om de eerste Adam en de eerste Eva te veroordelen, maar om hen te verlossen. Hij komt alles vernieuwen wat Gods gave aan de mens is, alles in hem wat eeuwig goed en schoon is, alles wat de basis vormt voor de "schone liefde". De geschiedenis van de "schone liefde" is, in zekere zin, de geschiedenis van de verlossing van de mens.
"Schone liefde" begint altijd met de zelf-openbaring van de persoon. Bij de schepping openbaart Eva zich aan Adam, en Adam zich aan Eva. In de loop der geschiedenis zeggen jonggetrouwde paren tegen elkaar: "Wij zullen onze levensweg samen gaan". Zo begint het gezin als een verbintenis van twee en, door het sacrament, als een nieuwe gemeenschap in Christus.Om werkelijk "schoon" te zijn, moet liefde een gave van God zijn, door de Heilige Geest op mensenharten geënt en voortdurend gevoed. (Rom. 5, 5) [[b:Rom. 5, 5]] In het volledige bewustzijn hiervan vraagt de Kerk, bij het huwelijkssacrament, de Heilige Geest in mensenharten te komen. Als liefde waarlijk "schone liefde" zal zijn, een gave van de ene persoon aan de ander, dan moet ze afkomstig zijn van Hem die zelf een gave is en de bron van elke gave.
Dat was het geval, zoals het evangelie verhaalt, bij Maria en Jozef, die op de drempel van het Nieuwe Verbond, de ervaring van de "schone liefde", zoals die beschreven wordt in het Hooglied, opnieuw beleefden. Jozef denkt aan Maria met de woorden: "Mijn zuster, mijn bruid" (Hoogl. 4, 9) [b:Hoogl. 4, 9]. Maria, de Moeder van God, ontvangt haar Kind door de kracht van de Heilige Geest, de bron van de "schone liefde", die het evangelie fijngevoelig in de context van het "grote geheim" plaatst.
Als we over "schone liefde" spreken, spreken we ook over schoonheid: de schoonheid van de liefde en de schoonheid van de mens die, door de kracht van de Heilige Geest, tot zulke liefde in staat is. We spreken over de schoonheid van man en vrouw: hun schoonheid als broeder of zuster, als een paar dat op trouwen staat, als echtgenoten. Het Evangelie werpt niet alleen licht op het geheim van de "schone liefde", maar ook op het even diepe geheim van de schoonheid, die, evenals de liefde, van God komt. Man en vrouw zijn van God, twee personen geroepen om een wederzijdse zelfgave te worden. Uit de eerste gave van de Heilige Geest, die "het leven geeft", ontstaat de wederzijdse gave om elkaars huwelijkspartner te zijn, maar ook om broer of zus te zijn.
Dit alles wordt bevestigd door het geheim van de Menswording, een geheim dat de bron van een nieuwe schoonheid is geworden in de geschiedenis van de mensheid en talloze meesterwerken in de kunst heeft geïnspireerd. Na het strikte verbod op het uitbeelden van de onzichtbare God in "gesneden beelden" (Deut. 4, 15-20) [[b:Deut. 4, 15-20]], begon men in het christelijke tijdperk de mensgeworden God in de kunst af te beelden, maar ook Zijn moeder Maria, Sint Jozef, de Heiligen van het Oude en het Nieuwe Verbond en de gehele geschapen wereld, die door Christus is verlost. Zo ontstond er een nieuwe band met de wereld van de cultuur en de kunst. Men kan wel zeggen dat deze nieuwe houding ten opzichte van de kunst, waarin aandacht wordt besteed aan de diepste dimensie van de mens en zijn toekomst, ontstaat in het geheim van de Menswording van Christus en inspiratie ontleent aan de geheimen van Zijn leven: Zijn geboorte in Bethlehem, Zijn verborgen leven in Nazareth, Zijn openbaar leven, Golgotha, de Verrijzenis en Zijn wederkomst in heerlijkheid. De Kerk is er zich van bewust dat haar aanwezigheid in de wereld van vandaag -en in het bijzonder haar hulp en steun aan de bevordering van de waardigheid van huwelijk en gezin - innig verbonden is met de ontwikkeling van de cultuur, en daar heeft ze terecht belangstelling voor. Dit is juist de reden waarom de Kerk zich bezorgd toont over de richting die is ingeslagen door de sociale communicatiemiddelen, die tegenover hun enorme publiek niet alleen de plicht van informatie hebben, maar ook van vorming. Daar de Kerk de uitgebreide en machtige invloed van de media kent, wordt ze nooit moe de medewerkers van de media te herinneren aan de gevaren die voortvloeien uit de manipulatie van de waarheid. Wat kan er aan waarheid zijn in films, voorstellingen en radio- en televisieprogramma's die beheerst worden door pornografie en geweld? Dienen die werkelijk de waarheid omtrent de mens? Zulke vragen zijn onontkoombaar voor hen die werken op het terrein van de communicatie en die verantwoordelijkheid hebben voor het maken en op de markt brengen van media-producten.
Dit soort kritische beschouwingen zou onze samenleving, die zeker veel positieve aspecten heeft op materieel en cultureel niveau, tot het besef moeten brengen dat ze, vanuit verschillende gezichtspunten, een zieke samenleving is, die diepgaande vervormingen in de mens veroorzaakt. Hoe komt dat? Dat komt omdat onze samenleving afstand heeft genomen van de volledige waarheid omtrent de mens, van de waarheid met betrekking tot man en vrouw als personen. Daarom kan er geen goed begrip zijn voor de werkelijke betekenis van de zelf gave van personen in het huwelijk, van verantwoordelijke liefde in dienst van vaderschap en moederschap, en van de ware grootsheid van voortplanting en opvoeding. Is het overdreven om te zeggen dat de massamedia, als ze niet geleid worden door gezonde ethische beginselen, de waarheid niet kunnen dienen in haar fundamentele dimensie? Dit is de echte tragedie: de moderne sociale communicatiemiddelen staan bloot aan de verleiding om de boodschap die ze brengen te manipuleren, en zo de waarheid omtrent de mens te vervalsen. Menselijke wezens zijn niet zoals de beelden die ons in reclameboodschappen worden voorgespiegeld en zoals de moderne massamedia ze tonen. Ze zijn veel meer, in hun lichamelijke en geestelijke eenheid, als samenstel van ziel en lichaam, als personen. Ze zijn veel meer, vanwege hun roeping om lief te hebben, die hen als man en vrouw binnen leidt in het koninkrijk van het "grote geheim".
Maria was de eerste die dit koninkrijk binnen ging en zij leidde er ook haar man, Jozef, binnen. Zo werden deze twee het eerste model van de "schone liefde", die de Kerk voortdurend afsmeekt voor jonge mensen, mannen, vrouwen en gezinnen. Jonge mensen, echtgenoten en gezinnen moeten zelf ook nooit ophouden er in gebed om te vragen. Hoe zouden we de drommen pelgrims kunnen vergeten, oud en jong, die Maria-heiligdommen bezoeken en kijken naar het gelaat van de Moeder van God, naar de gezichten van de Heilige Familie, waar ze de weerschijn vinden van de volle schoonheid van de liefde, die God aan de mensheid geschonken heeft?
Als Christus in de Bergrede het zesde gebod in herinnering roept, zegt Hij: "Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult geen echtbreuk plegen. Maar Ik zeg u: Alwie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd" (Mt. 5, 27-28) [b:Mt. 5, 27-28]. Vergeleken met de Tien Geboden en het doel de traditionele bestendigheid van huwelijk en gezin te verdedigen, betekenen deze woorden een grote stap voorwaarts. Jezus dringt door tot de kern van de zonde van overspel, in het binnenste van het menselijk hart, die zich openbaart door een manier van kijken en denken die beheerst wordt door begeerte. Als gevolg van de begeerte heeft de mens de neiging een ander menselijk wezen als zijn eigendom te behandelen, terwijl deze ander niet aan hem toebehoort, maar aan God. Sprekend tot Zijn tijdgenoten, spreekt Christus ook tot mannen en vrouwen van elke eeuwen elke generatie. Hij spreekt in het bijzonder tot onze generatie, die leeft in een maatschappij die gedomineerd wordt door consumptie-drang en hedonisme.
Waarom spreekt Christus in de Bergrede zulke krachtige en veeleisende woorden? De reden is heel duidelijk: Christus wil zo de heiligheid van het huwelijk en het gezin veilig stellen. Hij wil de volle waarheid omtrent de menselijke persoon en diens waardigheid verdedigen.
Alleen in het licht van deze waarheid kan het gezin "ten einde toe" de grote openbaring zijn, de eerste ontdekking van de ander, de wederzijdse ontdekking van man en vrouw en dan van iedere zoon en dochter die hun geboren wordt. Alles wat man en vrouw elkaar beloven - "trouw zijn in goede en kwade dagen, en elkaar liefhebben en waarderen al de dagen van hun leven" - is alleen mogelijk als er sprake is van "schone liefde". Wat dat betekent, kan de mens tegenwoordig niet leren van wat de moderne massacultuur te zeggen heeft. "Schone liefde" wordt bovenal geleerd in gebed. Gebed impliceert in feite altijd, om een uitdrukking van Sint Paulus te gebruiken, een soort innerlijke verborgenheid met Christus in God; "uw leven is met Christus verborgen in God" (Kol. 3, 3) [b:Kol. 3, 3]. Alleen in deze verborgenheid ervaren we de werking van de Heilige Geest, de bron van de "schone liefde". Hij heeft deze liefde niet alleen uitgestort in de harten van Maria en Jozef, maar ook in de harten van alle gehuwde paren die open staan voor het woord van God en het bewaren. (Lc. 8, 15) [[b:Lc. 8, 15]] De toekomst van iedere gezinseenheid hangt af van deze "schone liefde" de wederzijdse liefde tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen, een liefde die alle generaties omvat. liefde is de ware bron van de eenheid en de kracht van het gezin.
De "Moeder van de Schone Liefde" werd aanvaard door de man die, volgens de traditie van Israël, reeds haar aardse echtgenoot was:Jozef, uit het huis van David. Jozef had het recht zijn verloofde te beschouwen als zijn vrouwen de moeder van zijn kinderen. Maar God neemt het op zich in dit echtelijk verbond tussenbeide te komen: "Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de Heilige Geest" (Mt. 1, 20) [b:Mt. 1, 20]. Jozef heeft gemerkt, heeft met zijn eigen ogen gezien, dat Maria nieuw leven heeft ontvangen, waar hij buiten staat. Daar hij rechtschapen was en de wet van Oude Verbond onderhield, die in deze situatie tot echtscheiding verplichtte, wilde hij zijn huwelijk op liefdevolle wijze ontbinden. (Mt. 1, 19) [[b:Mt. 1, 19]] De engel van de Heer vertelt hem dan dat dit niet zou stroken met zijn roeping; in feite zou het strijdig zijn met de echtelijke liefde die hem met Maria verbindt. Wil deze wederzijdse echtelijke liefde volledig de "schone liefde" worden, dan moet hij Maria en haar Zoon in zijn eigen huis in Nazareth opnemen. Jozef gehoorzaamt aan de goddelijke boodschap en doet alles wat hem opgedragen is (Mt. 1, 24) [[b:Mt. 1, 24]]. En zo wordt, mede dankzij Jozef, het geheim van de Menswording, en daarmee het geheim van de Heilige Familie, diep gegrift in de echtelijke liefde van man en vrouw, en, op indirecte wijze, in de afkomst van ieder menselijk gezin. Wat Sint Paulus het "grote geheim" zal noemen, heeft zijn meest verheven expressie gevonden in de Heilige Familie. Zo heeft het gezin wezenlijk zijn plaats in het hart van het Nieuwe Verbond. Ook kan gezegd worden dat de geschiedenis van de "schone liefde" in zekere zin begonnen is met het eerste mensenpaar, Adam en Eva. De bekoring waaraan ze toegaven en de erfzonde die daaruit voortvloeide, beroofde hen niet volledig van het vermogen tot "schone liefde". Dit wordt duidelijk als we bijvoorbeeld in het boek Tobit lezen dat het bruidspaar Tobias en Sara, bij het bepalen van de betekenis van hun verbintenis, zich beroepen op hun eerste ouders, Adam en Eva. (Tob. 8, 6) [[b:Tob. 8, 6]] In het Nieuwe Verbond getuigt ook Sint Paulus hiervan, als hij Christus een nieuwe Adam noemt. (1 Kor. 15, 45) [[b:1 Kor. 15, 45]] Christus komt niet om de eerste Adam en de eerste Eva te veroordelen, maar om hen te verlossen. Hij komt alles vernieuwen wat Gods gave aan de mens is, alles in hem wat eeuwig goed en schoon is, alles wat de basis vormt voor de "schone liefde". De geschiedenis van de "schone liefde" is, in zekere zin, de geschiedenis van de verlossing van de mens.
"Schone liefde" begint altijd met de zelf-openbaring van de persoon. Bij de schepping openbaart Eva zich aan Adam, en Adam zich aan Eva. In de loop der geschiedenis zeggen jonggetrouwde paren tegen elkaar: "Wij zullen onze levensweg samen gaan". Zo begint het gezin als een verbintenis van twee en, door het sacrament, als een nieuwe gemeenschap in Christus.Om werkelijk "schoon" te zijn, moet liefde een gave van God zijn, door de Heilige Geest op mensenharten geënt en voortdurend gevoed. (Rom. 5, 5) [[b:Rom. 5, 5]] In het volledige bewustzijn hiervan vraagt de Kerk, bij het huwelijkssacrament, de Heilige Geest in mensenharten te komen. Als liefde waarlijk "schone liefde" zal zijn, een gave van de ene persoon aan de ander, dan moet ze afkomstig zijn van Hem die zelf een gave is en de bron van elke gave.
Dat was het geval, zoals het evangelie verhaalt, bij Maria en Jozef, die op de drempel van het Nieuwe Verbond, de ervaring van de "schone liefde", zoals die beschreven wordt in het Hooglied, opnieuw beleefden. Jozef denkt aan Maria met de woorden: "Mijn zuster, mijn bruid" (Hoogl. 4, 9) [b:Hoogl. 4, 9]. Maria, de Moeder van God, ontvangt haar Kind door de kracht van de Heilige Geest, de bron van de "schone liefde", die het evangelie fijngevoelig in de context van het "grote geheim" plaatst.
Als we over "schone liefde" spreken, spreken we ook over schoonheid: de schoonheid van de liefde en de schoonheid van de mens die, door de kracht van de Heilige Geest, tot zulke liefde in staat is. We spreken over de schoonheid van man en vrouw: hun schoonheid als broeder of zuster, als een paar dat op trouwen staat, als echtgenoten. Het Evangelie werpt niet alleen licht op het geheim van de "schone liefde", maar ook op het even diepe geheim van de schoonheid, die, evenals de liefde, van God komt. Man en vrouw zijn van God, twee personen geroepen om een wederzijdse zelfgave te worden. Uit de eerste gave van de Heilige Geest, die "het leven geeft", ontstaat de wederzijdse gave om elkaars huwelijkspartner te zijn, maar ook om broer of zus te zijn.
Dit alles wordt bevestigd door het geheim van de Menswording, een geheim dat de bron van een nieuwe schoonheid is geworden in de geschiedenis van de mensheid en talloze meesterwerken in de kunst heeft geïnspireerd. Na het strikte verbod op het uitbeelden van de onzichtbare God in "gesneden beelden" (Deut. 4, 15-20) [[b:Deut. 4, 15-20]], begon men in het christelijke tijdperk de mensgeworden God in de kunst af te beelden, maar ook Zijn moeder Maria, Sint Jozef, de Heiligen van het Oude en het Nieuwe Verbond en de gehele geschapen wereld, die door Christus is verlost. Zo ontstond er een nieuwe band met de wereld van de cultuur en de kunst. Men kan wel zeggen dat deze nieuwe houding ten opzichte van de kunst, waarin aandacht wordt besteed aan de diepste dimensie van de mens en zijn toekomst, ontstaat in het geheim van de Menswording van Christus en inspiratie ontleent aan de geheimen van Zijn leven: Zijn geboorte in Bethlehem, Zijn verborgen leven in Nazareth, Zijn openbaar leven, Golgotha, de Verrijzenis en Zijn wederkomst in heerlijkheid. De Kerk is er zich van bewust dat haar aanwezigheid in de wereld van vandaag -en in het bijzonder haar hulp en steun aan de bevordering van de waardigheid van huwelijk en gezin - innig verbonden is met de ontwikkeling van de cultuur, en daar heeft ze terecht belangstelling voor. Dit is juist de reden waarom de Kerk zich bezorgd toont over de richting die is ingeslagen door de sociale communicatiemiddelen, die tegenover hun enorme publiek niet alleen de plicht van informatie hebben, maar ook van vorming. Daar de Kerk de uitgebreide en machtige invloed van de media kent, wordt ze nooit moe de medewerkers van de media te herinneren aan de gevaren die voortvloeien uit de manipulatie van de waarheid. Wat kan er aan waarheid zijn in films, voorstellingen en radio- en televisieprogramma's die beheerst worden door pornografie en geweld? Dienen die werkelijk de waarheid omtrent de mens? Zulke vragen zijn onontkoombaar voor hen die werken op het terrein van de communicatie en die verantwoordelijkheid hebben voor het maken en op de markt brengen van media-producten.
Dit soort kritische beschouwingen zou onze samenleving, die zeker veel positieve aspecten heeft op materieel en cultureel niveau, tot het besef moeten brengen dat ze, vanuit verschillende gezichtspunten, een zieke samenleving is, die diepgaande vervormingen in de mens veroorzaakt. Hoe komt dat? Dat komt omdat onze samenleving afstand heeft genomen van de volledige waarheid omtrent de mens, van de waarheid met betrekking tot man en vrouw als personen. Daarom kan er geen goed begrip zijn voor de werkelijke betekenis van de zelf gave van personen in het huwelijk, van verantwoordelijke liefde in dienst van vaderschap en moederschap, en van de ware grootsheid van voortplanting en opvoeding. Is het overdreven om te zeggen dat de massamedia, als ze niet geleid worden door gezonde ethische beginselen, de waarheid niet kunnen dienen in haar fundamentele dimensie? Dit is de echte tragedie: de moderne sociale communicatiemiddelen staan bloot aan de verleiding om de boodschap die ze brengen te manipuleren, en zo de waarheid omtrent de mens te vervalsen. Menselijke wezens zijn niet zoals de beelden die ons in reclameboodschappen worden voorgespiegeld en zoals de moderne massamedia ze tonen. Ze zijn veel meer, in hun lichamelijke en geestelijke eenheid, als samenstel van ziel en lichaam, als personen. Ze zijn veel meer, vanwege hun roeping om lief te hebben, die hen als man en vrouw binnen leidt in het koninkrijk van het "grote geheim".
Maria was de eerste die dit koninkrijk binnen ging en zij leidde er ook haar man, Jozef, binnen. Zo werden deze twee het eerste model van de "schone liefde", die de Kerk voortdurend afsmeekt voor jonge mensen, mannen, vrouwen en gezinnen. Jonge mensen, echtgenoten en gezinnen moeten zelf ook nooit ophouden er in gebed om te vragen. Hoe zouden we de drommen pelgrims kunnen vergeten, oud en jong, die Maria-heiligdommen bezoeken en kijken naar het gelaat van de Moeder van God, naar de gezichten van de Heilige Familie, waar ze de weerschijn vinden van de volle schoonheid van de liefde, die God aan de mensheid geschonken heeft?
Als Christus in de Bergrede het zesde gebod in herinnering roept, zegt Hij: "Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult geen echtbreuk plegen. Maar Ik zeg u: Alwie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd" (Mt. 5, 27-28) [b:Mt. 5, 27-28]. Vergeleken met de Tien Geboden en het doel de traditionele bestendigheid van huwelijk en gezin te verdedigen, betekenen deze woorden een grote stap voorwaarts. Jezus dringt door tot de kern van de zonde van overspel, in het binnenste van het menselijk hart, die zich openbaart door een manier van kijken en denken die beheerst wordt door begeerte. Als gevolg van de begeerte heeft de mens de neiging een ander menselijk wezen als zijn eigendom te behandelen, terwijl deze ander niet aan hem toebehoort, maar aan God. Sprekend tot Zijn tijdgenoten, spreekt Christus ook tot mannen en vrouwen van elke eeuwen elke generatie. Hij spreekt in het bijzonder tot onze generatie, die leeft in een maatschappij die gedomineerd wordt door consumptie-drang en hedonisme.
Waarom spreekt Christus in de Bergrede zulke krachtige en veeleisende woorden? De reden is heel duidelijk: Christus wil zo de heiligheid van het huwelijk en het gezin veilig stellen. Hij wil de volle waarheid omtrent de menselijke persoon en diens waardigheid verdedigen.
Alleen in het licht van deze waarheid kan het gezin "ten einde toe" de grote openbaring zijn, de eerste ontdekking van de ander, de wederzijdse ontdekking van man en vrouw en dan van iedere zoon en dochter die hun geboren wordt. Alles wat man en vrouw elkaar beloven - "trouw zijn in goede en kwade dagen, en elkaar liefhebben en waarderen al de dagen van hun leven" - is alleen mogelijk als er sprake is van "schone liefde". Wat dat betekent, kan de mens tegenwoordig niet leren van wat de moderne massacultuur te zeggen heeft. "Schone liefde" wordt bovenal geleerd in gebed. Gebed impliceert in feite altijd, om een uitdrukking van Sint Paulus te gebruiken, een soort innerlijke verborgenheid met Christus in God; "uw leven is met Christus verborgen in God" (Kol. 3, 3) [b:Kol. 3, 3]. Alleen in deze verborgenheid ervaren we de werking van de Heilige Geest, de bron van de "schone liefde". Hij heeft deze liefde niet alleen uitgestort in de harten van Maria en Jozef, maar ook in de harten van alle gehuwde paren die open staan voor het woord van God en het bewaren. (Lc. 8, 15) [[b:Lc. 8, 15]] De toekomst van iedere gezinseenheid hangt af van deze "schone liefde" de wederzijdse liefde tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen, een liefde die alle generaties omvat. liefde is de ware bron van de eenheid en de kracht van het gezin.
Referenties naar alinea 20: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De geboorte en het gevaar
21
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Het is veelbetekenend dat het korte verslag van Jezus' kindsheid Zijn geboorte vermeldt en bijna tegelijkertijd het gevaar waar Hij onmiddellijk mee geconfronteerd werd. Lucas tekent de profetische woorden op, gesproken door de oude Simeon toen het Kind veertig dagen na Zijn geboorte in de Tempel aan de Heer werd opgedragen. Simeon sprak van "licht" en van een "teken van tegenspraak". Verder voorspelt hij aan Maria: "en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord". (Lc. 2, 32-35) [[b:Lc. 2, 32-35]] Matteüs, van zijn kant, vertelt over het boze plan van Herodes tegen Jezus. Op de hoogte gebracht door de Wijzen die uit het oosten gekomen waren om de pasgeboren koning te zien (Mt. 2, 2) [[b:Mt. 2, 2]], voelt Herodes zijn macht bedreigd, en na hun vertrek geeft hij opdracht dat alle mannelijke kinderen van twee jaar en jonger in Bethlehem en de omliggende plaatsen gedood moeten worden. Jezus ontkomt aan Herodes dankzij speciaal goddelijk ingrijpen en de vaderlijke zorg van Jozef, die Hem met Zijn moeder meeneemt naar Egypte, waar ze blijven tot aan de dood van Herodes. Dan keert de Heilige Familie terug naar Nazareth, de stad waar ze vandaan kwamen, en daar begint wat jaren lang een verborgen leven zal zijn, gekenmerkt door het verrichten van de dagelijkse taken met getrouwheid en edelmoedigheid. (Mt. 2, 1-23; Lc. 2, 39-52) [[b:Mt. 2, 1-23; Lc. 2, 39-52]]
Het feit dat Jezus al vanaf Zijn geboorte met bedreiging en gevaar te maken had, is van een zekere profetische welsprekendheid. Zelfs als Kind is Jezus een "teken van tegenspraak". Profetisch welsprekend is ook de tragedie van de onschuldige kinderen van Bethlehem, die op bevel van Herodes werden afgeslacht. Volgens de oude liturgie van de Kerk hebben zij gedeeld in de geboorte en het verlossende lijden van Christus. Door hun eigen "lijden" vullen zij aan "wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus ten bate van Zijn Lichaam, dat is de Kerk" (Kol. 1, 24) [b:Kol. 1, 24].
Zo wordt in de kindsheidsverhalen van het evangelie de aankondiging van het leven, die op wonderbare wijze tot uiting komt bij de geboorte van de Verlosser, in scherpe tegenstelling geplaatst met de bedreiging van het leven, een leven dat zowel het geheim van de Menswording omsluit, als de gehele godmenselijke werkelijkheid van Christus. Het Woord is vlees geworden (Joh. 1, 14) [[b:Joh. 1, 14]]; God is mens geworden. De Kerkvaders vragen dikwijls aandacht voor dit verheven geheim: "God werd mens, opdat wij goden zouden worden". Deze geloofswaarheid is tegelijk de waarheid omtrent de mens. Hieruit blijkt duidelijk de ernst van alle aanslagen op het leven van een kind in de schoot van de moeder. Juist in die situatie ontmoeten we alles wat lijnrecht tegenover de "schone liefde" staat. Als een individu zich uitsluitend bezig houdt met "gebruik", kan hij zover komen dat hij de liefde doodt door de vrucht van de liefde te doden. Voor de gebruikscultuur wordt de "gezegende vrucht van uw schoot" (Lc. 1, 42) [b:Lc. 1, 42] in zekere zin een "vervloekte vrucht".
Hier moeten we wel even stil staan bij de ernstige afdwalingen die de zogenaamde constitutionele staat in zoveel landen tolereert. Gods wet is ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk met betrekking tot het menselijk leven. God gebiedt: "Gij zult niet doden" (Ex. 20, 13) [b:Ex. 20, 13]. Daarom kan geen enkele menselijke wetgever verklaren: het is u toegestaan te doden, u hebt het recht te doden, of u moet doden. Het is tragisch genoeg dat dit in de geschiedenis van onze eeuw wel degelijk voorgekomen is, als bepaalde politieke krachten aan de macht kwamen, soms zelfs op democratische wijze. Er werden wetten gemaakt tegen het recht op leven van iedere mens, om redenen van rasveredeling, etnische zuiverheid en wat dies meer zij, allemaal redenen die even ongegrond als verkeerd zijn. Een niet minder ernstig verschijnsel, niet in de laatste plaats omdat het op wijdverspreide instemming van het publiek mag rekenen, is dat van wetten die geen eerbied hebben voor het recht op leven vanaf het moment van de conceptie. Hoe kan men moreel wetten aanvaarden die toestaan dat een nog ongeboren maar reeds in de moederschoot levend mensenkind gedood wordt? Zo wordt het recht op leven uitsluitend een voorrecht van volwassenen, die zelfs de wetgevende macht manipuleren om hun eigen plannen uit te voeren en hun eigen belangen na te jagen.
We worden geconfronteerd met een onbeschrijfelijke bedreiging van het leven: niet alleen van het leven van individuen, maar ook van dat van de beschaving zelf. De bewering dat de beschaving in sommige streken een "doodscultuur" geworden is, wordt op verontrustende wijzen bevestigd. Was het geen profetische gebeurtenis dat de geboorte van Christus gepaard ging met gevaar voor Zijn leven? Zelfs het leven van Hem die tegelijk mensenzoon en Zoon van God is, werd bedreigd. Vanaf het begin liep Zijn leven gevaar en alleen door een wonder ontsnapte Hij aan de dood.
Niettemin zijn er in de laatste decennia enkele bemoedigende tekenen te bespeuren, die duiden op een ontwaken van het geweten, zowel onder intellectuelen als bij het brede publiek. Er is een nieuw en groeiend gevoel van respect voor het leven vanaf het moment van de conceptie, speciaal onder jonge mensen. "Pro-life" bewegingen beginnen zich te verspreiden. Dit is een zuurdeeg van hoop voor de toekomst van het gezin en van de hele mensheid.
Het feit dat Jezus al vanaf Zijn geboorte met bedreiging en gevaar te maken had, is van een zekere profetische welsprekendheid. Zelfs als Kind is Jezus een "teken van tegenspraak". Profetisch welsprekend is ook de tragedie van de onschuldige kinderen van Bethlehem, die op bevel van Herodes werden afgeslacht. Volgens de oude liturgie van de Kerk hebben zij gedeeld in de geboorte en het verlossende lijden van Christus. Door hun eigen "lijden" vullen zij aan "wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus ten bate van Zijn Lichaam, dat is de Kerk" (Kol. 1, 24) [b:Kol. 1, 24].
Zo wordt in de kindsheidsverhalen van het evangelie de aankondiging van het leven, die op wonderbare wijze tot uiting komt bij de geboorte van de Verlosser, in scherpe tegenstelling geplaatst met de bedreiging van het leven, een leven dat zowel het geheim van de Menswording omsluit, als de gehele godmenselijke werkelijkheid van Christus. Het Woord is vlees geworden (Joh. 1, 14) [[b:Joh. 1, 14]]; God is mens geworden. De Kerkvaders vragen dikwijls aandacht voor dit verheven geheim: "God werd mens, opdat wij goden zouden worden". Deze geloofswaarheid is tegelijk de waarheid omtrent de mens. Hieruit blijkt duidelijk de ernst van alle aanslagen op het leven van een kind in de schoot van de moeder. Juist in die situatie ontmoeten we alles wat lijnrecht tegenover de "schone liefde" staat. Als een individu zich uitsluitend bezig houdt met "gebruik", kan hij zover komen dat hij de liefde doodt door de vrucht van de liefde te doden. Voor de gebruikscultuur wordt de "gezegende vrucht van uw schoot" (Lc. 1, 42) [b:Lc. 1, 42] in zekere zin een "vervloekte vrucht".
Hier moeten we wel even stil staan bij de ernstige afdwalingen die de zogenaamde constitutionele staat in zoveel landen tolereert. Gods wet is ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk met betrekking tot het menselijk leven. God gebiedt: "Gij zult niet doden" (Ex. 20, 13) [b:Ex. 20, 13]. Daarom kan geen enkele menselijke wetgever verklaren: het is u toegestaan te doden, u hebt het recht te doden, of u moet doden. Het is tragisch genoeg dat dit in de geschiedenis van onze eeuw wel degelijk voorgekomen is, als bepaalde politieke krachten aan de macht kwamen, soms zelfs op democratische wijze. Er werden wetten gemaakt tegen het recht op leven van iedere mens, om redenen van rasveredeling, etnische zuiverheid en wat dies meer zij, allemaal redenen die even ongegrond als verkeerd zijn. Een niet minder ernstig verschijnsel, niet in de laatste plaats omdat het op wijdverspreide instemming van het publiek mag rekenen, is dat van wetten die geen eerbied hebben voor het recht op leven vanaf het moment van de conceptie. Hoe kan men moreel wetten aanvaarden die toestaan dat een nog ongeboren maar reeds in de moederschoot levend mensenkind gedood wordt? Zo wordt het recht op leven uitsluitend een voorrecht van volwassenen, die zelfs de wetgevende macht manipuleren om hun eigen plannen uit te voeren en hun eigen belangen na te jagen.
We worden geconfronteerd met een onbeschrijfelijke bedreiging van het leven: niet alleen van het leven van individuen, maar ook van dat van de beschaving zelf. De bewering dat de beschaving in sommige streken een "doodscultuur" geworden is, wordt op verontrustende wijzen bevestigd. Was het geen profetische gebeurtenis dat de geboorte van Christus gepaard ging met gevaar voor Zijn leven? Zelfs het leven van Hem die tegelijk mensenzoon en Zoon van God is, werd bedreigd. Vanaf het begin liep Zijn leven gevaar en alleen door een wonder ontsnapte Hij aan de dood.
Niettemin zijn er in de laatste decennia enkele bemoedigende tekenen te bespeuren, die duiden op een ontwaken van het geweten, zowel onder intellectuelen als bij het brede publiek. Er is een nieuw en groeiend gevoel van respect voor het leven vanaf het moment van de conceptie, speciaal onder jonge mensen. "Pro-life" bewegingen beginnen zich te verspreiden. Dit is een zuurdeeg van hoop voor de toekomst van het gezin en van de hele mensheid.
Referenties naar alinea 21: 2
Evangelium Vitae ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- "...Gij hebt Mij opgenomen"
22
Echtparen en gezinnen van de hele wereld: de Bruidegom is bij u! Dit is wat de Paus vooral tegen u wil zeggen tijdens dit Jaar dat de Verenigde Naties en de Kerk aan het gezin hebben toegewijd.
Ons geloof leert ons dat Jezus Christus, die "zit aan de rechterhand van de Vader", zal komen om de levenden en de doden te oordelen. Anderzijds verzekert het evangelie van Johannes ons dat Christus gezonden werd "naar de wereld niet om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered" (Joh. 3,17) [b:Joh. 3,17]. Waaruit bestaat dan het oordeel? Christus zelf geeft het antwoord: "Hierin bestaat het oordeel: het licht is in de wereld gekomen Maar wie de waarheid doet, gaat naar het licht, opdat van zijn daden moge blijken dat ze in God zijn gedaan" (Joh. 3, 19.21) [b:Joh. 3, 19.21]. Onlangs heeft de encycliek Veritatis Splendor [83] ons hier nog aan herinnerd. Is Christus dan een rechter? Uw eigen daden zullen u oordelen in het licht van de waarheid die u kent. Vaders en moeders, zonen en dochters, zullen geoordeeld worden naar hun daden. Ieder van ons zal geoordeeld worden aan de hand van de geboden, waaronder diegene die in deze Brief besproken zijn: het vierde, het vijfde, het zesde en het negende gebod. Maar uiteindelijk zal iedereen geoordeeld worden naar de liefde, die de diepste zin en de samenvatting van alle geboden is. Zoals Sint Johannes van het Kruis schreef: "Op de avond van ons leven zullen we geoordeeld worden naar de liefde". Christus, de Verlosser en Bruidegom van de mensheid, "werd hiertoe geboren en kwam hiertoe in de wereld, om getuigenis af te leggen van de waarheid. "Alwie uit de waarheid is, luistert naar Zijn stem". (Joh. 18, 37) [[b:Joh. 18, 37]] Christus zal de rechter zijn, maar op de wijze die Hijzelf aangaf toen Hij over het Laatste Oordeel sprak. (Mt. 25, 31-46) [[b:Mt. 25, 31-46]] Zijn oordeel zal een oordeel naar liefde zijn, dat definitief de waarheid zal bevestigen dat de Bruidegom bij ons was, misschien zonder dat wij er onszelf van bewust waren.
De rechter is de Bruidegom van de Kerk en van de mensheid. Daarom zegt Hij, als Hij Zijn oordeel velt: "Komt, gezegenden van Mijn Vader Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed " (Mt. 25, 34-36) [b:Mt. 25, 34-36].
Deze lijst zou natuurlijk uitgebreid kunnen worden, en talloze andere problemen die verband houden met huwelijks- en gezinsleven zouden kunnen worden toegevoegd. Daar zouden we dan mededelingen kunnen aantreffen zoals:
We weten echter ook dat volgens het evangelie van Matteüs er bij het Laatste Oordeel nog een andere lijst is, plechtig en afschrikwekkend: "Gaat weg van Mij Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven, Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt en gij hebt Mij niet gekleed " (Mt. 25, 41-43) [b:Mt. 25, 41-43]. Aan deze lijst zouden we ook andere handelwijzen kunnen toevoegen, waarin Jezus telkens aanwezig is als degene die afgewezen wordt. Zo zou Hij geïdentificeerd kunnen worden met de in de steek gelaten man of vrouw, of met het kind dat werd ontvangen en daarna afgewezen: "U hebt Mij niet welkom geheten"! Dit oordeel komt voor in de geschiedenis van onze gezinnen; het is te vinden in de geschiedenis van onze volkeren en van het hele mensdom. Christus' woorden: "U hebt Mij niet welkom geheten" raken ook sociale instellingen, regeringen en internationale organisaties.
Pascal schreef: "Jezus zal in doodstrijd zijn tot aan het einde van de wereld". De doodstrijd in Getsemane en de doodstrijd op Golgotha vormen het hoogtepunt van de openbaring van de liefde. Bij beide gelegenheden wordt geopenbaard dat Hij bij ons is, de Bruidegom die ons altijd opnieuw weer liefheeft, en die ons "liefheeft tot het uiterste toe". (Joh. 13, 1) [[b:Joh. 13, 1]] De liefde van Christus, die van Hem uitgaat over de beperkingen van de geschiedenis van individuen en gezinnen heen, overstijgt de hele menselijke geschiedenis.
Met het oog op datgene wat vanaf verschillende platforms gedurende het Jaar van het Gezin verkondigd zal worden, wil ik aan het einde van deze overwegingen, dierbare broeders en zusters, graag met u de geloofsbelijdenis hernieuwen, die Petrus voor de Heer aflegde: "Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven" (Joh. 6, 68) [b:Joh. 6, 68]. Laat ons samen zeggen: "Uw woorden, Heer, zullen niet voorbijgaan"!. (Mc. 13, 31) [[b:Mc. 13, 31]] Welke wens heeft de Paus dan voor u aan het einde van deze lange meditatie over het Jaar van het Gezin? Hij bidt dat u allen zult instemmen met deze woorden die "geest en leven" zijn (Joh. 6, 63) [b:Joh. 6, 63].
"Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeu- wig leven zal hebben. God heeft Zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered" (Joh. 3, 16-17) [b:Joh. 3, 16-17].U moet geboren worden "uit water en geest" (Joh. 3, 5) [b:Joh. 3, 5]. Uzelf, dierbare vaders en moeders, bent de eerste getuigen en dienaren van deze wedergeboorte in de Heilige Geest. Vergeet nooit dat als u kinderen voortbrengt op aarde, u hen ook voortbrengt voor God. God wil hun geboorte in de Heilige Geest. Hij wil dat ze aangenomen kinderen worden in de Eniggeboren Zoon, die ons het "vermogen geeft kinderen van God te worden" (Joh. 1, 12) [b:Joh. 1, 12]. Het verlossingswerk wordt voortgezet in de wereld en uitgevoerd door de Kerk. Dit alles is het werk van de Zoon van God, de goddelijke Bruidegom, die ons het Koninkrijk van Zijn Vader heeft geschonken en ons, Zijn leerlingen, eraan herinnert dat "het Rijk Gods midden onder (ons) is" (Lc. 17, 21) [b:Lc. 17, 21].
"Wat geboren is uit vlees, is vlees en wat geboren is uit de Geest is geest Gij moet opnieuw geboren worden" (Joh. 3, 6-7) [b:Joh. 3, 6-7].
Ons geloof leert ons dat Jezus Christus, die "zit aan de rechterhand van de Vader", zal komen om de levenden en de doden te oordelen. Anderzijds verzekert het evangelie van Johannes ons dat Christus gezonden werd "naar de wereld niet om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered" (Joh. 3,17) [b:Joh. 3,17]. Waaruit bestaat dan het oordeel? Christus zelf geeft het antwoord: "Hierin bestaat het oordeel: het licht is in de wereld gekomen Maar wie de waarheid doet, gaat naar het licht, opdat van zijn daden moge blijken dat ze in God zijn gedaan" (Joh. 3, 19.21) [b:Joh. 3, 19.21]. Onlangs heeft de encycliek Veritatis Splendor [83] ons hier nog aan herinnerd. Is Christus dan een rechter? Uw eigen daden zullen u oordelen in het licht van de waarheid die u kent. Vaders en moeders, zonen en dochters, zullen geoordeeld worden naar hun daden. Ieder van ons zal geoordeeld worden aan de hand van de geboden, waaronder diegene die in deze Brief besproken zijn: het vierde, het vijfde, het zesde en het negende gebod. Maar uiteindelijk zal iedereen geoordeeld worden naar de liefde, die de diepste zin en de samenvatting van alle geboden is. Zoals Sint Johannes van het Kruis schreef: "Op de avond van ons leven zullen we geoordeeld worden naar de liefde". Christus, de Verlosser en Bruidegom van de mensheid, "werd hiertoe geboren en kwam hiertoe in de wereld, om getuigenis af te leggen van de waarheid. "Alwie uit de waarheid is, luistert naar Zijn stem". (Joh. 18, 37) [[b:Joh. 18, 37]] Christus zal de rechter zijn, maar op de wijze die Hijzelf aangaf toen Hij over het Laatste Oordeel sprak. (Mt. 25, 31-46) [[b:Mt. 25, 31-46]] Zijn oordeel zal een oordeel naar liefde zijn, dat definitief de waarheid zal bevestigen dat de Bruidegom bij ons was, misschien zonder dat wij er onszelf van bewust waren.
De rechter is de Bruidegom van de Kerk en van de mensheid. Daarom zegt Hij, als Hij Zijn oordeel velt: "Komt, gezegenden van Mijn Vader Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed " (Mt. 25, 34-36) [b:Mt. 25, 34-36].
Deze lijst zou natuurlijk uitgebreid kunnen worden, en talloze andere problemen die verband houden met huwelijks- en gezinsleven zouden kunnen worden toegevoegd. Daar zouden we dan mededelingen kunnen aantreffen zoals:
"Ik was een ongeboren kind en je hebt me welkom geheten door me geboren te laten worden";We zouden door kunnen gaan met een lange gedetailleerde lijst, en al die soorten van ware moraal en van menselijk goed opsommen, waarin de liefde zich uit. Dit is de grote oogst, die de Verlosser van de Wereld, aan wie de Vader het oordeel heeft toevertrouwd, zal komen binnenhalen. Het is de oogst van genade en goede werken, gerijpt door de adem van de Bruidegom in de Heilige Geest, die altijd werkzaam aanwezig is in de wereld en de Kerk. Laat ons voor dit alles dank brengen aan de Gever van alle goeds.
"Ik was een in de steek gelaten kind, en je bent mijn gezin geworden";
"Ik was een wees en je hebt me geadopteerd en opgevoed als een van je eigen kinderen".
Of ook: "Je hebt moeders die heel onzeker waren en bloot stonden aan verkeerde druk geholpen hun ongeboren kind welkom te heten en het geboren te laten worden";
"Je hebt grote gezinnen en gezinnen die in moeilijkheden waren geholpen de kinderen die God hun geschonken had te verzorgen en op te voeden".
We weten echter ook dat volgens het evangelie van Matteüs er bij het Laatste Oordeel nog een andere lijst is, plechtig en afschrikwekkend: "Gaat weg van Mij Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven, Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt en gij hebt Mij niet gekleed " (Mt. 25, 41-43) [b:Mt. 25, 41-43]. Aan deze lijst zouden we ook andere handelwijzen kunnen toevoegen, waarin Jezus telkens aanwezig is als degene die afgewezen wordt. Zo zou Hij geïdentificeerd kunnen worden met de in de steek gelaten man of vrouw, of met het kind dat werd ontvangen en daarna afgewezen: "U hebt Mij niet welkom geheten"! Dit oordeel komt voor in de geschiedenis van onze gezinnen; het is te vinden in de geschiedenis van onze volkeren en van het hele mensdom. Christus' woorden: "U hebt Mij niet welkom geheten" raken ook sociale instellingen, regeringen en internationale organisaties.
Pascal schreef: "Jezus zal in doodstrijd zijn tot aan het einde van de wereld". De doodstrijd in Getsemane en de doodstrijd op Golgotha vormen het hoogtepunt van de openbaring van de liefde. Bij beide gelegenheden wordt geopenbaard dat Hij bij ons is, de Bruidegom die ons altijd opnieuw weer liefheeft, en die ons "liefheeft tot het uiterste toe". (Joh. 13, 1) [[b:Joh. 13, 1]] De liefde van Christus, die van Hem uitgaat over de beperkingen van de geschiedenis van individuen en gezinnen heen, overstijgt de hele menselijke geschiedenis.
Met het oog op datgene wat vanaf verschillende platforms gedurende het Jaar van het Gezin verkondigd zal worden, wil ik aan het einde van deze overwegingen, dierbare broeders en zusters, graag met u de geloofsbelijdenis hernieuwen, die Petrus voor de Heer aflegde: "Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven" (Joh. 6, 68) [b:Joh. 6, 68]. Laat ons samen zeggen: "Uw woorden, Heer, zullen niet voorbijgaan"!. (Mc. 13, 31) [[b:Mc. 13, 31]] Welke wens heeft de Paus dan voor u aan het einde van deze lange meditatie over het Jaar van het Gezin? Hij bidt dat u allen zult instemmen met deze woorden die "geest en leven" zijn (Joh. 6, 63) [b:Joh. 6, 63].
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- "Gesterkt in uw diepste wezen"
23
Ik buig mijn knieën voor de Vader, naar wie alle vaderschap en moederschap genoemd wordt: "moge Hij u in Zijn onmetelijke heerlijkheid geven, dat uw diepste wezen machtig door Zijn Geest wordt gesterkt" (Ef. 3, 16) [b:Ef. 3, 16]. Ik kom graag terug op deze woorden van de apostel Paulus, die ik in het eerste deel van deze Brief al genoemd heb. In zekere zin zijn het de spil-woorden, waar alles om draait. Het gezin, vaderschap en moederschap horen allemaal bij elkaar. Het gezin is de eerste menselijke instelling waar "het diepste wezen van de mens", waarover Sint Paulus spreekt, wordt gevormd. De groei van dit diepste wezen in sterkte en kracht is een gave van de Vader en de Zoon in de Heilige Geest.
Het Jaar van het Gezin geeft ons in de Kerk een geweldige taak, die niet verschilt van de taak waar gezinnen ieder jaar en iedere dag voor staan. In de context van dit Jaar krijgt deze taak echter een bijzondere betekenis en waarde. We zijn het Jaar van het Gezin begonnen in Nazareth op het Hoogfeest van de Heilige Familie. Gedurende dit hele Jaar willen we pelgrims zijn naar dit genade-oord, dat het Heiligdom van de Heilige Familie is geworden in de geschiedenis van de mensheid. We willen deze pelgrimage maken om ons opnieuw bewust te worden van het erfgoed van de waarheid omtrent het gezin, dat vanaf het begin een schat voor de Kerk is geweest. Het is een schat die groeit uit de rijke traditie van het Oude Verbond, die voltooid wordt in het Nieuwe Verbond en die zijn meest volledige symbolische uitdrukking vindt in het geheim van de Heilige Familie, waarin de goddelijke Bruidegom de verlossing van alle gezinnen bewerkstelligt. Van daaruit verkondigt Jezus de"blijde boodschap van het gezin". Alle generaties van de volgelingen van Christus hebben geput uit deze schat van waarheid, te beginnen met de apostelen, op wier leer we ons in deze Brief zo dikwijls hebben beroepen.
In onze eigen tijd is deze schat diepgaand bestudeerd in de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie. Er werden scherpzinnige analyses ontwikkeld in de vele toespraken van Paus Pius XII tot jonggehuwden, in de Humanae Vitae [34] van Paus Paulus VI, in de redevoeringen op de bisschoppensynode over het gezin (1980) [d:81] en in de Apostolische Exhortatio Familiaris Consortio [267]. Ik heb al gesproken over deze uiteenzettingen van het Leergezag. Als ik er nu op terug kom, doe ik dat om te benadrukken hoe groot en rijk de schat van de christelijke waarheid omtrent het gezin is. Alleen geschreven getuigenissen zullen echter niet voldoende zijn. Veel belangrijker zijn de levende getuigenissen. Zoals Paus Paulus VI opmerkte: "de mens van tegenwoordig luistert liever naar getuigen dan naar leermeesters, en als hij naar leermeesters luistert is dat omdat ze getuigen zijn". In de Kerk is de schat van het gezin op de allereerste plaats toevertrouwd aan getuigen, aan die vaders en moeders, zonen en dochters, die door het gezin de weg van hun menselijke en christelijke roeping hebben ontdekt, de dimensie van "het diepste wezen van de mens" (Ef. 3, 16) [b:Ef. 3, 16], waarover Sint Paulus spreekt, en die daardoor heiligheid hebben bereikt. De Heilige Familie is het begin van ontelbare andere heilige families. Het Concilie heeft in herinnering gebracht dat heiligheid de roeping van alle gedoopten is. Noch in onze tijd, noch in het verleden, is er gebrek aan getuigen van "de blijde boodschap van het gezin", zelfs al zijn ze niet bekend of heilig verklaard door de Kerk. Het Jaar van het Gezin is een geschikte gelegenheid voor het kweken van een groeiend besef van hun bestaan en hun grote aantal.
De geschiedenis van de mensheid, de heilsgeschiedenis, loopt via het gezin. In deze bladzijden heb ik getracht te laten zien hoe het gezin een centrale positie inneemt in de grote strijd tussen goed en kwaad, tussen leven en dood, tussen liefde en alles wat daarmee in strijd is. Aan het gezin is de taak toevertrouwd eerst en vooral te streven naar een vrije baan voor de krachten van het goede, waarvan de bron wordt gevonden in Christus, de Verlosser van de mensen. Iedere gezinseenheid moet zich deze krachten eigen maken zodat, om een uitdrukking te gebruiken die is gebezigd bij gelegenheid van het duizendjarig bestaan van het Christendom in Polen, het gezin "sterk zal zijn met de sterkte van God". Daarom heeft deze Brief inspiratie proberen te putten uit de apostolische aanmoedigingen in de geschriften van Paulus (1 Kor. 7, 1-40; Ef. 5, 21-6, 9; Kol. 3, 18-25) [[b:1 Kor. 7, 1-40; Ef. 5, 21-6, 9; Kol. 3, 18-25]] en de Brieven van Petrus en Johannes. (1 Pt. 3, 1-7; 1 Joh. 2, 12-17) [[b:1 Pt. 3, 1-7; 1 Joh. 2, 12-17]] Wat lijken de ervaringen van Christenen en gezinnen toen en nu, ondanks de verschillen in historische en culturele achtergronden, veel op elkaar!
Wat ik heb aan te bieden is een uitnodiging: een uitnodiging speciaal gericht tot u, dierbare echtgenoten, vaders en moeders, zonen en dochters. Het is een uitnodiging aan alle plaatselijke Kerken om één te blijven in de apostolische waarheid. Deze uitnodiging is gericht aan mijn broeders in het bisschopsambt en aan de priesters, de religieuzen en godgewijde personen, aan bewegingen en verenigingen van leken-gelovigen; aan onze broeders en zusters die met ons verenigd zijn door het gemeenschappelijk geloof in Jezus Christus, zelfs als ze niet delen in de volledige gemeenschap die de Verlosser heeft gewild; aan allen die door deelgenoot te zijn in het geloof van Abraham, evenals wij, behoren tot de grote gemeenschap van hen die in de ene God geloven; aan hen die erfgenaam zijn van andere geestelijke en godsdienstige tradities; en aan alle mannen en vrouwen van goede wil.
Moge Jezus Christus, die "dezelfde (is) gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid" (Hebr. 13, 8) [b:Hebr. 13, 8] met ons zijn als we de knieën buigen voor de Vader, naar wie alle vader- en moederschap en ieder menselijk gezin genoemd wordt. (Ef. 3, 14-15) [[b:Ef. 3, 14-15]] Moge Jezus nogmaals, met de woorden van het gebed tot de Vader dat Hij ons zelf geleerd heeft, getuigenis afleggen van die liefde waarmee Hij ons "tot het uiterste toe" heeft liefgehad! (Joh. 13, 1) [b:Joh. 13, 1].
Ik spreek met de kracht van Zijn waarheid tot alle mensen van onze tijd, opdat zij de grootsheid van het goede in het huwelijk, in het gezin en in het leven zullen gaan waarderen; opdat zij er toe zullen komen het grote gevaar te onderkennen dat ontstaat, als deze werkelijkheid niet geëerbiedigd wordt, en als de verheven waarden die aan de basis liggen van het gezin en de menselijke waardigheid veronachtzaamd worden.
Moge de Heer Jezus deze waarheden voor ons herhalen met de kracht en de wijsheid van het Kruis, opdat het mensdom niet zal zwichten voor de bekoring van de "aartsleugenaar" (Joh. 8, 44) [b:Joh. 8, 44], die er voortdurend op uit is mensen te verlokken naar de brede en gemakkelijke wegen, wegen die schijnbaar prettig en plezierig zijn, maar in werkelijkheid vol hinderlagen en gevaren. Mogen wij steeds in staat zijn Hem te volgen die "de Weg, de Waarheid en het Leven" is (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6].
Paus Johannes Paulus II
Het Jaar van het Gezin geeft ons in de Kerk een geweldige taak, die niet verschilt van de taak waar gezinnen ieder jaar en iedere dag voor staan. In de context van dit Jaar krijgt deze taak echter een bijzondere betekenis en waarde. We zijn het Jaar van het Gezin begonnen in Nazareth op het Hoogfeest van de Heilige Familie. Gedurende dit hele Jaar willen we pelgrims zijn naar dit genade-oord, dat het Heiligdom van de Heilige Familie is geworden in de geschiedenis van de mensheid. We willen deze pelgrimage maken om ons opnieuw bewust te worden van het erfgoed van de waarheid omtrent het gezin, dat vanaf het begin een schat voor de Kerk is geweest. Het is een schat die groeit uit de rijke traditie van het Oude Verbond, die voltooid wordt in het Nieuwe Verbond en die zijn meest volledige symbolische uitdrukking vindt in het geheim van de Heilige Familie, waarin de goddelijke Bruidegom de verlossing van alle gezinnen bewerkstelligt. Van daaruit verkondigt Jezus de"blijde boodschap van het gezin". Alle generaties van de volgelingen van Christus hebben geput uit deze schat van waarheid, te beginnen met de apostelen, op wier leer we ons in deze Brief zo dikwijls hebben beroepen.
In onze eigen tijd is deze schat diepgaand bestudeerd in de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie. Er werden scherpzinnige analyses ontwikkeld in de vele toespraken van Paus Pius XII tot jonggehuwden, in de Humanae Vitae [34] van Paus Paulus VI, in de redevoeringen op de bisschoppensynode over het gezin (1980) [d:81] en in de Apostolische Exhortatio Familiaris Consortio [267]. Ik heb al gesproken over deze uiteenzettingen van het Leergezag. Als ik er nu op terug kom, doe ik dat om te benadrukken hoe groot en rijk de schat van de christelijke waarheid omtrent het gezin is. Alleen geschreven getuigenissen zullen echter niet voldoende zijn. Veel belangrijker zijn de levende getuigenissen. Zoals Paus Paulus VI opmerkte: "de mens van tegenwoordig luistert liever naar getuigen dan naar leermeesters, en als hij naar leermeesters luistert is dat omdat ze getuigen zijn". In de Kerk is de schat van het gezin op de allereerste plaats toevertrouwd aan getuigen, aan die vaders en moeders, zonen en dochters, die door het gezin de weg van hun menselijke en christelijke roeping hebben ontdekt, de dimensie van "het diepste wezen van de mens" (Ef. 3, 16) [b:Ef. 3, 16], waarover Sint Paulus spreekt, en die daardoor heiligheid hebben bereikt. De Heilige Familie is het begin van ontelbare andere heilige families. Het Concilie heeft in herinnering gebracht dat heiligheid de roeping van alle gedoopten is. Noch in onze tijd, noch in het verleden, is er gebrek aan getuigen van "de blijde boodschap van het gezin", zelfs al zijn ze niet bekend of heilig verklaard door de Kerk. Het Jaar van het Gezin is een geschikte gelegenheid voor het kweken van een groeiend besef van hun bestaan en hun grote aantal.
De geschiedenis van de mensheid, de heilsgeschiedenis, loopt via het gezin. In deze bladzijden heb ik getracht te laten zien hoe het gezin een centrale positie inneemt in de grote strijd tussen goed en kwaad, tussen leven en dood, tussen liefde en alles wat daarmee in strijd is. Aan het gezin is de taak toevertrouwd eerst en vooral te streven naar een vrije baan voor de krachten van het goede, waarvan de bron wordt gevonden in Christus, de Verlosser van de mensen. Iedere gezinseenheid moet zich deze krachten eigen maken zodat, om een uitdrukking te gebruiken die is gebezigd bij gelegenheid van het duizendjarig bestaan van het Christendom in Polen, het gezin "sterk zal zijn met de sterkte van God". Daarom heeft deze Brief inspiratie proberen te putten uit de apostolische aanmoedigingen in de geschriften van Paulus (1 Kor. 7, 1-40; Ef. 5, 21-6, 9; Kol. 3, 18-25) [[b:1 Kor. 7, 1-40; Ef. 5, 21-6, 9; Kol. 3, 18-25]] en de Brieven van Petrus en Johannes. (1 Pt. 3, 1-7; 1 Joh. 2, 12-17) [[b:1 Pt. 3, 1-7; 1 Joh. 2, 12-17]] Wat lijken de ervaringen van Christenen en gezinnen toen en nu, ondanks de verschillen in historische en culturele achtergronden, veel op elkaar!
Wat ik heb aan te bieden is een uitnodiging: een uitnodiging speciaal gericht tot u, dierbare echtgenoten, vaders en moeders, zonen en dochters. Het is een uitnodiging aan alle plaatselijke Kerken om één te blijven in de apostolische waarheid. Deze uitnodiging is gericht aan mijn broeders in het bisschopsambt en aan de priesters, de religieuzen en godgewijde personen, aan bewegingen en verenigingen van leken-gelovigen; aan onze broeders en zusters die met ons verenigd zijn door het gemeenschappelijk geloof in Jezus Christus, zelfs als ze niet delen in de volledige gemeenschap die de Verlosser heeft gewild; aan allen die door deelgenoot te zijn in het geloof van Abraham, evenals wij, behoren tot de grote gemeenschap van hen die in de ene God geloven; aan hen die erfgenaam zijn van andere geestelijke en godsdienstige tradities; en aan alle mannen en vrouwen van goede wil.
Moge Jezus Christus, die "dezelfde (is) gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid" (Hebr. 13, 8) [b:Hebr. 13, 8] met ons zijn als we de knieën buigen voor de Vader, naar wie alle vader- en moederschap en ieder menselijk gezin genoemd wordt. (Ef. 3, 14-15) [[b:Ef. 3, 14-15]] Moge Jezus nogmaals, met de woorden van het gebed tot de Vader dat Hij ons zelf geleerd heeft, getuigenis afleggen van die liefde waarmee Hij ons "tot het uiterste toe" heeft liefgehad! (Joh. 13, 1) [b:Joh. 13, 1].
Ik spreek met de kracht van Zijn waarheid tot alle mensen van onze tijd, opdat zij de grootsheid van het goede in het huwelijk, in het gezin en in het leven zullen gaan waarderen; opdat zij er toe zullen komen het grote gevaar te onderkennen dat ontstaat, als deze werkelijkheid niet geëerbiedigd wordt, en als de verheven waarden die aan de basis liggen van het gezin en de menselijke waardigheid veronachtzaamd worden.
Moge de Heer Jezus deze waarheden voor ons herhalen met de kracht en de wijsheid van het Kruis, opdat het mensdom niet zal zwichten voor de bekoring van de "aartsleugenaar" (Joh. 8, 44) [b:Joh. 8, 44], die er voortdurend op uit is mensen te verlokken naar de brede en gemakkelijke wegen, wegen die schijnbaar prettig en plezierig zijn, maar in werkelijkheid vol hinderlagen en gevaren. Mogen wij steeds in staat zijn Hem te volgen die "de Weg, de Waarheid en het Leven" is (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6].
Dierbare broeders en zusters,Gegeven te Rome, bij Sint Petrus, op 2 februari, het Feest van de Opdracht van de Heer, in het jaar 1994, het zestiende van mijn Pontificaat.
laat dit alles de taak van de christelijke gezinnen zijn en voorwerp van de zendingsopdracht van de Kerk gedurende dit hele Jaar dat zo rijk is aan bijzondere goddelijke genaden.
Moge de Heilige Familie, icoon en model van iedere menselijk gezin, ieder individu helpen om te leven in de geest van Nazareth.
Moge ze iedere gezinseenheid helpen om toe te nemen in begrip voor de eigen bijzondere zending in samenleving en Kerk, door te luisteren naar Gods woord, door gebed en door broederlijk samenleven.
Mogen Maria, Moeder van de "schone liefde", en Jozef, de beschermer van de Verlosser, ons allen begeleiden met hun voortdurende bescherming.
Met deze gevoelens zegen ik ieder gezin in de naam van de Allerheiligste Drieëenheid: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Paus Johannes Paulus II
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 19
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/565-gratissimam-sane-nl