Opmerkingen van de Congregatie voor de geloofsleer over het eindrapport van de Anglicaans / Rooms-Katholieke Internationale Commissie (ARCIC)
x
Informatie over dit document
Opmerkingen van de Congregatie voor de geloofsleer over het eindrapport van de Anglicaans / Rooms-Katholieke Internationale Commissie (ARCIC)
Congregatie voor de Geloofsleer
27 maart 1982
Curie
1982, Archief van Kerken p. 588-597
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Alineaverdeling en -nummering: redactie
27 maart 1982
21 januari 2020
5578
nl
Referenties naar dit document: 2
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Algehele waardering
1
De mede-voorzitters van de Anglicaans/Rooms-Katholieke Internationale Commissie (ARCIC) zonden aan zijne heiligheid Paus Johannes Paulus II het eindrapport van het twaalf jaar commissiewerk over de kwestie van de Eucharistie-leer; bediening en wijding, en het gezag in de Kerk. Op verzoek van de heilige vader heeft de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] vervolgens een leerstellig onderzoek van dit rapport verricht en haar conclusies zijn uiteengezet in de volgende opmerkingen. Deze opmerkingen werden begin.. Deze opmerkingen werden begin april 1982 door de Congregatie voor de geloofsleer toegezonden aan de voorzitters van de bisschoppenconferenties en de patriarchale synoden van de oosterse ritus in de geest van een bijdrage aan de dialoog en opdat de gelovigen het eindrapport van de ARCIC gemakkelijker zouden kunnen waarderen in het licht van de fundamentele beginselen van de katholieke leer (Oss. Rom., 6 mei). De Verhelderingen van Salisbury, 1979, bij de Verklaring Eucharistie-leer en de Verklaring Bediening en wijding werden oorspronkelijk als een geheel gepubliceerd waarbij de paragrafen werden doorgenummerd. (Archief van de Kerken 35 (1980), 75-86) In het eindrapport werden de Verhelderingen afzonderlijk na elke verklaring opgenomen met een eigen nummering van de paragrafen. In de Opmerkingen van de Congregatie voor de geloofsleer worden de Verhelderingen van Salisbury echter als een geheel genomen met de doornummering van de paragrafen. De nummers tussen (..) verwijzen naar de afzonderlijke Verhelderingen in dit eindrapport en zijn van de redactie van 'Archief van de Kerken'
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Positieve aspecten
2
De Congregatie moet allereerst haar volle waardering uitspreken over de positieve aspecten van het werk dat door de ARCIC is verricht gedurende de twaalf jaar van een oecumenische dialoog welke voorbeeldig is op verschillende punten. Door af te zien van een onvruchtbare polemische mentaliteit hebben de partners een geduldige en veeleisende dialoog op zich genomen om de leerstellige moeilijkheden te overwinnen welke ronduit werden erkend met de bedoeling de volle gemeenschap tussen de twee gemeenschappen te herstellen, en is tegelijk een aanzienlijke inspanning tot verzoening. Bijzonder opmerkenswaard zijn:
- de hoedanigheid van de bereikte leerstellige toenadering in een ernstige poging tot een convergerende interpretatie van de waarden die door béide zijden als fundamenteel worden beschouwd;
- het feit dat de ARCIC attent is geweest op een bepaald aantal opmerkingen welke de heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] eerder had gemaakt omtrent de verklaringen van Windsor, Canterbury en Venetië, en een poging heeft gedaan bevredigend te antwoorden in twee reeksen verhelderingen over de Eucharistie-leer, bediening en wijding (1979) en over het gezag in de Kerk (1981).
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Negatieve aspecten
3
De Congregatie is niettemin verplicht enige negatieve aspecten aan te duiden met het oog op de methode welke door de ARCIC is gevolgd:
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
- Het eerste kan als een ondergeschikt punt worden beschouwd, hoewel het niet zonder belang is voor de lezers van het document: de ARCIC heeft het niet nodig geacht de oorspronkelijke verklaringen te herzien; zij heeft hun rechtzetting liever overgelaten aan twee reeksen verhelderingen. Het resultaat is een gebrek aan harmonie en homogeniteit welke tot verschillende lezingen zou kunnen leiden en tot een onverantwoord gebruik van de teksten van de commissie.
De volgende aspecten zijn belangrijker, want ook al behoren ze tot de gebruikte methode, ze zijn niet zonder leerstellige betekenis.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
- De dubbelzinnigheid van de uitdrukking 'substantial agreement' (substantiële overeenstemming).
Het Engels bijvoeglijk naamwoord zou kunnen worden opgevat als niets anders aan te duiden dan 'werkelijk' en 'echt'. Maar zijn vertaling, tenminste in talen van Latijnse oorsprong, als 'substantieel', 'wezenlijk' - vooral met de bijbetekenis van het woord in de katholieke theologie - brengt iemand ertoe er een fundamentele overeenstemming in te lezen over punten die werkelijk essentieel zijn (en men zal onder zien, dat de heilige Congregatie voor de geloofsleer rechtmatige voorbehouden in dit opzicht heeft).
Een andere bron van dubbelzinnigheid ligt in het volgende feit: een vergelijking van de drie teksten (Verhelderingen, Salisbury (1979) nn. 2 en 9; het Gezag in de kerk 1, Venetië (1976), n. 26) toont dat de overeenstemming welke 'substantieel' wordt genoemd, terwijl ze door de ARCIC als veelomvattend wordt beschouwd, nog niet volledig is. Daardoor kan men niet weten of de verschillen die blijven of de zaken welke in het document ontbreken, in de ogen van de leden van de ARCIC alleen over bijkomstige punten handelen (bijvoorbeeld, de structuur van de liturgische riten, theologische mening, kerkelijke tucht, spiritualiteit), of dat dit punten zijn die werkelijk tot het geloof behoren. Wat ook het geval is, de Congregatie is verplicht op te merken, dat soms de tweede veronderstelling wordt bevestigd (bijvoorbeeld, de eucharistische aanbidding, pauselijk primaatschap, de Mariadogma's), en dat het hier niet mogelijk is een beroep te doen op de 'hiërarchie van waarheden' waarvan n. 11 [618|11] van het decreet Unitatis Redintegratio [618] van Vaticanum II spreekt. vgl: par. 3 [[[437|4]]]
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
- De mogelijkheid van een tweevoudige interpretatie van de tekst.
Bepaalde formuleringen in het rapport zijn niet voldoende uitdrukkelijk en kunnen daarom zelf leiden tot een tweevoudige interpretatie waarin beide partijen onveranderd de uitdrukking van hun eigen standpunt kunnen vinden. Deze mogelijkheid tot tegenovergesteld en uiteindelijk tegenstrijdig lezen van formuleringen die schijnbaar bevredigend zijn voor beide zijden geven aanleiding tot een twijfel omtrent de werkelijke overeenstemming van de twee gemeenschappen, van pastores evenzeer als gelovigen.
Wanneer namelijk een formulering welke de instemming van de deskundigen heeft gekregen, verschillend kan worden uitgelegd, hoe kan die dan als grondslag voor de verzoening dienen op het niveau van het kerkelijk leven en de praktijk?
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Wanneer de leden van de ARCIC bovendien spreken van 'de overeenstemming welke wij hebben bereikt' (vgl. Eucharistie-leer, Windsor (1971), n. 1), ziet men niet altijd duidelijk of dit het geloof betekent dat werkelijk door de twee gemeenschappen in de dialoog wordt beleden, of een overtuiging waartoe de leden van de commissie kwamen en waartoe zij hun respectieve geloofsgenoten willen brengen.
In dit opzicht zou het nuttig zijn geweest - om de nauwkeurige betekenis van bepaalde punten van overeenstemming te waarderen - als de ARCIC haar standpunt had aangegeven met verwijzing naar de documenten die belangrijk hebben bijgedragen aan de vorming van de anglicaanse eigenheid (The Thirty-nine Articles of Religion, Book of Common Prayer, Ordinal), in die gevallen waar de verklaringen van het eindrapport onverenigbaar lijken met deze documenten. Het zich niet baseren op deze teksten kan aanleiding geven tot onzekerheid over de nauwkeurige betekenis van de bereikte overeenstemmingen.
In dit opzicht zou het nuttig zijn geweest - om de nauwkeurige betekenis van bepaalde punten van overeenstemming te waarderen - als de ARCIC haar standpunt had aangegeven met verwijzing naar de documenten die belangrijk hebben bijgedragen aan de vorming van de anglicaanse eigenheid (The Thirty-nine Articles of Religion, Book of Common Prayer, Ordinal), in die gevallen waar de verklaringen van het eindrapport onverenigbaar lijken met deze documenten. Het zich niet baseren op deze teksten kan aanleiding geven tot onzekerheid over de nauwkeurige betekenis van de bereikte overeenstemmingen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De Congregatie moet tenslotte opmerken, dat er van katholiek gezichtspunt uit in het eindrapport van de ARCIC een bepaald aantal moeilijkheden blijven op het niveau van de leerstellige formuleringen, waarvan sommige de hele werkelijkheid van het geloof raken. Deze moeilijkheden - hun beschrijving en de redenen ervoor - zullen nu worden vermeld volgens de volgorde van de nieuwe teksten van het eindrapport (Eucharistie-leer - bediening en wijding; Verhelderingen (Salisbury, 1979); Gezag in de kerk Il; Gezag in de kerk: een Verheldering (Windsor, 1981)).
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Leerstellige moeilijkheden aangetekend door de heilige Congregatie voor de Geloofsleer
- Eucharistie
- De Eucharistie als offer
9
In de Verhelderingen, n. 5, heeft de ARCIC de reden verklaard voor haar gebruik van het woord anamnesis en heeft de specificatie van anamnesis als offer als rechtmatig erkend met betrekking tot de traditie van de kerk en haar liturgie. Niettemin kan men, inzover dit het voorwerp van geschil is geweest in het verleden, niet voldaan zijn met een verklaring welke open staat voor een lezing welke een wezenlijk aspect van het mysterie niet insluit. Deze tekst zegt, zoals ook de Verklaring van Windsor (n. 5), 'dat de Kerk in de beweging treedt waardoor (Christus) zichzelf heeft geofferd' en de eucharistische gedachtenis welke bestaat in 'het effectief maken van het heden van een gebeurtenis in het verleden', is 'de werkzame verkondiging door de kerk van Gods machtige daden'. Maar men vraagt zich toch af, wat werkelijk wordt bedoeld met de woorden 'de kerk treedt in de beweging waardoor (Christus) zichzelf heeft geofferd' en 'het effectief maken in het heden van een gebeurtenis in het verleden'. Om de katholieken in staat te stellen hun geloof op dit punt volledig uitgedrukt te zien, zou het nuttig zijn geweest, duidelijk te maken dat deze werkelijke aanwezigheid van het offer van Christus, voltrokken door de sacramentele woorden, dat wil zeggen door de bediening van de priester die 'in persona Christi' de woorden van de Heer zegt, een deelneming van de kerk, het lichaam van Christus, insluit aan de offerhandeling van haar Heer, zodat zij sacramenteel in Hem en met Hem zijn offer opdraagt. De verzoenende waarde welke het katholieke dogma aan de Eucharistie toekent en welke niet door de ARCIC wordt vermeld, is juist dat van deze sacramentele offerande. vgl: Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio [[[694|6.16]]] vgl: par. 4 [[[404|8]]]
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Werkelijke tegenwoordigheid
10
Met voldoening merkt men op, dat verschillende formuleringen duidelijk de werkelijke tegenwoordigheid van het lichaam en bloed van Christus in het sacrament bevestigen, bijvoorbeeld, 'vóór het eucharistisch gebed antwoordt de gelovige op de vraag: 'Wat is dit hier?', 'Dit is brood'; na het eucharistisch gebed antwoordt hij op dezelfde vraag: 'Dit is waarlijk het lichaam van Christus, het brood des levens' (Verhelderingen van Salisbury, n. 6; vgl. ook de Verklaring van Windsor, nn. 6 en 10).
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Bepaalde andere formuleringen evenwel, vooral sommige die de werkelijkheid van deze tegenwoordigheid trachten uit te drukken, lijken niet adequaat aan te duiden wat de kerk onder 'transsubstantiatie' verstaat ('de wonderbare en unieke verandering van de hele zelfstandigheid van het brood in zijn lichaam en van de hele zelfstandigheid van de wijn in zijn bloed, terwijl alleen de gedaanten van brood en wijn blijven'. Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia [[679|18]] vgl: Mysterium Fidei [[[392|46]]]
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Het is waar dat de Verklaring van Windsor in een voetnoot zegt, dat dit moet worden gezien als een 'geheimvolle en radicale verandering' welke wordt bewerkt door 'een verandering ... in de innerlijke werkelijkheid van de elementen'. Maar dezelfde verklaring spreekt op een andere plaats (n. 3) over een 'sacramentele aanwezigheid ... door brood en wijn', en de Verhelderingen (n. 6b) zeggen, 'zijn lichaam en zijn bloed worden gegeven door de werkzaamheid van de Heilige Geest die het brood en de wijn zo aanpast, dat zij het voedsel worden van de nieuwe schepping'. Men vindt ook de uitdrukkingen 'de verbinding van Christus' tegenwoordigheid met de geconsacreerde elementen' (n. 7) en 'de verbinding tussen de sacramentele tegenwoordigheid van Christus en het geconsacreerde brood en de geconsacreerde wijn' (n. 9). Deze formuleringen kunnen worden gelezen met dien verstande, dat het brood en de wijn na het eucharistisch gebed als zodanig in hun ontologische zelfstandigheid blijven, ook terwijl zij de sacramentele bemiddeling worden van het lichaam en bloed van Christus. In dit opzicht kan ook .. In dit opzicht kan ook worden herinnerd aan de anglicaans-lutherse verklaring van 1972 welke zegt: 'Beide gemeenschappen beamen de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in dit sacrament, maar trachten niet nauwkeurig te bepalen hoe dit gebeurt. In de eucharistische handeling (welke de consecratie insluit) en het ontvangen, worden het brood en de wijn, terwijl ze brood en wijn blijven, de middelen waardoor Christus werkelijk tegenwoordig is en zichzelf aan de communicanten geeft' (Rapport van de Anglicaans-Lutherse Internationale Gesprekken 1970-1972, bekrachtigd door de Lambeth Conference en de Lutherse Wereldfederatie, in Lutheran World, vol. XIX, 1972, blz. 393). In het licht van deze opmerkingen lijkt men daarom te moeten zeggen, dat de substantiële overeenstemming welke de ARCIC zo zorgvuldig bedoelt aan te bieden nog een verdere verduidelijking zou moeten ontvangen.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het bewaren en aanbidden van de Eucharistie
13
De Verhelderingen (n. 9) erkennen de mogelijkheid van een verschil niet alleen in de praktijk van de aanbidding van, Christus in het bewaarde sacrament, maar ook in de 'theologische beoordelingen' die daarop betrekking hebben. Maar de aanbidding bewezen aan het allerheiligste sacrament is in de katholieke kerk het voorwerp van een dogmatische definitie. vgl: Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia [[[679|9.22]]] Een vraag zou hier kunnen worden gesteld over de heersende waarde in de Anglicaanse Gemeenschap van de regeling welke de 'Black Rubrik' van het Book of Common Prayer wordt genoemd: ' ... het sacramentele brood en de sacramentele wijn blijven steeds in hun natuurlijke zelfstandigheid en mogen daarom niet worden aanbeden'.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Bediening en wijding
- Ambtelijk prietserschap
14
De Verhelderingen (n. 12 (2)) maken onderscheid tussen het algemeen priesterschap van het volk van God en het priesterschap van de gewijde bedienaar, en maken op de volgende wijze duidelijk wat alleen de priester in de eucharistische handeling kan doen: 'alleen de gewijde ambtsdrager leidt de Eucharistie, waarbij hij in naam van Christus en namens de kerk het verhaal doet van de instelling tijdens het laatste avondmaal en de Heilige Geest aanroept over de gaven'. Maar deze formulering betekent alleen dat hij een priester in de zin van de katholieke leer is, wanneer wordt verstaan dat de kerk door hem sacramenteel het offer van Christus opdraagt. Er is bovendien eerder opgemerkt, dat het document een dergelijke sacramentele offering niet uiteenzet. Omdat de priesterlijke aard van de gewijde bedienaar afhangt van het offerkarakter van de Eucharistie zou gebrek aan duidelijkheid over het laatste punt iedere werkelijke overeenstemming over de eerdere punten onzeker maken. vgl: Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio [[[694|3-4.15]]] vgl: Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis [[[695|2.9]]] vgl: par. 4 [[[404|8]]] vgl: par. 2 [[[404|9]]]
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Sacramentaliteit en wijding
15
De ARCIC bevestigt de sacramentele aard van de wijdingsrite (n. 13 (3)), en zegt verder, dat 'zij die worden gewijd ... hun ambt ontvangen van Christus via hen die in de kerk zijn aangewezen om het door te geven'. Niettemin verklaart zij niet duidelijk genoeg, dat het een leerstelling van de kerk is - niettegenstaande de mogelijke moeilijkheden van een historisch bewijs - dat het sacrament van de heilige wijdingen door Christus werd ingesteld: voetnoot 4 van de Verklaring van Canterbury, welke verwijst naar 'The Thirty-nine Articles of Religion' (art. 25), staat namelijk toe de conclusie te trekken, dat anglicanen deze instelling slechts erkennen voor de twee 'sacramenten van het evangelie', dat wil zeggen doopsel en Eucharistie.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Hier moet worden opgemerkt dat de kwestie betreffende de instelling van de Sacramenten en de wijze waarop deze kan worden gekend nauw verbonden is met de kwestie van de interpretatie van de heilige Schrift. Het feit van de instelling kan niet alleen worden beschouwd binnen de grenzen van de zekerheid welke wordt bereikt door de historische methode; er moet rekening worden gehouden met de authentieke interpretatie van de Schriften welke het de Kerk toekomt te geven.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Wijding van vrouwen
17
Zoals de ARCIC heeft opgemerkt, zijn er sinds de Verklaring van Canterbury in 1973 ontwikkelingen geweest ten aanzien van de wijding van vrouwen (vgl. Verhelderingen, n. 15 (5)). De nieuwe canonieke regelingen welke onlangs op dit punt in sommige delen van de Anglicaanse Gemeenschap zijn ingevoerd en waarbij zij hebben kunnen spreken van een 'langzame maar gestadige groei van een overeenstemming van mening' vgl. brief van dr Coggan .. vgl. brief van dr Coggan aan Paulus VI, 9 juli 1975 (Archief van de Kerken 31 (1976), 934), zijn formeel in strijd met de 'gemeenschappelijke traditie' van de twee gemeenschappen. Bovendien is de aldus geschapen belemmering van een leerstellige aard, omdat de kwestie of men al dan niet kan worden gewijd verband houdt met de aard van het sacrament van de heilige wijdingen. In deze verklaring van 15 oktober 1976 kan men de redenen vinden waarom de Kerk zich niet gemachtigd acht vrouwen tot de priesterwijding toe te laten. Het is geen kwestie van sociaal-culturele redenen, maar eerder van de 'onafgebroken traditie ... die door de hele kerkgeschiedenis heen zowel in het oosten als in het westen algemeen is', en welke moet worden 'geacht met het plan van God omtrent zijn kerk overeen te stemmen' [[223|1.4]]
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Gezag in de Kerk
- Interpretatie van de petrinische teksten van het Nieuwe Testament
18
Men moet het belang benadrukken van het feit, dat de anglicanen erkennen, dat 'een primaatschap van de bisschop van Rome niet strijdig is met het Nieuwe Testament en deel uitmaakt van Gods bedoeling ten aanzien van de eenheid en katholiciteit van de kerk' (Gezag II, n. 7).
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Evenals voor de instelling van de sacramenten moet men in gedachten houden, dat het voor de kerk niet mogelijk is om als doeltreffende norm voor het lezen van de Schriften alleen aan te nemen wat de historische kritiek handhaaft, door toe te geven dat de homogeniteit van de ontwikkelingen welke in de traditie naar voren komen, twijfelachtig blijven.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Vanuit dit gezichtspunt voldoet wat de ARCIC over de rol van Petrus schrijft ('een bijzondere plaats te midden van de twaalf', n. 3; 'een positie van bijzonder belang', n. 5) niet aan de geloofswaarheid, zoals deze door de katholieke Kerk wordt verstaan op basis van de voornaamste petrinische teksten van het Nieuwe Testament (Joh. 1, 42; Joh. 21, 15; Mt. 16, 16) [b:Joh. 1, 42; Joh. 21, 15; Mt. 16, 16] vgl: Pastor Aeternus [[[116|4]]], en voldoet niet aan de eisen van de dogmatische verklaring van het Eerste Vaticaans Concilie: 'de apostel Petrus ... ontving onmiddellijk en direct van onze Heer Jezus Christus een waar en eigenlijk jurisdictieprimaatschap'. Pastor Aeternus [[116|6]]
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het primaatschap en de jurisdictie van de bisschop van Rome
21
In de uitleg van het 'ius divinum' dat door het Eerste Vaticaans Concilie werd gebruikt in verband met het primaatschap van de Paus, de opvolger van Petrus, zegt de ARCIC, dat 'het tenminste betekent, dat dit primaatschap de bedoeling van God met zijn kerk tot uitdrukking brengt', en dat het 'nog niet behoeft in te sluiten dat het universeel primaatschap als een blijvende instelling onmiddellijk door Jezus werd ingesteld tijdens zijn leven op aarde' (Gezag II, n. 11). Zodoende respecteert de ARCIC niet de eisen van het woord 'instelling' in de weergave van het Eerste Vaticaans Concilie 'door de instelling van Christus onze Heer zelf Pastor Aeternus [[116|9]], welke vraagt dat Christus zelf in het universele primaatschap voorzag. In dit opzicht moet worden opgemerkt dat de ARCIC niet nauwkeurig is bij het interpreteren van het Tweede Vaticaans Concilie wanneer ze zegt dat het 'concilie veroorlooft te zeggen dat een kerk welke niet in gemeenschap staat met de zetel van Rome volgens het standpunt van de Rooms-Katholieke Kerk niets behoeft te missen, behalve dat zij niet behoort tot de zichtbare uitdrukking van de volledige christelijke gemeenschap welke in de Rooms-Katholieke Kerk werd behouden' (n. 12). Overeenkomstig de katholieke traditie is de zichtbare eenheid niet iets toevalligs dat is toegevoegd aan de particuliere kerken die reeds in zichzelf het volle wezen van de kerk zouden bezitten en verwezenlijken; deze eenheid behoort tot de innerlijke geloofsstructuur en doordringt al zijn bestanddelen. Daarom is het ambt om deze eenheid te bewaren, te bevorderen en tot uitdrukking te brengen in overeenstemming met de wil van de Heer, een wezenlijk deel van de hele aard van de kerk. (Joh. 21, 15-19) [[b:Joh. 21, 15-19]] De jurisdictiemacht over alle particuliere kerken is daarom intrinsiek (dat wil zeggen 'iure divino') aan dit ambt en niet iets dat ertoe behoort wegens menselijke redenen noch om te beantwoorden aan historische behoeften. 'De volledige, hoogste en universele macht' van de paus, 'die hij steeds vrij kan uitoefenen' Lumen Gentium [[617|22]] en welke verschillende vormen kan aannemen overeenkomstig de historische eisen, kan nooit ontbreken.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Het rapport van de ARCIC erkent, 'dat een universeel primaatschap vereist zal zijn in een herenigde kerk' (Gezag II, n. 9) om de eenheid onder de particuliere kerken te waarborgen, en dat het geëigend lijkt dat 'in een toekomstige eenheid een universeel primaatschap ... wordt uitgeoefend' door de bisschop van Rome (vgl. Gezag 1, n. 23). Een dergelijke erkenning moet in de interkerkelijke betrekkingen als een betekenisvol feit worden gezien, maar - zoals boven is opgemerkt - blijven er belangrijke verschillen tussen anglicanen en katholieken ten aanzien van de aard van dit primaatschap.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Onfeilbaarheid en indefectibiliteit
23
Allereerst moet worden opgemerkt dat het woord indefectibiliteit dat de ARCIC gebruikt, niet gelijkwaardig is aan het woord dat door het Eerste Vaticaans Concilie werd aangenomen (vgl. Gezag in de kerk 1, n. 18). Voor de ARCIC ligt de waarborg welke de gelovigen hebben voor de waarheid van de leer van het leergezag van de kerk uiteindelijk meer in de trouw aan het evangelie welke zij erin erkennen dan in het gezag van de persoon die het tot uitdrukking brengt (vgl. Gezag II, n. 27; Verheldering, n. 3).
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
De commissie toont vooral een convergentie tussen de twee gemeenschappen aan over het volgende punt: 'Ondanks onze overeenstemming over de noodzaak van een universeel primaatschap in een verenigde kerk, kunnen anglicanen het gewaarborgde bezit van. een dergelijke gave van goddelijke bijstand bij een uitspraak, welke noodzakelijk verbonden is aan het ambt van de bisschop van Rome, krachtens welke zijn formele beslissingen als geheel gewaarborgd kunnen worden herkend vóór hun aanvaarding door de gelovigen, niet aanvaarden' (Gezag II, n. 31).
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Zoàls de verwijzingen hierboven aantonen, is een overeenstemming tussen het anglicaanse begrip van onfeilbaarheid en het geloof dat door katholieken wordt beleden nog niet bereikt. De ARCIC beweert terecht dat 'de leer van de kerk wordt verkondigd omdat ze waar is; ze is niet eenvoudig waar omdat ze wordt verkondigd' (Gezag II, n. 27). Het woord 'onfeilbaarheid' verwijst niet onmiddellijk naar de waarheid maar naar de zekerheid: want het zegt, dat de zekerheid van de kerk over de waarheid van het evangelie zonder enige twijfel aanwezig is in het getuigenis van de opvolger van de heilige Petrus, wanneer hij zijn ambt uitoefent om 'zijn broeders te versterken' (Lc. 22, 32) [b:Lc. 22, 32]. vgl: Lumen Gentium [[[617|25]]] Daarom kan men begrijpen waarom de ARCIC verder vervolgt met te zeggen, dat vele anglicanen de definities over de onbevlekte ontvangenis en de tenhemelopneming van de allerheiligste maagd Maria niet als dogma's van de Kerk aanvaarden, terwijl zij voor de katholieke Kerk ware en authentieke dogma's zijn die tot de volheid van het geloof behoren.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Algemene Concilies
26
De Verheldering van Windsor herhaalt iets waarover de heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] reeds een commentaar heeft aangeboden: 'alleen die uitspraken van algemene concilies worden gewaarborgd 'dwaling uit te sluiten', of 'voor dwaling te bewaren' die 'fundamentele geloofspunten' tot inhoud hebben, welke 'centrale heilswaarheden verwoorden' .. .' (n. 3). Ze beklemtoont vervolgens de Verklaring van Venetië door te zeggen, dat in plaats van te kennen te geven dat algemene concilies niet kunnen dwalen, 'de commissie ... zich wel bewust is dat ze 'soms hebben gedwaald' ' (t.z.p.).
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Wat hier over algemene Concilies wordt gezegd, is niet juist: de taak welke de Kerk erkent voor de bisschoppen die in Concilie zijn vergaderd, is niet beperkt tot 'fundamentele geloofskwesties'; zij strekt zich uit tot het hele terrein van geloof en zeden, waar zij als 'leraars en rechters' vgl: Lumen Gentium [[[617|25]]] optreden. De tekst van de ARCIC maakt bovendien in de Conciliedocumenten geen onderscheid tussen wat werkelijk is gedefinieerd en de andere overwegingen die erin worden gevonden.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 'Aanvaarding'
28
Bij de beschouwing van het geval van een definitie 'ex cathedra' door de bisschop van Rome, wijst het rapport (Gezag II, n. 29) op een verschil tussen de katholieke leer en het anglicaanse standpunt: 'Rooms-katholieken besluiten dat de uitspraak is behoed voor dwaling en de stelling waar. Wanneer de voor instemming voorgestelde definitie niet duidelijk een rechtmatige interpretatie van het Bijbels geloof zou zijn en in overeenstemming met de rechtzinnige traditie, zouden anglicanen het hun plicht achten de aanvaarding van de definitie open te houden voor studie en discussie'.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Anderzijds spreekt de ARCIC, wanneer ze de Conciliedefinities en hun aanvaarding behandelt, alsof ze werkelijk tot een formule van overeenstemming was gekomen door twee uitersten te vermijden (Verheldering, n. 3). Maar de formule maakt van de aanvaarding door de gelovigen een factor welke onder de titel van een 'laatste' of 'uiteindelijke aanwijzing' moet bijdragen aan de erkenning van het gezag en de waarde van de definitie als een echte uitdrukking van het geloof (vgl. ook Gezag II, n. 25).
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Als dit volgens het rapport de rol van de 'aanvaarding' is, moet worden gezegd, dat deze theorie niet in overeenstemming is met de katholieke leer zoals deze is weergegeven in de constitutie Pastor Aeternus [116] van Vaticanum I, welke zegt: 'de goddelijke Verlosser heeft zijn kerk willen begiftigen met onfeilbaarheid bij het definiëren van de leer inzake geloof en zeden' Pastor Aeternus [[116|25]], noch met de constitutie Lumen Gentium [617] van Vaticanum II, volgens welke de bisschoppen die in een oecumenisch Concilie vergaderd zijn deze onfeilbaarheid genieten en dat hun definities de gehoorzame geloofsinstemming vragen. vgl: Lumen Gentium [[[617|25]]]
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Het is waar, dat de constitutie Dei Verbum [576] van Vaticanum II, n. 10 [576|10] spreekt van 'de unieke eenstemmigheid' welke gevestigd is tussen 'bisschoppen en gelovigen' in het 'vasthouden, beleven en belijden van ... het geloof, maar ze voegt er ook aan toe: 'De taak echter om het geschreven of overgeleverde woord van God op authentieke wijze te verklaren, is alleen aan het levende leerambt van de Kerk toevertrouwd, dat zijn gezag uitoefent in de naam van Jezus Christus. Dit leerambt staat niet boven het woord van God, maar dient het. Want het leert enkel, wat overgeleverd is, door dit, krachtens goddelijke opdracht en onder bijstand van de Heilige Geest, vroom te aanhoren, heilig te bewaren en trouw uiteen te zetten en uit deze éne geloofsschat alles te putten wat het voorhoudt als door God geopenbaard te geloven'.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Andere punten met het oog op de toekomstige dialoog
- Apsotolische opvolging
32
Deze kwestie heeft in het middelpunt van alle oecumenische discussies gestaan en leidt tot de kern van het oecumenisch probleem; bijgevolg raakt het alle kwesties die door de ARCIC zijn behandeld: de werkelijkheid van de Eucharistie, de sacramentaliteit van de priesterlijke bediening, de aard van het Romeins primaatschap. Het eindrapport beweert een overeenstemming op dit punt te hebben bereikt (vgl. Verklaring van Canterbury, n. 16), maar wij kunnen ons afvragen of de tekst zelf een voldoende ontleding van deze kwestie verschaft. Dit is dus een probleem dat zou verdienen opnieuw te worden opgenomen, grondiger te worden bestudeerd en vooral te worden geconfronteerd met de feiten van het kerkelijk leven en de praktijk in de twee gemeenschappen.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Zedenleer
33
Heel juist was de dialoog welke door de ARCIC werd gevoerd, geconcentreerd op de drie onderwerpen die historisch het voorwerp van geschil zijn geweest tussen katholieken en anglicanen: 'over de Eucharistie, over de betekenis en functie van het gewijde ambt, en over de aard en uitoefening van het gezag in de kerk' (Inleiding op het eindrapport, n. 2).
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Maar omdat de dialoog het herstel van de kerkelijke eenheid ten doel heeft, zal ze noodzakelijk tot alle punten moeten worden uitgebreid die een belemmering vormen voor het herstel van de eenheid. Onder deze punten zal het geëigend zijn een belangrijke plaats te geven aan de zedenleer.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Slotbemerkingen
- Over de bereikte overeenstemming in het eindrapport van de ARCIC
35
Aan het eind van haar leerstellig onderzoek meent de heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106], dat een aanzienlijke inspanning en een nuttige basis voor verdere stappen op de weg naar de verzoening tussen de katholieke Kerk en de Anglicaanse Gemeenschap nog geen substantiële en uitdrukkelijke overeenstemming vormen over sommige wezenlijke elementen van het katholieke geloof:
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
- omdat het rapport uitdrukkelijk erkent dat een of ander katholiek dogma niet door onze anglicaanse broeders wordt aanvaard (bijvoorbeeld, de eucharistische aanbidding, de onfeilbaarheid, de Mariadogma's);
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
- omdat een of andere katholieke leer slechts gedeeltelijk door onze anglicaanse broeders wordt aanvaard (bijvoorbeeld, het primaatschap van de bisschop van Rome);
Referenties naar alinea 37: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
- omdat bepaalde formuleringen in het rapport niet uitdrukkelijk genoeg zijn om te waarborgen dat ze interpretaties uitsluiten die niet in overeenstemming zijn met het katholieke geloof (bijvoorbeeld, wat de Eucharistie als offer betreft, de werkelijke tegenwoordigheid, de aard van het priesterschap);
Referenties naar alinea 38: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
- omdat bepaalde verklaringen in het rapport onjuist zijn en niet aanvaardbaar als katholieke leer (bijvoorbeeld, de verhouding tussen het primaatschap en de structuur van de kerk, de leer over de 'aanvaarding');
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
- tenslotte omdat sommige belangrijke aspecten van de leer van de katholieke Kerk niet of alleen op een indirecte wijze zijn behandeld (bijvoorbeeld, de apostolische opvolging, de 'regula fidei', de zedenleer).
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Over de volgende concrete stappen die moeten worden gezet
41
De heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] meent, dat de resultaten van haar onderzoek aanbevelen:
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
- dat de dialoog wordt voortgezet, omdat er voldoende gronden zijn om te menen, dat haar voortzetting vruchtbaar zal zijn;
Referenties naar alinea 42: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
- dat zij wordt verdiept ten aanzien van punten waarmee men zich reeds heeft beziggehouden en waarvan de resultaten niet bevredigend zijn;
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
44
- dat zij wordt uitgebreid tot nieuwe onderwerpen, vooral die welke noodzakelijk zijn met het oog op het herstel van de volle kerkelijke eenheid tussen de twee gemeenschappen.
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
29 maart 1982
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 2
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/5578-opmerkingen-van-de-congregatie-voor-de-geloofsleer-over-het-nl