In de zomer van 1939, zet Europa de laatste stap die het naar de afgrond van de oorlog zal voeren. Een afgrond die zich, slechts twintig jaar na de catastrofe van de eerste wereldoorlog, opent met een reeks ondenkbare verschrikkingen. Vanaf de verdeling van Polen – na het pact, te dikwijls vergeten, tussen nazi Duitsland en Sovjet Rusland – begon namelijk het oorlogsgeweld dat een groot gedeelte van het oude continent, het gebied rond de Middellandse Zee en het immense gebied rond de Stille Oceaan in vuur zette, met de monsterachtige uitroeiing van het joodse volk, de vernietiging zonder voorgaande van burgers en talrijke steden van het oude continent, tot in het nucleaire tijdperk, bezwaard door nieuwe nachtmerries, dat met de vernietiging van Hiroshima en Nagasaki een einde maakte aan het conflict door Japan ontketend en zo aan de zes jaren van de bloedigste oorlog die de aarde ooit gezien had.
De les van de eerste wereldoorlog heeft tot niets geleid, er zijn in tegendeel opeenvolgende onrechtvaardigheden en vooral totalitarismen uit gevolgd – sovjet, fascistisch, nazistisch – die Europa en een groot deel van de wereld ongehoord hebben doen lijden. Ten overstaan van de oorlog heeft de Kerk van Rome nooit haar grenzen van vrede overschreden die zij moeizaam was gaan verdedigen in het begin van de XIXe eeuw en vooral vanaf de jaren dertig in de voorbije eeuw, toen het verlies van haar tijdelijke macht eigenlijk ten gunste werd van haar internationale invloed. En wanneer Pius X zich de laatste dagen van zijn leven zich als het ware als offer had aangeboden in het vooruitzicht van de “grote oorlog”, zette hij zich helemaal in tegen de onzinnige Europese tragedie die hij“een nutteloze slachtpartij” noemde, wat de tegenpartijen niet begrepen en waarvoor ze hem uitgescholden. Hij deed beroep op een “diplomatie van bijstand”, die in stilte en efficiënt, de houding van de Heilige Stoel, ook tijdens de tweede wereldoorlog zou gaan typeren.
Tijdens hun respectievelijke diplomatieke opdrachten te midden van het ontvlamde Europa, waren de toekomstige Pius XI en Pius XII rechtstreekse getuigen van de opkomst van totalitarismen, die oorzaak waren van de aankomende kwalen. Toen zij aan het hoofd kwamen te staan van de Heilige Stoel, zagen zij in de jaren dertig scherp de meedogenloze opkomst van de oorlog, die zij probeerden tegen te houden door diplomatie, politieke akkoorden, standvastigheid op het vlak van de katholieke leer, in een wezenlijke onderlinge harmonie die niet verzwakt werd door de zeer verschillende persoonlijkheden en temperamenten die zij waren. Het was dus geen toeval dat de keuze van het conclaaf zeer vlug op de staatssecretaris van Pius XI viel. En Pius XII werd onmiddellijk geconfronteerd met een verslechtering van de toestand: “Niets is verloren met de vrede, alles kan verloren zijn met de oorlog”, was zijn laatste nutteloze oproep, die de substituut, Mgr. Montini, naaste medewerker van de Paus, mee had opgesteld en die ook had meegewerkt aan de bestendige hulpverlening die dadelijk op gang gebracht werd: in het Vaticaan, in Rome, Italië en vele andere landen, waar naast vele katholieken, pauselijke vertegenwoordigers – zoals Mgr. Roncalli in Istanboel – zich op alle manieren inzetten om de slachtoffers, zonder onderscheid, te hulp te komen.
Pius XII en zij die hem op de zetel van Rome zouden opvolgen onder de namen Johannes XXIII en Paulus VI, waren ten tijde van het conflict, zowel verdedigers van humane redenen als van rechtvaardigheid en getuigen van de liefde van Christus. Onder de oorlog en in de daarop volgende jaren bleef de Paus de vrede prediken van de vrede, steunde hij de democratie, weigerde hij de collectieve schuld op het Duitse volk te schuiven, kantte hij zich tegen het sovjet totalitarisme – dat in vele landen dictatoriale regimes oplegde en nieuwe kwalen veroorzaakte – en steunde zonder aarzelen de moeilijke opbouw van een unitair plan voor dit “oude Europa, dat het werk was van het geloof en het christelijk genie” en dat nochtans niet had kunnen luisteren naar de Pauselijke boodschap die op de avond van 24 augustus 1939 door de radio was uitgezonden.
Indien de katholieken op vele manieren hebben kunnen bijdragen tot wederopbouw en verzoening, dan heeft de Kerk van Rome de tweede wereldoorlog symbolisch besloten met de pauskeuzes van Karol Wojtyla – die er in 1989, vijftig jaar na het uitbreken ervan, een apostolische brief aan wijdde – en van Joseph Ratzinger, precies zestig jaar na de beëindiging van het conflict, dat de toekomstige Johannes Paulus II en Benedictus XVI in eigen persoon hebben meegemaakt, als zonen van volken die toen tegenover elkaar stonden. Vanuit geschiedkundig standpunt, heeft de tweevoudige keuze van het college van kardinalen de wispelturigheid aangetoond van vele prognostieken die gebaseerd waren op oude overtuigingen van politieke aard, volgens dewelke de verkiezingen van 1978 en vooral van 2005, onmogelijk zouden geweest zijn. De geopolitiek van de Kerk is tenslotte anders. En dit omdat zij leert uit het verleden en naar de mens en de toekomst kijkt, met de blik gericht op een belofte die niet zal ontgoochelen.