Over de twee naturen van Christus Krachtig vasthoudend aan het fundament van het katholieke geloof, buiten hetwelk, naar de getuigenis van de apostel, niemand een ander kan leggen (1 Kor. 3, 11)[[b:1 Kor. 3, 11]], belijden wij openlijk met de heilige moeder de Kerk, dat de eniggeboren Zoon Gods, die in alles waarin God de Vader bestaat, samen met de Vader voor eeuwig is, tegelijk als eenheid de delen van onze natuur, waaruit Hij zelf in zich, ware God zijnde, een ware mens werd, - namelijk een menselijk lichaam dat kan lijden en een intellectuele dan wel rationele geest, die dat lichaam zelf waarlijk door zichzelf en wezenlijk vormgeeft - uit de tijd in een maagdelijke bruidskamer tot eenheid van zijn hypostase en zijn persoon heeft aangenomen.
Over de wond in de zijde van Christus En dat in deze aangenomen natuur het Woord Gods zelf om het heil van allen te bewerken niet alleen aan het kruis genageld wilde worden en daaraan sterven, maar ook nadat Hij zijn geest al had uitgeblazen, liet Hij toe dat zijn zijde met een lans doorboord werd, opdat door de daaruit vloeiende stromen van water en bloed de enige en onbevlekte en maagdelijke heilige moeder de Kerk gevormd werd, bruid van Christus, zoals uit de zijde van de eerste mens die sliep, Eva voor hem tot bruid is gevormd (Gen. 2, 21 v.)[[b:Gen. 2, 21 v.]], opdat zo aan de zekere vorm van de eerste en oude Adam, die volgens de Apostel “de voorafbeelding van de toekomstige is” (Rom. 5, 14)[b:Rom. 5, 14], in onze jongste Adam (1Kor. 15, 45)[[b:1Kor. 15, 45]], dat is Christus, de waarheid beantwoordt.
Dit is, zeg ik, de waarheid, verzekerd door het getuigenis van die grote adelaar, die de profeet Ezechiel zag vliegen over de overige evangelische dieren (Ez. 1, 4-28)[[b:Ez. 1, 4-28]], natuurlijk van de heilige Johannes, de Apostel en Evangelist, die over de geschiedenis en het verloop van dit Sacrament in zijn Evangelie sprekend zegt: “Toen zij echter bij Jezus gekomen waren, om te zien of Hij al dood was, hebben zij niet Zijn benen gebroken, maar een van de soldaten opende Zijn zijde met zijn lans, en meteen kwam er bloed en water uit; en hij die dit zag, legde getuigenis af, en zijn getuigenis is waar, en hij weet dat hij ware dingen zegt, opdat ook jullie geloven.” (Joh. 19, 33-35)[b:Joh. 19, 33-35]
Dus wij richten de blik van de apostolische overweging, aan wie het slechts toekomt dit te verklaren, op het zo beroemde getuigenis en de gemeenschappelijke opvatting van de heilige Vaders en Leraren, en wij verklaren met instemming van het heilige Concilie dat voornoemde Apostel en Evangelist Johannes in het voornoemde het juiste verloop van het gebeuren heeft aangehouden, door te vertellen dat bij Christus “toen hij al dood was, een van de soldaten zijn zijde opende met de lans.”
Over de geest als vorm van het lichaam Voorts verwerpen wij met instemming van voornoemd heilig Concilie elke leer of opvatting die lichtvaardig beweert of in twijfel trekt, dat de substantie van de redelijke of intellectuele geest niet waarlijk en door zich de vorm van het menselijke lichaam is, als foutief en vijandig aan de waarheid van het katholieke geloof: terwijl we verder bepalen, opdat voor allen de waarheid van het reine geloof bekend is en de toegang wordt afgesloten voor alle fouten, opdat ze niet binnenkomen, dat alwie in het vervolg durft te beweren, verdedigen of hardnekkig eraan vasthouden, dat de redelijke of intellectuele geest niet door zich en wezenlijk de vorm van het menselijk lichaam is, als een ketter moet worden beschouwd.
Referenties naar alinea 2: 4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst= Fides et Ratio ->=geentekst= Veritatis Splendor ->=geentekst= Sessio VIII - Apostolici regiminis ->=geentekst=
Over de werking van het Doopsel Wat dit enige Doopsel betreft, waardoor alle gedoopten in Christus opnieuw geboren worden, dit moet, zoals één God en één enig geloof (Ef. 4, 5)[[b:Ef. 4, 5]], door allen trouw worden beleden, dat het gevierd in het water in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest - naar wij geloven - zowel voor volwassenen als voor kleine kinderen op gelijke wijze het volmaakte middel tot heil is.
Echter men vindt wat betreft het effect van de Doop bij kleine kinderen bij enkele theologie leraren dat zij tegengestelde meningen hebben, want sommigen van hen zeggen, dat weliswaar de schuld wordt vergeven bij kleine kinderen door de kracht van de Doop, maar geen genade wordt geschonken, maar anderen daarentegen beweren, dat én de schuld bij hen vergeven wordt in de Doop, én de deugden en de vormgevende genade ingegoten worden al naar gelang de aanleg vgl: Maiores Ecclesiae Causas, (1)[[[6890|(1)]]], ook al is het niet voor die tijd al naar gelang het gebruik:
Als wij echter onze aandacht richten op de algemene werking van de dood van Christus, die door de Doop gelijkelijk aan alle gedoopten wordt toebedeeld, zijn wij van mening dat met instemming van het heilige Concilie aan de tweede opvatting de voorkeur gegeven moet worden, die zegt dat zowel aan kleine kinderen als aan volwassenen in de Doop de vormgevende genade en de krachten worden toebedeeld, als de meer waarschijnlijke (opvatting) en meer overeenstemmend en samengaand met de uitspraken van Heiligen en moderne theologie leraren.
Om RK Documenten te kunnen verbeteren is uw reactie zeer waardevol. Heeft u aanmerkingen of suggesties voor verbeteringen of bent u een fout tegen gekomen? Laat het ons weten.