'Verlos ons van het kwade' - Tractaat over de duivel
x
Informatie over dit document
'Verlos ons van het kwade' - Tractaat over de duivel
Paus Paulus VI
15 november 1972
Pauselijke geschriften - Audiënties
1973, Archief van de Kerken, 28e jrg. nr. 3, p. 116-121
1973
Archief van de Kerken
2 maart 2023
5514
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Waaraan heeft de Kerk thans het meest behoefte?
Verwonder u niet over ons antwoord, alsof dit namelijk simplistisch of zelfs bijgelovig en irreëel zou zijn: een van de dingen waaraan het meest behoefte bestaat is, dat de Kerk wordt beschermd tegen het kwaad dat wij de duivel noemen.
Alvorens onze gedachte nader toe te lichten, nodigen wij u eerst uit uw eigen denken te openen voor het licht dat het geloof laat vallen over onze kijk op het menselijk leven. Vanuit deze waarnemingspost wordt ons een kijk geboden die onmetelijke ruimten bestrijkt en weet door te dringen tot uitzonderlijke diepten. En in waarheid: het panorama dat wij verzocht worden met wereldomspannend realisme te aanschouwen, is zeer schoon. Het is het panorama van de schepping, het werk van God, dat God zelf als uiterlijke weerspiegeling van zijn wijsheid en macht om zijn wezenlijke schoonheid bewonderde. (Gen. 1, 10) [[b:Gen. 1, 10]]
Heel interessant is verder het panorama van de dramatische geschiedenis van de mensheid, uit welke geschiedenis die van de verlossing voortkomt, van Christus, van ons heil, met haar verbijsterende rijkdom aan openbaring, aan profetie, aan heiligheid, aan een leven dat tot op het bovennatuurlijk niveau is verheven, aan eeuwige beloften. (Ef. 1, 10) [[b:Ef. 1, 10]] Wie dit panorama weet te bekijken, wordt er onvermijdelijk door gefascineerd vgl: Soliloqiorum [[[2221]]]: alles heeft een zin, alles heeft een doel, alles heeft een orde en in alles laat zich een Aanwezigheid-Transcendentie bespeuren, een Gedachte, een Leven en uiteindelijk een Liefde. Zo komt het, dat het heelal, door wat het is en door wat het niet is, zich voor ons oog ontvouwt als een begeesterend en vervoerend voorspel op iets dat nog schoner en nog volmaakter is. (1 Kor. 2, 9; 1 Kor. 13, 12; Rom. 8, 19-23) [[b:1 Kor. 2, 9; 1 Kor. 13, 12; Rom. 8, 19-23]] De christelijke kijk op de kosmos en op het leven wordt dan ook gekenmerkt door een triomfantelijk optimisme; en deze kijk rechtvaardigt onze vreugde en onze dankbaarheid om het leven, waardoor we, wanneer we Gods heerlijkheid vieren, tevens ons eigen geluk bezingen (vgl. het 'Gloria' van de Mis).
Verwonder u niet over ons antwoord, alsof dit namelijk simplistisch of zelfs bijgelovig en irreëel zou zijn: een van de dingen waaraan het meest behoefte bestaat is, dat de Kerk wordt beschermd tegen het kwaad dat wij de duivel noemen.
Alvorens onze gedachte nader toe te lichten, nodigen wij u eerst uit uw eigen denken te openen voor het licht dat het geloof laat vallen over onze kijk op het menselijk leven. Vanuit deze waarnemingspost wordt ons een kijk geboden die onmetelijke ruimten bestrijkt en weet door te dringen tot uitzonderlijke diepten. En in waarheid: het panorama dat wij verzocht worden met wereldomspannend realisme te aanschouwen, is zeer schoon. Het is het panorama van de schepping, het werk van God, dat God zelf als uiterlijke weerspiegeling van zijn wijsheid en macht om zijn wezenlijke schoonheid bewonderde. (Gen. 1, 10) [[b:Gen. 1, 10]]
Heel interessant is verder het panorama van de dramatische geschiedenis van de mensheid, uit welke geschiedenis die van de verlossing voortkomt, van Christus, van ons heil, met haar verbijsterende rijkdom aan openbaring, aan profetie, aan heiligheid, aan een leven dat tot op het bovennatuurlijk niveau is verheven, aan eeuwige beloften. (Ef. 1, 10) [[b:Ef. 1, 10]] Wie dit panorama weet te bekijken, wordt er onvermijdelijk door gefascineerd vgl: Soliloqiorum [[[2221]]]: alles heeft een zin, alles heeft een doel, alles heeft een orde en in alles laat zich een Aanwezigheid-Transcendentie bespeuren, een Gedachte, een Leven en uiteindelijk een Liefde. Zo komt het, dat het heelal, door wat het is en door wat het niet is, zich voor ons oog ontvouwt als een begeesterend en vervoerend voorspel op iets dat nog schoner en nog volmaakter is. (1 Kor. 2, 9; 1 Kor. 13, 12; Rom. 8, 19-23) [[b:1 Kor. 2, 9; 1 Kor. 13, 12; Rom. 8, 19-23]] De christelijke kijk op de kosmos en op het leven wordt dan ook gekenmerkt door een triomfantelijk optimisme; en deze kijk rechtvaardigt onze vreugde en onze dankbaarheid om het leven, waardoor we, wanneer we Gods heerlijkheid vieren, tevens ons eigen geluk bezingen (vgl. het 'Gloria' van de Mis).
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Het onderricht van de Schrift
Maar is deze kijk volledig? Is hij juist? Zijn de tekortkomingen in de wereld voor ons onbelangrijk? De gebroken functie van de dingen ten opzichte van ons bestaan? Het lijden, de dood? De slechtheid, de wreedheid, de zonde, in één woord: het kwaad? Zien we niet, hoeveel kwaad er in de wereld is? En vooral: hoeveel zedelijk kwaad, dat wil zeggen, tegelijkertijd, zij het uit verschillend oogpunt, tegen de mens én tegen God? Is dit soms geen droevig schouwspel, geen onverklaarbaar mysterie? En zijn wij, juist als vereerders van het Woord en bezingers van het Goede, wij gelovigen, daar niet het gevoeligst voor, het meest gestoord bij het waarnemen en het ervaren van het kwaad? Wij ontmoeten het in het rijk van de natuur, waar zijn talloze gestalten ons een aanklacht lijken tegen een bestaande wanorde. Voorts ontmoeten we het op menselijk terrein, waar we zwakheid tegenkomen, broosheid, lijden, dood en nog iets ergers: een tweevoudige, contrasterende wet, één die graag het goede zou willen, en een andere die daarentegen op het kwaad is gericht. Paulus geeft een beschamend reliëf aan deze kwellende omstandigheden, om de noodzaak en het geluk aan te tonen van een redding brengende genade, dat is: van het heil dat Christus heeft gebracht. (Rom. 7) [[b:Rom. 7]] Vóór hem had reeds een heidens dichter beschuldigend de vinger uitgestoken tegen dit innerlijk conflict in het hart zelf van de mens: 'video meliora proboque; deteriora sequor'. 7, 19 [[8789]] Wij ontmoeten de zonde, die ontaarding van de menselijke vrijheid, en uiteindelijke oorzaak van de dood, als zijnde een breuk met God, bron van het leven (Rom. 5, 12) [b:Rom. 5, 12] en vervolgens op haar beurt aanleiding en uitwerking van het optreden, in onszelf en in onze wereld, van een duister en vijandig persoon: de duivel. Het kwaad is niet langer alleen maar een tekortkoming, maar een daadwerkelijkheid, een levend, geestelijk, verdorven en verderfelijk wezen. Schrikwekkende realiteit. Mysterieus en angstaanjagend.
Maar is deze kijk volledig? Is hij juist? Zijn de tekortkomingen in de wereld voor ons onbelangrijk? De gebroken functie van de dingen ten opzichte van ons bestaan? Het lijden, de dood? De slechtheid, de wreedheid, de zonde, in één woord: het kwaad? Zien we niet, hoeveel kwaad er in de wereld is? En vooral: hoeveel zedelijk kwaad, dat wil zeggen, tegelijkertijd, zij het uit verschillend oogpunt, tegen de mens én tegen God? Is dit soms geen droevig schouwspel, geen onverklaarbaar mysterie? En zijn wij, juist als vereerders van het Woord en bezingers van het Goede, wij gelovigen, daar niet het gevoeligst voor, het meest gestoord bij het waarnemen en het ervaren van het kwaad? Wij ontmoeten het in het rijk van de natuur, waar zijn talloze gestalten ons een aanklacht lijken tegen een bestaande wanorde. Voorts ontmoeten we het op menselijk terrein, waar we zwakheid tegenkomen, broosheid, lijden, dood en nog iets ergers: een tweevoudige, contrasterende wet, één die graag het goede zou willen, en een andere die daarentegen op het kwaad is gericht. Paulus geeft een beschamend reliëf aan deze kwellende omstandigheden, om de noodzaak en het geluk aan te tonen van een redding brengende genade, dat is: van het heil dat Christus heeft gebracht. (Rom. 7) [[b:Rom. 7]] Vóór hem had reeds een heidens dichter beschuldigend de vinger uitgestoken tegen dit innerlijk conflict in het hart zelf van de mens: 'video meliora proboque; deteriora sequor'. 7, 19 [[8789]] Wij ontmoeten de zonde, die ontaarding van de menselijke vrijheid, en uiteindelijke oorzaak van de dood, als zijnde een breuk met God, bron van het leven (Rom. 5, 12) [b:Rom. 5, 12] en vervolgens op haar beurt aanleiding en uitwerking van het optreden, in onszelf en in onze wereld, van een duister en vijandig persoon: de duivel. Het kwaad is niet langer alleen maar een tekortkoming, maar een daadwerkelijkheid, een levend, geestelijk, verdorven en verderfelijk wezen. Schrikwekkende realiteit. Mysterieus en angstaanjagend.
Referenties naar alinea 2: 1
Gaudete et Exsultate ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Men plaatst zich buiten het kader van de schriftuurlijke en kerkelijke leer, als men haar bestaan weigert te erkennen; ofwel indien men er een op zich staand beginsel van maakt dat niet, zoals ieder ander schepsel, zijn oorsprong vindt in God; ofwel indien men haar interpreteert als een schijnwerkelijkheid, een ideële, aan de fantasie ontsproten verpersoonlijking van de onbekende oorzaken van onze rampen. Het probleem van het kwaad, gezien in zijn ingewikkelde structuur en in zijn absurditeit ten opzichte van onze eenzijdige rationaliteit, wordt een obsessie. Het vormt de grootste hindernis voor ons religieus inzicht in de kosmos. Niet voor niets heeft de heilige Augustinus er jaren lang onder geleden: 'Quaerebam unde malum, et non erat exitus' / 'ik trachtte na te gaan, waar het kwaad vandaan kwam, en ik kon geen verklaring vinden'. VII, 5, 7, 11 enz.; PL. 32, 736; 739 [[850]]
Referenties naar alinea 3: 1
Gaudete et Exsultate ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Daarvandaan de belangrijke rol die het opmerken van het kwaad gaat spelen bij een juiste christelijke zienswijze op de wereld, op het leven, op het heil. Wie herinnert zich niet, uit het verloop van het Evangelieverhaal, aan het begin van zijn openbaar leven vooreerst de drievoudige bekoring van Christus, een bladzijde vol met veelvuldige zin? En vervolgens de talloze evangelische episoden waarin de duivel het pad van de Heer kruist en vóórkomt in zijn onderrichtingen? (Mt. 12, 43) [[b:Mt. 12, 43]] En hoe kan men vergeten, dat Christus de duivel driemaal zijn tegenstander noemt en hem daarbij kwalificeert als 'vorst van deze wereld' (Joh. 12, 31; Joh. 14, 30; Joh. 16, 11) [b:Joh. 12, 31; Joh. 14, 30; Joh. 16, 11]? De loodzware dreiging van zijn heilloze aanwezigheid wordt verder in zeer veel passages van het Nieuwe Testament gesignaleerd. Paulus noemt hem 'de god van deze wereld' (2 Kor. 4, 4) [b:2 Kor. 4, 4] en maakt ons attent op de strijd in het duister die wij Christenen moeten voeren, niet met een enkele duivel, maar met een angstwekkend meervoud daarvan: 'Legt de wapenrusting Gods aan om te kunnen standhouden tegen de listen van de duivel, want onze strijd gaat niet (slechts) tegen vlees en bloed, maar tegen de Heerschappijen, tegen de Machten, tegen de Wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de boze geesten in de hemelen' (Ef. 6, 11-12) [b:Ef. 6, 11-12].
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
En dat het niet over een enkele duivel gaat, maar over vele, daarop wijzen verschillende passages uit het Evangelie (Lc. 11, 21; Mc. 5, 9) [b:Lc. 11, 21; Mc. 5, 9];maar een is de voornaamste: satan, hetgeen betekent: de tegenstander, de vijand. En naast hem veel anderen, allen door God geschapen, maar van hun staat vervallen door hun opstand en verdoeming. vgl: DH 800, DS 428 [[[796|+2]]] Heel een mysterieuze wereld, die door een allerongelukkigste tragedie, waarvan wij bijzonder weinig weten, uit haar voegen is gelicht.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
De occulte vijand die dwalingen zaait
Van deze demonische wereld weten we echter veel dat ons leven en heel de mensengeschiedenis raakt. De duivel staat aan de wieg van de eerste ramp voor de mensheid: hij was de listige, fatale verleider van de eerste zonde, de erfzonde (Gen. 3; Wijsh. 1, 14) [b:Gen. 3; Wijsh. 1, 14]. Door die val van Adam verkreeg de duivel een zekere heerschappij over de mens, waarvan alleen het verlossingswerk van Christus ons kan bevrijden. Het is een geschiedenis die nog steeds voortduurt: we herinneren aan de exorcismen bij het Doopsel en aan de veelvuldige verwijzingen van Schrift en liturgie naar de agressieve, neerdrukkende 'macht van de duisternis'. (Lc. 22, 53; Kol. 1, 13) [[b:Lc. 22, 53; Kol. 1, 13]] Hij is vijand nummer één; hij is de bekoorder bij uitstek. Zo weten wij dus, dat dit duister en verontrustend wezen inderdaad bestaat en nog steeds handelend optreedt, met verraderlijke sluwheid. Het is de occulte vijand die dwalingen en rampen in de mensengeschiedenis zaait. Niet te vergeten de onthullende parabel uit het evangelie over het goede graan en het onkruid, samenvatting en verklaring van het gebrek aan logica dat onze wisselvallige wederwaardigheden schijnt te overheersen: 'inimicus homo hoc fecit' (Mt. 13, 28; 'een vijandig mens heeft dit gedaan') [b:Mt. 13, 28]. Het is 'een moordenaar van begin af aan ... en de aartsleugenaar' (Joh. 8, 44-45) [[b:Joh. 8, 44-45]]; het is de spitsvondige belager van het zedelijk evenwicht in de mens. Hij is de trouweloze, arglistige magnetiseur die zich bij ons weet in te dringen, via de zintuigen, de fantasie, de begeerlijkheid, de utopistische logica of ongeregelde sociale contacten in de speelruimte van ons handelen, om daar ontsporingen te veroorzaken die even schadelijk zijn als ze schijnbaar overeenkomen met onze fysieke of psychische structuur of met onze instinctieve, diep zetelende strevingen.
Van deze demonische wereld weten we echter veel dat ons leven en heel de mensengeschiedenis raakt. De duivel staat aan de wieg van de eerste ramp voor de mensheid: hij was de listige, fatale verleider van de eerste zonde, de erfzonde (Gen. 3; Wijsh. 1, 14) [b:Gen. 3; Wijsh. 1, 14]. Door die val van Adam verkreeg de duivel een zekere heerschappij over de mens, waarvan alleen het verlossingswerk van Christus ons kan bevrijden. Het is een geschiedenis die nog steeds voortduurt: we herinneren aan de exorcismen bij het Doopsel en aan de veelvuldige verwijzingen van Schrift en liturgie naar de agressieve, neerdrukkende 'macht van de duisternis'. (Lc. 22, 53; Kol. 1, 13) [[b:Lc. 22, 53; Kol. 1, 13]] Hij is vijand nummer één; hij is de bekoorder bij uitstek. Zo weten wij dus, dat dit duister en verontrustend wezen inderdaad bestaat en nog steeds handelend optreedt, met verraderlijke sluwheid. Het is de occulte vijand die dwalingen en rampen in de mensengeschiedenis zaait. Niet te vergeten de onthullende parabel uit het evangelie over het goede graan en het onkruid, samenvatting en verklaring van het gebrek aan logica dat onze wisselvallige wederwaardigheden schijnt te overheersen: 'inimicus homo hoc fecit' (Mt. 13, 28; 'een vijandig mens heeft dit gedaan') [b:Mt. 13, 28]. Het is 'een moordenaar van begin af aan ... en de aartsleugenaar' (Joh. 8, 44-45) [[b:Joh. 8, 44-45]]; het is de spitsvondige belager van het zedelijk evenwicht in de mens. Hij is de trouweloze, arglistige magnetiseur die zich bij ons weet in te dringen, via de zintuigen, de fantasie, de begeerlijkheid, de utopistische logica of ongeregelde sociale contacten in de speelruimte van ons handelen, om daar ontsporingen te veroorzaken die even schadelijk zijn als ze schijnbaar overeenkomen met onze fysieke of psychische structuur of met onze instinctieve, diep zetelende strevingen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Dit hoofdstuk over de duivel en over de invloed die hij kan uitoefenen op enkelingen, op gemeenschappen of hele samenlevingen casu quo op gebeurtenissen, zou een belangrijk onderdeel van de katholieke leer zijn dat waard is om opnieuw te worden bestudeerd, maar dat gebeurt tegenwoordig zelden. Sommigen menen dit afdoende te kunnen opvangen door psychoanalytische en psychiatrische studies of door spiritistische ervaringen, die thans helaas zoveel opgeld doen in enige landen. Men vreest weer te vervallen in oude manicheïsche theorieën of in angstwekkende excessen van fantasie of bijgeloof. Vandaag de dag toont men zich liever sterk, onbevooroordeeld; men hangt de positivist uit, om vervolgens geloof te hechten aan talloze ongegronde magische of naïeve waanideeën. Ofwel, erger nog, men stelt zijn ziel - zijn eigen gedoopte ziel, herhaaldelijk bezocht door de Eucharistie en bewoond door de Heilige Geest! - open voor de liederlijke ervaringen van de zinnen, voor verwoestende experimenten met roesmiddelen, voor de ideologische verleiding van modieuze dwalingen. Dat zijn de kieren waarlangs de Boze zonder moeite het menselijk denken kan binnendringen en doen ontaarden. Het is niet gezegd, dat iedere zonde rechtstreeks te wijten is aan een duivels ingrijpen vgl: ia q. 104 a. 3 [[[t:ia q. 104 a. 3]]], maar het is wel zo dat men zich, tenzij men met een zekere morele gestrengheid waakt over zichzelf (Mt. 12, 45; Ef. 6, 11) [[b:Mt. 12, 45; Ef. 6, 11]], blootstelt aan de inwerking van het 'mysterium iniquitatis' ('geheim der goddeloosheid') waarover Paulus het heeft (2 Tess. 2, 3-12) [b:2 Tess. 2, 3-12] en waardoor het alternatief van ons heil problematisch wordt. Hier worden onze leerstellingen onzeker, want ze raken omneveld door de duisternis waarin de duivel zich hult.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Maar onze nieuwsgierigheid is gewekt door de zekerheid van zijn veelvuldig bestaan en leidt ons terecht tot twee vragen. Zijn er tekenen, dat er inderdaad sprake is van een duivels ingrijpen, en zo ja welke? En welke middelen bestaan er om zich te verdedigen tegen een zo verraderlijk gevaar?
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Tekenen van een ingrijpen van de boze
Een antwoord op de eerste vraag vereist veel omzichtigheid, ook al lijken de tekenen van de Boze somtijds helder aan de dag te treden. vgl: 23 [[[968]]] Een onheilspellend ingrijpen zijnerzijds zullen we mogen vermoeden daar waar sprake is van een radicale, vernuftige en absurde godloochening; van een leugen die zich huichelend en machtig weet door te zetten tegen de klaarblijkelijke waarheid in; daar waar de liefde wordt uitgeblust door kille, wrede zelfzucht; daar waar de naam van Christus wordt bestreden met welbewuste, opstandige haat (1 Kor. 16, 22; 1 Kor. 12, 3) [[b:1 Kor. 16, 22; 1 Kor. 12, 3]];daar waar de geest van het Evangelie wordt vervalst en gelogenstraft; waar de wanhoop vaste voet krijgt, als zijnde het laatste woord enz. Maar het is een al te ruime en moeilijke diagnose, die wij hier niet durven uit te diepen en te adstrueren. Toch is ze niet voor iedereen zonder dramatisch belang, waaraan ook de moderne literatuur befaamde bladzijden heeft gewijd vgl. bv. het oeuvre van.. vgl. bv. het oeuvre van Bernanos, bestudeerd door Ch. Moeller, Littér, du XX siecte 1, 397 vv.; P. Macchi, Il volta del male in Bernanos; vgl. ook Satan, Etudes Carmélitaines, Desclee de Br., 1948. Het kwaad blijft een van de grote, onoplosbare problemen voor de menselijke geest, ook na de zegevierende oplossing die Jezus Christus eraan heeft gegeven. 'Wij weten', schrijft de evangelist Johannes, 'dat wij uit God zijn en de gehele wereld in de macht ligt van de Boze' (1 Joh. 5, 19) [b:1 Joh. 5, 19].
Een antwoord op de eerste vraag vereist veel omzichtigheid, ook al lijken de tekenen van de Boze somtijds helder aan de dag te treden. vgl: 23 [[[968]]] Een onheilspellend ingrijpen zijnerzijds zullen we mogen vermoeden daar waar sprake is van een radicale, vernuftige en absurde godloochening; van een leugen die zich huichelend en machtig weet door te zetten tegen de klaarblijkelijke waarheid in; daar waar de liefde wordt uitgeblust door kille, wrede zelfzucht; daar waar de naam van Christus wordt bestreden met welbewuste, opstandige haat (1 Kor. 16, 22; 1 Kor. 12, 3) [[b:1 Kor. 16, 22; 1 Kor. 12, 3]];daar waar de geest van het Evangelie wordt vervalst en gelogenstraft; waar de wanhoop vaste voet krijgt, als zijnde het laatste woord enz. Maar het is een al te ruime en moeilijke diagnose, die wij hier niet durven uit te diepen en te adstrueren. Toch is ze niet voor iedereen zonder dramatisch belang, waaraan ook de moderne literatuur befaamde bladzijden heeft gewijd vgl. bv. het oeuvre van.. vgl. bv. het oeuvre van Bernanos, bestudeerd door Ch. Moeller, Littér, du XX siecte 1, 397 vv.; P. Macchi, Il volta del male in Bernanos; vgl. ook Satan, Etudes Carmélitaines, Desclee de Br., 1948. Het kwaad blijft een van de grote, onoplosbare problemen voor de menselijke geest, ook na de zegevierende oplossing die Jezus Christus eraan heeft gegeven. 'Wij weten', schrijft de evangelist Johannes, 'dat wij uit God zijn en de gehele wereld in de macht ligt van de Boze' (1 Joh. 5, 19) [b:1 Joh. 5, 19].
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
De verdediging van de Christen
Gemakkelijker te formuleren, zij het ook moeilijk om uit te voeren, is het antwoord op de andere vraag: welke verdediging, welk redmiddel te hanteren tegen de inwerking van de duivel. We zouden kunnen zeggen: alles wat ons verdedigen kan tegen de zonde, beschermt ons meteen ook tegen de onzichtbare vijand. De genade is de beslissende afweer. De onschuld krijgt een aspect van kracht. En zoals iedereen weet: de apostolische pedagogie heeft in de wapenrusting van een soldaat steeds weer zinnebeelden gevonden voor de deugden die de Christen onkwetsbaar kunnen maken. (Rom. 13, 12; Ef. 6, 11.14.17; 1 Tess. 5, 8) [[b:Rom. 13, 12; Ef. 6, 11.14.17; 1 Tess. 5, 8]] De Christen moet strijdbaar zijn; moet waakzaam en sterk zijn (1 Pt. 5, 8) [b:1 Pt. 5, 8] en moet soms grijpen naar een of andere speciale ascetische oefening om bepaalde duivelse invallen af te slaan. Dat leert Jezus door te verwijzen naar het hulpmiddel van 'gebed en vasten' (Mc. 9, 29) [b:Mc. 9, 29]. En Paulus suggereert de hoofdlijn die men moet aanhouden: 'Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede' (Rom. 12, 21; Mt. 13, 29) [b:Rom. 12, 21; Mt. 13, 29].
Gemakkelijker te formuleren, zij het ook moeilijk om uit te voeren, is het antwoord op de andere vraag: welke verdediging, welk redmiddel te hanteren tegen de inwerking van de duivel. We zouden kunnen zeggen: alles wat ons verdedigen kan tegen de zonde, beschermt ons meteen ook tegen de onzichtbare vijand. De genade is de beslissende afweer. De onschuld krijgt een aspect van kracht. En zoals iedereen weet: de apostolische pedagogie heeft in de wapenrusting van een soldaat steeds weer zinnebeelden gevonden voor de deugden die de Christen onkwetsbaar kunnen maken. (Rom. 13, 12; Ef. 6, 11.14.17; 1 Tess. 5, 8) [[b:Rom. 13, 12; Ef. 6, 11.14.17; 1 Tess. 5, 8]] De Christen moet strijdbaar zijn; moet waakzaam en sterk zijn (1 Pt. 5, 8) [b:1 Pt. 5, 8] en moet soms grijpen naar een of andere speciale ascetische oefening om bepaalde duivelse invallen af te slaan. Dat leert Jezus door te verwijzen naar het hulpmiddel van 'gebed en vasten' (Mc. 9, 29) [b:Mc. 9, 29]. En Paulus suggereert de hoofdlijn die men moet aanhouden: 'Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede' (Rom. 12, 21; Mt. 13, 29) [b:Rom. 12, 21; Mt. 13, 29].
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
In het besef dus van de huidige tegenspoed, waaronder de zielen, de Kerk, de wereld thans te lijden hebben, zullen we trachten zin en uitwerking te verlenen aan de bekende smeking uit ons voornaamste gebed: 'Onze Vader ... verlos ons van het kwade!'
Moge daartoe ook onze apostolische zegen bijdragen.
Moge daartoe ook onze apostolische zegen bijdragen.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/5514-verlos-ons-van-het-kwade-tractaat-over-de-duivel-nl