Mijn broeder bisschop heeft me gezegd dat het de eerste keer in 800 jaar jaar is dat hier een paus is geweest. Dezer dagen fantaseerden de kranten en de media: ‘De paus gaat de Kerk daar ontkleden’, ‘Waarvan gaat hij de Kerk ontdoen?’, ‘Hij ontneemt de bisschoppen en kardinalen hun gewaden; hij gaat zichzelf uitkleden.’
Dit is een mooie gelegenheid om de Kerk uit te nodigen om zich te ontkleden. Maar de Kerk zijn wij allemaal! Allemaal! Vanaf ons doopsel zijn wij allen Kerk, en moeten wij allen de weg gaan van Jezus, die een weg van ontkleding heeft afgelegd, Hijzelf. Hij is slaaf geworden, dienaar. Hij heeft zichzelf vernederd tot aan het kruis. En als wij christenen willen zijn, is er geen andere weg. Maar kunnen we dan niet christendom aanvaarden dat iets menselijker is – zo zeggen ze – zonder kruis, zonder Jezus, zonder ontkleding? Dan zouden we banketbakkerschristenen worden, met lekkere taarten, met lekkere zoetigheden! Heel mooi, maar dan zouden we geen echte christenen zijn!
Iemand zal zeggen: ‘Van wat moet de Kerk zich ontdoen?’ Zij moet zich nu ontdoen van een zeer groot gevaar, dat voor iedere persoon in de Kerk dreigt, voor allemaal: het gevaar van de wereldsheid. De christen mag niet leven met de geest van de wereld. Wereldsheid is de deur naar ijdelheid, naar arrogantie, naar hoogmoed. En dat is een afgod; het is niet God. Het is een afgod! En afgoderij is de zwaarste zonde!
Wanneer in de media over de Kerk gesproken wordt, menen ze dat de Kerk de priesters, de zusters, de bisschoppen, de kardinalen en de paus is. Maar de Kerk zijn wij allemaal, zoals ik al zei. En wij allen moeten ons ontdoen van deze wereldsheid: de geest die haaks staat op de geest van de zaligheden, de geest die haaks staat op de geest van Jezus. De wereldsheid doet ons kwaad. Het is zo triest om een wereldse christen te zien die zeker is – volgens hem dan – van de zekerheid die het geloof hem biedt en zeker van de zekerheid die de wereld hem biedt. Je kunt niet werken voor twee partijen. De Kerk – wij allen – moet zich ontdoen van wereldsheid, de deur naar ijdelheid, naar hoogmoed, die afgoderij is.
Jezus heeft onszelf gezegd: ‘Je kunt niet twee heren dienen: óf je dient God óf je dient het geld.’ In geld zit deze wereldse geest. Geld, ijdelheid, hoogmoed, die weg ... kunnen wij niet gaan. Het is triest om met de ene hand te schrappen wat we met de andere hand schrijven. Het Evangelie is het Evangelie! Er is maar één God! En Jezus heeft zich voor ons tot dienaar gemaakt zodat de geest van de wereld er bij ons niet inkomt.
Vandaag ben ik hier bij jullie. Velen van jullie zijn beroofd door deze wrede wereld, die geen werk biedt, die niet helpt. Het kan haar niets schelen als er kinderen overlijden aan honger in de wereld. Het kan haar niets schelen als zoveel mensen vluchten voor slavernij, voor honger en vluchten op zoek naar vrijheid. Met hoeveel pijn zien we niet hoe vaak zij de dood vinden, zoals gisteren in Lampedusa. Vandaag is een dag van rouw! Deze dingen doet de geest van de wereld. Het is eigenlijk belachelijk dat een christen, een echte christen, dat een priester, dat een zuster, dat een bisschop, dat een kardinaal, dat een paus zich op de wegen van deze wereldsheid begeeft, die een moordzuchtige houding is. De geestelijke wereldsheid doodt! Zij doodt de ziel! Zij doodt personen! Zij doodt de Kerk!
Toen Franciscus hier het gebaar van de ontkleding maakte, was hij een jongen, die er zelf niet de kracht voor had. Het was de kracht van God die hem daartoe aanzette, de kracht van God, die wilde dat wij onthouden wat Jezus over de geest van de wereld zei, wat Jezus bad tot de Vader, omdat de Vader ons wilde bevrijden van de geest van de wereld.
Vandaag vragen wij hier om de genade voor alle christenen. Dat God ons allen de moed geeft om onszelf te ontkleden, maar niet van 20 lire, maar van de geest van de wereld, die de lepra, de kanker van de samenleving is. Het is de kanker van Gods openbaring. De geest van de wereld is de vijand van Jezus! Ik vraag de Heer dat hij ons allen de genade geeft om onszelf te ontkleden. Dank!