Ministrorum institutio
x
Informatie over dit document
Ministrorum institutio
Waarmee de Apostolische Constitutie 'Pastor Bonus' wordt gewijzigd en de bevoegdheid over seminaries van de 'Congregatie voor de Katholieke Opvoeding' wordt overgedragen aan de 'Congregatie voor de Clerus'
Paus Benedictus XVI
16 januari 2013
Pauselijke geschriften - Motu Proprio
2013, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk
Vert. vanuit het Italiaans: drs. H.M.G. Kretzers
Vert. vanuit het Italiaans: drs. H.M.G. Kretzers
16 januari 2013
18 oktober 2013
4842
nl
Referenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
De vorming van de heilige bedienaren was een van de belangrijkste zorgen van de vaders van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie [d:4], die schreven: ”Terdege beseffend dat de verlangde vernieuwing van de gehele Kerk grotendeels afhangt van het priesterlijk dienstwerk, geïnspireerd door de geest van Christus, stelt de heilige kerkvergadering met nadruk het uiterste belang vast van de priesteropleiding”. Optatam Totius Ecclesiae [[675|1]] In deze context eist can. 232 CIC [30|232] voor de Kerk het “eigen en exclusieve recht” op om te voorzien in de vorming van hen die bestemd zijn voor de heilige ambten, wat in de regel gebeurt op de seminaries, een instelling die is gewild door het Concilie van Trente [d:21], dat bepaalde dat in alle bisdommen een “Seminarium perpetuum” werd opgericht vgl: (Zitting XXIII (15 juli 1563), can. XVIII) [[[695]]], waardoor de bisschop erin zou voorzien de kandidaten voor het priesterschap te “alere et religiose educare et ecclesiasticis disciplinis instituere”.
Het eerste orgaan met een universeel karakter dat de taak had te voorzien in de stichting, het bestuur en het beheer van de seminaries, “waarmee het lot van de Kerk nauw verbonden is” ASS 32 (1899-1900), 214 [[1014]] was de daarvoor bestemde Congregatio Seminariorum, opgericht door Benedictus XIII met de constitutie Creditae Nobis [5118]. Bullarium Romanum XI, 2, pp. 409-412 [[5118]] Deze verdween in de loop van de tijd en de seminaries bleven een voorwerp van bijzondere zorg van de kant van de Heilige Stoel door middel van de heilige Congregatie van het Concilie (vandaag de Congregatie voor de Clerus [d:116]) of ook van de heilige Congregatie van de bisschoppen en Regulieren, en vanaf 1906 alleen door middel van deze laatste. De heilige Pius X reserveerde met de apostolische constitutie Sapienti Consilio [2412] AAS (1909), 7-19 [[2412]] de jurisdictie over de seminaries voor de heilige Congregatie van het Concistorie, waarbij een bijzonder bureau werd opgericht. vgl: AAS (1909) 9-10, 2o, 3 [[[2412]]]
Benedictus XV schiep met het Motu proprio “ Seminaria clericorum [5119]” vgl: AAS 7 (1915), 493-495 [[[5119]]] door het Bureau voor de Seminaries, opgericht bij de heilige Congregatie van het Concistorie, en de heilige Congregatie voor de Studie samen te voegen, een nieuw decasterie dat de naam Sacra Congregatio de Seminariis et Studiorum Universitatibus aannam. De Heilige Vader motiveerde zijn beslissing, bezorgd als hij was over het toenemende aantal zaken en het belang van het bureau, als volgt: “Verum cum apud hanc Sacram Congregationem negotiorum moles praeter modum excrevit, et Seminariorum cum maiorem in dies operam postulet, visum est Nobis ad omnem eorum disciplinam moderandam novum aliquod consilium inire”. AAS 7 (1915), 494 [[5119]]
Het nieuwe decasterie, dat wil zeggen de Sacra Congregatio de Seminariis et Studiorum Universitatibus, werd opgenomen in de Codex Iuris Canonici van 1917 onder can. 256 [2620|(256)] en in dezelfde Codex [2620] werd de vorming van de clerici ingevoegd als titel XXI, De Seminariis, in deel IV, De Magisterio ecclesiastico, van boek III, De Rebus.
Het is veelbetekenend dat gedurende de opstelling van de nieuwe Codex [30] erover is gediscussieerd of het opportuun was dezelfde bepaling te handhaven, maar uiteindelijk leek het gepaster het hele normenstelsel als inleiding aan de behandeling van de clerici te laten voorafgaan. Derhalve zijn de normen en richtlijnen over de seminaries in boek II , deel I, titel III, cap. I opgenomen met de geëigende benaming “De vorming van de clerici” (vgl. cann. 232-264 CIC) [30|232-264]. De nieuwe plaats is ongetwijfeld veelbetekenend en de titel "De clericorum institutione" bijzonder geëigend, omdat hij zo de integrale vorming bevat die de toekomstige dienaars van de Heer moet worden gegeven: niet alleen een doctrinaire, maar ook een menselijke, geestelijke, ascetische, liturgische en pastorale vorming.
Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie [d:4] herinnert opnieuw eraan dat “de grootseminaries noodzakelijk zijn voor de priesterlijke vorming” Optatam Totius Ecclesiae [[675|4]] en de vorming die op een grootseminarie moet worden gegeven, specifiek priesterlijk is, dat wil zeggen geestelijk en pastoraal gericht op het gewijde ambt: “De opleiding van de studenten moet erop gericht zijn dat zij, naar het voorbeeld van onze Heer Jezus Christus, de Leraar, Priester en Herder, tot echte zielenherders worden gevormd”. Optatam Totius Ecclesiae [[675|4]]
In deze zin “dienen jongeren die het voornemen hebben priester te worden, voor een aangepaste geestelijke vorming en voor de eigen taken onderricht te worden op een grootseminarie gedurende de hele vormingstijd of, indien de omstandigheden volgens het oordeel van de diocesane Bisschop dit eisen, gedurende tenminste vier jaar” (can. 235, §1 CIC) [30|235].
De seminaries vallen dus volgens het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie [d:4] en het Wetboek van Canoniek Recht van 1983 [30] onder het terrein van de “vorming van de clerici”, die om echt en doeltreffend te zijn de permanente vorming moet verbinden met de vorming op het seminarie “... juist omdat de permanente vorming een voortzetting is van die op het seminarie...”, zoals mijn vereerde voorganger, de zalige Johannes Paulus II, heeft gezegd in de Apostolische Exhortatie Pastores Dabo Vobis [724] (25 maart 1992):
Daarom bepaal en verorden ik in het licht van deze overwegingen, na zorgvuldig alles te hebben onderzocht en het oordeel van deskundigen te hebben gevraagd, het volgende:
Het eerste orgaan met een universeel karakter dat de taak had te voorzien in de stichting, het bestuur en het beheer van de seminaries, “waarmee het lot van de Kerk nauw verbonden is” ASS 32 (1899-1900), 214 [[1014]] was de daarvoor bestemde Congregatio Seminariorum, opgericht door Benedictus XIII met de constitutie Creditae Nobis [5118]. Bullarium Romanum XI, 2, pp. 409-412 [[5118]] Deze verdween in de loop van de tijd en de seminaries bleven een voorwerp van bijzondere zorg van de kant van de Heilige Stoel door middel van de heilige Congregatie van het Concilie (vandaag de Congregatie voor de Clerus [d:116]) of ook van de heilige Congregatie van de bisschoppen en Regulieren, en vanaf 1906 alleen door middel van deze laatste. De heilige Pius X reserveerde met de apostolische constitutie Sapienti Consilio [2412] AAS (1909), 7-19 [[2412]] de jurisdictie over de seminaries voor de heilige Congregatie van het Concistorie, waarbij een bijzonder bureau werd opgericht. vgl: AAS (1909) 9-10, 2o, 3 [[[2412]]]
Benedictus XV schiep met het Motu proprio “ Seminaria clericorum [5119]” vgl: AAS 7 (1915), 493-495 [[[5119]]] door het Bureau voor de Seminaries, opgericht bij de heilige Congregatie van het Concistorie, en de heilige Congregatie voor de Studie samen te voegen, een nieuw decasterie dat de naam Sacra Congregatio de Seminariis et Studiorum Universitatibus aannam. De Heilige Vader motiveerde zijn beslissing, bezorgd als hij was over het toenemende aantal zaken en het belang van het bureau, als volgt: “Verum cum apud hanc Sacram Congregationem negotiorum moles praeter modum excrevit, et Seminariorum cum maiorem in dies operam postulet, visum est Nobis ad omnem eorum disciplinam moderandam novum aliquod consilium inire”. AAS 7 (1915), 494 [[5119]]
Het nieuwe decasterie, dat wil zeggen de Sacra Congregatio de Seminariis et Studiorum Universitatibus, werd opgenomen in de Codex Iuris Canonici van 1917 onder can. 256 [2620|(256)] en in dezelfde Codex [2620] werd de vorming van de clerici ingevoegd als titel XXI, De Seminariis, in deel IV, De Magisterio ecclesiastico, van boek III, De Rebus.
Het is veelbetekenend dat gedurende de opstelling van de nieuwe Codex [30] erover is gediscussieerd of het opportuun was dezelfde bepaling te handhaven, maar uiteindelijk leek het gepaster het hele normenstelsel als inleiding aan de behandeling van de clerici te laten voorafgaan. Derhalve zijn de normen en richtlijnen over de seminaries in boek II , deel I, titel III, cap. I opgenomen met de geëigende benaming “De vorming van de clerici” (vgl. cann. 232-264 CIC) [30|232-264]. De nieuwe plaats is ongetwijfeld veelbetekenend en de titel "De clericorum institutione" bijzonder geëigend, omdat hij zo de integrale vorming bevat die de toekomstige dienaars van de Heer moet worden gegeven: niet alleen een doctrinaire, maar ook een menselijke, geestelijke, ascetische, liturgische en pastorale vorming.
Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie [d:4] herinnert opnieuw eraan dat “de grootseminaries noodzakelijk zijn voor de priesterlijke vorming” Optatam Totius Ecclesiae [[675|4]] en de vorming die op een grootseminarie moet worden gegeven, specifiek priesterlijk is, dat wil zeggen geestelijk en pastoraal gericht op het gewijde ambt: “De opleiding van de studenten moet erop gericht zijn dat zij, naar het voorbeeld van onze Heer Jezus Christus, de Leraar, Priester en Herder, tot echte zielenherders worden gevormd”. Optatam Totius Ecclesiae [[675|4]]
In deze zin “dienen jongeren die het voornemen hebben priester te worden, voor een aangepaste geestelijke vorming en voor de eigen taken onderricht te worden op een grootseminarie gedurende de hele vormingstijd of, indien de omstandigheden volgens het oordeel van de diocesane Bisschop dit eisen, gedurende tenminste vier jaar” (can. 235, §1 CIC) [30|235].
De seminaries vallen dus volgens het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie [d:4] en het Wetboek van Canoniek Recht van 1983 [30] onder het terrein van de “vorming van de clerici”, die om echt en doeltreffend te zijn de permanente vorming moet verbinden met de vorming op het seminarie “... juist omdat de permanente vorming een voortzetting is van die op het seminarie...”, zoals mijn vereerde voorganger, de zalige Johannes Paulus II, heeft gezegd in de Apostolische Exhortatie Pastores Dabo Vobis [724] (25 maart 1992):
“De permanente vorming van de ... priesters is de natuurlijke en absoluut noodzakelijke voortzetting van het proces van structurering van de persoonlijkheid van de priester dat begonnen is en zich ontwikkeld heeft op het seminarie ... langs de weg van de vorming met het oog op de priesterwijding. Het is van bijzonder belang de innerlijke band tussen de vorming die voorafgaat aan de priesterwijding en de vorming die erop volgt, te zien en te respecteren. Als er een breuk of zelfs een tegenstelling zou zijn tussen die twee fasen van de vorming, zouden daaruit onmiddellijk ernstige gevolgen voortvloeien voor de pastorale activiteit en voor de broederlijke gemeenschap, vooral tussen de priesters van verschillende leeftijd. De permanente vorming is niet een herhaling van de vorming die op het seminarie ontvangen is en die eenvoudig herzien zou zijn of uitgebreid met nieuwe praktische suggesties. Zij geschiedt met een inhoud en vooral met methoden die relatief nieuw zijn, als een vitale en samenhangende werkelijkheid die weliswaar haar wortels in de seminarieopleiding heeft, maar voor haar voortgang aanpassingen en wijzigingen vraagt, zonder echter de continuïteit te onderbreken of op te heffen. Omgekeerd moet de toekomstige permanente vorming reeds op het grootseminarie voorbereid worden en moeten de geest en het verlangen van de toekomstige priesters ervoor opengesteld worden door de noodzaak, de voordelen en de geest ervan aan te tonen en door de voorwaarden voor de verwerkelijking ervan te verzekeren”. AAS 84 (1992), 782-783 [[724|71]]Ik acht het daarom opportuun aan de Congregatie voor de Clerus [d:116] het bevorderen van en het beleid in alles wat de vorming, het leven en het ambt van de priesters en de diakens betreft, toe te wijzen: van de roepingenpastoraal en het uitkiezen van de kandidaten voor de heilige wijdingen, inclusief hun menselijke, geestelijke, doctrinaire en pastorale vorming op de seminaries en in de daarvoor bestemde centra voor de permanente diakens (vgl. can 236, §1o CIC) [30|236] tot aan hun permanente vorming, inclusief de levensomstandigheden en de wijze van uitoefening van het ambt en hun maatschappelijke zekerheid en hulpverlening.
Daarom bepaal en verorden ik in het licht van deze overwegingen, na zorgvuldig alles te hebben onderzocht en het oordeel van deskundigen te hebben gevraagd, het volgende:
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
Art. 1
De “Congregatio de Institutione Catholica (de Seminariis atque Studiorum Institutis)” - "Congregatie voor de Katholieke Opvoeding (Seminaries en van de Studie-Instituten)" - neemt de naam aan van “Congregatio de Institutione Catholica (de Studiorum Institutis)” - "Congregatie voor de Katholieke Opvoeding (Studie-Instituten)".
De “Congregatio de Institutione Catholica (de Seminariis atque Studiorum Institutis)” - "Congregatie voor de Katholieke Opvoeding (Seminaries en van de Studie-Instituten)" - neemt de naam aan van “Congregatio de Institutione Catholica (de Studiorum Institutis)” - "Congregatie voor de Katholieke Opvoeding (Studie-Instituten)".
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Art. 2
Art. 112 [577|112] van de Apostolische Constitutie Pastor Bonus [577] wordt door de volgende tekst vervangen:
Art. 112 [577|112] van de Apostolische Constitutie Pastor Bonus [577] wordt door de volgende tekst vervangen:
"De Congregatie [d:119] brengt de zorg van de Apostolische Stoel voor het bevorderen en de inrichting van de katholieke opvoeding tot uitdrukking en effectueert deze."
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Art. 3
Artikel 113 [577|113] van de Apostolische Constitutie Pastor Bonus [577] wordt ingetrokken.
Artikel 113 [577|113] van de Apostolische Constitutie Pastor Bonus [577] wordt ingetrokken.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Art. 4
Artikel 93 [577|93] van de Apostolische Constitutie Pastor Bonus [577] wordt door de volgende tekst vervangen:
Artikel 93 [577|93] van de Apostolische Constitutie Pastor Bonus [577] wordt door de volgende tekst vervangen:
"§ 1 Behoudens het recht van de bisschoppen en hun conferenties houdt de Congregatie [d:119] zich bezig met de aangelegenheden die de priesters en de diakens van de seculiere clerus betreffen zowel inzake hun persoon, als hun pastoraal ambt, alsook hetgeen voor hen noodzakelijk is voor de uitoefening van dat ambt, en biedt in al deze kwesties de gepaste hulp aan de bisschoppen.
§ 2 De Congregatie [d:119] drukt en oefent de zorg van de Heilige Stoel uit met betrekking tot de opleiding van degenen die geroepen zijn tot de heilige Wijdingen."
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Art. 5
De tekst van art. 94 [577|94] van de Apostolische Constitutie Pastor Bonus [577] wordt als volgt vervangen:
De tekst van art. 94 [577|94] van de Apostolische Constitutie Pastor Bonus [577] wordt als volgt vervangen:
Ҥ 1. Zij staat de bisschoppen bij, opdat in hun Kerk met de grootste inzet roepingen worden ontwikkeld en op de seminaries, in te stellen en te leiden naar de norm van het recht, de studenten op de juiste wijze worden opgevoed door middel van een deugdelijke, zowel menselijke en geestelijke, als doctrinaire en pastorale vorming.
§ 2. Zij ziet er nauwlettend op toe dat de samenleving op en de leiding van de seminaries volledig beantwoorden aan de vereisten van de priesterlijke opvoeding en superieuren en docenten zoveel mogelijk bijdragen, door voorbeeld van leven en de juiste leer, aan de vorming van de persoonlijkheid van de gewijde bedienaren.
§ 3. Bovendien komt het haar toe interdiocesane seminaries op te richten en hun statuten goed te keuren”.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Art. 6
De Congregatie voor de Katholieke Opvoeding [d:119] is bevoegd inzake de inrichting van de academische studie filosofie en theologie, gehoord zijnde de Congregatie voor de Clerus [d:116], voor wat de respectieve bevoegdheid betreft.
De Congregatie voor de Katholieke Opvoeding [d:119] is bevoegd inzake de inrichting van de academische studie filosofie en theologie, gehoord zijnde de Congregatie voor de Clerus [d:116], voor wat de respectieve bevoegdheid betreft.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Art. 7
Het Pauselijk Werk van de Priesterroepingen vgl: Cum Nobis [[[4950]]] wordt overgeplaatst naar de Congregatie voor de Clerus [d:116].
Het Pauselijk Werk van de Priesterroepingen vgl: Cum Nobis [[[4950]]] wordt overgeplaatst naar de Congregatie voor de Clerus [d:116].
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Art. 8
Op grond van de te behandelen zaken zit de prefect van de Congregatie voor de Clerus [d:116] ex officio de permanente interdicasteriële commissie “Voor de vorming van de kandidaten voor de heilige Wijdingen” voor, ingesteld overeenkomstig de Apostolische Constitutie Pastor Bonus, art. 21, § 2 [577|21], waarvan ook de secretaris deel uitmaakt.
Op grond van de te behandelen zaken zit de prefect van de Congregatie voor de Clerus [d:116] ex officio de permanente interdicasteriële commissie “Voor de vorming van de kandidaten voor de heilige Wijdingen” voor, ingesteld overeenkomstig de Apostolische Constitutie Pastor Bonus, art. 21, § 2 [577|21], waarvan ook de secretaris deel uitmaakt.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Art. 9
De interdicasteriële commissie “Voor een evenwichtigere verdeling van de priesters in de wereld” wordt opgeheven.
De interdicasteriële commissie “Voor een evenwichtigere verdeling van de priesters in de wereld” wordt opgeheven.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Art. 10
De dag van het van kracht worden van onderhavige bepalingen zullen de bij de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding [d:119] hangende kwesties over de hieraan overgedragen bevoegdheidsaangelegenheden doorverwezen worden naar de Congregatie voor de Clerus [d:116] en hierdoor worden afgehandeld.
De dag van het van kracht worden van onderhavige bepalingen zullen de bij de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding [d:119] hangende kwesties over de hieraan overgedragen bevoegdheidsaangelegenheden doorverwezen worden naar de Congregatie voor de Clerus [d:116] en hierdoor worden afgehandeld.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Ik verorden dat al wat ik met deze apostolische brief in de vorm van een Motu Proprio heb besloten, in al zijn onderdelen in acht wordt genomen, ongeacht welke tegengestelde bepalingen ook, ook al zijn die bijzonder vermeldenswaardig, en ik bepaal dat dit wordt gepromulgeerd door middel van publicatie in het dagblad “L”Osservatore Romano”, waarbij dit van kracht wordt twee weken na de promulgatie.
Gegeven te Rome, bij Sint Pieter, 16 januari 2013, het achtste jaar van mijn pontificaat.
BENEDICTUS PP. XVI
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/4842-ministrorum-institutio-nl