Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Beste broeders en zusters,
de was gewijd aan de grote gestalte van Origenes, alexandrijnse leraar uit de 2de-3de eeuw. In die catechese hebben we aandacht besteed aan het leven en aan de literaire productie van de grote alexandrijnse meester, terwijl we in de door hem beoefende "drievoudige lezing" van de Bijbel de bezielende kern hebben ontdekt van heel zijn werk. Daarbij heb ik - om ze vandaag weer op te nemen - twee aspecten van de leer van Origenes ter zijde gelaten die ik onder de belangrijkste en meest actuele reken: ik wil het hebben over zijn onderricht met betrekking tot het gebed en de Kerk.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Over het gebedOrigenes - schrijver van een belangrijke en nog altijd actuele verhandeling - doorweeft immers voortdurend zijn exegetisch en theologisch werk met ervaringen en suggesties die op het gebed betrekking hebben. Ondanks heel de theologische rijkdom van zijn denken, is het nooit een louter academische verhandeling; het is altijd gefundeerd op de ervaring van het gebed, van het contact met God. Meer nog dan de studie vereist immers naar zijn mening het verstaan van de Schriften de vertrouwelijkheid met Christus en het gebed. Het is zijn overtuiging dat de bevoorrechte weg om God te kennen, de liefde is en dat men geen authentieke
scientia Christi verwerft zonder op Hem verliefd te worden. In de geeft Origenes de aanbeveling:
"Wijdt je aan de lectio van de goddelijke Schriften; leg je daar met volharding op toe. Zet je tot de lectio met de intentie om te geloven en aan God te behagen. Mocht je tijdens de lectio voor een gesloten deur komen, klop dan en je zult worden opengedaan door die wachter waarover Jezus heeft gezegd: 'Hem doet de deurwachter open' . Zoek, door je zo toe te leggen op de lectio divina, getrouw en met onwankelbaar vertrouwen in God de zin van de goddelijke Schriften, die daar in ruime mate in verborgen is. Maar je moet geen genoegen mee nemen met zoeken en kloppen: om de dingen van God te begrijpen is de oratio absoluut noodzakelijk. Juist om ons daar toe aan te sporen heeft de Zaligmaker ons niet alleen gezegd: 'Zoekt en ge zult vinden', en 'Klopt en u zal worden opengedaan', maar heeft voegde Hij er aan toe: 'Vraagt en ge zult verkrijgen'." .
Meteen springt daarbij de uiterst belangrijke rol in het oog die Origenes heeft vervuld in de geschiedenis van de
lectio divina. Bisschop Ambrosius van Milaan - die de Schriften leerde lezen door de werken van Origenes - introduceerde haar in het Westen, om haar aan Augustinus te overhandigen en aan de latere monastieke traditie.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Zoals we al hebben gezegd, ontspringt volgens Origenes het hoogste niveau van de kennis van God aan de liefde. Zo is het ook onder de mensen: alleen als er sprake is van liefde, als de harten zich openen, kent de een de ander pas werkelijk diepgaand. Om dit aan te tonen baseert hij zich op een betekenis die wel eens aan het hebreeuwse werkwoord
kennen wordt gegeven, namelijk als het gebruikt wordt om de menselijke liefdesdaad uit te drukken: "Adam had gemeenschap met (lett: "kende") zijn vrouw, Eva, en zij werd zwanger" . Zo wordt gesuggereerd dat de vereniging in liefde de meest authentieke kennis geeft. Zoals man en vrouw "twee in één vlees zijn", zo worden God en de gelovige "twee in één en dezelfde geest". Het gebed van de Alexandrijn leidt zo tot de hoogste niveaus van de mystiek, zoals zijn getuigen. Hier past een passage uit de eerste
Preek, waar Origenes belijdt:
"Dikwijls - God is daarvoor mijn getuige - heb ik ervaren dat de Bruidegom mij op de dichtst mogelijke wijze was genaderd; daarna ging Hij weer weg, plotseling, en kon ik niet vinden Die ik zocht. Opnieuw grijpt mij dan het verlangen naar zijn komst, en soms komt Hij terug, en wanneer Hij mij dan is verschenen, wanneer ik Hem met mijn handen vasthoudt: zie, dan ontvlucht Hij mij weer, en eenmaal dat Hij verdwenen is, begin ik Hem weer te zoeken..." .
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Mij komt voor de geest wat mijn vereerde Voorganger als authentieke getuige schreef in , waar hij de gelovigen liet zien
"hoe het gebed, als een echte dialoog van liefde, zo ver kan gaan dat het de menselijke persoon helemaal tot bezit maakt van de goddelijke Geliefde, trillend bij de aanraking door de Geest, als kind zich verliezend in het hart van de Vader... Het gaat hier", vervolgde Johannes Paulus II, "om een weg die weliswaar geheel door de genade wordt ondersteund, maar die niettemin om een krachtige geestelijke inspanning vraagt en die ook pijnlijke zuiveringen kent, maar die op de onzegbare vreugde uitloopt die door de mystieken wordt beleefd als "vereniging met God", in de verschillende vormen die daar mogelijk zijn" .
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Over de Kerk Tenslotte komen we bij een onderricht van Origenes over de Kerk, en binnen haar juist over het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen. Immers, zoals de Alexandrijn zegt in zijn negende , "dit verhaal gaat ons allen aan" . In dezelfde
Preek, verwijzend naar het verbod dat Aäron na de dood van zijn twee zonen kreeg, om "op elke willekeurige tijd" het
Sancta sanctorum - het Heilige der heiligen - binnen te gaan, vermaant Origenes de gelovigen aldus:
"Daarmee wordt bewezen dat, als iemand op een willekeurig uur het heiligdom binnengaat, zonder de noodzakelijke voorbereiding, niet bekleed met de hogepriesterlijke gewaden, zonder de voorgeschreven gaven te hebben voorbereid en zonder God gunstig voor zich te hebben gestemd, hij zal sterven... Dit verhaal gaat ons allen aan. Het geeft immers de opdracht dat wij beseffen hoe tot het altaar van God te naderen. Of weet je niet dat ook aan jou, dat wil zeggen aan heel de Kerk van God en aan het volk van de gelovigen het priesterschap is verleend? Hoor hoe Petrus tot de gelovigen spreekt: 'Uitverkoren geslacht', zegt hij. 'koninklijk, priesterlijk, heilige natie, volk dat God zich heeft verworven'. Jij hebt dus het priesterschap omdat je van een 'priesterlijk geslacht' bent, en daarom moet je aan God het offer brengen.... Maar opdat je het waardig kunt opdragen, heb je zuivere gewaden nodig, onderscheiden van de gewone gewaden die de andere mensen dragen, en heb je het goddelijk vuur nodig' .
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Zo vormen van de ene kant de "omgorde lenden" en de "priesterlijke gewaden", dat wil zeggen de zuiverheid en oprechtheid van leven, en van de andere kant "de altijd brandende lamp", dat wil zeggen het geloof en de wetenschap van de Schriften, als het ware de onmisbare voorwaarden voor de uitoefening van het gemeenschappelijk priesterschap, dat zuiverheid en oprechtheid van leven vereist, geloof en wetenschap van de Schriften. Om nog groter reden zijn deze voorwaarden uiteraard onmisbaar voor de uitoefening van het ambtelijk priesterschap.
Deze voorwaarden - van integer levensgedrag, maar vooral van het ontvangen van en ijverige toeleg op het Woord - vormen een heuse "hiërarchie van de heiligheid" in het gemeenschappelijke priesterschap van de christenen. Aan de top van deze weg van volmaaktheid plaats Origenes het martelaarschap. Nog steeds in zijn negende zinspeelt hij op het "vuur voor het brandoffer", dat wil zeggen op het geloof en de wetenschap van de Schriften, dat nooit mag doven op het altaar van wie het priesterschap uitoefent. Dan voegt hij eraan toe: "Maar ieder van ons heeft in zichzelf" niet alleen het vuur; hij heeft "ook het brandoffer, en met zijn brandoffer steekt hij het altaar aan, want hij brandt altijd. Als ik afstand doe van al wat ik bezit en mijn kruis opneem en Christus volg, dan breng ik mijn brandoffer op het altaar van God; en als ik mijn lichaam zal geven opdat het brandt, omdat ik de liefde heb, en de glorie zal verkrijgen van het martelaarschap, dan breng ik mijn brandoffer op het altaar van God" .
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Deze nooit uitgeputte weg van volmaaktheid "gaat ons allen aan", mits "de blik van ons hart" gericht is op het beschouwen van de Wijsheid en de Waarheid, die Jezus Christus is. In zijn preek over de toespraak van Jezus in Nazaret - toen "de ogen van allen die in de synagoge waren, gespannen op Hem waren gevestigd" - lijkt het als richt Origenes zich juist tot ons:
"Ook vandaag, als u wilt, in deze samenkomst, kunnen uw ogen zich vast op de Zaligmaker richten. Wanneer je de diepere blik van het hart richt op de beschouwing van de Wijsheid, van de Waarheid en van de enige Zoon van God, dan zullen je ogen God zien. Gelukkige vergadering waarvan de Schrift zegt dat de ogen van allen, van de ongedoopten en van de gelovigen, van de mannen, de vrouwen en de kinderen - niet de ogen van het lichaam maar die van de ziel - naar Jezus keken! .... Op ons heeft het licht indruk gemaakt van uw gelaat, o Heer, aan wie de heerlijkheid en de macht toebehoren in de eeuwen der eeuwen. Amen!" .
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Volgende catechese in deze reeks: Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/1839-origenes-van-alexandrie-2-zijn-denken-nl