Tot de priesters aan het einde van het Jaar van het Geloof (1967-1968)
x
Informatie over dit document
Tot de priesters aan het einde van het Jaar van het Geloof (1967-1968)
Paus Paulus VI
30 juni 1968
Pauselijke geschriften - Boodschappen
1968, Katholiek Archief, jrg. 23, nr. 33
30 juni 1968
12 november 2018
1261
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
De eerste plaats in het vaderhart
Tot u, priesters van de heilige katholieke Kerk, willen wij heden rechtstreeks het woord richten, bij de sluiting van het jaar van het geloof, waarmee we het 1ge eeuwfeest van de marteldood hebben herdacht van de twee apostelen Petrus en Paulus. U bent ons immers allerdierbaarst, omdat u, voor ons zo goed als voor uw eigen bisschop, door uw priesterschap broeders bent en medewerkers in de bediening van het heil. Een korte, eenvoudige boodschap, maar geheel bestemd voor u. Reeds lang ligt ze ons op de lippen: altijd al, sinds we uw medebroeders zijn geworden, sinds ook wij namelijk het mysterieuze geluk hebben gehad priester te worden gewijd. Sindsdien voelen ook wij immers de nieuwe, innige solidariteit met alle confraters, uitverkoren om Christus te personifiëren in onze overgave aan de wil van de Vader, aan de heiliging, de leiding, de dienst van de gelovigen, aan de heilsbetrekkingen met de wereld. Nooit heeft het ons ontbroken aan gevoelens van eenheid met u als priesters: aan respect, aan sympathie, aan broederschap. Later, toen we door de heilige Kerk werden geroepen tot het herdersambt, als bisschop, als paus tenslotte is de gedachte aan de geestelijkheid onze voortdurende zorg geworden, in alle hoogachting, alle medeleven, alle liefde. Vaak hebben wij er onszelf een verwijt van gemaakt, dat we niet dikwijls genoeg tot u hebben gesproken; dat we geen veelvuldiger, geen duidelijker tekenen hebben gegeven van de gevoelens die de Geest van de Heer ons jegens u in het hart heeft gelegd en nog steeds blijft leggen. Gevoelens die spontaan bij ons opkomen en alle andere gedachten en gevoelens overstemmen waardoor we worden overstroomd, wanneer ons ambt ons bewust wordt. Boven alles, in alles bent u, met uw bisschoppen, onze broeders, degenen die in ons hart de eerste plaats inneemt.
Tot u, priesters van de heilige katholieke Kerk, willen wij heden rechtstreeks het woord richten, bij de sluiting van het jaar van het geloof, waarmee we het 1ge eeuwfeest van de marteldood hebben herdacht van de twee apostelen Petrus en Paulus. U bent ons immers allerdierbaarst, omdat u, voor ons zo goed als voor uw eigen bisschop, door uw priesterschap broeders bent en medewerkers in de bediening van het heil. Een korte, eenvoudige boodschap, maar geheel bestemd voor u. Reeds lang ligt ze ons op de lippen: altijd al, sinds we uw medebroeders zijn geworden, sinds ook wij namelijk het mysterieuze geluk hebben gehad priester te worden gewijd. Sindsdien voelen ook wij immers de nieuwe, innige solidariteit met alle confraters, uitverkoren om Christus te personifiëren in onze overgave aan de wil van de Vader, aan de heiliging, de leiding, de dienst van de gelovigen, aan de heilsbetrekkingen met de wereld. Nooit heeft het ons ontbroken aan gevoelens van eenheid met u als priesters: aan respect, aan sympathie, aan broederschap. Later, toen we door de heilige Kerk werden geroepen tot het herdersambt, als bisschop, als paus tenslotte is de gedachte aan de geestelijkheid onze voortdurende zorg geworden, in alle hoogachting, alle medeleven, alle liefde. Vaak hebben wij er onszelf een verwijt van gemaakt, dat we niet dikwijls genoeg tot u hebben gesproken; dat we geen veelvuldiger, geen duidelijker tekenen hebben gegeven van de gevoelens die de Geest van de Heer ons jegens u in het hart heeft gelegd en nog steeds blijft leggen. Gevoelens die spontaan bij ons opkomen en alle andere gedachten en gevoelens overstemmen waardoor we worden overstroomd, wanneer ons ambt ons bewust wordt. Boven alles, in alles bent u, met uw bisschoppen, onze broeders, degenen die in ons hart de eerste plaats inneemt.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Rechtstreeks belast met het beheer van Gods geheimen
Daarom richten wij vandaag het woord tot u. Dit is geen encycliek, geen instructie, geen stuk met kerkrechtelijke beschikkingen: we willen alleen ons hart uitstorten. Wij spreken ronduit met u ... ons hart staat wijd voor u open (2 Kor. 6, 11) [[b:2 Kor. 6, 11]]. Bij het eeuwfeest ter gedachtenis aan de beide apostelen die met de evangelische boodschap en met hun eigen bloed de grondslagen hebben gelegd voor deze kerk van Rome voelen wij ons genoopt ons hart een ogenblik voor u bloot te leggen.
Daarom richten wij vandaag het woord tot u. Dit is geen encycliek, geen instructie, geen stuk met kerkrechtelijke beschikkingen: we willen alleen ons hart uitstorten. Wij spreken ronduit met u ... ons hart staat wijd voor u open (2 Kor. 6, 11) [[b:2 Kor. 6, 11]]. Bij het eeuwfeest ter gedachtenis aan de beide apostelen die met de evangelische boodschap en met hun eigen bloed de grondslagen hebben gelegd voor deze kerk van Rome voelen wij ons genoopt ons hart een ogenblik voor u bloot te leggen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Met grote bewondering, met grote genegenheid
Wij weten, hoe trouw u bent aan Christus, aan de Kerk. Wij weten, hoezeer u zich inspant en zwoegt. Wij weten, hoe edelmoedig u zich geeft aan uw ambt, u zich bekommert om uw apostolaat. Wij weten ook met hoeveel eerbied en dankbaarheid talloze gelovigen opzien naar uw evangelische belangeloosheid, uw apostolische naastenliefde. Ook heel uw rijkdom: uw geestelijk leven, uw samenspraak met God, uw offerleven in vereniging met Christus, uw hunkeren naar een contemplatie die gelijk op gaat met uw activiteit: dit alles is ons bekend. Voor ieder van u zijn we geneigd de woorden van de Heer te herhalen uit de Apokalyps: 'Ik ken uw werken, uw inspanning en uw standvastigheid' (Openb. 2, 2) [b:Openb. 2, 2]. Het is een aanblik die ons diep ontroert, ons grote vreugde verschaft! En ook uiterst dankbaar stemt! Wij brengen u dank en zegenen u uit Christus' naam om wat u bent, om wat u doet in de Kerk van God. Met uw bisschoppen bent u haar beste arbeidskrachten, haar steunpilaren, haar leraars en vrienden, rechtstreeks belast met het beheer van Gods geheimen (1 Kor. 4, 1; 2 Kor. 6, 4) [[b:1 Kor. 4, 1; 2 Kor. 6, 4]]. Dit wilden wij u zeggen uit de volheid van ons hart. Zo kan ieder van u weten en voelen, dat hij onze waardering en liefde geniet, zo kan elk van u zich verheugen om zijn deelgenootschap met ons in het grote plan en de zware inspanningen van het apostolaat.
Wij weten, hoe trouw u bent aan Christus, aan de Kerk. Wij weten, hoezeer u zich inspant en zwoegt. Wij weten, hoe edelmoedig u zich geeft aan uw ambt, u zich bekommert om uw apostolaat. Wij weten ook met hoeveel eerbied en dankbaarheid talloze gelovigen opzien naar uw evangelische belangeloosheid, uw apostolische naastenliefde. Ook heel uw rijkdom: uw geestelijk leven, uw samenspraak met God, uw offerleven in vereniging met Christus, uw hunkeren naar een contemplatie die gelijk op gaat met uw activiteit: dit alles is ons bekend. Voor ieder van u zijn we geneigd de woorden van de Heer te herhalen uit de Apokalyps: 'Ik ken uw werken, uw inspanning en uw standvastigheid' (Openb. 2, 2) [b:Openb. 2, 2]. Het is een aanblik die ons diep ontroert, ons grote vreugde verschaft! En ook uiterst dankbaar stemt! Wij brengen u dank en zegenen u uit Christus' naam om wat u bent, om wat u doet in de Kerk van God. Met uw bisschoppen bent u haar beste arbeidskrachten, haar steunpilaren, haar leraars en vrienden, rechtstreeks belast met het beheer van Gods geheimen (1 Kor. 4, 1; 2 Kor. 6, 4) [[b:1 Kor. 4, 1; 2 Kor. 6, 4]]. Dit wilden wij u zeggen uit de volheid van ons hart. Zo kan ieder van u weten en voelen, dat hij onze waardering en liefde geniet, zo kan elk van u zich verheugen om zijn deelgenootschap met ons in het grote plan en de zware inspanningen van het apostolaat.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Delen in de volmacht van Christus' priesterschap
Dit is geen kortzichtige, zoetsappige kijk op de zaken. Wij weten het: naast talloze priesters die een onvertroebelde vreugde smaken in hun ambt - zij verheffen hun stern niet zo luidruchtig als sommige anderen - staan ook niet weinig pijnlijke situaties. Er leeft bij een deel van de geestelijkheid onrust en onzekerheid aangaande hun eigen positie als geestelijke. Zij menen op een zijspoor te zijn gezet door de jongste ontwikkelingen in de samenleving.
Inderdaad, ook priesters zijn niet veilig voor de weeromstuit van de omwenteling die zich in de wereld voltrekt. Met alle geloofsgenoten maken ook zij duistere uren door in hun opgang naar God. Bovendien hebben ze te lijden onder de vaak eenzijdige manier waarop bepaalde feiten uit het leven van priesters worden uitgelegd en ten onrechte gegeneraliseerd. We willen de priesters dus vragen: vergeet niet, dat de situatie van iedere christen, en vooral van iedere priester, altijd iets paradoxaals, iets onbegrijpelijks zal hebben in het oog van wie ons geloof niet dedt. Geloofsbezinning: dat is het dus wat de huidige situatie vraagt van de priester, dat wil zeggen een steeds helderder besef van wie hij is, welke macht hem is verleend en welke zending. Geliefde zonen en broeders, wij vragen de Heer ons in staat te stenen u enig licht, enige bemoediging te bieden. Tot alle priesters zeggen wij dus: twijfel nooit aan de aard van uw dienstbaar priesterschap. Het is niet zo maar een ambt of bediening binnen de kerkelijke gemeente, maar een bediening die op zeer uitzonderlijke wijze, door middel van het wijdingssacrament met zijn onuitwisbaar merkteken, deel heeft aan de volmacht van Christus' priesterschap. vgl: Lumen Gentium [[[617|10.28]]].
Dit is geen kortzichtige, zoetsappige kijk op de zaken. Wij weten het: naast talloze priesters die een onvertroebelde vreugde smaken in hun ambt - zij verheffen hun stern niet zo luidruchtig als sommige anderen - staan ook niet weinig pijnlijke situaties. Er leeft bij een deel van de geestelijkheid onrust en onzekerheid aangaande hun eigen positie als geestelijke. Zij menen op een zijspoor te zijn gezet door de jongste ontwikkelingen in de samenleving.
Inderdaad, ook priesters zijn niet veilig voor de weeromstuit van de omwenteling die zich in de wereld voltrekt. Met alle geloofsgenoten maken ook zij duistere uren door in hun opgang naar God. Bovendien hebben ze te lijden onder de vaak eenzijdige manier waarop bepaalde feiten uit het leven van priesters worden uitgelegd en ten onrechte gegeneraliseerd. We willen de priesters dus vragen: vergeet niet, dat de situatie van iedere christen, en vooral van iedere priester, altijd iets paradoxaals, iets onbegrijpelijks zal hebben in het oog van wie ons geloof niet dedt. Geloofsbezinning: dat is het dus wat de huidige situatie vraagt van de priester, dat wil zeggen een steeds helderder besef van wie hij is, welke macht hem is verleend en welke zending. Geliefde zonen en broeders, wij vragen de Heer ons in staat te stenen u enig licht, enige bemoediging te bieden. Tot alle priesters zeggen wij dus: twijfel nooit aan de aard van uw dienstbaar priesterschap. Het is niet zo maar een ambt of bediening binnen de kerkelijke gemeente, maar een bediening die op zeer uitzonderlijke wijze, door middel van het wijdingssacrament met zijn onuitwisbaar merkteken, deel heeft aan de volmacht van Christus' priesterschap. vgl: Lumen Gentium [[[617|10.28]]].
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Levend bewijs van een liefde tot aan de kruisdood toe
Nu kunnen we enkele dimensies in het licht stellen die kenmerkend zijn voor een katholiek priester. En allere:erst de wijdingsdimensie. De priester is de man Gods, de bedienaar van de Heer. Hij kan handelingen stellen die het natuurlijk oorzakelijkheidsverband overstijgen, omdat hij handelt 'in persana Christi'. Er stroomt e,en bovenaardse kracht door hem heen en op sommige momenten is hij, in alle schamelheid én alle glorie, een deugdelijk werktuig van die kracht, voertuig van de Heilige Geest. Er heerst een unieke verhouding, een overdracht, een goddelijk vertrouwen tussen hem en de wereld van het goddelijke.
Deze gave krijgt de priester echter niet voor zichzelf maar voor anderen. De wijdingsdimensie is geheel gericht op de apostolaatsdimensie, dat wil zeggen op de priesterlijke zending en bediening.
We weten het heel goed: een priester is een mens die niet leeft voor zichzelf, maar voor anderen. Hij is de mens van de gemeenschap. Dit is de trek van het priesterlijk leven die tegenwoordig het beste wordt begrepen. In deze trek zoeken sommigen het antwoord op allerlei agressieve vragen aangaande het voortbestaan van het priesterschap in de moderne wereld, met inbegrip van de vraag, of de priester nog wel een reden van bestaan heeft. De diensten die hij bewijst aan de samenleving, de kerkelijke samenleving vooral, rechtvaardigen ruimschoots het bestaan van het priesterschap. De wereld heeft de priester nodig. De Kerk heeft hem nodig. En daarbij komt heel de reeks menselijke noden ons voor de geest: wie kan er buiten de christelijke verkondiging? Buiten geloof en genade? Buiten iemand die zich belangeloos en liefdevol met hem bezighoudt? Is er wel een grens aan de liefde van een herder? En waar het verlangen naar deze Hefde het minste naar buiten treedt, is er daar niet juist de grootste behoefte aan? Zie maar: de missionering, de jeugd, het onderwijs, de zieken en, thans wel het meest urgente van al, de arbeiderswereld doen voortdurend een dringend beroep op het hart van de priester. Hoe kunnen we ons inbeelden, dat er voor ons in het moderne leven geen plaats., geen rol, geen zending meer zou zijn? We moesten liever vragen: hoe kunnen we tegemoet komen aan al die mensen die ons nodig hebben? Hoe kunnen we, met onze persoonlijke offers, de groei aan van onze pastorale en apostolische plichten? Misschien heeft de Kerk nog nooit zozeer het besef gehad, dat ze een onontbeerlijk kanaal is van heil. Nog nooit in het verleden is de dynamiek van haar heilsbediening zo fel geweest. En wij zouden ons verbeelden, dat we ons een wereld kunnen indenken zonder de Kerk en een Kerk zonder bevoegde, gespecialiseerde, gewijde bedienaars? De priester is op zich reeds het teken van Christus' liefde voor de mensen, het bewijs van de onbeperkte mate waarin de Kerk die liefde tracht te verwezenlijken, een liefde die gaat tot aan de dood op het kruis.
Nu kunnen we enkele dimensies in het licht stellen die kenmerkend zijn voor een katholiek priester. En allere:erst de wijdingsdimensie. De priester is de man Gods, de bedienaar van de Heer. Hij kan handelingen stellen die het natuurlijk oorzakelijkheidsverband overstijgen, omdat hij handelt 'in persana Christi'. Er stroomt e,en bovenaardse kracht door hem heen en op sommige momenten is hij, in alle schamelheid én alle glorie, een deugdelijk werktuig van die kracht, voertuig van de Heilige Geest. Er heerst een unieke verhouding, een overdracht, een goddelijk vertrouwen tussen hem en de wereld van het goddelijke.
Deze gave krijgt de priester echter niet voor zichzelf maar voor anderen. De wijdingsdimensie is geheel gericht op de apostolaatsdimensie, dat wil zeggen op de priesterlijke zending en bediening.
We weten het heel goed: een priester is een mens die niet leeft voor zichzelf, maar voor anderen. Hij is de mens van de gemeenschap. Dit is de trek van het priesterlijk leven die tegenwoordig het beste wordt begrepen. In deze trek zoeken sommigen het antwoord op allerlei agressieve vragen aangaande het voortbestaan van het priesterschap in de moderne wereld, met inbegrip van de vraag, of de priester nog wel een reden van bestaan heeft. De diensten die hij bewijst aan de samenleving, de kerkelijke samenleving vooral, rechtvaardigen ruimschoots het bestaan van het priesterschap. De wereld heeft de priester nodig. De Kerk heeft hem nodig. En daarbij komt heel de reeks menselijke noden ons voor de geest: wie kan er buiten de christelijke verkondiging? Buiten geloof en genade? Buiten iemand die zich belangeloos en liefdevol met hem bezighoudt? Is er wel een grens aan de liefde van een herder? En waar het verlangen naar deze Hefde het minste naar buiten treedt, is er daar niet juist de grootste behoefte aan? Zie maar: de missionering, de jeugd, het onderwijs, de zieken en, thans wel het meest urgente van al, de arbeiderswereld doen voortdurend een dringend beroep op het hart van de priester. Hoe kunnen we ons inbeelden, dat er voor ons in het moderne leven geen plaats., geen rol, geen zending meer zou zijn? We moesten liever vragen: hoe kunnen we tegemoet komen aan al die mensen die ons nodig hebben? Hoe kunnen we, met onze persoonlijke offers, de groei aan van onze pastorale en apostolische plichten? Misschien heeft de Kerk nog nooit zozeer het besef gehad, dat ze een onontbeerlijk kanaal is van heil. Nog nooit in het verleden is de dynamiek van haar heilsbediening zo fel geweest. En wij zouden ons verbeelden, dat we ons een wereld kunnen indenken zonder de Kerk en een Kerk zonder bevoegde, gespecialiseerde, gewijde bedienaars? De priester is op zich reeds het teken van Christus' liefde voor de mensen, het bewijs van de onbeperkte mate waarin de Kerk die liefde tracht te verwezenlijken, een liefde die gaat tot aan de dood op het kruis.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Mystiek-ascetische dimensie van de volmaakte eenheid met de Heilige Geest
Uit het levendig besef van zijn roeping, van zijn dienstbaarheid jegens de mensen als werktuig van Christus ontstaat bij de priester het besef van een andere dimensie: de mystiek-ascetische dimensie die zijn persoonlijkheid moet kenmerken. Als reeds de eerste de beste christen een tempel is van de Heilige Geest, hoe moet dan niet de innerlijke samenspraak zijn tussen de ziel van de priester en de inwonende Aanwezigheid, die hem omvormt, hem foltert, hem overweldigt? Tot ons priesters zijn de woorden van de apostel gericht: ' ... wij dragen deze schat in aarden vaten. opdat duidelijk zou blijken dat die overgrute kracht van God komt en niet van ons' (2 Kor. 4, 7) [b:2 Kor. 4, 7]. Zonen en broeders in het priesterschap: wat doen wij om dit besef te bestendigen, te voeden? Brandt in ons hart de lamp van de contemplatie? Voelen wij ons getrokken tot dit di'epst verborgen brandpunt van onze persoonlijkheid en kunnen wij ons dus losmaken, voor een korte pauze, voor een ogenblik van innerlijke samenspraak, van onze overstelpende uiterlijke bezigheden? Beleven we nog genoegen aan het persoonlijk gebed, aan de meditatie? Aan het brevier? Hoe kunnen we het hoogst mogelijke rendement verwachten van onze activiteit, wanneer we niet uit die innerlijke bron, het gesprek met God, de beste energie putten, die Hij alleen kan geven? En waar kunnen we de fundamentele beweegreden en de nodige kracht voor ons celibaat vinden, als het niet is in de dwingende eis en in de volheid van de liefde die in ons is uitgestort? Of is ons hart niet gewijd aan één enkele liefde, aan algehele dienstbaarheid jegens God en zijn heilsplan?
Uit het levendig besef van zijn roeping, van zijn dienstbaarheid jegens de mensen als werktuig van Christus ontstaat bij de priester het besef van een andere dimensie: de mystiek-ascetische dimensie die zijn persoonlijkheid moet kenmerken. Als reeds de eerste de beste christen een tempel is van de Heilige Geest, hoe moet dan niet de innerlijke samenspraak zijn tussen de ziel van de priester en de inwonende Aanwezigheid, die hem omvormt, hem foltert, hem overweldigt? Tot ons priesters zijn de woorden van de apostel gericht: ' ... wij dragen deze schat in aarden vaten. opdat duidelijk zou blijken dat die overgrute kracht van God komt en niet van ons' (2 Kor. 4, 7) [b:2 Kor. 4, 7]. Zonen en broeders in het priesterschap: wat doen wij om dit besef te bestendigen, te voeden? Brandt in ons hart de lamp van de contemplatie? Voelen wij ons getrokken tot dit di'epst verborgen brandpunt van onze persoonlijkheid en kunnen wij ons dus losmaken, voor een korte pauze, voor een ogenblik van innerlijke samenspraak, van onze overstelpende uiterlijke bezigheden? Beleven we nog genoegen aan het persoonlijk gebed, aan de meditatie? Aan het brevier? Hoe kunnen we het hoogst mogelijke rendement verwachten van onze activiteit, wanneer we niet uit die innerlijke bron, het gesprek met God, de beste energie putten, die Hij alleen kan geven? En waar kunnen we de fundamentele beweegreden en de nodige kracht voor ons celibaat vinden, als het niet is in de dwingende eis en in de volheid van de liefde die in ons is uitgestort? Of is ons hart niet gewijd aan één enkele liefde, aan algehele dienstbaarheid jegens God en zijn heilsplan?
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Toegewijde arbeid voor de Kerk tot gedachtenis aan de apostelen
Maar, zeggen sommigen, de verhoudingen zijn er tegenwoordig niet naar om deze zegenrijke, hart verheffende toewijding daadwerkelijk te realiseren. Hier is de vierde dimenseie van het priesterschap in het spel: de kerkelijke dimensie. De priester is geen eenzaat, hij is lidmaat van een organisch lichaam: van de universele Kerk, van zijn bisdom en, in het meest normale, om niet te zeggen voornaamste geval, van zijn parochie. Nu moet echter geheel de Kerk zich aanpassen aan de nieuwe vereisten van de wereld. Na het concilie is de Kerk in haar geheel druk doende met deze geestelijke en organisatorische vernieuwing. Wij dienen haar bij te staan met onze medewerking, onze instemming, ons geduld. Beste broeders en zonen, hebt vertrouwen in de Kerk. Houdt veel van haar. Zij is het rechtstreekse voorwerp van Christus' liefde: Hij heeft de Kerk liefgehad (Ef. 5, 25) [b:Ef. 5, 25]. Houdt van haar met al haar beperkingen en haar fouten. Niet natuurlijk omwille van die beperkingen en fouten en misschien zelfs van haar zonden, maar omdat we haar, als we niet van haar houden, niet kunnen genezen en weer doen stralen in al haar schoonheid van Christus' bruid. Alleen de Kerk kan de wereld redden; de Kerk die heden niet anders is dan ze gisteren was of morgen zal zijn, maar die altijd, onder leiding van de Geest en dank zij de medewerking van al haar kinderen, weer de kracht vindt om zich te vernieuwen, te verjongen, op nieuwe wijze te voorzien in altijd weer nieuwe behoeften.
Hierbij denken we aan al die priesters die zich stelselmatig inspannen voor de geestelijke verrijking van de Kerk:
door zich te bezinnen op Gods woord; door de liturgische hervormingen trouw en juist uit te voeren;
door te zorgen voor ruimer pastoraal dienstbetoon aan geringen en aan mensen die snakken naar sociale rechtvaardigheid;
door het volk op te voeden tot vrede en tot vrijheid;
door onze gescheiden christenbroeders oecumenisch te benaderen;
door hun dagelijkse priestertaak nederig te vervullen;
en vooral door stralend blijk te geven van hun liefde voor onze Heer Jezus Christus, voor Maria, voor de Kerk, voor alle mensen. Daaraan denken we en we voelen onszelf ook bemoedigd en gesticht.
Met deze gevoelens in het hart, dierbare priesters, of u nu dichtbij bent of ver weg, en met de gedachtenis aan de heilige apostelen en martelaren Petrus en Paulus nemen we afscheid van u en geven u allen onze zegen.
Maar, zeggen sommigen, de verhoudingen zijn er tegenwoordig niet naar om deze zegenrijke, hart verheffende toewijding daadwerkelijk te realiseren. Hier is de vierde dimenseie van het priesterschap in het spel: de kerkelijke dimensie. De priester is geen eenzaat, hij is lidmaat van een organisch lichaam: van de universele Kerk, van zijn bisdom en, in het meest normale, om niet te zeggen voornaamste geval, van zijn parochie. Nu moet echter geheel de Kerk zich aanpassen aan de nieuwe vereisten van de wereld. Na het concilie is de Kerk in haar geheel druk doende met deze geestelijke en organisatorische vernieuwing. Wij dienen haar bij te staan met onze medewerking, onze instemming, ons geduld. Beste broeders en zonen, hebt vertrouwen in de Kerk. Houdt veel van haar. Zij is het rechtstreekse voorwerp van Christus' liefde: Hij heeft de Kerk liefgehad (Ef. 5, 25) [b:Ef. 5, 25]. Houdt van haar met al haar beperkingen en haar fouten. Niet natuurlijk omwille van die beperkingen en fouten en misschien zelfs van haar zonden, maar omdat we haar, als we niet van haar houden, niet kunnen genezen en weer doen stralen in al haar schoonheid van Christus' bruid. Alleen de Kerk kan de wereld redden; de Kerk die heden niet anders is dan ze gisteren was of morgen zal zijn, maar die altijd, onder leiding van de Geest en dank zij de medewerking van al haar kinderen, weer de kracht vindt om zich te vernieuwen, te verjongen, op nieuwe wijze te voorzien in altijd weer nieuwe behoeften.
Hierbij denken we aan al die priesters die zich stelselmatig inspannen voor de geestelijke verrijking van de Kerk:
door zich te bezinnen op Gods woord; door de liturgische hervormingen trouw en juist uit te voeren;
door te zorgen voor ruimer pastoraal dienstbetoon aan geringen en aan mensen die snakken naar sociale rechtvaardigheid;
door het volk op te voeden tot vrede en tot vrijheid;
door onze gescheiden christenbroeders oecumenisch te benaderen;
door hun dagelijkse priestertaak nederig te vervullen;
en vooral door stralend blijk te geven van hun liefde voor onze Heer Jezus Christus, voor Maria, voor de Kerk, voor alle mensen. Daaraan denken we en we voelen onszelf ook bemoedigd en gesticht.
Met deze gevoelens in het hart, dierbare priesters, of u nu dichtbij bent of ver weg, en met de gedachtenis aan de heilige apostelen en martelaren Petrus en Paulus nemen we afscheid van u en geven u allen onze zegen.
Vanuit de Vaticaanse Basiliek, 30 juni 1968
Paus Paulus VI
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1261-tot-de-priesters-aan-het-einde-van-het-jaar-van-het-geloof-1967-nl