Een nieuw millennium
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Novo millennio ineunte
Een nieuw millennium
Paus Johannes Paulus II
6 januari 2001
Pauselijke geschriften - Apostolische Brieven
2000, Kerknet.be
6 januari 2001
Kerknet.be
19 december 2022
9
nl
Referenties naar dit document: 40
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aan de Katholieke Kerk in de Volksrepubliek China ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Aan don Luigi Giussani ->=geentekst=
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk ->=geentekst=
Bij de aanvang van het nieuwe millennium, nu het grote Jubeljaar ten einde loopt waarin wij de voorbije tweeduizend jaar vierden sinds Jezus' geboorte, breekt er voor de Kerk een nieuwe etappe aan. Nogmaals weerklinkt in ons hart het woord dat Jezus na zijn onderricht van de menigte, vanuit de boot van Simon, tot deze apostel richtte. Hiermee nodigt Hij hem uit . naar het diepe te varen. voor de visvangst: "Duc in altum" (Lc. 5, 4)[b:Lc. 5, 4]. Petrus en zijn gezellen vertrouwden op het woord van Christus en wierpen de netten uit: "... en ze vingen zo'n massa vis dat hun netten ervan scheurden" (Lc. 5, 6)[b:Lc. 5, 6].
Duc in altum! Dit woord wordt ook vandaag tot ons gericht en nodigt ons uit om dankbaar voor het verleden, met geestdrift het heden te beleven en om met vertrouwen open te staan voor wat komt: "Jezus Christus is dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid" (Hebr. 13, 8)[b:Hebr. 13, 8].
Met grote vreugde heeft de Kerk dit voorbije jaar het gelaat van haar bruidegom en Heer beschouwd. Meer dan ooit werd ze een volk onderweg, geleid door Hem die "de grote herder van de schapen" is (Hebr. 13, 20)[b:Hebr. 13, 20]. Vanuit een uitzonderlijke dynamiek waarin velen werden opgenomen, is het Volk van God in Rome, in Jeruzalem en in alle lokale Kerken door 'de heilige deur' die Christus is, binnengetreden. Hij is de eindbestemming van de geschiedenis en de enige Verlosser van de wereld; tot Hem hebben de Kerk en de Geest geroepen "Maranatha" - "Kom, Heer Jezus" (Openb. 22, 17.20; 1 Kor. 16, 22)[[b:Openb. 22, 17.20; 1 Kor. 16, 22]]. Het is onmogelijk om te evalueren wat de genade in de loop van het jaar in de harten heeft bewerkt. Maar het staat vast dat "een stroom van leven", die voortdurend ontspringt aan de "troon van het Lam" (Openb. 22, 1)[[b:Openb. 22, 1]], de hele Kerk heeft doordrenkt. Het is het water van de Geest dat de dorst lest en ons nieuw maakt (Joh. 4, 14)[[b:Joh. 4, 14]]. Het is de barmhartige liefde van de Vader die zich nogmaals aan ons heeft geopenbaard in Christus. Aan het eind van dit jaar mogen we opnieuw met het oude danklied jubelen: "Dank de Heer, want Hij is goed, zijn liefde kent geen grenzen" (Ps. 118, 1)[b:Ps. 118, 1].
Duc in altum! Dit woord wordt ook vandaag tot ons gericht en nodigt ons uit om dankbaar voor het verleden, met geestdrift het heden te beleven en om met vertrouwen open te staan voor wat komt: "Jezus Christus is dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid" (Hebr. 13, 8)[b:Hebr. 13, 8].
Met grote vreugde heeft de Kerk dit voorbije jaar het gelaat van haar bruidegom en Heer beschouwd. Meer dan ooit werd ze een volk onderweg, geleid door Hem die "de grote herder van de schapen" is (Hebr. 13, 20)[b:Hebr. 13, 20]. Vanuit een uitzonderlijke dynamiek waarin velen werden opgenomen, is het Volk van God in Rome, in Jeruzalem en in alle lokale Kerken door 'de heilige deur' die Christus is, binnengetreden. Hij is de eindbestemming van de geschiedenis en de enige Verlosser van de wereld; tot Hem hebben de Kerk en de Geest geroepen "Maranatha" - "Kom, Heer Jezus" (Openb. 22, 17.20; 1 Kor. 16, 22)[[b:Openb. 22, 17.20; 1 Kor. 16, 22]]. Het is onmogelijk om te evalueren wat de genade in de loop van het jaar in de harten heeft bewerkt. Maar het staat vast dat "een stroom van leven", die voortdurend ontspringt aan de "troon van het Lam" (Openb. 22, 1)[[b:Openb. 22, 1]], de hele Kerk heeft doordrenkt. Het is het water van de Geest dat de dorst lest en ons nieuw maakt (Joh. 4, 14)[[b:Joh. 4, 14]]. Het is de barmhartige liefde van de Vader die zich nogmaals aan ons heeft geopenbaard in Christus. Aan het eind van dit jaar mogen we opnieuw met het oude danklied jubelen: "Dank de Heer, want Hij is goed, zijn liefde kent geen grenzen" (Ps. 118, 1)[b:Ps. 118, 1].
Referenties naar alinea 1: 6
Ad Limina-bezoek Belgische Bisschoppen 2003 - Afsluiting ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aan de Katholieke Kerk in de Volksrepubliek China ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Aan don Luigi Giussani ->=geentekst=
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Daarom wil ik u graag uitnodigen om samen deze lofzang voort te zetten. Van bij het begin van mijn pontificaat, zag ik het heilig Jaar 2000 als een belangrijk baken. Vijfendertig jaar na het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie zag ik deze viering als een providentieel gebeuren waarin de Kerk zou uitgenodigd worden zich te bezinnen over haar vernieuwing om met een nieuw elan haar taak van evangelisatie te vervullen. Kwam het Jubeljaar daaraan tegemoet? Onze edelmoedige inzet en onze onvermijdelijke zwakheden vertrouwen we toe aan God. Toch kunnen we alleen maar dankbaar zijn voor "wat de liefde van de Heer heeft gedaan". "Misericordias Domini in aeternum cantabo" (Ps. 89, 2)[b:Ps. 89, 2].
Tevens moet alles wat we hebben zien gebeuren, opnieuw bekeken en, in zekere zin, ontcijferd worden zodat wij zouden luisteren naar wat de Geest, tijdens dit intens beleefd jaar, aan de Kerk heeft gezegd (vv.)[[b:Openb. 2, 7.11.17]]
Tevens moet alles wat we hebben zien gebeuren, opnieuw bekeken en, in zekere zin, ontcijferd worden zodat wij zouden luisteren naar wat de Geest, tijdens dit intens beleefd jaar, aan de Kerk heeft gezegd (vv.)[[b:Openb. 2, 7.11.17]]
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Bovenal, geliefde broeders en zusters, moeten we ons richten op de toekomst. We hebben de jongste maanden vaak uitgekeken naar het nieuwe millennium. Het Jubeljaar was niet enkel een herdenken van het verleden maar ook een profetie voor de toekomst. We moeten de genade die we hebben ontvangen nu omzetten in vaste voornemens en concrete daden. Het is een opgave waartoe ik alle lokale Kerken wil uitnodigen. In elk van deze Kerken die, verzameld rond hun bisschop, luisteren naar het Woord en broederlijk verenigd zijn in het "breken van het Brood" (Hand. 2, 42)[[b:Hand. 2, 42]], is "de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk waarlijk aanwezig en werkt ze zich uit" Christus Dominus, 11[[646|11]]. Het is vooral in elke Kerk dat het mysterie van het ene Godsvolk een gestalte aanneemt die haar in staat stelt zich aan te passen aan de veranderende contexten en de verschillende culturen. Het geworteld zijn van de Kerk in tijd en ruimte weerspiegelt in laatste instantie de beweging zelf van de Incarnatie. Daarom is de tijd aangebroken voor elke Kerk om na te denken over wat de Geest in dit bijzonder genadejaar aan het Godsvolk heeft gezegd en ook in de langere periode tussen het Tweede Vaticaans Concilie en het grote Jubeljaar. Iedere Kerk dient haar vurigheid te onderzoeken en een nieuw elan voor een spiritueel en pastoraal engagement te ontwikkelen. Daarom wil ik, vanuit het dienstambt van Petrus, tot besluit van dit Jubeljaar met deze brief er toe bijdragen dat de Kerk zich steeds meer manifesteert in de verscheidenheid van haar gaven en de eenheid van haar zending.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 1 De ontmoeting met Christus, erfenis van het Jubeljaar
4
"We danken U, Heer, God, Albeheerser" (Openb. 11, 17)[b:Openb. 11, 17]. In de Bul tot afkondiging van het Jubeljaar 2000 drukte ik de wens uit dat de viering van tweeduizend jaar mysterie van de Menswording beleefd zou worden als "een unieke, ononderbroken lofzang tot de Drie-eenheid" Incarnationis mysterium, 3[[1146|3]] en tevens "een weg tot verzoening en een teken van authentieke hoop voor hen die opzien naar Christus en zijn Kerk" Incarnationis mysterium, 4[[1146|4]]. De ervaring van het jubeljaar heeft zich gemoduleerd naar deze vitale dimensies en bereikte op sommige momenten een intensiteit die ons bijna tastbaar Gods barmhartigheid liet aanvoelen, van wie "elke goede gave en elk volmaakt geschenk" (Jak. 1, 17)[b:Jak. 1, 17] uitgaat.
Ik denk eerst en vooral aan de dimensie van de lofprijzing. Daar ligt de oorsprong van elk authentiek gelovig antwoord op de openbaring van God in Christus. Het christendom is genade, het is de verrassing dat God niet enkel de schepper van de wereld en de mens is willen zijn, maar ook gelijk is geworden aan zijn schepsel "nadat God vroeger vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde van de dagen, tot ons gesproken door de Zoon" (Hebr. 1, 1-2)[b:Hebr. 1, 1-2].
In die dagen! Ja, het jubileum heeft ons laten aanvoelen dat er ook na tweeduizend jaar geschiedenis geen afbreuk is gedaan aan de frisheid van dit heden, waarmee de engelen aan de herders de wondere gebeurtenis van de geboorte van Jezus te Bethlehem hebben aangekondigd: "Vandaag is in de stad van David uw Redder geboren; Hij is de Messias, de Heer" (Lc. 2, 11)[b:Lc. 2, 11]. Tweeduizend jaar zijn verstreken, maar meer dan ooit blijft de verkondiging levend die Jezus deed over zijn zending in de synagoge van Nazareth ten aanzien van zijn verbaasde stadgenoten. Hij paste de profetie van Jesaja toe op zichzelf: "Vandaag is het schriftwoord dat u gehoord hebt in vervulling gegaan" (Lc. 4, 21)[b:Lc. 4, 21]. Tweeduizend jaar zijn voorbij, maar de zondaars die nood hebben aan ontferming - en wie heeft dit niet? - vinden nog steeds troost in dit "heden" van het heil dat op het Kruis de deuren van het Rijk Gods heeft geopend voor de rouwmoedige moordenaar: "Ik beloof je, vandaag nog zul je bij Mij zijn in het paradijs" (Lc. 23, 43)[b:Lc. 23, 43].
Ik denk eerst en vooral aan de dimensie van de lofprijzing. Daar ligt de oorsprong van elk authentiek gelovig antwoord op de openbaring van God in Christus. Het christendom is genade, het is de verrassing dat God niet enkel de schepper van de wereld en de mens is willen zijn, maar ook gelijk is geworden aan zijn schepsel "nadat God vroeger vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde van de dagen, tot ons gesproken door de Zoon" (Hebr. 1, 1-2)[b:Hebr. 1, 1-2].
In die dagen! Ja, het jubileum heeft ons laten aanvoelen dat er ook na tweeduizend jaar geschiedenis geen afbreuk is gedaan aan de frisheid van dit heden, waarmee de engelen aan de herders de wondere gebeurtenis van de geboorte van Jezus te Bethlehem hebben aangekondigd: "Vandaag is in de stad van David uw Redder geboren; Hij is de Messias, de Heer" (Lc. 2, 11)[b:Lc. 2, 11]. Tweeduizend jaar zijn verstreken, maar meer dan ooit blijft de verkondiging levend die Jezus deed over zijn zending in de synagoge van Nazareth ten aanzien van zijn verbaasde stadgenoten. Hij paste de profetie van Jesaja toe op zichzelf: "Vandaag is het schriftwoord dat u gehoord hebt in vervulling gegaan" (Lc. 4, 21)[b:Lc. 4, 21]. Tweeduizend jaar zijn voorbij, maar de zondaars die nood hebben aan ontferming - en wie heeft dit niet? - vinden nog steeds troost in dit "heden" van het heil dat op het Kruis de deuren van het Rijk Gods heeft geopend voor de rouwmoedige moordenaar: "Ik beloof je, vandaag nog zul je bij Mij zijn in het paradijs" (Lc. 23, 43)[b:Lc. 23, 43].
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 De volheid der tijden
5
Vanwege het samenvallen van dit Jubileum[d:17] met het begin van een nieuw millennium hebben de mensen ongetwijfeld meer besef gekregen van het mysterie van Christus binnen het grote perspectief van de heilsgeschiedenis, zonder zich over te geven aan chiliastische dromerijen. Het christendom is een godsdienst die geworteld staat in de geschiedenis! Op de bodem der geschiedenis wilde God een verbond sluiten met Israël en zo de geboorte van de Zoon voorbereiden uit de schoot van Maria, "toen de volheid van de tijd gekomen was" (Gal. 4, 4)[b:Gal. 4, 4]. In zijn goddelijk en menselijk mysterie beschouwd is Christus grondslag en kern van de geschiedenis, geeft Hij haar betekenis en is haar uiteindelijk doel. In feite is door Hem, het Woord en het beeld van de Vader, "alles ontstaan" (Joh. 1, 3)[b:Joh. 1, 3] (Kol. 1, 15)[[b:Kol. 1, 15]]. Zijn menswording, die haar hoogtepunt vond in het Paasgeheim en de gave van de Geest, is het kloppend hart van de tijd, het mysterievol uur waarop het Koninkrijk van God onder ons kwam (Mc. 1, 15)[[b:Mc. 1, 15]], en inderdaad wortel schoot in onze geschiedenis als het zaad dat was voorbestemd om een grote boom te worden. (Mc. 4, 30-32)[[b:Mc. 4, 30-32]]
"Lof zij U, Jezus Christus, want U heerst nu en in eeuwigheid." Met dit duizenden malen herhaalde lied hebben wij dit jaar Christus beschouwd zoals het boek van de Openbaring Hem tekent: "de alfa en de omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en het einde" (Openb. 22, 13)[b:Openb. 22, 13]. En terwijl wij opzagen naar Christus, aanbaden we ook de Vader en de Geest, de ene en onverdeelde Drievuldigheid, het onuitsprekelijk mysterie waarin alles zijn oorsprong en voltooiing vindt.
"Lof zij U, Jezus Christus, want U heerst nu en in eeuwigheid." Met dit duizenden malen herhaalde lied hebben wij dit jaar Christus beschouwd zoals het boek van de Openbaring Hem tekent: "de alfa en de omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en het einde" (Openb. 22, 13)[b:Openb. 22, 13]. En terwijl wij opzagen naar Christus, aanbaden we ook de Vader en de Geest, de ene en onverdeelde Drievuldigheid, het onuitsprekelijk mysterie waarin alles zijn oorsprong en voltooiing vindt.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De zuivering van het geheugen
6
Opdat ons hart steeds zuiverder zou worden om in het mysterie binnen te treden, werd dit Jubeljaar[d:17] diep getekend door de vraag om vergiffenis. Dit gebeurde niet alleen bij hen die zich over hun eigen leven hebben bezonnen om de barmhartigheid af te roepen en de bijzondere gave van de aflaat te bekomen, maar ook voor de Kerk in haar geheel. Zij heeft zich de ontrouw willen herinneren van veel van haar kinderen die in de loop van de geschiedenis een schaduw hebben geworpen op het gelaat van Christus, haar Bruidegom.
Sinds lang hadden we ons op dit gewetensonderzoek voorbereid, wetend dat de Kerk die ook uit zondaars bestaat, "tezelfdertijd heilig is en steeds weer geroepen om zich te zuiveren" Lumen Gentium, 8[[617|8]]. Wetenschappelijke samenkomsten hebben ons geholpen om die aspecten te onderkennen waar, in de loop van de twee eerste millennia, de evangelische geest niet altijd geschitterd heeft. Hoe zouden wij de ontroerende liturgie van 12 maart 2000[197] kunnen vergeten, toen ik in de Sint-Pietersbasiliek, het oog gericht op de Gekruisigde, mij tot tolk heb gemaakt van de Kerk en vergiffenis heb gevraagd voor de zonden van al haar kinderen? Deze "zuivering van het geheugen" heeft ons gesterkt op de weg van de toekomst. Ze heeft ons nederiger gemaakt en waakzamer in onze gehechtheid aan het Evangelie.
Sinds lang hadden we ons op dit gewetensonderzoek voorbereid, wetend dat de Kerk die ook uit zondaars bestaat, "tezelfdertijd heilig is en steeds weer geroepen om zich te zuiveren" Lumen Gentium, 8[[617|8]]. Wetenschappelijke samenkomsten hebben ons geholpen om die aspecten te onderkennen waar, in de loop van de twee eerste millennia, de evangelische geest niet altijd geschitterd heeft. Hoe zouden wij de ontroerende liturgie van 12 maart 2000[197] kunnen vergeten, toen ik in de Sint-Pietersbasiliek, het oog gericht op de Gekruisigde, mij tot tolk heb gemaakt van de Kerk en vergiffenis heb gevraagd voor de zonden van al haar kinderen? Deze "zuivering van het geheugen" heeft ons gesterkt op de weg van de toekomst. Ze heeft ons nederiger gemaakt en waakzamer in onze gehechtheid aan het Evangelie.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De geloofsgetuigen
7
Maar dit levendig schuldbewustzijn heeft ons niet verhinderd de Heer te danken voor alles wat Hij in de loop van de eeuwen, bijzonder in de eeuw die achter ons ligt, bewerkt heeft door aan zijn Kerk zo een schare heiligen en martelaren te schenken. Voor sommigen was het Jubeljaar ook het jaar van hun zaligverklaring of heiligverklaring. Of het nu ging om pausen die door de geschiedenis goed gekend zijn of om nederige figuren van leken en religieuzen, van het ene continent der aarde tot het andere, de heiligheid blijkt de beste dimensie te zijn om het mysterie van de Kerk tot uitdrukking te brengen. Het is een boodschap die geen woorden behoeft. Ze toont op een levende wijze het gelaat van Christus.
Overigens hebben we ter gelegenheid van het heilig jaar[d:17] veel gedaan om de kostbare herinnering aan de geloofsgetuigen in de twintigste eeuw te verzamelen. Wij hebben ze herdacht op 7 mei 2000[48], samen met de vertegenwoordigers van de andere Kerken en kerkelijke gemeenschappen, in het kader van het Colosseum, symbool van vervolgingen in de eerste eeuwen. Dit is een erfenis die we niet mogen verliezen; ze moet ons ononderbroken dankbaar stemmen en ons steeds opnieuw tot navolging aansporen.
Overigens hebben we ter gelegenheid van het heilig jaar[d:17] veel gedaan om de kostbare herinnering aan de geloofsgetuigen in de twintigste eeuw te verzamelen. Wij hebben ze herdacht op 7 mei 2000[48], samen met de vertegenwoordigers van de andere Kerken en kerkelijke gemeenschappen, in het kader van het Colosseum, symbool van vervolgingen in de eerste eeuwen. Dit is een erfenis die we niet mogen verliezen; ze moet ons ononderbroken dankbaar stemmen en ons steeds opnieuw tot navolging aansporen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Een Kerk op weg
8
Alsof ze in de voetsporen van de heiligen wilden treden, zijn in een niet aflatende stroom talloze kinderen van de Kerk naar Rome getrokken, om bij de graven van de apostelen hun geloof te belijden, hun zonden te bekennen en de verlossende barmhartigheid te ontvangen. Ik ben onder de indruk gekomen van de grote menigten op het Sint-Pietersplein ter gelegenheid van de talrijke vieringen. Vaak ben ik blijven kijken naar de lange rijen van pelgrims die geduldig wachtten om de heilige deur te kunnen binnengaan. Ik probeerde me een beeld te vormen van de levensgeschiedenis van ieder van hen. Een geschiedenis met haar vreugde, onrust, lijden en het gedragen zijn door Christus, een geschiedenis die in dialoog met Hem weer de weg van de hoop gaat.
Bij het zien van deze aanhoudende stroom van groepen kwam mij concreet het beeld van de . Kerk op weg. voor ogen, de Kerk die, naar het woord van Augustinus, haar pelgrimstocht voortzet "begeleid door de vervolgingen van de wereld en de vertroostingen van God" XVIII, 5[[857]] vgl: Lumen Gentium, 8[[[617|8]]]. Alleen de buitenkant van dit bijzondere gebeuren zien we. Maar wie kan het wonder van de genade peilen dat zich in de harten voltrekt? Het past hierover te zwijgen en in aanbidding ons nederig toe te vertrouwen aan de geheimvolle werking van God en zijn eindeloze liefde te bezingen: "Misericordias Domini in aeternum cantabo!".
Bij het zien van deze aanhoudende stroom van groepen kwam mij concreet het beeld van de . Kerk op weg. voor ogen, de Kerk die, naar het woord van Augustinus, haar pelgrimstocht voortzet "begeleid door de vervolgingen van de wereld en de vertroostingen van God" XVIII, 5[[857]] vgl: Lumen Gentium, 8[[[617|8]]]. Alleen de buitenkant van dit bijzondere gebeuren zien we. Maar wie kan het wonder van de genade peilen dat zich in de harten voltrekt? Het past hierover te zwijgen en in aanbidding ons nederig toe te vertrouwen aan de geheimvolle werking van God en zijn eindeloze liefde te bezingen: "Misericordias Domini in aeternum cantabo!".
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 De jongeren
9
De talrijke jubileumvieringen brachten een grote verscheidenheid aan mensen samen. Het indrukwekkende aantal deelnemers heeft soms de krachten van organisatoren en animatoren, zowel van de kant van de Kerk als van de burgerlijke maatschappij, zwaar op de proef gesteld. Ik zou van deze brief gebruik willen maken om hen mijn hartelijkste dank te betuigen. Maar meer dan de aantallen heeft mij vooral de ernstige inzet voor gebed, bezinning en communio ontroerd die meestal tijdens deze ontmoetingen tot uitdrukking kwam.
Wij denken op een bijzondere wijze terug aan de vreugdevolle en enthousiaste bijeenkomst van de jongeren[d:12]. Als er van dit jaar 2000 één beeld sterker zal bijblijven dan andere, dan is het zeker wel deze stroom van jongeren waarmee ik een bevoorrechte dialoog mocht aangaan, gebaseerd op wederzijdse sympathie en diep onderling begrip. Zo was het reeds vanaf de eerste welkomstgroet[103] die ik tot hen richtte vanaf het plein van Sint-Jan van Lateranen en het Sint-Pietersplein. Daarna heb ik ze zien uitzwermen over de stad, blij zoals het voor jongeren hoort, maar ook bezonnen, verlangend naar gebed en naar zingeving en naar oprechte vriendschap. Het zal niet makkelijk zijn, voor henzelf, noch voor wie hen hebben gadegeslagen, om deze week, waar Rome "jong werd met de jongeren", uit het geheugen te wissen. Het is onmogelijk om de Eucharistieviering van Tor Vergata[106] te vergeten.
Hier is nog eens gebleken hoe de jongeren voor Rome en voor de Kerk een bijzondere gave van Gods Geest zijn. Als men naar de jongeren kijkt, met de problemen en de broosheid die hen kenmerken in de huidige maatschappij, dreigt ons soms een soort pessimisme te overvallen. Het jubileum van de jongeren heeft ons de verrassing geschonken en een boodschap gebracht van een jeugd die, niettegenstaande mogelijke ambiguïteiten, diep verlangt naar de authentieke waarden die in Christus in volheid aanwezig zijn. Is Christus niet het geheim van de ware vrijheid en van de diepe vreugde van het hart? Is Christus niet de beste vriend en tevens degene die opvoedt tot elke ware vriendschap? Als aan de jeugd het ware gelaat van Christus wordt voorgesteld, zien ze Hem als een overtuigend antwoord en zijn ze bereid om zijn boodschap te aanvaarden, zelfs als ze veeleisend is en getekend door het Kruis. Daarom heb ik me laten meeslepen door hun enthousiasme en heb ik niet geaarzeld te vragen dat ze een radicale keuze zouden maken voor geloof en leven. Ik heb ze een prachtige taak toevertrouwd: "wachters in de morgen" te worden (Jes. 21, 11-12)[[b:Jes. 21, 11-12]] bij de dageraad van dit nieuw millennium.
Wij denken op een bijzondere wijze terug aan de vreugdevolle en enthousiaste bijeenkomst van de jongeren[d:12]. Als er van dit jaar 2000 één beeld sterker zal bijblijven dan andere, dan is het zeker wel deze stroom van jongeren waarmee ik een bevoorrechte dialoog mocht aangaan, gebaseerd op wederzijdse sympathie en diep onderling begrip. Zo was het reeds vanaf de eerste welkomstgroet[103] die ik tot hen richtte vanaf het plein van Sint-Jan van Lateranen en het Sint-Pietersplein. Daarna heb ik ze zien uitzwermen over de stad, blij zoals het voor jongeren hoort, maar ook bezonnen, verlangend naar gebed en naar zingeving en naar oprechte vriendschap. Het zal niet makkelijk zijn, voor henzelf, noch voor wie hen hebben gadegeslagen, om deze week, waar Rome "jong werd met de jongeren", uit het geheugen te wissen. Het is onmogelijk om de Eucharistieviering van Tor Vergata[106] te vergeten.
Hier is nog eens gebleken hoe de jongeren voor Rome en voor de Kerk een bijzondere gave van Gods Geest zijn. Als men naar de jongeren kijkt, met de problemen en de broosheid die hen kenmerken in de huidige maatschappij, dreigt ons soms een soort pessimisme te overvallen. Het jubileum van de jongeren heeft ons de verrassing geschonken en een boodschap gebracht van een jeugd die, niettegenstaande mogelijke ambiguïteiten, diep verlangt naar de authentieke waarden die in Christus in volheid aanwezig zijn. Is Christus niet het geheim van de ware vrijheid en van de diepe vreugde van het hart? Is Christus niet de beste vriend en tevens degene die opvoedt tot elke ware vriendschap? Als aan de jeugd het ware gelaat van Christus wordt voorgesteld, zien ze Hem als een overtuigend antwoord en zijn ze bereid om zijn boodschap te aanvaarden, zelfs als ze veeleisend is en getekend door het Kruis. Daarom heb ik me laten meeslepen door hun enthousiasme en heb ik niet geaarzeld te vragen dat ze een radicale keuze zouden maken voor geloof en leven. Ik heb ze een prachtige taak toevertrouwd: "wachters in de morgen" te worden (Jes. 21, 11-12)[[b:Jes. 21, 11-12]] bij de dageraad van dit nieuw millennium.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 Allerhande pelgrims
10
Het Jaar van de Eucharistie - Suggesties en voorstellen ->=geentekst=
Ik kan natuurlijk niet uitweiden over de details van elke gebeurtenis in dit Jubeljaar. Elk had zijn eigen karakter en gaf een boodschap mee, niet enkel aan wie erbij was, maar ook aan wie erover hoorde of er via de media op afstand aan deelnam. Maar hoe zouden we kunnen voorbijgaan aan de feestelijke sfeer van de eerste belangrijke samenkomst, met zovele kinderen? Door daarmee te beginnen hebben we de aansporing van Jezus ter harte genomen: "Laat die kinderen bij Me komen!" (Mc. 10, 14)[b:Mc. 10, 14]. Meer nog, we herhaalden wat Jezus deed toen hij "in hun midden een kind plaatste" en het tot het beeld maakte van de houding die we moeten aannemen om het Rijk Gods binnen te treden (Mt. 18, 2-4)[[b:Mt. 18, 2-4]].
In het voetspoor van de kinderen zijn de meest verscheiden categorieën van volwassenen de barmhartigheid van het jubileum komen vragen: van bejaarde, zieke en gehandicapte mensen, fabrieksarbeiders, landbouwers en sportlui, kunstenaars en universiteitsprofessoren, bisschoppen, priesters en Godgewijden, politici en journalisten tot militairen. Deze zijn gekomen om de betekenis van hun dienst uit te spreken: de dienst aan de vrede.
De bijeenkomst van de arbeiders op 1 mei, de traditionele datum van het feest van de arbeid, had een groot elan. Ik heb ze gevraagd de spiritualiteit van de arbeid te beleven, in navolging van de Heilige Jozef en van Jezus zelf. Hun jubileum heeft me ook de gelegenheid geboden om met aandrang te vragen dat men het economisch en sociaal onevenwicht dat bestaat in de wereld van de arbeid zou saneren en met beslistheid het proces van de economische mondialisering zou beheersen in functie van de solidariteit en het respect dat aan elke mens verschuldigd is.
De kinderen, met hun onweerstaanbare blijheid, zijn nog teruggekeerd voor het jubileum van de gezinnen, waar ze aan de wereld werden getoond als "de lente van gezin en maatschappij". Deze jubileumbijeenkomst was veelzeggend. Ontelbare families, uit vele streken van de wereld, kwamen samen om met een nieuwe vurigheid op zoek te gaan naar de christelijke visie op het plan dat God vanaf de oorsprong met hen heeft (Mc. 10, 6-8)[[b:Mc. 10, 6-8]]. Ze hebben zich ertoe verbonden om de betekenis van huwelijk en gezin gestalte te geven in een cultuur, die op een steeds meer verontrustende wijze, de betekenis zelf van het huwelijk en gezin als instelling dreigt te verliezen.
Een van de ontmoetingen die mij het meest heeft ontroerd is die met de gevangenen van Regina Coeli[480]. In hun ogen las ik lijden maar ook berouw en hoop. Voor hen is het jubileum op heel bijzondere wijze een jaar van barmhartigheid geweest.
Op het einde van het jaar, was er de sympathieke ontmoeting met de wereld van het spektakel, die een grote aantrekkingskracht uitoefent op de geest van de mensen. Ik heb de personen die werkzaam zijn in deze sector herinnerd aan de grote verantwoordelijkheid die ze dragen en gevraagd dat ze naast prettige ontspanning, ook positieve boodschappen zouden aanbieden, getuigend van morele gezondheid en in staat om vertrouwen en liefde voor het leven in te boezemen.
In het voetspoor van de kinderen zijn de meest verscheiden categorieën van volwassenen de barmhartigheid van het jubileum komen vragen: van bejaarde, zieke en gehandicapte mensen, fabrieksarbeiders, landbouwers en sportlui, kunstenaars en universiteitsprofessoren, bisschoppen, priesters en Godgewijden, politici en journalisten tot militairen. Deze zijn gekomen om de betekenis van hun dienst uit te spreken: de dienst aan de vrede.
De bijeenkomst van de arbeiders op 1 mei, de traditionele datum van het feest van de arbeid, had een groot elan. Ik heb ze gevraagd de spiritualiteit van de arbeid te beleven, in navolging van de Heilige Jozef en van Jezus zelf. Hun jubileum heeft me ook de gelegenheid geboden om met aandrang te vragen dat men het economisch en sociaal onevenwicht dat bestaat in de wereld van de arbeid zou saneren en met beslistheid het proces van de economische mondialisering zou beheersen in functie van de solidariteit en het respect dat aan elke mens verschuldigd is.
De kinderen, met hun onweerstaanbare blijheid, zijn nog teruggekeerd voor het jubileum van de gezinnen, waar ze aan de wereld werden getoond als "de lente van gezin en maatschappij". Deze jubileumbijeenkomst was veelzeggend. Ontelbare families, uit vele streken van de wereld, kwamen samen om met een nieuwe vurigheid op zoek te gaan naar de christelijke visie op het plan dat God vanaf de oorsprong met hen heeft (Mc. 10, 6-8)[[b:Mc. 10, 6-8]]. Ze hebben zich ertoe verbonden om de betekenis van huwelijk en gezin gestalte te geven in een cultuur, die op een steeds meer verontrustende wijze, de betekenis zelf van het huwelijk en gezin als instelling dreigt te verliezen.
Een van de ontmoetingen die mij het meest heeft ontroerd is die met de gevangenen van Regina Coeli[480]. In hun ogen las ik lijden maar ook berouw en hoop. Voor hen is het jubileum op heel bijzondere wijze een jaar van barmhartigheid geweest.
Op het einde van het jaar, was er de sympathieke ontmoeting met de wereld van het spektakel, die een grote aantrekkingskracht uitoefent op de geest van de mensen. Ik heb de personen die werkzaam zijn in deze sector herinnerd aan de grote verantwoordelijkheid die ze dragen en gevraagd dat ze naast prettige ontspanning, ook positieve boodschappen zouden aanbieden, getuigend van morele gezondheid en in staat om vertrouwen en liefde voor het leven in te boezemen.
Referenties naar alinea 10: 2
Bij afsluiting Ad Liminabezoek Bisschoppen van Nederland, 2004 ->=geentekst=Het Jaar van de Eucharistie - Suggesties en voorstellen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 7 Het internationaal Eucharistisch Congres
11
In het geheel van dit Jubeljaar, moest het internationaal Eucharistisch Congres[d:18] wel een bijzondere betekenis hebben. En dat was ook zo! Als de Eucharistie het offer is van Christus die onder ons aanwezig komt, kon het toch niet anders dan dat zijn . reële tegenwoordigheid. in het centrum moest staan van dit Heilig Jaar, gewijd aan de Menswording van het Woord. Daarom werd dit jaar bedoeld als een "intens eucharistisch jaar" Tertio millennio adveniente, 55[[265|55]] en zo hebben we het pogen te beleven. Als men de geboorte van de Zoon viert, hoe zou men dan kunnen voorbijgaan aan zijn Moeder? Maria was aanwezig tijdens heel deze jubelviering, niet enkel ter gelegenheid van bijzonder betekenisvolle congressen, maar vooral op het ogenblik dat ik, in aanwezigheid van een groot deel van het wereldepiscopaat, in een uitdrukkelijke daad van vertrouwen het leven van mannen en vrouwen in dit nieuw millennium, aan haar moederlijke zorg heb toevertrouwd.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 8 De oecumenische dimensie
12
Men zal begrijpen dat ik spontaan vooral over het Jubeljaar spreek, gezien vanuit de Stoel van Petrus. Daarbij vergeet ik echter niet dat ik zelf heb gewild dat de viering van het Jubeljaar evenzeer in de lokale Kerken zou plaatshebben. Het is daar dat de meeste gelovigen de bijzondere genade hebben mogen ontvangen, in het bijzonder de aflaat verbonden aan het Jubeljaar. Het is nochtans ook betekenisvol dat veel bisdommen het verlangen hebben gevoeld om naar Rome te komen met grote groepen gelovigen. De eeuwige Stad heeft zo nogmaals haar providentiële rol vervuld als plaats waar de rijkdom en de gaven van elke Kerk en zelfs van elk land en elke cultuur, harmonisch samengaan in de katholiciteit, opdat de enige Kerk van Christus op steeds welsprekender wijze haar mysterie zou tonen: het sacrament te zijn van de eenheid Lumen Gentium, 1[[617|1]].
Ik had ook aanbevolen dat men in het programma van het Jubeljaar, een bijzondere aandacht zou hebben voor de oecumenische dimensie. Was er een betere gelegenheid om de groei naar de volledige communio aan te moedigen, dan de gemeenschappelijke viering van Christus geboorte? Er werden daartoe veel inspanningen geleverd en er blijft de lichtende gedachtenis van de oecumenische ontmoeting in de Basiliek van Sint-Paulus, op 18 januari 2000, toen voor de eerste maal in de geschiedenis, de heilige deur werd geopend door Petrus opvolger, samen met de primaat van de Anglicaanse Communio en een metropoliet van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van Kerken en kerkelijke gemeenschappen van overal ter wereld. In dezelfde lijn hebben ook belangrijke samenkomsten plaats gehad met de orthodoxe patriarchen en hoofden van christelijke confessies. Ik denk meer in het bijzonder aan het recente bezoek van Z.H. Karekin II, opperste patriarch en Katholicos van alle Armeniërs. Vele gelovigen uit andere Kerken en kerkelijke gemeenschappen hebben deelgenomen aan de verschillende ontmoetingen in dit Jubeljaar. Zeker, de weg van de oecumene blijft lastig, misschien lang, maar wat ons bezielt is de hoop dat weggeleid worden door de tegenwoordigheid van de Verrezene en door de onuitputtelijke kracht van de Geest die altijd voor nieuwe verrassingen kan zorgen.
Ik had ook aanbevolen dat men in het programma van het Jubeljaar, een bijzondere aandacht zou hebben voor de oecumenische dimensie. Was er een betere gelegenheid om de groei naar de volledige communio aan te moedigen, dan de gemeenschappelijke viering van Christus geboorte? Er werden daartoe veel inspanningen geleverd en er blijft de lichtende gedachtenis van de oecumenische ontmoeting in de Basiliek van Sint-Paulus, op 18 januari 2000, toen voor de eerste maal in de geschiedenis, de heilige deur werd geopend door Petrus opvolger, samen met de primaat van de Anglicaanse Communio en een metropoliet van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van Kerken en kerkelijke gemeenschappen van overal ter wereld. In dezelfde lijn hebben ook belangrijke samenkomsten plaats gehad met de orthodoxe patriarchen en hoofden van christelijke confessies. Ik denk meer in het bijzonder aan het recente bezoek van Z.H. Karekin II, opperste patriarch en Katholicos van alle Armeniërs. Vele gelovigen uit andere Kerken en kerkelijke gemeenschappen hebben deelgenomen aan de verschillende ontmoetingen in dit Jubeljaar. Zeker, de weg van de oecumene blijft lastig, misschien lang, maar wat ons bezielt is de hoop dat weggeleid worden door de tegenwoordigheid van de Verrezene en door de onuitputtelijke kracht van de Geest die altijd voor nieuwe verrassingen kan zorgen.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 9 De bedevaart naar het Heilig Land
13
Overigens, hoe zou ik mijn persoonlijk jubileum langs de wegen van het Heilig Land kunnen vergeten? Ik had die willen beginnen in Ur van de Chaldeeërs, om me bijna concreet te begeven in de voetstappen van Abraham "onze vader in het geloof" (Rom. 4, 11-16)[[b:Rom. 4, 11-16]]. Ik heb echter vrede moeten nemen met een louter geestelijke etappe, een betekenisvolle Woordliturgie op 23 februari in de Aula Paulus VI. Dadelijk daarna vond de eigenlijke bedevaart plaats, de weg volgend van de heilsgeschiedenis. Zo heb ik met vreugde halt gehouden op de Sinaï waar de gave van de Decaloog en het Eerste Verbond plaatsvond. Een maand later ging ik weer op weg naar de berg Nebo, om daarna de plaatsen te bezoeken die bewoond en geheiligd werden door de Verlosser. Ik kan moeilijk de ontroering uitdrukken die ik voelde toen ik de plaatsen vereerde van Christus. geboorte en van zijn leven te Bethlehem en te Nazareth, en toen ik de Eucharistie heb gevierd in het Cenakel op de plaats zelf waar ze werd ingesteld. Ik heb het mysterie van het kruis opnieuw mogen overwegen op Golgota, waar Hij zijn leven heeft gegeven voor ons. Op die plaatsen, die ook nu nog plaatsen zijn van pijn en rouw omwille van het heersende geweld, heb ik mogen ervaren hoe ik op buitengewoon hartelijke wijze werd ontvangen, niet enkel door de zonen en dochters van de Kerk, maar ook door de Israëlitische en Palestijnse gemeenschappen. Groot was mijn emotie bij het gebed aan de Klaagmuur en bij het bezoek aan het memoriaal van Yad Vashem, vreselijke herinnering aan de slachtoffers van de uitroeiingskampen van de nazi's. Deze bedevaart[d:10], een gebeuren van broederlijkheid en vrede, beschouw ik als een van de mooiste gaven van het Jubeljaar. Als ik terugdenk aan de sfeer die ik in deze dagen heb beleefd, kan ik niet anders dan de vurige wens uitdrukken dat er spoedig een rechtvaardige oplossing mag gevonden worden voor de bestaande problemen in deze heilige plaatsen die even dierbaar zijn voor Joden, Christenen en moslims.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Doossier Heilig Land (2000), Paus Johannes Paulus II bezoekt[d:10]
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 10 De internationale schuld
14
Het Jubeljaar - hoe kon het anders - was ook een belangrijke tijd voor de naastenliefde. In de voorbereidende jaren deed ik reeds een oproep tot een grotere en actievere aandacht voor de problemen van de armoede die de wereld nog steeds teisteren. Op dit vlak krijgt de kwestie van de internationale schuld van de arme landen een bijzondere betekenis. Een edelmoedig gebaar naar deze landen toe, lag in de lijn van het Jubeljaar, dat in zijn oorspronkelijke bijbelse vorm precies een tijd was waar de gemeenschap het engagement opnam om de rechtvaardigheid en de solidariteit te herstellen tussen de mensen in de teruggave van de materiële goederen die hun waren onttrokken. Ik ben gelukkig te mogen vaststellen dat de parlementen van meerdere Staten-schuldeisers onlangs een substantiële vermindering hebben goedgekeurd van de bilaterale schuld die weegt op de armste landen met de hoogste schuldenlast. Ik hoop dat de respectieve regeringen spoedig deze parlementaire besluiten tot uitvoering brengen. Daarentegen is de kwestie van de multilaterale schuldenlast van de armste landen ten aanzien van de financiële internationale organismen, eerder nog problematischer gebleken. Het is wenselijk dat de staten die lid zijn van deze organisaties, vooral degene die een grotere macht hebben, erin slagen om de nodige consensus te bereiken om te komen tot een spoedige oplossing voor een probleem waarvan het ontwikkelingsproces van talrijke landen afhangt, en dat zware consequenties heeft voor de economische en existentiële situatie van ontelbare mensen.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 11 Een nieuwe dynamiek
15
Dit zijn enkele krachtlijnen uit onze ervaringen tijdens het Jubeljaar. Het laat veel herinneringen bij ons achter. Maar als we de grote erfenis die het ons heeft nagelaten willen terugbrengen tot zijn centrale kern, dan aarzel ik niet om die te situeren in de contemplatie van het Gelaat van Christus, beschouwd in zijn historische trekken en in zijn mysterie, ontvangen in zijn meervoudige aanwezigheid in de Kerk en in de wereld, verkondigd ook als de zin van de geschiedenis en het licht op onze weg.
We moeten nu vooruitkijken en "naar het diepe varen" , vertrouwend op Christus' woord: "Duc in altum!". Wat we dit jaar hebben gedaan, wettigt geenszins een gevoel van verzadiging, nog minder mag het ons leiden tot een houding van gelatenheid. Wat we hebben meegemaakt moet integendeel . een nieuwe dynamiek in ons doen ontstaan. , die ons ertoe aanzet het enthousiasme dat we hebben beleefd te investeren in concrete initiatieven. Jezus zelf waarschuwt ons: "Wie de hand aan de ploeg slaat en dan nog eens omkijkt, deugt niet voor het koninkrijk van God" (Lc. 9, 62)[b:Lc. 9, 62]. Wanneer het om het Rijk gaat, is er geen tijd om achterom te kijken en nog minder om zich over te geven aan luiheid. Heel wat dingen wachten op ons en daarom moeten we een efficiënt pastoraal programma vastleggen voor na het Jubeljaar.
Het is echter belangrijk dat, wat we met Gods hulp voorstellen, diep geworteld wordt in de contemplatie en het gebed. Onze tijd is een tijd van altijd in beweging zijn wat vaak uitloopt op activisme en het risico inhoudt "te doen om te doen". We moeten weerstand bieden aan die bekoring door ernaar te streven te zijn voor we doen. Laat ons het woord van Jezus tot Marta in herinnering brengen: "Je maakt je bezorgd en druk over van alles, maar slechts één ding is nodig" (Lc. 10, 41-42)[b:Lc. 10, 41-42]. Vooraleer bepaalde actieplannen aan uw reflectie voor te leggen, wil ik me eerst met u bezinnen over het mysterie van Christus die het absolute fundament is van heel ons pastoraal handelen.
We moeten nu vooruitkijken en "naar het diepe varen" , vertrouwend op Christus' woord: "Duc in altum!". Wat we dit jaar hebben gedaan, wettigt geenszins een gevoel van verzadiging, nog minder mag het ons leiden tot een houding van gelatenheid. Wat we hebben meegemaakt moet integendeel . een nieuwe dynamiek in ons doen ontstaan. , die ons ertoe aanzet het enthousiasme dat we hebben beleefd te investeren in concrete initiatieven. Jezus zelf waarschuwt ons: "Wie de hand aan de ploeg slaat en dan nog eens omkijkt, deugt niet voor het koninkrijk van God" (Lc. 9, 62)[b:Lc. 9, 62]. Wanneer het om het Rijk gaat, is er geen tijd om achterom te kijken en nog minder om zich over te geven aan luiheid. Heel wat dingen wachten op ons en daarom moeten we een efficiënt pastoraal programma vastleggen voor na het Jubeljaar.
Het is echter belangrijk dat, wat we met Gods hulp voorstellen, diep geworteld wordt in de contemplatie en het gebed. Onze tijd is een tijd van altijd in beweging zijn wat vaak uitloopt op activisme en het risico inhoudt "te doen om te doen". We moeten weerstand bieden aan die bekoring door ernaar te streven te zijn voor we doen. Laat ons het woord van Jezus tot Marta in herinnering brengen: "Je maakt je bezorgd en druk over van alles, maar slechts één ding is nodig" (Lc. 10, 41-42)[b:Lc. 10, 41-42]. Vooraleer bepaalde actieplannen aan uw reflectie voor te leggen, wil ik me eerst met u bezinnen over het mysterie van Christus die het absolute fundament is van heel ons pastoraal handelen.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 2 Een gelaat om te contempleren
16
Wereldjongerendag 2004: 'We willen Jezus zien' (Joh. 12, 21) ->=geentekst=
Boodschap aan het Wereld Jongeren Forum bijeen in Rocca di Papa ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De wil van Jezus met betrekking tot de Kerk en de keuze van de Twaalf ->=geentekst=
"We zouden Jezus willen ontmoeten" (Joh. 12, 21)[b:Joh. 12, 21]. Dit verzoek werd aan de apostel Filippus gericht door enkele Grieken die ter gelegenheid van het Paasfeest op bedevaart naar Jeruzalem waren gekomen. Ditzelfde verlangen bezielt ons in dit Jubeljaar. Zoals die pelgrims tweeduizend jaar geleden, stellen onze tijdgenoten, vaak onbewust, aan de hedendaagse gelovigen dezelfde vraag: spreek niet enkel over . Christus. maar toon ons wie Hij is. Heeft de Kerk immers niet de opdracht gekregen het licht van Christus te laten schijnen in elk tijdperk van de geschiedenis en zijn gelaat ook te laten oplichten voor de generaties van het nieuwe millennium?
Maar ons getuigenis zou ongetwijfeld erg zwak overkomen, als we er niet eerst toe zouden komen zelf zijn gelaat te contempleren. Het Jubeljaar heeft ongetwijfeld geholpen om dit uitdrukkelijker te doen. Bij het einde van het Jubeljaar gaan we ons gewoon dagelijks leven hernemen en bewaren we al de ervaringen die we in deze bijzondere periode mochten meemaken en blijft onze blik meer dan ooit gevestigd op het gelaat van de Heer.
Maar ons getuigenis zou ongetwijfeld erg zwak overkomen, als we er niet eerst toe zouden komen zelf zijn gelaat te contempleren. Het Jubeljaar heeft ongetwijfeld geholpen om dit uitdrukkelijker te doen. Bij het einde van het Jubeljaar gaan we ons gewoon dagelijks leven hernemen en bewaren we al de ervaringen die we in deze bijzondere periode mochten meemaken en blijft onze blik meer dan ooit gevestigd op het gelaat van de Heer.
Referenties naar alinea 16: 5
Wereldziekendag 2003 ->=geentekst=Wereldjongerendag 2004: 'We willen Jezus zien' (Joh. 12, 21) ->=geentekst=
Boodschap aan het Wereld Jongeren Forum bijeen in Rocca di Papa ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De wil van Jezus met betrekking tot de Kerk en de keuze van de Twaalf ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Het getuigenis van de Evangelies
17
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Wanneer we het gelaat van Christus contempleren, worden we onvermijdelijk verwezen naar wat de Heilige Schrift over Hem zegt; zij is immers van het begin tot het einde vervuld van zijn mysterie. In het Oude Testament gebeurt dit weliswaar nog op een gesluierde wijze, maar in het Nieuwe Testament wordt dit duidelijk zichtbaar, zodat de Heilige Hiëronymus met nadruk kon bevestigen: "Wie de Schrift niet kent, kent Christus zelf ook niet" Prol.: PL 24, 17: "Ignoratio enim Scripturarum ignoratio Christi est"[[1810]]. Verankerd in de Heilige Schrift, willen we ons openstellen voor de werking van de Geest (Joh. 15, 26)[[b:Joh. 15, 26]], die aan de oorsprong ligt van de Heilige Schrift; we willen ook luisteren naar het getuigenis van de apostelen (Joh. 15, 27)[[b:Joh. 15, 27]] die de levende Christus zelf hebben ervaren. Het Woord van leven hebben ze met eigen ogen gezien, ze hebben Hem gehoord en met eigen handen aangeraakt (1 Joh. 1, 1)[[b:1 Joh. 1, 1]].
Door hun bemiddeling is een geloofsvisie tot ons gekomen, gedragen door een nauwkeurig historisch getuigenis. De evangelies geven ons inderdaad, ondanks de complexiteit van hun redactie en hun oorspronkelijke catechetische bedoeling, een waarheidsgetrouw getuigenis waarin we ons volle vertrouwen kunnen stellen. Dei Verbum, 19[[576|19]]
Door hun bemiddeling is een geloofsvisie tot ons gekomen, gedragen door een nauwkeurig historisch getuigenis. De evangelies geven ons inderdaad, ondanks de complexiteit van hun redactie en hun oorspronkelijke catechetische bedoeling, een waarheidsgetrouw getuigenis waarin we ons volle vertrouwen kunnen stellen. Dei Verbum, 19[[576|19]]
Referenties naar alinea 17: 2
Wereldjongerendag 2004: 'We willen Jezus zien' (Joh. 12, 21) ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
De evangelies hebben niet de bedoeling een volledige biografie van Jezus te geven die zou beantwoorden aan de wetten van de moderne historische wetenschap. Maar geleidelijk aan krijgen we een historisch betrouwbaar zicht op de Man van Nazareth. De evangelisten hebben zich inderdaad moeite gedaan om de trekken van dit gelaat vast te leggen, vanuit betrouwbare getuigenissen (Lc. 1, 3)[[b:Lc. 1, 3]] terwijl ze tevens beroep deden op geschriften, voorgelegd aan het waakzame onderscheidingsvermogen van de Kerk. Op basis van deze getuigenissen van het eerste uur hebben ze, verlicht door de Heilige Geest, het voor de mensen onthutsende feit vernomen van de maagdelijke geboorte van Jezus, zoon van Maria, de echtgenote van Jozef. Van de mensen die Hem gekend hebben gedurende de dertig jaren van zijn leven te Nazareth (Lc. 3, 23)[[b:Lc. 3, 23]], hebben ze een aantal gegevens vernomen over het leven van "de zoon van de timmerman" (Mt. 13, 55)[b:Mt. 13, 55] en dat van "de timmerman" zelf, behorend tot een familie (Mc. 6, 3)[[b:Mc. 6, 3]]. Ze spreken over zijn religieuze bewogenheid, die Hem ertoe aanzette jaarlijks met zijn familie op bedevaart te gaan naar de tempel van Jeruzalem (Lc. 2, 4)[[b:Lc. 2, 4]] en die Hem er toe bracht regelmatig de synagoge van zijn stad te bezoeken (Lc. 4, 16)[[b:Lc. 4, 16]].
Voor de periode van zijn openbaar leven, die begon op het ogenblik dat de jonge man uit Galilea zich in de Jordaan door Johannes de Doper liet dopen, worden de gegevens veel talrijker, zonder evenwel uit te groeien tot een systematisch en gedetailleerd verslag. Gesterkt door het getuigenis "uit den hoge" en zich ervan bewust "de geliefde Zoon" te zijn (Lc. 3, 22)[b:Lc. 3, 22], begint Hij te prediken dat de komst van het Rijk Gods nabij is, door er in woorden en in tekenen van genade en barmhartigheid de eisen en de kracht van aan te geven. De Evangelies tonen Hem steeds op weg langs steden en dorpen, vergezeld van twaalf apostelen, door Hem uitgekozen (Mc. 3, 13-19)[[b:Mc. 3, 13-19]], van een groep vrouwen die voor Hem zorgden (Lc. 8, 2-3)[[b:Lc. 8, 2-3]], van een menigte mensen die Hem zoeken of Hem volgen, van zieken die beroep doen op zijn genezende kracht, van mensen die Hem aanspreken en die naar Hem luisteren, al of niet tot eigen voordeel.
De Evangelieverhalen zijn vervolgens eensgezind over de groeiende spanning die ontstaat tussen Jezus en de toonaangevende groepen van de religieuze samenleving van zijn tijd. Dit mondt uit in de uiteindelijke crisis, met de dramatische ontknoping op Golgotha. Dat is het uur van de duisternis; maar daarop volgt een nieuwe dageraad, stralend en definitief. Bij het einde van hun verhaal tonen de Evangelies ons de Man van Nazareth, die de dood heeft overwonnen; ze wijzen met nadruk op het lege graf en ze volgen Hem verder in een reeks verschijningen. Ze laten ons zien hoe de leerlingen, eerst verbijsterd en verstomd, daarna vervuld met een onzegbare vreugde, Hem levend en stralend herkennen en hoe ze van Hem de gave van de Geest ontvangen (Joh. 20, 22)[[b:Joh. 20, 22]] en de zending krijgen het evangelie "aan alle volkeren" te verkondigen (Mt. 28, 19)[b:Mt. 28, 19].
Voor de periode van zijn openbaar leven, die begon op het ogenblik dat de jonge man uit Galilea zich in de Jordaan door Johannes de Doper liet dopen, worden de gegevens veel talrijker, zonder evenwel uit te groeien tot een systematisch en gedetailleerd verslag. Gesterkt door het getuigenis "uit den hoge" en zich ervan bewust "de geliefde Zoon" te zijn (Lc. 3, 22)[b:Lc. 3, 22], begint Hij te prediken dat de komst van het Rijk Gods nabij is, door er in woorden en in tekenen van genade en barmhartigheid de eisen en de kracht van aan te geven. De Evangelies tonen Hem steeds op weg langs steden en dorpen, vergezeld van twaalf apostelen, door Hem uitgekozen (Mc. 3, 13-19)[[b:Mc. 3, 13-19]], van een groep vrouwen die voor Hem zorgden (Lc. 8, 2-3)[[b:Lc. 8, 2-3]], van een menigte mensen die Hem zoeken of Hem volgen, van zieken die beroep doen op zijn genezende kracht, van mensen die Hem aanspreken en die naar Hem luisteren, al of niet tot eigen voordeel.
De Evangelieverhalen zijn vervolgens eensgezind over de groeiende spanning die ontstaat tussen Jezus en de toonaangevende groepen van de religieuze samenleving van zijn tijd. Dit mondt uit in de uiteindelijke crisis, met de dramatische ontknoping op Golgotha. Dat is het uur van de duisternis; maar daarop volgt een nieuwe dageraad, stralend en definitief. Bij het einde van hun verhaal tonen de Evangelies ons de Man van Nazareth, die de dood heeft overwonnen; ze wijzen met nadruk op het lege graf en ze volgen Hem verder in een reeks verschijningen. Ze laten ons zien hoe de leerlingen, eerst verbijsterd en verstomd, daarna vervuld met een onzegbare vreugde, Hem levend en stralend herkennen en hoe ze van Hem de gave van de Geest ontvangen (Joh. 20, 22)[[b:Joh. 20, 22]] en de zending krijgen het evangelie "aan alle volkeren" te verkondigen (Mt. 28, 19)[b:Mt. 28, 19].
Referenties naar alinea 18: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De weg van het geloof
19
"Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen" (Joh. 20, 20)[b:Joh. 20, 20]. Het gelaat van Christus dat de apostelen na de verrijzenis aanschouwde was hetzelfde als dit van Jezus, met wie ze gedurende ongeveer drie jaren samen hadden geleefd. In het tonen van "zijn handen en zijn zijde" (Joh. 20, 20)[b:Joh. 20, 20] verzekerde hij hen van de overweldigende realiteit van zijn nieuw leven. Gemakkelijk zal het voor hen zeker niet geweest zijn om dit in geloof te aanvaarden. Slechts na een moeizame geestelijke zoektocht zijn de leerlingen van Emmaüs tot geloof gekomen (Lc. 24, 13-35)[[b:Lc. 24, 13-35]]. De apostel Thomas kwam enkel tot geloof nadat hij persoonlijk de verrezen Heer ontmoet had (Joh. 20, 24-29)[[b:Joh. 20, 24-29]]. Hoewel hij Jezus' lichaam gezien en aangeraakt had, was het in werkelijkheid enkel door het geloof dat hij ten volle kon binnentreden in het mysterie van dit gelaat. Dit was trouwens een ervaring die ook de leerlingen moesten doormaken tijdens het historische leven van Jezus; dit blijkt uit de vragen die bij hen opkwamen telkens wanneer zij geconfronteerd werden met de daden of de woorden van de Heer. We kunnen maar echt tot bij Jezus komen langs de weg van het geloof, een weg waarvan het evangelie zelf het verloop schijnt aan te geven in het bekende tafereel in de streek van Caesarea van Filippus (Mt. 16, 13-20)[[b:Mt. 16, 13-20]]. Jezus geeft de indruk een eerste balans te willen opmaken van zijn zending en ondervraagt zijn leerlingen over wat "de mensen" over Hem zeggen. Hij krijgt als antwoord: "volgens sommigen Johannes de Doper, volgens anderen Elia, volgens weer anderen Jeremia of een van de profeten" (Mt. 16, 14)[b:Mt. 16, 14]. Ongetwijfeld een pertinent antwoord, maar hoever is dit nog verwijderd van de waarheid. Het volk zal wel de uitzonderlijke religieuze dimensie van die "Rabbi", wiens uitspraken hen zo sterk boeiden, opgemerkt hebben, maar het was nog niet in staat om Hem te plaatsen boven de mannen van God die de geschiedenis van Israël hebben bepaald. In werkelijkheid is Jezus heel anders! Wat Hij van de zijnen verwacht, is juist die bijkomende stap naar de kennis die met de diepste realiteit van zijn persoon te maken heeft: "En jullie, wie ben Ik volgens jullie?" (Mt. 16, 15)[b:Mt. 16, 15]. Enkel de geloofsbelijdenis van Petrus, en met hem van de Kerk van alle tijden, brengt ons tot de kern die de diepte van het mysterie raakt: "U bent de Messias, de Zoon van de levende God" (Mt. 16, 16)[b:Mt. 16, 16].
Referenties naar alinea 19: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Hoe is Petrus tot dit geloof gekomen? Wat wordt er van ons gevraagd indien we met een groeiende overtuiging in zijn spoor willen stappen? Matteüs geeft ons een duidelijke aanwijzing in de woorden waarmee Jezus op Petrus' geloofsbelijdenis reageerde: "Niet vlees en bloed hebben jou dit onthuld, maar mijn Vader in de hemel" (Mt. 16, 17)[b:Mt. 16, 17]. De uitdrukking "vlees en bloed" verwijst naar de mens en zijn gewone manier van kennen. Maar sprekend over Jezus volstaat deze manier van kennen niet. Een "openbaringsgenade" van de Vader is daartoe vereist (Mt. 16, 17)[[b:Mt. 16, 17]]. Lucas spreekt in dezelfde zin wanneer hij schrijft dat dit gesprek met de leerlingen plaats vond toen Hij "eens aan het bidden was" (Lc. 9, 18)[b:Lc. 9, 18]. Deze twee gelijklopende getuigenissen maken er ons op attent dat wij, met onze menselijke krachten alleen, nooit tot de volmaakte contemplatie van Jezus' gelaat zullen komen, maar dat dit slechts mogelijk is vanuit de genade. Enkel in stilte en gebed kan in ons een waarachtige, trouwe en coherente kennis van het mysterie rijpen en zich ontwikkelen. Dit mysterie wordt op een unieke wijze verwoord in de plechtige aanhef van het evangelie van Johannes: "Ja, het Woord is vlees geworden! Hij is onder ons zijn tent komen opslaan en we hebben zijn heerlijkheid gezien, de heerlijkheid die Hij als eniggeboren Zoon aan de Vader ontleende, vervuld als Hij was van genade en waarheid" (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14].
Referenties naar alinea 20: 3
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Een ondoorgrondelijk mysterie
21
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Het Woord en het vlees, de goddelijke heerlijkheid en zijn woontent onder de mensen! In de intieme en onlosmakelijke eenheid van deze twee polen is de identiteit van Christus te vinden. Dit is de klassieke formulering van het Concilie van Chalcedon[d:360] (451): "Eén persoon in twee naturen". Die ene persoon is het eeuwige Woord, Zoon van de Vader. De twee naturen zijn de goddelijke natuur en de menselijke natuur, zonder enige vermenging maar ook zonder een mogelijke scheiding "Wij leren eenstemmig, hierin de heilige Kerkvaders volgend, één en dezelfde Zoon, onze Heer Jezus Christus, te belijden, volmaakt in zijn godheid en volmaakt in zijn mensheid, waarlijk God en waarlijk mens (...). Eén en dezelfde Christus, Heer, eniggeboren Zoon, die erkend wordt in twee naturen, zonder vermenging, zonder verandering, zonder deling, zonder scheiding. (...) is niet in twee personen gedeeld en gescheiden, maar is één en dezelfde, zoals vroeger door de profeten over Hem en Jezus Christus zelf het ons geleerd heeft.." DH 301-302[[774|2-3]]
Wij weten wel dat onze begrippen en woorden erg beperkt zijn. De dogmatische verwoording - hoe menselijk ook - is wat de inhoud van de leer betreft, zorgvuldig afgewogen. Ze biedt de mogelijkheid om het ondoorgrondelijke van dit mysterie enigszins te vatten. Jezus is waarachtig God en waarachtig mens! Zoals de apostel Thomas wordt de Kerk telkens opnieuw door Christus uitgenodigd om zijn wonden aan te raken, en zo de volwaardige en waarachtige menselijkheid van Jezus te erkennen. Van zijn moeder Maria ontving Hij de menselijke natuur die, aan de dood overgeleverd, door de verrijzenis werd omgevormd en verheerlijkt. "Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen" (Joh. 20, 27)[b:Joh. 20, 27]. Zoals Thomas knielt de Kerk neer en aanbidt ze de verrezen Heer in de volheid van zijn goddelijke heerlijkheid terwijl ze onophoudelijk herhaalt: "Mijn Heer! Mijn God!" (Joh. 20, 28)[b:Joh. 20, 28].
Wij weten wel dat onze begrippen en woorden erg beperkt zijn. De dogmatische verwoording - hoe menselijk ook - is wat de inhoud van de leer betreft, zorgvuldig afgewogen. Ze biedt de mogelijkheid om het ondoorgrondelijke van dit mysterie enigszins te vatten. Jezus is waarachtig God en waarachtig mens! Zoals de apostel Thomas wordt de Kerk telkens opnieuw door Christus uitgenodigd om zijn wonden aan te raken, en zo de volwaardige en waarachtige menselijkheid van Jezus te erkennen. Van zijn moeder Maria ontving Hij de menselijke natuur die, aan de dood overgeleverd, door de verrijzenis werd omgevormd en verheerlijkt. "Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen" (Joh. 20, 27)[b:Joh. 20, 27]. Zoals Thomas knielt de Kerk neer en aanbidt ze de verrezen Heer in de volheid van zijn goddelijke heerlijkheid terwijl ze onophoudelijk herhaalt: "Mijn Heer! Mijn God!" (Joh. 20, 28)[b:Joh. 20, 28].
Referenties naar alinea 21: 2
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
"Het Woord is vlees geworden" (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14]. Deze schitterende uitdrukking van het Christusmysterie door Johannes weerklinkt in het gehele Nieuwe Testament. Ook de apostel Paulus zegt in dezelfde lijn dat de Zoon van God, "naar het vlees, (..) geboren is uit het geslacht van David" (Rom. 1, 3)[b:Rom. 1, 3] (Rom. 9, 5)[[b:Rom. 9, 5]]. Nu het rationalisme talrijke kringen van de hedendaagse cultuur doordringt, is vooral het geloof in de goddelijkheid van Christus een probleem; in andere historische en culturele omstandigheden heeft men eerder de neiging gehad het historisch karakter van Jezus' mens-zijn af te zwakken of zelfs weg te duwen. Maar het behoort wezenlijk en onbetwistbaar tot het geloof van de Kerk dat het Woord waarlijk "vlees geworden is" en dat Hij in alles het menselijk bestaan heeft gedeeld, behalve in de zonde (Hebr. 4, 15)[[b:Hebr. 4, 15]]. Vanuit dit oogpunt is de menswording van de Zoon van God een echte kenosis, een "ontlediging" van de heerlijkheid die Hij bezit van alle eeuwigheid (Fil. 2, 6-8; 1 Pt. 3, 18)[[b:Fil. 2, 6-8; 1 Pt. 3, 18]].
Anderzijds is deze ontlediging van de Zoon van God geen doel op zichzelf, ze is eerder gericht op de totale verheerlijking van Christus tot in zijn menselijkheid toe: "Daarom ook heeft God Hem hoog verheven; en Hem de naam verleend die boven alle namen staat, opdat in de Naam van Jezus iedere knie zich zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde, en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader: de Heer, dat is Jezus Christus" (Fil. 2, 9-11)[b:Fil. 2, 9-11].
Anderzijds is deze ontlediging van de Zoon van God geen doel op zichzelf, ze is eerder gericht op de totale verheerlijking van Christus tot in zijn menselijkheid toe: "Daarom ook heeft God Hem hoog verheven; en Hem de naam verleend die boven alle namen staat, opdat in de Naam van Jezus iedere knie zich zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde, en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader: de Heer, dat is Jezus Christus" (Fil. 2, 9-11)[b:Fil. 2, 9-11].
Referenties naar alinea 22: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
"Tot U zegt mijn hart: 'Ik zocht uw gelaat.' Uw gelaat blijf ik zoeken" (Ps. 27, 8)[b:Ps. 27, 8]. De aloude verzuchting van de psalmist kon niet beter en mooier verhoord worden dan in het aanschouwen van het gelaat van Christus. In Hem heeft God ons waarachtig gezegend en laat God "zijn aanschijn over ons lichten" (Ps. 67, 2)[b:Ps. 67, 2]. En omdat Hij tezelfdertijd God en mens was heeft Hij ons ook het ware gelaat van de mens laten zien, "Hij heeft ten volle de mens aan hemzelf geopenbaard" Gaudium et Spes, 22[[575|22]].
Jezus is "de nieuwe mens" (Ef. 4, 24; Kol. 3, 10)[[b:Ef. 4, 24; Kol. 3, 10]] die de verloste mensheid oproept te delen in zijn goddelijk leven. In het mysterie van de menswording werd de grondslag gelegd voor een antropologie die haar eigen grenzen kan overstijgen en die haar eigen contradicties kan overwinnen om tot God zelf te komen; meer nog, om te komen tot de 'vergoddelijking'. Hierbij wordt de verloste mens in Christus opgenomen en deelt hij in de intimiteit van het leven binnen de Drie-eenheid. De kerkvaders hebben sterk de nadruk gelegd op deze soteriologische dimensie van het mysterie van de menswording. Het is enkel omdat de Zoon van God waarachtig mens geworden is dat de mens in staat is in Hem en door Hem werkelijk kind van God te worden (vertaald door C. J. De Vogel) Spectrum Utrecht.[[1100]]
Jezus is "de nieuwe mens" (Ef. 4, 24; Kol. 3, 10)[[b:Ef. 4, 24; Kol. 3, 10]] die de verloste mensheid oproept te delen in zijn goddelijk leven. In het mysterie van de menswording werd de grondslag gelegd voor een antropologie die haar eigen grenzen kan overstijgen en die haar eigen contradicties kan overwinnen om tot God zelf te komen; meer nog, om te komen tot de 'vergoddelijking'. Hierbij wordt de verloste mens in Christus opgenomen en deelt hij in de intimiteit van het leven binnen de Drie-eenheid. De kerkvaders hebben sterk de nadruk gelegd op deze soteriologische dimensie van het mysterie van de menswording. Het is enkel omdat de Zoon van God waarachtig mens geworden is dat de mens in staat is in Hem en door Hem werkelijk kind van God te worden (vertaald door C. J. De Vogel) Spectrum Utrecht.[[1100]]
Referenties naar alinea 23: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Het gelaat van de Zoon
24
Het wezen van de goddelijke en de menselijke natuur komt in de Evangelies helder naar voor. Ze reiken ons een aantal elementen aan die ons helpen om het 'grensgebied' van het mysterie van Jezus' zelfbewustzijn te betreden. De Kerk twijfelt er niet aan dat de evangelisten, vanuit hun geïnspireerd zijn, in staat waren, in Jezus' woorden de ware betekenis van zijn persoon te erkennen en het bewustzijn dat Hij zelf hiervan had. Is het niet juist dàt wat Lucas wil verduidelijken wanneer hij de eerste woorden van Jezus vermeldt, die Hij, toen Hij nauwelijks twaalf jaar was, in de tempel van Jeruzalem heeft uitgesproken? Jezus is er zich duidelijk van bewust, zo blijkt het, dat Hij zich in een unieke relatie bevindt met God, dat Hij namelijk de 'Zoon' is. Want wanneer zijn moeder Hem wijst op de angst en de pijn, waarmede zij en Jozef Hem hebben gezocht, antwoordt Jezus zonder aarzeling: "Waarom hebben jullie Mij gezocht? Wisten jullie niet dat Ik bij mijn Vader moest zijn?" (Lc. 2, 49)[b:Lc. 2, 49]. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Hij, eens volwassen, op een duidelijke manier over de diepte van dit mysterie spreekt. In de synoptische evangelies wordt dit veelvuldig onderlijnd (Mt. 11, 27; Lc. 1, 22)[[b:Mt. 11, 27; Lc. 1, 22]]; maar vooral in het Evangelie van Johannes. Jezus twijfelt geen ogenblik aan het bewustzijn dat Hij heeft van zichzelf: "De Vader is in mij en ik ben in de Vader" (Joh. 10, 38)[b:Joh. 10, 38].
We mogen aannemen dat terwijl "Hij een wijs en volwassen man werd, die steeds meer in de gunst kwam bij God en de mensen" (Lc. 2, 52)[b:Lc. 2, 52], stilaan ook in Hem het bewustzijn groeide van het goddelijk mysterie dat tot vervulling zou komen in zijn totaal verheerlijkte menselijkheid. Evenmin mogen we eraan twijfelen dat Jezus in zijn historisch bestaan zich reeds bewust was van zijn identiteit als Zoon van God. Johannes bevestigt en benadrukt zelfs dat Jezus juist daarom verworpen en veroordeeld werd: men zocht Hem inderdaad te doden want: "Hij tastte niet alleen de sabbat aan, Hij noemde ook nog God zijn Vader en stelde zo zichzelf met God gelijk" (Joh. 5, 18)[b:Joh. 5, 18]. In Getsemane en Golgota zal Jezus' menselijk zelfbewustzijn het pijnlijkst op de proef gesteld worden. Maar zelfs het drama van zijn lijden en zijn dood zal niet in staat zijn de serene zekerheid te ondermijnen die Hij bezit: de Zoon te zijn van de hemelse Vader.
We mogen aannemen dat terwijl "Hij een wijs en volwassen man werd, die steeds meer in de gunst kwam bij God en de mensen" (Lc. 2, 52)[b:Lc. 2, 52], stilaan ook in Hem het bewustzijn groeide van het goddelijk mysterie dat tot vervulling zou komen in zijn totaal verheerlijkte menselijkheid. Evenmin mogen we eraan twijfelen dat Jezus in zijn historisch bestaan zich reeds bewust was van zijn identiteit als Zoon van God. Johannes bevestigt en benadrukt zelfs dat Jezus juist daarom verworpen en veroordeeld werd: men zocht Hem inderdaad te doden want: "Hij tastte niet alleen de sabbat aan, Hij noemde ook nog God zijn Vader en stelde zo zichzelf met God gelijk" (Joh. 5, 18)[b:Joh. 5, 18]. In Getsemane en Golgota zal Jezus' menselijk zelfbewustzijn het pijnlijkst op de proef gesteld worden. Maar zelfs het drama van zijn lijden en zijn dood zal niet in staat zijn de serene zekerheid te ondermijnen die Hij bezit: de Zoon te zijn van de hemelse Vader.
Referenties naar alinea 24: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Het gelaat van een lijdende
25
Missie is de verkondiging van vergeving’ ->=geentekst=
Missie is de verkondiging van vergeving’ ->=geentekst=
Wanneer we Christus' gelaat beschouwen moeten we ook het meest paradoxale aspect van zijn mysterie durven onder ogen zien, zoals het zich in het uur van zijn dood op het kruis manifesteert. Voor dit dubbel aspect van het mysterie kan de mens slechts in aanbidding neerknielen.
De doodstrijd van Jezus in de Olijfhof kunnen we ons in alle scherpte voorstellen. Hij wordt overweldigd door het vooruitzicht van de beproeving die Hem wacht en, heel alleen met God, roept Hij Hem aan op zijn tedere, vertrouwvolle wijze: "Abba, Vader". Hij vraagt Hem, als het mogelijk is, deze beker van Hem weg te nemen (Mc. 14, 36)[[b:Mc. 14, 36]]. Maar de Vader schijnt de kreet van zijn Zoon niet te willen horen. Om aan de mensheid het gelaat van de Vader terug te schenken, moest Jezus niet alleen het gelaat van de mens aannemen, maar ook het "gelaat" van de zonde op zich nemen: "Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods gerechtigheid zouden worden" (2 Kor. 5, 21)[b:2 Kor. 5, 21].
Nooit zullen we de ondoorgrondelijke diepte van dit mysterie kunnen peilen. De gruwelijke scherpte van deze paradox komt tot uiting in die smartelijke kreet van schijnbare wanhoop, wanneer Jezus op het kruis uitroept: "Eloi, Eloi, lema sabachtani?". Dat betekent: "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij in de steek gelaten?" (Mc. 15, 34)[b:Mc. 15, 34]. Kan men zich een gruwelijker kwelling, een diepere duisternis voorstellen? We willen zeker niet de werkelijkheid van die onnoembare smart ontkennen, maar we mogen ook niet het volgende uit het oog verliezen: bij het beklemmende "waarom" dat Jezus tot zijn Vader richt, maakt Hij gebruik van de eerste verzen van psalm 22; die woorden moeten we begrijpen in het licht van het hele gebed waarin de psalmist in een ontroerende vermenging van gevoelens, lijden en vertrouwen samen onder woorden brengt. Want de psalm gaat inderdaad als volgt verder: "Onze vaderen vertrouwden op U, vertrouwden op U, en U hebt hen gered; Blijf niet ver van mij, want ongeluk nadert, en er is geen mens die mij helpt" (Ps. 22, 5.12)[b:Ps. 22, 5.12].
De doodstrijd van Jezus in de Olijfhof kunnen we ons in alle scherpte voorstellen. Hij wordt overweldigd door het vooruitzicht van de beproeving die Hem wacht en, heel alleen met God, roept Hij Hem aan op zijn tedere, vertrouwvolle wijze: "Abba, Vader". Hij vraagt Hem, als het mogelijk is, deze beker van Hem weg te nemen (Mc. 14, 36)[[b:Mc. 14, 36]]. Maar de Vader schijnt de kreet van zijn Zoon niet te willen horen. Om aan de mensheid het gelaat van de Vader terug te schenken, moest Jezus niet alleen het gelaat van de mens aannemen, maar ook het "gelaat" van de zonde op zich nemen: "Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods gerechtigheid zouden worden" (2 Kor. 5, 21)[b:2 Kor. 5, 21].
Nooit zullen we de ondoorgrondelijke diepte van dit mysterie kunnen peilen. De gruwelijke scherpte van deze paradox komt tot uiting in die smartelijke kreet van schijnbare wanhoop, wanneer Jezus op het kruis uitroept: "Eloi, Eloi, lema sabachtani?". Dat betekent: "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij in de steek gelaten?" (Mc. 15, 34)[b:Mc. 15, 34]. Kan men zich een gruwelijker kwelling, een diepere duisternis voorstellen? We willen zeker niet de werkelijkheid van die onnoembare smart ontkennen, maar we mogen ook niet het volgende uit het oog verliezen: bij het beklemmende "waarom" dat Jezus tot zijn Vader richt, maakt Hij gebruik van de eerste verzen van psalm 22; die woorden moeten we begrijpen in het licht van het hele gebed waarin de psalmist in een ontroerende vermenging van gevoelens, lijden en vertrouwen samen onder woorden brengt. Want de psalm gaat inderdaad als volgt verder: "Onze vaderen vertrouwden op U, vertrouwden op U, en U hebt hen gered; Blijf niet ver van mij, want ongeluk nadert, en er is geen mens die mij helpt" (Ps. 22, 5.12)[b:Ps. 22, 5.12].
Referenties naar alinea 25: 3
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Missie is de verkondiging van vergeving’ ->=geentekst=
Missie is de verkondiging van vergeving’ ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Dierbare broeders en zusters, de kreet van Jezus op het kruis is geen kreet van wanhoop maar wel het gebed van de Zoon die in liefde zijn leven aan zijn Vader aanbiedt voor het heil van allen. Op het ogenblik dat Hij onze zonden op zich neemt, "verlaten" als Hij zich voelt door zijn Vader, "geeft Hij zich over" in de handen van zijn Vader. Zijn ogen blijven op zijn Vader gevestigd. Juist omwille van de unieke kennis en ervaring die alleen Hij van God bezat, ziet Hij, zelfs in dit uur van duisternis, op een heldere manier, het gewicht van de zonde en Hij lijdt er onder. Alleen Hij, die zijn Vader ziet en er ook intens mee verbonden is, kan ten volle beseffen wat het betekent zich, in de zonde, te verzetten tegen de liefde van de Vader. Zijn lijden is dan ook veel meer dan louter lichamelijk lijden; het is eerst en vooral, en dat in veel hogere mate, een gruwelijke zielenpijn. In de theologische traditie heeft men vaak de vraag gesteld hoe het mogelijk was dat Jezus tezelfdertijd twee zo tegenstrijdige ervaringen kon beleven en verwerken: enerzijds de diepe eenheid en verbondenheid met zijn Vader, die van nature de bron is van vreugde en zaligheid, en anderzijds een doodstrijd die uitmondt in een kreet van verlatenheid. De gelijktijdige aanwezigheid van twee schijnbaar onverenigbare elementen is in werkelijkheid ingebed in de onpeilbare diepte van de hypostatische vereniging.
Referenties naar alinea 26: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Tegenover dit mysterie kan naast het theologisch onderzoek ook het patrimonium van wat we de "beleefde theologie" van de heiligen zouden kunnen noemen, ons een hulp bieden. Deze helpen ons om gemakkelijker op de intuïtie van het geloof in te gaan, vooral door de bijzondere verlichting die sommigen hebben ontvangen van de Heilige Geest of zelfs doorheen de ervaring van de vreselijke beproeving die de mystieke traditie "de donkere nacht" noemt. Vaak hebben sommige heiligen iets gelijkaardigs beleefd als de ervaring van Jezus op het kruis, in een paradoxaal samengaan van zaligheid en lijden. In haar 'Dialogue de la Divine Providence' (Dialoog van de Goddelijke Voorzienigheid), toont God de Vader aan Catharina van Siëna dat in de ziel van de heiligen tegelijkertijd vreugde en lijden aanwezig kan zijn: "En de ziel is vervuld van zaligheid en van lijden; van lijden omwille van de zonde van de mensen, van zaligheid door de vereniging en de tederheid van de liefde die haar geschonken wordt. Zo volgen ze het onbevlekte Lam, mijn enige Zoon, die op het kruis zowel zaligheid als lijden heeft gekend" Nr. 78 Catharina van Siënna, Dialogue de la Divine Providence[[918]]. Theresia van Lisieux beleeft op een gelijkaardige wijze haar doodstrijd in vereniging met Jezus' doodstrijd, want ze ervaart ook juist bij zichzelf die schijnbare tegenstrijdigheid van zaligheid en lijden die Jezus ook beleefd heeft: "In de Olijfhof had Jezus deel aan alle vreugden van de Drie-eenheid, maar zijn doodstrijd was daarom niet minder smartelijk. Het is een mysterie, maar ik kan u verzekeren dat ik er toch iets van begrijp, omdat ikzelf iets gelijkaardigs beleef" Derniers Entretiens. Le...Derniers Entretiens. Le carnet jaune, 6 juli 1897: Oeuvres complètes, Paris 1996, p. 1025.. Welk een verhelderend getuigenis! Overigens, het lijdensverhaal uit de evangelies ondersteunt de visie van de Kerk over Jezus' zelfbewustzijn, wanneer vermeld wordt dat Jezus zelfs in de diepste smart gedompeld, stervend om vergeving bidt voor zijn beulen (Lc. 23, 34)[[b:Lc. 23, 34]] terwijl Hij eveneens aan zijn Vader zijn totale kinderlijke overgave tot het uiterste aanbiedt: "Vader in uw handen beveel Ik mijn geest" (Lc. 23, 46)[b:Lc. 23, 46].
Referenties naar alinea 27: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 Het gelaat van de Verrezen Heer
28
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Weliswaar zal de Kerk nooit ophouden, zoals dit uitdrukkelijk gebeurt op Goede Vrijdag en Stille Zaterdag, het bebloede gelaat van Jezus voor ogen te houden, want in dit gelaat is Gods leven verborgen aanwezig en is het heil aan de wereld geschonken. Maar bij het beschouwen van Christus' gelaat mogen we niet blijven stilstaan bij het beeld van de gekruisigde. Hij is verrezen! "En als Christus niet is opgestaan, dan is onze prediking zonder inhoud en uw geloof leeg" (1 Kor. 15, 14)[b:1 Kor. 15, 14]. Jezus' verrijzenis was het antwoord van de Vader op zijn gehoorzaamheid, zoals geschreven staat in de brief aan de Hebreeën: "In de dagen van zijn sterfelijk leven heeft Hij onder luid geroep en onder tranen gebeden en gesmeekt tot God, die Hem uit de dood kon redden. Na de doorstane angst is Hij verhoord. Hoewel Hij Gods Zoon was, heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd; en toen Hij tot de voleinding was gekomen, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, oorzaak geworden van eeuwige redding" (Hebr. 5, 7-9)[b:Hebr. 5, 7-9]. Voortaan houdt de Kerk haar ogen gevestigd op de verrezen Christus. Ze doet dit in het voetspoor van Petrus, die na zijn verloochening bitter weende, maar zich daarna terug op weg begaf; zijn liefde voor Christus liet hij blijken met een begrijpelijk gevoel van schaamte toen hij zei "Heer, Gij weet toch dat ik U bemin" (Joh. 21, 15-17)[[b:Joh. 21, 15-17]]. Ze zet haar weg verder met de apostel Paulus, die op weg naar Damascus in een bliksemflits Christus ontmoette: "Voor mij is leven Christus en sterven winst" (Fil. 1, 21)[b:Fil. 1, 21]. Tweeduizend jaar later beleeft de Kerk die gebeurtenissen opnieuw alsof ze pas nu plaats hadden. In Christus' gelaat bewondert de Kerk, zijn Bruid, haar schat, haar bron van vreugde. "Dulcis Jesu memoria, dans vera cordis gaudia"; hoe zoet is de herinnering aan Jezus, de bron van de ware vreugde van het hart! Deze ervaring sterkt de Kerk om haar weg verder te zetten, om bij het begin van dit derde millennium Christus aan de wereld te verkondigen: "Jezus Christus is dezelfde gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid" (Hebr. 13, 8)[b:Hebr. 13, 8].
Referenties naar alinea 28: 2
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 3 Opnieuw vanuit Christus vertrekken
29
Aan Kardinaal Simonis - 150 jaar herstel hiërarchie Nederland ->=geentekst=
Eucharistisch Offermaal en het Sacrament van Verzoening ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
‘Naast verval zien we duidelijke tekenen van opleving’ ->=geentekst=
H. Bonaventura (1) - zijn leven ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
"Weet wel, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld" (Mt. 28, 20)[b:Mt. 28, 20]. Deze zekerheid, geliefde broeders en zusters, heeft de Kerk gedurende tweeduizend jaar begeleid en zij werd weer in onze harten verlevendigd door de viering van het Jubeljaar. We dienen er een vernieuwd elan voor ons christelijk leven uit te putten en er zelfs een inspirerende kracht van te maken voor ons verder op weg zijn. Bewust van de tegenwoordigheid van de Verrezen Heer onder ons, stellen wij vandaag de vraag, die tot Petrus werd gericht in Jeruzalem, onmiddellijk na zijn pinkstertoespraak: "Wat moeten wij doen?" (Hand. 2, 37)[b:Hand. 2, 37]. Wij hebben ons met optimisme en vertrouwen die vraag gesteld maar we hebben ons niet laten verleiden door een naïef perspectief dat er een magische formule zou bestaan tegenover de grote uitdagingen van onze tijd. Neen, geen formule zal ons redden, maar een Persoon en de zekerheid die ze in ons hart legt: Ik ben met u.
Het gaat er dan niet om een "nieuw programma" te ontwerpen. Het programma is er reeds; het programma dat gebaseerd is op het evangelie en de levende Traditie. Uiteindelijk is het gericht op Christus zelf: Hem dienen we te kennen, te beminnen, na te volgen om in Hem het trinitaire leven te beleven en om met Hem de geschiedenis om te vormen tot aan de voltooiing in het hemelse Jeruzalem. Het is een programma dat niet verandert met de wisseling van de tijden en culturen, zelfs al houdt het rekening met tijd en cultuur om te komen tot een waarachtige dialoog en daadwerkelijke communicatie. Dit programma van oudsher is ons programma voor het derde millennium.
Het is evenwel noodzakelijk dat het vertaald wordt in pastorale oriëntaties die aangepast zijn aan de situatie van elke gemeenschap. Het Jubeljaar bood ons de uitzonderlijke kans om gedurende enkele jaren een gemeenschappelijke weg voor heel de Kerk te bewandelen: een weg van uitdrukkelijke catechese rond het thema van de Drie-eenheid, samen met aangepaste pastorale inzet om een vruchtbare jubileumervaring mogelijk te maken. Ik ben dankbaar voor het hartelijke antwoord dat gegeven werd op de voorstellen die ik in mijn apostolische brief Tertio millennio adveniente[265] had geformuleerd. Nu er zich niet meer een onmiddellijk objectief aandient, staan we voor de brede en veeleisende horizon van de gewone pastoraal. Midden de universele en onvervreemdbare gegevens, is het noodzakelijk dat het unieke programma van het Evangelie gestalte krijgt in iedere kerkelijke realiteit, zoals het altijd al is geweest. Precies in de lokale Kerken kunnen de concrete elementen van een programma vastgelegd worden - doelstellingen en werkmethodes, vorming en waardering van het personeel, het zoeken naar de vereiste middelen, - die het mogelijk maken om bij de verkondiging van Christus mensen te bereiken, gemeenschappen te vormen en naar de diepte toe te handelen door te getuigen van de evangelische waarden over maatschappij en cultuur.
Ik roep dus met klem de herders van de lokale Kerken op, om geholpen door de verschillende geledingen van het godsvolk, met vertrouwen de etappes van de komende weg uit te tekenen en hierbij de opties van elke diocesane gemeenschap in harmonie te brengen met deze van de naburige Kerken en met deze van de universele Kerk.
Deze harmonie zal bevorderd worden door collegiaal te werken, zoals dit vandaag vanzelfsprekend is geworden voor de bisschoppen in de Bisschoppenconferenties en in de Synodes. Ligt hierin ook niet de betekenis van de continentale bijeenkomsten van de Bisschoppensynode, die de voorbereiding van het Jubeljaar gestalte gaven, door de grondlijnen uit te stippelen voor de actuele verkondiging van het Evangelie in een veelvoudige context en in verschillende culturen? Laten wij dit rijk patrimonium niet vallen, maar concreet operationeel maken.
We staan dus voor het heropnemen van een bezielend pastoraal werk. Een werk waar wij allen bij betrokken zijn. Graag wil ik toch enkele pastorale prioriteiten aangeven voor een gemeenschappelijke opbouw en oriëntatie. Vanuit de ondervinding van het Jubeljaar zijn ze voor mij heel duidelijk geworden.
Het gaat er dan niet om een "nieuw programma" te ontwerpen. Het programma is er reeds; het programma dat gebaseerd is op het evangelie en de levende Traditie. Uiteindelijk is het gericht op Christus zelf: Hem dienen we te kennen, te beminnen, na te volgen om in Hem het trinitaire leven te beleven en om met Hem de geschiedenis om te vormen tot aan de voltooiing in het hemelse Jeruzalem. Het is een programma dat niet verandert met de wisseling van de tijden en culturen, zelfs al houdt het rekening met tijd en cultuur om te komen tot een waarachtige dialoog en daadwerkelijke communicatie. Dit programma van oudsher is ons programma voor het derde millennium.
Het is evenwel noodzakelijk dat het vertaald wordt in pastorale oriëntaties die aangepast zijn aan de situatie van elke gemeenschap. Het Jubeljaar bood ons de uitzonderlijke kans om gedurende enkele jaren een gemeenschappelijke weg voor heel de Kerk te bewandelen: een weg van uitdrukkelijke catechese rond het thema van de Drie-eenheid, samen met aangepaste pastorale inzet om een vruchtbare jubileumervaring mogelijk te maken. Ik ben dankbaar voor het hartelijke antwoord dat gegeven werd op de voorstellen die ik in mijn apostolische brief Tertio millennio adveniente[265] had geformuleerd. Nu er zich niet meer een onmiddellijk objectief aandient, staan we voor de brede en veeleisende horizon van de gewone pastoraal. Midden de universele en onvervreemdbare gegevens, is het noodzakelijk dat het unieke programma van het Evangelie gestalte krijgt in iedere kerkelijke realiteit, zoals het altijd al is geweest. Precies in de lokale Kerken kunnen de concrete elementen van een programma vastgelegd worden - doelstellingen en werkmethodes, vorming en waardering van het personeel, het zoeken naar de vereiste middelen, - die het mogelijk maken om bij de verkondiging van Christus mensen te bereiken, gemeenschappen te vormen en naar de diepte toe te handelen door te getuigen van de evangelische waarden over maatschappij en cultuur.
Ik roep dus met klem de herders van de lokale Kerken op, om geholpen door de verschillende geledingen van het godsvolk, met vertrouwen de etappes van de komende weg uit te tekenen en hierbij de opties van elke diocesane gemeenschap in harmonie te brengen met deze van de naburige Kerken en met deze van de universele Kerk.
Deze harmonie zal bevorderd worden door collegiaal te werken, zoals dit vandaag vanzelfsprekend is geworden voor de bisschoppen in de Bisschoppenconferenties en in de Synodes. Ligt hierin ook niet de betekenis van de continentale bijeenkomsten van de Bisschoppensynode, die de voorbereiding van het Jubeljaar gestalte gaven, door de grondlijnen uit te stippelen voor de actuele verkondiging van het Evangelie in een veelvoudige context en in verschillende culturen? Laten wij dit rijk patrimonium niet vallen, maar concreet operationeel maken.
We staan dus voor het heropnemen van een bezielend pastoraal werk. Een werk waar wij allen bij betrokken zijn. Graag wil ik toch enkele pastorale prioriteiten aangeven voor een gemeenschappelijke opbouw en oriëntatie. Vanuit de ondervinding van het Jubeljaar zijn ze voor mij heel duidelijk geworden.
Referenties naar alinea 29: 7
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=Aan Kardinaal Simonis - 150 jaar herstel hiërarchie Nederland ->=geentekst=
Eucharistisch Offermaal en het Sacrament van Verzoening ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
‘Naast verval zien we duidelijke tekenen van opleving’ ->=geentekst=
H. Bonaventura (1) - zijn leven ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 De heiligheid
30
Martyrologium Romanum ->=geentekst=
Het Sacrament van Boete en Verzoening ook voor de priester van groot belang ->=geentekst=
Eerst en vooral aarzel ik niet te zeggen dat iedere pastoraal dient te gebeuren in het perspectief van de heiligheid. Is dit niet de uiteindelijke betekenis van de jubileumaflaat als een bijzondere genade, door Christus aangeboden, opdat het leven van elke gedoopte in de diepte zou gezuiverd en vernieuwd worden?
Ik wens dat velen die aan het jubileum deelgenomen hebben, deze genade ontvangen hebben, in het bewustzijn van haar veeleisend karakter. Nu het Jubeljaar voorbij is, herneemt het leven zijn gewone gang, maar het oproepen tot heiligheid blijft meer dan ooit een pastorale noodzaak.
Daartoe dienen we hoofdstuk V van de dogmatische Constitutie over de Kerk, Lumen Gentium[617], gewijd aan "de universele oproep tot heiligheid", in zijn volle betekenis te herontdekken. Als de concilievaders zoveel belang aan dit onderwerp hebben gehecht, was het niet om een soort spirituele noot aan de ecclesiologie toe te voegen, maar veeleer om een intrinsieke en eigen dynamiek in het daglicht te stellen. De herontdekking van de Kerk als "mysterie", dat wil zeggen als "het verenigde volk dat deel heeft aan de eenheid van Vader, Zoon en de heilige Geest",23: PL 4, 553[[1778|+54]] vgl: Lumen Gentium, 4[[[617|4]]] kon alleen maar leiden tot de herontdekking van haar "heiligheid". Heiligheid, in de fundamentele zin van het woord als het toebehoren aan Hem, die de Heilige is bij uitstek, de "driemaal Heilige" (Jes. 6, 3)[[b:Jes. 6, 3]]. Zeggen dat de Kerk heilig is, betekent dat we haar gezicht als Bruid van Christus tonen, voor wie Hij zich heeft overgeleverd, juist om haar te heiligen (Ef. 5, 25-26)[[b:Ef. 5, 25-26]]. Deze gave die we 'objectief' kunnen noemen, wordt iedere gedoopte aangeboden.
Maar de gave houdt op haar beurt een opdracht in die heel ons christelijk leven moet bepalen "want dit is de wil van God: dat u zich heiligt" (1 Tess. 4, 3)[b:1 Tess. 4, 3]. Het gaat om een engagement dat zich niet beperkt tot sommige christenen: "Alle christengelovigen, tot welke stand of staat zij ook behoren, zijn geroepen tot de volheid van het christelijk leven en de volmaaktheid van de liefde". Lumen Gentium, 40[[617|40]]
Ik wens dat velen die aan het jubileum deelgenomen hebben, deze genade ontvangen hebben, in het bewustzijn van haar veeleisend karakter. Nu het Jubeljaar voorbij is, herneemt het leven zijn gewone gang, maar het oproepen tot heiligheid blijft meer dan ooit een pastorale noodzaak.
Daartoe dienen we hoofdstuk V van de dogmatische Constitutie over de Kerk, Lumen Gentium[617], gewijd aan "de universele oproep tot heiligheid", in zijn volle betekenis te herontdekken. Als de concilievaders zoveel belang aan dit onderwerp hebben gehecht, was het niet om een soort spirituele noot aan de ecclesiologie toe te voegen, maar veeleer om een intrinsieke en eigen dynamiek in het daglicht te stellen. De herontdekking van de Kerk als "mysterie", dat wil zeggen als "het verenigde volk dat deel heeft aan de eenheid van Vader, Zoon en de heilige Geest",23: PL 4, 553[[1778|+54]] vgl: Lumen Gentium, 4[[[617|4]]] kon alleen maar leiden tot de herontdekking van haar "heiligheid". Heiligheid, in de fundamentele zin van het woord als het toebehoren aan Hem, die de Heilige is bij uitstek, de "driemaal Heilige" (Jes. 6, 3)[[b:Jes. 6, 3]]. Zeggen dat de Kerk heilig is, betekent dat we haar gezicht als Bruid van Christus tonen, voor wie Hij zich heeft overgeleverd, juist om haar te heiligen (Ef. 5, 25-26)[[b:Ef. 5, 25-26]]. Deze gave die we 'objectief' kunnen noemen, wordt iedere gedoopte aangeboden.
Maar de gave houdt op haar beurt een opdracht in die heel ons christelijk leven moet bepalen "want dit is de wil van God: dat u zich heiligt" (1 Tess. 4, 3)[b:1 Tess. 4, 3]. Het gaat om een engagement dat zich niet beperkt tot sommige christenen: "Alle christengelovigen, tot welke stand of staat zij ook behoren, zijn geroepen tot de volheid van het christelijk leven en de volmaaktheid van de liefde". Lumen Gentium, 40[[617|40]]
Referenties naar alinea 30: 3
Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=Martyrologium Romanum ->=geentekst=
Het Sacrament van Boete en Verzoening ook voor de priester van groot belang ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
"Wij zijn gekomen om Hem te aanbidden" ->=geentekst=
Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Bij de viering van de Vespers met priesters, religieuzen, seminaristen en diakens ->=geentekst=
“Laten wij elkaar in het oog houden om met elkaar te wedijveren in liefde en daden van liefde” (Heb. 10, 24) ->=geentekst=
Brief aan de Priesters van de hele wereld ->=geentekst=
Het Sacrament van Boete en Verzoening ook voor de priester van groot belang ->=geentekst=
Roepingen, getuigenis van de waarheid ->=geentekst=
Deze elementaire waarheid in herinnering brengen en er het fundament van de pastorale programmatie van maken bij het begin van het nieuw millennium, kan op het eerste zicht de schijn wekken weinig operationeel te zijn. Is het mogelijk de heiligheid te "programmeren"? Welke betekenis kan dit woord hebben in een pastoraal plan? De pastorale programmatie in het teken van de heiligheid stellen, is in de praktijk een keuze met vergaande gevolgen. Het drukt de overtuiging uit dat, indien het doopsel ons waarlijk binnenvoert in de heiligheid van God, door de opname in Christus en de inwoning van zijn Geest, het een misvatting zou zijn tevreden te zijn met een middelmatig leven vanuit een minimalistische ethiek en een oppervlakkige godsdienstigheid. Als men aan een doopleerling de vraag stelt: "Wil je gedoopt worden?", vraagt men hem tezelfdertijd: "Wil je heilig worden?". Dit betekent hem het radicaal karakter van de Bergrede voorhouden. "Jullie zullen dus onverdeeld goed zijn, zoals jullie hemelse Vader onverdeeld goed is" (Mt. 5, 48)[b:Mt. 5, 48].
Zoals het Concilie het zelf uitdrukte, mag men dit volmaaktheidsideaal niet verkeerd opvatten, alsof het een uitzonderlijke manier van leven zou veronderstellen die slechts voor enkele 'genieën' in de heiligheid zou haalbaar zijn. De wegen naar de heiligheid zijn veelvuldig en op de maat van ieders roeping. Ik dank de Heer, die mij de mogelijkheid schonk, om de voorbije jaren talrijke christenen zalig en heilig te verklaren. Hierbij waren er veel leken die heilig werden in de meest gewone levensomstandigheden. Het wordt tijd om opnieuw aan allen vastberaden de 'hoge waarde' van het dagdagelijkse christelijke leven voor te houden: heel het leven van de kerkelijke gemeenschap en van christelijke families moet zich in deze richting ontwikkelen. Het is evenwel vanzelfsprekend dat iedere weg naar heiligheid persoonlijk is, en dat het een echte pedagogie van de heiligheid vereist, die in staat is zich aan te passen aan het ritme van elke persoon. In deze pedagogie zullen in het rijke aanbod aan eenieder, de traditionele vormen van persoonlijke - en groepszorg dienen samen te gaan met de recentere vormen, aangereikt door verenigingen en bewegingen die door de Kerk erkend zijn.
Zoals het Concilie het zelf uitdrukte, mag men dit volmaaktheidsideaal niet verkeerd opvatten, alsof het een uitzonderlijke manier van leven zou veronderstellen die slechts voor enkele 'genieën' in de heiligheid zou haalbaar zijn. De wegen naar de heiligheid zijn veelvuldig en op de maat van ieders roeping. Ik dank de Heer, die mij de mogelijkheid schonk, om de voorbije jaren talrijke christenen zalig en heilig te verklaren. Hierbij waren er veel leken die heilig werden in de meest gewone levensomstandigheden. Het wordt tijd om opnieuw aan allen vastberaden de 'hoge waarde' van het dagdagelijkse christelijke leven voor te houden: heel het leven van de kerkelijke gemeenschap en van christelijke families moet zich in deze richting ontwikkelen. Het is evenwel vanzelfsprekend dat iedere weg naar heiligheid persoonlijk is, en dat het een echte pedagogie van de heiligheid vereist, die in staat is zich aan te passen aan het ritme van elke persoon. In deze pedagogie zullen in het rijke aanbod aan eenieder, de traditionele vormen van persoonlijke - en groepszorg dienen samen te gaan met de recentere vormen, aangereikt door verenigingen en bewegingen die door de Kerk erkend zijn.
Referenties naar alinea 31: 9
Roeping tot heiligheid ->=geentekst="Wij zijn gekomen om Hem te aanbidden" ->=geentekst=
Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Bij de viering van de Vespers met priesters, religieuzen, seminaristen en diakens ->=geentekst=
“Laten wij elkaar in het oog houden om met elkaar te wedijveren in liefde en daden van liefde” (Heb. 10, 24) ->=geentekst=
Brief aan de Priesters van de hele wereld ->=geentekst=
Het Sacrament van Boete en Verzoening ook voor de priester van groot belang ->=geentekst=
Roepingen, getuigenis van de waarheid ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Het gebed
32
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=
Spiritus et Sponsa ->=geentekst=
Bron van christelijk gebed (deel 1) ->=geentekst=
Voor deze pedagogie van de heiligheid is er een christendom nodig dat zich in de eerste plaats onderscheidt door de kunst van het gebed. Het Jubeljaar is een jaar geweest van meer intens persoonlijk en gemeenschappelijk gebed. Maar wij weten ook dat het gebed niet vanzelfsprekend is. Bidden moeten we leren en net als de eerste leerlingen moeten we telkens opnieuw aan de goddelijke Leermeester deze kunst vragen: "Heer, leer ons bidden" (Lc. 11, 1)[b:Lc. 11, 1]. In het gebed voltrekt zich de dialoog met Christus die ons tot zijn vertrouwelingen maakt: "Laten we met elkaar verbonden blijven, jullie en Ik" (Joh. 15, 4)[b:Joh. 15, 4]. Deze wederkerigheid is het wezen zelf, de ziel van het christelijk leven en zij is de voorwaarde van elk authentiek pastoraal leven. Zij is in ons tot stand gebracht door de heilige Geest en opent ons, door en in Christus, voor de beschouwing van het gelaat van de Vader. Deze drievuldigheidslogica van het christelijk gebed aanleren, door haar vóór alles in de liturgie ten volle te beleven, hoogtepunt en bron van het kerkelijk leven vgl: Sacrosanctum Concilium, 10[[[570|10]]], maar ook in de persoonlijke gebedservaring, dat is het geheim van een werkelijk vitaal christendom dat geen enkel motief heeft om de toekomst met vrees tegemoet te zien, omdat het voortdurend tot de bron terugkeert en er zich in vernieuwt.
Referenties naar alinea 32: 5
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=
Spiritus et Sponsa ->=geentekst=
Bron van christelijk gebed (deel 1) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Roepingenzondag 2004 ->=geentekst=
Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=
"Niets stellen boven Christus..." ->=geentekst=
Origenes van Alexandrië (2) - zijn denken ->=geentekst=
H. Alfonsus van Liguori ->=geentekst=
Is het feit dat we heden ten dage in de wereld - ondanks de gestage ontwikkeling van de secularisatie - een diffuse nood aan spiritualiteit vaststellen, die zich grotendeels uitdrukt in een vernieuwde nood aan gebed, niet een "teken van de tijd"? De andere godsdiensten die nu ook rijkelijk aanwezig zijn in de streken die vroeger traditioneel christelijk waren, bieden eveneens hun antwoord op deze vraag, vaak in aantrekkelijke vormen. Wij die de genade bezitten in Christus te geloven, Openbaring van de Vader en Verlosser van de wereld, wij hebben de plicht te tonen tot welke diepte de verbondenheid met Hem kan leiden. De grote mystieke traditie van de Kerk, zowel in het Oosten als in het Westen, kan ons op dat gebied veel leren. Zij toont hoe het gebed als een echte liefdesdialoog kan uitgroeien en de menselijke persoon totaal laat opgaan in de goddelijke Geliefde, beroerd door het contact met de Geest, en zich kinderlijk toevertrouwend aan het hart van de Vader. Dan hebben we een levendige ervaring van Christus' belofte ; "Wie mij liefheeft zal ondervinden hoe de Vader hém liefheeft, en ook Ik zal hem liefhebben en Mij aan hem openbaren" (Joh. 14, 21)[b:Joh. 14, 21]. Het gaat om een weg die totaal gedragen is door de genade, maar evenwel een sterk geestelijk engagement vereist en ook pijnlijke uitzuiveringen (de "donkere nacht") kent, maar die onder verschillende vormen tot onuitsprekelijke vreugde leidt, door de mystici beleefd als "eenheid met de Bruidegom". Kunnen wij, temidden van zoveel lichtende getuigenissen, de leer vergeten van Sint Jan van het Kruis en van de Heilige Theresia van Avila?
Ja, geliefde broeders en zusters, onze christelijke gemeenschappen moeten "authentieke scholen" van gebed worden, waar de ontmoeting met Christus niet alleen tot uitdrukking komt in het smeken om hulp, maar ook in dankzegging, lof, aanbidding, contemplatie, luisterbereidheid, vurige genegenheid tot en met een waarachtige 'dwaasheid' van het hart. Het gaat dus om een intens gebed dat zich nochtans niet afkeert van het engagement in de tijd: het hart openen voor Gods liefde opent het ook voor de liefde tot de broeders en stelt het in staat geschiedenis te schrijven volgens Gods plan vgl: Orationis formas[[[3070]]].
Ja, geliefde broeders en zusters, onze christelijke gemeenschappen moeten "authentieke scholen" van gebed worden, waar de ontmoeting met Christus niet alleen tot uitdrukking komt in het smeken om hulp, maar ook in dankzegging, lof, aanbidding, contemplatie, luisterbereidheid, vurige genegenheid tot en met een waarachtige 'dwaasheid' van het hart. Het gaat dus om een intens gebed dat zich nochtans niet afkeert van het engagement in de tijd: het hart openen voor Gods liefde opent het ook voor de liefde tot de broeders en stelt het in staat geschiedenis te schrijven volgens Gods plan vgl: Orationis formas[[[3070]]].
Referenties naar alinea 33: 8
Roeping tot heiligheid ->=geentekst=Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=
Roepingenzondag 2004 ->=geentekst=
Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=
"Niets stellen boven Christus..." ->=geentekst=
Origenes van Alexandrië (2) - zijn denken ->=geentekst=
H. Alfonsus van Liguori ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=
H. Alfonsus van Liguori ->=geentekst=
Uiteraard worden gelovigen die een specifieke roeping tot een Godgewijd leven hebben ontvangen, op een bijzondere wijze tot gebed uitgenodigd. Deze roeping maakt hen ontvankelijker voor een contemplatieve ervaring en het is belangrijk dat zij er zich met edelmoedige toewijding op toeleggen. Maar men vergist zich als men denkt dat eenvoudige christenen het kunnen stellen met een oppervlakkig gebed dat niet in staat zou zijn hun leven te vervullen. In een tijd dat het geloof sterk wordt uitgedaagd, zijn middelmatige christenen, 'christenen in gevaar'. Zij lopen inderdaad het gevaar dat hun geloof geleidelijk verzwakt en dat ze zich laten verleiden tot allerlei religieuze surrogaten en zelfs extravagante vormen van bijgeloof. De opvoeding tot gebed wordt uiterst belangrijk in ieder pastoraal programma. Persoonlijk voorzie ik tijdens de catecheses op woensdag een bezinning over de psalmen, te beginnen met deze van de lauden waarmee het openbaar gebed van de Kerk ons uitnodigt onze dag toe te wijden en te oriënteren. Hoe mooi zou het zijn als niet alleen de religieuze communiteiten maar ook de parochiale gemeenschappen steeds meer van een gebedsklimaat zouden doordrongen zijn! Met het nodige doorzicht dient men de volkse gebedsvormen te herwaarderen en vooral tot liturgisch gebed op te voeden. Een dag van de christelijke gemeenschap, waarop de vele vormen van pastoraal en getuigenis in de wereld worden samengebracht in een Eucharistieviering met eventueel het bidden van lauden en vespers, is wellicht meer het overwegen waard dan men in het algemeen denkt. De ervaring van vele christelijk geëngageerde groepen, die voor het merendeel uit leken bestaan, bevestigt dit.
Referenties naar alinea 34: 3
Rosarium Virginis Mariae ->=geentekst=Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=
H. Alfonsus van Liguori ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De zondags Eucharistie
35
De grootste aandacht moet dus gaan naar de liturgie, "het hoogtepunt waarnaar de Kerk in al haar handelen streeft, en tevens de bron waaruit al haar kracht voortvloeit". Sacrosanctum Concilium, 10[[570|10]] In de twintigste eeuw, vooral sinds het Concilie, was er grote vooruitgang in de manier waarop de christelijke gemeenschap de sacramenten viert, vooral de Eucharistie. In die richting moeten we verdergaan en vooral belang hechten aan de Eucharistie op zondag en aan de zondag zelf, als een bijzondere dag van geloof, dag van de verrezen Heer en van de gave van de Geest, een echt wekelijks Pasen.Dies Domini, 19[[402|19]] Sinds tweeduizend jaar ritmeert de herinnering aan die "eerste dag na de sabbat" (Mc. 16, 2.9; Lc. 24, 1; Joh. 20, 1)[[b:Mc. 16, 2.9; Lc. 24, 1; Joh. 20, 1]] waarop de verrezen Christus aan de apostelen de gave van de Geest en de vrede schonk (Joh. 20, 19-23)[[b:Joh. 20, 19-23]] de christelijke tijd. De werkelijkheid van Christus' verrijzenis is het oorspronkelijk gegeven waarop het christelijk geloof steunt (1 Kor. 15, 14)[[b:1 Kor. 15, 14]], een gebeurtenis die in het centrum van het mysterie van de tijd staat en die een voorafbeelding is van de jongste dag waarop Christus in zijn heerlijkheid zal wederkeren. Wij weten niet welke gebeurtenissen ons wachten in het millennium dat aanbreekt, maar wij zijn zeker dat Christus het stevig in zijn handen draagt, Hij, de "Koning der koningen en Heer der heren" (Openb. 19, 16)[b:Openb. 19, 16]. Door zijn Pasen niet alleen een keer per jaar maar elke zondag te vieren, wil de Kerk aan "iedere generatie laten zien wat de spil van de geschiedenis is, waaraan het mysterie van de oorsprong en dat van de uiteindelijke bestemming van de wereld verbonden zijn". Dies Domini, 2[[402|2]]
Referenties naar alinea 35: 1
Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Zoals ik het reeds deed in de apostolische brief 'Dies Domini[402]' zou ik dus willen aandringen opdat de deelname aan de Eucharistie voor elke gedoopte werkelijk het hart van de zondag zou zijn. Het is een engagement dat men niet mag loslaten, niet enkel om aan een gebod te voldoen, maar omdat het noodzakelijk is voor ieder bewust en consequent christelijk leven. Wij treden een millennium binnen dat gekenmerkt zal zijn door een sterke vermenging van culturen en religies, zelfs in de landen waar het christendom van oudsher aanwezig is. In vele streken zijn of worden de christenen een "kleine kudde" (Lc. 12, 32)[b:Lc. 12, 32]. Dit plaatst hen voor de uitdaging om specifieke aspecten van hun identiteit sterker te beleven in de eenzaamheid en in moeilijke omstandigheden. De zondagsplicht heeft hiermee te maken. Christenen worden elke week als familie van God samengebracht rond de tafel van het Woord en het Brood des Levens. De zondagseucharistie is dan ook het meest natuurlijk tegengif tegen de vereenzaming. Zij is de bevoorrechte plaats waar telkens opnieuw de communio wordt verkondigd en onderhouden. Precies door de deelname aan de Eucharistie wordt de dag van de Heer ook de dag van de Kerk vgl: Dies Domini, 35[[[402|35]]] die zo op krachtige wijze haar rol van sacrament van de eenheid kan uitoefenen.
Referenties naar alinea 36: 1
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Het sacrament van de Verzoening
37
Ik vraag ook dringend om met een nieuwe pastorale moed in de dagelijkse pedagogie van de christelijke gemeenschappen de praktijk van het sacrament van de verzoening op een overtuigende en daadwerkelijke manier te bevorderen. In 1984 handelde de postsynodale exhortatie Reconciliatio et paenitentia[759] hierover. Ze was het resultaat van de bijeenkomst van de Bisschoppensynode over deze kwestie. Ik deed toen een oproep om alle mogelijke inspanningen te leveren om het hoofd te bieden aan de crisis van 'het zondebesef' in de huidige cultuur. Reconciliatio et paenitentia, 18[[759|18]] Maar meer nog heb ik u uitgenodigd om Christus te ontdekken als mysterium pietatis. Want in Hem toont God zijn medelijdend hart en worden wij met Hem verzoend. Wij dienen opnieuw het gelaat van Christus te ontdekken, ook in het boetesacrament, als "de gewone weg om vergiffenis te bekomen en kwijtschelding van de zware zonden die na het doopsel werden bedreven". Reconciliatio et paenitentia, 18[[759|18]] Toen de Synode, waarover ik zojuist sprak, dit probleem aansneed, hadden allen de crisis van het sacrament voor ogen, vooral in bepaalde delen van de wereld. De motieven die aan de grondslag van deze crisis lagen, zijn in deze korte tussentijd, niet verdwenen. Vooral in dit Jubeljaar hebben velen opnieuw hun toevlucht genomen tot de sacramentele boetvaardigheid. Deze bemoedigende evolutie mogen we niet verloren laten gaan. Als vele gelovigen, en in het bijzonder talrijke jongeren, met vrucht dit sacrament ontvingen, is het waarschijnlijk nodig dat de herders met meer vertrouwen, creativiteit en volharding het opnieuw aanreiken en in zijn waarde herstellen. We mogen het niet opgeven, beste broeders in het priesterschap, in tijden van crisis! De gaven van de Heer - en de sacramenten zijn de meest kostbare - komen van Hem die het hart van de mensen goed kent en die Heer van de geschiedenis is.
Referenties naar alinea 37: 1
Misericordia Dei ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Het primaat van de genade
38
De pastorale programmering die ruim plaats wil geven aan het persoonlijk en gemeenschappelijk gebed, zal een wezenlijk aspect eerbiedigen van het christelijk leven: het primaat van de genade. Steeds weer worden we bekoord om in iedere pastorale actie de resultaten afhankelijk te maken van onze bekwaamheid en programmering. Natuurlijk vraagt God dat we echt meewerken met zijn genade en nodigt Hij ons uit om alle hulpmiddelen van verstand en wil ten dienste te stellen van het koninkrijk. Maar wij dienen er ons voor te hoeden te vergeten dat "wij zonder Christus niets kunnen doen" (Joh. 15, 5)[[b:Joh. 15, 5]].
Het gebed doet ons precies in deze waarheid leven. Het herinnert er ons steeds aan dat Christus in het centrum staat van ons innerlijk leven en van de heiligheid. Als we dit principe niet eerbiedigen, moeten we niet verwonderd zijn dat pastorale projecten mislukken en dat ze ontmoediging en frustratie in ons hart achterlaten. Wij ervaren dan wat de leerlingen meemaakten in de evangelieperikoop over de wonderbare visvangst : "De hele nacht hebben wij ons al afgetobd zonder iets te vangen" (Lc. 5, 5)[b:Lc. 5, 5]. Dit is het uur van geloof, van gebed, van dialoog met God, die het hart opent voor de genadestroom en die het mogelijk maakt dat het woord van Christus ons in al zijn kracht doordringt: Duc in altum! Bij deze visvangst was het Petrus die woorden van geloof sprak: "Op uw woord zal ik de netten uitgooien" (Lc. 5, 5)[b:Lc. 5, 5]. Vandaag is het de opvolger van Petrus, die bij het begin van dit millennium de hele Kerk uitnodigt om deze geloofsdaad te stellen, vanuit een vernieuwde inzet voor het gebed.
Het gebed doet ons precies in deze waarheid leven. Het herinnert er ons steeds aan dat Christus in het centrum staat van ons innerlijk leven en van de heiligheid. Als we dit principe niet eerbiedigen, moeten we niet verwonderd zijn dat pastorale projecten mislukken en dat ze ontmoediging en frustratie in ons hart achterlaten. Wij ervaren dan wat de leerlingen meemaakten in de evangelieperikoop over de wonderbare visvangst : "De hele nacht hebben wij ons al afgetobd zonder iets te vangen" (Lc. 5, 5)[b:Lc. 5, 5]. Dit is het uur van geloof, van gebed, van dialoog met God, die het hart opent voor de genadestroom en die het mogelijk maakt dat het woord van Christus ons in al zijn kracht doordringt: Duc in altum! Bij deze visvangst was het Petrus die woorden van geloof sprak: "Op uw woord zal ik de netten uitgooien" (Lc. 5, 5)[b:Lc. 5, 5]. Vandaag is het de opvolger van Petrus, die bij het begin van dit millennium de hele Kerk uitnodigt om deze geloofsdaad te stellen, vanuit een vernieuwde inzet voor het gebed.
Referenties naar alinea 38: 1
Ad Limina-bezoek Belgische Bisschoppen 2003 - Afsluiting ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 Luisteren naar het Woord
39
De Kerk en internet ->=geentekst=
Ongetwijfeld zijn het primaat van de heiligheid en het gebed slechts mogelijk vanuit een vernieuwd beluisteren van Gods woord. Het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] heeft de uitzonderlijke betekenis van Gods woord voor het leven van de Kerk onderlijnd. Sindsdien werd er heel wat vooruitgang gemaakt in het onafgebroken beluisteren en aandachtig lezen van de Heilige Schrift. De eerbied die ze verdient, blijkt uit haar plaats in het officieel gebed van de Kerk. De gelovigen en de religieuze gemeenschappen zijn meer en meer vertrouwd geraakt met de Heilige Schrift en vele leken hebben er zich door theologische en bijbelse studies op toegelegd. Vooral de evangelisatie en de catechese kreeg een nieuwe impuls vanuit de aandacht voor het Woord van God. Geliefde broeders en zusters, we dienen deze evolutie te verstevigen en te verdiepen en de Bijbel meer te verspreiden in de families. Het is vooral noodzakelijk dat het beluisteren van het Woord uitgroeit tot een levende ontmoeting en dat de antieke en de altijd actuele traditie van de lectio divina ons in staat stelt, doorheen de Bijbeltekst, het levende woord te vatten dat ons oproept, oriënteert en ons bestaan vorm geeft.
Referenties naar alinea 39: 2
Ad Limina-bezoek Belgische Bisschoppen 2003 - Afsluiting ->=geentekst=De Kerk en internet ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 7 Het Woord verkondigen
40
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Migratie en nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Aan het pelgrimerende volk van God in Duitsland ->=geentekst=
Ons voeden met het Woord, opdat wij "dienaars van het Woord" zouden zijn in zending en evangelisatie, is zeker bij het begin van het nieuwe millennium, een prioriteit voor de Kerk. We dienen er voortaan van uit te gaan dat ook in landen met een oude evangelisatie, de tijd waarin men sprak over een 'christelijke samenleving' voorbij is, een samenleving die ondanks haar vele zwakheden, eigen aan het menselijke, zich uitdrukkelijk bekende tot de evangelische waarden. Vandaag dient men moedig een situatie onder ogen te zien die steeds meer gediversifieerd en indringender wordt, en zich voltrekt in een context van mondialisering en een wisselende mozaïek van volkeren en culturen. De voorbije jaren heb ik vele keren opgeroepen tot een nieuwe evangelisatie. Vandaag herhaal ik deze oproep en nodig u uit om het elan van het eerste begin te versterken en u te laten doordringen van de ijver van de apostolische prediking na Pinksteren. Mogen we bezield worden door de woorden van Paulus: "Wee mij als ik het evangelie niet verkondigde" (1 Kor. 9, 16)[b:1 Kor. 9, 16]. Deze passie kan enkel een nieuwe missionaire geest in de Kerk oproepen die niet enkel de zaak van een groep 'specialisten' zal zijn maar die de verantwoordelijkheid van alle leden van het Godsvolk dient te engageren. Wie Christus werkelijk ontmoet heeft, kan dit niet voor zichzelf houden; hij moet Hem verkondigen. We dienen tot een nieuw apostolisch elan te komen dat beleefd wordt als een dagelijks engagement van gemeenschappen en christelijke groepen. Dit zal echter dienen te gebeuren in respect voor de eigen weg die ieder persoon in het geloof gaat en met aandacht voor de verschillende culturen waarin de christelijke boodschap gestalte krijgt op die wijze dat de eigen waarden van ieder volk niet ontkend maar uitgezuiverd en tot volheid worden gebracht.
Het christendom van het derde millennium zal steeds meer rekening dienen te houden met deze eis tot inculturatie. Het zal tegelijkertijd zichzelf blijven in absolute trouw aan de evangelische boodschap en de kerkelijke traditie, en het gelaat aannemen van de ontelbare culturen en volkeren waar het aangenomen en geworteld is. In dit Jubeljaar hebben wij ons vooral verheugd over de schoonheid van het veelvormige gelaat van de Kerk. Het is wellicht maar een begin, een nauwelijks ontworpen icoon van de toekomst die Gods Geest ons voorbereidt.
We dienen met vertrouwen Christus aan allen te verkondigen: aan volwassenen, families, jongeren, kinderen, zonder de meest radicale eisen van de evangelische boodschap te verzwijgen. Toch dienen we rekening te houden met de gevoeligheden en de taal van eenieder, naar het voorbeeld van Paulus: "Ik ben alles wat je maar wilt om in elk geval een paar mensen te redden" (1 Kor. 9, 22)[b:1 Kor. 9, 22]. Terwijl ik deze aanbevelingen formuleer, denk ik vooral aan de jongerenpastoraal. Zoals ik reeds zei, gaven de jongeren in het Jubeljaar blijk van een edelmoedige openheid. Wij moeten dit hartverwarmend getuigenis naar waarde schatten en hun enthousiasme ruimte geven als een nieuw talent (Mt. 25, 15)[[b:Mt. 25, 15]] dat de Heer ons toevertrouwt opdat wij het vrucht laten dragen.
Het christendom van het derde millennium zal steeds meer rekening dienen te houden met deze eis tot inculturatie. Het zal tegelijkertijd zichzelf blijven in absolute trouw aan de evangelische boodschap en de kerkelijke traditie, en het gelaat aannemen van de ontelbare culturen en volkeren waar het aangenomen en geworteld is. In dit Jubeljaar hebben wij ons vooral verheugd over de schoonheid van het veelvormige gelaat van de Kerk. Het is wellicht maar een begin, een nauwelijks ontworpen icoon van de toekomst die Gods Geest ons voorbereidt.
We dienen met vertrouwen Christus aan allen te verkondigen: aan volwassenen, families, jongeren, kinderen, zonder de meest radicale eisen van de evangelische boodschap te verzwijgen. Toch dienen we rekening te houden met de gevoeligheden en de taal van eenieder, naar het voorbeeld van Paulus: "Ik ben alles wat je maar wilt om in elk geval een paar mensen te redden" (1 Kor. 9, 22)[b:1 Kor. 9, 22]. Terwijl ik deze aanbevelingen formuleer, denk ik vooral aan de jongerenpastoraal. Zoals ik reeds zei, gaven de jongeren in het Jubeljaar blijk van een edelmoedige openheid. Wij moeten dit hartverwarmend getuigenis naar waarde schatten en hun enthousiasme ruimte geven als een nieuw talent (Mt. 25, 15)[[b:Mt. 25, 15]] dat de Heer ons toevertrouwt opdat wij het vrucht laten dragen.
Referenties naar alinea 40: 6
Verbum Domini ->=geentekst=Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Migratie en nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Aan het pelgrimerende volk van God in Duitsland ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
Mogen wij in deze hoopgevende, vernieuwde en creatieve missionaire geest gedragen en geleid worden door het lichtend voorbeeld van vele geloofsgetuigen die tijdens het Jubeljaar gevierd werden! Voor de Kerk is het bloed van de martelaren altijd zaad van nieuw leven geweest, Sanguis martyrum - semen christianorum: 50, 13: PL 1, 534.[[968]] deze beroemde 'wetmatigheid', door Tertullianus verwoord, is door de geschiedenis bevestigd. Zal het ook niet het geval zijn voor de eeuw en het millennium waar wij nu voor staan? We waren wellicht teveel geneigd over martelaren te denken als iets ver weg, alsof het een categorie uit het verleden betrof, vooral verbonden met de eerste eeuwen van de christelijke tijdrekening. Hun gedachtenis in het Jubeljaar heeft ons een onvermoede kijk gegeven, ze toonde ons dat onze tijd uitzonderlijk rijk is aan getuigen die, op een of andere manier, het Evangelie beleefden midden vijandigheid en vervolging, en heel vaak tot het hoogste getuigenis met hun bloed. In hen heeft Gods woord, dat in goede aarde was gezaaid, het honderdvoudige opgebracht (Mt. 13, 3-23)[[b:Mt. 13, 3-23]]. Door hun voorbeeld hebben zij ons de weg naar de toekomst gewezen en "geëffend". Aan ons nu om, met Gods genade, in hun spoor te stappen.
Referenties naar alinea 41: 1
“De volken wandelen bij haar licht” (Openb. 21,24) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 4 Getuigen van de Liefde
42
H. Theresia van Lisieux ->=geentekst=
“Ga dan en doet gij evenzo” (Lc. 10,37) ->=geentekst=
C'est la confiance ->=geentekst=
"Daaraan zal iedereen kunnen zien dat je leerlingen van mij bent: als jullie onder elkaar de liefde bewaren" (Joh. 13, 35)[b:Joh. 13, 35]. Indien wij, geliefde broeders en zusters, werkelijk het gelaat van Christus hebben beschouwd, is het ondenkbaar dat onze pastorale plannen niet door het "nieuwe gebod" dat Hij ons gegeven heeft, zouden geïnspireerd worden: "Met de liefde die Ik jullie heb toegedragen, moeten jullie ook elkaar liefhebben" (Joh. 13, 34)[b:Joh. 13, 34].
Het andere grote domein waarvoor men zich, op het niveau van de universele Kerk en van de plaatselijke Kerken, resoluut moet inzetten, is de "communio" (koinonia), de gemeenschap, die het wezenlijke van het mysterie van de Kerk belichaamt en tot uitdrukking brengt. Deze gemeenschap is de vrucht en de uitdrukking van de liefde die ontspringt aan het hart van de hemelse Vader. Ze is in ons hart uitgestort door de Geest die Jezus ons schenkt (Rom. 5, 5)[[b:Rom. 5, 5]], om ons zo "één van hart en ziel" te maken (Hand. 4, 32)[b:Hand. 4, 32]. Door deze liefdesgemeenschap op te bouwen, manifesteert de Kerk zich als "sacrament", dit wil zeggen "het teken en het instrument van de intieme eenheid met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht". Lumen Gentium, 1[[617|1]]
De woorden van de Heer daarover zijn zo duidelijk dat men de draagwijdte ervan niet kan verzwakken. Ook in deze nieuwe eeuw zal veel nodig zijn voor de tocht van de Kerk in de geschiedenis; maar als de liefde (agapè) ontbreekt, zal alles nutteloos zijn. De apostel Paulus zelf herinnert hieraan in zijn hymne aan de liefde: ook als wij de taal van mensen en engelen spreken en een geloof bezitten "om bergen te verzetten", maar wij hebben de liefde niet, dan betekent dit alles "niets" (1 Kor. 13, 2)[[b:1 Kor. 13, 2]]. De liefde is werkelijk het "hart" van de Kerk, zoals de Heilige Theresia van Lisieux het reeds had voorvoeld, deze heilige die ik tot kerklerares heb uitgeroepen als expert in de scientia amoris: "Ik begreep dat de Kerk een hart had en dat dit hart van liefde brandde. Ik begreep dat alleen de Liefde de ledematen van de Kerk doet handelen (...). Ik begreep dat de Liefde alle andere roepingen in zich insluit, dat de Liefde alles is". Ms B, 3v°: Theresia van Lisieux, Oeuvres complètes, Paris 1996.[[3958]]
Het andere grote domein waarvoor men zich, op het niveau van de universele Kerk en van de plaatselijke Kerken, resoluut moet inzetten, is de "communio" (koinonia), de gemeenschap, die het wezenlijke van het mysterie van de Kerk belichaamt en tot uitdrukking brengt. Deze gemeenschap is de vrucht en de uitdrukking van de liefde die ontspringt aan het hart van de hemelse Vader. Ze is in ons hart uitgestort door de Geest die Jezus ons schenkt (Rom. 5, 5)[[b:Rom. 5, 5]], om ons zo "één van hart en ziel" te maken (Hand. 4, 32)[b:Hand. 4, 32]. Door deze liefdesgemeenschap op te bouwen, manifesteert de Kerk zich als "sacrament", dit wil zeggen "het teken en het instrument van de intieme eenheid met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht". Lumen Gentium, 1[[617|1]]
De woorden van de Heer daarover zijn zo duidelijk dat men de draagwijdte ervan niet kan verzwakken. Ook in deze nieuwe eeuw zal veel nodig zijn voor de tocht van de Kerk in de geschiedenis; maar als de liefde (agapè) ontbreekt, zal alles nutteloos zijn. De apostel Paulus zelf herinnert hieraan in zijn hymne aan de liefde: ook als wij de taal van mensen en engelen spreken en een geloof bezitten "om bergen te verzetten", maar wij hebben de liefde niet, dan betekent dit alles "niets" (1 Kor. 13, 2)[[b:1 Kor. 13, 2]]. De liefde is werkelijk het "hart" van de Kerk, zoals de Heilige Theresia van Lisieux het reeds had voorvoeld, deze heilige die ik tot kerklerares heb uitgeroepen als expert in de scientia amoris: "Ik begreep dat de Kerk een hart had en dat dit hart van liefde brandde. Ik begreep dat alleen de Liefde de ledematen van de Kerk doet handelen (...). Ik begreep dat de Liefde alle andere roepingen in zich insluit, dat de Liefde alles is". Ms B, 3v°: Theresia van Lisieux, Oeuvres complètes, Paris 1996.[[3958]]
Referenties naar alinea 42: 4
Aan de Katholieke Kerk in de Volksrepubliek China ->=geentekst=H. Theresia van Lisieux ->=geentekst=
“Ga dan en doet gij evenzo” (Lc. 10,37) ->=geentekst=
C'est la confiance ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Een spiritualiteit van communio
43
Roeping tot heiligheid ->=geentekst=
Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=
Ethiek in internet ->=geentekst=
Opvoeden tot interculturele dialoog in katholieke scholen. Leven in harmonie voor een beschaving van liefde ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Aan de Godgewijden ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Roepingenpastoraal en pastoraal voor het Godgewijde leven. Horizonten en hoop ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Van de Kerk het huis en de school van de communio maken: dat is de grote uitdaging voor ons in het millennium dat we beginnen, als wij trouw willen zijn aan Gods plan en als wij op de diepe verwachtingen van de wereld een antwoord willen geven. Wat betekent dit concreet? Vanuit deze vraag zouden we onmiddellijk tot de actie kunnen overgaan. Maar dit zou een dwaling zijn. Alvorens concrete initiatieven te programmeren, moet men een spiritualiteit van de communio bevorderen en deze als opvoedkundig beginsel laten gelden overal waar mensen en christenen worden gevormd, waar de bedienaren voor het altaar, de Godgewijde personen, de pastorale verantwoordelijken worden opgeleid, waar families en gemeenschappen tot stand komen. Een spiritualiteit van de communio is vooreerst een blik van het hart naar het geheim van de Drie-eenheid die in ons woont en waarvan het licht ook straalt op het gelaat van onze broeders en zusters. Een spiritualiteit van de communio betekent tot aandacht in staat te zijn; in de diepe eenheid van het Mystiek Lichaam, voor onze broeder of zuster in het geloof door ze te beschouwen als "een van de onzen", hun vreugde en hun lijden te delen, hun verlangens aan te voelen en noden te beantwoorden, door ze een waarachtige, diepe vriendschap aan te bieden. In een spiritualiteit van de communio zijn we in staat om vooral het positieve in de andere te zien, de ander te aanvaarden en te waarderen als een gave van God. Het is niet alleen een geschenk voor diegene die het ontvangen heeft, het is tevens een . geschenk. dat mij gegeven is. Uiteindelijk betekent een spiritualiteit van de communio dat we aan de ander "een eigen plaats" geven, door "elkaars lasten" (Gal. 6, 2)[b:Gal. 6, 2] te dragen en door de bekoringen van het egoïsme te overwinnen die ons voortdurend een valstrik spannen en naijver, carrièrezucht en wantrouwen veroorzaken. Laten wij ons geen illusies maken: zonder deze geestelijke groei, kunnen de uitwendige middelen om de communio te realiseren, slechts weinig betekenen. Het zouden eerder gevels zonder ziel of maskers zijn, dan een uitdrukking van de communio of een weg om erin te groeien.
Referenties naar alinea 43: 12
Slottekst 10e Bisschoppensynode: 'De bisschop: Dienaar van het Evangelie van Jezus Christus voor de Hoop van de wereld' ->=geentekst=Roeping tot heiligheid ->=geentekst=
Mane nobiscum, Domine ->=geentekst=
Ethiek in internet ->=geentekst=
Opvoeden tot interculturele dialoog in katholieke scholen. Leven in harmonie voor een beschaving van liefde ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Aan de Godgewijden ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Roepingenpastoraal en pastoraal voor het Godgewijde leven. Horizonten en hoop ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
44
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Van hieruit dienen we in deze nieuwe eeuw meer dan ooit de ruimte en de middelen te ontwikkelen die, volgens de grote oriëntaties van het Tweede Vaticaans Concilie, kunnen helpen om de communio waar te maken. Dienen we niet vooral te denken aan de specifieke diensttaken van de communio, namelijk het ambt van Petrus en, daarmee nauw verbonden, de bisschoppelijke collegialiteit? Het gaat om werkelijkheden die hun grondslag en hun samenhang krijgen vanuit het plan van Jezus zelf met zijn Kerk ( Vgl. Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, Dogmatische Constitutie over de Kerk, Lumen Gentium, hfd. III (De hiërarchische structuur van de Kerk, en in het bijzonder het Episcopaat)[617|+37] ) Juist daarom, dienen ze ook voortdurend getoetst te worden aan de waarheid van een authentieke evangelische inspiratie.
Er is sinds het Tweede Vaticaans Concilie veel gebeurd m.b.t. de hervorming van de Romeinse Curie, de organisatie van de Synodes en de werking van de Bisschoppenconferenties. Maar er blijft nog veel te doen om deze instrumenten van de communio te optimaliseren. Vandaag de dag zijn zij bijzonder noodzakelijk om snel en efficiënt te kunnen antwoorden op de problemen waaraan de Kerk het hoofd moet bieden temidden van de snelle veranderingen van onze tijd.
Er is sinds het Tweede Vaticaans Concilie veel gebeurd m.b.t. de hervorming van de Romeinse Curie, de organisatie van de Synodes en de werking van de Bisschoppenconferenties. Maar er blijft nog veel te doen om deze instrumenten van de communio te optimaliseren. Vandaag de dag zijn zij bijzonder noodzakelijk om snel en efficiënt te kunnen antwoorden op de problemen waaraan de Kerk het hoofd moet bieden temidden van de snelle veranderingen van onze tijd.
Referenties naar alinea 44: 2
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
Het beoefenen van communio moet behoed en verruimd worden, dag na dag, op elk niveau, in heel het weefsel van elke Kerk. De communio moet helder zichtbaar zijn in de betrekkingen tussen de bisschoppen, de priesters en de diakens, tussen de herders en heel het volk van God, tussen clerus en religieuzen, tussen kerkelijke verenigingen en bewegingen. Met dit doel moeten de participatieorganen die door het kerkelijk recht voorzien zijn, zoals priesterraden en pastorale raden, steeds beter functioneren. Zoals men weet, worden deze raden niet geïnspireerd door de criteria van de parlementaire democratie. Het zijn consultatieve en geen beslissingsorganen; vgl: Ecclesiae de mysterio, 5[[[1377|5]]] maar daarom zijn zij niet minder betekenisvol of belangrijk. Want de theologie en de spiritualiteit van de communio nodigen uit tot een goed naar elkaar luisteren van herders en gelovigen, zodat zij één blijven in alles wat essentieel is en zich uitgenodigd weten om in alles wat onderwerp van discussie is, naar elkaar toe te groeien om zo tot een wijze en door allen gedragen keuze te komen. Daartoe moeten wij die oude wijsheid beleven die zonder afbreuk te doen aan de gezagsvolle taak van de herders, deze toch uitnodigt om zoveel mogelijk het hele volk van God te beluisteren. Betekenisvol is de vraag van Benedictus aan de abt van elk klooster om hem uit te nodigen ook de jongsten te raadplegen: "Dikwijls inspireert de Heer de jongste tot een betere raadgeving".III, 3: "Ideo autem omnes ad consilium vocari diximus, quia saepe iuniori Dominus revelat quod melius est".[[934|+110]] En de Heilige Paulinus van Nola spoort ons aan: "Laat ons aan de lippen van alle gelovigen hangen, want in alle christenen ademt de Geest van God". 23, 36 aan Sulpice Sévère: CSEL 29, 193: "De omnium fidelium ore pendeamus, quia in omnem fidelem Spiritus Dei spirat"[[2127]]
Wanneer de juridische wijsheid door de formulering van precieze participatieregels de hiërarchische structuur van de Kerk illustreert en de bekoring tot arbitrair handelen en niet gerechtvaardigde pretentie afwijst, dan geeft de spiritualiteit van de communio een ziel aan deze institutionele elementen door de uitnodiging om vertrouwvol en open de waardigheid en de verantwoordelijkheid van elk lid van het Godsvolk ten volle te waarderen.
Wanneer de juridische wijsheid door de formulering van precieze participatieregels de hiërarchische structuur van de Kerk illustreert en de bekoring tot arbitrair handelen en niet gerechtvaardigde pretentie afwijst, dan geeft de spiritualiteit van de communio een ziel aan deze institutionele elementen door de uitnodiging om vertrouwvol en open de waardigheid en de verantwoordelijkheid van elk lid van het Godsvolk ten volle te waarderen.
Referenties naar alinea 45: 1
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De verscheidenheid van roepingen
46
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Dit perspectief van de communio is nauw verbonden met de bekwaamheid van de christelijke gemeenschap om ruimte te geven aan alle gaven van de Geest. De eenheid van de Kerk is geen eenvormigheid, maar een organische integratie van een gewettigde verscheidenheid. Het gaat om de werkelijkheid van de vele ledematen, verenigd in een enkel lichaam, het unieke Lichaam van Christus (1 Kor. 12, 12)[[b:1 Kor. 12, 12]]. Daarom is het noodzakelijk dat de Kerk van het derde millennium allen die het Doopsel en het Vormsel ontvingen, aanspoort om bewust te worden van hun actieve verantwoordelijkheid in het leven van de Kerk. Naast het gewijde ambt, kunnen allerlei bedieningen, expliciet ingesteld of eenvoudigweg erkend, openbloeien voor het welzijn van heel de gemeenschap om zo een steun te zijn in de vele noden: van de catechese tot de liturgische animatie, van de opvoeding van jongeren tot de meest verscheiden vormen van de caritas.
Ongetwijfeld moeten we ons edelmoedig inspannen, vooral door het onophoudelijk gebed tot de Heer van de oogst (Mt. 9, 38)[[b:Mt. 9, 38]] om roepingen tot het priesterschap en tot het Godgewijde leven te bevorderen. Dit is een zeer belangrijk probleem voor het leven van de Kerk in alle werelddelen. In sommige landen die van oudsher geëvangeliseerd zijn, is dit probleem werkelijk dramatisch geworden door de mutaties in de sociale context en door de religieuze dorheid die uit de comsumptiementaliteit en het secularisme voortvloeit. Het is dringend nodig om een breed opgezette roepingenpastoraal te realiseren die de parochies, opvoedingsmilieus en de families bereikt. Die pastoraal moet een meer bewuste reflectie bevorderen over de wezenlijke waarden in het leven, die uitmonden in het antwoord van elkeen aan Gods oproep, vooral wanneer deze uitnodigt tot een totale gave van zichzelf en tot de inzet met al zijn krachten voor de zaak van het koninkrijk.
In deze context krijgen ook alle andere roepingen die uiteindelijk geworteld zijn in het nieuwe leven dat men in het doopsel ontvangt, hun eigen betekenis. In het bijzonder zullen we steeds beter de roeping die eigen is aan de leken dienen te ontdekken. Als zodanig zijn de leken geroepen om "het koninkrijk van God te zoeken door de tijdelijke realiteit te beheren en ze op God af te stemmen" Lumen Gentium, 31[[617|31]] en ook "om door hun activiteit hun deel van de zending" op te nemen "(...) in de Kerk en in de wereld (...) met het oog op de evangelisatie en de heiliging van de mensen". Apostolicam Actuositatem, 2[[653|2]]
In eenzelfde perspectief is het bevorderen van verscheidene types van verenigingen heel belangrijk voor de communio. Het gaat dan zowel om de meer traditionele als de meer recente vormen van kerkelijke bewegingen. Zij blijven aan de Kerk een vitaliteit geven die gave is van God en teken van een authentieke "lente van de Geest". Het is natuurlijk nodig dat deze verenigingen en bewegingen, zowel op het vlak van de universele Kerk als in de plaatselijke Kerken, in volledige harmonie met de Kerk en in gehoorzaamheid aan de richtlijnen van de herders optreden. Maar de aansporing van de apostel, zo veeleisend en beslist, is ook tot allen gericht: "Blus de Geest niet uit, kleineer de profetische gaven niet, keur alles, behoud het goede" (1 Tess. 5, 19-21)[b:1 Tess. 5, 19-21].
Ongetwijfeld moeten we ons edelmoedig inspannen, vooral door het onophoudelijk gebed tot de Heer van de oogst (Mt. 9, 38)[[b:Mt. 9, 38]] om roepingen tot het priesterschap en tot het Godgewijde leven te bevorderen. Dit is een zeer belangrijk probleem voor het leven van de Kerk in alle werelddelen. In sommige landen die van oudsher geëvangeliseerd zijn, is dit probleem werkelijk dramatisch geworden door de mutaties in de sociale context en door de religieuze dorheid die uit de comsumptiementaliteit en het secularisme voortvloeit. Het is dringend nodig om een breed opgezette roepingenpastoraal te realiseren die de parochies, opvoedingsmilieus en de families bereikt. Die pastoraal moet een meer bewuste reflectie bevorderen over de wezenlijke waarden in het leven, die uitmonden in het antwoord van elkeen aan Gods oproep, vooral wanneer deze uitnodigt tot een totale gave van zichzelf en tot de inzet met al zijn krachten voor de zaak van het koninkrijk.
In deze context krijgen ook alle andere roepingen die uiteindelijk geworteld zijn in het nieuwe leven dat men in het doopsel ontvangt, hun eigen betekenis. In het bijzonder zullen we steeds beter de roeping die eigen is aan de leken dienen te ontdekken. Als zodanig zijn de leken geroepen om "het koninkrijk van God te zoeken door de tijdelijke realiteit te beheren en ze op God af te stemmen" Lumen Gentium, 31[[617|31]] en ook "om door hun activiteit hun deel van de zending" op te nemen "(...) in de Kerk en in de wereld (...) met het oog op de evangelisatie en de heiliging van de mensen". Apostolicam Actuositatem, 2[[653|2]]
In eenzelfde perspectief is het bevorderen van verscheidene types van verenigingen heel belangrijk voor de communio. Het gaat dan zowel om de meer traditionele als de meer recente vormen van kerkelijke bewegingen. Zij blijven aan de Kerk een vitaliteit geven die gave is van God en teken van een authentieke "lente van de Geest". Het is natuurlijk nodig dat deze verenigingen en bewegingen, zowel op het vlak van de universele Kerk als in de plaatselijke Kerken, in volledige harmonie met de Kerk en in gehoorzaamheid aan de richtlijnen van de herders optreden. Maar de aansporing van de apostel, zo veeleisend en beslist, is ook tot allen gericht: "Blus de Geest niet uit, kleineer de profetische gaven niet, keur alles, behoud het goede" (1 Tess. 5, 19-21)[b:1 Tess. 5, 19-21].
Referenties naar alinea 46: 2
Roepingenzondag 2003 ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
Ethiek in internet ->=geentekst=
Een bijzondere aandacht moet uitgaan naar de gezinspastoraal. Zij is nog meer noodzakelijk in het historische moment dat wij nu beleven, nu men een onderhuidse en radicale crisis vaststelt van deze fundamentele instelling. In de christelijke visie op het huwelijk, beantwoordt de relatie tussen een man en een vrouw - wederzijds en totaal, uniek en onontbindbaar - aan het oorspronkelijke plan van God dat in de geschiedenis werd verduisterd door de "hardheid van het hart", maar dat door Christus in zijn oorspronkelijke luister is hersteld door de openbaring van wat God sinds "het begin" (Mt. 19, 18)[b:Mt. 19, 18] heeft bedoeld. In het huwelijk, verheven tot de waardigheid van sacrament, is ook het "grote mysterie" uitgedrukt van de bruidsliefde van Christus voor zijn Kerk (Ef. 5, 32)[[b:Ef. 5, 32]]. Op dit punt kan de Kerk niet toegeven aan de druk van een zekere cultuur, ook al is die ruim verspreid en soms militant. We dienen ervoor te zorgen, door een opvoeding die meer en meer van het evangelie doordrongen is, dat christelijke families een overtuigend voorbeeld zijn hoe het huwelijk kan beleefd worden geheel vanuit het plan van God en als mogelijkheid om de echte waarden van de menselijke persoon te beleven. Daarbij gaat het om de persoon zelf van de echtgenoten en vooral om de kinderen die meer kwetsbaar zijn. De families zelf dienen zich steeds meer bewust te zijn van hun verantwoordelijkheid jegens hun kinderen en dienen een actieve rol te spelen om hun rechten in Kerk en samenleving te waarborgen.
Referenties naar alinea 47: 2
Werken aan de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en extreem nationalisme ->=geentekst=Ethiek in internet ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Oecumenisch engagement
48
Commentaar bij de "Antwoorden op vragen over enige aspecten aangaande de leer over de Kerk" / "Ad Catholicam Profundius" ->=geentekst=
Hoe dringend moeten wij nu de communio in het delicate domein van het oecumenisch engagement bevorderen! Spijtig genoeg, achtervolgt de droevige erfenis van het verleden ons nog altijd over de drempel van het nieuwe millennium heen. De viering van het Jubeljaar[d:17] heeft enkele echt profetische, ontroerende signalen laten zien. Maar er is nog een lange weg af te leggen.
Omdat dit Jubeljaar het mogelijk maakte onze blik op Christus te richten, werden we bewuster gemaakt van de Kerk als mysterie van eenheid. "Ik geloof in de ene Kerk": wat wij in de geloofsbelijdenis uitspreken vindt zijn ultieme grondslag in Christus, in wie de Kerk niet verdeeld is (1 Kor. 1, 11-13)[[b:1 Kor. 1, 11-13]]. Als zijn Lichaam, in de eenheid die een gave van de Geest is, is zij ondeelbaar. De verdeeldheid speelt zich af op het terrein van de geschiedenis, in de betrekkingen tussen de kinderen van de Kerk; ze is een gevolg van onze menselijke kwetsbaarheid waarmee wij de gave ontvangen die voortdurend vanuit Christus - Hoofd van het Mystieke Lichaam - wordt gegeven. Het gebed van Jezus in het Cenakel - "dat ze allen één mogen zijn zoals U, Vader, in mij en Ik in U" (Joh. 17, 21)[b:Joh. 17, 21] - is tegelijk openbaring en smeekgebed. Dit gebed openbaart ons de eenheid van Christus met zijn Vader, die de bron van de eenheid van de Kerk is, en tegelijk ook de voortdurende gave die de Kerk op een geheimzinnige wijze in Hem ontvangt tot aan het einde van de tijd. Deze eenheid, die zich concreet realiseert in de katholieke Kerk, ondanks de begrensdheid van al wat menselijk is, werkt ook in verschillende graden door in de talrijke elementen van heiliging en waarheid in de schoot van andere Kerken en kerkelijke gemeenschappen; deze elementen, als de gaven die eigen zijn aan de Kerk van Christus, stuwen hen onophoudelijk voort naar de volle eenheid vgl: Lumen Gentium, 8[[[617|8]]].
Het gebed van Christus herinnert ons eraan dat het noodzakelijk is deze gave te ontvangen en ze op een steeds diepere wijze te laten groeien. Het gebed "ut unum sint - opdat allen een zijn" is tegelijk een imperatief die ons verplicht, een kracht die ons steunt, een heilzame aanklacht van onze traagheid en onze bekrompenheid van hart. Juist op dit gebed van Jezus, en niet op onze eigen bekwaamheid, steunt ons vertrouwen om ook in de geschiedenis ooit de volle en zichtbare communio van alle christenen te bereiken.
In het perspectief van een vernieuwde horizon na dit Jubeljaar richt ik mij heel hoopvol naar de Kerken van het Oosten, met de wens dat de uitwisseling van gaven die de Kerk van het eerste millennium heeft verrijkt in volheid opnieuw mag hervatten. Moge de herinnering aan de tijd toen de Kerk met twee longen ademhaalde, de christenen van Oost en West aanzetten om samen op weg te gaan, in de eenheid van het geloof en in eerbied voor de gerechtvaardigde verscheidenheid, door voor elkaar ontvankelijk te zijn en elkaar wederzijds te steunen als ledematen van het éne Lichaam van Christus.
Met een gelijkaardig engagement dient de oecumenische dialoog met de broeders en zusters van de Anglicaanse gemeenschappen en met de kerkelijke gemeenschappen die uit de Reformatie zijn ontstaan, voortgezet te worden. De theologische confrontatie over de wezenlijke punten van het geloof en de moraal, de samenwerking in de liefde, en vooral de grote oecumene van de heiligheid, kunnen, met Gods hulp, niet anders dan in de toekomst hun vruchten voortbrengen. Laten wij dus vol vertrouwen onze tocht verder zetten, uitkijkend naar het ogenblik waarop wij samen met alle leerlingen van Christus, zonder uitzondering, met volle stem kunnen zingen: "Wat is het toch goed, wat is het heerlijk om als broeders en zusters eendrachtig samen te wonen" (Ps. 133, 1)[b:Ps. 133, 1].
Omdat dit Jubeljaar het mogelijk maakte onze blik op Christus te richten, werden we bewuster gemaakt van de Kerk als mysterie van eenheid. "Ik geloof in de ene Kerk": wat wij in de geloofsbelijdenis uitspreken vindt zijn ultieme grondslag in Christus, in wie de Kerk niet verdeeld is (1 Kor. 1, 11-13)[[b:1 Kor. 1, 11-13]]. Als zijn Lichaam, in de eenheid die een gave van de Geest is, is zij ondeelbaar. De verdeeldheid speelt zich af op het terrein van de geschiedenis, in de betrekkingen tussen de kinderen van de Kerk; ze is een gevolg van onze menselijke kwetsbaarheid waarmee wij de gave ontvangen die voortdurend vanuit Christus - Hoofd van het Mystieke Lichaam - wordt gegeven. Het gebed van Jezus in het Cenakel - "dat ze allen één mogen zijn zoals U, Vader, in mij en Ik in U" (Joh. 17, 21)[b:Joh. 17, 21] - is tegelijk openbaring en smeekgebed. Dit gebed openbaart ons de eenheid van Christus met zijn Vader, die de bron van de eenheid van de Kerk is, en tegelijk ook de voortdurende gave die de Kerk op een geheimzinnige wijze in Hem ontvangt tot aan het einde van de tijd. Deze eenheid, die zich concreet realiseert in de katholieke Kerk, ondanks de begrensdheid van al wat menselijk is, werkt ook in verschillende graden door in de talrijke elementen van heiliging en waarheid in de schoot van andere Kerken en kerkelijke gemeenschappen; deze elementen, als de gaven die eigen zijn aan de Kerk van Christus, stuwen hen onophoudelijk voort naar de volle eenheid vgl: Lumen Gentium, 8[[[617|8]]].
Het gebed van Christus herinnert ons eraan dat het noodzakelijk is deze gave te ontvangen en ze op een steeds diepere wijze te laten groeien. Het gebed "ut unum sint - opdat allen een zijn" is tegelijk een imperatief die ons verplicht, een kracht die ons steunt, een heilzame aanklacht van onze traagheid en onze bekrompenheid van hart. Juist op dit gebed van Jezus, en niet op onze eigen bekwaamheid, steunt ons vertrouwen om ook in de geschiedenis ooit de volle en zichtbare communio van alle christenen te bereiken.
In het perspectief van een vernieuwde horizon na dit Jubeljaar richt ik mij heel hoopvol naar de Kerken van het Oosten, met de wens dat de uitwisseling van gaven die de Kerk van het eerste millennium heeft verrijkt in volheid opnieuw mag hervatten. Moge de herinnering aan de tijd toen de Kerk met twee longen ademhaalde, de christenen van Oost en West aanzetten om samen op weg te gaan, in de eenheid van het geloof en in eerbied voor de gerechtvaardigde verscheidenheid, door voor elkaar ontvankelijk te zijn en elkaar wederzijds te steunen als ledematen van het éne Lichaam van Christus.
Met een gelijkaardig engagement dient de oecumenische dialoog met de broeders en zusters van de Anglicaanse gemeenschappen en met de kerkelijke gemeenschappen die uit de Reformatie zijn ontstaan, voortgezet te worden. De theologische confrontatie over de wezenlijke punten van het geloof en de moraal, de samenwerking in de liefde, en vooral de grote oecumene van de heiligheid, kunnen, met Gods hulp, niet anders dan in de toekomst hun vruchten voortbrengen. Laten wij dus vol vertrouwen onze tocht verder zetten, uitkijkend naar het ogenblik waarop wij samen met alle leerlingen van Christus, zonder uitzondering, met volle stem kunnen zingen: "Wat is het toch goed, wat is het heerlijk om als broeders en zusters eendrachtig samen te wonen" (Ps. 133, 1)[b:Ps. 133, 1].
Referenties naar alinea 48: 2
Slottekst 10e Bisschoppensynode: 'De bisschop: Dienaar van het Evangelie van Jezus Christus voor de Hoop van de wereld' ->=geentekst=Commentaar bij de "Antwoorden op vragen over enige aspecten aangaande de leer over de Kerk" / "Ad Catholicam Profundius" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Alles zetten op de Liefde
49
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Gaudete et Exsultate ->=geentekst=
Aan het Volk Gods ->=geentekst=
Vanuit de binnenkerkelijke communio, is de liefde van nature gericht op een universele dienstbaarheid. Zij dwingt ons tot een engagement in een actieve en concrete liefde voor alle mensen. Deze liefde is op een even beslissende wijze kenschetsend voor het christelijk leven, de kerkelijke levensstijl en de pastorale programma's. In deze eeuw en in het millennium dat nu aanvangt, dient zichtbaar te worden, liefst met een nog grotere kracht dan voorheen, tot welke graad van toewijding de liefde voor de armsten ons kan leiden. Als wij werkelijk uitgaan van de beschouwing van Christus, moeten wij Hem ook kunnen ontdekken op het gelaat van al diegenen met wie Hijzelf zich heeft willen identificeren: "Want ik had honger en jullie hebben me te eten gegeven, ik had dorst en jullie hebben me te drinken gegeven, ik was vreemdeling en jullie hebben mij opgenomen, ik was naakt en jullie hebben mij gekleed, ik was ziek en jullie hebben naar me omgezien, ik was in de gevangenis en jullie kwamen naar me toe" (Mt. 25, 35-36)[b:Mt. 25, 35-36]. Deze bladzijde is niet zo maar een uitnodiging om lief te hebben; het is eigenlijk een bladzijde van een christologie die een lichtstraal op het mysterie van Christus doet schijnen. Aan deze bladzijde van het evangelie, evenzeer als aan haar orthodoxie, toetst de Kerk haar getrouwheid als bruid van Christus. Men mag zeker niet vergeten dat niemand van onze liefde kan uitgesloten worden sinds "de Zoon van God door zijn menswording zich in zekere zin met elke mens heeft verenigd". Gaudium et Spes, 22[[575|22]] Volgens de ondubbelzinnige woorden van het evangelie, is er in de persoon van de armen een bijzondere tegenwoordigheid van Gods Zoon. Hij gaf zijn Kerk een voorkeur voor de armen als opdracht. Door die optie legt men getuigenis af van de eigen stijl van Gods liefde, zijn voorzienigheid, zijn barmhartigheid. Zo zaait men in de geschiedenis het zaad van het Godsrijk dat Jezus zelf er tijdens zijn aardse leven heeft neergelegd door allen die beroep op hem deden voor hun geestelijke en materiële noden, tegemoet te komen.
Referenties naar alinea 49: 5
Opnieuw beginnen bij Christus - naar een nieuwe pastoraal voor Migranten en Vluchtelingen ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Gaudete et Exsultate ->=geentekst=
Aan het Volk Gods ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
50
Roeping tot heiligheid ->=geentekst=
Roepingenzondag 2003 ->=geentekst=
Christus, hoop voor Afrika ->=geentekst=
Migratie: een teken des tijds ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Toerisme: een stimulans voor de strijd tegen de armoede en voor het creëren van banen en sociale harmonie ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Relatio Synodi - Familiesynode 2014 ->=geentekst=
In onze tijd zijn de noden die ons als christenen appelleren talrijk. Onze wereld treedt het nieuwe millennium binnen, getekend door vele tegenstellingen binnen de economische, culturele en technologische evolutie. Deze biedt grote mogelijkheden aan enkele bevoorrechten, maar tegelijkertijd blijven miljoenen en miljoenen mensen verstoken van iedere vooruitgang. Meer nog, ze blijven in de greep van levensomstandigheden die sterk beneden het minimum van de menselijke waardigheid liggen. Hoe is het mogelijk dat er in onze tijd nog mensen van honger sterven, tot analfabetisme veroordeeld zijn, de meest elementaire geneeskundige zorgen ontberen of geen huis hebben dat hen beschut? Het beeld van de armoede wordt nog eindeloos groter wanneer wij de nieuwe vormen van armoede bij de oudere plaatsen. Deze nieuwe vormen treft men vaak aan in sectoren en bij mensen die niet van economische mogelijkheden verstoken zijn, maar die wanhopig zijn om de zinloosheid van het bestaan, die verstrikt zijn in drugs, eenzaam door hoge leeftijd of door ziekte, gemarginaliseerd en sociaal gediscrimineerd. De christenen die dit beeld voor ogen zien, dienen vanuit hun geloof in Christus hierin een oproep van Christus zelf te lezen. Het gaat erom een traditie van caritas voort te zetten die in de loop van de voorbije millennia reeds vele uitdrukkingen heeft gekend, maar die vandaag ongetwijfeld een nog grotere zin voor initiatief vereist. Dit is een tijd voor de liefde om met een nieuwe verbeeldingskracht niet alleen op efficiënte wijze middelen te ontplooien, maar ook om mensen bekwaam te maken solidair te zijn met allen die lijden, op een wijze dat een helpend gebaar niet als een vernederende aalmoes, maar als een echt broederlijk delen wordt ervaren.
Daartoe dienen wij zo te handelen dat in alle christelijke gemeenschappen de armen "zich thuis voelen". Is deze levensstijl niet de beste en efficiëntste manier om de blijde boodschap van het koninkrijk aan te bieden? Zonder deze vorm van evangelisatie, door de liefde en het getuigenis van de christelijke armoede, loopt de verkondiging van het evangelie die toch de eerste vorm van de liefde is, gevaar onbegrepen te blijven of te verdrinken in een vloed van woorden, waaraan de huidige communicatie-maatschappij ons dagelijks blootstelt. De liefde van de werken geeft een onvergelijkbare kracht aan de liefde van de woorden.
Daartoe dienen wij zo te handelen dat in alle christelijke gemeenschappen de armen "zich thuis voelen". Is deze levensstijl niet de beste en efficiëntste manier om de blijde boodschap van het koninkrijk aan te bieden? Zonder deze vorm van evangelisatie, door de liefde en het getuigenis van de christelijke armoede, loopt de verkondiging van het evangelie die toch de eerste vorm van de liefde is, gevaar onbegrepen te blijven of te verdrinken in een vloed van woorden, waaraan de huidige communicatie-maatschappij ons dagelijks blootstelt. De liefde van de werken geeft een onvergelijkbare kracht aan de liefde van de woorden.
Referenties naar alinea 50: 12
Slottekst 10e Bisschoppensynode: 'De bisschop: Dienaar van het Evangelie van Jezus Christus voor de Hoop van de wereld' ->=geentekst=Roeping tot heiligheid ->=geentekst=
Roepingenzondag 2003 ->=geentekst=
Christus, hoop voor Afrika ->=geentekst=
Migratie: een teken des tijds ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Toerisme: een stimulans voor de strijd tegen de armoede en voor het creëren van banen en sociale harmonie ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Relatio Synodi - Familiesynode 2014 ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Actuele uitdagingen
51
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Hoe kunnen wij overigens de ogen sluiten voor het perspectief van een ecologische ramp waardoor brede zones van de planeet onbewoonbaar en vijandig voor de mens zouden worden? Hoe onverschillig blijven voor de problemen van de vrede die zo vaak bedreigd wordt, voor het spookbeeld van catastrofale oorlogen? Hoe niet aandachtig zijn voor het misprijzen voor de fundamentele mensenrechten van zovele personen, vooral van kinderen? Talrijk zijn de noodsituaties waarvoor we als christen niet ongevoelig kunnen blijven. Bepaalde radicale eisen van het evangelie vereisen een bijzonder engagement. Die eisen worden vaak het minst begrepen. Men wordt zelfs wrevelig wanneer de Kerk op die gebieden tussenkomt. Toch moeten deze aspecten ter sprake komen als de Kerk het over de liefde heeft. Ik wil hier spreken over de eerbied voor het leven van elk menselijk wezen vanaf de conceptie tot aan zijn natuurlijk einde.
De dienst aan de mens dwingt ons om, bij tij en ontij, te verkondigen dat al wie genieten van de nieuwe mogelijkheden van de wetenschap, vooral op het gebied van de biotechnologie, nooit ontslagen zijn van de eerbied voor de fundamentele vereisten van de ethiek. In deze materies doet men soms beroep op een betwistbare solidariteit die uiteindelijk ongelijkheid schept tussen het ene leven en het andere, met misprijzen voor de eigen waardigheid van elk menselijk wezen.
Opdat het christelijke getuigenis efficiënt zou zijn, vooral in deze delicate en controversiële domeinen, is het belangrijk op een geëigende manier de motieven van de stellingname van de Kerk uit te leggen en daarbij aan te tonen dat het er niet om gaat aan de niet-gelovigen de eisen van het geloof op te dringen, maar wel om de waarden te verdedigen die gegrond zijn op de natuur zelf van elk menselijk wezen. De caritas wordt op deze wijze noodzakelijkerwijze een dienst aan de cultuur, de politiek, de economie, de familie, opdat overal de fundamentele rechten zouden geëerbiedigd worden waarvan de toekomst van het menselijk wezen en van de beschaving afhangen.
De dienst aan de mens dwingt ons om, bij tij en ontij, te verkondigen dat al wie genieten van de nieuwe mogelijkheden van de wetenschap, vooral op het gebied van de biotechnologie, nooit ontslagen zijn van de eerbied voor de fundamentele vereisten van de ethiek. In deze materies doet men soms beroep op een betwistbare solidariteit die uiteindelijk ongelijkheid schept tussen het ene leven en het andere, met misprijzen voor de eigen waardigheid van elk menselijk wezen.
Opdat het christelijke getuigenis efficiënt zou zijn, vooral in deze delicate en controversiële domeinen, is het belangrijk op een geëigende manier de motieven van de stellingname van de Kerk uit te leggen en daarbij aan te tonen dat het er niet om gaat aan de niet-gelovigen de eisen van het geloof op te dringen, maar wel om de waarden te verdedigen die gegrond zijn op de natuur zelf van elk menselijk wezen. De caritas wordt op deze wijze noodzakelijkerwijze een dienst aan de cultuur, de politiek, de economie, de familie, opdat overal de fundamentele rechten zouden geëerbiedigd worden waarvan de toekomst van het menselijk wezen en van de beschaving afhangen.
Referenties naar alinea 51: 3
Wereldziekendag 2003 ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
52
Het is duidelijk dat dit alles zal moeten gerealiseerd worden in een specifieke christelijke stijl: het zijn vooral de leken die deze taken moeten behartigen om zo hun eigen roeping te realiseren, zonder ooit aan de bekoring toe te geven de christelijke gemeenschappen tot louter sociale diensten te herleiden. In het bijzonder moeten de betrekkingen met de burgerlijke samenleving gebeuren op een wijze die de autonomie en de bevoegdheid van deze laatste eerbiedigt, volgens de leer die door de sociale leer van de Kerk wordt voorgesteld. Men kent de inspanningen van het kerkelijk leergezag, vooral in de loop van de twintigste eeuw om de sociale realiteit te lezen in het licht van het evangelie en om op een steeds nauwkeurigere en meer organische wijze bij te dragen tot de oplossing van het sociale vraagstuk dat voortaan een planetair vraagstuk is.
Dit ethische en sociale luik is een absoluut noodzakelijke dimensie van het christelijk getuigenis: we dienen te weerstaan aan de bekoring van een intimistische en individualistische spiritualiteit die niet in harmonie is met de eisen van de liefde en ook niet met de "logica" van de Menswording, en uiteindelijk niet met de eschatologische spanning eigen aan het christendom. Dit eschatologisch aspect maakt ons wel bewust van het relatieve karakter van de geschiedenis, maar het mag ons op geen enkele wijze ertoe leiden ons niet plichtsgetrouw te engageren in de uitbouw van de geschiedenis. In dit opzicht blijft de leer van het Tweede Vaticaans Concilie meer dan ooit actueel: "Door de christelijke boodschap worden de mensen niet afgeleid van de uitbouw van de wereld en worden zij niet verleid om het welzijn van hun medemensen te verwaarlozen, maar zijn zij sterker met allen verbonden in de opdracht om zich voor dit alles in te zetten". Gaudium et Spes, 34[[575|34]]
Dit ethische en sociale luik is een absoluut noodzakelijke dimensie van het christelijk getuigenis: we dienen te weerstaan aan de bekoring van een intimistische en individualistische spiritualiteit die niet in harmonie is met de eisen van de liefde en ook niet met de "logica" van de Menswording, en uiteindelijk niet met de eschatologische spanning eigen aan het christendom. Dit eschatologisch aspect maakt ons wel bewust van het relatieve karakter van de geschiedenis, maar het mag ons op geen enkele wijze ertoe leiden ons niet plichtsgetrouw te engageren in de uitbouw van de geschiedenis. In dit opzicht blijft de leer van het Tweede Vaticaans Concilie meer dan ooit actueel: "Door de christelijke boodschap worden de mensen niet afgeleid van de uitbouw van de wereld en worden zij niet verleid om het welzijn van hun medemensen te verwaarlozen, maar zijn zij sterker met allen verbonden in de opdracht om zich voor dit alles in te zetten". Gaudium et Spes, 34[[575|34]]
Referenties naar alinea 52: 1
Evangelii Gaudium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 Een concreet teken
53
Om een teken te geven van deze oriëntatie van de caritas en van de promotie van de mens, die hun wortels vinden in de diepe vereisten van het evangelie, heb ik gewild dat het Jubeljaar zelf (samen met de vele vruchten van de caritas in de loop van dit jaar - ik denk dan in het bijzonder aan de hulp die aan talrijke armere broeders en zusters is geboden om hen toe te laten aan het jubileum deel te nemen -) ook een concreet werk nalaat dat in zekere zin de vrucht en het waarmerk van de caritas in het Jubeljaar is. Vele pelgrims hebben immers, op verscheidene wijzen, hun offergave ingebracht en samen met hen hebben ook vele verantwoordelijken uit de economische wereld edelmoedig hun bijdragen geleverd voor een gepaste realisatie van dit jubileumgebeuren.
Nadat de rekeningen van de uitgaven zijn afgesloten, zal het geld dat men gespaard heeft, besteed worden voor caritatieve doeleinden. Het is immers belangrijk dat geen enkele schijn van economische speculatie aanwezig zou zijn voor zulk een betekenisvol religieus gebeuren. Het saldo zal dienen voor een nieuw initiatief, in de lijn van wat steeds weer in de kerkgeschiedenis gebeurde, vanaf de gemeenschap van Jeruzalem die aan niet-christenen het ontroerend gebeuren liet zien van een spontane uitwisseling van gaven tot en met de gemeenschap van goederen met de armsten (Hand. 2, 44-45)[[b:Hand. 2, 44-45]]. Het initiatief dat zal opgenomen worden, zal slechts een kleine beek zijn, maar die beek zal in de grote stroom van de caritas uitmonden die door de geschiedenis loopt. Een kleine, maar betekenisvolle beek: het Jubeljaar heeft de wereld naar Rome doen opkijken, naar de Kerk die "voorgaat in de liefde" Introductie: Éd. Funk, I, 252.[[923]] om zo aan Petrus een offergave aan te bieden. Vandaag keert deze liefde, die zich als het ware in het hart van de Catholica manifesteerde, terug naar de wereld door dit teken dat de vrucht en de levende herinnering wil zijn van de communio die men ervaren heeft naar aanleiding van dit jubileum.
Nadat de rekeningen van de uitgaven zijn afgesloten, zal het geld dat men gespaard heeft, besteed worden voor caritatieve doeleinden. Het is immers belangrijk dat geen enkele schijn van economische speculatie aanwezig zou zijn voor zulk een betekenisvol religieus gebeuren. Het saldo zal dienen voor een nieuw initiatief, in de lijn van wat steeds weer in de kerkgeschiedenis gebeurde, vanaf de gemeenschap van Jeruzalem die aan niet-christenen het ontroerend gebeuren liet zien van een spontane uitwisseling van gaven tot en met de gemeenschap van goederen met de armsten (Hand. 2, 44-45)[[b:Hand. 2, 44-45]]. Het initiatief dat zal opgenomen worden, zal slechts een kleine beek zijn, maar die beek zal in de grote stroom van de caritas uitmonden die door de geschiedenis loopt. Een kleine, maar betekenisvolle beek: het Jubeljaar heeft de wereld naar Rome doen opkijken, naar de Kerk die "voorgaat in de liefde" Introductie: Éd. Funk, I, 252.[[923]] om zo aan Petrus een offergave aan te bieden. Vandaag keert deze liefde, die zich als het ware in het hart van de Catholica manifesteerde, terug naar de wereld door dit teken dat de vrucht en de levende herinnering wil zijn van de communio die men ervaren heeft naar aanleiding van dit jubileum.
Referenties naar alinea 53: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 7 Dialoog en missie
54
Een nieuwe eeuw is aangevangen, een nieuw millennium in het licht van Christus. Maar niet allen zien dit licht. Wij hebben de prachtige en veeleisende taak van dit licht de "afstraling" te zijn. Het gaat om het "mysterium lunae", het "mysterie van de maan"; dat zo geliefd was in de beschouwingen van de Vaders, die door dit beeld de afhankelijkheid van de Kerk wilden tonen met betrekking tot Christus, de Zon waarvan de maan het licht weerkaatst. 10,3: CCCL 38, 42: Zoals bijvoorbeeld Sint-Augustinus: "Luna intelligitur Ecclesia, quod suum lumen non habeat, sed ab Unigenito Dei Filio, qui multis locis in Sanctis Scripturis allegorice sol appellatus est"[[838]] Op deze wijze wordt uitgedrukt wat Jezus over zichzelf zegt als Hij zich laat kennen als "het licht van de wereld" (Joh. 8, 12)[b:Joh. 8, 12] en als Hij aan zijn leerlingen vraagt op hun beurt "het licht van de wereld" (Mt. 5, 14)[b:Mt. 5, 14] te zijn. Dit is een zending die ons doet huiveren wanneer wij onze zwakheid zien die ons zo vaak ondoorzichtig maakt, met zoveel schaduwzijden. Maar deze zending is mogelijk, als wij in het licht van Christus gaan staan en ons openen voor zijn genade die ons tot nieuwe mensen maakt.
Referenties naar alinea 54: 1
Aan de Jongeren van de Wereld (Toronto 2002) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
55
Migratie en interreligieuze dialoog ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
In dit perspectief staan wij ook voor de grote uitdaging van de interreligieuze dialoog die wij ook in deze nieuwe eeuw ter harte moeten nemen in de lijn die door het Tweede Vaticaans Concilie is aangegeven. Nostra Aetate[[610]] In de jaren die aan het grote Jubeljaar voorafgingen, heeft de Kerk, onder meer door ontmoetingen met hoge symbolische waarde, gepoogd een relatie voor openheid en dialoog met de verantwoordelijken van andere godsdiensten uit te bouwen. Deze dialoog moet worden voortgezet. In een context van meer uitgesproken cultureel en religieus pluralisme zoals men die kan verwachten in de samenleving van het nieuwe millennium, is zo'n dialoog belangrijk om de voorwaarden voor de vrede te waarborgen en het schrikbeeld van godsdienstoorlogen die zovele perioden van de geschiedenis met bloed getekend hebben, te verdrijven. De naam van de enige God moet steeds meer worden wat Hij is: een naam van vrede en een oproep tot vrede.
Referenties naar alinea 55: 3
Migratie en interreligieuze dialoog ->=geentekst=Migratie en interreligieuze dialoog ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
56
Migratie en interreligieuze dialoog ->=geentekst=
Gaudete et Exsultate ->=geentekst=
Maar deze dialoog kan niet gebeuren op de grondslag van religieuze onverschilligheid. Als christenen hebben wij de plicht een dialoog te voeren door het volledige getuigenis van de hoop die in ons leeft (1 Pt. 3, 15)[b:1 Pt. 3, 15] aan te bieden. Wij moeten niet vrezen dat de identiteit van de andere mens gekwetst wordt door datgene wat in feite de vreugdevolle aankondiging van een gave is die aan allen wordt aangeboden in de grootste eerbied voor de vrijheid van eenieder: de gave van de openbaring van Gods Liefde die "de wereld zozeer bemind heeft dat Hij zijn enige Zoon heeft geschonken" (Joh. 3, 16)[b:Joh. 3, 16]. Dit alles, zoals ook de verklaring Dominus Iesus[78] het onlangs onderlijnd heeft, kan niet in dialoogvorm gebeuren, alsof het voor ons alleen om een loutere 'mening' ging, terwijl het voor ons in feite een genade is die ons met vreugde vervult, een goed nieuws dat wij moeten verkondigen. De Kerk mag zich dus niet onttrekken aan de missionaire activiteit bij alle volkeren. Het is zonder meer de prioritaire taak van de missio ad gentes te verkondigen dat de mens juist in Christus, "de Weg, de Waarheid en het Leven" (Joh. 14, 6)[b:Joh. 14, 6], het heil vindt. De interreligieuze dialoog "mag niet eenvoudig de verkondiging vervangen, maar moet op deze verkondiging gericht zijn". Dialoog en Verkondiging, (82)[[1135|(82)]] Anderzijds belet de missionaire plicht ons niet in dialoog te treden, met een hart dat diep openstaat om te luisteren. Wij weten immers dat, ten aanzien van het mysterie van de genade, met haar oneindig rijke dimensies en implicaties voor het leven en de geschiedenis van de mens, de Kerk zelf nooit zal ophouden haar zoektocht te verdiepen met de steun en de bijstand van de Trooster, de Geest van Waarheid (Joh. 14, 17)[[b:Joh. 14, 17]], die de Kerk juist tot de "volheid van de waarheid" (Joh. 16, 13)[b:Joh. 16, 13] zal leiden.
Dit beginsel ligt niet alleen aan de basis van de onuitputtelijke theologische verdieping van de christelijke waarheid, maar ook van de christelijke dialoog met wijsgerige stelsels, culturen, godsdiensten. Vaak wekt de Geest van God die "waait waar Hij wil" (Joh. 3, 8)[b:Joh. 3, 8] doorheen de universele menselijke ervaring, ondanks haar talrijke contradicties, tekenen van zijn aanwezigheid die ook de leerlingen van Christus zelf helpen om dieper die boodschap te verstaan, waarvan zij de dragers zijn. Heeft het Tweede Vaticaans Concilie niet juist in deze nederige en vertrouwvolle houding van openheid het "lezen van de tekenen van de tijd" Gaudium et Spes, 4[[575|4]] ter harte genomen? Door een zorgvuldige en aandachtige "onderscheiding" om de "echte tekenen van de tegenwoordigheid van het plan van God" Gaudium et Spes, 11[[575|11]] te zien, erkent de Kerk dat zij niet alleen veel heeft geschonken, maar ook heel wat heeft "ontvangen van de geschiedenis en van de ontwikkeling van de hele mensheid". Gaudium et Spes, 44[[575|44]] Het Concilie heeft ons ook uitgenodigd om ten opzichte van de andere godsdiensten deze houding van openheid en tezelfdertijd van aandachtige onderscheiding aan te nemen. Het komt ons toe getrouw verder te gaan in de lijn van deze leer.
Dit beginsel ligt niet alleen aan de basis van de onuitputtelijke theologische verdieping van de christelijke waarheid, maar ook van de christelijke dialoog met wijsgerige stelsels, culturen, godsdiensten. Vaak wekt de Geest van God die "waait waar Hij wil" (Joh. 3, 8)[b:Joh. 3, 8] doorheen de universele menselijke ervaring, ondanks haar talrijke contradicties, tekenen van zijn aanwezigheid die ook de leerlingen van Christus zelf helpen om dieper die boodschap te verstaan, waarvan zij de dragers zijn. Heeft het Tweede Vaticaans Concilie niet juist in deze nederige en vertrouwvolle houding van openheid het "lezen van de tekenen van de tijd" Gaudium et Spes, 4[[575|4]] ter harte genomen? Door een zorgvuldige en aandachtige "onderscheiding" om de "echte tekenen van de tegenwoordigheid van het plan van God" Gaudium et Spes, 11[[575|11]] te zien, erkent de Kerk dat zij niet alleen veel heeft geschonken, maar ook heel wat heeft "ontvangen van de geschiedenis en van de ontwikkeling van de hele mensheid". Gaudium et Spes, 44[[575|44]] Het Concilie heeft ons ook uitgenodigd om ten opzichte van de andere godsdiensten deze houding van openheid en tezelfdertijd van aandachtige onderscheiding aan te nemen. Het komt ons toe getrouw verder te gaan in de lijn van deze leer.
Referenties naar alinea 56: 3
De pastorale zorg voor migranten: Onderdeel van de missie van de Kerk in deze tijd ->=geentekst=Migratie en interreligieuze dialoog ->=geentekst=
Gaudete et Exsultate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 8 In de lijn van het Concilie
57
Aan Kardinaal Simonis - 150 jaar herstel hiërarchie Nederland ->=geentekst=
"Een Kerk ... die geen angst heeft voor de toekomst" ->=geentekst=
Porta Fidei ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
Dierbare broeders en zusters, wat heeft het Tweede Vaticaans Concilie ons toch een grote rijkdom gegeven in al zijn oriëntaties! Dit is de reden waarom ik, in het vooruitzicht van het grote jubileum, had gevraagd dat de Kerk zichzelf zou ondervragen over de receptie van het Concilie. vgl: Tertio millennio adveniente, 36[[[265|36]]] Is dit gebeurd? Het Congres dat in het Vaticaan plaatshad, is een moment geweest van deze bezinning. Ik wens dat een gelijkaardig initiatief zou tot stand komen in de plaatselijke Kerken. Naarmate de jaren voorbijgaan, verliezen deze teksten niets van hun waarde, noch van hun glans. Het is nodig dat zij op een gepaste wijze worden gelezen, dat zij gekend en begrepen worden als waardevolle en normatieve teksten van het Leergezag, binnen de Traditie van de Kerk. Nu het Jubeljaar geëindigd is, voel ik meer dan ooit de plicht om naar het Concilie te verwijzen als de grote genade waarvan de Kerk in de twintigste eeuw heeft mogen genieten: het geeft ons een kompas, waarop wij kunnen vertrouwen, om ons te oriënteren bij het begin van deze eeuw.
Referenties naar alinea 57: 5
Slottekst 10e Bisschoppensynode: 'De bisschop: Dienaar van het Evangelie van Jezus Christus voor de Hoop van de wereld' ->=geentekst=Aan Kardinaal Simonis - 150 jaar herstel hiërarchie Nederland ->=geentekst=
"Een Kerk ... die geen angst heeft voor de toekomst" ->=geentekst=
Porta Fidei ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 5 Besluit
- Artikel 1 Duc in altum!
58
Maria en de missie van de Kerk ->=geentekst=
“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20,21) ->=geentekst=
Laten wij nu hoopvol verdergaan! Een nieuw millennium ligt voor ons open als een wijdse oceaan waarop wij ons wagen in het vertrouwen op de steun van Christus. De Zoon van God die uit liefde voor de mensen tweeduizend jaar geleden mens werd, zet ook vandaag nog zijn werk verder: wij moeten een doordringende blik hebben om dit te zien en vooral een ruim hart om aan Gods plan mee te werken. Was het niet juist om met deze levende bron van onze hoop opnieuw in contact te treden dat wij dit Jubeljaar hebben gevierd? Nu nodigt Christus die wij beschouwd en bemind hebben, ons nogmaals uit ons op tocht te begeven: "Ga dan, maak alle volkeren tot leerling; doop hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest" (Mt. 28, 19)[b:Mt. 28, 19]. Deze missionaire opdracht leidt ons binnen in het derde millennium en roept ons tegelijk op tot dezelfde geestdrift die de christenen van het eerste uur kenmerkte: wij kunnen vertrouwen op de kracht van de Heilige Geest zelf die op Pinksteren is uitgestort en die ons vandaag voortstuwt om verder op weg te gaan, gesteund door de hoop die "niet beschaamd wordt" (Rom. 5, 5)[b:Rom. 5, 5]. In het begin van deze nieuwe eeuw moet onze stap meer alert zijn wanneer wij weer op de wegen van de wereld verder trekken. De wegen waarop ieder van ons, elk van onze Kerken voortgaat, zijn talrijk. Maar er is geen enkele afstand tussen al diegenen die in de unieke communio nauw met elkaar verbonden zijn. Die communio wordt elke dag gevoed aan de tafel van het eucharistisch Brood en van het Woord van leven. Elke zondag is een beetje als het samenzijn in het Cenakel dat de verrezen Christus ons weerom schenkt. In dit Cenakel verscheen Hij "de eerste dag van de week" (Joh. 20, 19)[b:Joh. 20, 19] aan de zijnen om over hen de levenwekkende gave van de Geest uit te "blazen" en hen op weg te zetten voor het grote avontuur van de evangelisatie.
De heilige Maagd begeleidt ons op die weg. Aan haar heb ik, enkele maanden geleden, samen met talrijke bisschoppen die uit heel de wereld waren gekomen, het derde millennium toevertrouwd. In de loop van de voorbije jaren, heb ik haar dikwijls voorgesteld en aanroepen als de "Ster van de nieuwe evangelisatie". Ik stel haar weerom voor als het lichtend morgenrood en de veilige gids op onze weg. Als echo van de stem van Jezus zelf (Joh. 19, 26)[[b:Joh. 19, 26]] zeg ik opnieuw aan Maria: "Vrouw, ziehier uw kinderen" en ik bied haar de kinderlijke genegenheid van heel de Kerk aan.
De heilige Maagd begeleidt ons op die weg. Aan haar heb ik, enkele maanden geleden, samen met talrijke bisschoppen die uit heel de wereld waren gekomen, het derde millennium toevertrouwd. In de loop van de voorbije jaren, heb ik haar dikwijls voorgesteld en aanroepen als de "Ster van de nieuwe evangelisatie". Ik stel haar weerom voor als het lichtend morgenrood en de veilige gids op onze weg. Als echo van de stem van Jezus zelf (Joh. 19, 26)[[b:Joh. 19, 26]] zeg ik opnieuw aan Maria: "Vrouw, ziehier uw kinderen" en ik bied haar de kinderlijke genegenheid van heel de Kerk aan.
Referenties naar alinea 58: 3
"Een Kerk ... die geen angst heeft voor de toekomst" ->=geentekst=Maria en de missie van de Kerk ->=geentekst=
“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20,21) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
59
Geliefde broeders en zusters, de symbolische heilige deur wordt achter ons gesloten. Maar dit gebeurt om meer dan ooit de levende deur die Christus is, wijd open te houden.
Na de geestdrift van het Jubeljaar komen wij niet opnieuw in de alledaagse grijsheid terecht. Integendeel, als onze pelgrimstocht authentiek was, zijn daardoor onze benen soepeler geworden voor de tocht die op ons wacht. Wij moeten het elan van de apostel Paulus overnemen: "Me richtend op wat voor me ligt, streef ik naar het doel: de prijs van de hemelse roeping die God in Christus Jezus tot mij richt" (Fil. 3, 13-14)[b:Fil. 3, 13-14]. En ook de contemplatie bij Maria moeten wij navolgen: na haar pelgrimstocht naar de heilige stad Jeruzalem, keerde zij naar haar huis in Nazareth terug, terwijl ze in haar hart trouw het geheim van haar Zoon bewaarde (Lc. 2, 51)[[b:Lc. 2, 51]]. Moge de verrezen Jezus, die met ons op weg ging zoals met de leerlingen van Emmaüs en door hen herkend werd bij het "breken van het Brood" (Lc. 24, 35)[b:Lc. 24, 35], ons waakzaam vinden en bereid om zijn gelaat te herkennen en zo naar onze broeders en zusters toe te lopen en hun het grote nieuws te melden: "Wij hebben de Heer gezien!" (Joh. 20, 25)[b:Joh. 20, 25].
Dit zijn de zozeer verlangde vruchten van het Jubeljaar 2000 dat ons zo levendig het Mysterie van Jezus van Nazareth, Zoon van God en Verlosser van de mensen, voor ogen heeft gesteld.
Moge op dit ogenblik dat het Jubeljaar wordt besloten om ons verder open te stellen voor een hoopvolle toekomst, de lof en de dankzegging van heel de Kerk zich richten tot de Vader, de Zoon en de Heilige Geest!
Met deze wens geef ik allen, vanuit de grond van mijn hart, mijn zegen.
Na de geestdrift van het Jubeljaar komen wij niet opnieuw in de alledaagse grijsheid terecht. Integendeel, als onze pelgrimstocht authentiek was, zijn daardoor onze benen soepeler geworden voor de tocht die op ons wacht. Wij moeten het elan van de apostel Paulus overnemen: "Me richtend op wat voor me ligt, streef ik naar het doel: de prijs van de hemelse roeping die God in Christus Jezus tot mij richt" (Fil. 3, 13-14)[b:Fil. 3, 13-14]. En ook de contemplatie bij Maria moeten wij navolgen: na haar pelgrimstocht naar de heilige stad Jeruzalem, keerde zij naar haar huis in Nazareth terug, terwijl ze in haar hart trouw het geheim van haar Zoon bewaarde (Lc. 2, 51)[[b:Lc. 2, 51]]. Moge de verrezen Jezus, die met ons op weg ging zoals met de leerlingen van Emmaüs en door hen herkend werd bij het "breken van het Brood" (Lc. 24, 35)[b:Lc. 24, 35], ons waakzaam vinden en bereid om zijn gelaat te herkennen en zo naar onze broeders en zusters toe te lopen en hun het grote nieuws te melden: "Wij hebben de Heer gezien!" (Joh. 20, 25)[b:Joh. 20, 25].
Dit zijn de zozeer verlangde vruchten van het Jubeljaar 2000 dat ons zo levendig het Mysterie van Jezus van Nazareth, Zoon van God en Verlosser van de mensen, voor ogen heeft gesteld.
Moge op dit ogenblik dat het Jubeljaar wordt besloten om ons verder open te stellen voor een hoopvolle toekomst, de lof en de dankzegging van heel de Kerk zich richten tot de Vader, de Zoon en de Heilige Geest!
Met deze wens geef ik allen, vanuit de grond van mijn hart, mijn zegen.
Vaticaan, 6 januari 2001, plechtigheid van de Openbaring van de Heer, in het drieëntwintigste jaar van mijn pontificaat.
Johannes Paulus II
Referenties naar alinea 59: 1
“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20,21) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 40
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/9-novo-millennio-ineunte-nl