Het is u voldoende bekend
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Satis Cognitum
Het is u voldoende bekend
Over de eenheid van de Kerk
Paus Leo XIII
29 juni 1886
Pauselijke geschriften - Encyclieken
1947, Ecclesia Docens 0141, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Tussentitels: redactie Ecclesia Docens
Vertaling ongewijzigd in het oorspronkelijke Oud Nederlands
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Vertaling ongewijzigd in het oorspronkelijke Oud Nederlands
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1947
J. Pubben C.ss.R.
25 augustus 2024
638
nl
Referenties naar dit document: 4
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
- Het doel der encycliek: de terugvoering der afgedwaalden; het middel tot dat doel: een schets van de eenheid der Kerk
1
Het is u voldoende bekend, dat onze gedachten en zorgen voor een groot deel gewijd zijn aan het streven, om de afgedwaalden naar den schaapsstal terug te voeren, waarover Jesus Christus, de opperste Herder der zielen, de leiding heeft. Met deze bedoeling voor oogen hebben wij gemeend, dat een beschrijving in groote lijnen van het beeld der Kerk dit heilzaam plan en voornemen in belangrijke mate ten goede zal komen. Vooral is de eenheid, die de goddelijke Stichter de Kerk als een kenteeken van waarheid en van onverwinnelijke kracht voor altijd heeft opgedrukt, een nadere beschouwing overwaard. De schoonheid en de glans, die de Kerk van nature uitstraalt, moeten de ziel der toeschouwers krachtig beïnvloeden; en het is verre van onwaarschijnlijk, dat de aanblik der Kerk juist bij hen, die niet door eigen schuld in dwaling leven, onwetendheid verdrijft, en verkeerde opvattingen en vooroordeelen rechtzet. Zelfs is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat in de harten der menschen een liefde opvlamt, die een weerschijn is van de liefde, waarmee Christus haar met Zijn goddelijk bloed verlost en haar tot Zijn bruid verkozen heeft: "Christus heeft de Kerk bemind en Zichzelf voor haar overgeleverd" (Ef. 5, 25)[b:Ef. 5, 25].
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Als de terugkeer tot deze liefderijke moeder een offer zal vragen van hen, die haar nog niet ten volle kennen, of haar ten onrechte den rug hebben gekeerd, dan zal het alvast niet de prijs des bloeds zijn, die toch van Jesus Christus gevorderd werd, maar een veel geringere moeite en last; en dan zal het tenminste duidelijk zijn, dat deze last geenszins door den wil van een mensch wordt opgelegd, maar op bevel van God Zelf en volgens Zijn voorschrift. Maar daarom zullen zij dan ook met de hulp der hemelsche genade gemakkelijk de waarheid van Zijn goddelijk woord door ondervinding beseffen Want Mijn juk is zacht, Mijn last is licht." (Mt. 11, 30)[b:Mt. 11, 30].
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Wij stellen daarom een zeer vast vertrouwen op "den Vader der lichten", van wien "alle goede gift en alle volmaakte gave" (Jak. 1, 17)[b:Jak. 1, 17] toekomt; en vragen Hem, die alleen "wasdom geeft" (1 Kor. 3, 6)[b:1 Kor. 3, 6], met aandrang, dat Hij Zich gewaardige, ons genadiglijk kracht tot overtuigen mee te deelen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Voorafgaande bemerkingen (praenotanda)
- God bedient Zich ten overstaan der menschen dikwijls van tweede oorzaken
4
Al kan God, alleen en uit eigen macht, alles wat geschapen krachten vermogen: toch maakt Hij, waar Hij aan menschen hulp verleent, door een genadig bestel Zijner voorzienigheid bij voorkeur gebruik van menschelijke medewerking; en zooals Hij in de natuurlijke orde den mensch de volmaaktheid, die tot zijn natuur behoort, (door menschen) meedeelt: zoo pleegt Hij hem ook in de bovennatuurlijke orde heiligheid en zaligheid door de hulp en de bediening van menschen te doen toekomen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Mededeelingen, voor menschen bestemd, gaan langs den weg der zintuigen; deze handelwijze is ook bij het verlossingswerk gevolgd
5
Het is echter een feit, dat enkel maar uitwendige en zinnelijk waarneembare dingen dragers kunnen zijn van mededeelingen, die voor menschen bestemd zijn. En daarom heeft Gods Zoon de menschelijke natuur aangenomen, "die, hoewel Hij Gods gestalte bezat .... , Zich er toch van heeft ontdaan, door de gestalte aan te nemen van een slaaf en gelijk te worden aan de menschen." (Fil. 2, 6-7)[b:Fil. 2, 6-7] En zoo heeft Hij tijdens Zijn verblijf op aarde de menschen door het gesproken woord Zijn leer en Zijn wetten kenbaar gemaakt.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Christus heeft aan Zijn verlossingswerk een blijvend karakter gegeven
6
Wijl echter Zijn goddelijk werk een blijvend en duurzaam karakter behoorde te bezitten, plaatste Hij enkele leerlingen aan Zijn zijde, maakte hen tot deelgenoten van Zijn eigen macht, riep den Geest der waarheid uit den hemel over hen af, en gaf hun last over de aarde uit te gaan en Zijn leer onvervalscht aan heel het menschdom te prediken. Zijn bedoeling was geen ander, dan het menschdom door het belijden Zijner leer en het naleven Zijner wetten hier op aarde heiligheid, en in den hemel eeuwige zaligheid te doen verwerven.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Vandaar de stichting der Kerk, die eenerzijds geestelijk, anderzijds uitwendig en zichtbaar is
7
Dit was het grondplan, dit was het beginsel, dat bij de geboorte der Kerk voorzat. Deze is ongetwijfeld geestelijk, als men haar doel beschouwt en de onmiddellijke oorzaken, die de heiligheid bewerken. Maar zij is uitwendig en noodzakelijkerwijze zichtbaar, als men let op de menschen, waaruit zij is samengesteld, en op de dingen, die tot mededeeling der geestelijke gaven bestemd zijn.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De apostelen werden tot leeraren aangesteld door zichtbare en hoorbare teekenen, en zij zelf oefenden dit ambt uit door woorden en daden, die eveneens met de zintuigen waarneembaar zijn. En zoo bracht hun woord, dat van buiten af de ooren binnendrong, binnen in de zielen het geloof voort: "Het geloof ontstaat door de prediking: de prediking geschiedt krachtens opdracht van Christus." (Rom. 10, 17)[b:Rom. 10, 17]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Ook het geloof zelf, dat een instemming met de eerste en hoogste waarheid is, zetelt op zich wel in het verstand, maar behoort naar buiten te worden uitgedragen in een ondubbelzinnige belijdenis. "Want men gelooft met het hart ter rechtvaardiging, en men belijdt met den mond ter redding." (Rom. 10, 10)[b:Rom. 10, 10]
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Zoo is ook de hemelsche genade, die de heiligheid voortbrengt, iets wat in het diepste binnenste van 's menschen ziel zetelt; maar de gewone en de voornaamste middelen, waardoor ze wordt ingestort, zijn uitwendig. Zoo, met name, de sacramenten, die door menschen, tot dit doel geheel bijzonder uitgekozen, door middel van speciale heilige handelingen worden toegediend.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Jesus Christus gaf aan de apostelen en aan hun opvolgers in de komende eeuwen last, om de volkeren te onderwijzen en te besturen; en aan de volkeren gaf Hij bevel om de leer der apostelen te aanvaarden en zich aan hun gezag te onderwerpen. Maar deze wederkeerige uitwisseling van rechten en plichten kon in de christelijke maatschappij niet alleen geen stand houden, maar zelfs geen aanvang nemen, dan alleen langs den weg van een zintuiglijk kennen en in-contact-treden met de werkelijkheid.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Mystici Corporis Christi ->=geentekst=
Lumen Gentium ->=geentekst=
Het is om al deze redenen, dat de Kerk in de gewijde bladen N.v.d.r: Heilige SchriftN.v.d.r: Heilige Schrift zoo herhaaldelijk zoowel een lichaam, alsook het lichaam van Christus wordt genoemd: "Gij zijt het lichaam van Christus." (1 Kor. 12, 27)[b:1 Kor. 12, 27]
De Kerk kan met de oogen worden waargenomen, omdat ze een lichaam is; en ze bezit een frisch, actief en opgewekt leven, omdat ze het lichaám van Christus is. Want Jesus Christus stort haar Zijn eigen kracht in, steunt haar en houdt haar in stand eenigszins op dezelfde wijze, waarop de wijnstok de met hem verbonden ranken voedt en vruchtbaarheid meedeelt. Zooals in de levende wezens het levensbeginsel eenerzijds schuilgaat en voor het oog verborgen blijft, maar zich anderzijds toch ook weer openbaart, en zich vertoont in de beweging en de werkzaamheid der ledematen: zoo treedt ook het bovennatuurlijke levensbeginsel der Kerk in al hare daden duidelijk te voorschijn.
De Kerk kan met de oogen worden waargenomen, omdat ze een lichaam is; en ze bezit een frisch, actief en opgewekt leven, omdat ze het lichaám van Christus is. Want Jesus Christus stort haar Zijn eigen kracht in, steunt haar en houdt haar in stand eenigszins op dezelfde wijze, waarop de wijnstok de met hem verbonden ranken voedt en vruchtbaarheid meedeelt. Zooals in de levende wezens het levensbeginsel eenerzijds schuilgaat en voor het oog verborgen blijft, maar zich anderzijds toch ook weer openbaart, en zich vertoont in de beweging en de werkzaamheid der ledematen: zoo treedt ook het bovennatuurlijke levensbeginsel der Kerk in al hare daden duidelijk te voorschijn.
Referenties naar alinea 12: 3
Mystici Corporis Christi ->=geentekst=Mystici Corporis Christi ->=geentekst=
Lumen Gentium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De Kerk is dus noch een verborgen, noch een louter uitwendige, menschelijke instelling
13
Mystici Corporis Christi ->=geentekst=
Uit het voorgaande blijkt de groote en verderfelijke dwaling van hen, die zich in hun verbeelding een willekeurige voorstelling van de Kerk vormen en haar voor een verborgen en onzichtbare instelling houden; en mede van degenen, die in haar een soort van menschelijke organisatie zien met een bepaald leerstelsel en met een complex van uitwendige plechtigheden, doch staande buiten den voortdurenden invloed der goddelijke genadegaven, en beroofd van de krachten, die haar, zooals toch duidelijk blijkt, telkendage opnieuw uit den goddelijken levensader toevloeien. Inderdaad, zoowel de eene als de andere opvatting omtrent het wezen der Kerk is even ongerijmd als de bewering, dat de mensch wèl een lichaam maar geen ziel, of wèl een ziel maar geen lichaam zou bezitten. De samenvoeging en vereeniging dezer twee dingen tot één geheel is voor de ware Kerk van eenzelfde volstrekte noodzakelijkheid, als de innige vereeniging van ziel en lichaam voor de menschelijke natuur.
De Kerk is niet een soort van levenloos organisme, maar het lichaam van Christus, bezield met bovennatuurlijk leven. Christus, ons Hoofd en toonbeeld, is niet meer de geheele Christus, als wij ons met de Photinianen en Nestorianen enkel maar tot Zijn zichtbare menschelijke natuur bepalen, of met de Monophysieten alleen de onzichtbare goddelijke natuur voor oogen houden; want Hij vormt een eenheid, die uit twee naturen is samengesteld en die ook in deze twee naturen, zoowel de zichtbare als de onzichtbare, bestaat. Zóó nu is ook de Kerk, het mystieke lichaam van Christus, niet meer de ware Kerk, als aan haar zichtbare bestanddeelen geen kracht en leven toevloeit uit bovennatuurlijke bronnen en andere bovennatuurlijke elementen, waardoor het karakter en de natuur der zichtbare bestanddeelen eerst tot haar recht komen.
De Kerk is niet een soort van levenloos organisme, maar het lichaam van Christus, bezield met bovennatuurlijk leven. Christus, ons Hoofd en toonbeeld, is niet meer de geheele Christus, als wij ons met de Photinianen en Nestorianen enkel maar tot Zijn zichtbare menschelijke natuur bepalen, of met de Monophysieten alleen de onzichtbare goddelijke natuur voor oogen houden; want Hij vormt een eenheid, die uit twee naturen is samengesteld en die ook in deze twee naturen, zoowel de zichtbare als de onzichtbare, bestaat. Zóó nu is ook de Kerk, het mystieke lichaam van Christus, niet meer de ware Kerk, als aan haar zichtbare bestanddeelen geen kracht en leven toevloeit uit bovennatuurlijke bronnen en andere bovennatuurlijke elementen, waardoor het karakter en de natuur der zichtbare bestanddeelen eerst tot haar recht komen.
Referenties naar alinea 13: 2
Mystici Corporis Christi ->=geentekst=Mystici Corporis Christi ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De Kerk moet haar karakter van èn geestelijk èn zichtbaar instituut behouden
14
Wijl nu de Kerk door Gods wil en verordening met dit karakter is ingesteld, moet zij ook zonder onderbreking ten eeuwigen dage dit karakter behouden. Als ze het kon verliezen, dan zou ze niet gesticht zijn voor alle tijden, maar slechts een aan een bepaalden tijd en ruimte gebonden doel nastreven: twee veronderstellingen, die tegen de waarheid ingaan. De vereeniging van het zichtbare element met het onzichtbare, die krachtens het plan van God met het wezen en het karakter der Kerk strookt, moet dus gedurende geheel den tijd van haar bestaan gehandhaafd blijven. Daarom zegt Chrysostomus: "Blijf niet afzijdig van de Kerk: want er bestaat geen grootere macht dan de Kerk. Uw hoop, uw heil, uw toevlucht is de Kerk. Zij is hooger dan de hemelen en uitgestrekter dan de aarde. Zij veroudert nooit en bewaart steeds haar volle kracht. De heilige Schrift kiest het beeld van den berg, als ze een denkbeeld wil geven van haar onwrikbare kracht en duurzaamheid." nr. 6: PG 52, 402[[1567]] Augustinus op zijn beurt schrijft: "De heidenen meenen, dat de christelijke godsdienst hier op aarde slechts een tijdelijk bestaan, maar geen blijvende toekomst heeft; doch hij zal voortbestaan zoolang als de zon. Zoolang deze op- en ondergaat, en zoolang de stroom des tijds zal voortrollen, zal ook de Kerk Gods, die het lichaam van Christus op aarde is, haar bestaan voortzetten." In Psalm 71, n.8: PL 36, 906[[838]] En elders zegt hij: "De Kerk zal dàn wankelen, als haar grondslag wankelt. Maar hoe zal Christus wankelen? .... En als Christus niet wankelt, zal ook zij in eeuwigheid niet ineenstorten. Wanneer de Kerk echter onvergankelijk is, wat blijft er dan over van de bewering, die sommigen naar voren brengen, als zou de Kerk hier op aarde reeds hebben opgehouden te bestaan?" 103, sermo II, n. 5: PL 37, 1353[[838]]
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De groote vraag, als men over de Kerk spreekt, is deze: Wat heeft Christus bedoeld, wat heeft Christus gedaan? - Dit geldt vooral ook, als men spreekt over de eenheid der Kerk
15
Dit zijn de fundamenteele beginselen, waarop men steunen moet, als men de waarheid zoekt. De Kerk is namelijk gesticht en georganiseerd door Christus, den Heer. Bijgevolg, voor hem, die haar wezen wenscht te bestudeeren, treedt als eerste vraag op den voorgrond, wat Christus bedoeld heeft en wat Christus feitelijk gedaan heeft. Dit is de regel, dien men vooral ook moet onderhouden bij de behandeling van de eenheid der Kerk, waaromtrent wij, ten algemeenen nutte, in dit schrijven een en ander besloten hebben te bespreken.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Zeker, de ware Kerk van Jesus Christus is één. Dat staat door het klaar en telkens weer herhaald getuigenis der heilige Schriften voor allen zóó vast, dat geen christen hiertegen zijn stem zal durven verheffen. Maar als het aankomt op de juiste beoordeeling en omschrijving van de natuur dezer eenheid, dan doet velerlei dwaling menigeen het spoor bijster raken. Zoowel het ontstaan alsook geheel de organisatie der Kerk behoort tot een orde van zaken, waarin de vrije wil op den voorgrond treedt, en daarom wordt geheel ons oordeel door de feiten bepaald. De vraag, die zich opdringt, luidt dus niet: wat voor een soort van eenheid had de Kerk kunnen bezitten? maar: welke eenheid heeft haar Stichter feitelijk gewild?
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Eenheid tegenover veelheid (Unicitas Ecclesiae)
- Christus heeft niet een agglomeraat van meerdere kerken willen stichten, doch slechts één Kerk. Dit blijkt uit Zijn woorden
17
Welnu dan, als men let op het historisch verloop der dingen, dan komt vast te staan, dat Jesus Christus de Kerk gesticht en georganiseerd heeft nièt als een aggregaat van meerdere kerkgenootschappen, die wel in algemeene trekken een zekere gelijkenis met elkaar zouden hebben, maar die toch werkelijk onderscheiden zouden zijn, en zonder de banden, die alleen de Kerk juist tot zulk een onverdeeld eenig organisme maken, zooals wij het in de geloofsbelijdenis uitdrukken: "Ik geloof in de eene .... Kerk." "De Kerk is uitgekozen om één wezen te vormen; zij is één, hoewel de ketterijen haar in vele secten trachten vaneen te scheuren. Wij verklaren dus: de aloude en katholieke Kerk is één, èn in wezen, èn in leer, èn in beginsel, èn in uitnemendheid... 'Trouwens, deze uitnemendheid der Kerk vloeit evenals het beginsel van haar organisatie juist uit de eenheid voort. Daardoor gaat zij zóó boven alles uit, dat zij haar weerga of gelijke niet vindt." Lib. VII, cap. 17: PG 9, 551-552[[1357]]
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Inderdaad, waar Jesus Christus over dit mystieke gebouw spreekt, vermeldt Hij slechts één Kerk, en die noemt Hij ,de Zijne." "Ik zal Mijn Kerk bouwen." (Mt. 16, 18)[b:Mt. 16, 18] Iedere andere Kerk, die men zich buiten haar in zijn gedachten zou vormen, kan de ware Kerk van Christus niet zijn, omdat zij niet door Jesus Christus gesticht is.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Dit blijkt ook uit het doel van Christus: de blijvende voortzetting van Zijn werk
19
Dit springt nog meer in het oog, als wij het doel van den goddelijken Stichter voor oogen houden. Wat immers heeft Christus in de Kerk en bij haar stichting beoogd en gewild? Slechts één ding: Hij wilde aan de Kerk de voortzetting toevertrouwen van dezelfde taak en zending, die Hij van den Vader ontvangen had. Dit was Zijn plan, en dit heeft Hij ook ten uitvoer gelegd. "Zooals de Vader Mij heeft gezonden, zoo zend Ik u." (Joh. 20, 21)[b:Joh. 20, 21]. "Zooals Gij Mij in de wereld hebt gezonden, zoo heb Ik ook hen in de wereld gezonden." (Joh. 17, 18)[b:Joh. 17, 18]
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Nu is het de taak van Christus om voor den ondergang te behoeden en te redden ,wat verloren was". En hiermee is niet een bepaald aantal volkeren of steden bedoeld, maar absoluut het menschelijk geslacht in zijn geheel. De Menschenzoon is gekomen, "opdat de wereld door Hem zou worden gered." (Joh. 3, 17)[b:Joh. 3, 17]. "Want onder den hemel is geen andere Naam aan de menschen gegeven, waardoor wij zalig moeten worden." (Hand. 4, 12)[b:Hand. 4, 12].
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Bijgevolg is het de taak der Kerk, het door Christus verworven heil en alle daaruit voortvloeiende weldaden wijd en zijd over alle menschen uit te storten en in alle eeuwen voort te planten. En hiertoe wordt, krachtens den wil van haar Stichter, gevorderd, dat er maar één Kerk is in alle landen en in heel den duur der tijden. Om meer dan één Kerk te kunnen hebben, zou men de grenzen der aarde moeten overschrijden en zich een nieuw menschdom moeten voorstellen, waarvan men nog nooit gehoord had.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Zoo had het Isaias voorspeld
22
Deze ééne Kerk, die de stervelingen aller landen en tijden zou omvatten, werd door Isaias reeds gezien en voorspeld, toen hij, in de toekomst schouwend, het visioen zag van een berg, die door zijn boven alles uitstekende hoogte alom zichtbaar was en die het huis des Heeren, dat is de Kerk, verzinnebeeldde. "En in de laatste dagen zal de berg van het huis des Heeren gevestigd zijn op de kruin der bergen." (Jes. 2, 2)[b:Jes. 2, 2] Welnu, hier wordt genoemd één berg, die zich verheft op de kruin der bergen, en één huis des Heeren, waar alle volkeren heentrekken, om daar de gedragslijn te vinden, die richting moet geven aan hun leven: "En alle natiën zullen tot hem stroomen.... en zeggen: komt en laat ons opgaan naar den berg des Heeren en naar het huis van Jacobs God; en Hij zal ons onderwijzen in Zijn wegen, en wij zullen wandelen op Zijn paden." (Jes. 2, 2-3)[b:Jes. 2, 2-3].
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Naar aanleiding van deze schriftuurplaats schreef Optatus van Mileve: "Er staat geschreven bij den profeet Isaias: 'van Sion zal de wet uitgaan en 's Heeren woord van Jerusalem.' Derhalve ziet Isaias de vallei (waar de volkeren samenvloeien) niet op den berg Sion, maar op den heiligen berg, die de Kerk is, en die voor het oog van heel de Romeinsche wereld zijn top omhoog beurt over alle hemelstreken... De Kerk is dus het geestelijke Sion, waarover Christus door God den Vader tot koning is aangesteld, en zij strekt zich uit over heel de aarde, waar dan ook maar één katholieke Kerk te vinden is." Lib. III, n. 2: PL 11, 995-997[[7866]]
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
En op zijn beurt zegt Augustinus: "Wat springt meer in het oog dan een berg? En toch zijn er onbekende bergen, omdat zij zich ergens in een verborgen hoek van de aarde verheffen .... Geheel anders is het met dezen berg, want hij overdekt geheel de oppervlakte der aarde, en van hem geldt het woord: 'hij is gevestigd op den top der bergen.'" I, n. 13: PL 35, 1988[[859]]
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Gelijk Christus slechts één menschelijk lichaam heeft, zoo heeft Hij ook slechts één mystiek lichaam
25
Hierbij komt, dat de Zoon Gods bepaald heeft, dat de Kerk Zijn mystiek lichaam zou zijn, waarmee Hij als Hoofd verbonden zou wezen, op de wijze van het menschelijk lichaam, dat Hij heeft aangenomen en dat van nature met het hoofd vereenigd is. Zooals Christus dus maar één menschelijk lichaam aannam, dat Hij als losprijs voor 's menschen verlossing aan lijden en dood prijsgaf: zoo heeft Hij ook maar één mystiek lichaam, waarin en waardoor Hij den menschen heiligheid en eeuwige zaligheid toebedeelt: "Hem (Christus) heeft Hij (God) tot hoofd gesteld over geheel de Kerk, die Zijn lichaam is." (Ef. 1, 22-23)[b:Ef. 1, 22-23]
Referenties naar alinea 25: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Ledematen, die van de andere ledematen gescheiden zijn, kunnen niet één zijn met het hoofd
26
Van elkander gescheiden en verspreide ledematen kunnen niet meer samenhangen met één en hetzelfde hoofd om daar één lichaam mee te vormen. Nu zegt Paulus: "Al de leden.van het lichaam, hoe talrijk ook, vormen één lichaam; zoo ook Christus." (1 kor. 12, 12)[b:1 kor. 12, 12] Vandaar dat hij dit mystieke lichaam een samengevoegd, een samenverbonden geheel noemt: "Het hoofd is Christus. Door Hem wordt het gansche lichaam samengevoegd en samenverbonden, omdat elk gewricht zijn taak vervult met de kracht, die ieder lid in het bijzonder is toegemeten." (Ef. 4, 15-16)[b:Ef. 4, 15-16]. Bijgevolg, als sommige leden van de andere gescheiden ronddolen, dan kunnen zij niet in verbinding zijn met één en hetzelfde hoofd. "Immers, er is één God, één Christus, één Kerk van Christus, één geloof en één volk, dat door den band der eendracht in één lichaam tot een stevige eenheid verbonden is. Eenheid en scheuring nu sluiten elkander uit, zoodat de eenheid van het lichaam verdwijnt, zoodra zijn samenhang verstoord wordt." nr. 23: PL 4, 517 - "Deus unus est..."[[883]] En om de eenheid der Kerk nog meer te doen uitkomen, vergelijkt Cyprianus haar bij een bezield lichaam, welks leden enkel maar leven. als ze met het hoofd, waaraan ze hun levenskracht ontleenen, verbonden blijven; zijn ze van het hoofd gescheiden, dan zijn ze ten doode gedoemd: "Zij (de Kerk) kan niet.... door wegneming van hare ledematen vaneen worden gescheurd. Want wat van haar moederschoot wordt losgerukt, kun geen zelfstandig leven meer leiden of ademhalen." n. 23: PL 4, 517[[883]] En hoe lijkt een dood lichaam nog op een levend? "Niemand heeft ooit zijn eigen vleesch gehaat. maar hij voedt en verzorgt het, zooals ook Christus het doet met de Kerk, omdat wij ledematen zijn van Zijn lichaam, uit Zijn vleesch en uit Zijn gebeente." (Ef. 5, 29-30)[b:Ef. 5, 29-30] Wie derhalve een andere kerk wenscht buiten de Kerk, die het lichaam van Christus is, moet naar een ander hoofd, dat aan Christus gelijk is, en naar een anderen Christus uitzien.
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
"Ziet, waarvoor gij u te wachten, wat gij te doen en wat gij te vreezen hebt. Het kan gebeuren, dat in het menschelijk lichaam of van het lichaam een lichaamsdeel, bijvoorbeeld een hand, een vinger, een voet wordt weggenomen. Gaat dan de ziel mee met het afgezette lid? Het leefde, toen het één was met het lichaam, maar nu het afgesneden is, sterft het af. Zoo gaat het ook met den mensch. De christen is katholiek, als hij leeft in het lichaam der Kerk, maar wordt ketter, als hij van de Kerk is afgesneden. De geest immers blijft een afgesneden lid niet langer bezielen." 267, n. 4: PL 38, 1231[[880]]
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Conclusie van dit onderdeel
28
De Kerk van Christus is dus eenig en bestendig: en wie eigen paden bewandelt, gaat in tegen den wil en het gebod van Christus, den Heer. verlaat den weg des heils en gaat zijn ondergang tegemoet. "Wie de ware Kerk den rug toekeert en een valsche aanhangt, onttrekt zich aan den zegen, die aan de Kerk beloofd is, en nooit zal iemand, die Christus' Kerk verlaat, het loon van Christus verwerven .... Wie deze eenheid loslaat, geeft èn Gods wet prijs, èn het geloof in den Vader en den Zoon, èn het leven, èn de zaligheid." n. 6: PL 4, 503-504[[883]]
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Eenheid tegenover innerlijke verdeeldheid (Unitas Ecclesiae)
- Christus heeft onder de Zijnen een volmaakte eenheid gewild
29
Gaan wij nu verder. Dezelfde Stichter, die slechts één Kerk wilde, wilde die Kerk ook één, nl. in dien zin, dat al haar leden door de nauwste banden zóó innig met elkander zijn verbonden, dat zij maar één volk, één rijk en één lichaam vormen. "Eén lichaam en één geest, zooals gij ook geroepen zijt tot één hoop, die aan uw roeping ontspruit." (Ef. 4, 4)[b:Ef. 4, 4]
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Toen Jesus Christus den dood nabij was, heeft Hij in Zijn gebed tot den Vader aan Zijn wil in dit opzicht een nieuwe bekrachtiging en hoogere wijding gegeven met de woorden: "Ik bid niet voor hen alleen, maar ook voor allen, die door hun woord in Mij zullen gelooven.... opdat ook zij in Ons één zijn.... opdat zij volmaakt één zijn." (Joh. 17, 20.21.23)[b:Joh. 17, 20.21.23].
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Hij heeft zelfs gewild, dat deze volgelingen zulk een innigheid van samenhang en zulk een graad van volmaaktheid zou bereiken, dat ze eenigermate een beeld zou zijn van Zijn eigen vereeniging met den Vader: "Ik bid .... dat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, het zijt in Mij, en Ik in U." (Joh. 17, 21)[b:Joh. 17, 21].
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De eenheid in geloof
- De volmaakte eenheid, door Christus gewild, vordert eenheid in geloof
32
Nu is echter voor zulk een innige en zulk een volmaakte eenheid onder menschen de onmisbare grondslag: overeenkomst en verbondenheid in gedachten, en hieruit wordt van nature eenheid van wil en van actie geboren. Daarom dan ook heeft Hij in Zijn goddelijk raadsbesluit Zijn Kerk last gegeven om de eenheid van geloof te handhaven; want deze deugd is de eerste band, die den mensch met God verbindt, en om haar worden wij fideles Dit woord is onvertaald...Dit woord is onvertaald gelaten. Het beteekent 'geloovigen', maar ook 'getrouwen'. Zoolang wij 'geloovigen' zijn, zijn wij althans door één band van trouw met God verbonden, en eveneens met elkander. genoemd: "Eén Heer, één geloof, één doopsel." (Ef. 4, 5)[b:Ef. 4, 5]
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Daarom vraagt de apostel Paulus aan de christenen, en hij bidt en smeekt hen zelfs, om eensgezind te zijn en alle verschil van meening te vermijden: "Broeders, ik bezweer u uit naam van onzen Heer Jesus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt en dat er onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij volkomen één zijt in dezelfde gezindheid en dezelfde overtuiging." (1 Kor. 1, 10)[b:1 Kor. 1, 10]. Deze teksten behoeven geen naderen uitleg, maar spreken voor zich zelf een duidelijke taal.
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Overigens geven allen, die de christelijke leer belijden, volmondig toe, dat het geloof één moet zijn. Er is echter een punt, waarin velen dwalen, en dat toch allergewichtigst en volstrekt noodzakelijk is. Het is de vraag, hoe men het karakter en het wezen dezer eenheid moet bepalen. Zooals wij hierboven in een dergelijk geval hebben gedaan, zoo zullen wij ook hier ons oordeel niet baseeren op losse meeningen of vermoedens, maar op een wetenschappelijke beschouwing der feiten. Daarom zullen wij onderzoeken en vastleggen, welke eenheid in het geloof Jesus Christus heeft voorgeschreven.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De eenheid in het geloof wordt niet gewaarborgd louter door het bezit der heilige Schrift
35
Al is de hemelsche leer van Jesus Christus ook grootendeels neergelegd in boeken, die onder goddelijke inspiratie geschreven zijn, toch kon ze geen band van eenheid tusschen de geesten vormen, als ze aan de willekeur van 's menschen geest werd overgelaten. In dit geval immers zou men zeer gemakkelijk tot verschillende van elkander afwijkende uitleggingen komen, niet alleen om de diepte dier leer en om de geheimen welke ze beval, maar ook om het verschil van inzicht bij de menschen en om de verwarring tengevolge van de zucht, om tegenoverelkaar-staande meeningen aan te hangen. Verschil van uitleg doet noodzakelijkerwijze verschil van opvatting ontstaan. Vandaar de geschillen, oneenigheden en twisten, waarvan de Kerk zelfs in de eerste jaren van haar bestaan getuige was. Irenaeus schrijft over de ketters: "Zij aanvaarden wel de Schriften, maar zij verdraaien haar zin." Lib. III, cap. 12, n. 12: PG 7, 906[[848]] En Augustinus: "Juist door het averechts begrijpen der goede Schriften ontstaan ketterijen en valsche leerstelsels, die de zielen misleiden en in den afgrond storten." 18, cap. 5, n. 1: PL 35, 1536[[859]]
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het middel tot waarborging der eenheid van geloof is het leergezag
- Er moest ondanks de aanwezigheid der Schrift een ander middel zijn
36
Om eenheid te verkrijgen onder de geesten en om eendracht tot stand te brengen en in stand te houden was er dus ondanks de aanwezigheid der Schriften beslist nog een ander beginsel noodig. Dit is een eisch van de goddelijke Wijsheid. God immers had geen eenheid van geloof kunnen willen, als Hij niet voor een doelmatig middel tot bewaring der eenheid gezorgd had. Dit wordt, zooals wij aanstonds gaan uiteenzetten, ook door de heilige Schriften duidelijk bevestigd.
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Hiermee wordt niet ontkend, dat Gods almacht van geen enkel middel afhankelijk en aan niets gebonden is, want alle geschapen dingen zijn gewillige instrumenten in Zijn hand. Maar laten wij nu nagaan, welk uitwendig middel Christus heeft uitgekozen uit alle middelen, die Hem ten dienste stonden. Daartoe dienen wij in den geest terug te keeren tot den oorsprong van het christendom.
Referenties naar alinea 37: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Christus eischte met volle recht voor Zichzelf volledig geloof
38
Alles wat wij nu vermelden is door de heilige Schriften bevestigd en ook algemeen bekend. Jesus Christus heeft Zijn godheid en Zijn goddelijke zending door macht van wonderen gestaafd. Hij heeft ook het volk met grooten ijver door Zijn woord in alles onderricht, wat op het eeuwig leven betrekking heeft, en zoowel onder toezegging van eeuwig loon als onder bedreiging met eeuwige straf geëischt, dat men Zijn leer geloovig zou aannemen: "Wanneer Ik de werken van Mijn Vader niet doe, gelooft Mij dan niet." (Joh. 10, 37)[b:Joh. 10, 37]. "Had Ik onder hen niet de werken gedaan, die niemand anders gedaan heeft, dan zouden zij geen zonde hebben." (Joh. 15, 24)[b:Joh. 15, 24]. "Maar doe Ik ze (de werken) wel, gelooft dan de werken, ook al zoudt gij Mij niet gelooven." (Joh. 10, 38)[b:Joh. 10, 38].
Referenties naar alinea 38: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
Al wat Hij voorschrijft, schrijft Hij voor met het zelfde gezag, en Hij vordert onderwerping van den geest zonder eenige uitzondering of beperking. Wie Jesus hoorde was verplicht, zoo hij althans de zaligheid wilde verwerven, niet alleen om Zijn leer globaal te aanvaarden, maar ook om met geheel zijn verstand ieder afzonderlijk punt, dat Hij geleerd had, aan te nemen; want het zou een tegenspraak inhouden, als men aan God ook maar in één punt geloof zou mogen weigeren.
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Christus zond Zijn apostelen met Zijn eigen zending en Zijn eigen gezag
40
Toen nu het uur van Zijn terugkeer naar den hemel gekomen was, heeft Hij de apostelen, die opdracht hadden ontvangen om de zaden Zijner leer uit te strooien en te verspreiden, met hetzelfde gezag uitgezonden, waarmee Hijzelf door den Vader bekleed was: "Mij is alle macht gegeven in den hemel en op de aarde. Gaat dus heen: onderwijst alle volken .... en leert ze onderhouden al wat.Ik u heb geboden." (Mt. 28, 18-20)[b:Mt. 28, 18-20]. Hij verzekert, dat allen, die aan de apostelen zouden gehoorzamen, de eeuwige zaligheid bereiken, maar dat zij, die gehoorzaamheid weigerden, verloren zouden gaan. "Wie gelooft en gedoopt is, zal zalig worden; maar wie niet gelooft, zal worden veroordeeld." (Mc. 16, 16)[b:Mc. 16, 16].
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
En daar het geheel en al met Gods voorzienigheid strookt, om niemand met een bijzonder voornaam en uitnemend ambt te belasten, zonder hem tegelijkertijd met alles toe te rusten wat het behoorlijk vervullen van dit ambt vereischt, daarom heeft Jesus Christus beloofd den Geest der waarheid over Zijn leerlingen te zullen zenden om altijd in hen te blijven: "Zoo Ik heenga, zal Ik Hem (den Vertrooster) tot u zenden.... En wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u alle waarheid leeren." (Joh. 16, 7-13)[b:Joh. 16, 7-13]. "En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Helper geven, om bij u te blijven voor eeuwig, den Geest der waarheid." (Joh. 14, 16-17)[b:Joh. 14, 16-17]. "Hij zal van Mij getuigen en ook gij zult getuigen." (Joh. 15, 26-27)[b:Joh. 15, 26-27].
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
Dientengevolge beveelt Hij om de leer der apostelen met denzelfden eerbied te aanvaarden en even heilig te onderhouden als de Zijne: "Wie u hoort, hoort Mij, en wie u versmaadt, versmaadt Mij." (Lc. 10, 16)[b:Lc. 10, 16]. De apostelen zijn dus evenzeer afgezanten van Christus, als Hij de gezondene des Vaders is: "Zooals de Vader Mij heeft gezonden, zoo zend Ik u" (Joh. 20, 21)[b:Joh. 20, 21], en zooals de apostelen en de leerlingen aan Christus moesten gehoorzamen, zoo behooren ook allen, die op Gods bevel door de apostelen onderwezen zijn, aan de apostelen geloof te schenken. Evenmin dus als het iemand vrijstaat een of ander punt van de leer van Christus zelf te verwerpen, evenmin is het geoorloofd ook maar één enkel leerstuk van de apostelen van de hand te wijzen.
Referenties naar alinea 42: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
De stem der apostelen heeft, na de nederdaling van den Heiligen Geest, werkelijk tot aan de uiterste grenzen weerklonken. Overal waar zij den voet zetten verkondigden zij, dat zij door Jesus zelf waren gezonden: "Door Hem (Jesus Christus) hebben wij genade ontvangen en het apostolaat onder alle volken, om ze te onderwerpen aan het geloof ter eere van Zijn naam." (Rom. 1, 5)[b:Rom. 1, 5]. En God Zelf legde overal door wonderen openlijk getuigenis af van hun goddelijke zending: "En zij trokken uit om overal te preeken; en de Heer werkte met hen mee en bevestigde het woord door de wonderen die het vergezelden." (Mc. 16, 20)[b:Mc. 16, 20] Welk woord wordt hier bedoeld? Het woord natuurlijk, dat den geheelen inhoud omvatte van de leer, die zij zelf van den Meester ontvangen hadden; want zij getuigen openlijk en in duidelijke bewoordingen, dat zij van alles wat zij gehoord en gezien hadden, niets kunnen verzwijgen.
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De zending der apostelen moest blijvend zijn; daarom stelden zij opvolgers aan
44
Zooals wij echter elders reeds hebben opgemerkt, was het ambt der apostelen niet van dien aard, dat het met de personen der apostelen verdween of met den tijd ten einde liep; want het had een algemeene strekking en was tot zaligheid van het menschdom ingesteld. Immers, Jesus Christus had de apostelen opgedragen "om het Evangelie aan alle schepsel te prediken, en Zijn naam uit te dragen naar volken en koningen en om Zijn getuigen te zijn tot het uiteinde der aarde." En Hij had hun beloofd, bij de uitoefening van hun ambt met hen te zijn, niet maar voor eenige jaren of tijdruimten, maar voor alle tijden "tot aan de voleinding der wereld." Met het oog hierop zegt Hieronymus: "Als Hij belooft, dat Hij tot aan de voleinding der wereld met Zijn leerlingen zal zijn, geeft Hij te kennen, dat zij altijd zullen blijven leven, en dat Hij Zijn geloovigen nooit zal verlaten." Lib. IV, cap. 28 v. 20: PL 26, 218[[1030]]
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
Maar hoe kon dit alles, in de apostelen alleen, bewaarheid worden, daar deze vanwege hun menschelijke natuur aan de wet der sterfelijkheid onderhevig waren? God had dus gezorgd, dat het door Jesus Christus ingestelde leeraarsambt niet door de leeftijdsgrens der apostelen bepaald werd, maar altijd zou blijven voortbestaan.
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
46
En zoo zien wij, dat het wordt voortgezet en als het ware van hand tot hand doorgegeven. Want de apostelen hebben bisschoppen gewijd, en hun opvolgers in de bediening des woords één voor één aangewezen.
Referenties naar alinea 46: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
Maar er is nog meer: zij bepaalden, dat ook hun opvolgers mannen zouden uitkiezen, uitgerust met de vereischte eigenschappen, om hen met hetzelfde gezag te doen optreden en dezelfde taak en bediening als leeraar te doen vervullen: "Gij dan, mijn kind, toon u kloek door de genade, die gij in Christus Jesus bezit; en wat gij van mij onder vele getuigen gehoord hebt, draag dat aan betrouwbare mannen over, die geschikt zijn, ook anderen te onderrichten." (2 Tim. 2, 1-2)[b:2 Tim. 2, 1-2].
Referenties naar alinea 47: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
48
Zooals dus Christus door God, en de apostelen door Christus gezonden zijn, zoo zijn de bisschoppen en alle opvolgers der apostelen door de apostelen gezonden. "De apostelen zijn ons door Jesus Christus tot evangeliepredikers gegeven, en Jesus Christus is door God gezonden. Christus komt uit naam van God, en de apostelen uit naam van Christus; zoowel het een als het ander was een besluit van Gods wil.. .. Toen zij nu in land en stad het woord Gods predikten en de eerste bekeerlingen aan een geestelijk onderzoek hadden onderworpen, stelden zij bisschoppen en diakens aan voor hen, die naderhand het geloof zouden aannemen .... Na hun aanstelling gaven zij last om te zorgen, dat na hun overlijden andere beproefde mannen hun ambt zouden overnemen." Capp. 42 en 44: PG 1, 291-292 en 297-298[[984]]
Referenties naar alinea 48: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
Zoo moest dus eenerzijds voor geheel de leer van Christus een altijd voortdurend, onveranderlijk leergezag in stand blijven, en anderzijds moest de blijvende en onveranderlijke plicht om ook geheel hun leer te aanvaarden en te belijden steeds gehandhaafd worden. Op uitnemende wijze wordt dit door Cyprianus in de volgende woorden toegelicht: "Toen onze Heer Jesus Christus in Zijn Evangelie degenen, die niet met Hem waren, tot Zijn vijanden verklaarde, had Hij niet een of andere bepaalde ketterij op het oog, maar toen wees Hij volstrekt allen als Zijn tegenstanders aan, die niet met Hem waren en die Zijn kudde verstrooiden, omdat zij niet met Hem verzamelden. Dit blijkt uit Zijn woorden: 'Wie niet met Mij is, is tegen Mij; en wie niet met Mij verzamelt, verstrooit.'" 69, ad Magnum nr. 1 - al. epist. 76: PL 3, 1138[[3284]]
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De praktijk der Kerk bewijst deze leer: zij heeft altijd door de uitoefening van het leergezag de ongereptheid van het geloof bewaard
50
De Kerk, op deze beginselen gebouwd, heeft, haar plicht indachtig, niets met meer ijver en krachtsinspanning nagestreefd dan de handhaving van het geloof in al zijn ongereptheid. En zij beschouwde allen, die in welk leerstuk dan ook niet met haar overeenstemden, als ontrouwen, die ze ver van zich afstiet. De Arianen, Montanisten, Novatianen, Quartodecimanen en Eutychianen hadden ongetwijfeld niet geheel de katholieke leer overboord geworpen, maar slechts een gedeelte; en toch werden zij, zooals ieder een bekend is, tot ketters verklaard en uit den schoot der Kerk verwijderd. En alle verkondigers van valsche leerstellingen, die later in den loop der tijden opdoken, ondergingen eenzelfde lot. "Niets is gevaarlijker dan deze ketters, die, hoewel in alle punten zuiver in de leer, toch met een enkel woord, als met een druppel vergif, de zuivere en ware leer van Christus en vervolgens ook van de apostolische overlevering vertroebelen." H. Hilarius? H. Ambrosius? PL 17, 552[[7867]]
Referenties naar alinea 50: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
51
Aan dezelfde gedragslijn hield de Kerk, met instemming der heilige Vaders, ten allen tijde vast; want ook zij plachten allen, die ook maar een handbreed van de leer, door het wettig leergezag voorgehouden, waren afgeweken, als buiten de gemeenschap der Kerk staande en als uit de Kerk uitgestooten te beschouwen. Epiphanius, Augustinus, Theodoretus hebben ieder een groot aantal ketterijen van hun tijd opgesomd. Augustinus wijst er op, dat er ook nog andere ketterijen in de toekomst kunnen opdagen. Zoo iemand ook maar met één enkele instemt, is hij door dit feit zelf van de eenheid der Kerk afgesneden: "Iemand, die hiervan (d.i. van de zoo juist opgenoemde ketterijen) geen aanhanger is, heeft daarom nog niet het recht om zich voor een katholiek christen te houden of zich daarvoor uit te geven. Er kunnen nog andere ketterijen bestaan of later opkomen, die in dit ons werk niet vermeld staan; zoo iemand nu van één dezer voorstander mocht zijn, kan hij onmogelijk een katholiek christen wezen." n. 88: PL 42, 50[[7868]]
Referenties naar alinea 51: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Bevestiging dezer leer uit den H. Paulus
52
Op dit door ons vermelde beginsel, dat God tot instandhouding der eenheid heeft vastgesteld, legt de H. Paulus den nadruk in zijn brief aan de Ephesiërs. Eerst vermaant hij aldaar om de eensgezindheid met grooten ijver te bewaren: "Doet uw best, de eenheid des geestes te bewaren door den band van den vrede." (Ef. 4, 3)[b:Ef. 4, 3] En daar er van eensgezinde liefde absoluut geen sprake kan zijn, als daarmee niet gepaard gaat de eenheid van geest door het geloof, daarom wil hij, dat allen slechts één geloof zullen hebben: "Eén Heer, één geloof" (Ef. 4, 5)[b:Ef. 4, 5], en wel een geloof zóó volmaakt één, dat alle gevaar voor dwaling is uitgesloten: "Opdat wij niet meer onmondige kinderen zijn, die heen en weer worden geslingerd en voortgestuwd door elke windvlaag van leering, door het bedrog van de menschen, door sluwe verleiding tot dwaling." (Ef. 4, 14)[b:Ef. 4, 14] Dan leert hij, dat dit niet maar voor een bepaalden tijd moet onderhouden worden, maar "tot den tijd, dat wij allen komen tot de eenheid des geloofs.... tot de mannenmaat van den volmaakten Christus." (Ef. 4, 13)[b:Ef. 4, 13] Maar wáár is nu het beginsel te vinden, waarop Jesus Christus deze eenheid heeft gebouwd, en wáár het middel, waardoor ze wordt in stand gehouden? Het is hierin te vinden, dat "Hij sommigen tot apostelen heeft aangesteld.... anderen tot herders en leeraars, met het doel, om de heiligen tot volmaakte plichtsbetrachting te brengen, om op te bouwen het lichaam van Christus." (Ef. 4, 11-12)[b:Ef. 4, 11-12].
Referenties naar alinea 52: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Bevestiging dezer leer uit de oude leeraren en Vaders
53
Deze regeling plachten dan ook de leeraren en de Vaders van de eerste eeuwen af steeds te volgen en eenparig te verdedigen.
Referenties naar alinea 53: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
54
Origenes: "Telkens als zij (de ketters) met de kanonieke Schriften, die ieder christen aanneemt en gelooft, komen aandragen, schijnen zij ons toe te roepen: 'Ziet, bij ons is de waarheid.' Maar wij moeten hen niet gelooven en niet afwijken van de oude, kerkelijke overlevering, doch alleen zoo gelooven, zooals de elkander opvolgende kerken van God het ons hebben meegedeeld." n. 46: PG 13, 1667[[1133]]
Referenties naar alinea 54: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
55
Irenaeus: "De kennis der waarheid wordt geput uit de leer der apostelen .... en deze leer wordt door de opeenvolgende reeks der bisschoppen, als een volledige en ongerept bewaarde verklaring der Schriften, tot ons overgebracht." Lib. IV, cap. 33, n. 8: PL 7, 1077[[848]]
Referenties naar alinea 55: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
56
Tertullianus schrijft: "Het staat dus vast, dat iedere leer, die in overeenstemming is met deze apostolische kerken, de moeders en de eerste bronnen van het geloof, als waarheid dient beschouwd te worden, en als een leer, die. met zekerheid alles bevat, wat de kerken van de apostelen, de apostelen van Christus, en Christus van God ontvangen heeft.... Wij zijn met de apostolische kerken in gemeenschap, want geen onzer huldigt een andere leer: Dit nu is een kenteeken der waarheid." cap. 21: PL 2, 33[[983]]
Referenties naar alinea 56: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
57
En Hilarius: "(Christus, leerend van uit het scheepje) verklaart, dat men buiten de Kerk geenerlei begrip kan hebben van het goddelijk woord. Want het schip is het beeld der Kerk, en dáár is het woord des levens, dáár wordt het gepredikt; wie buiten de Kerk staat en als onvruchtbaar en nutteloos oeverzand op het strand ligt, kan het niet begrijpen." 13, n. 1: PL 9, 993[[1359]]
Referenties naar alinea 57: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
58
Rufinus prijst Gregorius van Nazianze en Basilius, "omdat zij zich uitsluitend wijdden aan de studie van de heilige boeken der Schriftuur, en het begrip er van trachtten te bekomen niet door eigen vermetelen uitleg, maar door raadpleging van de geschriften en het gezag der ouderen, van wie het vaststond, dat zij den regel voor het begrip der Schriftuur door apostolische overlevering hadden ontvangen." Lib. II, cap. 9: PL 21, 518[[7869]]
Referenties naar alinea 58: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Conclusies uit het bovenstaande
- Jesus Christus heeft dus een leergezag ingesteld, met Zijn gezag bekleed, en door wonderen bevestigd; men moet zich dus aan dit leergezag onderwerpen
59
Uit het tot nu toe gezegde komt vast te staan, dat Jesus Christus in de Kerk een levend, authentiek en blijvend leergezag instelde, dat met Zijn gezag bekleed, met den geest der waarheid toegerust en door wonderen bevestigd werd; en Hij wilde en gebood allernadrukkelijkst, de uitspraken van dit leergezag even bereidwillig te aanvaarden als de Zijne.
Referenties naar alinea 59: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
60
Zoo dikwijls derhalve een uitspraak van dit leergezag verklaart, dat een of ander punt deel uitmaakt van de goddelijke openbaring, moet een ieder deze uitspraak vast gelooven; want ook maar de mogelijkheid van dwaling zou tot de ongerijmdheid voeren, dat God Zelf van 's menschen dwaling de oorzaak zou kunnen zijn naar het woord: "Heer, zoo wij in, dwaling verkeeren, zijn wij door U misleid." Lib. I, cap. 2: PL 196, 891[[3275]]
Referenties naar alinea 60: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De leer moet worden aangenomen in haar geheel
61
Als er nu geen enkele reden tot twijfel voorhanden is, kan het dan iemand vrijstaan om één enkele van deze waarheden te ontkennen, zonder daardoor te vervallen in klaarblijkelijke ketterij? En zal zulk een afgescheiden lid der Kerk dan niet mede de geheele christelijke leer overboord werpen? Immers, het eene aannemen en het andere afwijzen is totaal in strijd met de natuur van het geloof. De Kerk belijdt, dat het geloof "een bovennatuurlijke deugd is, waardoor wij met de hulp en onder den invloed van Gods genade alles wat Hij geopenbaard heeft als waar aannemen, niet omdat wij de innerlijke waarheid er van inzien met ons natuurlijk verstand, maar op gezag van God Zelf, die het ons geopenbaard heeft en die niet kan dwalen of in dwaling brengen." Dei Filius, 10[[115|10]] Staat het dus vast, dat God een of ander punt geopenbaard heeft, en weigert men het te gelooven, dan verwerpt men tegelijkertijd héél het goddelijk geloof. Wat de apostel Jacobus zegt over een vergrijp op het gebied der moraal, is mede van toepassing op een dwaling in het geloof: "Wie .... in één punt misdoet, is schuldig aan het geheel." (Jak. 2, 10)[b:Jak. 2, 10]. En deze uitspraak geldt van dwaling in het geloof zelfs nog in meerdere mate. Overtreding van de geheele wet wordt iemand, die één enkele zonde bedreven heeft, slechts in minder eigenlijken zin ten laste gelegd, want alleen dàn kan er van verachting van de majesteit van God als wetgever sprake zijn, als men de bedoeling (van den overtreder) in een bepaalden zin uitlegt. Maar wie ook maar één punt van de door God geopenbaarde waarheden van de hand wijst, verzaakt in volle werkelijkheid het geloof geheel en al, want hij weigert God te erkennen in zooverre deze de hoogste waarheid is en de eigenlijke beweeggrond van het geloof. "In vele dingen zijn zij met Mij, in weinige staan zij niet aan Mijn zijde: maar omdat zij in weinige dingen niet met Mij zijn, daarom kan het vele, waarin zij wèl met Mij samengaan, hun niets baten." 54, n. 19: PL 36, 641[[838]] En met recht: zij immens, die van de christelijke leer alléén aannemen wat hun lijkt, steunen niet op het geloof, maar op eigen oordeel; zij geven volstrekt niet "alle denken gevangen om het te brengen onder gehoorzaamheid van Christus" (2 Kor. 10, 5)[b:2 Kor. 10, 5], maar gehoorzamen meer aan zich zelf dan aan God: "Als gij van het Evangelie aanneemt wat u bevalt, en verwerpt wat u niet behaagt, gelooft gij meer aan u zelf dan aan het Evangelie." Lib. 17, cap. 3: PL 42, 342[[2087]]
Referenties naar alinea 61: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het Vaticaansch concilie heeft omtrent dit punt slechts de ononderbroken traditie uitgesproken
62
De vaders van het Vaticaansch concilie[d:217] hebben dan ook hieromtrent niets nieuws vastgelegd, maar vastgehouden aan de verordening van God, aan de aloude standvastige leer der Kerk en aan de natuur zelf van het geloof, toen zij bepaalden: "Alle waarheden, die in Gods geschreven of overgeleverd woord vervat zijn, en die door de Kerk, hetzij door een plechtige uitspraak, hetzij door haar gewoon en algemeen leerambt, als door God geopenbaard worden voorgehouden, moet men met een goddelijk en allen verplichtend geloof aannemen." Dei Filius, 13[[115|13]]
Referenties naar alinea 62: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Praktische aansporing in schoone woorden van den H. Augustinus
63
Daar het dus blijkt, dat God in Zijn Kerk absoluut eenheid van geloof verlangt, en daar de natuur dezer eenheid en mede het beginsel, waarop ze naar Zijn voorschrift moet rusten, voldoende zijn belicht: zij het ons vergund allen, die niet moedwillig de ooren voor de waarheid sluiten, met deze woorden van Augustinus toe te spreken: "Als wij dan (in de Kerk) den machtigen bijstand van God, en de vele voordeelen en vruchten zien, zullen wij dan aarzelen om tot den schoot van Zijn Kerk onze toevlucht te nemen? Zij toch heeft, naar het getuigenis van heel het menschdom, uitgaande van den Apostolischen Stoel en opklimmend langs de reeks der elkander opvolgende bisschoppen, het toppunt van gezag bereikt, niettegenstaande het vruchteloos geschreeuw der ketters, die èn door het oordeel des volks, èn door het gezag der conciliën, èn door de majesteit der wonderen veroordeeld zijn. Haar het primaat ontzeggen is een doorslaand bewijs van verregaande goddeloosheid of van grenzenlooze verwaandheid. En wanneer de toeleg op iedere wetenschap, hoe eenvoudig en gemakkelijk ook, toch een leeraar of meester vereischt, wie beschrijft dan de vermetelheid en den hoogmoed van hen, die de boeken der goddelijke geheimenissen zonder den uitleg van hun aangewezen verklaarders willen leeren kennen, en ze willen veroordeelen zonder hun zin te hebben begrepen?" cap. 17, n. 35: PL 42, 91[[2216]]
Referenties naar alinea 63: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De eenheid in bestuur
- De plicht der Kerk is niet enkel de prediking der leer, maar ook de heiliging der menschen door haar eeredienst, wetgeving en tucht
64
Zoo rust dus zonder eenigen twijfel op de Kerk de plicht om de christelijke leer te verdedigen en haar in haar geheel onvervalscht te verbreiden. Maar in dezen plicht ligt niet heel haar taak. Neen, het doel waarvoor de Kerk gesticht is, blijft volstrekt niet tot dezen plicht beperkt. Immers, zooals Jesus Christus Zichzelf voor 's menschen zaligheid ten offer bracht, en heel Zijn leer en al Zijn voorschriften hieraan dienstbaar maakte, zoo gelastte Hij ook de Kerk om in de waarheid van haar onderricht het middel te zoeken om de menschen te heiligen en zoo zalig te maken.
Referenties naar alinea 64: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
65
Maar zulk een groote en verheven taak kan het geloof alleen geenszins ten uitvoer leggen. Daartoe wordt gevorderd zoowel een rechtmatige en vrome eeredienst van God, welke eeredienst voornamelijk in het goddelijk offer en in de deelneming aan de sacramenten bestaat, alsook heiligheid van wetten en van tucht.
Referenties naar alinea 65: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
66
Dit alles moet dus te vinden zijn in de Kerk, die immers de taak van den Verlosser voortzet tot aan het einde der tijden. In haar wilde Hij den godsdienst als het ware belichaamd zien en zij alleen deelt dien godsdienst in al zijn volkomenheid aan het menschdom mede. Zij alleen ook verstrekt alles, wat volgens de gewone orde der Voorzienigheid ter zaligheid vereischt wordt.
Referenties naar alinea 66: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Evenals de leer zijn ook de middelen ter heiliging aan de apostelen en hun opvolgers toevertrouwd
67
Evenals echter de hemelsche leer nimmer aan het persoonlijk oordeel en inzicht van particuliere personen werd overgelaten, maar eerst door Jesus werd verkondigd en vervolgens uitsluitend werd toevertrouwd aan het leergezag, waarover gesproken is: evenzoo werd ook de macht om de heilige geheimen te voltrekken en toe te dienen, alsmede de macht om te regeeren en te besturen door God niet aan iederen christen afzonderlijk, maar aan eenige daartoe uitgekozen personen toebedeeld. Enkel van de apostelen en van hun wettige opvolgers gelden Jesus' woorden: "Gaat heel de wereld door en predikt het Evangelie... en doopt hen.... Doet dit tot Mijne gedachtenis .... Wier zonden gij vergeeft, hun worden ze vergeven." Zoo heeft Hij ook alléén de apostelen en hun wettige opvolgers met de taak belast om te weiden, d.i. bestuursmacht uit te oefenen over alle christenen; juist daarom moeten de christenen aan hen onderdanigheid en gehoorzaamheid betoonen. Al deze functies van het apostelambt heeft Paulus globaal samengevat in het woord: "Men moet ons zonder meer als dienaars van Christus beschouwen en beheerders van Gods geheimenissen." (1 Kor. 4, 1)[b:1 Kor. 4, 1]
Referenties naar alinea 67: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Christus heeft daarom aan de Kerk den vorm gegeven eener maatschappij, en wel eener volmaakte maatschappij
68
Daarom noodigde Jesus Christus alle stervelingen zonder uitzondering, zoowel van Zijn tijd als van de toekomst, uit om Hem als leidsman en Zaligmaker te volgen, en dat niet alleen ieder afzonderlijk, maar ook gezamenlijk, en verbonden door dezelfde belangen en idealen, zoodat uit deze veelheid een juridische volksgemeenschap zou ontstaan, één door gemeenschap van geloof, van doel en van middelen ter bereiking van het doel, en onderworpen aan één en hetzelfde gezag. Door dit feit nu heeft Hij alle natuurlijke factoren, die de menschen bij het nastreven hunner natuurlijke volmaaktheid van zelf brengen tot samenleving in een maatschappij, ook in Zijn Kerk neergelegd. En Zijn doel hierbij was, dat allen, die kinderen Gods door aanneming willen zijn, in háár de met hun waardigheid strookende volmaaktheid zouden kunnen bereiken en tot hun zaligheid kunnen behouden. De Kerk is derhalve, zooals reeds elders is opgemerkt, de gids voor de menschen naar het rijk der hemelen. God heeft haar als taak toegewezen, dat zij op godsdienstig gebied rechtsmacht uitoefent en maatregelen treft, en dat zij verder het rijk van Christus vrij en ongehinderd naar eigen inzicht mag besturen. Zij, die de Kerk de bedoeling toeschrijven om zich op het eigen gebied van den staat te begeven of zich de rechten der soevereine wereldlijke macht aan te matigen, hebben dus ofwel geen juist inzicht in het wezen der Kerk, of leggen haar ten onrechte een blaam op.
Referenties naar alinea 68: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
69
Lumen Gentium ->=geentekst=
Verder, God heeft de Kerk gemaakt tot een maatschappij, die alle andere ver overtreft; want het door haar beoogde doel gaat door zijn adel zóó hoog boven dat van andere maatschappijen uit, als de goddelijke genade boven de natuur en als de eeuwige dingen boven de tijdelijke.
Referenties naar alinea 69: 2
Mystici Corporis Christi ->=geentekst=Lumen Gentium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
70
Zoo is dan de Kerk een maatschappij, die goddelijk is in haar oorsprong; zij is bovennatuurlijk in haar doel en in alles, wat daarmee onmiddellijk verband houdt; maar zij is menschelijk omdat ze uit menschen is samengesteld.
Referenties naar alinea 70: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
71
Wij vinden haar dan ook in de Schriften doorgaans vermeld met woorden, die aan een volmaakte maatschappij doen denken. Ze wordt niet alleen het huis Gods genoemd, de stad op een berg geplaatst, waar alle volkeren moeten heenstroomen, maar ook de schaapsstal, waar één herder de leiding moet hebben en waarin alle schapen moeten ingaan; ook: het rijk, dat God gesticht heeft en dat eeuwig blijft voortbestaan; en ten slotte het lichaam van Christus, weliswaar het mystieke lichaam, maar dat toch van leven doorstroomd, doelmatig geordend en uit vele leden samengesteld is. En hoewel deze leden niet alle dezelfde functie hebben, vormen zij toch een eenheid onder leiding en bestuur van het hoofd.
Referenties naar alinea 71: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een volmaakte maatschappij is ondenkbaar zonder gezag. Christus heeft daarom een gezag ingesteld
72
Nu is een ware en volmaakte maatschappij niet denkbaar zonder de leiding van een hoogste gezag. Jesus Christus moet dus een hoogste autoriteit aan de Kerk gegeven hebben, waaraan heel de christenheid gehoorzaamheid en onderdanigheid verschuldigd is. En zooals de eenheid der Kerk, als vergadering aller geloovigen, noodzakelijkerwijze eenheid van geloof veronderstelt, zoo vraagt de eenheid der Kerk, als een door God ingestelde maatschappij, krachtens goddelijk recht eenheid van bestuur, welke de eenheid van gemeenschap voortbrengt en in zich besluit. "De eenheid der Kerk kan op twee manieren worden beschouwd: namelijk vooreerst in de onderlinge verhouding van de leden der Kerk tot elkander, m.a.w. in de gemeenschap die zij met elkander vormen; en vervolgens in de verhouding van alle leden der Kerk tot één hoofd." Summa Theologiae Secunda Secundaeq. 39 a. 1[[t:iia-iiae q. 39 a. 1]]
Referenties naar alinea 72: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
73
Hieruit blijkt, dat men door scheuring evenzeer van de eenheid der Kerk afvalt als door ketterij. "Tusschen ketterij en scheuring wordt als onderscheid aangegeven, dat ketterij een dwaalleer inhoudt, terwijl scheuring een afscheiding van de Kerk teweegbrengt door de oneenigheid onder de bisschoppelijke gezagsdragers." cap. III, v. 10-11: PL 26, 598[[7871]] Hiermee komt de uitspraak van Johannes Chrysostomus overeen: "Ik zeg en verklaar met nadruk, dat scheuring even noodlottig is als ketterij." n. 5: PG 62, 87[[2044]] Kan nu ketterij nimmer wettig zijn, ook van scheuring geldt, en wel op denzelfden grond, dat ze nooit recht van bestaan kan hebben. "Niets is zoo verderfelijk als de heiligschennis der scheuring .... en er bestaat geen enkele noodzaak, die een titel tot verbreking der eenheid kan zijn." Lib. II, cap. 11, n. 25: PL 43, 69[[5523]]
Referenties naar alinea 73: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Welk is dit gezag en welk is zijn aard?
74
Welk is nu dit gezag, waaraan alle christenen zich moeten onderwerpen, en van welken aard is het? Dat kan alleen bepaald worden door vast te stellen en te begrijpen wat Christus' bedoeling geweest is.
Referenties naar alinea 74: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Christus wilde een zichtbaar opperhoofd
75
Ongetwijfeld is Christus koning in eeuwigheid, en onzichtbaar zet Hij van uit den hemel het bestuur en de instandhouding van Zijn rijk in eeuwigheid voort. Maar, omdat Hij wilde, dat Zijn rijk een zichtbaar rijk was, moest Hij iemand aanwijzen, die, na Zijn terugkeer naar den hemel, op aarde Zijn plaatsvervanger zou zijn. "Zou iemand verklaren, dat Christus het eenige hoofd en de eenige herder is en de eenige bruidegom der eene Kerk, dan zou hij te weinig zeggen. Wèl staat het vast, dat Christus zelf de werking der sacramenten in de Kerk tot stand brengt; want Hij is het die doopt; Hij is het die zonden vergeeft; Hij is de waarachtige priester, die Zich op het altaar des kruises heeft opgeofferd en door wiens macht Zijn lichaam dagelijks op het altaar wordt geconsacreerd. Maar omdat Hijzelf niet lichamelijk bij al Zijn geloovigen bleef verwijlen, heeft Hij bedienaren gekozen, door wier bemiddeling Hij dit alles aan de geloovigen doet toekomen, zooals boven vgl: Lib. IV cap. 74[[[837]]] gezegd is. Welnu, om dezelfde reden, namelijk omdat Hij voornemens was Zijn lichamelijke tegenwoordigheid in de Kerk te beëindigen, moest Hij iemand aanstellen, om in Zijn plaats de zorg voor geheel de Kerk over te nemen. Daarom sprak Hij tot Petrus vóór de hemelvaart: Weid Mijn schapen." Lib. IV, cap. 76[[837]]
Referenties naar alinea 75: 1
Mystici Corporis Christi ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Dat zichtbaar opperhoofd is Petrus
76
Jesus Christus heeft daarom Petrus aan de Kerk tot opperhoofd gegeven en tevens vastgesteld, dat dit gezag, dat voor het algemeen welzijn voor altijd was vastgesteld, bij wijze van erfenis op zijn opvolgers zou overgaan.
Referenties naar alinea 76: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
77
Inderdaad, ten overstaan van den H. Petrus, en van niemand anders, legde Hij de heerlijke belofte af: "Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik Mijn Kerk bouwen." (Mt. 16, 18)[b:Mt. 16, 18] "De Heer sprak tot Petrus: dus tot één man, ten einde op dien éénen man de eenheid der Kerk te grondvesten." ad Sempronium, epist. III, n. 11: PL 13, 1071[[3325]] "Zonder voorafgaande inleiding .... noemt Hij zoowel Petrus' vader als Petrus zelf bij hun naam (Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona); dan eischt Hij hem voor het vervolg voor Zich op en wil niet, dat hij voortaan nog Simon genoemd wordt. maar, om de treffende overeenkomst, wil Hij, dat hij naar de petra (steenrots) Petrus zal heeten, als degene op wien Hij eens Zijn Kerk zou bouwen." Lib. II, in cap. 1, v. 42: PL 73, 219[[1175]]
Referenties naar alinea 77: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Petrus heeft niet slechts voorrang van eer, maar ware rechtsmacht (jurisdictie)
78
Uit deze uitspraak blijkt, dat de Kerk door Gods wil en beschikking op den H. Petrus rust, zooals een gebouw op zijn grondslag. Welnu, de natuur en de eigenlijke kracht van een grondslag is: innigen samenhang te geven aan het gebouw, door de verschillende deelen er van bijeen te houden. Ook moet hij voor heel het bouwwerk de onmisbare band van behoud en stevigheid zijn. Wordt hij weggenomen, dan stort heel het gebouw ineen. Het is bijgevolg de taak van Petrus, de Kerk te schragen en haar in onverbreekbaren samenhang krachtig bijeen te houden.
Referenties naar alinea 78: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
79
Hoe zou hij nu bij machte zijn tot het vervullen van zulk een groote taak, als hem de bevoegdheid om te bevelen, te verbieden en te oordeelen, m.a.w. de echte en eigenlijk gezegde jurisdictiemacht niet ten dienste stond? Inderdaad, alléén door rechtsmacht worden staten en rijken in stand gehouden. Een voorrang van eer, en de zeer bescheiden bevoegdheid van adviseeren en vermanen, die men leiding noemt, kunnen een menschelijke maatschappij tot het scheppen van eenheid en vastheid maar zeer geringe diensten bewijzen.
Referenties naar alinea 79: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Bewijs voor Petrus' rechtsmacht uit de woorden der belofte
80
Bovendien, de bestuursmacht, waarover hier sprake is, wordt door de volgende woorden duidelijk uitgesproken en bevestigd: "En de poorten der hel zullen haar niet overweldigen." - "Wie wordt bedoeld met haar? Is het de rots, waarop Christus de Kerk bouwt, of de Kerk zelf? De uitdrukking is inderdaad voor een tweevoudigen uitleg vatbaar. Of is hier sprake van de rots en de Kerk als van één en dezelfde zaak? Dit laatste is, dunkt mij, de waarheid, want de poorten der hel zullen noch de rots, waarop Christus de Kerk bouwt, noch de Kerk overweldigen." Tom. 12, n. 11: PG 13, 1003[[1133]] Het zwaartepunt van dit goddelijk woord ligt hierin, dat alle krachtsinspanning en alle kunstgrepen van zichtbare en onzichtbare vijanden nooit in staat zullen zijn om de op Petrus steunende Kerk te doen ineenstorten of op wat wijze dan ook te doen bezwijken. "De Kerk, als de stichting van Christus, die vol wijsheid 'Zijn huis op de rots gebouwd heeft', is onneembaar voor de poorten der hel; wel zijn deze oppermachtig tegenover iederen mensch, die zich buiten het terrein van de rots en de Kerk bevindt, maar ze staan machteloos tegenover de Kerk." Tom. 12, n. 11: PG 13, 1003-1006[[1133]] Ziedaar dus, waarom God Zijn Kerk aan Petrus heeft toevertrouwd; het was, opdat deze haar als een nooit verwonnen beschermer ten allen tijde ongedeerd zou bewaren. Bijgevolg heeft Hij hem met het daartoe vereischte gezag bekleed, want, om een menschelijke maatschappij werkelijk en met succes in stand te houden, is recht tot gebieden een onafwijsbare noodzaak.
Referenties naar alinea 80: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
81
Vervolgens, Jesus voegde aan Zijn woorden toe: "En u zal ik de sleutels geven van het rijk der hemelen." Klaarblijkelijk gaat Hij voort te spreken over de Kerk, die Hij even te voren de Zijne had genoemd. De Kerk biedt niet alleen het beeld van een gebouw, maar ook van een rijk, en nu weet iedereen, dat de sleutels het gewone kenteeken zijn van het oppergezag. Bijgevolg ligt in de belofte van Jesus aan Petrus, om hem de sleutels van het rijk der hemelen te geven, de toezegging om hem met macht en gezag over de Kerk te begiftigen. "De Zoon heeft hem (Petrus) opdracht gegeven om de kennis van den Vader en den Zoon over heel de wereld te verspreiden, en Hij heeft aan een sterfelijk mensch alle hemelsche macht geschonken, toen Hij de sleutels ter hand stelde aan dengene, die de Kerk over heel de aarde heeft voortgeplant en bewezen heeft, dat ze vaster stond dan het firmament." Hom. 54, n. 2: PG 58, 534-535[[867]]
Referenties naar alinea 81: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
82
Ook hetgeen volgt heeft dezelfde beteekenis: "Al wat gij op aarde zult binden, zal ook in den hemel gebonden zijn; en al wat gij op aarde zult ontbinden, zal ook in den hemel ontbonden zijn." De uitdrukking binden en ontbinden is beeldspraak, waarmee de wetgevende macht, de rechterlijke macht, en de macht om te straffen bedoeld wordt. En aan deze macht wordt zulk een uitgestrektheid en zulk een uitwerking toegekend, dat God Zelf op al haar besluiten het stempel Zijner goedkeuring zal drukken. Zij is bijgevolg een souvereine en geheel onafhankelijke macht, omdat er geen enkele macht op aarde is, die boven deze macht uitgaat, en omdat zij geheel de Kerk, met alles wat onder haar ressorteert, volledig omvat.
Referenties naar alinea 82: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Bewijs voor Petrus' rechtsmacht uit de woorden van de vervulling der belofte
83
De belofte werd ingelost, toen Christus de Heer na Zijn verrijzenis Petrus driemaal de vraag stelde, of hij Hem meer beminde dan de anderen en daarop in den vorm van een bevel zeide: "Weid Mijn lammeren .... weid Mijn schapen." (Joh. 21, 16-17)[b:Joh. 21, 16-17] Allen nl., die eenmaal in Zijn schaapsstal zullen zijn, vertrouwt Hij hèm als herder toe. "De Heer stelde Zijn vraag, niet omdat Hij twijfelde, en het was Hem ook niet te doen om inlichtingen in te winnen, maar Hij wilde Petrus, dien Hij, op het punt ten hemel op te stijgen, als den vertegenwoordiger van Zijn liefde achterliet, een les geven.... En omdat onder allen alléén Petrus zijn liefde belijdt, daarom wordt hij, aan het hoofd van al de anderen gesteld.... opdat hij, die nóg volmaakter was, de meer volmaakten zou besturen." Lib. 10, nn. 175-176: PL 15, 1848[[852]] Welnu, de plichten en de taak van een herder komen hierop neer: hij moet de kudde tot gids dienen, haar in leven doen blijven door haar te voorzien van degelijk voedsel, door gevaren tegen te houden, op te passen voor hinderlagen, haar voor geweld te behoeden, in één woord door haar te leiden en te besturen. Bijgevolg, doordat Petrus tot herder van Christus' kudde is aangesteld, heeft hij de macht ontvangen om alle menschen te besturen, voor wier zaligheid Jesus Christus door het vergieten van Zijn bloed gezorgd had. "Waarom heeft Hij Zijn bloed gestort? Om de schapen vrij te koopen, die Hij aan Petrus en diens opvolgers heeft overgegeven." Lib. II, n. 1: PG 48, 632[[1016]]
Referenties naar alinea 83: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Daarom heeft Jesus voor Petrus afzonderlijk gebeden, dat zijn geloof niet zou bezwijken, en tot hem alleen gezegd: "bevestig uw broeders"
84
Daar nu alle christenen door de gemeenschap van een onveranderlijk geloof verbonden moeten zijn, heeft Christus de Heer door de macht van Zijn gebeden voor Petrus verkregen, dat bij de uitoefening van zijn gezag zijn geloof nooit zou bezwijken: "Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken." (Lc. 22, 32)[b:Lc. 22, 32] Bovendien gaf hij hem de opdracht, om telkens als de omstandigheden het zouden eischen aan zijn broeders geestelijke voorlichting en kracht mede te deelen: "Bevestig uw broeders." (Lc. 22, 32)[b:Lc. 22, 32] Zoo, wil Hij, dat degene, dien Hij tot grondslag der Kerk had aangewezen, ook de zuil van het geloof zou zijn. "Of ging het soms Zijn macht te buiten om hem, dien Hij op eigen gezag tot bestuurder van Zijn rijk aanstelde, en dien Hij door hem den naam 'rots' te geven tot grondslag van de Kerk aanwees, in het geloof te bevestigen?" Lib. IV, n. 56: PL 16, 628[[1029]]
Referenties naar alinea 84: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Daarom geeft Jesus aan Petrus dezelfde benamingen als aan Zichzelf en kent hem dus hetzelfde gezag toe als aan Zichzelf
85
Vandaar wilde Jesus, dat Petrus sommige benamingen, die groote dingen aanduiden, en die "Hem alleen krachtens Zijn macht toekomen, door mededeeling met Hem gemeen zou hebben" 4, cap. 2: PL 54, 150 - Paus Leo de Groote voert Christus sprekend op en laat Hem zeggen: "ut quae mihi potestate sunt propria, sint tibi mecum participatone communia."[[913]], opdat uit de gemeenschap der titels de gemeenschap der macht zou blijken.
Referenties naar alinea 85: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
86
Zoo heeft Hij, die ,de hoeksteen is, in wien heel het gebouw wordt bijeengehouden en oprijst tot een tempel, heilig in den Heer" (Ef. 2, 21)[b:Ef. 2, 21], ook Petrus gesteld tot den steen, waarop de Kerk moet rusten. "Toen Petrus het woord vernam: 'Gij zijt steenrots»\', kreeg hij door deze lofspraak een hoogen eeretitel. Evenwel, al is hij de rots, hij is het niet zooals Christus de rots is, maar zooals Petrus de rots kan zijn. Christus is van nature de onwankelbaar vaststaande rots, Petrus is het door de rots die Christus is. Want Jesus deelt Zijn waardigheden mede, zonder er Zelf van beroofd te worden .... Hij is priester, en verheft anderen tot het priesterschap .... Hij is rots en maakt een ander (Petrus) tot rots." in Poenitentia, n. 4, in appendice opp. S. Basilii: PG 31, 1483[[1949]]
Referenties naar alinea 86: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
87
Christus is ook de koning van de Kerk, "die den sleutel Davids heeft; die opent, en niemand zal sluiten; die sluit, en niemand zal openen." (Openb. 3, 7)[b:Openb. 3, 7] Maar Hij stelde de sleutels aan Petrus ter hand en verklaarde hem zoo lol vorst van het christelijk rijk.
Referenties naar alinea 87: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
88
Zoo ook is· Hij de opperste herder, die Zichzelf "den goeden herder" noemt. (Joh. 10, 11)[b:Joh. 10, 11] Maar ook Petrus heeft Hij tot herder van ,Zijn lammeren en Zijn schapen" aangewezen: "Weid Mijn lammeren, weid Mijn schapen." Daarom zegt Chrysostomus: "Hij was onder de apostelen de voornaamste, de woordvoerder der leerlingen en het hoofd van dit college .... Terwijl Jesus hem laat zien, dat hij voortaan vertrouwen moet hebben, omdat de schuld der verloochening is uitgedelgd, vertrouwt Hij hem het bestuur over zijn broeders toe .... Want Hij zegt: Zoo gij Mij bemint, wees dan het hoofd uwer broeders." 88, n. 1: PG 59, 478-479[[1028]] Tenslotte beval Hij, die Zelf ,in alle werk en in ieder goed werk" (2 Tess. 2, 17)[b:2 Tess. 2, 17] bevestigt, ook aan Petrus om zijn broeders te bevestigen.
Referenties naar alinea 88: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
89
Terecht verklaart daarom Leo de Groote: "Uit heel de wereld wordt Petrus alleen uitgekozen tot bestuurder van alle geroepenen uit de volkeren, van alle apostelen en van alle vaders der Kerk. En al bezit dus het volk Gods ook vele priesters en vele herders, toch regeert Petrus in den vollen zin des woords allen, die tegelijk door Christus Zelf als eersten oppersten bestuurder geregeerd worden." IV, cap. 2: PL 54, 149-150[[913]]
Referenties naar alinea 89: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
90
Zoo schrijft ook Gregorius de Groote aan keizer Mauritius: "Het is voor allen, die het Evangelie kennen, duidelijk, dat aan den H. Apostel Petrus, den prins der apostelen, de zorg voor geheel de Kerk door het woord des Heeren is toevertrouwd.... Zie, hij ontving de sleutels van het rijk der hemelen, de macht om te binden en te ontbinden, en de zorg en het opperbestuur van heel de Kerk." aan Keizer Mauritius - Lib. V,epist. 20: PL 77, 745-746[[3252]]
Referenties naar alinea 90: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Petrus' gezag moest blijvend zijn; daarom is het ook op zijn opvolgers overgegaan, die dus krachtens goddelijk recht de Kerk besturen
91
Wijl nu dit oppergezag als een hoofdelement deel uitmaakt van de wezenlijke inrichting en organisatie der Kerk, nl. als beginsel der eenheid en als grondslag van bestendig ongeschonden voortbestaan, mocht het met den H. Petrus niet ophouden, maar moest het van persoon tot persoon op zijn opvolgers overgaan. "Zoo blijft dan alles, wat de Waarheid Zelf geregeld heeft, bestaan; en de H. Petrus, die met de onwrikbaarheid der rots, hem weleer meegedeeld, blijft standhouden, legt het eens aanvaarde bestuur der Kerk niet meer neder." III, cap. 3: PL 54, 146[[913]]
Referenties naar alinea 91: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
92
Derhalve bezitten de opperpriesters, die Petrus als bisschop van Rome opvolgen, krachtens goddelijk recht het oppergezag in de Kerk. "Wij verklaren plechtig, dat de heilige Apostolische Stoel en de Roomsche opperpriester het primaat bezit over heel de Kerk, en dat deze Roomsche opperpriester de opvolger van den H. Petrus, den prins der apostelen, is, de waarachtige plaatsbekleeder van Christus, het hoofd der geheele Kerk, en de vader en de leeraar aller christenen; en dat in den persoon van den H. Petrus mede aan hem door onzen Heer Jesus Christus de volmacht werd verleend om geheel de Kerk te weiden, te leiden en te besturen, zooals ook in de handelingen der algemeene kerkvergaderingen en in de heilige canones is vervat." Sessio VI - Laetentur caeli - Decretum pro Graecis, 7[[895|7]] Eveneens leert het vierde concilie van Lateranen: "Krachtens een verordening des Heeren bezit de Kerk van Rome, als moeder en leermeesteresse van allen, die in Christus gelooven, ambtshalve het oppergezag over álle andere kerken." Caput 5. De dignitate Patriarcharum, (1)[[800|(1)]]
Referenties naar alinea 92: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
93
Hieraan was reeds voorafgegaan de algemeen aanvaarde meening der oudheid, die zonder een zweem van aarzeling de bisschoppen van Rome altijd als de wettige opvolgers van den H. Petrus beschouwd en gehuldigd had. Wie kent niet het groote aantal overduidelijke getuigenissen, die over dit onderwerp bij, de heilige Vaders te vinden zijn?
Referenties naar alinea 93: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
94
Zeer vermaard is deze verklaring van Irenaeus, die, sprekende over de Kerk van Rome, het volgende zegt: "Met deze Kerk moet, om haar bijzonderen voorrang, iedere kerk overeenstemmen." Lib. III, cap. 3, n. 2: PG 7, 849[[848]]
Referenties naar alinea 94: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
95
Ook Cyprianus verzekert, dat de Kerk van Rome "de wortel is en die stam der katholieke Kerk" Ad Cornelium, n. 3 (al. epist. 45): PL 3, 710[[1048]], "de zetel van Petrus en de hoofdkerk, waar de eenheid van de priesterschap haar oorsprong vindt." 59, ad Cornelium, n. 14 (al. epist. 55): PL 3, 318-321[[1048]] Hij noemt haar den zetel van Petrus, omdat de opvolger van Petrus daar zetelt; de hoofdkerk, vanwege het primaat, dat aan Petrus en aan diens wettige opvolgers is meegedeeld; hij zegt: waar de eenheid haar oorsprong vindt, omdat in het rijk van Christus de Kerk van Rome de werkende oorzaak der eenheid is.
Referenties naar alinea 95: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
96
Vandaar dat Hieronymus aldus tot Damasus spreekt: "Ik richt het woord tot den opvolger van den visscher en tot den leerling des kruises.... Ik ben in gemeenschap met Uwe Heiligheid en dus mei: den zetel van Petrus. Ik weet dat de Kerk op deze rots is gebouwd." 15, ad Damasum, n. 2: PL 22, 355[[1052]] De gewone manier om den katholiek te onderscheiden is voor Hieronymus: te zien naar zijn gemeenschap met Petrus' zetel te Rome. "Als iemand met Petrus' Stoel in verbinding is, dan staat hij aan mijn zijde." ad Damasum, n. 2: PL 22, 359[[1052]]
Referenties naar alinea 96: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
97
Een gelijke methode volgt Augustinus. Eerst verklaart deze openlijk, "dat het primaat van den Apostolischen Stoel ten allen tijde in de Kerk van Rome bestaan heeft." 43, n. 7: PL 33, 163[[858]] En dan weigert hij verder den naam van katholiek aan ieder die van het geloof der Kerk van Rome afwijkt: "Men zal niet gelooven, dat gij het ware katholiek geloof bezit, wanneer gij niet leert, dat men aan het geloof van Rome moet vasthouden." 120, n. 13 (N.v.d.v.: op deze door Leo XIII aangegeven plaats is het citaat niet te vinden; vermoedelijk is hier een drukfout in het spel. Wij zijn er niet in geslaagd de juiste plaats in de werken van Augustinus te ontdekken.)[[880]]
Referenties naar alinea 97: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
98
Zoo zegt ook Cyprianus: "In gemeenschap zijn met Cornelius is in gemeenschap zijn met de kàtholieke Kerk." 55, n. 1 (al. epsit. 51): PL 3, 763[[1048]]
Referenties naar alinea 98: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
99
Evenzoo ziet de abt Maximus in de onderdanigheid aan den paus van Rome het kenteeken van het ware geloof en van de ware gemeenschap. "Wil iemand geen ketter zijn en geen ketter heeten, dan moet hij niet aan deze of gene voldoening geven, maar dan moet hij zich beijveren om vóór alles voldoening te geven aan den Stoel van Rome. Heeft hij dat gedaan, dan zullen allen hem overal en eenparig als vroom en rechtzinnig prijzen. Want als men menschen van mijn slag wil overtuigen, dan is het vergeefsche moeite, als men alleen maar woorden spreekt, doch zelf in gebreke blijft en weigert zich te wenden tot den heiligen opperpriester der heilige Roomsche Kerk, d.w.z. tot den Apostolischen Stoel." En ziehier, volgens zijn verklaring, de diepere grond en de reden daarvan. "Zij (de Kerk van Rome) heeft, volgens alle heilige kerkvergaderingen en volgens de heilige canones en bepalingen, van het menschgeworden Woord zelf ontvangen, en bezit nog steeds over alle heilige kerken Gods van heel de wereld in alles en voor alles de heerschappij, het gezag en de macht tot binden en ontbinden. Als dit gezag bindt of ontbindt, dan gebeurt dit ook in den hemel door het Woord, dat aan het hoofd der hemelsche machten staat." PG 91, 144[[7880]]
Referenties naar alinea 99: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
100
Het was dus een punt van het christelijk geloof, een punt, niet maar door één volk of één tijdperk, maar door alle eeuwen heen èn in het Oosten èn in het Westen aldoor aangenomen en in praktijk gebracht, waaraan de priester Philippus, de pauselijke legaat op het concilie van Ephese herinnerde, zonder dat iemand er zijn stem tegen verhief. "Niemand betwijfelt (zoo zeide hij) en het is aan alle eeuwen bekend, dat de heilige en allerzaligste Petrus, de prins en het hoofd der apostelen, de zuil van het geloof en de grondslag der katholieke Kerk, van onzen Heer Jesus Christus, den Zaligmaker en Verlosser van het menschelijk geslacht, de sleutels van Zijn rijk heeft ontvangen, en dat de macht tot binden en ontbinden der zonden gegeven is aan hem, die tot op heden en in alle tijden in zijn opvolgers blijft voortleven en zijn gezag blijft uitoefenen." De primatus Romani Pontificis[[7881]]
Referenties naar alinea 100: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
101
Overbekend is ook het woord van het concilie van Chalcedon[d:360] over hetzelfde onderwerp: "Petrus heeft door Leo .... gesproken." Actio II (Mansi 6, 971-972)Actio II (Mansi 6, 971-972) En als een weerklank hiervan luidt de uitspraak van het 3e concilie van Constantinopel: "De allerhoogste prins der apostelen streed in onze gelederen: want wij hadden diens navolger en den opvolger op zijn zetel aan onze zijde.... Het leek papier en inkt, maar in werkelijkheid was het de stem van Petrus die door Agatho sprak." Actio 18 (Mansi 11, 665-666)Actio 18 (Mansi 11, 665-666)
Referenties naar alinea 101: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
102
In de formule der katholieke geloofsbelijdenis, in het begin der zesde eeuw door Hormisdas geredigeerd, en zoowel door keizer Justinianus als door de patriarchen Epiphanius, Joannes en Menna onderteekend, wordt de volgende inhoudrijke verklaring afgelegd: "Wijl het woord van onzen Heer Jesus Christus: Gij zijt Petrus en op deze steenrots zal Ik Mijn Kerk bouwen, niet buiten beschouwing gelaten mag worden .... wordt alles wal gezegd is, door de werkelijkheid der feiten bevestigd; want op den Apostolischen Stoel is het katholiek geloof ten allen tijde in al zijn zuiverheid bewaard." Post Epistolam 26, ad omnes Episc. Hispan., n. 4 (al. post epist. 40: PL 63, 444)[[1590]]
Referenties naar alinea 102: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
103
Wij willen niet alle getuigenissen één voor één aanhalen, maar wèl willen wij de aandacht vestigen op de geloofsformule, volgens welke Michael Paleologus op de tweede kerkvergadering van Lyon zijn geloof heeft beleden: "De heilige Roomsche Kerk heeft het hoogste en algeheele primaat en oppergezag over geheel de katholieke Kerk, dat zij, zooals ze naar waarheid maar met ootmoed getuigt, in al zijn volheid van den Heer Zelf heeft ontvangen in den persoon van Petrus, den prins en het opperhoofd der apostelen, wiens opvolger de paus van Rome is. En zooals op die Kerk meer dan op alle andere de plicht rust om de geloofswaarheid te verdedigen, zoo moeten ook alle vragen, die omtrent geloofszaken zouden rijzen, door zijn oordeel beslist worden." Sessio IV - Professio fidei Michaelis Palaeologi, 11[[783|11]]
Referenties naar alinea 103: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Eenheid met geordende indeeling (paus en bisschoppen)
- Behalve Petrus en zijn opvolgers zijn er ook de apostelen met hun opvolgers, die een eigen gezag hebben
104
Al is nu de macht van Petrus en zijn opvolgers de volle en de hoogste macht, toch moet men niet meenen, dat zij de eenige is. Want Hij, die Petrus tot grondslag der Kerk heeft gesteld, heeft eveneens ,twaalf mannen uitgekozen, die Hij apostelen noemde." (Lc. 6, 13)[b:Lc. 6, 13] Zooals nu het gezag van Petrus in den paus van Rome voortdurend moet blijven voortbestaan, zoo ontvangen de bisschoppen, omdat zij opvolgers der apostelen zijn, als een nalatenschap de ambtelijke macht der apostelen. En zoo. vormt het episcopaat een noodzakelijk bestanddeel van het innerlijk organisme der Kerk. Al zijn de bisschoppen geen dragers van het volledige, algemeene en opperste gezag, toch moet men ze ook niet beschouwen als plaatsvervangers der Roomsche opperpriesters, want ook zij hebben een eigen gezag, en worden daarom naar volle waarheid de gewone overheden (ordinarii) genoemd van de volkeren die zij besturen.
Referenties naar alinea 104: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Omschrijving van de verhouding der bisschoppen tot den paus
105
Maar omdat er slechts één opvolger van Petrus is, terwijl de opvolgers der apostelen zeer vele in getal zijn, is het gewenscht de verhouding, die krachtens goddelijk bestel tusschen hen en den paus bestaan moet, nauwkeurig te beschouwen.
Referenties naar alinea 105: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De bisschoppen moeten één zijn met den paus
106
Al aanstonds komt dan duidelijk en ontwijfelbaar vast te staan de noodzakelijkheid van het verband der bisschoppen met den opvolger van Petrus. Immers, wordt dit verband verbroken, dan laat ook de band los die de veelheid der christenen in eenheid samenhoudt, en dan wordt deze zoo verbroken, dat er van het bestaan van één lichaam of één kudde absoluut geen sprake meer kan wezen. "Het behoud der Kerk hangt met de waardigheid van den opperpriester zóó innig samen, dat, als hem niet een geheel bijzonder en alles overtreffend gezag wordt toegekend, het aantal scheuringen het getal der priesters zal evenaren." n.9: PL 23, 165. (De tekst van Hieronymus heeft: "tot in Ecclesiss...")[[4969]]
Referenties naar alinea 106: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
107
Daarom is het van belang het volgende voor oogen te houden: aan de apostelen is buiten Petrus om niets, maar aan Petrus zijn - buiten de apostelen om vele voorrechten afzonderlijk gegeven. Als Joannes Chrysostomus het woord van Christus (Joh. 21, 15)[b:Joh. 21, 15] behandelt, stelt hij de vraag: "Waarom spreekt Christus, met voorbijgaan van de anderen, over deze dingen tot Petrus?" En dan geeft hij dit afdoend antwoord: "Omdat hij de voornaamste was onder de apostelen, de woordvoerder der leerlingen en het hoofd van hun college." 88, n. 1: PG 59, 478[[1028]]
Referenties naar alinea 107: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
108
Inderdaad, Petrus alléén werd door Christus aangewezen tot grondslag der Kerk; hij ontving de macht tot binden en ontbinden; hij alleen werd met het weiden der kudde belast. De apostelen daarentegen hebben heel hun gezag en heel hun bepaalde taak tezamen met Petrus ontvangen: "De goddelijke Goedheid heeft aan de overige vorsten der Kerk wèl iets gemeenschappelijk met Petrus willen toekennen, maar wat zij aan de anderen niet weigerde, gaf zij nooit anders dan door hem." 4, cap. 2: PL 54, 150[[913]] "Hij alléén ontving vele voorrechten; den anderen werd niets aangeboden waarin hij niet deelde." 4, cap. 2: PL 54, 149[[913]]
Referenties naar alinea 108: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
109
Hieruit volgt duidelijk, dat het recht en de bestuursmacht der bisschoppen te loor gaan, wanneer zij zich bewust van Petrus of diens opvolgers afscheiden. Door die afscheiding toch rukken zij zich los van den grondslag, waarop heel het gebouw moet steunen, en derhalve worden zij dan ook buiten het gebouw zelf geplaatst. Om dezelfde reden staan zij dan buiten den schaapsstal, die door den Opperherder wordt bestuurd, en buiten het rijk, waarvan enkel Petrus krachtens Gods bestel de sleutels bezit.
Referenties naar alinea 109: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
110
Hier zien wij dus weer opnieuw het plan des hemels en de bedoeling van God bij de stichting van de christelijke gemeenschap naar voren treden. Het plan van den goddelijken Stichter was: een Kerk, die één zou zijn door eenheid van geloof, bestuur en gemeenschap, en als beginsel en centrum dier eenheid koos Hij Petrus en zijn opvolgers. Daarom zegt Cyprianus: "Er beslaat om tot het geloof te komen een gemakkelijke bewijsvoering door de waarheid in een kort bestek samen te vatten. De Heer spreekt tot Petrus met deze woorden: Ik zeg u: gij zijt Petrus.... Hij bouwt de Kerk op één enkelen persoon. En hoewel Hij na Zijn verrijzenis aan alle apostelen een gelijke mate van gezag toekent met de woorden: "Zooals de Vader Mij gezonden heeft...", toch heeft Hij ook, om de eenheid in het volle licht te zetten, door een bepaling van Zijn goddelijk gezag vastgesteld, dat deze eenheid van één persoon moest uitgaan." n. 4: PL 4, 498-500[[7552]] En Optatus van Mileve zegt: "Gij weet zeer goed, dat de bisschopszetel der stad Rome het eerst aan Petrus is toegewezen; Petrus, het hoofd aller apostelen, heeft hem in bezit genomen en is daarom ook Cephas genoemd. Van dezen zetel moet de eenheid uitgaan, dit door allen moet gehandhaafd worden, opdat de andere apostelen niet eenzijdig voor hun eigen zetels zouden opkomen, en opdat ieder, die tegen dien eenen bepaalden zetel een anderen zou oprichten, al aanstonds een scheurmaker en een zondaar zou wezen." Lib. II, n. 2: PL 11, 947[[7866]]
Referenties naar alinea 110: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
111
Hierop steunt ook de uitspraak van den bovengenoemden Cyprianus, dat zoowel ketterij als scheuring hun oorsprong en bron hebben in de weigering van de verschuldigde gehoorzaamheid aan het hoogste gezag. "De oorsprong van ketterijen en het ontstaan van scheuringen ligt enkel in het feit, dat men den priester Gods de gehoorzaamheid opzegt, en niet erkent, dat er maar één persoon in de Kerk is, die tegelijkertijd als priester en als rechter de plaats van Christus bekleedt." 12, Ad Cornelium, n. 4 en 5: PL 11, 955-956[[1048]]
Referenties naar alinea 111: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
112
Niemand kan dus deel hebben aan het gezag, dan alleen als hij met Petrus vereenigd is, want het denkbeeld, dat iemand, die buiten de Kerk staat, in de Kerk met gezag bekleed zou zijn, is een ongerijmdheid. Dit was de reden, waarom Optatus van Mileve tot de Donatisten het volgend verwijt richtte: "Wij lezen, dat Petrus tegenover de poorten der hel de sleutels ontving van het rijk der zaligheid; Petrus, d.w.z. ons opperhoofd, tot wien Christus heeft gezegd: Aan u zal Ik de sleutels, van het rijk der hemelen geven, en de poorten der hel zullen ze niet bemachtigen. Waarom dus tracht gij, die tegen den Stoel van Petrus ten strijde trekt, u van de sleutels van het rijk der hemelen meester te maken?" Lib. II, n. 4 en 5: PL 11, 955-956[[7866]]
Referenties naar alinea 112: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De bisschoppen moeten aan den paus gehoorzamen
113
Maar het episcopaat kan dàn alleen beschouwd worden als naar Christus' voorschrift op de vereischte wijze met Petrus verbonden, als het aan Petrus onderdanig is en hem gehoorzaamheid bewijst. Zoo niet, dan valt het tot een onsamenhangende en ordelooze veelheid uit elkander. Tot behoorlijke handhaving der eenheid zoowel van geloof als van gemeenschap is een voorrang van eer of een recht van toezicht ontoereikend. Daartoe wordt beslist een werkelijk oppergezag vereischt, dat heel de gemeenschap verplicht is te erkennen. Wat immers was de bedoeling van den Zoon van God, toen Hij de sleutels van het rijk der hemelen enkel aan Petrus beloofde? Dat hier met het woord sleutels de hoogste macht bedoeld wordt staat buiten twijfel èn door het bijbelsch spraakgebruik èn door de eenparige opvatting der Vaders.
Referenties naar alinea 113: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
114
Ook de toebedeling der voorrechten, hetzij aan Petrus afzonderlijk, hetzij aan de apostelen te zamen met Petrus, is voor geen anderen uitleg vatbaar. Als de bevoegdheid tot binden, tot ontbinden en weiden in de bisschoppen als opvolgers der apostelen dit effect heeft, dat ieder zijn eigen volk met werkelijke rechtsmacht bestuurt, dan moet diezelfde bevoegdheid noodzakelijkerwijze hetzelfde effect hebben in hem, die krachtens Gods bevel belast is met het weiden zoowel van de lammeren als van de schapen. "Christus heeft Petrus niet enkel tot herder, maar tot herder der herders aangesteld. Petrus weidt dus de lammeren, maar ook de schapen; hij weidt de jongen, maar ook de moeders; hij bestuurt de onderdanen, maar ook de overheden, want behalve de lammeren en de schapen is er niets anders in de Kerk te vinden." part. III, cap. 21, n. 55: PL 165, 600, praelatos ... quia[[7883]]
Referenties naar alinea 114: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
115
Hier ligt de oorsprong van die bijzondere uitdrukkingen, waarmee de oudheid den H. Petrus duidelijk aanwees als den man, die het hoogste toppunt van waardigheid en macht bereikt had. Men noemt hem herhaaldelijk: het hoofd van den kring der leerlingen; den prins der heilige apostelen; den leider van het apostelkoor; den woordvoerder van alle apostelen; het hoofd van deze broederschaar; den bestuurder, die met gezag over heel de wereld bekleed is; den eerste onder de apostelen; de zuil der Kerk.
Referenties naar alinea 115: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
116
De conclusie uit dit alles ligt als het ware opgesloten in de volgende woorden van Bernardus tot paus Eugenius: "Wie zijt gij? Gij zijt de hoogepriester, de opperpriester. Gij zijt het hoofd der bisschoppen en de erfgenaam der apostelen .... Gij zijt de persoon, wien de sleutels ter hand gesteld en de schapen toevertrouwd zijn. Wel zijn er nog andere deurwachters des hemels en herders der kudden, maar deze beide namen zijn in u des te glorievoller naarmate gij ze in een geheel anderen en voortreffelijker zin geërfd hebt dan alle overigen. Die anderen hebben de kudden, die hun, werden toegewezen; ieder heeft de zijne; aan u zijn ze alle gezamenlijk toevertrouwd; aan u alleen is één enkele kudde toevertrouwd, gevormd zoowel door de schapen als door de herders; gij alleen zijt de herder van allen. Gij vraagt hoe ik dat bewijs. Door het woord des Heeren. Aan welken bisschop, of meer nog: aan welken apostel werden alle schapen zóó zonder voorbehoud of beperking toegewezen? Als gij Mij liefhebt, Petrus, weid Mijn schapen. Welke schapen? Is hier sprake van de bevolking van deze of gene stad, van een bepaalde streek, of van een or ander rijk? Mijn schapen, zegt Hij. Wie ziet nu niet in, dal hier niet sommige, maar dat alle bedoeld zijn? Er wordt geen enkel onderscheid gemaakt; dus ook geen enkele beperking." lib. II, cap. 8: PL 182, 751-752[[1064]]
Referenties naar alinea 116: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Niet alleen iedere bisschop individueel, maar ook heel het episcopaat collectief genomen moet den paus gehoorzamen
117
Het is echter in strijd met de waarheid en regelrecht ingaande tegen de goddelijke inrichting der Kerk, als men beweert, dat aan de rechtsmacht der opperpriesters van Rome wèl de bisschoppen ieder afzonderlijk rechtens onderworpen zijn, maar niet het gezamenlijk episcopaat. Immers, geheel het wezen en de reden van bestaan van een grondslag is hierin gelegen, dat hij eer aan het gebouw in zijn geheel eenheid en vastheid verleent dan aan de deelen ieder afzonderlijk genomen, En dit gaat in het geval, waarvan hier sprake is, nog veel meer op. Want Christus, de Heer, wilde juist door de kracht van het fundament voorkomen, dat de poorten der hel de Kerk zouden overweldigen. Welnu, deze goddelijke belofte moet, zooals voor iedereen duidelijk is, op de Kerk als geheel betrekking hebben, en niet op de afzonderlijke deelen, want deze laatste kunnen wel degelijk onder een stormaanval der hel bezwijken, en sommige afzonderlijke doelen zijn ook inderdaad ten gronde gegaan.
Referenties naar alinea 117: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
118
Verder moet bij hem, die aan het hoofd der geheele kudde staat, niet enkel de leiding berusten van de verspreide schapen, maar ook van de schapen, voor zoover ze juist een kudde vormen.
Referenties naar alinea 118: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
119
Zijn soms de opvolgers der apostelen in vereeniging met elkander het fundament, waarop de opvolger van Petrus moet steunen om stevigheid te krijgen?
Referenties naar alinea 119: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
120
Dit is zeker: hij, die de sleutels van het rijk bezit, heeft rechtsmacht en gezag niet enkel over de afzonderlijke provincies, maar ook over alle tezamen; en zooals de bisschoppen, ieder in zijn eigen bisdom, met werkelijk gezag optreden zoowel tegenover ieder individu afzonderlijk als tegenover heel de gemeenschap: zoo hebben ook de Roomsche opperpriesters, wier gezag geheel de christenmaatschappij omvat, alle deelen dier maatschappij, ook collectief genomen, niet den plicht der onderwerping en der gehoorzaamheid onder zich staan.
Referenties naar alinea 120: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
121
Christus, de Heer, heeft, zooals reeds meermalen is opgemerkt, Petrus· en diens opvolgers tot Zijn plaatsbekleeders aangesteld, en hun voor altijd hetzelfde gezag in de Kerk toebedeeld, dat Hijzelf bezat tijdens Zijn sterfelijk leven. Mag men nu zeggen, dat het college der apostelen in gezag hooger stond dan zijn Meester?
Referenties naar alinea 121: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Getuigenissen der concilies, die het oppergezag van den paus over het college der bisschoppen bevestigen
122
Van bovengenoemd gezag, ook over het college der bisschoppen, een gezag dat de heilige Schriften zoo duidelijk uitspreken, heeft ook de Kerk ten allen tijde het bestaan erkend en betuigd. Ziehier betreffende dit punt eenige uitspraken van kerkvergaderingen. "Wij lezen, dat de Roomsche opperpriester als rechter optrad over de kerkvoogden van alle kerken; maar nooit lezen wij, dat iemand over hem het ambt van rechter heeft uitgeoefend." In Allocutione III ad Synodum Romanam[[7890]] vgl: Actionem VII Concilii Constantinopolitani IV (Mansi 16, 24)[[[1858|21]]] En als reden hiervan wordt aangegeven, "dat er geen gezag bestaat dat hooger is dan het gezag van den Apostolischen Stoel." PL 119, 954 - Patet profecto Sedis vero Apostolicae, cuius auctoritate maior non est, iudicium a nemine fore retractandum, neque cuiquam de eius licere iudicare iudicio. D.i.: Het is inderdaad duidelijk, dat het oordeel van den Apostolischen Stoel, wiens gezag het hoogste is dat bestaat, door niemand mag worden ingetrokken, en het zij aan niemand geoorloofd over dat oordeel een vonnis te vellen.[[1589]] Vandaar zegt Gelasius over de besluiten der concilies: "Zooals niets in stand kan blijven, wat de goedkeuring van den hoofdzetel te Rome miste, zoo werd integendeel door heel de Kerk alles aanvaard, wat hij verkoos te beslissen." 26, ad Episcopos Dardaniae, n. 5 (al. epist. 13): PL 59, 67[[3195]] En inderdaad, het is ten allen tijde het recht der Roomsche opperpriesters geweest om de bepalingen en besluiten der concilies te bekrachtigen of te verwerpen. De handelingen van het zg. concilie van Ephese zijn ongeldig verklaard door Leo den Grooten; die van het concilie van Rimini door Damasus; die van Constantinopel door Hadrianus I. Canon 28[7015|(28)] van het concilie van Chalcedon werd, zooals algemeen bekend is, wegens het ontbreken van de goedkeuring en bekrachtiging van den Apostolischen Stoel als waardeloos ter zijde gelegd. Terecht verklaarde dan ook Leo X op de 5e kerkveradering van Lateranen: "Het staat absoluut vast niet enkel uit het getuigenis der heilige Schrift, de woorden der Vaders, de uitspraken van andere Roomsche opperpriesters en de besluiten der heilige canones, maar ook uit de verklaring der conciliën zelf, dat de Roomsche opperpriester, die ten tijde regeert, met gezag bekleed is over alle conciliën en dus het volle recht en de macht bezit om kerkvergaderingen samen te roepen, te verplaatsen en te beëindigen." Sessio XI - Pastor Aeternus Gregem[[4925]] Wel leeren de heilige bladen, dat de sleutels van het rijk der hemelen enkel en alleen aan Petrus zijn ter hand gesteld, en dat de macht tot binden en ontbinden aan de apostelen tezamen met Petrus is verstrekt: maar nergens wordt vermeld, waarvandaan de apostelen het oppergezag buiten Petrus om en tegen Petrus in (sine Petro et contra Petrum) zouden ontvangen hebben. Zeker is hun dit oppergezag allerminst door Jesus Christus meegedeeld.
Referenties naar alinea 122: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
123
Uit al deze redenen blijkt: in het decreet van het concilie van het Vaticaan, dat de beteekenis en het wezen van het primaat van den Roomschen opperpriester omschrijft, wordt geen nieuwe meening verkondigd, maar slechts het aloude en steeds gelijk blijvende geloof van alle eeuwen uitgesproken. Pastor Aeternus, 10-15[[116|10-15]]
Referenties naar alinea 123: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De onderhoorigheid aan een tweevoudige macht schept geen verwarring
124
De onderhoorigheid van dezelfde onderdanen aan een tweevoudige macht veroorzaakt volstrekt geen verwarring in het bestuur. Dit vermoeden is niet gewettigd vooreerst al om de wijsheid van God, door wiens raadsbesluit deze bestuursvorm werd ingevoerd. En verder bedenke men, dat slechts dan de goede orde en de wederzijdsche betrekkingen in het gedrang komen, als de beide machten die eenzelfde volk besturen gelijkwaardig, en beide onafhankelijk van elkander zijn. Maar de macht van den Roomschen opperpriester is de allerhoogste, ze is universeel en geheel onafhankelijk; die der bisschoppen daarentegen is binnen bepaalde grenzen omschreven en is ook niet volkomen onafhankelijk. "Het is een ongerijmdheid, dat twee even hoog staande autoriteiten eenzelfde volksgroep besturen; maar het is geen ongerijmdheid als twee autoriteiten, waarvan de eene als voornaamste boven de andere uitstaat, met het bestuur over eenzelfde volk belast zijn. En volgens dit beginsel is het, dat de parochie priester, de bisschop en de paus allen onmiddellijke oversten van hetzelfde volk zijn." in IV, dist. 17, q. 3, a. 3, ad q. 5, ad 3 (n.v.d.v.: aldus met verbetering van een foutieve opgave in het origineel)[[909]]
Referenties naar alinea 124: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De pausen steunen het gezag der bisschoppen
125
Overigens zijn de Roomsche opperpriesters, hun plicht indachtig, er meer dan wie ook op bedacht om alles wat door God in de Kerk is ingesteld te bewaren. Zooals ze daarom met de vereischte zorg en waakzaamheid voor hun eigen gezag opkomen, zoo hebben zij ook steeds geijverd en zullen zij blijven ijveren voor het behoud van het eigen gezag der bisschoppen. Zelfs achten zij alle blijken van hulde en onderwerping, den bisschoppen aangeboden, als aan zich zelf bewezen. "Mijn eer is de eer der geheele Kerk. Mijn glorie is de krachtig handhaving van de rechten mijner broeders. En het is mijn ware roem, als aan ieder van hen de hem verschuldigde eerbied bewezen wordt." Epistolarum lib. 8, epist. 30, ad Eulogium: PL 77, 033[[1168]]
Referenties naar alinea 125: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Slot
126
In het voorafgaande hebben wij een getrouwe uitbeelding en voorstelling gegeven van de Kerk, zooals. ze krachtens goddelijke inrichting is. Wij hebben in den breede over haar eenheid gesproken en uitvoerig de vraag uiteengezet, wat volgens den wil van haar goddelijken Stichter het karakter van deze eenheid is, en door welk beginsel zij in stand moet worden gehouden.
Referenties naar alinea 126: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een woord voor de katholieken
127
Zij, die door Gods goedheid en genade in den schoot der katholieke Kerk geboren zijn en leven, zullen ongetwijfeld naar ons apostolisch woord luisteren. "Mijn schapen luisteren naar Mijn stem." (Joh. 10, 27)[b:Joh. 10, 27] En ons woord zal voor hen allicht een aanleiding zijn tot vermeerdering van hun kennis en van hun bereidvaardigheid om in gemeenschap met hun eigen herders, en door deze met den opperherder, te volharden. Zoo zullen zij dan des te zekerder in den eenigen schaapsstal blijven en steeds rijkere vruchten plukken van zaligheid.
Referenties naar alinea 127: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een woord voor hen die in Christus gelooven, maar niet tot de Kerk behooren
128
Maar, als wij het oog gevestigd houden op "Jesus, den stichter en den voltooier van het geloof" (Hebr. 12, 2)[b:Hebr. 12, 2], wiens plaats wij bekleeden, wiens gezag wij voeren, hoewel wij ons voor deze waardigheid en dit ambt niet berekend achten: dan wordt onze ziel door Zijn liefde ontvlamd, en dan maken wij niet zonder reden het woord, dat Christus van Zichzelf zeide, tot het onze: "Ik heb ook nog andere schapen, die niet van dezen schaapsstal zijn; ook deze moet Ik er heen leiden, en zij zullen luisteren naar Mijn stem." (Joh. 10, 16)[b:Joh. 10, 16]
Referenties naar alinea 128: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
129
Mogen ook allen bereidwillig naar ons luisteren en voor onze vaderlijke liefde zich ontvankelijk betoonen, die weliswaar het zoo wijd verspreide ongeloof verafschuwen en Jesus Christus als Zoon Gods en als Verlosser van het menschelijk geslacht erkennen en belijden, maar toch nog ver verwijderd van Zijn bruid leven. Wie Christus aannemen, moeten Hem ook geheel en al aannemen. "De Christus in Zijn volheid is hoofd en lichaam beide; het hoofd is de eengeboren Zoon van God, het lichaam is Zijn Kerk; Hij is de bruidegom en zij de bruid: twee in één vleesch. Wie omtrent dit hoofd een andere meening huldigen dan de leer der heilige Schriften, staan buiten de Kerk, al bevinden zij zich ook op alle plaatsen, waar de Kerk gevestigd is. Maar eveneens: wie de leer der Schriften aangaande dit hoofd wel aanvaarden, maar niet in gemeenschap leven met de eenheid der Kerk, behooren evenmin tot de Kerk." cap. 4, n. 7: PL 43, 395-396[[7891]]
Referenties naar alinea 129: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een woord voor hen wier geloof nog niet geheel en al verdwenen is
130
Met een niet minder root zielsverlangen gaat ons hart uit naar degenen, die door den verderfelijken geest van het ongeloof nog niet tot in den wortel zijn aangetast, en die althans den wensch koesteren, dat de ware God, die hemel en aarde geschapen heeft, hun tot vader moge zijn. Laten dezen eveneens bedenken en volkomen trachten te beseffen, dat zij nooit onder Gods kinderen gerekend kunnen worden, als zij niet Jesus Christus als broeder en tevens de Kerk als moeder aannemen.
Referenties naar alinea 130: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Samenvatting voor allen met woorden van den H. Augustinus
131
Allen dus sporen wij aan met de woorden die wij aan Augustinus ontleenen: "Laten wij den Heer onzen God liefhebben, en laten wij ook Zijn Kerk liefhebben; beminnen wij Hem als onzen vader, en haar als onze moeder. Niemand zegge: ik ga wel tot de afgoden, en ik raadpleeg wel bezetenen en waarzeggers, maar toch treed ik niet uit Gods Kerk: ik ben katholiek. Want in dit geval houdt gij wel de hand van uw moeder vast, maar beleedigt gij uw vader. Een ander zegt: dàt zij verre van mij! Ik raadpleeg geen waarzeggers; ik ondervraag geen bezetenen; ik laat mij niet met heiligschennende zienerspraktijken in; ik aanbid geen duivelen en bewijs geen eeredienst aan steenen afgodsbeelden; maar ik behoor tot de partij van Donatus. Doch wat baat het u, uw vader niet te beleedigen, die immers toch den smaad, uw moeder aangedaan, zal wreken? Wat baat het u, als gij uw geloof in den Heer belijdt, als gij God eert en verheerlijkt, Zijn Zoon erkent, en openlijk verklaart, dat Hij gezeten is aan de rechterhand des Vaders, maar als gij tegelijkertijd Zijn Kerk belastert? Als gij een beschermheer zoudt hebben, wien gij iederen dag een blijk van hulde zoudt brengen, maar als gij tegelijk diens echtgenoote ook maar één misdaad ten laste zoudt leggen, zoudt gij dan zijn woning kunnen binnengaan? Houdt daarom vast, veelgeliefden, en houdt allen eensgezind vast aan God, die uw vader, en aan de Kerk, die uw moeder is." 88, sermo 2, n. 14: PL 37, 1140-1141[[838]]
Referenties naar alinea 131: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
132
Vol vertrouwen op den barmhartigen God, die de zielen der menschen allerkrachtigst vermag te bewegen, en ze kan leiden vanwaar en waarheen Hij verkiest, bevelen wij allen, die wij in dit schrijven op het oog hadden, met den innigsten aandrang aan Zijn goedertierenheid aan. En als onderpand der hemelsche gunsten en als blijk onzer welwillendheid verleenen wij aan u, eerbiedwaardige broeders, aan uw geestelijkheid en aan uw volk vol liefde in den Heer den apostolischen zegen.
Gegeven te Rome, bij St. Pieter, den 29en Juni 1896, in het negentiende Jaar van ons pausschap.
PAUS LEO XIII
Referenties naar alinea 132: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 4
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/638-satis-cognitum-nl