De Oratione
x
Informatie over dit document
De Oratione
Verhandelingen over het Onze Vader
Tertullianus
190
Kerkelijke schrijvers - Boeken
1964, Tertullianus en Cyprianus, Het Gebed des Heren, verhandelingen over het Onze Vader,
vertaald en ingeleid door Dr. Pieter Steur,
in de serie 'Levensbronnen' - Desclée de Brouwer, Brugge - Utrecht
vertaald en ingeleid door Dr. Pieter Steur,
in de serie 'Levensbronnen' - Desclée de Brouwer, Brugge - Utrecht
Vert. uit het Latijn
Gebaseerd op Corpus Vindobonense, alsmede G.F. Diercks, Tertullianus De Oratione, Critische uitgave, met prolegomena, vertaling en philologisch-exegetisch-liturgische commentaar. Bussum, 1947
Bijbelverwijzingen en noten overgenomen van de vertaler
Datering van de tekst bij benadering
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Gebaseerd op Corpus Vindobonense, alsmede G.F. Diercks, Tertullianus De Oratione, Critische uitgave, met prolegomena, vertaling en philologisch-exegetisch-liturgische commentaar. Bussum, 1947
Bijbelverwijzingen en noten overgenomen van de vertaler
Datering van de tekst bij benadering
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1964
Dr. Pieter Steur
7 september 2023
3046
nl
Referenties naar dit document: 8
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Hoofdstuk I.
Jezus Christus, Onze Heer, Geest Gods N.v.d.v.: Met deze woorden.. N.v.d.v.: Met deze woorden wordt door Tertullianus de tweede Persoon van de H. Drie-eenheid aangeduid met geen andere bedoeling dan om te wijzen op de geestelijke natuur van God de Zoon. Het bestaan van de H. Geest wordt door deze benaming van de Zaligmaker niet in twijfel getrokken. en Woord van God en Gods Gedachte N.v.d.v.: Jezus is de Logos... N.v.d.v.: Jezus is de Logos. Het Griekse woord logos betekent zowel woord als gedachte; vandaar dat Tertullianus deze beide betekenissen op de Verlosser toepast., het Woord van de Gedachte en de Gedachte van het Woord N.v.d.v.: Aangezien God de.. N.v.d.v.: Aangezien God de Vader en zijn Zoon één in Wezen zijn, is de Een wat de Ander volgens zijn natuur is. Is de Zoon Woord, Licht, Geest, dan kan men ook de Vader zo noemen, vandaar de uitdrukkingen: Woord van Woord, Licht van Licht., en beider Geest N.v.d.v.: Met de meest nieuwe.. N.v.d.v.: Met de meest nieuwe schrijvers lees ik: "Spiritus utriusque" ipv.: "Utrumque" van de beide handschriften., heeft aan de nieuwe N.v.d.v.: Om stylistische.. N.v.d.v.: Om stylistische redenen is met Pamelius e.a. het overgeleverde ,,Nobis" vervangen door "Novis". leerlingen van het Nieuwe Verbond een nieuwe bidvorm voorgeschreven. Ook hier immers moest nieuwe wijn in nieuwe zakken gedaan worden en een nieuwe lap op een nieuw kleed genaaid. Mt. 9, 16; Mk. 2, 21v.; Lk. 5, 36 vv. [[b:Mt. 9, 16; Mc. 2, 21; Lc. 5, 36 v.]] N.v.d.v.: Men ziet, hoe de.. N.v.d.v.: Men ziet, hoe de retor Tertullianus zich vermeit in het herhalen van het woord "nieuw". Alles immers wat vroeger is geweest, is veranderd, zoals de besnijdenis; of aangevuld, zoals de rest van de Wet; of in vervulling gegaan zoals de profetie; of vervolmaakt, zoals het geloof zelf. N.v.d.v.: De besnijdenis is.. N.v.d.v.: De besnijdenis is vervangen door het doopsel; de Wet is aangevuld doordat er, b.v. door het gebod der naastenliefde, een grotere volmaaktheid wordt gevraagd dan onder de Wet; de profetieën zijn vervuld in de persoon van Christus; de inhoud van ons geloof is door de openbaring van Christus tot volledigheid gekomen. De nieuwe genade van God heeft alles vernieuwd: van vleselijke tot geestelijke staat gebracht door het Evangelie. Dit is de voleinding van de hele vroegere oudheid; en hierin is onze Heer Jezus Christus erkend als Gods Geest, als Woord van God en als Gods Gedachte; als Geest door zijn sterkte; als Woord door zijn leer; als Gedachte door zijn komst N.v.d.v.: Dit is: door de.. N.v.d.v.: Dit is: door de komst van de Wijsheid in de wereld.. Zodoende bestaat dan ook het gebed dat Christus samenstelde, uit drie bestanddelen: uit woorden, want het wordt uitgesproken; uit geest, omdat het zoveel vermag N.v.d.v.: Door de geest.. N.v.d.v.: Door de geest worden de werken Gods en de wonderen tot stand gebracht; daarom geldt de geest als beginsel van kracht.; uit gedachte, want... N.v.d.v.: Hier is een woord.. N.v.d.v.: Hier is een woord weggevallen.. Ook Johannes N.v.d.v.: De Doper. N.v.d.v.: De Doper. had zijn leerlingen leren bidden (Lc. 11, 2) [[b:Lc. 11, 2]]; maar alles van Johannes was een voorbereiding op Christus, totdat heel het werk van de Voorloper met geest en al overging tot de Heer, toen deze groter geworden was; want volgens de voorspelling van dezelfde Johannes moest Jezus groter, hijzelf echter kleiner worden. (Joh. 3, 30) [[b:Joh. 3, 30]] Hierom is niet eens bekend gebleven, met welke woorden Johannes heeft leren bidden, want het aardse heeft zich teruggetrokken voor het hemelse volgens zijn woord: "Wie van de aarde is, zegt aardse dingen; en wie van de hemelen gekomen is, zegt wat Hij gezien heeft". (Joh. 3, 31) [b:Joh. 3, 31] Laten we dus zijn hemelse wijsheid beschouwen, gezegenden N.v.d.v.: Uit deze.. N.v.d.v.: Uit deze aanspreking o.a. blijkt dat dit werk van Tertullianus een toespraak geweest is.; en wel ten eerste in betrekking tot het voorschrift om in afzondering te bidden. (Mt. 6, 6) [[b:Mt. 6, 6]]
Referenties naar deze alinea: 1
De Vader houdt van jullie (vgl. Joh 16,27) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHiermede eiste Hij ten eerste geloof van de mens, nl. dat hij zou geloven, dat het gezicht zowel als het gehoor van de almachtige God aanwezig zijn in de huizen en ook in het verborgene. Vervolgens verlangde Hij ingetogenheid van geloof, dat men nl. in afzondering zijn bidhulde moet brengen aan Hem, die, naar men vast aanneemt, overal hoort en ziet. De wijsheid van het volgende voorschrift N.v.d.v.: Van Christus N.v.d.v.: Van Christus schijnt eveneens betrekking te hebben op geloof en ingetogenheid van geloof, als het nl. onze mening is dat wij niet met een stoet van woorden moeten naderen tot de Heer. Wij zijn immers overtuigd dat Hij uit eigen beweging zorgt voor de zijnen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaEn toch de kortheid van dit gebed N.v.d.v.: Het onzevader is.. N.v.d.v.: Het onzevader is een beknopt gebed., - en dit zou kunnen gelden als een derde graad van wijsheid, - stoelt op de grondslag van een grootse en gelukkige verwoording. Het is even beknopt in woorden als overvloedig in gedachten. Want niet alleen vat het de gebedshandelingen samen, te weten de verering van God en het smeken van de mens: maar ook zo goed als alles wat de Heer geleerd heeft, en alle punten van de zedenleer. En zo bevat dit gebed inderdaad een samenvatting van het hele Evangelie.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk II.
Wij beginnen het onzevader met de woorden: VADER DIE IN DE HEMELEN ZIJT. Dit is een getuigenis tegenover God en een verdienstelijke geloofsdaad. Want niet alleen bidden wij tot God, maar ook betuigen wij geloof. Hiervan nu is deze aanspreking een verdienstelijke uiting. Want er staat geschreven: "Aan wie in Hem geloofd hebben, heeft Hij de macht gegeven om zonen Gods genoemd te worden" (Joh. 1, 12) [b:Joh. 1, 12]. Trouwens heel dikwijls heeft de Heer verkondigd dat God onze Vader is; jazelfs heeft Hij het bevel gegeven dat wij aan niemand op aarde de naam vader mogen geven, maar alleen aan de Vader die wij in de hemelen hebben. (Mt. 23, 9) [[b:Mt. 23, 9]] Als wij dus zo bidden, komen wij ook een gebod na. Gelukkig degenen die de Vader erkennen. De Geest verwijt aan Israël N.v.d.v.: De H. Geest bij.. N.v.d.v.: De H. Geest bij monde van de profeten. en getuigt bij hemel en aarde: "Zonen heb Ik voortgebracht en zij hebben mij niet erkend" (Jes. 1, 2) [b:Jes. 1, 2]. Maar als wij Vader zeggen, dan noemen wij Hem tevens God. Deze benaming spreekt van kinderliefde en vadermacht. Ook wordt in de Vader de Zoon aangeroepen, want Deze zegt: "Ik en de Vader zijn één" (Joh. 10, 30) [b:Joh. 10, 30]. Zelfs de Moederkerk wordt niet voorbijgegaan, want in de namen Zoon en Vader ligt een verwijzing naar de Moeder: omdat er een moeder is, is er een vader en een zoon. Door een aanduiding van verwantschap ofwel naam eren wij dus niet alleen God met de zijnen, maar wij zijn ook een gebod indachtig en wij geven onze afkeuring te kennen over hen die de Vader hebben vergeten.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk III.
De naam van God Vader N.v.d.v.: Hier is niet.. N.v.d.v.: Hier is niet bedoeld de eerste persoon van de H. Drie-eenheid, maar God die Vader is. was aan niemand bekend gemaakt. Moses, die daarover een vraag gesteld had, kreeg wel een andere naam te horen, maar niet deze. (Ex. 3, 13-15) [[b:Ex. 3, 13-15]] Aan ons is deze naam geopenbaard in de Zoon. Want er is geen sprake van de naam vader, als er geen Zoon is. N.v.d.v.: Aldus volgens.. N.v.d.v.: Aldus volgens Diercks aanvulling van de lacune in Codex A. Jezus zegt: "Ik ben gekomen in de naam van de Vader" (Joh. 5, 43) [b:Joh. 5, 43]; en elders: "Vader, verheerlijk uw naam" (Joh. 12, 28) [b:Joh. 12, 28]; duidelijker nog: "Ik heb uw naam bekend gemaakt aan de mensen" (Joh. 1, 28) [b:Joh. 1, 28] Wij vragen dus dat deze NAAM GEHEILIGD MOGE WORDEN. Niet met de gedachte dat het aan mensen zou passen om aan God iets goeds toe te wensen, alsof er nog een ander was door wie het Hem toegewenst zou kunnen worden N.v.d.v.: Door deze bijzin.. N.v.d.v.: Door deze bijzin sluit Tertullianus veelgodendom uit. De bede betekent niet, zegt hij, dat wij wensen dat Gods naam wordt geheiligd door een andere God, maar deze bede dient als lofprijzing. of alsof het Hem schade zou doen, als wij het Hem niet zouden toewensen. Natuurlijk behoort God overal en altijd geprezen te worden door ieder mens; want wij hebben de blijvende plicht zijn weldaden te gedenken. Maar genoemde bede N.v.d.v.: De bede:.. N.v.d.v.: De bede: "Geheiligd worde uw Naam." dient ook als lofprijzing. Overigens wanneer is de naam van God niet heilig en door zichzelf geheiligd, aangezien God de anderen heiligt uit zichzelf? Hij, tot wie de engelen die Hem omstuwen, zonder ophouden zeggen: "Heilig heilig heilig" (Jes. 6, 12; Openb. 4, 8) [b:Jes. 6, 12; Openb. 4, 8] Wij dus, die dingen naar de waardigheid van de engelen, leren nu reeds, als we die waard zijn, die hemelse lofzang tot God en onze taak in de toekomstige heerlijkheid. N.v.d.v.: Dit is de enige van.. N.v.d.v.: Dit is de enige van de eerste drie beden, "waarbij Tertullianus althans poogt een op God betrekking hebbende strekking in de woorden van het onzevader te ontdekken en uiteen te zetten". Diercks (O.C., pag. 84). Dit wat betreft de eer van God. Wat ons gebed verder aangaat: wanneer wij zeggen: GEHEILIGD WORDE UW NAAM (Mt. 6, 9) [b:Mt. 6, 9], dan vragen wij dat Hij geheiligd moge worden in ons, die in Hem zijn, en tevens in de anderen, op wie de genade van God nog wacht. Zo gehoorzamen wij ook aan het voorschrift om te bidden voor allen, zelfs voor onze vijanden. (Mt. 5, 44) [[b:Mt. 5, 44]] Wij laten de uitdrukking onvolledig en omdat wij niet zeggen: Uw naam worde geheiligd in ons, zeggen wij dus: in allen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk IV.
Volgens de gekozen vorm van het onzevader N.v.d.v.: D.i. de vorm van.. N.v.d.v.: D.i. de vorm van het onzevader, die Tertullianus voor deze toespraak aanneemt. Hij plaatst nl. de derde bede voor de tweede. gaan wij verder met: UW WIL GESCHIEDE IN DE HEMELEN EN OP AARDE. N.v.d.v.: In alle hss. van.. N.v.d.v.: In alle hss. van dit traktaat wordt deze bede in deze vorm gegeven. Niet alsof iemand zou willen verhinderen dat Gods wil geschiedt, en dat wij Hem de vervulling van zijn wil zouden toewensen; maar wij vragen dat zijn wil moge geschieden in allen. Immers als men vlees en geest figuurlijk opvat, zijn wij hemel en aarde. Maar ook als deze bede letterlijk opgevat moet worden, is haar betekenis toch dezelfde, en wel deze, dat de wil van God in ons vervuld moge worden op aarde, opdat Hij ook in de hemel aan ons vervuld moge worden. Wat wil God echter anders dan dat wij ons gedragen overeenkomstig zijn verordening? Wij bidden dus om de steun en de kracht van zijn wil, opdat wij behouden mogen zijn in de hemel zowel als op aarde, want de opzet van zijn wil is het behoud van hen die Hij tot kinderen heeft aangenomen. Gods wil is ook al wat de Heer ten uitvoer heeft gebracht door prediking, werk en lijden. Zelf heeft Hij immers verkondigd dat Hij niet zijn eigen wil deed, maar die van zijn Vader. (Joh. 6, 38) [[b:Joh. 6, 38]] Wat Hij deed was dus ongetwijfeld de wil van zijn Vader. Hiertoe worden wij nu opgeroepen als tot voorbeelden om te prediken, te werken en te verduren tot de dood toe. Om dit tot stand te kunnen brengen, hebben wij de wil van God nodig.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaAls wij dan zeggen: UW WIL GESCHIEDE, wensen wij ons daardoor zonder meer iets goeds toe, want in de wil van God is geen enkel kwaad, ook als naar ieders verdiensten iets onaangenaams wordt toebeschikt. Door deze woorden sporen wij onszelf bij voorbaat aan tot verdraagzaamheid. Ook de Heer zei, omdat Hij onder de dreigende nadering van zijn lijden de zwakheid van het vlees in zijn eigen vlees heeft willen laten zien: "Vader, neem deze kelk weg", en zich bezinnend: "Tenzij dan dat niet mijn, maar uw wil geschiede" (Lc. 22, 42) [b:Lc. 22, 42]. Hij was zelf de wil en de macht van de Vader; en toch om te wijzen op de plicht tot lijden, heeft Hij zich aan de wil van de Vader overgegeven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk V.
Ook de bede: UW RIJK KOME (Mt. 6, 10; Lc. 11, 2) [b:Mt. 6, 10; Lc. 11, 2] hangt samen met hetzelfde als "Uw wil geschiede", nl. met "In ons". Want wanneer regeert God niet, Hij" die het hart van alle koningen in de hand houdt?" (Spr. 21, 1) [b:Spr. 21, 1] Maar wat wij ook voor ons wensen, wij hopen op Hem; en wij beschouwen als zijn geschenk wat wij van Hem verwachten. Als dus de tegenwoordigstelling van het Rijk van de Heer verband houdt met de wil van God en met onzekere verwachtingen, hoe kunnen sommigen dan een verlenging vragen voor de wereld, als het waar is dat het Rijk Gods, welks komst wij afbidden, erop gericht is om een einde te maken aan de wereld? N.v.d.v.: Tertullianus.. N.v.d.v.: Tertullianus spreekt hier over het komen van het rijk van de christenen, d.i. de overheersing van de wereld door de christenen, waardoor een einde zal komen aan de heidense wereld (saeculum). Wij uiten de wens, dat wij spoedig zullen mogen heersen, en niét langer hoeven te dienen. Zelfs als in dit gebed niet vooraf was bepaald dat wij moeten bidden om de komst van het Rijk, zouden wij uit eigen beweging hiertoe zijn overgegaan, "haastig als we zijn om in bezit te krijgen wat wij verhopen". N.v.d.v.: De hemel N.v.d.v.: De hemel (Hebr. 4, 11) [[b:Hebr. 4, 11]] "De zielen van de martelaren onder het altaar roepen met aandrang tot de Heer: hoelang duurt het nog, Heer, dat Gij wacht met ons bloed te wreken op de bewoners van de aarde? (Openb. 6, 10) [b:Openb. 6, 10]. Welnu het staat vast dat de wraak voor hen afhangt van het einde der wereld. Ja, Heer, laat veeleer uw Rijk zo spoedig mogelijk komen, uw Rijk dat het verlangen van de christen is, de beschaming van de heidenen, de jubel van de engelen; uw Rijk, waarom wij bestreden worden, of beter: waarom wij bidden.
Referenties naar deze alinea: 1
De Oratione Domini ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk VI.
Maar zie hoe keurig de goddelijke wijsheid de volgorde van het onzevader heeft bepaald: na de hemelse dingen, na Gods naam, Gods wil en Gods rijk, heeft zij ook een plaats ingeruimd voor een bede om aardse noden. De Heer had immers ook gezegd: "Zoekt eerst het Rijk en dan zal ook dit u erbij gegeven worden" (Mt. 6, 33) [b:Mt. 6, 33] Maar laten we de bede GEEF ONS HEDEN ONS DAGELIJKS BROOD (Mt. 6, 11; Lc. 11, 3) [b:Mt. 6, 11; Lc. 11, 3] liever geestelijk verstaan. Want Christus is ons brood omdat Christus leven, en leven brood is. "Ik ben het brood des levens", zegt Hij (Joh. 6, 35) [b:Joh. 6, 35], en even daarvoor: "Het Woord van de levende God dat uit de hemel is neergedaald, is brood" (Joh. 6, 33) [b:Joh. 6, 33], en omdat zijn lichaam als brood wordt beschouwd N.v.d.v.: De manier van.. N.v.d.v.: De manier van zeggen is gebrekkig; maar het is duidelijk, dat de schrijver hier de eucharistische tegenwoordigheid van Christus onder broodschijn bedoelt. Deze omstreden plaats geeft, belicht door andere teksten van Tertullianus, uiting aan zijn katholieke opvatting van de transsubstantiatie., zegt Hij: "Dit is mijn lichaam" (Lc. 22, 19) [b:Lc. 22, 19] Als wij dus bidden om dagelijks brood, vragen wij om voor eeuwig in Christus te zijn, onafscheidelijk van zijn lichaam. Maar ook al kan deze bede in stoffelijke zin opgenomen worden, dit kan niet zonder tevens de geestelijke leer in acht te nemen. Zoals gezegd, beveelt de Heer dat wij moeten bidden om brood. Dit nu is het enig noodzakelijke voor de gelovige. "Om de rest vragen heidenen" (Mt. 6, 32.33) [b:Mt. 6, 32.33]. Daarom scherpt de Heer zijn voorschrift in door voorbeelden, en ook behandelt hij het telkens in gelijkenissen, zo b.v. door de woorden: "Neemt een vader soms brood van zijn kinderen af en geeft het aan honden?" (Mt. 15, 26) [b:Mt. 15, 26]. En: "Geeft hij soms een steen aan zijn zoon die om brood vraagt?" (Mt. 7, 9) [b:Mt. 7, 9] Hiermee geeft Hij te kennen wat kinderen verwachten van een vader. Maar ook die nachtelijke klopper klopte om brood. (Lc. 11, 5) [b:Lc. 11, 5] Maar omdat Hij van tevoren gezegd had: "Denkt niet aan de dag van morgen, wat gij zult eten" (Mt.6, 34) [b:Mt.6, 34], heeft Hij er terecht aan toegevoegd: "Geef ons heden". Hierop heeft Jezus de parabel toegepast van die man die bij de goede opbrengst van zijn oogst dacht over uitbreiding van zijn schuren en aan tijden van langdurige voorspoed, terwijl hij diezelfde nacht nog zou sterven. Lc. 12, 16 vv. [[b:Lc. 12, 16]]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk VII.
Het was aangewezen dat wij, na de vrijgevigheid van God te hebben beschouwd, ook zouden bidden om zijn barmhartigheid. Want wat zal voedsel baten, als wij voor God feitelijk gelijk staan met een stier die geslacht moet worden? N.v.d.v.: Inleiding tot de.. N.v.d.v.: Inleiding tot de vijfde bede. Waartoe zou voedsel dienen, als het ons alleen maar zou moeten mesten als een stier voor een offer? En we zouden offervee zijn, waard om als zoenoffers geslacht te worden, als we niet zouden vragen om vergeving van zonden. Immers zonder zonde is alleen de Heer. Dit wist Hij, toen Hij ons leerde bidden en daarom deze vijfde bede. De Heer wist dat Hij alleen zonder zonden is. Daarom leert Hij ons te bidden DAT ONZE SCHULDEN VERGEVEN ZOUDEN WORDEN. (Mt. 6, 12; Lc. 11, 4) [[b:Mt. 6, 12; Lc. 11, 4]] Een verzoek om vergiffenis is een bekentenis, want wie om vergeving vraagt, bekent een overtreding. Zo wordt ook betoogd dat boetedoening aangenaam is aan God, want "Hij heeft haar liever dan de dood van een zondaar". (Ez. 33, 11) [[b:Ez. 33, 11]] In de H. Schrift betekent schuld zonde: op dezelfde manier als zonde valt zij onder de bevoegdheid van de rechter N.v.d.v.: Met Diercks lees.. N.v.d.v.: Met Diercks lees ik: "Iudici" ipv. "Iudicis".; door hem wordt zij vervolgd en zij ontkomt niet aan de rechtvaardige prosecutie, als de eis niet kwijtgescholden wordt, zoals de meester aan die bekende knecht zijn schuld kwijtschold. (Mt. 5, 25) [[b:Mt. 5, 25]] Want hierop doelt de les van die hele parabel. Want ook het feit dat diezelfde knecht, toen hij eenmaal door zijn meester van schuld ontheven was, niet op dezelfde manier zijn schuldenaar wil sparen, en dat hij hierom wordt aangebracht bij zijn meester en aan de beul wordt overgeleverd om te betalen tot de laatste cent, dat is: tot de kleinste schuld Mt. 18, 25 vv. [b:Mt. 18, 25], dit alles heeft hiermee te maken, dat wij te kennen geven dat ook wij VERGEVEN AAN ONZE SCHULDENAREN. Met dit onderdeel van het onzevader stemt overeen wat de Heer zegt op een andere plaats: "Vergeeft, en u zal vergeven worden" (Lc. 6, 37) [b:Lc. 6, 37] En toen Petrus vroeg of men zijn broeder zevenmaal moest vergeven, zei de Zaligmaker: "Zelfs tot zeventigmaal zeven keer" (Mt. 18, 21.22) [b:Mt. 18, 21.22]. Zodoende wilde Hij de Wet verbeteren; want in Genesis wordt de wraak over Kaïn berekend op zevenmaal, en die over Lamek op zeventigmaal zeven keer.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk VIII.
De Heer wilde niet dat wij alleen zouden bidden om vergeving van schuld, maar ook om die volledig af te wenden; daarom vult Hij ons gebed, dat toch al zo beknopt is, aan door toe te voegen: LEID ONS NIET IN BEKORING. Dit betekent: sta niet toe dat wij in bekoring gebracht worden, wel te verstaan: door hem die bekoort. Verre van ons de mening dat de Heer zou bekoren; alsof Hij ieders geloof niet zou kennen; of alsof Hij ten val zou willen brengen. Zwakheid en kwaadaardigheid zijn eigen aan de duivel. Want ook gaf God aan Abraham het bevel om zijn zoon te offeren, niet om zijn geloof te bekoren, maar om het te laten blijken, om door hem een voorbeeld te geven voor het gebod dat Hij weldra zou geven, dat nl. niemand verwanten mag verkiezen boven God. Doordat Hij zelf door de duivel is bekoord, heeft Hij deze als de voornaamste oorzaak van de bekoring aan de kaak gesteld. Deze tekst bevestigt Hij door latere met de woorden: "Bidt dat gij niet bekoord wordt" (Lc. 22, 46) [b:Lc. 22, 46] Zij dus die liever toegaven aan de slaap dan te bidden" zijn bekoord om de Heer in de steek te laten. (Mt. 26, 56; Mc. 14, 50; Lc. 22, 54; Joh. 18, 15) [b:Mt. 26, 56; Mc. 14, 50; Lc. 22, 54; Joh. 18, 15] Mt. 26, 36vv.; Mc. 14, 32 vv.; Lc. 22, 39 vv. [[b:Mt. 26, 36; Mc. 14, 32; Lc. 22, 39]] Daarmee strookt de slotzin die de betekenis uitlegt van de bede: "En leid ons niet in bekoring." Deze betekent immers: "Maar houd ons verwijderd van de boze" (Mt. 6, 13; Lc. 11, 4) [[b:Mt. 6, 13; Lc. 11, 4]]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk IX.
Hoeveel uitspraken van de profeten, van de evangeliën, van de apostelen, woorden van de Heer, parabels, lessen, geboden worden in het bestek van enkele woorden aangeroerd! Aan hoeveel plichten wordt tegelijkertijd voldaan! Het eren van God door het woord Vader, belijdenis van geloof door de term Naam, het aanbieden van gehoorzaamheid door het woord Wil, uiting van hoop door Rijk, gebed om leven door Brood, bekentenis van schulden door de bede om kwijtschelding, en bezorgdheid over bekoringen door het verzoek om bescherming. Wat wonder? Alleen God heeft kunnen leren hoe Hij wilde dat men tot Hem zou bidden. Door Hemzelf dus is de eredienst van ons gebed ingesteld; en vanaf het ogenblik dat het, bezield door zijn geest, uit zijn goddelijke mond voortkwam, stijgt het, van nature bevoorrecht, ten hemel op, en maakt bij de Vader aannemelijk wat de Zoon heeft geleerd. N.v.d.v.: Omdat het onzevader.. N.v.d.v.: Omdat het onzevader door Jezus zelf is uitgesproken, heeft het een eigen werkdadigheid, en hierdoor bewerkt het uit zichzelf, wat het vraagt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk X.
Maar de Heer ziet de menselijke noden vooruit; en na zijn les in het bidden zegt Hij daarbuitenom: "Vraagt en gij zult verkrijgen" (Mt. 7, 7; Lc. 11, 9) [b:Mt. 7, 7; Lc. 11, 9]. En omdat er dingen zijn die gevraagd worden naar ieders behoeven, heeft men het recht om, nadat men eerst het voorgeschreven officiële gebed opgezegd heeft, hierop als op een fundament voor bijkomende wensen, beden die buiten het onzevader liggen, op te bouwen. Natuurlijk met inachtneming van de voorschriften, om niet even ver te zijn van de oren van God als van zijn voorschriften.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XI.
Het inachtnemen van de voorschriften baant voor de gebeden de weg naar de hemel. Het voornaamste voorschrift is dat wij niet mogen opgaan naar het altaar van God, voordat wij onenigheid of onmin met broeders hebben bijgelegd. (Mt. 5, 23) [[b:Mt. 5, 23]] Want welke waarde heeft het om zonder vrede te naderen tot de vrede van God? of kwijtschelding van schulden te willen bewerken zonder zelf kwijt te schelden? Hoe zal hij die vertoornd is op zijn broeder, de Vader verzoenen, aangezien alle toorn ons principieel is verboden? Ook als Josef zijn broeders heenzendt om zijn vader te gaan halen, zegt hij: "En maakt geen ruzie onderweg" (Gen. 45, 24) [b:Gen. 45, 24] Dit is een waarschuwing aan ons adres, want op een andere plaats wordt ons geloof een weg genoemd. Wij worden dus vermaand, dat wij, wanneer wij ons op de weg van het gebed bevinden, niet met toorn in het hart mogen opgaan tot de Vader. Verder is het duidelijk dat de Heer de Wet uitbreidt, als Hij toorn tegen een broeder erger noemt dan moord. Hij wil zelfs niet hebben dat wij toegeven aan toorn door een boos woord; en moet men al eens boos worden, dan niet tot na zonsondergang volgens de vermaning van de apostel (Ef. 4, 26) [b:Ef. 4, 26] Hoe gewaagd is het om een dag door te brengen zonder gebed, doordat gij verzuimt het goed te maken met een broeder; of het gebed waardeloos te maken door boos te blijven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XII.
Maar het aandachtig gebed moet niet alleen vrij zijn van toorn, maar ook van alle geestelijke ongeordendheid. Zo komt het voort uit een geest die is als de Geest, tot wie het wordt gericht. Want een bezoedelde geest kan geen waardering vinden bij een heilige geest; noch een droeve geest bij een blijde, of een bevangen geest bij een die vrij is. (2 Tim. 2, 13) [[b:2 Tim. 2, 13]] Niemand neemt op wie hem tegengesteld is; niemand laat een ander toe dan een gelijkgezinde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XIII.
Is het redelijk, met gewassen handen weliswaar, maar met bezoedelde geest te bidden, terwijl toch ook juist voor de handen geestelijke zuiverheid vereist is, opdat zij worden opgeheven, rein van valsheid, moord, wreedheid, gifmenging, afgoderij en de overige smetten die beraamd door de geest, door de handen tot stand komen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDit is de ware zuiverheid, niet die waarvoor velen op bijgelovige wijze zich inspannen door water te gebruiken voor elk gebed, zelfs wanneer zij uit een volledig bad komen. Ik wilde dit laatste gebruik nauwlettend nagaan, er de reden van zoeken; en ik heb bevonden dat het een herinnering was aan Pilatus; hij heeft, zoals bekend, zijn handen gewassen, toen hij de Heer uitleverde. Wij aanbidden de Heer; wij leveren Hem niet uit. Integendeel wij moeten het tegenovergestelde doen van degene, die Hem heeft uitgeleverd, en niet om genoemde reden de handen wassen, maar alleen uit gewetensbezwaar, om een bezoedeling af te wissen die voortkomt uit de omgang met mensen. Want onze handen zijn zuiver genoeg, nadat wij ze met geheel ons lichaam voorgoed gewassen hebben in Christus.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XIV.
Israël is nooit rein, al wast het elke dag al zijn ledematen. Zijn handen zijn altijd onrein, voor eeuwig overkorst als ze zijn met het bloed van de profeten en van de Heer zelf. Daarom zijn zij erfelijk besmet door medeplichtigheid met hun vaderen. Zij durven ze zelfs niet op te heffen tot de Heer, uit vrees dat een Isaias het zou uitschreeuwen Vgl. Jes. 1, 15: "Als Gij uw handen uitstrekt, zal ik mijn gelaat afwenden, want uw handen zitten vol bloed." Door het voorbeeld van Israël bewijst Tertullianus, dat uiterlijke wassingen nutteloos zijn: innerlijke reinheid is nodig. [[b:Jes. 1, 15]], dat Christus zou gruwen. N.v.d.v.: Uitingen van.. N.v.d.v.: Uitingen van onvervalste Jodenhaat als deze zijn bij de oude christelijke schrijvers niet zeldzaam. Het antisemitisme stamt al uit de tijd vóór Moses. Bij de christenen voegde zich bij de grieven tegen het jodendom nog die van Gods-moord.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWij echter heffen onze handen niet alleen op, maar wij strekken ze uit; en doordat wij zo de houding van de lijdende Heer aannemen, belijden wij Christus ook door ons gebed.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XV.
Het voorgaande is één zinloos gebruik dat wij wilden aanstippen. Het zal daarom wel niet bezwaarlijk gevonden worden, als wij ook bezwaar maken tegen andere gebruiken die terecht als zinloos gebrandmerkt moeten worden. Want zij worden onderhouden zonder de steun van welk voorschrift dan ook van de Heer of van de apostelen. Zulke gebruiken worden niet gerekend tot godsdienstigheid, maar tot bijgeloof. Ze zijn gekunsteld en gehuicheld, eerder uitingen van zonderling dan van redelijk eerbetoon, en ze zijn beslist al daarom af te keuren, dat zij aan heidenen gelijk maken. Zo de gewoonte van sommigen om hun mantel af te leggen, voordat ze gaan bidden: dit is de manier van de heidenen om tot hun afgodsbeelden te naderen. Als dit nodig was, zouden de apostelen, die over de kleding bij het gebed aanwijzingen geven, dit er wel bij gezegd hebben. Of het moest zijn dat Paulus bij het gebed zijn mantel bij Carpus heeft achtergelaten! (2 Tim. 4, 13) [b:2 Tim. 4, 13]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XVI.
Ook zie ik geen andere dan een kinderachtige reden voor de gewoonte van sommigen om na de bezegeling N.v.d.v.: Zo vertalen we het.. N.v.d.v.: Zo vertalen we het "adsignata" van de tekst. Deze bezegeling kan zijn: het kruisteken, amen of de pax. Vgl. F.J. Dölger. Das Niedersitzen nach dem Gebet. Ein Komm. zu Tert. De Or. 16, Antike u. Christentum V (1936) S. 116-141. van het gebed te gaan zitten. Want hoe staat het geschreven? Als de bekende Hermas, wiens geschrift gewoonlijk de titel "Herder" voert [2277], niet op zijn bed was gaan zitten na zijn gebed, maar iets anders gedaan had, zouden wij dan eisen dat ook dit onderhouden zou worden. Zeker niet. Er staat gewoonweg voor de gang van het verhaal, en niet bij wijze van voorschrift: "Toen ik gebeden had en op mijn bed was gaan zitten". vgl: B II voorw. [[[2277]]] Anders zal men nergens mogen bidden dan waar een bed staat! Ja, men zou tegen de Schrift ingaan als men op een stoel of een bank ging zitten! Ook moet dit gebruik bij ons beslist afgekeurd worden, omdat het in acht genomen wordt tegenover de afgodsbeelden. De heidenen gaan nl. ook zitten, en nog wel nadat zij hun ledepoppen N.v.d.v.: D.i. hun.. N.v.d.v.: D.i. hun afgodsbeelden, waarvan de ledematen met touwtjes bewogen konden worden, zodat zij allerlei menselijke bewegingen konden maken. aanbeden hebben. Hierbij komt ook nog de fout van oneerbiedigheid. Dit moesten ook de heidenen inzien, als zij enig begrip hadden. Tenminste als het oneerbiedig is om te gaan zitten onder het oog en voor het aanschijn van Hem, die men boven alles eerbiedigt en vereert; hoeveel te meer is deze handelwijze dan hoogst ongodsdienstig voor het aanschijn van de levende God, terwijl de engel des gebeds nog aanwezig is. Of moeten we God verwijten, dat het gebed ons moe gemaakt heeft?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XVII.
Neen, veeleer zullen wij bescheiden en nederig onze gebeden tot God richten zonder zelfs onze handen te hoog te heffen. Wij zullen ze bezadigd en bescheiden opheffen. Ook ons gelaat zullen wij niet vrijmoedig omhoog richten. Want ook die tollenaar, die niet alleen in zijn gebed, maar ook door zijn gelaatsuitdrukking deemoedig en terneergeslagen bad, ging meer gerechtvaardigd heen dan die uiterst brutale farizeeër. Lc. 18, 10 vv. [[b:Lc. 18, 10]] Ook moet onze onderworpenheid blijken uit de klank van onze stem. Want hoe groot moesten onze luchtpijpen wel zijn, als wij verhoord moesten worden in verhouding tot ons geluid! God evenwel hoort en beschouwt niet de stem, maar het hart. De boze geest van het pythische orakel zegt: "Ook een stomme versta ik, en die niet spreekt, hoor ik". I 47 [[8763]] Wachten de oren van God soms op een klank, Hoe dan heeft het gebed van Jonas uit de buik van het zeemonster door de ingewanden van zo'n groot beest heen, en vanuit de diepste afgrond door zo'n grote watermassa tot de hemel kunnen stijgen? Wat zullen degenen die te luid bidden, meer bereiken dan dat zij hun buren storen? Ja als zij hun gebeden uitbazuinen, wat doen zij dan anders dan in het openbaar bidden? N.v.d.v.: En dit is tegen de.. N.v.d.v.: En dit is tegen de raad van Christus (Mt. 6.6).
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XVIII.
Nog een andere gewoonte heeft ingang gevonden. Als sommigen nl. vasten, geven zij, na het gebed met de broeders, hun niet de broederkus; en toch de kus is de bezegeling van het gebed. Maar wanneer is de plicht om elkaar de broederkus te geven dwingender dan wanneer ons gebed opstijgt, door ons vasten meer aanvaardbaar geworden: Zo kunnen juist zij aan ons vasten deel hebben, die dit steunen door een kus te geven aan een broeder. Welk gebed is gaaf zonder de heilige kus? Wie heeft last van de kus, als hij dienst doet voor de Heer? Wat is het voor een offer N.v.d.v.: Bedoeld is het.. N.v.d.v.: Bedoeld is het offer van het vasten. Het gebed, waarover daarvóór is dat van de gelovigen op dagen dat geen eucharistische synaxis gehouden werd., waarvan men zich terugtrekt zonder vredeskus?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWelke reden er ook mag wezen, hij zal wel niet belangrijker zijn dan de inachtneming van het voorschrift dat ons oplegt ons vasten verborgen te houden. Want juist door het feit dat wij ons onthouden van de kus wordt opgemerkt dat wij vasten. Maar ook als er een of andere reden is, kan men, om toch niet tegenover genoemd voorschrift N.v.d.v.: Nl. om het vasten.. N.v.d.v.: Nl. om het vasten geheim te houden. te kort te schieten, hoogstens thuis de kus uitstellen, omdat het vasten daar in het geheel niet onopgemerkt kan blijven. Maar overal elders waar gij verborgen kunt houden, dat gij vast, moet gij u houden aan het voorschrift. Zo zult gij buiten voldoen aan de leer, en thuis aan de gewoonte. Ook gedurende de vasten vóór Pasen, wanneer de eredienst van het vasten algemeen en om zo te zeggen publiek is, kunnen wij met recht de kus achterwege laten, omdat we niet bezorgd hoeven te zijn om verborgen te houden wat wij met allen samen doen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XIX.
Eveneens denken velen dat zij op de statiedagen N.v.d.v.: statiedagen waren.. N.v.d.v.: statiedagen waren dagen waarop de gelovigen in een bepaald heiligdom bijeenkwamen om te bidden (Statio ad). De gelovigen kwamen 's morgens vroeg en bleven tot in de namiddag samen, zich overgevend aan gebed en beschouwing. Omdat men gedurende die uren niets of weinig nuttigde, betekende statio ook vasten. Statiedag = vastendag. niet tegenwoordig mogen zijn bij de viering van de Eucharistie, in de mening dat de vasten zeker gebroken zou worden door het nuttigen van het Lichaam des Heren. Dus breekt de Eucharistie een aan God gewijde dienstbaarheid? Of bindt zij niet veeleer aan God? Zal de dienst van uw vasten niet indrukwekkender zijn, als gij tevens offerbereid voor Gods altaar hebt gestaan? Als men het Lichaam des Heren met de hand aanneemt en voor later bewaart, dan is zowel de deelname aan het Offer in orde als het dienstbetoon van het vasten. Als dit dienstbetoon zijn latijnse naam "statio" ontleend heeft aan het voorbeeld der soldaten - wij zijn immers het krijgsvolk van God (2 Kor. 10, 4; 1 Tim. 1, 18) [b:2 Kor. 10, 4; 1 Tim. 1, 18], - dan kan geen blijdschap of droefheid in de legerplaats een einde maken aan het dienstbetoon der soldaten. Want blijdschap zal met meer genoegen, droefheid met meer zorg de dienst verrichten.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XX.
Nu wat betreft de kleding, met name die van de vrouwen. De uiteenlopende gewoonte is er de oorzaak van, dat ik, man van totaal geen betekenis, zo onbescheiden ben om er na de heilige apostel (1 Kor. 2, 3 vv.) [b:1 Kor. 2, 3] nog eens een woord aan te wijden. Maar misschien is het niet zo onbescheiden, als wij het doen in de geest van de apostel. Over de soberheid der kleding en de opschik hebben we ook een voorschrift van Petrus, die (1 Pt. 3, 3) [b:1 Pt. 3, 3] met dezelfde woorden, gezien ook in dezelfde geest als Paulus, paal en perk wil stellen aan de ijdelheid in kleding, de verwaandheid van de opschik met goud en de wufte verzorging van het haar.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XXI.
Maar omdat er in de kerken een verschillend gebruik bestaat, alsof op dit punt geen zekerheid bestond, moet opnieuw de kwestie behandeld worden of de maagden zich moeten sluieren of niet. Zij die toestaan dat de maagden het hoofd onbedekt houden, schijnen te steunen op het feit, dat de apostel niet uitdrukkelijk over maagden, maar over vrouwen bepaald zou hebben, dat zij zich moeten sluieren (1 Kor. 11, 5) [b:1 Kor. 11, 5]; en dat hij niet het geslacht bedoelt, - anders had hij "vrouwelijke personen" (feminae) gezegd, - maar een groep van het geslacht, want hij zegt "vrouwen" (mulieres). Want als hij het geslacht had aangeduid door ,"vrouwelijke personen" (feminae) te zeggen, dan had hij zonder uitzondering een bepaling getroffen over iedere vrouw; maar doordat hij één groep van de sekse noemt, zondert hij door zijn stilzwijgen een andere groep uit. Hij had immers, zeggen zij, of ook de maagden apart kunnen noemen, of samenvattend over de vrouwelijke personen in het algemeen kunnen spreken.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XXII.
Zij die zo toeschietelijk zijn, moeten eens nadenken over de betekenis van de term zelf: wat betekent "mulier" (vrouw) vanaf de tijd dat de allereerste boeken van de heilige Schrift opgetekend zijn? Zij zullen nl. ontdekken, dat "mulier" de naam is voor het geslacht, niet voor een groep ervan. Immers God heeft Eva, toen zij nog geen omgang had gehad met een man, "mulier" (= vrouw) en "femina" (= vrouwelijk persoon) genoemd. (Gen. 2, 23) [b:Gen. 2, 23] Dus omdat Eva toen reeds, terwijl zij nog ongehuwd was, "vrouw" (= mulier) is genoemd, is dit een gemeenschappelijke naam ook voor een maagd geworden. Geen wonder, dat de apostel, bepaald onder invloed van dezelfde Geest, door wie de gehele H. Schrift, zowel als het boek Genesis geschreven is, hetzelfde woord "vrouw" (mulier) gebruikt heeft, dat immers naar het voorbeeld van de ongehuwde Eva ook bij een maagd past. De rest is daarmee ten slotte in overeenstemming. Want door het feit alleen al, dat hij (hier) de maagden niet genoemd heeft, zoals wél op een andere plaats, waar hij richtlijnen geeft over het huwelijk (1 Kor. 7, 34) [b:1 Kor. 7, 34], geeft hij duidelijk genoeg aan, dat het over iedere vrouw en de hele sekse gezegd is, en dat geen onderscheid is gemaakt tussen vrouw (mulier) en maagd (virgo); hij maakt van maagden volstrekt geen melding. Wie immers op een andere plaats eraan denkt onderscheid te maken, waar namelijk het verschil dit vordert, - en hij onderscheidt beide groepen door ze met eigen namen te noemen, - wil ook niet dat daar, waar hij geen onderscheid maakt en beide klassen niet bij name noemt, aan een onderscheid gedacht wordt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWat heeft het nog voor nut te zeggen, dat het in het grieks, in welke taal de apostel zijn brieven geschreven heeft, gebruik is om eerder "vrouw" dan "vrouwelijk persoon" te zeggen, eerder dan ? Bijgevolg als in plaats van de naam van het geslacht die benaming dikwijls gebruikt wordt, die in vertaling zoveel betekent als "vrouwelijk persoon", dan heeft hij door het woord te bezigen de sekse aangeduid. In de sekse nu is ook de maagd inbegrepen. De uitspraak is overigens meer dan duidelijk: "Iedere vrouw, staat er, die bidt en profeteert met onbedekt hoofd, onteert haar hoofd" (1 Kor. 9, 4.5) [b:1 Kor. 9, 4.5] Wat is "iedere vrouw", zoniet die van elke leeftijd, elke rang, elke staat? Geen enkele vrouw zondert hij uit, wanneer hij zegt "iedere"; en ook geen enkele man, die zich niet hoeft te sluieren, want eveneens zegt hij: "iedere man". Zoals dus in het mannelijk geslacht onder de naam van man ook aan een knaap verboden wordt zich te sluieren, zo wordt ook in het vrouwelijke geslacht onder de naam van vrouw ook aan de maagd voorgeschreven zich te sluieren. Voor beide geslachten moet de jongere leeftijd de regel van de ouderen volgen zonder verschil; of als ook de maagdelijke vrouwen zich niet sluieren, laat dan ook de mannelijke maagden zich sluieren; want ook zij worden niet met name verplicht; laat man en knaap verschillen, als vrouw en maagd verschillend zijn. Paulus zegt ook, dat zij vanwege de engelen (1 Kor. 9, 4.5) [b:1 Kor. 9, 4.5] zich moeten sluieren, omdat de engelen wegens de dochters der mensen God ontrouw zijn geworden. (Gen. 6, 2) [[b:Gen. 6, 2]] Wie kan dan beweren, dat alleen de vrouwen, dat is de gehuwden, die haar maagdelijkheid reeds verloren hebben, voorwerp van begeerlijkheid zijn? Of het moest zijn, dat het niet mogelijk is, dat ook maagden door schoonheid uitblinken en minnaars vinden!
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaLaten wij veeleer uitkijken of zij niet uitsluitend maagden begeerd hebben, want de Schrift spreekt van "dochters der mensen", terwijl zij "echtgenoten der mensen" had kunnen zeggen of zonder meer "vrouwspersonen". Ook dat zij zegt: "En zij namen haar tot vrouw" (Gen. 6, 2) [b:Gen. 6, 2] strookt daarmee, omdat natuurlijk tot vrouw genomen worden, wie ongehuwd zijn. Over gehuwden immers zou zij anders gesproken hebben. Welnu vrouwen zijn ongehuwd als weduwe of als maagd. Dus doordat de Schrift in het algemeen van "dochters" spreekt, heeft zij tevens deze beide soorten in de algemene naam bijeengevoegd. Verder, wanneer Paulus zegt, dat de natuur zelf leert, dat de vrouwen zich moeten sluieren, omdat zij het haar tot dekking en sieraad aan de vrouwen heeft gegeven, is dan niet dezelfde dekking en dezelfde hoofdversiering ook aan de maagden verleend? Als het voor een vrouw schandelijk is zich kaal te laten scheren, dan is het dit net zo voor een maagd. Dus als men de gesteldheid van het hoofd bij bepaalde personen gelijk acht, dan wordt voor het hoofd ook eenzelfde regel gevergd, ook als het gaat over maagden, voor wie men een uitzondering zou kunnen voorstaan op grond van haar jeugdige leeftijd. Want vanaf het eerste ogenblik van haar bestaan draagt zij de naam van vrouw. Ook Israël houdt zich aan deze regel. Maar ook als dit niet zo was, dan nog zou onze wet, die een uitgebreide en aangevulde wet is, voor zich een toevoeging verlangen, en ook aan de maagden een sluier opleggen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWel mag een verontschuldiging gelden voor de leeftijd, die nog geen weet heeft van zijn geslacht. Laat die het voorrecht van de onschuld genieten. Zodra Adam en Eva tot inzicht gekomen waren, bedekten ook zij wat zij hadden leren kennen. Maar zodra een meisje aan de kinderschoenen ontwassen is, moet het overeenkomstig zijn leeftijd zich voegen naar de regel, evenals het zich schikt naar de natuur. Van nu af immers worden de meisjes tot de vrouwen gerekend wat betreft haar ledematen als hun functies. Zodra een meisje huwbaar is, is zij geen maagd meer, want de ontwikkeling van haar leeftijd is al gehuwd met háár man, nl. met de tijd. "Maar stel dat een meisje zich aan God heeft toegewijd." - Niettemin brengt zij daarna verandering in heur haardracht; en ook schikt zij zich in heel haar kleding naar de vrouwen. Laat zij dan alles ernstig ter harte nemen, en alles doen wat past voor een maagd. Zij moet volledig bedekken wat zij ter wille van God verbergt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHet is voor ons van voordeel dat wij aan God alleen laten weten, wat om God wordt gedaan, opdat wij er niet naar zoeken om loon te krijgen van de mens voor hetgeen wij van God verhopen. Waarom zou men voor het oog van God ontbloten wat men bedekt in het bijzijn van mensen 1 Wilt ge op straat ingetogener zijn dan in de kerk? Als het genade van God is en "gij het dus ontvangen hebt, hoezo zet ge dan een hoge borst op alsof gij het niet ontvangen had?" (1 Kor. 4, 7) [b:1 Kor. 4, 7] staat er geschreven. Met welk recht werpt gij een blaam op andere vrouwen door met uzelf te pronken? Of meent ge, dat gij anderen tot het goede trekt door uw pralerij? Integendeel, door uw ijdelheid loopt ge zelf gevaar verlies te lijden, en gij stelt andere vrouwen bloot aan dezelfde gevaren. Wat men zich uit behaagzucht aanmatigt, gaat gemakkelijk verloren. Sluier u, maagd, als gij maagd zijt; want het past u, schroomvallig te zijn. Als gij maagd zijt, moet gij niet aan meer ogen bloot willen staan. Duld niet, dat iemand u met bewondering in het gezicht ziet. Laat niemand bemerken dat gij veinst.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHet is een goede veinzerij, u voor te doen als gehuwde door uw hoofd te sluieren. Maar neen, ge laadt niet de schijn van veinzerij op u, want ge zijt gehuwd, en wel met Christus. Aan Hem hebt gij uw vlees afgestaan. Handel overeenkomstig de regel van uw Echtgenoot. Als Hij beveelt dat de vrouwen van anderen zich moeten sluieren, dan verlangt Hij dit zoveel te meer van zijn eigen bruiden. Maar, zal men zeggen, ieder meent dat men de instelling van de voorganger niet mag afschaffen. N.v.d.v.: De tekst is hier.. N.v.d.v.: De tekst is hier onzeker. Men kan deze zin opvatten als een opwerping tegen Tertullianus, die door zijn betoog oude gebruiken aan het wankelen schijnt te brengen. Velen maken hun eigen inzicht en de standvastigheid daarvan afhankelijk van de gewoonte van anderen. Men moet de maagden niet dwingen om zich te sluieren; maar zeker moet men dit niet beletten aan haar, die dit uit eigen beweging doen. Al kunnen zij niet verdoezelen dat zij maagd zijn, dan moeten zij er maar in berusten dat zij misbruik maken van haar faam, wel wetend dat haar geweten gerust kan zijn tegenover God. N.v.d.v.: Aldus volgens.. N.v.d.v.: Aldus volgens Diercks deze zeer corrupte tekst. In sommige kerken werd de sluier afgerukt aan maagden die zich vrijwillig sluierden. Door de sluier wekten ze de schijn, dat zij gehuwd waren ( = misbruik van faam); laat men haar dit niet toe, dat zij zich dan troosten met de zekerheid dat zij t.o.v. God verantwoord zijn: ze hebben gedaan wat ze konden. Maar over de meisjes, die toegezegd zijn aan verloofden, kan ik met meer dan mijn gering gezag beslist de uitspraak doen, dat zij zich moeten sluieren vanaf de dag, dat zij gehuiverd hebben bij de eerste aanraking met een mannelijk lichaam door kus en handdruk. N.v.d.v.: De verloving.. N.v.d.v.: De verloving geschiedde officieel door kus en handdruk. Tertullianus verlangt dat de bruid vanaf de verlovingsdag gesluierd in de kerk komt. Want bij dit soort meisjes is alles vóór de datum gehuwd: haar leeftijd door de rijpheid, haar vlees door de leeftijd, haar ziel door het gevoel van saamhorigheid, haar zedigheid door de ontvangen kus, haar hoop door de gespannen verwachting, haar gemoed door het genomen besluit. Als afdoend voorbeeld kunnen wij Rebekka nemen. Zij sluierde zich, toen men haar verloofde had aangewezen, want door die kennisneming huwde zij met hem (Gen. 24, 65) [b:Gen. 24, 65].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XXIII.
Verschil van gebruik is er bij het gebed ook op het punt van het knielen, want een klein aantal personen wil op zaterdag niet knielen. N.v.d.v.: Misschien.. N.v.d.v.: Misschien joods-christenen; Diercks denkt aan Montanisten (p. 253). Juist in deze dagen tracht men deze afwijkende gewoonte door te drijven bij de gemeenten. N.v.d.v.: Met Diercks hebben.. N.v.d.v.: Met Diercks hebben wij hier de interpunctie veranderd. De Heer zal zijn genade geven, zodat zij toegeven, of hun mening blijven volgen zonder dat zij anderen aanstoot geven. Zoals we geleerd hebben, moeten wij alleen op de (wekelijkse herdenkings-)dag van de Verrijzenis des Heren deze en alle houdingen en daden vermijden, die uiting geven aan neerslachtigheid. Ook mogen wij dan geen zaken doen, om de duivel niet in de hand te werken. (Ef. 4, 27) [[b:Ef. 4, 27]] Ook moeten wij niet knielen in de Vijftigdagentijd, want ook deze onderscheidt zich door eenzelfde feestelijkheid en blijde stemming.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWie zou overigens aarzelen om zich elke dag voor God ter aarde te werpen, tenminste bij het eerste gebed, waarmee wij de dag beginnen? Op vasten- en op statiedagen moet men geen enkel gebed storten zonder de knieën te buigen en zich op andere gebruikelijke manier te vernederen. Want niet alleen bidden wij dan, maar ook smeken we en geven wij voldoening aan God onze Heer.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XXIV.
Over de uren waarop wij moeten bidden, bestaat geen enkele bepaling; alleen natuurlijk, dat wij op elk ogenblik en op iedere plaats moeten bidden. (Lc. 18, 1) [b:Lc. 18, 1] (Ef. 6, 18) [[b:Ef. 6, 18]] Maar hoe zullen wij op iedere plaats bidden, terwijl ons toch verboden wordt om in 't publiek te bidden? (1 Tim. 2, 8) [b:1 Tim. 2, 8] (Mt. 6, 5) [[b:Mt. 6, 5]] "Op iedere plaats" (1 Tim. 1, 2) [b:1 Tim. 1, 2], staat er, waar een geschikte gelegenheid of ook noodzaak ertoe zou uitnodigen. Want het wordt niet beschouwd als tegen de regel, wat de apostelen deden, die in de kerker baden en zongen tot God, hoewel de bewakers het hoorden; en wat Petrus deed, die onder de ogen van iedereen op een schip een dankgebed verrichtte (b:Hand. 27, 55).
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XXV.
Wat de uren van het gebed aangaat, zou het toch niet waardeloos zijn, als men zich buitendien nog aan enige vaste uren hield; ik bedoel die algemeen gebruikelijke uren, die de hoofdindelingen van de dag aangeven: het derde, het zesde en het negende, die men als regelmatige uren van gebed in de H. Schrift kan vinden. De heilige Geest is voor het eerst over de verzamelde leerlingen uitgestort op het derde uur (Hand. 2, 15) [b:Hand. 2, 15]. Op de dag dat Petrus door dat laken het visioen kreeg van de gemeenschap van allen, was hij op het zesde uur naar boven gegaan om te bidden (Hand. 10, 9) [b:Hand. 10, 9]. Tegen het negende uur stond dezelfde Petrus op het punt om met Johannes de tempel binnen te gaan, toen hij aan de lamme zijn gezondheid hergaf (Hand. 3, 1) [b:Hand. 3, 1]. En al is het waar, dat dit er zo maar staat zonder dat er op enige manier een voorschrift ter naleving gegeven wordt, toch mag men wel een vermoeden uiten, dat een vaste vorm geeft aan de raad om te bidden, en ook ons als bij voorschrift van tijd tot tijd voor deze taak losmaakt uit onze beslommeringen. Zo kunnen wij, - evenals Daniël volgens joods voorschrift gewoon was te doen (Dan. 6, 10) [b:Dan. 6, 10] -, ten minste niet minder dan driemaal per dag bidden als schuldenaars van Drie: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Hierbuiten vallen natuurlijk de vaste gebeden, die wij, afgezien van elke aansporing, bij het begin van de dag en van de nacht moeten verrichten. Ook is het passend, dat gelovigen geen voedsel tot zich nemen, en niet gaan baden dan nadat zij gebeden hebben. Want aan de verkwikking en het voedsel van de geest moet men hoger waarde toekennen dan aan die van het vlees: het hemelse is voornamer dan het aardse.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XXVI.
Laat een broeder, die uw huis is binnengekomen, niet vertrekken zonder gebed: "Gij hebt uw broeder gezien: het is uw Heer die gij gezien hebt", staat er geschreven. N.v.d.v.: Deze woorden.. N.v.d.v.: Deze woorden schijnen bedoeld als een Bijbelcitaat; ze zijn evenwel in de H. Schrift niet te vinden. Dit geldt vooral voor een vreemdeling : het kon wel eens een engel zijn. Vgl. Hebr. 13.2, waar sint Paulus spreekt over personen die zonder het te weten een engel als gast ontvingen. [[b:Hebr. 13, 2]] Ook als gijzelf door broeders wordt opgenomen, moet gij geen voorrang geven aan aardse verkwikking boven hemelse. Want dadelijk zal men een oordeel vellen over uw geloof. Of hoe zult gij volgens het voorschrift kunnen zeggen: "Vrede zij aan dit huis" (Lc. 10, 15) [b:Lc. 10, 15], als gij en de bewoners van het huis elkaar ook de vredeskus niet geeft?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XXVII.
Mensen die bijzonder nauwgezet zijn in het bidden, hebben de gewoonte om aan hun gebeden het Alleluia toe te voegen en tevens psalmen van zulke aard, dat de aanwezigen met de slotwoorden daarvan kunnen antwoorden. En inderdaad is het een voortreffelijk gebruik, een gebed aan God aan te bieden als een vet offerdier, doorvoed met al wat bijdraagt tot zijn verheerlijking en eer.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XXVIII.
Dit is het geestelijk offer, dat in de plaats getreden is van de bloedige offers van voorheen. "Wat heb ik aan die massa offers van u?" zegt God. "Ik heb genoeg van rammenoffers; het vet van lammeren en het bloed van stieren en bokken wil ik niet. Wie toch heeft dat verlangd van uw handen?" (Jes. 1, 11) [b:Jes. 1, 11] Waar God wel om gevraagd heeft, leert het Evangelie door de woorden: "Het uur zal komen dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid." Want God is een geest (Joh. 4, 24) [b:Joh. 4, 24] en daarom wil Hij ook geestelijke aanbidders. Wij zijn de ware aanbidders, de ware priesters, die met de geest biddend, gebed offeren met de geest als een offer dat God past en aangenaam is; een offer dat Hij kennelijk verlangd heeft en voor Zich bestemd. Dit is het offerdier, dat wij van ganser harte moeten aanbieden, en verzadigd van geloof, opgekweekt met waarheid, gaaf door onschuld, zuiver door kuisheid, met liefde omkranst, in een stoet van goede werken naar Gods altaar moeten geleiden onder het zingen van psalmen en hymnen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Hoofdstuk XXIX.
Wat zal God weigeren aan een gebed dat komt uit geest en waarheid, Hij, die een dusdanig gebed vordert. Hoeveel bewijzen van zijn werkdadigheid lezen, horen en geloven wij! Het gebed van voorheen vrijwaarde van brand (Dan. 3, 15 vv.) [b:Dan. 3, 15], van wilde dieren (Dan. 6, 15 vv.) [b:Dan. 6, 15] en honger ((b:3 Kon. 17, 7|3 Kon. 17, 7 vv.)) en het had niet eens zijn vorm van Christus gekregen. Hoe veel meer werkt het christelijk gebed dan uit! Het plaatst de engel van de dauw wel niet midden in de vuren (Dan. 3, 49) [b:Dan. 3, 49] N.v.d.v.: Toespeling op de.. N.v.d.v.: Toespeling op de redding die een engel bracht aan de Drie Knapen in de Oven., het stopt de muil van leeuwen niet Dan. 6, 16 vv. [[b:Dan. 6, 16]], noch brengt het de maaltijd van landarbeiders aan hongerigen 2 Kon. 4, 38 vv. [[b:2 Kon. 4, 38]], de genade die gegeven wordt, neemt het gevoel van pijn niet weg, maar aan hen die lijden, aan hen die iets ergs ondervinden, aan de bedroefden verleent het gebed verdraagzaamheid; het vult de genade aan met kracht. Zo kan het geloof te weten komen, wat het van de Heer kan verkrijgen, als het begrijpt, wat het voor God te verdragen krijgt. Maar ook: het gebed van vroeger riep rampen af (Ex. 17, 7 vv.) [b:Ex. 17, 7], het versloeg legers vijanden (Ex. 17, 8 vv.) [b:Ex. 17, 8], het weerhield de val van nuttige regen. N.v.d.v.: et gebed van Moses.. N.v.d.v.: et gebed van Moses bewerkte de eerste twee dingen, dat van Elias het laatste. Nu kan het vrome gebed alle toorn van God afwenden; het houdt de wacht tegen vijanden; het pleit voor vervolgers. Is het wonder dat het de wateren van de hemel kon losbidden, als het ook het vuur kon laten neerdalen? N.v.d.v.: Op het gebed van.. N.v.d.v.: Op het gebed van Elias kwam vuur uit de hemel. Alleen het gebed is in staat God te overwinnen. Maar Christus heeft gewild dat het geen enkel kwaad zou uitwerken. Alle kracht die Hij aan het gebed verleend heeft, is gericht op het goede. Daarom vermag het niets anders dan zielen van overledenen terugroepen uit de dood, zwakken herstellen, zieken genezen, bezetenen bevrijden, sloten van kerkers openen, boeien van onschuldigen slaken. Het gebed wist schulden af, verdrijft bekoringen; het maakt een eind aan vervolgingen, het troost kleinmoedigen, het verschaft vreugde aan groothartigen, is geleide voor reizigers, bedaart de golven, slaat rovers met schrik, verstrekt voedsel aan de armen, geeft leiding aan de rijken: het heft gevallenen op, herstelt hen die vallen in evenwicht, en biedt steun aan die staan. Het gebed is de muur des geloofs; ons schild en zwaard tegen de vijand, die ons van alle kanten beloert. Laten we ons daarom nooit ongewapend op de weg bevinden. Denken wij eraan, overdag op wacht te staan en 's nachts te waken. Laten wij onder de wapenrusting des gebeds het veldteken van onze Generaal bewaken, en de bazuin van de engel afwachten in gebed. Alle engelen bidden, elk schepsel bidt. Het vee bidt, ook de wilde dieren, en zij buigen de knieën. Zij komen uit hun stallen en hun holen en richten hun bek niet zo maar naar de hemel; maar op hun manier laten zij hun adem trillen. Ook de vogels die opvliegen, verheffen zich ten hemel, en bij wijze van handen spreiden zij het kruis hunner vleugels uit en zeggen iets dat op een gebed lijkt. Waarom dus nog meer te zeggen over onze plicht tot bidden? De Heer zelf heeft ook gebeden. Aan Hem zij eer en macht in de eeuwen der eeuwen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 8
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/3046-de-oratione-nl