Libertatis conscientia
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Libertatis conscientia
Over de christelijke vrijheid en bevrijding
Joseph Kardinaal Ratzinger
Congregatie voor de Geloofsleer
22 maart 1986
Curie - Instructies
1986, Archief van de Kerken
22 maart 1986
Archief van de Kerken
13 november 2023
1533
nl
Referenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
1
Het smachtend verlangen naar bevrijding
Het bewustzijn van de vrijheid en waardigheid van de mens is, samen met de instemming met de onvervreemdbare rechten van personen en volkeren, een van de voornaamste kenmerken van onze tijd. Maar de vrijheid vereist voorwaarden van economische, sociale, politieke en culturele aard, die de volle uitoefening ervan mogelijk maken. Een duidelijk onderkennen van de belemmeringen welke haar ontwikkeling in de weg staan en de menselijke waardigheid aantasten, ligt ten grondslag aan de sterke verlangens naar bevrijding, die in de wereld werkzaam zijn.
De Kerk van Christus maakt zich deze verlangens eigen, waarbij zij van haar onderscheidingsvermogen gebruik maakt. In het licht van het Evangelie, dat naar zijn hele aard een boodschap van vrijheid en bevrijding is. Deze verlangens nemen namelijk soms uitingsvormen aan die zowel op theoretisch als praktisch vlak niet altijd in overeenstemming zijn met de waarheid over de mens zoals deze naar voren komt in het licht van zijn schepping en verlossing. Daarom heeft de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] het nodig geoordeeld de aandacht te vestigen op 'afwijkingen en gevaren voor afwijkingen, die verderfelijk zijn voor het geloof en het christelijk leven'. Libertatis nuntius [[1092]] In plaats van achterhaald, blijken deze waarschuwingen elke dag meer actueel en ter zake te zijn.
Het bewustzijn van de vrijheid en waardigheid van de mens is, samen met de instemming met de onvervreemdbare rechten van personen en volkeren, een van de voornaamste kenmerken van onze tijd. Maar de vrijheid vereist voorwaarden van economische, sociale, politieke en culturele aard, die de volle uitoefening ervan mogelijk maken. Een duidelijk onderkennen van de belemmeringen welke haar ontwikkeling in de weg staan en de menselijke waardigheid aantasten, ligt ten grondslag aan de sterke verlangens naar bevrijding, die in de wereld werkzaam zijn.
De Kerk van Christus maakt zich deze verlangens eigen, waarbij zij van haar onderscheidingsvermogen gebruik maakt. In het licht van het Evangelie, dat naar zijn hele aard een boodschap van vrijheid en bevrijding is. Deze verlangens nemen namelijk soms uitingsvormen aan die zowel op theoretisch als praktisch vlak niet altijd in overeenstemming zijn met de waarheid over de mens zoals deze naar voren komt in het licht van zijn schepping en verlossing. Daarom heeft de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] het nodig geoordeeld de aandacht te vestigen op 'afwijkingen en gevaren voor afwijkingen, die verderfelijk zijn voor het geloof en het christelijk leven'. Libertatis nuntius [[1092]] In plaats van achterhaald, blijken deze waarschuwingen elke dag meer actueel en ter zake te zijn.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Doel van de instructie
De instructie ‘ Libertatis nuntius [1092]’ over enkele aspecten van de 'theologie van de bevrijding' vermeldde de bedoeling van de Congregatie [d:106] een tweede document te publiceren, dat de belangrijkste elementen van de christelijke leer over de vrijheid en bevrijding in het licht zou stellen. Deze instructie beantwoordt aan deze bedoeling. Tussen de twee documenten bestaat een organisch verband: zij moeten in het licht van elkaar worden gelezen.
Over hun thema, dat in het middelpunt staat van de evangelische boodschap zelf, heeft het kerkelijk leergezag zich bij talrijke gelegenheden uitgesproken. vgl: Gaudium et Spes [[[575]]] vgl: Dignitatis Humanae [[[702]]] vgl: Mater et Magistra [[[90]]] vgl: Pacem in Terris [[[53]]] vgl: Populorum Progressio [[[266]]] vgl: Redemptor Hominis [[[237]]] vgl: Laborem Exercens [[[712]]] vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519]]] vgl: Reconciliatio et paenitentia [[[759]]] vgl: Octogesima Adveniens [[[809]]] vgl: Tot de Bisschoppen van Latijns-Amerika bij de Opening van hun derde conferentie in Puebla (Mexico) [[[1508]]] Bij diverse gelegenheden.. Bij diverse gelegenheden keerde Paus Johannes Paulus II terug op dit thema. De Bisschoppensynodes van 1971 en 1974 is thema ook besproken geweest. De Latijns-Amerikaanse Bisschoppenconferenties hebben het direct tot onderwerp van hun reflecties gemaakt. Het trok ook de aandacht van andere Bisschoppencobferenties, bijvoorbeeld de Franse: Libération des hommes et salut en Jésus-Christ, 1975 Dit document beperkt zich tot het aangeven van de voornaamste theoretische en praktische aspecten ervan. Wat de toepassingen op de verschillende plaatselijke situaties betreft, komt het de particuliere kerken toe om in gemeenschap met elkaar en de zetel van Petrus daarvoor directe voorzieningen te treffen.
Het thema van de vrijheid en bevrijding heeft een duidelijk oecumenisch belang. Het behoort namelijk tot het traditionele erfgoed van de kerken en kerkelijke gemeenschappen. Daarom kan dit document het getuigenis en het handelen van alle leerlingen van Christus aanmoedigen, die geroepen zijn op de grote uitdagingen van onze tijd een antwoord te geven.
De instructie ‘ Libertatis nuntius [1092]’ over enkele aspecten van de 'theologie van de bevrijding' vermeldde de bedoeling van de Congregatie [d:106] een tweede document te publiceren, dat de belangrijkste elementen van de christelijke leer over de vrijheid en bevrijding in het licht zou stellen. Deze instructie beantwoordt aan deze bedoeling. Tussen de twee documenten bestaat een organisch verband: zij moeten in het licht van elkaar worden gelezen.
Over hun thema, dat in het middelpunt staat van de evangelische boodschap zelf, heeft het kerkelijk leergezag zich bij talrijke gelegenheden uitgesproken. vgl: Gaudium et Spes [[[575]]] vgl: Dignitatis Humanae [[[702]]] vgl: Mater et Magistra [[[90]]] vgl: Pacem in Terris [[[53]]] vgl: Populorum Progressio [[[266]]] vgl: Redemptor Hominis [[[237]]] vgl: Laborem Exercens [[[712]]] vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519]]] vgl: Reconciliatio et paenitentia [[[759]]] vgl: Octogesima Adveniens [[[809]]] vgl: Tot de Bisschoppen van Latijns-Amerika bij de Opening van hun derde conferentie in Puebla (Mexico) [[[1508]]] Bij diverse gelegenheden.. Bij diverse gelegenheden keerde Paus Johannes Paulus II terug op dit thema. De Bisschoppensynodes van 1971 en 1974 is thema ook besproken geweest. De Latijns-Amerikaanse Bisschoppenconferenties hebben het direct tot onderwerp van hun reflecties gemaakt. Het trok ook de aandacht van andere Bisschoppencobferenties, bijvoorbeeld de Franse: Libération des hommes et salut en Jésus-Christ, 1975 Dit document beperkt zich tot het aangeven van de voornaamste theoretische en praktische aspecten ervan. Wat de toepassingen op de verschillende plaatselijke situaties betreft, komt het de particuliere kerken toe om in gemeenschap met elkaar en de zetel van Petrus daarvoor directe voorzieningen te treffen.
Het thema van de vrijheid en bevrijding heeft een duidelijk oecumenisch belang. Het behoort namelijk tot het traditionele erfgoed van de kerken en kerkelijke gemeenschappen. Daarom kan dit document het getuigenis en het handelen van alle leerlingen van Christus aanmoedigen, die geroepen zijn op de grote uitdagingen van onze tijd een antwoord te geven.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De waarheid die ons vrijmaakt
Het woord van Jezus: 'De waarheid zal u vrijmaken' (Joh. 8, 32) [b:Joh. 8, 32], moet elke theologische bezinning en alle pastorale beslissingen op dit gebied verhelderen en begeleiden.
Deze waarheid, welke van God komt, heeft haar middelpunt in Jezus Christus, de Verlosser van de wereld. Van Hem, die 'de weg, de waarheid en het leven' (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6] is, ontvangt de Kerk hetgeen zij de mensen biedt. Uit het mysterie van het Woord, dat mens is geworden en de wereld verlost, put zij de waarheid over de Vader en over zijn liefde voor ons, en tevens de waarheid over de mens en over zijn vrijheid.
Door zijn kruis en verrijzenis heeft Christus onze verlossing bewerkt, hetgeen een bevrijding is in de volste zin van het woord, omdat Hij ons van het meest radicale kwaad heeft bevrijd, dat wil zeggen van de zonde en de macht van de dood. Wanneer de Kerk, onderwezen door haar Heer, haar gebed opzendt tot de Vader: 'Verlos ons van het kwade', vraagt zij, dat het heilsmysterie met kracht mag werken in ons dagelijks bestaan. Zij weet dat het verlossende kruis werkelijk de bron van het licht en het leven is en het middelpunt van de geschiedenis. De waarheid, die haar brandt in het hart, dringt haar de blijde boodschap ervan te verkondigen en de vruchten ten leven ervan uit te delen door de Sacramenten. Van Christus de Verlosser gaan haar denken en handelen uit, wanneer zij zich tegenover de drama's welke de wereld verscheuren, bezint op de betekenis van de bevrijding en de ware vrijheid en op de wegen daartoe.
De waarheid, om te beginnen met de waarheid over de verlossing, welke de kern van het geloofsmysterie vormt, is dus de wortel en maatstaf van de vrijheid, de grondslag en het richtsnoer van alle bevrijdend handelen.
Het woord van Jezus: 'De waarheid zal u vrijmaken' (Joh. 8, 32) [b:Joh. 8, 32], moet elke theologische bezinning en alle pastorale beslissingen op dit gebied verhelderen en begeleiden.
Deze waarheid, welke van God komt, heeft haar middelpunt in Jezus Christus, de Verlosser van de wereld. Van Hem, die 'de weg, de waarheid en het leven' (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6] is, ontvangt de Kerk hetgeen zij de mensen biedt. Uit het mysterie van het Woord, dat mens is geworden en de wereld verlost, put zij de waarheid over de Vader en over zijn liefde voor ons, en tevens de waarheid over de mens en over zijn vrijheid.
Door zijn kruis en verrijzenis heeft Christus onze verlossing bewerkt, hetgeen een bevrijding is in de volste zin van het woord, omdat Hij ons van het meest radicale kwaad heeft bevrijd, dat wil zeggen van de zonde en de macht van de dood. Wanneer de Kerk, onderwezen door haar Heer, haar gebed opzendt tot de Vader: 'Verlos ons van het kwade', vraagt zij, dat het heilsmysterie met kracht mag werken in ons dagelijks bestaan. Zij weet dat het verlossende kruis werkelijk de bron van het licht en het leven is en het middelpunt van de geschiedenis. De waarheid, die haar brandt in het hart, dringt haar de blijde boodschap ervan te verkondigen en de vruchten ten leven ervan uit te delen door de Sacramenten. Van Christus de Verlosser gaan haar denken en handelen uit, wanneer zij zich tegenover de drama's welke de wereld verscheuren, bezint op de betekenis van de bevrijding en de ware vrijheid en op de wegen daartoe.
De waarheid, om te beginnen met de waarheid over de verlossing, welke de kern van het geloofsmysterie vormt, is dus de wortel en maatstaf van de vrijheid, de grondslag en het richtsnoer van alle bevrijdend handelen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
De waarheid als voorwaarde voor de vrijheid
Ontvankelijkheid voor de volle waarheid is voor het morele geweten van de mens een noodzaak; hij moet haar zoeken en bereid zijn haar te aanvaarden, wanneer zij zich aan hem voordoet.
Overeenkomstig het bevel van Christus de Heer (Joh. 4, 42; 1 Joh. 4, 14) [[b:Joh. 4, 42; 1 Joh. 4, 14]] moet de evangelische waarheid aan alle mensen worden gebracht, en dezen hebben er recht op dat ze aan hen wordt voorgesteld. De verkondiging ervan in de kracht van de Geest omvat de volledige eerbiediging van ieders vrijheid en de uitsluiting van elke vorm van dwang en pressie. (Mt. 28, 18-20; Mc. 16, 15) [[b:Mt. 28, 18-20; Mc. 16, 15]]
De Heilige Geest brengt de kerk en de leerlingen van Christus Jezus 'tot de volle waarheid' (Joh. 16, 13) [b:Joh. 16, 13]. Hij leidt de loop der tijden en 'vernieuwt het aanschijn der aarde' (Ps. 104, 30) [b:Ps. 104, 30]. Hij is aanwezig in de rijping van een meer respectvol bewustzijn van de waardigheid van de menselijke persoon. vgl: Dignitatis Humanae [[[702|10]]] De Heilige Geest staat aan de oorsprong van de moed, de durf en de heldhaftigheid: 'Waar de Geest des Heren is, daar is vrijheid' (2 Kor. 3, 17) [b:2 Kor. 3, 17].
Ontvankelijkheid voor de volle waarheid is voor het morele geweten van de mens een noodzaak; hij moet haar zoeken en bereid zijn haar te aanvaarden, wanneer zij zich aan hem voordoet.
Overeenkomstig het bevel van Christus de Heer (Joh. 4, 42; 1 Joh. 4, 14) [[b:Joh. 4, 42; 1 Joh. 4, 14]] moet de evangelische waarheid aan alle mensen worden gebracht, en dezen hebben er recht op dat ze aan hen wordt voorgesteld. De verkondiging ervan in de kracht van de Geest omvat de volledige eerbiediging van ieders vrijheid en de uitsluiting van elke vorm van dwang en pressie. (Mt. 28, 18-20; Mc. 16, 15) [[b:Mt. 28, 18-20; Mc. 16, 15]]
De Heilige Geest brengt de kerk en de leerlingen van Christus Jezus 'tot de volle waarheid' (Joh. 16, 13) [b:Joh. 16, 13]. Hij leidt de loop der tijden en 'vernieuwt het aanschijn der aarde' (Ps. 104, 30) [b:Ps. 104, 30]. Hij is aanwezig in de rijping van een meer respectvol bewustzijn van de waardigheid van de menselijke persoon. vgl: Dignitatis Humanae [[[702|10]]] De Heilige Geest staat aan de oorsprong van de moed, de durf en de heldhaftigheid: 'Waar de Geest des Heren is, daar is vrijheid' (2 Kor. 3, 17) [b:2 Kor. 3, 17].
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 De situatie van de vrijheid in de hedendaagse wereld
- Artikel 1 Verworvenheden en gevaren van het moderne bevrijdingsproces
5
De erfenis van het Christendom
Door de mens zijn hoedanigheid van vrij persoon te openbaren, die is geroepen om in gemeenschap met God te treden, heeft het Evangelie van Jezus Christus een besef van de tot nu toe onvermoede diepten van de menselijke vrijheid gewekt. Zo hebben het streven naar vrijheid en het verlangen naar bevrijding, die tot de voornaamste tekenen des tijds in de hedendaagse wereld behoren, hun eerste wortels in het christelijke erfgoed. Dit blijft ook waar daar waar ze afwijkende vormen aannemen en met de christelijke opvatting van de mens en zijn bestemming in strijd komen. Zonder deze verwijzing naar het Evangelie blijft de geschiedenis van de laatste eeuwen in het Westen onbegrijpelijk.
Door de mens zijn hoedanigheid van vrij persoon te openbaren, die is geroepen om in gemeenschap met God te treden, heeft het Evangelie van Jezus Christus een besef van de tot nu toe onvermoede diepten van de menselijke vrijheid gewekt. Zo hebben het streven naar vrijheid en het verlangen naar bevrijding, die tot de voornaamste tekenen des tijds in de hedendaagse wereld behoren, hun eerste wortels in het christelijke erfgoed. Dit blijft ook waar daar waar ze afwijkende vormen aannemen en met de christelijke opvatting van de mens en zijn bestemming in strijd komen. Zonder deze verwijzing naar het Evangelie blijft de geschiedenis van de laatste eeuwen in het Westen onbegrijpelijk.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
De moderne tijd
Vanaf het begin van de moderne tijd, in de Renaissance, dacht men, dat de terugkeer naar de oudheid wat de filosofie betreft en de natuurwetenschappen de mens in staat zou moeten stellen vrijheid van denken en handelen te verkrijgen, dank zij zijn kennis en beheersing van de natuurwetten.
Luther vatte anderzijds het plan op, uitgaande van zijn lezing van de heilige Paulus, voor de bevrijding van het juk van de wet te strijden, dat in zijn ogen werd vertegenwoordigd door de Kerk van zijn tijd.
Maar vooral in de eeuw van de Verlichting en tijdens de Franse revolutie klonk de roep om vrijheid in zijn volle kracht. Van toen af beschouwden velen de toekomstige geschiedenis als een niet te stuiten bevrijdingsproces, dat tot een tijd zou leiden waarin de mens, eindelijk geheel vrij, het geluk van deze aarde zou kunnen genieten.
Vanaf het begin van de moderne tijd, in de Renaissance, dacht men, dat de terugkeer naar de oudheid wat de filosofie betreft en de natuurwetenschappen de mens in staat zou moeten stellen vrijheid van denken en handelen te verkrijgen, dank zij zijn kennis en beheersing van de natuurwetten.
Luther vatte anderzijds het plan op, uitgaande van zijn lezing van de heilige Paulus, voor de bevrijding van het juk van de wet te strijden, dat in zijn ogen werd vertegenwoordigd door de Kerk van zijn tijd.
Maar vooral in de eeuw van de Verlichting en tijdens de Franse revolutie klonk de roep om vrijheid in zijn volle kracht. Van toen af beschouwden velen de toekomstige geschiedenis als een niet te stuiten bevrijdingsproces, dat tot een tijd zou leiden waarin de mens, eindelijk geheel vrij, het geluk van deze aarde zou kunnen genieten.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Naar de beheersing van de natuur
In het perspectief van een dergelijke vooruitgangsideologie trachtte de mens meester van de natuur te worden. De slavernij waaraan hij tot dan toe onderworpen was geweest, berustte op onwetendheid en vooroordelen. Door de natuur haar geheimen te ontrukken, zou de mens haar in zijn dienst stellen. Op die manier was de verovering van de vrijheid het doel, dat door de ontwikkeling van de wetenschap en techniek werd nagestreefd. De geleverde inspanningen hebben tot opmerkelijke successen geleid. Hoewel de mens niet van natuurrampen is gevrijwaard, zijn talrijke bedreigingen van de natuur opgeheven. Voor een toenemend aantal individuen is de voeding gewaarborgd. De mogelijkheden van transport en handel bevorderen de uitwisseling van levensmiddelen, grondstoffen, arbeidskrachten en technische deskundigheid zodanig, dat men redelijkerwijs voor de mensen een waardig bestaan mag verwachten en zonder ellende.
In het perspectief van een dergelijke vooruitgangsideologie trachtte de mens meester van de natuur te worden. De slavernij waaraan hij tot dan toe onderworpen was geweest, berustte op onwetendheid en vooroordelen. Door de natuur haar geheimen te ontrukken, zou de mens haar in zijn dienst stellen. Op die manier was de verovering van de vrijheid het doel, dat door de ontwikkeling van de wetenschap en techniek werd nagestreefd. De geleverde inspanningen hebben tot opmerkelijke successen geleid. Hoewel de mens niet van natuurrampen is gevrijwaard, zijn talrijke bedreigingen van de natuur opgeheven. Voor een toenemend aantal individuen is de voeding gewaarborgd. De mogelijkheden van transport en handel bevorderen de uitwisseling van levensmiddelen, grondstoffen, arbeidskrachten en technische deskundigheid zodanig, dat men redelijkerwijs voor de mensen een waardig bestaan mag verwachten en zonder ellende.
Referenties naar alinea 7: 1
Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Sociale en politieke verworvenheden
De moderne bevrijdingsbeweging had zich een politiek en sociaal doel gesteld. Zij zou een eind moeten maken aan de overheersing van de ene mens door de ander en de gelijkheid en broederschap van alle mensen moeten bevorderen. Dat ook in dat opzicht positieve resultaten zijn bereikt, valt niet te ontkennen. De slavernij en wettige lijfeigenschap zijn afgeschaft. Het recht voor allen op cultuur heeft belangrijke vorderingen gemaakt. In talrijke landen erkent de wet de gelijkheid tussen man en vrouw, de deelneming van alle burgers aan de uitoefening van de politieke macht en gelijke rechten voor allen. Het racisme wordt afgewezen als in strijd met het recht en de gerechtigheid. De formulering van de rechten van de mens betekent een levendiger besef van de waardigheid van alle mensen. In vergelijking met de vroegere overheersingssystemen vallen de vrijheids- en gelijkheidsverklaringen niet te ontkennen.
De moderne bevrijdingsbeweging had zich een politiek en sociaal doel gesteld. Zij zou een eind moeten maken aan de overheersing van de ene mens door de ander en de gelijkheid en broederschap van alle mensen moeten bevorderen. Dat ook in dat opzicht positieve resultaten zijn bereikt, valt niet te ontkennen. De slavernij en wettige lijfeigenschap zijn afgeschaft. Het recht voor allen op cultuur heeft belangrijke vorderingen gemaakt. In talrijke landen erkent de wet de gelijkheid tussen man en vrouw, de deelneming van alle burgers aan de uitoefening van de politieke macht en gelijke rechten voor allen. Het racisme wordt afgewezen als in strijd met het recht en de gerechtigheid. De formulering van de rechten van de mens betekent een levendiger besef van de waardigheid van alle mensen. In vergelijking met de vroegere overheersingssystemen vallen de vrijheids- en gelijkheidsverklaringen niet te ontkennen.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Vrijheid van denken en willen
Tenslotte en vooral moest de moderne bevrijdingsbeweging de mens de innerlijke vrijheid brengen in de vorm van vrijheid van denken en vrijheid van willen. Zij trachtte de mens te bevrijden van bijgeloof en oerangsten, die als evenzovele belemmeringen voor zijn ontwikkeling werden beschouwd. Ze nam zich voor hem de moed en durf bij te brengen om zijn verstand te gebruiken zonder zich door angst voor de grenzen van het onbekende te laten weerhouden. Zo ontwikkelde zich, vooral in de geschiedenis- en menswetenschappen, een nieuw begrip van de mens, dat hem moest helpen zichzelf beter te begrijpen voor wat zijn persoonlijke vorming betreft of de fundamentele voorwaarden tot gemeenschapsopbouw.
Tenslotte en vooral moest de moderne bevrijdingsbeweging de mens de innerlijke vrijheid brengen in de vorm van vrijheid van denken en vrijheid van willen. Zij trachtte de mens te bevrijden van bijgeloof en oerangsten, die als evenzovele belemmeringen voor zijn ontwikkeling werden beschouwd. Ze nam zich voor hem de moed en durf bij te brengen om zijn verstand te gebruiken zonder zich door angst voor de grenzen van het onbekende te laten weerhouden. Zo ontwikkelde zich, vooral in de geschiedenis- en menswetenschappen, een nieuw begrip van de mens, dat hem moest helpen zichzelf beter te begrijpen voor wat zijn persoonlijke vorming betreft of de fundamentele voorwaarden tot gemeenschapsopbouw.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Dubbelzinnigheden van het moderne bevrijdingsproces
Maar of het nu gaat over de verovering van de natuur, de verworvenheden van het sociale en politieke leven of de heerschappij van de mens over zichzelf, zowel op individueel als collectief vlak, iedereen kan niet alleen vaststellen dat de bereikte vooruitgang lang niet overeenkomt met de aanvankelijke ambities, maar dat ook nieuwe gevaren, nieuwe soorten slavernij en nieuwe verschrikkingen zijn ontstaan juist toen de moderne bevrijdingsbeweging zich ontwikkelde. Dit betekent dus dat, vanaf haar begin, ernstige dubbelzinnigheden omtrent de betekenis van de vrijheid zelf deze beweging van binnenuit hebben aangetast.
Maar of het nu gaat over de verovering van de natuur, de verworvenheden van het sociale en politieke leven of de heerschappij van de mens over zichzelf, zowel op individueel als collectief vlak, iedereen kan niet alleen vaststellen dat de bereikte vooruitgang lang niet overeenkomt met de aanvankelijke ambities, maar dat ook nieuwe gevaren, nieuwe soorten slavernij en nieuwe verschrikkingen zijn ontstaan juist toen de moderne bevrijdingsbeweging zich ontwikkelde. Dit betekent dus dat, vanaf haar begin, ernstige dubbelzinnigheden omtrent de betekenis van de vrijheid zelf deze beweging van binnenuit hebben aangetast.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
De mens die door zijn beheersing van de natuur wordt bedreigd
Zo ging de mens, naar mate hij zich bevrijdde van de bedreigingen van de natuur, een toenemende angst ervaren voor zichzelf. Terwijl de techniek de natuur steeds meer onderwierp, riskeert zij de grondslagen van onze toekomst zelf te vernietigen, zodat de mensheid van vandaag de vijand van de komende generaties wordt. Wordt wellicht niet de vrijheid van de mensen van morgen vernietigd, wanneer de natuurkrachten met blind geweld volledig worden beteugeld? Welke krachten kunnen de mens beschermen tegen de slavernij, die uit zijn beheersing zelf voortvloeit? Er is een heel nieuwe inhoud van vrijheid en bevrijding nodig, welke een volkomen vernieuwd bevrijdingsproces vereist.
Zo ging de mens, naar mate hij zich bevrijdde van de bedreigingen van de natuur, een toenemende angst ervaren voor zichzelf. Terwijl de techniek de natuur steeds meer onderwierp, riskeert zij de grondslagen van onze toekomst zelf te vernietigen, zodat de mensheid van vandaag de vijand van de komende generaties wordt. Wordt wellicht niet de vrijheid van de mensen van morgen vernietigd, wanneer de natuurkrachten met blind geweld volledig worden beteugeld? Welke krachten kunnen de mens beschermen tegen de slavernij, die uit zijn beheersing zelf voortvloeit? Er is een heel nieuwe inhoud van vrijheid en bevrijding nodig, welke een volkomen vernieuwd bevrijdingsproces vereist.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Gevaren van de technologische macht
De bevrijdende kracht van de wetenschappelijke kennis krijgt gestalte in de grote technologische prestaties. Wie over de technologie beschikt, bezit macht over de aarde en de mensen. Daaruit zijn tot nu toe ongekende vormen van ongelijkheid ontstaan tussen hen die de kennis bezitten en de loutere gebruikers van de techniek. De nieuwe technologische macht is met de economische macht verbonden en draagt bij tot de concentratie ervan. Zo zijn er zowel binnen de volkeren als tussen de volkeren verhoudingen van afhankelijkheid ontstaan die in de loop van de laatste twintig jaar aanleiding tot nieuwe aanspraken op bevrijding zijn geworden. Hoe kan men verhinderen dat de technologische macht een onderdrukkende macht wordt voor groepen mensen of voor hele volkeren?
De bevrijdende kracht van de wetenschappelijke kennis krijgt gestalte in de grote technologische prestaties. Wie over de technologie beschikt, bezit macht over de aarde en de mensen. Daaruit zijn tot nu toe ongekende vormen van ongelijkheid ontstaan tussen hen die de kennis bezitten en de loutere gebruikers van de techniek. De nieuwe technologische macht is met de economische macht verbonden en draagt bij tot de concentratie ervan. Zo zijn er zowel binnen de volkeren als tussen de volkeren verhoudingen van afhankelijkheid ontstaan die in de loop van de laatste twintig jaar aanleiding tot nieuwe aanspraken op bevrijding zijn geworden. Hoe kan men verhinderen dat de technologische macht een onderdrukkende macht wordt voor groepen mensen of voor hele volkeren?
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Individualisme en collectivisme
Op het gebied van de sociale en politieke verworvenheden hing een van de fundamentele dubbelzinnigheden van de vrijheidsopvattingen in de periode van de Verlichting samen met het feit, dat het subject van de vrijheid werd opgevat als een individu, dat zichzelf voldoende is en de bevrediging van zijn eigen belangen in het genieten van de aardse goederen ten doel heeft. De individualistische ideologie, welke door dit begrip van de mens werd geïnspireerd, bevorderde de ongelijke verdeling van de rijkdommen aan het begin van het industriële tijdperk dermate, dat de arbeiders zich zagen uitgesloten van de toegang tot de onontbeerlijke goederen, die zij hadden helpen produceren en waarop zij recht hadden. Daaruit zijn machtige bewegingen ontstaan ter bevrijding uit de ellende, die de industriële samenleving in stand hield. Christenen, zowel leken als herders, hebben niet nagelaten voor een billijke erkenning van de rechtmatige rechten van de arbeiders te strijden. Het leergezag van de kerk heeft herhaaldelijk zijn stem ter wille van deze kwestie verheven. Maar meermalen hebben de rechtmatige aanspraken van de arbeidersbeweging tot nieuwe vormen van slavernij geleid, omdat zij werden ingegeven door opvattingen, die de transcendente roeping van de menselijke persoon afwezen en de mens een louter aards doel toekenden. Deze aanspraken waren in sommige gevallen op collectivistische projecten gericht, die wel even ernstige onrechtvaardigheden moesten veroorzaken als die ze hadden willen uitschakelen.
Op het gebied van de sociale en politieke verworvenheden hing een van de fundamentele dubbelzinnigheden van de vrijheidsopvattingen in de periode van de Verlichting samen met het feit, dat het subject van de vrijheid werd opgevat als een individu, dat zichzelf voldoende is en de bevrediging van zijn eigen belangen in het genieten van de aardse goederen ten doel heeft. De individualistische ideologie, welke door dit begrip van de mens werd geïnspireerd, bevorderde de ongelijke verdeling van de rijkdommen aan het begin van het industriële tijdperk dermate, dat de arbeiders zich zagen uitgesloten van de toegang tot de onontbeerlijke goederen, die zij hadden helpen produceren en waarop zij recht hadden. Daaruit zijn machtige bewegingen ontstaan ter bevrijding uit de ellende, die de industriële samenleving in stand hield. Christenen, zowel leken als herders, hebben niet nagelaten voor een billijke erkenning van de rechtmatige rechten van de arbeiders te strijden. Het leergezag van de kerk heeft herhaaldelijk zijn stem ter wille van deze kwestie verheven. Maar meermalen hebben de rechtmatige aanspraken van de arbeidersbeweging tot nieuwe vormen van slavernij geleid, omdat zij werden ingegeven door opvattingen, die de transcendente roeping van de menselijke persoon afwezen en de mens een louter aards doel toekenden. Deze aanspraken waren in sommige gevallen op collectivistische projecten gericht, die wel even ernstige onrechtvaardigheden moesten veroorzaken als die ze hadden willen uitschakelen.
Referenties naar alinea 13: 1
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Nieuwe vormen van onderdrukking
Zo heeft onze tijd totalitaire systemen en vormen van tirannie zien ontstaan, die in de tijd vóór de grote technische ontwikkeling niet mogelijk zouden zijn geweest. Enerzijds werd de technische perfectie aangewend voor volkerenmoorden. Anderzijds probeerden bepaalde minderheden door terroristische praktijken, welke de dood van zoveel onschuldigen veroorzaakt, hele naties in gijzeling te houden.
Vandaag kan de controle tot in het innerlijk van de individuen doordringen; en zelfs de vormen van afhankelijkheid, die door de radarsystemen worden geschapen, kunnen een mogelijke dreiging van onderdrukking vormen. Een valse bevrijding uit de vormen van dwang van de samenleving wordt gezocht in de vlucht in drugs, welke in heel de wereld veel jongeren tot zelfvernietiging brengt en hele gezinnen in leed en verdriet stort.
Zo heeft onze tijd totalitaire systemen en vormen van tirannie zien ontstaan, die in de tijd vóór de grote technische ontwikkeling niet mogelijk zouden zijn geweest. Enerzijds werd de technische perfectie aangewend voor volkerenmoorden. Anderzijds probeerden bepaalde minderheden door terroristische praktijken, welke de dood van zoveel onschuldigen veroorzaakt, hele naties in gijzeling te houden.
Vandaag kan de controle tot in het innerlijk van de individuen doordringen; en zelfs de vormen van afhankelijkheid, die door de radarsystemen worden geschapen, kunnen een mogelijke dreiging van onderdrukking vormen. Een valse bevrijding uit de vormen van dwang van de samenleving wordt gezocht in de vlucht in drugs, welke in heel de wereld veel jongeren tot zelfvernietiging brengt en hele gezinnen in leed en verdriet stort.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Het gevaar van totale vernietiging
De erkenning van een rechtsorde als waarborg voor de betrekkingen binnen de grote familie van de volkeren wordt iedere dag zwakker. Wanneer het vertrouwen in het recht geen voldoende bescherming meer lijkt te bieden, worden veiligheid en vrede gezocht in een wederzijds dreigen, dat een gevaar wordt voor heel de mensheid. De krachten die de ontwikkeling van de vrijheid zouden moeten dienen, dienen nu tot het vergroten van de bedreigingen. De werktuigen van de dood, die vandaag tegen elkaar worden opgesteld, zijn in staat alle menselijk leven op aarde te vernietigen.
De erkenning van een rechtsorde als waarborg voor de betrekkingen binnen de grote familie van de volkeren wordt iedere dag zwakker. Wanneer het vertrouwen in het recht geen voldoende bescherming meer lijkt te bieden, worden veiligheid en vrede gezocht in een wederzijds dreigen, dat een gevaar wordt voor heel de mensheid. De krachten die de ontwikkeling van de vrijheid zouden moeten dienen, dienen nu tot het vergroten van de bedreigingen. De werktuigen van de dood, die vandaag tegen elkaar worden opgesteld, zijn in staat alle menselijk leven op aarde te vernietigen.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Nieuwe verhoudingen van ongelijkheid
Tussen de naties die macht hebben en de naties die deze missen, zijn nieuwe verhoudingen van ongelijkheid en onderdrukking ontstaan. Het zoeken van het eigen belang lijkt regel te zijn voor de internationale betrekkingen, zonder dat het algemeen welzijn van de mensheid in aanmerking wordt genomen. Het interne evenwicht van de arme landen is door de wapeninvoer verbroken, waardoor een factor van verdeeldheid wordt binnengevoerd, welke tot overheersing van de ene groep over de andere leidt. Welke krachten zouden het stelselmatig grijpen naar de wapenen kunnen uitbannen en het recht zijn gezag kunnen teruggeven?
Tussen de naties die macht hebben en de naties die deze missen, zijn nieuwe verhoudingen van ongelijkheid en onderdrukking ontstaan. Het zoeken van het eigen belang lijkt regel te zijn voor de internationale betrekkingen, zonder dat het algemeen welzijn van de mensheid in aanmerking wordt genomen. Het interne evenwicht van de arme landen is door de wapeninvoer verbroken, waardoor een factor van verdeeldheid wordt binnengevoerd, welke tot overheersing van de ene groep over de andere leidt. Welke krachten zouden het stelselmatig grijpen naar de wapenen kunnen uitbannen en het recht zijn gezag kunnen teruggeven?
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
De moraal en God: belemmeringen voor de bevrijding?
Ten aanzien van de moderne beweging voor de innerlijke bevrijding van de mens moet worden vastgesteld, dat de heftige pogingen het denken en willen van hun beperkingen te bevrijden, ertoe hebben geleid te menen, dat de moraliteit als zodanig een onredelijke beperking vormt, welke de mens die werkelijk zijn eigen heer wil worden, moet overwinnen.
Voor velen zou veeleer nog God zelf de specifieke vervreemding van de mens zijn. Tussen de aanvaarding van God en de menselijke vrijheid zou een radicale tegenstrijdigheid bestaan: juist door het geloof in God af te wijzen zou de mens werkelijk vrij worden.
Ten aanzien van de moderne beweging voor de innerlijke bevrijding van de mens moet worden vastgesteld, dat de heftige pogingen het denken en willen van hun beperkingen te bevrijden, ertoe hebben geleid te menen, dat de moraliteit als zodanig een onredelijke beperking vormt, welke de mens die werkelijk zijn eigen heer wil worden, moet overwinnen.
Voor velen zou veeleer nog God zelf de specifieke vervreemding van de mens zijn. Tussen de aanvaarding van God en de menselijke vrijheid zou een radicale tegenstrijdigheid bestaan: juist door het geloof in God af te wijzen zou de mens werkelijk vrij worden.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
De emancipatie van de jonge naties
In verband met de ongelijkheid in de machtsverhoudingen zijn de emancipatiebewegingen ontstaan van de jonge, en over het algemeen ook arme naties die tot voor kort nog onder koloniale overheersing stonden. Maar al te dikwijls worden de mensen door gewetenloze regimes of tirannieën, die ongestraft de spot drijven met de rechten van de mens, in hun moeizaam verworven onafhankelijkheid bedrogen. De mensen die op die manier tot machteloosheid zijn gebracht, doen niets anders dan van bazen wisselen. Dat neemt niet weg, dat een van de opvallende verschijnselen van onze tijd, op het vlak van hele continenten, het ontwaken van het bewustzijn van de mensen is, die, gebukt onder de last van een eeuwenlange ellende, naar een leven in waardigheid en gerechtigheid verlangen en bereid zijn voor hun eigen vrijheid te vechten.
In verband met de ongelijkheid in de machtsverhoudingen zijn de emancipatiebewegingen ontstaan van de jonge, en over het algemeen ook arme naties die tot voor kort nog onder koloniale overheersing stonden. Maar al te dikwijls worden de mensen door gewetenloze regimes of tirannieën, die ongestraft de spot drijven met de rechten van de mens, in hun moeizaam verworven onafhankelijkheid bedrogen. De mensen die op die manier tot machteloosheid zijn gebracht, doen niets anders dan van bazen wisselen. Dat neemt niet weg, dat een van de opvallende verschijnselen van onze tijd, op het vlak van hele continenten, het ontwaken van het bewustzijn van de mensen is, die, gebukt onder de last van een eeuwenlange ellende, naar een leven in waardigheid en gerechtigheid verlangen en bereid zijn voor hun eigen vrijheid te vechten.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Kwellende vragen
Hier ligt de wortel van de tragedies, welke de moderne geschiedenis van de vrijheid begeleiden. Waarom kent deze geschiedenis ondanks de grote verworvenheden, die overigens altijd kwetsbaar blijven, zo'n herhaaldelijk terugvallen in de vervreemding en ziet zij nieuwe vormen van slavernij ontstaan? Waarom eindigen bevrijdingsbewegingen, die aanvankelijk enorme verwachtingen wekten, later in regimes waarvoor de vrijheid van de burgers, te beginnen met de eerste van deze vrijheden de godsdienstvrijheid, vijand nummer één vormt? Wanneer de mens zich van de morele wet wil bevrijden en onafhankelijk van God wil worden, vernietigt hij zijn vrijheid in plaats van haar te verwerven. Door zich te onttrekken aan de maatstaf van de waarheid, valt hij ten prooi aan de willekeur; de broederlijke betrekkingen tussen de mensen worden opgeheven om plaats te maken voor terreur, haat en angst. Besmet met dodelijke dwalingen over de situatie van de mens en zijn vrijheid, blijft de grote moderne bevrijdingsbeweging dubbelzinnig: zij is tegelijkertijd geladen van beloften van echte vrijheid en van dreigingen met dodelijke slavernij.
Hier ligt de wortel van de tragedies, welke de moderne geschiedenis van de vrijheid begeleiden. Waarom kent deze geschiedenis ondanks de grote verworvenheden, die overigens altijd kwetsbaar blijven, zo'n herhaaldelijk terugvallen in de vervreemding en ziet zij nieuwe vormen van slavernij ontstaan? Waarom eindigen bevrijdingsbewegingen, die aanvankelijk enorme verwachtingen wekten, later in regimes waarvoor de vrijheid van de burgers, te beginnen met de eerste van deze vrijheden de godsdienstvrijheid, vijand nummer één vormt? Wanneer de mens zich van de morele wet wil bevrijden en onafhankelijk van God wil worden, vernietigt hij zijn vrijheid in plaats van haar te verwerven. Door zich te onttrekken aan de maatstaf van de waarheid, valt hij ten prooi aan de willekeur; de broederlijke betrekkingen tussen de mensen worden opgeheven om plaats te maken voor terreur, haat en angst. Besmet met dodelijke dwalingen over de situatie van de mens en zijn vrijheid, blijft de grote moderne bevrijdingsbeweging dubbelzinnig: zij is tegelijkertijd geladen van beloften van echte vrijheid en van dreigingen met dodelijke slavernij.
Referenties naar alinea 19: 1
Veritatis Splendor ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De vrijheid in de ervaring van het volk van God
20
De Kerk en de vrijheid
Juist omdat zij zich van deze dodelijke dubbelzinnigheid bewust is, heeft de kerk in de loop van de laatste eeuwen haar stem verheven door middel van haar leergezag, om te waarschuwen tegen de afwijkingen die gevaar lopen de bevrijdingsgeestdrift te doen bekoelen in bittere ontgoochelingen. Zij werd dikwijls niet dadelijk begrepen. Op den duur is het evenwel mogelijk aan haar beoordeling recht te doen. De Kerk is in naam van de waarheid over de mens, die naar het beeld van God is geschapen, tussen beide gekomen. Niettemin wordt zij ervan beschuldigd zelf een belemmering te zijn op de weg van de bevrijding. Haar hiërarchische instelling zou in strijd zijn met de gelijkheid en haar leergezag zou in strijd zijn met de vrijheid van denken. Ongetwijfeld hebben er beoordelingsfouten of ernstige nalatigheden plaats gehad, waarvoor de christenen in de loop der eeuwen verantwoordelijk zijn geweest. Maar dergelijke opwerpingen miskennen de ware aard van de dingen. De verscheidenheid van charisma's binnen het volk van God, waarbij het om charisma's van dienstbaarheid gaat, is niet in strijd met de gelijke waardigheid van de personen en hun gemeenschappelijke roeping tot heiligheid. De vrijheid van denken als voorwaarde voor het zoeken van de waarheid in alle sectoren van de menselijke kennis, betekent niet dat het menselijke verstand zich voor het licht van de openbaring moet afsluiten, waarvan Christus de bewaring aan zijn kerk heeft toevertrouwd. Door zich voor de goddelijke waarheid open te stellen ondervindt het geschapen verstand een open bloei en een vervolmaking, welke een voortreffelijke vorm van vrijheid vormen. Anderzijds heeft het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] volledig de rechtmatige autonomie van de wetenschappen erkend, evenals van de werkzaamheden van politieke aard.
Juist omdat zij zich van deze dodelijke dubbelzinnigheid bewust is, heeft de kerk in de loop van de laatste eeuwen haar stem verheven door middel van haar leergezag, om te waarschuwen tegen de afwijkingen die gevaar lopen de bevrijdingsgeestdrift te doen bekoelen in bittere ontgoochelingen. Zij werd dikwijls niet dadelijk begrepen. Op den duur is het evenwel mogelijk aan haar beoordeling recht te doen. De Kerk is in naam van de waarheid over de mens, die naar het beeld van God is geschapen, tussen beide gekomen. Niettemin wordt zij ervan beschuldigd zelf een belemmering te zijn op de weg van de bevrijding. Haar hiërarchische instelling zou in strijd zijn met de gelijkheid en haar leergezag zou in strijd zijn met de vrijheid van denken. Ongetwijfeld hebben er beoordelingsfouten of ernstige nalatigheden plaats gehad, waarvoor de christenen in de loop der eeuwen verantwoordelijk zijn geweest. Maar dergelijke opwerpingen miskennen de ware aard van de dingen. De verscheidenheid van charisma's binnen het volk van God, waarbij het om charisma's van dienstbaarheid gaat, is niet in strijd met de gelijke waardigheid van de personen en hun gemeenschappelijke roeping tot heiligheid. De vrijheid van denken als voorwaarde voor het zoeken van de waarheid in alle sectoren van de menselijke kennis, betekent niet dat het menselijke verstand zich voor het licht van de openbaring moet afsluiten, waarvan Christus de bewaring aan zijn kerk heeft toevertrouwd. Door zich voor de goddelijke waarheid open te stellen ondervindt het geschapen verstand een open bloei en een vervolmaking, welke een voortreffelijke vorm van vrijheid vormen. Anderzijds heeft het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] volledig de rechtmatige autonomie van de wetenschappen erkend, evenals van de werkzaamheden van politieke aard.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
De vrijheid van de geringen en armen
Een van de voornaamste dwalingen, die sinds de tijd van de Verlichting het bevrijdingsproces zwaar heeft belast, hangt samen met de alom verbreide overtuiging, dat de vorderingen die op het gebied van de wetenschappen, de techniek en de economie zijn verwezenlijkt, als grondslag voor het verkrijgen van de vrijheid zouden moeten dienen. Op die manier miskent men de diepe gronden van deze vrijheid en van haar eisen.
Deze diepe grond van de vrijheid heeft de kerk altijd ervaren door het leven van een menigte gelovigen, vooral onder de geringen en armen. In hun geloof weten zij zich het voorwerp van de oneindige liefde van God. Ieder van hen kan zeggen: 'Ik leef in het geloof in Gods Zoon, die mij heeft liefgehad en die zichzelf voor mij heeft overgeleverd' (Gal. 2, 20b) [b:Gal. 2, 20b]. Dit is de waardigheid welke geen van de machtigen hun kan ontnemen; dat is de bevrijdende vreugde die in hen aanwezig is. Zij weten dat ook tot hen het woord van Jezus is gericht: 'Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord' (Joh. 15, 15) [b:Joh. 15, 15]. Deze deelneming aan de kennis van God is hun bevrijding tegenover de overheersingsaanspraken van hen die de kennis bezitten: ' ... allen zijt gij wetend ... en gij hebt niet nodig dat iemand u onderricht' (Joh. 2, 20) [b:Joh. 2, 20]. Zij zijn er zich dan ook van bewust te delen in de hoogste kennis, waartoe de mensheid is geroepen. Zij weten zich door God bemind, evenals alle anderen en meer dan alle anderen. Zo leven zij in de vrijheid die uit de waarheid en de liefde voortvloeit.
Een van de voornaamste dwalingen, die sinds de tijd van de Verlichting het bevrijdingsproces zwaar heeft belast, hangt samen met de alom verbreide overtuiging, dat de vorderingen die op het gebied van de wetenschappen, de techniek en de economie zijn verwezenlijkt, als grondslag voor het verkrijgen van de vrijheid zouden moeten dienen. Op die manier miskent men de diepe gronden van deze vrijheid en van haar eisen.
Deze diepe grond van de vrijheid heeft de kerk altijd ervaren door het leven van een menigte gelovigen, vooral onder de geringen en armen. In hun geloof weten zij zich het voorwerp van de oneindige liefde van God. Ieder van hen kan zeggen: 'Ik leef in het geloof in Gods Zoon, die mij heeft liefgehad en die zichzelf voor mij heeft overgeleverd' (Gal. 2, 20b) [b:Gal. 2, 20b]. Dit is de waardigheid welke geen van de machtigen hun kan ontnemen; dat is de bevrijdende vreugde die in hen aanwezig is. Zij weten dat ook tot hen het woord van Jezus is gericht: 'Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord' (Joh. 15, 15) [b:Joh. 15, 15]. Deze deelneming aan de kennis van God is hun bevrijding tegenover de overheersingsaanspraken van hen die de kennis bezitten: ' ... allen zijt gij wetend ... en gij hebt niet nodig dat iemand u onderricht' (Joh. 2, 20) [b:Joh. 2, 20]. Zij zijn er zich dan ook van bewust te delen in de hoogste kennis, waartoe de mensheid is geroepen. Zij weten zich door God bemind, evenals alle anderen en meer dan alle anderen. Zo leven zij in de vrijheid die uit de waarheid en de liefde voortvloeit.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Bronnen van volksvroomheid
Dezelfde geloofszin van het volk van God in zijn hoopvolle devotie tot het kruis van Jezus, onderkent ook de kracht die vervat ligt in het mysterie van Christus de Verlosser. In plaats van de vormen van volksvroomheid welke deze devotie aanneemt daarom te minachten of te willen uitschakelen, moet men daarentegen heel de betekenis en alle aspecten ervan aanvaarden en verdiepen. Hier hebben we een element van fundamenteel theologisch en pastoraal belang: juist de armen, die het voorwerp van de goddelijke voorliefde zijn, begrijpen het best en als het ware instinctmatig, dat de meest radicale bevrijding, dat wil zeggen de bevrijding van de zonde en de dood, de bevrijding is welke door de dood en verrijzenis van Christus tot stand is gebracht.
Dezelfde geloofszin van het volk van God in zijn hoopvolle devotie tot het kruis van Jezus, onderkent ook de kracht die vervat ligt in het mysterie van Christus de Verlosser. In plaats van de vormen van volksvroomheid welke deze devotie aanneemt daarom te minachten of te willen uitschakelen, moet men daarentegen heel de betekenis en alle aspecten ervan aanvaarden en verdiepen. Hier hebben we een element van fundamenteel theologisch en pastoraal belang: juist de armen, die het voorwerp van de goddelijke voorliefde zijn, begrijpen het best en als het ware instinctmatig, dat de meest radicale bevrijding, dat wil zeggen de bevrijding van de zonde en de dood, de bevrijding is welke door de dood en verrijzenis van Christus tot stand is gebracht.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Het soteriologische en ethische aspect van de bevrijding
De kracht van deze bevrijding doordringt de mens en zijn geschiedenis in haar huidige werkelijkheid, verandert hem grondig, en bezield zijn eschatologisch verlangen. De eerste en fundamentele betekenis van de bevrijding, welke aldus naar voren komt, is de soteriologische betekenis: de mens is bevrijd van de radicale slavernij van het kwaad en de zonde. In deze ervaring van het heil ontdekt de mens de ware betekenis van zijn vrijheid, omdat de bevrijding het herstel van de vrijheid is. Zij is ook vorming tot vrijheid, dat wil zeggen vorming tot het juiste gebruik van de vrijheid. Zo sluit zich bij het soteriologisch aspect van de bevrijding het ethisch aspect ervan aan.
De kracht van deze bevrijding doordringt de mens en zijn geschiedenis in haar huidige werkelijkheid, verandert hem grondig, en bezield zijn eschatologisch verlangen. De eerste en fundamentele betekenis van de bevrijding, welke aldus naar voren komt, is de soteriologische betekenis: de mens is bevrijd van de radicale slavernij van het kwaad en de zonde. In deze ervaring van het heil ontdekt de mens de ware betekenis van zijn vrijheid, omdat de bevrijding het herstel van de vrijheid is. Zij is ook vorming tot vrijheid, dat wil zeggen vorming tot het juiste gebruik van de vrijheid. Zo sluit zich bij het soteriologisch aspect van de bevrijding het ethisch aspect ervan aan.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Een nieuwe fase in de geschiedenis van de vrijheid
De geloofszin, welke aan de oorsprong ligt van een radicale ervaring van bevrijding en vrijheid, heeft in verschillende mate de cultuur en de gebruiken van de christelijke volkeren doordrongen. Maar vandaag is het wegens de enorme uitdagingen, waaraan de mensheid het hoofd moet bieden, op een geheel nieuwe wijze noodzakelijk en dringend geworden, dat de liefde tot God en de vrijheid in de waarheid hun stempel drukken op de betrekkingen tussen de mensen en volkeren en het leven van de culturen bezielen. Want waar de waarheid en de liefde ontbreken, loopt het bevrijdingsproces uit op de dood van een vrijheid welke heel haar grond heeft verloren. Een nieuwe fase in de geschiedenis van de vrijheid gaat voor ons open. De bevrijdende mogelijkheden van de wetenschap, de techniek, de arbeid, de economie en het politiek handelen zullen alleen hun vruchten dragen, wanneer zij hun inspiratie en maatstaf vinden in de door Jezus Christus aan de mensen geopenbaarde waarheid en de liefde, die sterker zijn dan het leed.
De geloofszin, welke aan de oorsprong ligt van een radicale ervaring van bevrijding en vrijheid, heeft in verschillende mate de cultuur en de gebruiken van de christelijke volkeren doordrongen. Maar vandaag is het wegens de enorme uitdagingen, waaraan de mensheid het hoofd moet bieden, op een geheel nieuwe wijze noodzakelijk en dringend geworden, dat de liefde tot God en de vrijheid in de waarheid hun stempel drukken op de betrekkingen tussen de mensen en volkeren en het leven van de culturen bezielen. Want waar de waarheid en de liefde ontbreken, loopt het bevrijdingsproces uit op de dood van een vrijheid welke heel haar grond heeft verloren. Een nieuwe fase in de geschiedenis van de vrijheid gaat voor ons open. De bevrijdende mogelijkheden van de wetenschap, de techniek, de arbeid, de economie en het politiek handelen zullen alleen hun vruchten dragen, wanneer zij hun inspiratie en maatstaf vinden in de door Jezus Christus aan de mensen geopenbaarde waarheid en de liefde, die sterker zijn dan het leed.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De roeping van de mens tot vrijheid en het drama van de zonde
- Artikel 1 Eerste benaderingen van de vrijheid
25
Een spontaan antwoord
Het spontane antwoord op de vraag: 'Wat betekent vrij zijn?' is het volgende: vrij is hij die in staat is alleen te doen wat hij wil zonder door een dwang van buitenaf te worden gehinderd en bijgevolg een volledige onafhankelijkheid geniet. Het tegenovergestelde van vrijheid zou derhalve de afhankelijkheid zijn van onze wil van een vreemde wil. Maar weet een mens altijd wat hij wil? Kan hij alles wat hij wil? Is zich beperken tot zijn eigen ik en zich afsluiten voor de wil van anderen in overeenstemming met de natuur van de mens? Dikwijls is de wens van het moment niet wat men werkelijk wil, en eenzelfde mens kan tegenstrijdige verlangens hebben. Maar de mens stoot vooral op de grenzen van zijn eigen natuur: hij wil meer dan hij kan. Daarom komt de belemmering welke zijn wil ondervindt niet altijd van buitenaf, maar van de begrenzingen van zijn wezen. Daarom juist moet de mens leren zijn wil in overeenstemming te brengen met zijn natuur.
Het spontane antwoord op de vraag: 'Wat betekent vrij zijn?' is het volgende: vrij is hij die in staat is alleen te doen wat hij wil zonder door een dwang van buitenaf te worden gehinderd en bijgevolg een volledige onafhankelijkheid geniet. Het tegenovergestelde van vrijheid zou derhalve de afhankelijkheid zijn van onze wil van een vreemde wil. Maar weet een mens altijd wat hij wil? Kan hij alles wat hij wil? Is zich beperken tot zijn eigen ik en zich afsluiten voor de wil van anderen in overeenstemming met de natuur van de mens? Dikwijls is de wens van het moment niet wat men werkelijk wil, en eenzelfde mens kan tegenstrijdige verlangens hebben. Maar de mens stoot vooral op de grenzen van zijn eigen natuur: hij wil meer dan hij kan. Daarom komt de belemmering welke zijn wil ondervindt niet altijd van buitenaf, maar van de begrenzingen van zijn wezen. Daarom juist moet de mens leren zijn wil in overeenstemming te brengen met zijn natuur.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Waarheid en gerechtigheid, regels van de vrijheid
Bovendien staat ieder mens gericht op de andere mensen en hij heeft hun gemeenzaamheid nodig. Alleen door te leren zijn wil met die van anderen in overeenstemming te brengen met het oog op een werkelijk goed, zal hij rechtschapenheid van wil leren. De overeenstemming met de eisen van de menselijke natuur maakt de wil zelf menselijk. Dit vraagt in feite om de toets van de waarheid en een juiste verhouding met de wil van anderen. Zo zijn waarheid en gerechtigheid de maatstaf voor de ware vrijheid. Wanneer de mens dit fundament verlaat en zichzelf voor God houdt, vervalt hij in de leugen en in plaats van zich te verwezenlijken, vernietigt hij zichzelf. In plaats van zich te verwezenlijken in een totale genoegzaamheid van het ik en een afwezigheid van betrekkingen, bestaat er slechts echte vrijheid waar wederzijdse banden, bepaald door waarheid en gerechtigheid, de mensen verenigen. Maar opdat deze banden mogelijk zijn, moet ieder persoonlijk waar zijn. De vrijheid is geen vrijheid om alles te doen: zij is vrijheid tot het goede, waarin alleen het geluk te vinden is. Het goede is daarom haar doel. De mens wordt derhalve maar vrij in de mate, dat hij tot de kennis van de waarheid komt, en deze kennis, - en geen enkele andere kracht - zijn wil leidt. De bevrijding met het oog op de kennis van de waarheid welke alleen leiding geeft aan de wil, is de noodzakelijke voorwaarde voor een vrijheid welke die naam verdient.
Bovendien staat ieder mens gericht op de andere mensen en hij heeft hun gemeenzaamheid nodig. Alleen door te leren zijn wil met die van anderen in overeenstemming te brengen met het oog op een werkelijk goed, zal hij rechtschapenheid van wil leren. De overeenstemming met de eisen van de menselijke natuur maakt de wil zelf menselijk. Dit vraagt in feite om de toets van de waarheid en een juiste verhouding met de wil van anderen. Zo zijn waarheid en gerechtigheid de maatstaf voor de ware vrijheid. Wanneer de mens dit fundament verlaat en zichzelf voor God houdt, vervalt hij in de leugen en in plaats van zich te verwezenlijken, vernietigt hij zichzelf. In plaats van zich te verwezenlijken in een totale genoegzaamheid van het ik en een afwezigheid van betrekkingen, bestaat er slechts echte vrijheid waar wederzijdse banden, bepaald door waarheid en gerechtigheid, de mensen verenigen. Maar opdat deze banden mogelijk zijn, moet ieder persoonlijk waar zijn. De vrijheid is geen vrijheid om alles te doen: zij is vrijheid tot het goede, waarin alleen het geluk te vinden is. Het goede is daarom haar doel. De mens wordt derhalve maar vrij in de mate, dat hij tot de kennis van de waarheid komt, en deze kennis, - en geen enkele andere kracht - zijn wil leidt. De bevrijding met het oog op de kennis van de waarheid welke alleen leiding geeft aan de wil, is de noodzakelijke voorwaarde voor een vrijheid welke die naam verdient.
Referenties naar alinea 26: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Vrijheid en bevrijding
27
Een vrijheid als schepsel
De vrijheid die met andere woorden een innerlijk beheer is van zijn eigen daden en zelfbeschikking, brengt een onmiddellijk verband mee met de ethische orde. Ze vindt haar ware zin in de keuze van het moreel goede en uit zich dan als een bevrijding van het morele kwaad. Door zijn vrije handelen moet de mens naar het hoogste goed streven door middel van de goede daden overeenkomstig de eisen van zijn natuur en zijn goddelijke roeping. Door zijn vrijheid uit te oefenen beslist hij over zichzelf en vormt hij zichzelf. In deze zin is de mens oorzaak van zichzelf, maar is dit als schepsel en beeld van God. Dit is de waarheid over zijn wezen, welke daarentegen aantoont hoe grondig de theorieën dwalen, die menen de vrijheid van de mens of zijn 'historische praxis' te verheerlijken door er het absolute beginsel van zijn zijn en worden van te maken. Dergelijke theorieën zijn uitingen van atheïsme of neigen door hun eigen logica tot atheïsme. In dezelfde richting gaan het indifferentisme en het bewuste agnosticisme. Het beeld van God in de mens ligt aan de vrijheid en waardigheid van de menselijke persoon ten grondslag.
De vrijheid die met andere woorden een innerlijk beheer is van zijn eigen daden en zelfbeschikking, brengt een onmiddellijk verband mee met de ethische orde. Ze vindt haar ware zin in de keuze van het moreel goede en uit zich dan als een bevrijding van het morele kwaad. Door zijn vrije handelen moet de mens naar het hoogste goed streven door middel van de goede daden overeenkomstig de eisen van zijn natuur en zijn goddelijke roeping. Door zijn vrijheid uit te oefenen beslist hij over zichzelf en vormt hij zichzelf. In deze zin is de mens oorzaak van zichzelf, maar is dit als schepsel en beeld van God. Dit is de waarheid over zijn wezen, welke daarentegen aantoont hoe grondig de theorieën dwalen, die menen de vrijheid van de mens of zijn 'historische praxis' te verheerlijken door er het absolute beginsel van zijn zijn en worden van te maken. Dergelijke theorieën zijn uitingen van atheïsme of neigen door hun eigen logica tot atheïsme. In dezelfde richting gaan het indifferentisme en het bewuste agnosticisme. Het beeld van God in de mens ligt aan de vrijheid en waardigheid van de menselijke persoon ten grondslag.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
De oproep van de Schepper
Door de mens vrij te scheppen, heeft God in hem zijn beeld en gelijkenis gedrukt. De mens verneemt de oproep van zijn Schepper in de neiging en het verlangen van zijn natuur naar het goede en nog meer in het woord van de openbaring, dat in Christus op volmaakte wijze is verkondigd. Zo is hem geopenbaard, dat God hem vrij heeft geschapen, opdat hij door de genade vriendschap met Hem zou kunnen sluiten en deelnemen aan zijn leven.
Door de mens vrij te scheppen, heeft God in hem zijn beeld en gelijkenis gedrukt. De mens verneemt de oproep van zijn Schepper in de neiging en het verlangen van zijn natuur naar het goede en nog meer in het woord van de openbaring, dat in Christus op volmaakte wijze is verkondigd. Zo is hem geopenbaard, dat God hem vrij heeft geschapen, opdat hij door de genade vriendschap met Hem zou kunnen sluiten en deelnemen aan zijn leven.
Referenties naar alinea 28: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Een gedeelde vrijheid
De mens vindt zijn oorsprong niet in zijn eigen individueel of collectief handelen, maar in de gave van God die hem heeft geschapen. Dit is de eerste belijdenis van ons geloof, hetgeen door de hoogste intuïties van de menselijke geest wordt bevestigd. De vrijheid van de mens is een gedeelde vrijheid, en zijn vermogen zich te verwezenlijken wordt op geen enkele manier opgeheven door zijn afhankelijkheid tegenover God. Het is juist het kenmerk van het atheïsme onherleidbare tegenstelling te geloven tussen de oorzakelijkheid van een goddelijke vrijheid en die van de vrijheid van de mens, alsof de aanvaarding van God de ontkenning van de mens zou betekenen of dat diens ingrijpen in de geschiedenis de pogingen van de laatste nutteloos zou maken. In werkelijkheid krijgt de menselijke vrijheid zin en bestendigheid van God en in verhouding met God.
De mens vindt zijn oorsprong niet in zijn eigen individueel of collectief handelen, maar in de gave van God die hem heeft geschapen. Dit is de eerste belijdenis van ons geloof, hetgeen door de hoogste intuïties van de menselijke geest wordt bevestigd. De vrijheid van de mens is een gedeelde vrijheid, en zijn vermogen zich te verwezenlijken wordt op geen enkele manier opgeheven door zijn afhankelijkheid tegenover God. Het is juist het kenmerk van het atheïsme onherleidbare tegenstelling te geloven tussen de oorzakelijkheid van een goddelijke vrijheid en die van de vrijheid van de mens, alsof de aanvaarding van God de ontkenning van de mens zou betekenen of dat diens ingrijpen in de geschiedenis de pogingen van de laatste nutteloos zou maken. In werkelijkheid krijgt de menselijke vrijheid zin en bestendigheid van God en in verhouding met God.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
De vrije keuze van de mens
De geschiedenis van de mens ontwikkelt zich op grond van de natuur welke hij van God heeft ontvangen, in het vrije nastreven van de doeleinden, waarop de neigingen van deze zelfde natuur en van de goddelijke genade hem richten en waarheen ze hem leiden. Maar de vrijheid van de mens is beperkt en feilbaar. Zijn verlangen kan zich op een schijngoed richten: door een vals goed te kiezen, schiet hij te kort in de roeping van zijn vrijheid. Door zijn vrije wil beschikt de mens over zichzelf: hij kan dit in een opbouwende zin doen of in een afbrekende zin. Wanneer hij gehoorzaamt aan de goddelijke wet, welke in zijn geweten is geprent en die hij als een stimulans van de Heilige Geest heeft ontvangen, oefent de mens het ware beheer over zichzelf uit en verwezenlijkt zo zijn koninklijke roeping als kind van God. 'Hij heerst door het dienen van God'. De waarachtige vrijheid is 'dienst aan de gerechtigheid', terwijl de keuze voor de ongehoorzaamheid en het kwaad daarentegen 'slavernij van de zonde' is.
De geschiedenis van de mens ontwikkelt zich op grond van de natuur welke hij van God heeft ontvangen, in het vrije nastreven van de doeleinden, waarop de neigingen van deze zelfde natuur en van de goddelijke genade hem richten en waarheen ze hem leiden. Maar de vrijheid van de mens is beperkt en feilbaar. Zijn verlangen kan zich op een schijngoed richten: door een vals goed te kiezen, schiet hij te kort in de roeping van zijn vrijheid. Door zijn vrije wil beschikt de mens over zichzelf: hij kan dit in een opbouwende zin doen of in een afbrekende zin. Wanneer hij gehoorzaamt aan de goddelijke wet, welke in zijn geweten is geprent en die hij als een stimulans van de Heilige Geest heeft ontvangen, oefent de mens het ware beheer over zichzelf uit en verwezenlijkt zo zijn koninklijke roeping als kind van God. 'Hij heerst door het dienen van God'. De waarachtige vrijheid is 'dienst aan de gerechtigheid', terwijl de keuze voor de ongehoorzaamheid en het kwaad daarentegen 'slavernij van de zonde' is.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Tijdelijke bevrijding en vrijheid
Wanneer men van dit begrip vrijheid uitgaat, wordt ook het belang van het begrip tijdelijke bevrijding duidelijker: het gaat daarbij om een "geheel van processen, die bedoeld zijn de vereiste voorwaarden te verschaffen en te waarborgen voor de uitoefening van een waarachtige menselijke vrijheid. De bevrijding levert dus niet uit zichzelf de vrijheid van de mens op. Het gezond verstand, dat door het christelijk inzicht wordt ondersteund, weet dat de vrijheid, ook als zij aan allerlei beperkingen onderhevig is, daardoor evenwel nog niet volledig wordt tenietgedaan. Ook mensen die verschrikkelijke vormen van dwang ondergaan, slaagden erin hun vrijheid te tonen en iets te ondernemen voor hun vrijheid. Een geslaagd bevrijdingsproces kan alleen betere voorwaarden scheppen voor de werkelijke uitoefening van de vrijheid. Juist daarom is een bevrijding welke geen rekening houdt met de persoonlijke vrijheid van degenen die ervoor strijden, bij voorbaat tot mislukken gedoemd.
Wanneer men van dit begrip vrijheid uitgaat, wordt ook het belang van het begrip tijdelijke bevrijding duidelijker: het gaat daarbij om een "geheel van processen, die bedoeld zijn de vereiste voorwaarden te verschaffen en te waarborgen voor de uitoefening van een waarachtige menselijke vrijheid. De bevrijding levert dus niet uit zichzelf de vrijheid van de mens op. Het gezond verstand, dat door het christelijk inzicht wordt ondersteund, weet dat de vrijheid, ook als zij aan allerlei beperkingen onderhevig is, daardoor evenwel nog niet volledig wordt tenietgedaan. Ook mensen die verschrikkelijke vormen van dwang ondergaan, slaagden erin hun vrijheid te tonen en iets te ondernemen voor hun vrijheid. Een geslaagd bevrijdingsproces kan alleen betere voorwaarden scheppen voor de werkelijke uitoefening van de vrijheid. Juist daarom is een bevrijding welke geen rekening houdt met de persoonlijke vrijheid van degenen die ervoor strijden, bij voorbaat tot mislukken gedoemd.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De vrijheid en de menselijke samenleving
32
De rechten van de mens en zijn 'vrijheden'
God heeft de mens niet als een 'alleen levend wezen' geschapen, maar heeft hem als een 'sociaal wezen' gewild.2o Het sociale leven staat dus niet buiten de mens: hij kan slechts groeien en zijn roeping verwezenlijken in betrekking met de anderen. De mens behoort tot verschillende gemeenschappen: die van het gezin, het beroep, de politiek, en daarbinnen moet hij zijn verantwoordelijke vrijheid uitoefenen. Een rechtvaardige sociale orde biedt de mens een onvervangbare hulp voor het verwezenlijken van zijn vrije persoonlijkheid. Een onrechtvaardige sociale orde is daarentegen een bedreiging en belemmering, die zijn bestemming in gevaar kunnen brengen. Op het sociale vlak komt de vrijheid tot uitdrukking en wordt verwezenlijkt in de activiteiten, structuren en instellingen waardoor de mensen met elkaar omgaan en hun gemeenschappelijk leven organiseren. De volledige ontwikkeling van een vrije persoonlijkheid, welke voor iedereen een plicht en een recht is, moet door de samenleving worden gesteund en niet belemmerd. Dit is een eis van de morele natuur, welke zijn uitdrukking heeft gevonden in de formulering van de Rechten van de mens. Enkele daarvan hebben tot voorwerp wat men gewoonlijk 'de vrijheden' noemt, dat wil zeggen manieren om ieder menselijk wezen zijn hoedanigheid als persoon toe te kennen, die verantwoordelijk is voor zichzelf en zijn transcendente bestemming, en ook de onschendbaarheid van zijn geweten.
God heeft de mens niet als een 'alleen levend wezen' geschapen, maar heeft hem als een 'sociaal wezen' gewild.2o Het sociale leven staat dus niet buiten de mens: hij kan slechts groeien en zijn roeping verwezenlijken in betrekking met de anderen. De mens behoort tot verschillende gemeenschappen: die van het gezin, het beroep, de politiek, en daarbinnen moet hij zijn verantwoordelijke vrijheid uitoefenen. Een rechtvaardige sociale orde biedt de mens een onvervangbare hulp voor het verwezenlijken van zijn vrije persoonlijkheid. Een onrechtvaardige sociale orde is daarentegen een bedreiging en belemmering, die zijn bestemming in gevaar kunnen brengen. Op het sociale vlak komt de vrijheid tot uitdrukking en wordt verwezenlijkt in de activiteiten, structuren en instellingen waardoor de mensen met elkaar omgaan en hun gemeenschappelijk leven organiseren. De volledige ontwikkeling van een vrije persoonlijkheid, welke voor iedereen een plicht en een recht is, moet door de samenleving worden gesteund en niet belemmerd. Dit is een eis van de morele natuur, welke zijn uitdrukking heeft gevonden in de formulering van de Rechten van de mens. Enkele daarvan hebben tot voorwerp wat men gewoonlijk 'de vrijheden' noemt, dat wil zeggen manieren om ieder menselijk wezen zijn hoedanigheid als persoon toe te kennen, die verantwoordelijk is voor zichzelf en zijn transcendente bestemming, en ook de onschendbaarheid van zijn geweten.
Referenties naar alinea 32: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
De sociale dimensie van de mens en de eer van God
De sociale dimensie van het menselijk wezen heeft nog een andere betekenis: alleen de veelheid en rijke verscheidenheid van mensen kunnen iets van de oneindige rijkdom van God uitdrukken. Tenslotte is deze dimensie bestemd om zijn vervulling te vinden in het lichaam van Christus, dat de kerk is. Daarom vormt het sociale leven in de verscheidenheid van zijn vormen en in zoverre het in overeenstemming is met de goddelijke wet, een weerschijn van de eer van God in de wereld.
De sociale dimensie van het menselijk wezen heeft nog een andere betekenis: alleen de veelheid en rijke verscheidenheid van mensen kunnen iets van de oneindige rijkdom van God uitdrukken. Tenslotte is deze dimensie bestemd om zijn vervulling te vinden in het lichaam van Christus, dat de kerk is. Daarom vormt het sociale leven in de verscheidenheid van zijn vormen en in zoverre het in overeenstemming is met de goddelijke wet, een weerschijn van de eer van God in de wereld.
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De vrijheid van de mens en de beheersing van de natuur
34
De roeping van de mens om de natuur te 'beheersen'
Vanwege zijn lichamelijke dimensie heeft de mens de hulpbronnen van de materiële wereld nodig voor zijn persoonlijke en sociale verwezenlijking. In deze roeping de aarde te beheersen, door haar door middel van de arbeid dienstbaar te maken, kan men een trek van het beeld van God erkennen. Maar de menselijke ingreep is niet 'scheppend'; deze vindt een materiële natuur tegenover zich, welke eveneens haar oorsprong heeft in God de Schepper en waarover de mens als de 'verstandige en verantwoordelijke bewaker' is aangesteld.
Vanwege zijn lichamelijke dimensie heeft de mens de hulpbronnen van de materiële wereld nodig voor zijn persoonlijke en sociale verwezenlijking. In deze roeping de aarde te beheersen, door haar door middel van de arbeid dienstbaar te maken, kan men een trek van het beeld van God erkennen. Maar de menselijke ingreep is niet 'scheppend'; deze vindt een materiële natuur tegenover zich, welke eveneens haar oorsprong heeft in God de Schepper en waarover de mens als de 'verstandige en verantwoordelijke bewaker' is aangesteld.
Referenties naar alinea 34: 1
Sollicitudo Rei Socialis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
De mens als meester van zijn daden
De technische en economische veranderingen hebben hun weerslag op de organisatie van het sociale leven; ze kunnen niet anders dan in zekere mate het sociale leven en zelfs het godsdienstige leven beïnvloeden. Maar toch blijft de mens door zijn vrijheid meester van zijn daden. De grote en snelle veranderingen van deze tijd plaatsen hem voor een aangrijpende uitdaging: om namelijk met zijn verstand en vrijheid de krachten te bedwingen en te beheersen, die hij ten dienste van waarachtige menselijke doeleinden aanwendt.
De technische en economische veranderingen hebben hun weerslag op de organisatie van het sociale leven; ze kunnen niet anders dan in zekere mate het sociale leven en zelfs het godsdienstige leven beïnvloeden. Maar toch blijft de mens door zijn vrijheid meester van zijn daden. De grote en snelle veranderingen van deze tijd plaatsen hem voor een aangrijpende uitdaging: om namelijk met zijn verstand en vrijheid de krachten te bedwingen en te beheersen, die hij ten dienste van waarachtige menselijke doeleinden aanwendt.
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Wetenschappelijke ontdekkingen en morele vooruitgang
Het is daarom de taak van een goed geordende vrijheid ervoor te zorgen, dat de wetenschappelijke en technische verworvenheden, het onderzoek naar hun doelmatigheid, de producten van de arbeid en de structuren van de economische en sociale organisatie niet worden beheerd door projecten die ze van hun menselijke doelstellingen zouden beroven en Ze tegen de mens zelf zouden keren. De wetenschappelijke activiteiten en technische activiteiten brengen ieder hun specifieke eisen mee. Ze krijgen daarom hun eigenlijke menselijke betekenis en waarde alleen, wanneer ze aan de morele beginselen ondergeschikt worden gemaakt. Deze eisen moeten worden geëerbiedigd; maar ze een absolute en noodzakelijke autonomie te willen toekennen, welke niet overeenkomt met de aard van de dingen, betekent een weg opgaan die gevaarlijk is voor de waarachtige vrijheid van de mens.
Het is daarom de taak van een goed geordende vrijheid ervoor te zorgen, dat de wetenschappelijke en technische verworvenheden, het onderzoek naar hun doelmatigheid, de producten van de arbeid en de structuren van de economische en sociale organisatie niet worden beheerd door projecten die ze van hun menselijke doelstellingen zouden beroven en Ze tegen de mens zelf zouden keren. De wetenschappelijke activiteiten en technische activiteiten brengen ieder hun specifieke eisen mee. Ze krijgen daarom hun eigenlijke menselijke betekenis en waarde alleen, wanneer ze aan de morele beginselen ondergeschikt worden gemaakt. Deze eisen moeten worden geëerbiedigd; maar ze een absolute en noodzakelijke autonomie te willen toekennen, welke niet overeenkomt met de aard van de dingen, betekent een weg opgaan die gevaarlijk is voor de waarachtige vrijheid van de mens.
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 De zonde als bron van verdeeldheid en onderdrukking
37
De zonde als scheiding van God
God roept de mens tot vrijheid. In iedereen leeft de vurige wens vrij te zijn. En toch draait deze wil bijna altijd uit op slavernij en onderdrukking. Elke inzet voor bevrijding en vrijheid veronderstelt daarom, dat deze aangrijpende schijnbare ongerijmdheid onder ogen wordt gezien. De zonde van de mens, dat wil zeggen zijn breken met God, is de grondoorzaak van de tragedies, die de geschiedenis van de vrijheid kenmerken. Om dit te begrijpen moeten velen van onze tijdgenoten allereerst opnieuw de betekenis van de zonde ontdekken. In de wil van de mens tot vrijheid ligt de verleiding verborgen zijn eigen natuur te verloochenen. In zoverre hij alles wil willen en kunnen en dus vergeet beperkt en geschapen te zijn, maakt hij er aanspraak op een god te zijn. 'U zult gelijk worden aan God' (Gen. 3, 5) [b:Gen. 3, 5]: deze woorden van de slang geven het wezen weer van de bekoring van de mens en houden een verdraaiing van de echte betekenis van zijn vrijheid in. Dit is de diepe aard van de zonde: de mens onttrekt zich aan de waarheid en stelt zijn wil erboven. Door zich van God te willen bevrijden en zelf god te willen zijn, misleidt en vernietigt hij zichzelf. Hij vervreemdt van zichzelf. Achter deze wil god te zijn en alles ondergeschikt te maken aan het eigen genoegen gaat een verkeerde voorstelling van God zelf schuil. God is liefde en waarheid in de volheid van de wederzijdse gave van de goddelijke Personen. Het is inderdaad waar: de mens is geroepen als God te zijn. Maar hij wordt niet aan God gelijk door de willekeur van zijn genoegen, maar in zoverre hij erkent, dat de waarheid en de liefde tegelijkertijd oorsprong en doel van zijn vrijheid zijn.
God roept de mens tot vrijheid. In iedereen leeft de vurige wens vrij te zijn. En toch draait deze wil bijna altijd uit op slavernij en onderdrukking. Elke inzet voor bevrijding en vrijheid veronderstelt daarom, dat deze aangrijpende schijnbare ongerijmdheid onder ogen wordt gezien. De zonde van de mens, dat wil zeggen zijn breken met God, is de grondoorzaak van de tragedies, die de geschiedenis van de vrijheid kenmerken. Om dit te begrijpen moeten velen van onze tijdgenoten allereerst opnieuw de betekenis van de zonde ontdekken. In de wil van de mens tot vrijheid ligt de verleiding verborgen zijn eigen natuur te verloochenen. In zoverre hij alles wil willen en kunnen en dus vergeet beperkt en geschapen te zijn, maakt hij er aanspraak op een god te zijn. 'U zult gelijk worden aan God' (Gen. 3, 5) [b:Gen. 3, 5]: deze woorden van de slang geven het wezen weer van de bekoring van de mens en houden een verdraaiing van de echte betekenis van zijn vrijheid in. Dit is de diepe aard van de zonde: de mens onttrekt zich aan de waarheid en stelt zijn wil erboven. Door zich van God te willen bevrijden en zelf god te willen zijn, misleidt en vernietigt hij zichzelf. Hij vervreemdt van zichzelf. Achter deze wil god te zijn en alles ondergeschikt te maken aan het eigen genoegen gaat een verkeerde voorstelling van God zelf schuil. God is liefde en waarheid in de volheid van de wederzijdse gave van de goddelijke Personen. Het is inderdaad waar: de mens is geroepen als God te zijn. Maar hij wordt niet aan God gelijk door de willekeur van zijn genoegen, maar in zoverre hij erkent, dat de waarheid en de liefde tegelijkertijd oorsprong en doel van zijn vrijheid zijn.
Referenties naar alinea 37: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
De zonde als wortel van menselijke vervreemding
Door te zondigen beliegt de mens zichzelf en keert zich af van zijn waarheid. Wanneer hij de totale zelfstandigheid en onafhankelijkheid zoekt, ontkent hij God en zichzelf. De vervreemding van de waarheid, dat hij een door God bemind schepsel is, is de wortel van alle andere vormen van vervreemding. Door God als zijn oorsprong en doel te ontkennen of trachten te ontkennen tast de mens grondig zijn positie en innerlijk evenwicht aan, die van de samenleving en ook die van de zichtbare schepping. Juist in deze samenhang met de zonde beziet de Schrift het geheel van rampen, die de mens in zijn persoonlijk en sociaal leven benauwen. Zij toont aan, dat de hele loop van de geschiedenis op mysterievolle wijze verband houdt met het handelen van de mens, die vanaf het begin misbruik heeft gemaakt van zijn vrijheid door tegen God op te staan en te trachten zijn doeleinden buiten Hem om te bereiken.26 In de moeizame aard van de arbeid en het moederschap, in het heersen van de man over de vrouwen in de dood wijst Genesis op de gevolgen van deze erfzonde. Zo hebben de mensen, beroofd van de goddelijke genade, een gemeenschappelijke sterfelijke natuur geërfd, welke niet in staat is zich tot het goede te bepalen en geneigd is tot hebzucht.
Door te zondigen beliegt de mens zichzelf en keert zich af van zijn waarheid. Wanneer hij de totale zelfstandigheid en onafhankelijkheid zoekt, ontkent hij God en zichzelf. De vervreemding van de waarheid, dat hij een door God bemind schepsel is, is de wortel van alle andere vormen van vervreemding. Door God als zijn oorsprong en doel te ontkennen of trachten te ontkennen tast de mens grondig zijn positie en innerlijk evenwicht aan, die van de samenleving en ook die van de zichtbare schepping. Juist in deze samenhang met de zonde beziet de Schrift het geheel van rampen, die de mens in zijn persoonlijk en sociaal leven benauwen. Zij toont aan, dat de hele loop van de geschiedenis op mysterievolle wijze verband houdt met het handelen van de mens, die vanaf het begin misbruik heeft gemaakt van zijn vrijheid door tegen God op te staan en te trachten zijn doeleinden buiten Hem om te bereiken.26 In de moeizame aard van de arbeid en het moederschap, in het heersen van de man over de vrouwen in de dood wijst Genesis op de gevolgen van deze erfzonde. Zo hebben de mensen, beroofd van de goddelijke genade, een gemeenschappelijke sterfelijke natuur geërfd, welke niet in staat is zich tot het goede te bepalen en geneigd is tot hebzucht.
Referenties naar alinea 38: 1
Sollicitudo Rei Socialis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
Afgoderij en wanorde
De afgoderij is een uiterste vorm van de wanorde, welke door de zonde is veroorzaakt. Het vervangen van de aanbidding van de levende God door de verering van een schepsel ontwricht de verhoudingen tussen de mensen en brengt verschillende soorten onderdrukking mee. De schuldige miskenning van God ontketent de hartstochten, die de oorzaak zijn van onevenwichtigheid en conflicten in het innerlijk van de mens. Daaruit vloeien onvermijdelijk buitensporigheden voort, die de sfeer van het gezin en de samenleving aantasten: seksuele ongebondenheid, onrechtvaardigheid en doodslag. Zo beschrijft de apostel Paulus de heidense wereld, die van afgoderij tot de ergste afwijkingen is vervallen, welke de enkeling en de samenleving ten gronde richten. Reeds vóór hem, zagen de profeten en wijzen van Israël in de tegenslagen van het volk een tuchtiging voor hun zonde van afgoderij en in het 'hart vol slechtheid' (Pred. 9, 3) [b:Pred. 9, 3] de bron van de radicale slavernij van de mens en van de vormen van onderdrukking, die hij zijn medemensen doet ondergaan.
De afgoderij is een uiterste vorm van de wanorde, welke door de zonde is veroorzaakt. Het vervangen van de aanbidding van de levende God door de verering van een schepsel ontwricht de verhoudingen tussen de mensen en brengt verschillende soorten onderdrukking mee. De schuldige miskenning van God ontketent de hartstochten, die de oorzaak zijn van onevenwichtigheid en conflicten in het innerlijk van de mens. Daaruit vloeien onvermijdelijk buitensporigheden voort, die de sfeer van het gezin en de samenleving aantasten: seksuele ongebondenheid, onrechtvaardigheid en doodslag. Zo beschrijft de apostel Paulus de heidense wereld, die van afgoderij tot de ergste afwijkingen is vervallen, welke de enkeling en de samenleving ten gronde richten. Reeds vóór hem, zagen de profeten en wijzen van Israël in de tegenslagen van het volk een tuchtiging voor hun zonde van afgoderij en in het 'hart vol slechtheid' (Pred. 9, 3) [b:Pred. 9, 3] de bron van de radicale slavernij van de mens en van de vormen van onderdrukking, die hij zijn medemensen doet ondergaan.
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
Verachting van God en toewending tot het schepsel
De christelijke traditie bij de kerkvaders en kerkleraren heeft deze leer van de Schrift over de zonde nadrukkelijk geformuleerd. Daarvoor is de zonde een verachting van God (contemptus Dei), welke de wil insluit te ontkomen aan de afhankelijkheidsverhouding van de dienaar tegenover zijn Heer, of meer nog van het kind ten opzichte van zijn Vader. Door te zondigen tracht de mens zich te bevrijden van God, maar in werkelijkheid maakt hij zichzelf tot slaaf. Want door God af te wijzen breekt hij de geestdrift van zijn hunkeren naar het oneindige en van zijn roeping deel te nemen aan het goddelijk leven. Daarom is zijn hart overgeleverd aan de onrust.
De zondige mens die weigert God aan te hangen, komt er noodzakelijkerwijze toe zich op een verkeerde en vernietigende wijze te hechten aan het schepsel. In deze toewending tot het schepsel (conversio ad creaturam) concentreert hij daarop zijn onbevredigd verlangen naar het oneindige. Maar de geschapen goederen zijn begrensd, zodat zijn hart zich van het een op het andere stort en altijd op zoek is naar een onmogelijke vrede.
Wanneer hij aan de schepselen namelijk een waarde van oneindigheid toekent, verliest de mens het besef van zijn geschapen zijn. Hij maakt er aanspraak op zijn middelpunt en eenheid in zichzelf te vinden. De ongeordende liefde tot zichzelf is de andere kant van de verachting van God. De mens tracht dan alleen op zichzelf te steunen, hij wil door zichzelf tot verwezenlijking komen en zichzelf genoeg zijn in zijn eigen immanentie.
De christelijke traditie bij de kerkvaders en kerkleraren heeft deze leer van de Schrift over de zonde nadrukkelijk geformuleerd. Daarvoor is de zonde een verachting van God (contemptus Dei), welke de wil insluit te ontkomen aan de afhankelijkheidsverhouding van de dienaar tegenover zijn Heer, of meer nog van het kind ten opzichte van zijn Vader. Door te zondigen tracht de mens zich te bevrijden van God, maar in werkelijkheid maakt hij zichzelf tot slaaf. Want door God af te wijzen breekt hij de geestdrift van zijn hunkeren naar het oneindige en van zijn roeping deel te nemen aan het goddelijk leven. Daarom is zijn hart overgeleverd aan de onrust.
De zondige mens die weigert God aan te hangen, komt er noodzakelijkerwijze toe zich op een verkeerde en vernietigende wijze te hechten aan het schepsel. In deze toewending tot het schepsel (conversio ad creaturam) concentreert hij daarop zijn onbevredigd verlangen naar het oneindige. Maar de geschapen goederen zijn begrensd, zodat zijn hart zich van het een op het andere stort en altijd op zoek is naar een onmogelijke vrede.
Wanneer hij aan de schepselen namelijk een waarde van oneindigheid toekent, verliest de mens het besef van zijn geschapen zijn. Hij maakt er aanspraak op zijn middelpunt en eenheid in zichzelf te vinden. De ongeordende liefde tot zichzelf is de andere kant van de verachting van God. De mens tracht dan alleen op zichzelf te steunen, hij wil door zichzelf tot verwezenlijking komen en zichzelf genoeg zijn in zijn eigen immanentie.
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
Het atheïsme als valse emancipatie van de vrijheid
Dit wordt vooral duidelijk, wanneer de zondaar meent zijn vrijheid alleen maar te kunnen handhaven door God uitdrukkelijk te ontkennen. De afhankelijkheid van het schepsel ten opzichte van God, of die van het morele geweten ten opzichte van de goddelijke wet, zouden voor hem vormen van ondraaglijke slavernij zijn. Het atheïsme is daarom in zijn ogen de echte vorm van emancipatie en bevrijding van de mens, terwijl de godsdienst, of ook de erkenning van een morele wet, vormen van vervreemding zouden betekenen. De mens wil dan oppermachtig beslissen over goed en kwaad, of ook over waarden, en met dezelfde gang verwerpt hij tegelijk het begrip God en het begrip zonde. Door de vermetelheid van de overtreding meent hij volwassen en vrij te worden, en hij eist deze emancipatie niet alleen voor zichzelf op, maar voor heel de mensheid.
Dit wordt vooral duidelijk, wanneer de zondaar meent zijn vrijheid alleen maar te kunnen handhaven door God uitdrukkelijk te ontkennen. De afhankelijkheid van het schepsel ten opzichte van God, of die van het morele geweten ten opzichte van de goddelijke wet, zouden voor hem vormen van ondraaglijke slavernij zijn. Het atheïsme is daarom in zijn ogen de echte vorm van emancipatie en bevrijding van de mens, terwijl de godsdienst, of ook de erkenning van een morele wet, vormen van vervreemding zouden betekenen. De mens wil dan oppermachtig beslissen over goed en kwaad, of ook over waarden, en met dezelfde gang verwerpt hij tegelijk het begrip God en het begrip zonde. Door de vermetelheid van de overtreding meent hij volwassen en vrij te worden, en hij eist deze emancipatie niet alleen voor zichzelf op, maar voor heel de mensheid.
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
De zonde en de onrechtvaardige structuren
Nadat hij zijn eigen middelpunt is geworden, tracht de zondige mens zichzelf te doen gelden en zijn verlangen naar het oneindige te bevredigen door de dingen te gebruiken: rijkdommen, macht en genoegens, zonder zich bezorgd te maken over andere mensen, die hij onrechtvaardig uitplundert en als voorwerpen of middelen behandelt. Zo draagt hij zijnerzijds bij aan het scheppen van structuren van uitbuiting en slavernij, die hij anderzijds beweert te veroordelen.
Nadat hij zijn eigen middelpunt is geworden, tracht de zondige mens zichzelf te doen gelden en zijn verlangen naar het oneindige te bevredigen door de dingen te gebruiken: rijkdommen, macht en genoegens, zonder zich bezorgd te maken over andere mensen, die hij onrechtvaardig uitplundert en als voorwerpen of middelen behandelt. Zo draagt hij zijnerzijds bij aan het scheppen van structuren van uitbuiting en slavernij, die hij anderzijds beweert te veroordelen.
Referenties naar alinea 42: 1
Sollicitudo Rei Socialis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Bevrijding en christelijke vrijheid
43
Evangelie, vrijheid en bevrijding
De menselijke geschiedenis die wordt gekenmerkt door de ervaring van de zonde, zou ons tot wanhoop brengen, wanneer God zijn schepping aan zichzelf zou hebben overgelaten. Maar de goddelijke beloften van bevrijding en de overtuigende vervulling ervan in de dood en verrijzenis van Christus zijn de grondslag van de 'zalige hoop', waaruit de Christelijke gemeenschap de kracht put om vastberaden en doeltreffend op te treden in dienst van de liefde, gerechtigheid en vrede. Het Evangelie is een boodschap van vrijheid en een kracht tot bevrijding, dat de verwachting van Israël tot vervulling brengt, welke gebaseerd was op het woord van de profeten. Dit steunde op het handelen van Jahwe die alvorens in te grijpen als 'Goèl', Bevrijder, Verlosser en Redder van zijn volk, het om niet had uitverkoren in Abraham.
De menselijke geschiedenis die wordt gekenmerkt door de ervaring van de zonde, zou ons tot wanhoop brengen, wanneer God zijn schepping aan zichzelf zou hebben overgelaten. Maar de goddelijke beloften van bevrijding en de overtuigende vervulling ervan in de dood en verrijzenis van Christus zijn de grondslag van de 'zalige hoop', waaruit de Christelijke gemeenschap de kracht put om vastberaden en doeltreffend op te treden in dienst van de liefde, gerechtigheid en vrede. Het Evangelie is een boodschap van vrijheid en een kracht tot bevrijding, dat de verwachting van Israël tot vervulling brengt, welke gebaseerd was op het woord van de profeten. Dit steunde op het handelen van Jahwe die alvorens in te grijpen als 'Goèl', Bevrijder, Verlosser en Redder van zijn volk, het om niet had uitverkoren in Abraham.
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 De bevrijding van het Oude Testament
44
De uittocht en het bevrijdend ingrijpen van Jahwe
In het Oude Testament is de uittocht uit Egypte, 'het slavenhuis', de bevrijdende daad van Jahwe, welke als model en verwijzing dient voor alle andere. Wanneer God zijn volk ontrukt aan een harde economische, politieke en culturele slavernij, is dat om er door het verbond op de Sinaï 'een priesterlijk koninkrijk en een heilig volk' (Ex. 19, 6) [b:Ex. 19, 6] van te maken. God wil aanbeden worden door vrije mensen. Alle verdere bevrijdingen van het volk van Israël dienen om het tot die volle vrijheid te brengen, welke het alleen in de gemeenschap met zijn God kan vinden. Het belangrijkste en meest fundamentele gebeuren van de uittocht heeft daarom tegelijk een godsdienstige en politieke betekenis. God bevrijdt zijn volk, geeft het nakomelingen, een land en een wet, maar binnen een verbond en met het oog op een verbond. Het politieke aspect mag daarom niet op zichzelf worden genomen; het moet worden gezien in het licht van de bedoeling, die van godsdienstige aard is en waarin het is opgenomen.
In het Oude Testament is de uittocht uit Egypte, 'het slavenhuis', de bevrijdende daad van Jahwe, welke als model en verwijzing dient voor alle andere. Wanneer God zijn volk ontrukt aan een harde economische, politieke en culturele slavernij, is dat om er door het verbond op de Sinaï 'een priesterlijk koninkrijk en een heilig volk' (Ex. 19, 6) [b:Ex. 19, 6] van te maken. God wil aanbeden worden door vrije mensen. Alle verdere bevrijdingen van het volk van Israël dienen om het tot die volle vrijheid te brengen, welke het alleen in de gemeenschap met zijn God kan vinden. Het belangrijkste en meest fundamentele gebeuren van de uittocht heeft daarom tegelijk een godsdienstige en politieke betekenis. God bevrijdt zijn volk, geeft het nakomelingen, een land en een wet, maar binnen een verbond en met het oog op een verbond. Het politieke aspect mag daarom niet op zichzelf worden genomen; het moet worden gezien in het licht van de bedoeling, die van godsdienstige aard is en waarin het is opgenomen.
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
De wet van God
In zijn heilsplan heeft God aan Israël zijn wet gegeven. Deze omvatte naast de algemene morele geboden van de tien geboden, normen voor de eredienst en het burgerlijk leven, die het leven van het uitverkoren volk van God moesten regelen om zijn getuige te zijn onder de naties. Van dit geheel van wetten vormde de liefde tot God boven àlles en tot de naaste als tot zichzelf reeds het middelpunt. Maar de rechtvaardigheid die de verhoudingen tussen de mensen moet regelen, en het recht dat er de juridische uitdrukking van is, behoren ook tot de meest kenmerkende inslag van de Bijbelse wet. De boeken van de wet en de prediking van de profeten verwijzen evenals de psalmen voortdurend naar een van beide en nemen ze herhaaldelijk samen. In dit verband moet de zorg van de Bijbelse wet voor de armen, de behoeftigen, de weduwe en de wees worden gewaardeerd: hen moet recht worden gedaan overeenkomstig de rechtsorde van het volk van God. Het ideaal en de opzet van een samenleving welke gericht is op de eredienst van de Heer en die gebaseerd is op door liefde bezielde rechtvaardigheid en recht, bestaan reeds.
In zijn heilsplan heeft God aan Israël zijn wet gegeven. Deze omvatte naast de algemene morele geboden van de tien geboden, normen voor de eredienst en het burgerlijk leven, die het leven van het uitverkoren volk van God moesten regelen om zijn getuige te zijn onder de naties. Van dit geheel van wetten vormde de liefde tot God boven àlles en tot de naaste als tot zichzelf reeds het middelpunt. Maar de rechtvaardigheid die de verhoudingen tussen de mensen moet regelen, en het recht dat er de juridische uitdrukking van is, behoren ook tot de meest kenmerkende inslag van de Bijbelse wet. De boeken van de wet en de prediking van de profeten verwijzen evenals de psalmen voortdurend naar een van beide en nemen ze herhaaldelijk samen. In dit verband moet de zorg van de Bijbelse wet voor de armen, de behoeftigen, de weduwe en de wees worden gewaardeerd: hen moet recht worden gedaan overeenkomstig de rechtsorde van het volk van God. Het ideaal en de opzet van een samenleving welke gericht is op de eredienst van de Heer en die gebaseerd is op door liefde bezielde rechtvaardigheid en recht, bestaan reeds.
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
46
De leer van de profeten
De profeten houden niet op Israël de eisen van het verbond in herinnering te brengen. Zij klagen in het verstokte hart van de mens de bron aan van herhaalde overtredingen, en kondigen een nieuw verbond aan, waarbij God de harten zal veranderen door er de wet van zijn Geest in te griffen. Terwijl zij het nieuwe tijdperk aankondigen en voorbereiden, klagen de profeten met kracht het onrecht aan, dat tegen de armen wordt begaan; voor hen maken zij zich tot woordvoerders van God. Jahwe is de hoogste 'toevlucht' voor de kleinen en onderdrukten en de messias zal tot zending hebben hen in bescherming te nemen. De situatie van de arme is een situatie van onrechtvaardigheid en in strijd met het verbond. Daarom beschermt de wet van het verbond hem met voorschriften die dezelfde houding weergeven, welke God aannam toen Bij Israël bevrijdde uit de slavernij van Egypte. De onrechtvaardigheid jegens de geringen en de armen is een zware zonde, die de gemeenschap met Jahwe verbreekt.
De profeten houden niet op Israël de eisen van het verbond in herinnering te brengen. Zij klagen in het verstokte hart van de mens de bron aan van herhaalde overtredingen, en kondigen een nieuw verbond aan, waarbij God de harten zal veranderen door er de wet van zijn Geest in te griffen. Terwijl zij het nieuwe tijdperk aankondigen en voorbereiden, klagen de profeten met kracht het onrecht aan, dat tegen de armen wordt begaan; voor hen maken zij zich tot woordvoerders van God. Jahwe is de hoogste 'toevlucht' voor de kleinen en onderdrukten en de messias zal tot zending hebben hen in bescherming te nemen. De situatie van de arme is een situatie van onrechtvaardigheid en in strijd met het verbond. Daarom beschermt de wet van het verbond hem met voorschriften die dezelfde houding weergeven, welke God aannam toen Bij Israël bevrijdde uit de slavernij van Egypte. De onrechtvaardigheid jegens de geringen en de armen is een zware zonde, die de gemeenschap met Jahwe verbreekt.
Referenties naar alinea 46: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
De 'armen van Jahwe'
Vanuit alle vormen van armoede, van verduurd onrecht en van verdriet richten de 'rechtvaardigen' en de 'armen van Jahwe' hun smeekbeden tot Hem in de Psalmen. In hun hart verduren zij de slavernij, waartoe het 'halsstarige' volk door zijn zonde is vervallen. Zij ondergaan vervolging, marteling en dood, maar leven in de hoop op bevrijding. Boven alles stellen zij hun vertrouwen in Jahwe, bij wie zij hun zaak aanbevelen.
De 'armen van Jahwe' weten, dat de gemeenschap met Hem het kostbaarste goed is, waarin de mens zijn ware vrijheid vindt. Voor hen is het verlies van deze gemeenschap het meest tragische kwaad. Daarom krijgt hun strijd tegen het onrecht zijn diepste betekenis en doeltreffendheid in de wil bevrijd te worden van de slavernij van de zonde.
Vanuit alle vormen van armoede, van verduurd onrecht en van verdriet richten de 'rechtvaardigen' en de 'armen van Jahwe' hun smeekbeden tot Hem in de Psalmen. In hun hart verduren zij de slavernij, waartoe het 'halsstarige' volk door zijn zonde is vervallen. Zij ondergaan vervolging, marteling en dood, maar leven in de hoop op bevrijding. Boven alles stellen zij hun vertrouwen in Jahwe, bij wie zij hun zaak aanbevelen.
De 'armen van Jahwe' weten, dat de gemeenschap met Hem het kostbaarste goed is, waarin de mens zijn ware vrijheid vindt. Voor hen is het verlies van deze gemeenschap het meest tragische kwaad. Daarom krijgt hun strijd tegen het onrecht zijn diepste betekenis en doeltreffendheid in de wil bevrijd te worden van de slavernij van de zonde.
Referenties naar alinea 47: 1
Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
48
Op de drempel van het Nieuwe Testament
Op de drempel van het Nieuwe Testament vormen de 'armen van Jahwe' de eerstelingen van een 'nederig en arm' volk, dat leeft in de verwachting van de bevrijding van Israël. Maria die deze verwachting verpersoonlijkt, overschrijdt de drempel van het Oude Testament. Zij verkondigt met vreugde de messiaanse komst en prijst de Heer die Zelf gereed maakt om zijn volk te bevrijden. In haar gezang op de goddelijke barmhartigheid bezingt de nederige maagd, tot wie het volk van de armen zich spontaan en met zoveel vertrouwen wendt, het mysterie van het heil en de omvormende kracht ervan. De geloofszin welke zo levendig is onder de geringen, weet onmiddellijk heel de tegelijk soteriologische en ethische rijkdom van het Magnificat te erkennen.
Op de drempel van het Nieuwe Testament vormen de 'armen van Jahwe' de eerstelingen van een 'nederig en arm' volk, dat leeft in de verwachting van de bevrijding van Israël. Maria die deze verwachting verpersoonlijkt, overschrijdt de drempel van het Oude Testament. Zij verkondigt met vreugde de messiaanse komst en prijst de Heer die Zelf gereed maakt om zijn volk te bevrijden. In haar gezang op de goddelijke barmhartigheid bezingt de nederige maagd, tot wie het volk van de armen zich spontaan en met zoveel vertrouwen wendt, het mysterie van het heil en de omvormende kracht ervan. De geloofszin welke zo levendig is onder de geringen, weet onmiddellijk heel de tegelijk soteriologische en ethische rijkdom van het Magnificat te erkennen.
Referenties naar alinea 48: 1
Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De christologische betekenis van het Oude Testament
49
In het licht van Christus
De uittocht, het verbond, de wet, de stem van de profeten en de spiritualiteit van de 'armen van Jahwe' krijgen hun volle betekenis pas in Christus. De kerk leest het Oude Testament in het licht van Christus, die voor ons is gestorven en verrezen. Zij ziet haar eigen voorafbeelding in het volk van God van het Oude Verbond, dat gestalte kreeg in het concrete lichaam van een afzonderlijke, politiek en cultureel gevormde natie, welke in het weefsel van de geschiedenis was opgenomen als getuige van Jahwe voor de naties tot aan de voleinding van de tijd van voorbereidingen en voorafbeeldingen. In de volheid der tijden, welke met Christus was gekomen, zijn de kinderen van Abraham geroepen om met alle naties de Kerk van Christus binnen te treden; om daarmee een enkel geestelijk en universeel volk van te vormen.
De uittocht, het verbond, de wet, de stem van de profeten en de spiritualiteit van de 'armen van Jahwe' krijgen hun volle betekenis pas in Christus. De kerk leest het Oude Testament in het licht van Christus, die voor ons is gestorven en verrezen. Zij ziet haar eigen voorafbeelding in het volk van God van het Oude Verbond, dat gestalte kreeg in het concrete lichaam van een afzonderlijke, politiek en cultureel gevormde natie, welke in het weefsel van de geschiedenis was opgenomen als getuige van Jahwe voor de naties tot aan de voleinding van de tijd van voorbereidingen en voorafbeeldingen. In de volheid der tijden, welke met Christus was gekomen, zijn de kinderen van Abraham geroepen om met alle naties de Kerk van Christus binnen te treden; om daarmee een enkel geestelijk en universeel volk van te vormen.
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De christelijke bevrijding
50
De blijde boodschap verkondigd aan de armen
Jezus verkondigt de blijde boodschap van het rijk van God en roept de mensen tot bekering. 'Aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd' (Mt. 11, 5) [b:Mt. 11, 5]: terwijl Hij het woord van de profeet herneemt, toont Jezus zijn messiaans optreden ten gunste van hen die het heil van God verwachten. Bovendien wil de Zoon van God, die uit liefde voor ons arm werd, worden herkend in de armen, in degenen die te lijden hebben of worden vervolgd. 'Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan' (Mt. 25, 40) [b:Mt. 25, 40].
Jezus verkondigt de blijde boodschap van het rijk van God en roept de mensen tot bekering. 'Aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd' (Mt. 11, 5) [b:Mt. 11, 5]: terwijl Hij het woord van de profeet herneemt, toont Jezus zijn messiaans optreden ten gunste van hen die het heil van God verwachten. Bovendien wil de Zoon van God, die uit liefde voor ons arm werd, worden herkend in de armen, in degenen die te lijden hebben of worden vervolgd. 'Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan' (Mt. 25, 40) [b:Mt. 25, 40].
Referenties naar alinea 50: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
51
Het paasmysterie
Maar vooral door de kracht van zijn paasmysterie heeft Christus ons bevrijd. Door zijn volmaakte gehoorzaamheid op het kruis en door de heerlijkheid van de verrijzenis heeft het Lam Gods de zonde van de wereld weggenomen en ons de weg van de definitieve bevrijding geopend. Door onze dienst en onze liefde, maar ook door het offer van onze beproevingen en ons lijden, delen wij in het ene verlossende offer van Christus en vullen in ons aan 'wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten bate van zijn lichaam, dat is de kerk' (Kol. 1, 24) [b:Kol. 1, 24], in de verwachting van de verrijzenis van de doden.
Maar vooral door de kracht van zijn paasmysterie heeft Christus ons bevrijd. Door zijn volmaakte gehoorzaamheid op het kruis en door de heerlijkheid van de verrijzenis heeft het Lam Gods de zonde van de wereld weggenomen en ons de weg van de definitieve bevrijding geopend. Door onze dienst en onze liefde, maar ook door het offer van onze beproevingen en ons lijden, delen wij in het ene verlossende offer van Christus en vullen in ons aan 'wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten bate van zijn lichaam, dat is de kerk' (Kol. 1, 24) [b:Kol. 1, 24], in de verwachting van de verrijzenis van de doden.
Referenties naar alinea 51: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
52
Genade, verzoening en vrijheid
De kern van de christelijke bevrijdingservaring is gelegen in de rechtvaardiging door de genade van het geloof en van de Sacramenten van de Kerk. Deze genade bevrijdt ons van de zonde en leidt ons binnen in de gemeenschap met God. Door de dood en verrijzenis van Christus wordt ons de vergeving aangeboden. De ervaring van onze verzoening met de Vader is een vrucht van de Heilige Geest. God openbaart zich aan ons als Vader van barmhartigheid, voor wie wij ons in vol vertrouwen kunnen vertonen. Met Hem verzoend en door de vrede van Christus te aanvaarden, die de wereld niet geven kan, zijn wij geroepen om vredestichters onder alle mensen te zijn. In Christus kunnen wij de zonde overwinnen, en de dood scheidt ons niet meer van God; deze zal uiteindelijk worden vernietigd op het moment van onze verrijzenis, welke gelijk is aan die van Jezus. Ook de 'kosmos', waarvan de mens het middelpunt en het hoogtepunt is, wacht om te worden 'verlost uit de slavernij der vergankelijkheid en te delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods' (Rom. 8, 21) [b:Rom. 8, 21]. Van nu af is Satan overwonnen; hij die de macht van de dood bezit, is door de dood van Christus tot machteloosheid gebracht. Ons worden reeds tekenen gegeven, die vooruitgrijpen op de toekomstige heerlijkheid.
De kern van de christelijke bevrijdingservaring is gelegen in de rechtvaardiging door de genade van het geloof en van de Sacramenten van de Kerk. Deze genade bevrijdt ons van de zonde en leidt ons binnen in de gemeenschap met God. Door de dood en verrijzenis van Christus wordt ons de vergeving aangeboden. De ervaring van onze verzoening met de Vader is een vrucht van de Heilige Geest. God openbaart zich aan ons als Vader van barmhartigheid, voor wie wij ons in vol vertrouwen kunnen vertonen. Met Hem verzoend en door de vrede van Christus te aanvaarden, die de wereld niet geven kan, zijn wij geroepen om vredestichters onder alle mensen te zijn. In Christus kunnen wij de zonde overwinnen, en de dood scheidt ons niet meer van God; deze zal uiteindelijk worden vernietigd op het moment van onze verrijzenis, welke gelijk is aan die van Jezus. Ook de 'kosmos', waarvan de mens het middelpunt en het hoogtepunt is, wacht om te worden 'verlost uit de slavernij der vergankelijkheid en te delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods' (Rom. 8, 21) [b:Rom. 8, 21]. Van nu af is Satan overwonnen; hij die de macht van de dood bezit, is door de dood van Christus tot machteloosheid gebracht. Ons worden reeds tekenen gegeven, die vooruitgrijpen op de toekomstige heerlijkheid.
Referenties naar alinea 52: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
53
De strijd tegen de slavernij van de zonde
De vrijheid die Christus ons in de Heilige Geest heeft gebracht, heeft ons het vermogen teruggegeven, dat de zonde ons had ontnomen, om God boven alles te beminnen en in gemeenschap met Hem te blijven. Wij zijn bevrijd van de ongeregelde liefde tot ons zelf welke de oorzaak is van de minachting voor de naaste en de verhoudingen van overheersing onder de mensen. Toch is het mysterie van het kwaad altijd werkzaam in de wereld tot de glorierijke wederkomst van de Verrezene. De heilige Paulus waarschuwt ons: 'Christus heeft ons vrij gemaakt om in de vrijheid te blijven' (Gal. 5, 1) [b:Gal. 5, 1]. Men moet dus volharden en strijden om niet opnieuw onder het juk van de slavernij te raken. Ons bestaan is een geestelijke strijd om een leven te leiden in overeenstemming met het Evangelie en wel met de wapenrusting van God. Maar wij hebben de kracht en de zekerheid van de overwinning van het kwaad ontvangen, de overwinning van de liefde van Christus, waaraan niets kan weerstaan.
De vrijheid die Christus ons in de Heilige Geest heeft gebracht, heeft ons het vermogen teruggegeven, dat de zonde ons had ontnomen, om God boven alles te beminnen en in gemeenschap met Hem te blijven. Wij zijn bevrijd van de ongeregelde liefde tot ons zelf welke de oorzaak is van de minachting voor de naaste en de verhoudingen van overheersing onder de mensen. Toch is het mysterie van het kwaad altijd werkzaam in de wereld tot de glorierijke wederkomst van de Verrezene. De heilige Paulus waarschuwt ons: 'Christus heeft ons vrij gemaakt om in de vrijheid te blijven' (Gal. 5, 1) [b:Gal. 5, 1]. Men moet dus volharden en strijden om niet opnieuw onder het juk van de slavernij te raken. Ons bestaan is een geestelijke strijd om een leven te leiden in overeenstemming met het Evangelie en wel met de wapenrusting van God. Maar wij hebben de kracht en de zekerheid van de overwinning van het kwaad ontvangen, de overwinning van de liefde van Christus, waaraan niets kan weerstaan.
Referenties naar alinea 53: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
54
De Geest en de wet
De heilige Paulus verkondigt de gave van de nieuwe wet van de Geest tegenover de wet van het vlees of de begeerlijkheid, welke de mens tot het kwaad brengt en onbekwaam maakt het goede te kiezen. Dit gebrek aan overeenstemming en deze innerlijke zwakheid heffen de vrijheid en verantwoordelijkheid van de mens niet op, maar brengen de uitoefening ervan voor de goede zaak wel in gevaar. Dit doet de apostel zeggen: 'Ik doe niet het goede dat ik wil, maar het kwade, dat ik niet wil' (Rom. 7, 19) [b:Rom. 7, 19]. Terecht spreekt hij daarom van de 'slavernij van de zonde' en van de 'slavernij van de wet', omdat de wet waarmee hij het niet eens kan worden, voor de zondige mens onderdrukkend lijkt.
Maar de heilige Paulus erkent, dat de wet haar waarde voor de mens en de Christen behoudt, omdat ze 'heilig is, en het gebod heilig, rechtvaardig en goed is' (Rom. 7, 12) [b:Rom. 7, 12]. Hij bekrachtigt opnieuw de tien geboden door ze in verband te brengen met de liefde, die de ware volheid ervan is. Bovendien weet hij heel goed, dat er een rechtsorde nodig is voor de ontwikkeling van het sociale leven. Het echte nieuwe dat door hem wordt verkondigd is, dat God ons zijn Zoon heeft gegeven, 'opdat de eis van de wet vervuld zou worden door ons' (Rom. 8, 4) [b:Rom. 8, 4]. De Heer Jezus heeft zelf de geboden van de nieuwe wet uiteengezet in de Bergrede: door het offer dat Hij op het kruis bracht en zijn glorievolle verrijzenis heeft Hij de macht. van de zonde overwonnen en voor ons de genade van de Heilige Geest verkregen, welke de volmaakte onderhouding van de wet van God mogelijk maakt en de weg tot vergeving, wanneer wij opnieuw in zonde vallen. De Geest die in onze harten woont, is de bron van de ware vrijheid.
Door het offer van Christus zijn de voorschriften van het Oude Testament aangaande de eredienst afgeschaft. Wat de rechtsnormen van het sociale en politieke leven van Israël betreft, was de apostolische Kerk als het aangebroken rijk van God op aarde, zich ervan bewust niet meer tot het nakomen ervan gehouden te zijn. Daardoor heeft de Christelijke gemeenschap begrepen, dat de wetten en het optreden van de overheden van de verschillende volkeren, ook al zijn ze rechtmatig en waard te worden gehoorzaamd, toch nooit, voor zover ze van hen uitgaan, aanspraak zouden kunnen maken op een gewijd karakter. In het licht van het Evangelie blijken veel wetten en structuren het kenmerk van de zonde te dragen, daarvan zij de onderdrukkende invloed in de samenleving doen voortduren.
De heilige Paulus verkondigt de gave van de nieuwe wet van de Geest tegenover de wet van het vlees of de begeerlijkheid, welke de mens tot het kwaad brengt en onbekwaam maakt het goede te kiezen. Dit gebrek aan overeenstemming en deze innerlijke zwakheid heffen de vrijheid en verantwoordelijkheid van de mens niet op, maar brengen de uitoefening ervan voor de goede zaak wel in gevaar. Dit doet de apostel zeggen: 'Ik doe niet het goede dat ik wil, maar het kwade, dat ik niet wil' (Rom. 7, 19) [b:Rom. 7, 19]. Terecht spreekt hij daarom van de 'slavernij van de zonde' en van de 'slavernij van de wet', omdat de wet waarmee hij het niet eens kan worden, voor de zondige mens onderdrukkend lijkt.
Maar de heilige Paulus erkent, dat de wet haar waarde voor de mens en de Christen behoudt, omdat ze 'heilig is, en het gebod heilig, rechtvaardig en goed is' (Rom. 7, 12) [b:Rom. 7, 12]. Hij bekrachtigt opnieuw de tien geboden door ze in verband te brengen met de liefde, die de ware volheid ervan is. Bovendien weet hij heel goed, dat er een rechtsorde nodig is voor de ontwikkeling van het sociale leven. Het echte nieuwe dat door hem wordt verkondigd is, dat God ons zijn Zoon heeft gegeven, 'opdat de eis van de wet vervuld zou worden door ons' (Rom. 8, 4) [b:Rom. 8, 4]. De Heer Jezus heeft zelf de geboden van de nieuwe wet uiteengezet in de Bergrede: door het offer dat Hij op het kruis bracht en zijn glorievolle verrijzenis heeft Hij de macht. van de zonde overwonnen en voor ons de genade van de Heilige Geest verkregen, welke de volmaakte onderhouding van de wet van God mogelijk maakt en de weg tot vergeving, wanneer wij opnieuw in zonde vallen. De Geest die in onze harten woont, is de bron van de ware vrijheid.
Door het offer van Christus zijn de voorschriften van het Oude Testament aangaande de eredienst afgeschaft. Wat de rechtsnormen van het sociale en politieke leven van Israël betreft, was de apostolische Kerk als het aangebroken rijk van God op aarde, zich ervan bewust niet meer tot het nakomen ervan gehouden te zijn. Daardoor heeft de Christelijke gemeenschap begrepen, dat de wetten en het optreden van de overheden van de verschillende volkeren, ook al zijn ze rechtmatig en waard te worden gehoorzaamd, toch nooit, voor zover ze van hen uitgaan, aanspraak zouden kunnen maken op een gewijd karakter. In het licht van het Evangelie blijken veel wetten en structuren het kenmerk van de zonde te dragen, daarvan zij de onderdrukkende invloed in de samenleving doen voortduren.
Referenties naar alinea 54: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Het nieuwe gebod
55
De liefde als gave van de Geest
De liefde tot God, die in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest, sluit de liefde tot de naaste in. Wanneer Jezus aan het eerste gebod herinnert, voegt Hij er dadelijk aan toe: 'Het tweede, daarmee gelijkwaardig: gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de wet en de profeten' (Mt. 22, 39-40) [b:Mt. 22, 39-40]. En de heilige Paulus verklaart, dat de liefde de volledige vervulling van de wet is. De liefde tot de naaste kent geen grenzen en strekt zich uit tot de vijanden en vervolgers. De volmaaktheid, waarnaar de leerlingen als beeld van die van de Vader moeten streven, ligt in de barmhartigheid. De parabel van de barmhartige Samaritaan toont, dat de bevrijdende liefde, welke zich in dienst stelt van de naaste, de vooroordelen die de etnische of sociale groepen tegen elkaar opzetten, teniet doet. Alle boeken van het Nieuwe Testament getuigen van deze onuitputtelijke rijkdom van gevoelens, waarvan de christelijke liefde tot de naaste de draagster is.
De liefde tot God, die in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest, sluit de liefde tot de naaste in. Wanneer Jezus aan het eerste gebod herinnert, voegt Hij er dadelijk aan toe: 'Het tweede, daarmee gelijkwaardig: gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de wet en de profeten' (Mt. 22, 39-40) [b:Mt. 22, 39-40]. En de heilige Paulus verklaart, dat de liefde de volledige vervulling van de wet is. De liefde tot de naaste kent geen grenzen en strekt zich uit tot de vijanden en vervolgers. De volmaaktheid, waarnaar de leerlingen als beeld van die van de Vader moeten streven, ligt in de barmhartigheid. De parabel van de barmhartige Samaritaan toont, dat de bevrijdende liefde, welke zich in dienst stelt van de naaste, de vooroordelen die de etnische of sociale groepen tegen elkaar opzetten, teniet doet. Alle boeken van het Nieuwe Testament getuigen van deze onuitputtelijke rijkdom van gevoelens, waarvan de christelijke liefde tot de naaste de draagster is.
Referenties naar alinea 55: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
56
Liefde tot de naaste
De christelijke liefde, om niet en universeel, komt voort uit de aard van de liefde van Christus, die zijn leven voor ons heeft gegeven: 'gij moet elkaar liefhebben zoals Ik u heb liefgehad' (Joh. 13, 34) [b:Joh. 13, 34]. Dit is het 'nieuwe gebod' voor de leerlingen. In het licht van dit gebod herinnert de heilige Jakobus de rijken ernstig aan hun plichten, terwijl de heilige Johannes verklaart, dat wie de goederen van deze wereld bezit, maar zijn hart sluit voor de broeder die gebrek lijdt, niet de liefde van God in zich kan hebben wonen. De liefde tot de broeder is de toetssteen van de liefde tot God: 'Wie zijn broeder die hij ziet, niet liefheeft, kan God niet liefhebben die hij niet ziet' (1 Joh. 4, 20) [b:1 Joh. 4, 20]. De heilige Paulus benadrukt met kracht het verband dat bestaat tussen het delen in het Sacrament van het lichaam en bloed van Christus en het delen met de broeder, die in nood verkeert.
De christelijke liefde, om niet en universeel, komt voort uit de aard van de liefde van Christus, die zijn leven voor ons heeft gegeven: 'gij moet elkaar liefhebben zoals Ik u heb liefgehad' (Joh. 13, 34) [b:Joh. 13, 34]. Dit is het 'nieuwe gebod' voor de leerlingen. In het licht van dit gebod herinnert de heilige Jakobus de rijken ernstig aan hun plichten, terwijl de heilige Johannes verklaart, dat wie de goederen van deze wereld bezit, maar zijn hart sluit voor de broeder die gebrek lijdt, niet de liefde van God in zich kan hebben wonen. De liefde tot de broeder is de toetssteen van de liefde tot God: 'Wie zijn broeder die hij ziet, niet liefheeft, kan God niet liefhebben die hij niet ziet' (1 Joh. 4, 20) [b:1 Joh. 4, 20]. De heilige Paulus benadrukt met kracht het verband dat bestaat tussen het delen in het Sacrament van het lichaam en bloed van Christus en het delen met de broeder, die in nood verkeert.
Referenties naar alinea 56: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
57
Rechtvaardigheid en liefde
De evangelische liefde en de roeping als kinderen van God, waartoe alle mensen zijn uitgenodigd, hebben de onmiddellijke en gebiedende eis tot gevolg ieder menselijk wezen in zijn rechten op leven en waardigheid te eerbiedigen. Er bestaat geen tegenstelling tussen de liefde tot de naaste en de wil tot rechtvaardigheid. Een tegenover elkaar stellen zou een verminking betekenen van zowel de liefde als de rechtvaardigheid. De betekenis van de barmhartigheid vult die van de rechtvaardigheid aan door deze te beletten zich in een kringloop van wraakneming op te sluiten.
De onrechtvaardige ongelijkheden en onderdrukkingen van allerlei aard, die vandaag miljoenen mannen en vrouwen treffen, zijn openlijk in strijd met het evangelie van Christus en mogen het geweten van geen enkel christen met rust laten.
In gehoorzaamheid aan de Geest gaat de Kerk trouw voort op de wegen van de waarachtige bevrijding. Haar leden zijn zich bewust van hun tekortkomingen en hun traagheid bij dit zoeken. Maar een menigte Christenen heeft vanaf de tijd van de apostelen haar krachten en leven ingezet voor de bevrijding uit alle vormen van onderdrukking en voor de bevordering van de menselijke waardigheid. De ervaring van de heiligen en het voorbeeld van zoveel werken in dienst van de naaste vormen een aanmoediging en een licht voor de bevrijdingsinitiatieven, die op de dag van vandaag nodig zijn.
De evangelische liefde en de roeping als kinderen van God, waartoe alle mensen zijn uitgenodigd, hebben de onmiddellijke en gebiedende eis tot gevolg ieder menselijk wezen in zijn rechten op leven en waardigheid te eerbiedigen. Er bestaat geen tegenstelling tussen de liefde tot de naaste en de wil tot rechtvaardigheid. Een tegenover elkaar stellen zou een verminking betekenen van zowel de liefde als de rechtvaardigheid. De betekenis van de barmhartigheid vult die van de rechtvaardigheid aan door deze te beletten zich in een kringloop van wraakneming op te sluiten.
De onrechtvaardige ongelijkheden en onderdrukkingen van allerlei aard, die vandaag miljoenen mannen en vrouwen treffen, zijn openlijk in strijd met het evangelie van Christus en mogen het geweten van geen enkel christen met rust laten.
In gehoorzaamheid aan de Geest gaat de Kerk trouw voort op de wegen van de waarachtige bevrijding. Haar leden zijn zich bewust van hun tekortkomingen en hun traagheid bij dit zoeken. Maar een menigte Christenen heeft vanaf de tijd van de apostelen haar krachten en leven ingezet voor de bevrijding uit alle vormen van onderdrukking en voor de bevordering van de menselijke waardigheid. De ervaring van de heiligen en het voorbeeld van zoveel werken in dienst van de naaste vormen een aanmoediging en een licht voor de bevrijdingsinitiatieven, die op de dag van vandaag nodig zijn.
Referenties naar alinea 57: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 De Kerk als volk van God van het nieuwe verbond
58
Naar de volheid van de vrijheid
Het volk van God van het nieuw verbond is de kerk van Christus. Haar wet is het gebod van de liefde. In de harten van haar leden woont de Geest als in een tempel. Zij is de kiem en aanvang van het rijk van God op deze aarde, een rijk dat zijn voltooiing zal vinden op het eind der tijden met de verrijzenis van de doden en de vernieuwing van heel de schepping. Daar het dus het handgeld van de Geest bezit, wordt het volk van God naar de volheid van de vrijheid geleid. Het nieuwe Jeruzalem, dat wij vurig verwachten, wordt terecht stad van de vrijheid genoemd in de diepste zin van het woord. Dan zal God 'alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij' (Openb. 21, 4) [b:Openb. 21, 4]. De hoop is de zekere verwachting van 'nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen' (2 Pt. 3, 13) [b:2 Pt. 3, 13].
Het volk van God van het nieuw verbond is de kerk van Christus. Haar wet is het gebod van de liefde. In de harten van haar leden woont de Geest als in een tempel. Zij is de kiem en aanvang van het rijk van God op deze aarde, een rijk dat zijn voltooiing zal vinden op het eind der tijden met de verrijzenis van de doden en de vernieuwing van heel de schepping. Daar het dus het handgeld van de Geest bezit, wordt het volk van God naar de volheid van de vrijheid geleid. Het nieuwe Jeruzalem, dat wij vurig verwachten, wordt terecht stad van de vrijheid genoemd in de diepste zin van het woord. Dan zal God 'alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij' (Openb. 21, 4) [b:Openb. 21, 4]. De hoop is de zekere verwachting van 'nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen' (2 Pt. 3, 13) [b:2 Pt. 3, 13].
Referenties naar alinea 58: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
59
De beslissende ontmoeting met Christus
De gedaanteverandering van de Kerk die aan het eind van haar pelgrimstocht is gekomen, en welke de verrezen Christus tot stand zal brengen, neemt absoluut de persoonlijke bestemming van een ieder aan het eind van zijn of haar leven niet weg. Ieder mens die voor de rechterstoel van Christus waardig wordt bevonden, omdat hij met de genade van God een goed gebruik van zijn vrije wil heeft gemaakt, zal de gelukzaligheid ontvangen. Hij zal gelijk worden aan God, omdat hij Hem zal zien zoals Hij is. De goddelijke gave van de eeuwige zaligheid is de verheffing tot de hoogste vrijheid die men zich zou kunnen voorstellen.
De gedaanteverandering van de Kerk die aan het eind van haar pelgrimstocht is gekomen, en welke de verrezen Christus tot stand zal brengen, neemt absoluut de persoonlijke bestemming van een ieder aan het eind van zijn of haar leven niet weg. Ieder mens die voor de rechterstoel van Christus waardig wordt bevonden, omdat hij met de genade van God een goed gebruik van zijn vrije wil heeft gemaakt, zal de gelukzaligheid ontvangen. Hij zal gelijk worden aan God, omdat hij Hem zal zien zoals Hij is. De goddelijke gave van de eeuwige zaligheid is de verheffing tot de hoogste vrijheid die men zich zou kunnen voorstellen.
Referenties naar alinea 59: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
60
De eschatologische verwachting en de betrokkenheid bij de aardse bevrijding
Deze verwachting doet niets af aan de betrokkenheid bij de vooruitgang van de aardse stad, maar geeft er integendeel zin en kracht aan. Natuurlijk moet met zorg onderscheid worden gemaakt tussen de aardse vooruitgang en de groei van het rijk, die niet van dezelfde orde zijn. Maar dit onderscheid is geen scheiding; de roeping van de mens tot het eeuwig leven heft niet zijn taak op de krachten en middelen aan te wenden, die hij van de Schepper heeft ontvangen om zijn aardse leven te ontwikkelen, maar bekrachtigt die. Verlicht door de Geest van de Heer, kan de Kerk van Christus in de tekenen des tijds onderscheiden, welke voor de bevrijding veelbelovend zijn en welke bedrieglijk en een hersenschim zijn. Zij roept de mens en de samenleving op de situaties van zonde en onrechtvaardigheid te overwinnen en de voorwaarden voor een waarachtige vrijheid te scheppen. Zij beseft dat al deze goede dingen: menselijke waardigheid, broederlijke eensgezindheid en vrijheid, die de vrucht zijn van inspanningen overeenkomstig de wil van God, zullen worden teruggevonden 'gezuiverd van elke smet, transparant en omgevormd, wanneer Christus aan de Vader een eeuwig, een allen en alles omvattend rijk zal teruggeven', dat een rijk van vrijheid is. De waakzame en actieve verwachting van de komst van het rijk is ook die van een eindelijk: volmaakte rechtvaardigheid voor levenden en doden, voor de mensen van alle tijden en plaatsen, die Jezus Christus, aangesteld als opperste rechter, zal invoeren. Een dergelijke belofte die alle menselijke mogelijkheden te boven gaat, houdt rechtstreeks verband met ons leven in deze wereld. Een ware rechtvaardigheid moet zich namelijk uitstrekken tot allen en antwoord geven op de onmetelijke opeenhoping van leed, waaronder alle generaties gebukt gaan. Zonder de verrijzenis van de doden en het oordeel van de Heer is er echter geen rechtvaardigheid in de volle zin van het woord. De belofte van de verrijzenis komt om niet tegemoet aan het verlangen naar echte rechtvaardigheid, dat in het menselijk hart woont.
Deze verwachting doet niets af aan de betrokkenheid bij de vooruitgang van de aardse stad, maar geeft er integendeel zin en kracht aan. Natuurlijk moet met zorg onderscheid worden gemaakt tussen de aardse vooruitgang en de groei van het rijk, die niet van dezelfde orde zijn. Maar dit onderscheid is geen scheiding; de roeping van de mens tot het eeuwig leven heft niet zijn taak op de krachten en middelen aan te wenden, die hij van de Schepper heeft ontvangen om zijn aardse leven te ontwikkelen, maar bekrachtigt die. Verlicht door de Geest van de Heer, kan de Kerk van Christus in de tekenen des tijds onderscheiden, welke voor de bevrijding veelbelovend zijn en welke bedrieglijk en een hersenschim zijn. Zij roept de mens en de samenleving op de situaties van zonde en onrechtvaardigheid te overwinnen en de voorwaarden voor een waarachtige vrijheid te scheppen. Zij beseft dat al deze goede dingen: menselijke waardigheid, broederlijke eensgezindheid en vrijheid, die de vrucht zijn van inspanningen overeenkomstig de wil van God, zullen worden teruggevonden 'gezuiverd van elke smet, transparant en omgevormd, wanneer Christus aan de Vader een eeuwig, een allen en alles omvattend rijk zal teruggeven', dat een rijk van vrijheid is. De waakzame en actieve verwachting van de komst van het rijk is ook die van een eindelijk: volmaakte rechtvaardigheid voor levenden en doden, voor de mensen van alle tijden en plaatsen, die Jezus Christus, aangesteld als opperste rechter, zal invoeren. Een dergelijke belofte die alle menselijke mogelijkheden te boven gaat, houdt rechtstreeks verband met ons leven in deze wereld. Een ware rechtvaardigheid moet zich namelijk uitstrekken tot allen en antwoord geven op de onmetelijke opeenhoping van leed, waaronder alle generaties gebukt gaan. Zonder de verrijzenis van de doden en het oordeel van de Heer is er echter geen rechtvaardigheid in de volle zin van het woord. De belofte van de verrijzenis komt om niet tegemoet aan het verlangen naar echte rechtvaardigheid, dat in het menselijk hart woont.
Referenties naar alinea 60: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 De bevrijdende zending van de Kerk
61
De Kerk en de zorgen van de mens
De Kerk heeft de vaste wil antwoord te geven op de zorgen van de hedendaagse mens, die onder zwaar machtsmisbruik en een vurig verlangen naar vrijheid gebukt gaat. Het politiek en economisch beheer van de samenleving behoort niet rechtstreeks tot haar zending. Maar de Heer heeft haar het woord van de waarheid toevertrouwd, dat in staat is het geweten te verlichten. De goddelijke liefde, welke haar leven is, moedigt haar aan werkelijk solidair te zijn met ieder mens die te lijden heeft. Wanneer haar leden trouw blijven aan deze zending, zal de Heilige Geest, als bron van vrijheid, in hen verblijven en zullen zij vruchten van gerechtigheid en vrede voortbrengen in hun gezins- en beroepsmilieu en in hun sociale omgeving.
De Kerk heeft de vaste wil antwoord te geven op de zorgen van de hedendaagse mens, die onder zwaar machtsmisbruik en een vurig verlangen naar vrijheid gebukt gaat. Het politiek en economisch beheer van de samenleving behoort niet rechtstreeks tot haar zending. Maar de Heer heeft haar het woord van de waarheid toevertrouwd, dat in staat is het geweten te verlichten. De goddelijke liefde, welke haar leven is, moedigt haar aan werkelijk solidair te zijn met ieder mens die te lijden heeft. Wanneer haar leden trouw blijven aan deze zending, zal de Heilige Geest, als bron van vrijheid, in hen verblijven en zullen zij vruchten van gerechtigheid en vrede voortbrengen in hun gezins- en beroepsmilieu en in hun sociale omgeving.
Referenties naar alinea 61: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Voor het algehele heil van de wereld
62
De zaligsprekingen en de kracht van het Evangelie
Het Evangelie is de kracht van het eeuwig leven, dat nu reeds is gegeven aan hen die het aanvaarden. Maar door nieuwe mensen voort te brengen, doordringt deze kracht de menselijke gemeenschap en haar geschiedenis, en zuivert en bezielt zo de verschillende werkzaamheden. Daardoor is zij 'wortel van de cultuur'. De door Jezus verkondigde zaligsprekingen brengen de volmaaktheid van de evangelische liefde tot uitdrukking, en deze zijn gedurende heel de geschiedenis van de kerk onophoudelijk door talrijke gedoopten en, op uitnemende wijze, door de heiligen beleefd. Te beginnen met de eerste over de armen, vormen de zaligsprekingen één geheel, dat op zijn beurt niet gescheiden mag worden van de totaliteit van de Bergrede. Daarin verklaart Jezus als de nieuwe Mozes, de tien geboden, de wet van het verbond, en geeft deze hun definitieve en volledige betekenis. Wanneer de zaligsprekingen in hun volledig verband worden gelezen en verklaard, geven zij de geest weer van het komende rijk van God. Maar in het licht van de aldus geopenbaarde definitieve bestemming van de menselijke geschiedenis komen tegelijkertijd de grondslagen van de rechtvaardigheid in de tijdelijke orde met grotere duidelijkheid naar voren. Doordat de zaligsprekingen namelijk een vertrouwen leren dat op God steunt, hoop op eeuwig leven, liefde voor de gerechtigheid en barmhartigheid welke tot vergeving en verzoening gaat, maken ze het mogelijk de tijdelijke orde in functie te stellen van een transcendente orde, welke zonder aan de eerste haar specifieke inhoud te ontnemen, daaraan de juiste maat geeft. In hun licht wordt de noodzakelijke betrokkenheid bij de aardse taken in dienst van de naaste en de mensengemeenschap dringend vereist en in haar juiste perspectief gehouden. De zaligsprekingen behoeden voor de verafgoding van de aardse goederen en voor onrechtvaardigheden, welke de tomeloze begeerte ernaar meebrengt. Zij brengen van het onwezenlijk en gevaarlijk streven af naar een volmaakte wereld, 'want de wereld die wij zien, gaat voorbij' (1 Kor. 7, 31) [b:1 Kor. 7, 31].
Het Evangelie is de kracht van het eeuwig leven, dat nu reeds is gegeven aan hen die het aanvaarden. Maar door nieuwe mensen voort te brengen, doordringt deze kracht de menselijke gemeenschap en haar geschiedenis, en zuivert en bezielt zo de verschillende werkzaamheden. Daardoor is zij 'wortel van de cultuur'. De door Jezus verkondigde zaligsprekingen brengen de volmaaktheid van de evangelische liefde tot uitdrukking, en deze zijn gedurende heel de geschiedenis van de kerk onophoudelijk door talrijke gedoopten en, op uitnemende wijze, door de heiligen beleefd. Te beginnen met de eerste over de armen, vormen de zaligsprekingen één geheel, dat op zijn beurt niet gescheiden mag worden van de totaliteit van de Bergrede. Daarin verklaart Jezus als de nieuwe Mozes, de tien geboden, de wet van het verbond, en geeft deze hun definitieve en volledige betekenis. Wanneer de zaligsprekingen in hun volledig verband worden gelezen en verklaard, geven zij de geest weer van het komende rijk van God. Maar in het licht van de aldus geopenbaarde definitieve bestemming van de menselijke geschiedenis komen tegelijkertijd de grondslagen van de rechtvaardigheid in de tijdelijke orde met grotere duidelijkheid naar voren. Doordat de zaligsprekingen namelijk een vertrouwen leren dat op God steunt, hoop op eeuwig leven, liefde voor de gerechtigheid en barmhartigheid welke tot vergeving en verzoening gaat, maken ze het mogelijk de tijdelijke orde in functie te stellen van een transcendente orde, welke zonder aan de eerste haar specifieke inhoud te ontnemen, daaraan de juiste maat geeft. In hun licht wordt de noodzakelijke betrokkenheid bij de aardse taken in dienst van de naaste en de mensengemeenschap dringend vereist en in haar juiste perspectief gehouden. De zaligsprekingen behoeden voor de verafgoding van de aardse goederen en voor onrechtvaardigheden, welke de tomeloze begeerte ernaar meebrengt. Zij brengen van het onwezenlijk en gevaarlijk streven af naar een volmaakte wereld, 'want de wereld die wij zien, gaat voorbij' (1 Kor. 7, 31) [b:1 Kor. 7, 31].
Referenties naar alinea 62: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
63
De verkondiging van het heil
De wezenlijke zending van de Kerk, welke die van Christus voortzet, is een zending van evangelisatie en verlossing. Zij put haar geestdrift uit de goddelijke liefde. De evangelisatie is de verkondiging van het heil als gave van God. Door het woord van God en de Sacramenten wordt de mens op de eerste plaats bevrijd uit de macht van de zonde en de macht van het kwaad, die hem onderdrukken, en wordt binnengevoerd in de liefdesgemeenschap met God. In navolging van haar Heer die 'in de wereld is gekomen om zondaars te redden' (1 Tim. 1, 15) [b:1 Tim. 1, 15], wil de Kerk het heil van alle mensen. Door deze zending te volbrengen leert de Kerk de weg, welke de mens in deze wereld moet bewandelen om het rijk van God binnen te gaan. Daarom strekt haar leer zich uit tot heel de morele orde en vooral tot de rechtvaardigheid die de menselijke verhoudingen moet regelen. Dit maakt deel uit van de verkondiging van het evangelie. Maar de liefde die de kerk dringt om aan allen de genadevolle deelneming aan het goddelijke leven mee te delen, doet haar ook door de doeltreffende werkzaamheden van haar leden het werkelijk tijdelijk welzijn van de mensen zoeken, hen in hun noden bijstaan, hen cultuur bijbrengen en een algehele bevrijding bevorderen van alles wat de ontwikkeling van de persoon in de weg staat. De kerk wil het welzijn van de mens in al zijn aspecten, op de eerste plaats als lid van de stad van Goden vervolgens als lid van de aardse stad.
De wezenlijke zending van de Kerk, welke die van Christus voortzet, is een zending van evangelisatie en verlossing. Zij put haar geestdrift uit de goddelijke liefde. De evangelisatie is de verkondiging van het heil als gave van God. Door het woord van God en de Sacramenten wordt de mens op de eerste plaats bevrijd uit de macht van de zonde en de macht van het kwaad, die hem onderdrukken, en wordt binnengevoerd in de liefdesgemeenschap met God. In navolging van haar Heer die 'in de wereld is gekomen om zondaars te redden' (1 Tim. 1, 15) [b:1 Tim. 1, 15], wil de Kerk het heil van alle mensen. Door deze zending te volbrengen leert de Kerk de weg, welke de mens in deze wereld moet bewandelen om het rijk van God binnen te gaan. Daarom strekt haar leer zich uit tot heel de morele orde en vooral tot de rechtvaardigheid die de menselijke verhoudingen moet regelen. Dit maakt deel uit van de verkondiging van het evangelie. Maar de liefde die de kerk dringt om aan allen de genadevolle deelneming aan het goddelijke leven mee te delen, doet haar ook door de doeltreffende werkzaamheden van haar leden het werkelijk tijdelijk welzijn van de mensen zoeken, hen in hun noden bijstaan, hen cultuur bijbrengen en een algehele bevrijding bevorderen van alles wat de ontwikkeling van de persoon in de weg staat. De kerk wil het welzijn van de mens in al zijn aspecten, op de eerste plaats als lid van de stad van Goden vervolgens als lid van de aardse stad.
Referenties naar alinea 63: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
64
Evangelisatie en bevordering van de rechtvaardigheid
Wanneer zij zich daarom uitspreekt over de bevordering van de rechtvaardigheid in de menselijke samenlevingen of er bij de gelovige leken op aandringt overeenkomstig hun roeping op dit gebied actief te zijn, wijkt de kerk niet af van haar zending. Zij is er echter op bedacht, dat deze zending niet door de zorgen ten aanzien van de tijdelijke orde in beslag wordt genomen of alleen daartoe wordt beperkt. Daarom is zij zeer bezorgd duidelijk en vastberaden de eenheid en tegelijk het verschil tussen evangelisatie en menselijke ontwikkeling te handhaven: de eenheid, omdat zij het welzijn van heel de mens zoekt; het verschil, omdat deze twee taken op verschillende gronden tot haar zending behoren.
Wanneer zij zich daarom uitspreekt over de bevordering van de rechtvaardigheid in de menselijke samenlevingen of er bij de gelovige leken op aandringt overeenkomstig hun roeping op dit gebied actief te zijn, wijkt de kerk niet af van haar zending. Zij is er echter op bedacht, dat deze zending niet door de zorgen ten aanzien van de tijdelijke orde in beslag wordt genomen of alleen daartoe wordt beperkt. Daarom is zij zeer bezorgd duidelijk en vastberaden de eenheid en tegelijk het verschil tussen evangelisatie en menselijke ontwikkeling te handhaven: de eenheid, omdat zij het welzijn van heel de mens zoekt; het verschil, omdat deze twee taken op verschillende gronden tot haar zending behoren.
Referenties naar alinea 64: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
65
Het Evangelie en de aardse werkelijkheden
Door haar eigen doel na te streven richt de kerk daarom het licht van het evangelie op de aardse werkelijkheden, opdat de menselijke persoon wordt genezen van zijn ellende en verheven tot zijn waardigheid. Daardoor wordt samenhang van de samenleving overeenkomstig de rechtvaardigheid en de vrede bevorderd en versterkt. Zo is de Kerk trouw aan haar zending, wanneer zij de afwijkingen, de vormen van slavernij en onderdrukking waarvan de mensen het slachtoffer zijn, veroordeelt. Zij is trouw aan haar zending, wanneer zij zich verzet tegen de verleidingen een vorm van sociaal leven in te voeren, waaruit God, hetzij door bewuste afwijzing of door schuldige onachtzaamheid, afwezig is. Zij is tenslotte trouw aan haar zending, wanneer zij haar oordeel uitspreekt over politieke bewegingen die de ellende en onderdrukking willen bestrijden volgens theorieën en actiemethoden die in strijd zijn met het evangelie en zich tegen de mens zelf keren. Natuurlijk brengt de evangelische moraal met de kracht van de genade nieuwe vooruitzichten en nieuwe eisen voor de mens mee. Maar zij vervolmaakt en verheft een moreel aspect, dat reeds tot de menselijke natuur behoort en waarmee de Kerk zich inlaat, omdat zij weet, dat het om een erfgoed gaat, dat aan alle mensen als zodanig gemeenschappelijk is.
Door haar eigen doel na te streven richt de kerk daarom het licht van het evangelie op de aardse werkelijkheden, opdat de menselijke persoon wordt genezen van zijn ellende en verheven tot zijn waardigheid. Daardoor wordt samenhang van de samenleving overeenkomstig de rechtvaardigheid en de vrede bevorderd en versterkt. Zo is de Kerk trouw aan haar zending, wanneer zij de afwijkingen, de vormen van slavernij en onderdrukking waarvan de mensen het slachtoffer zijn, veroordeelt. Zij is trouw aan haar zending, wanneer zij zich verzet tegen de verleidingen een vorm van sociaal leven in te voeren, waaruit God, hetzij door bewuste afwijzing of door schuldige onachtzaamheid, afwezig is. Zij is tenslotte trouw aan haar zending, wanneer zij haar oordeel uitspreekt over politieke bewegingen die de ellende en onderdrukking willen bestrijden volgens theorieën en actiemethoden die in strijd zijn met het evangelie en zich tegen de mens zelf keren. Natuurlijk brengt de evangelische moraal met de kracht van de genade nieuwe vooruitzichten en nieuwe eisen voor de mens mee. Maar zij vervolmaakt en verheft een moreel aspect, dat reeds tot de menselijke natuur behoort en waarmee de Kerk zich inlaat, omdat zij weet, dat het om een erfgoed gaat, dat aan alle mensen als zodanig gemeenschappelijk is.
Referenties naar alinea 65: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De voorkeursliefde voor de armen
66
Jezus en de armoede
Christus Jezus is, terwijl Hij rijk was, arm geworden om ons rijk te maken door zijn armoede. De heilige Paulus spreekt in deze tekst over het mysterie van de menswording van de eeuwige Zoon van God, die een sterfelijke menselijke natuur heeft willen aannemen om de mens te verlossen van zijn ellende, waarin de zonde hem had gestort. Bovendien koos Christus in zijn menselijke situatie een staat van armoede en ontbering om aan te tonen welke de ware rijkdom is, die men moet zoeken: die van de levensgemeenschap met God. Hij leerde de onthechting aan de aardse rijkdommen, opdat men naar de hemelse zou verlangen. De apostelen die Hij uitkoos, moesten ook alles verlaten en zijn ontberingen delen. Door de profeet aangekondigd als de Messias van de armen, heeft Hij juist onder hen, de geringen, de 'armen van Jahwe', die dorsten naar de gerechtigheid van het rijk, de harten gevonden die bereid waren Hem te aanvaarden. Maar Hij is ook hen nabij willen zijn die, hoewel rijk aan de goederen van deze wereld, als 'tollenaars en zondaars' van de gemeenschap waren uitgesloten, omdat Hij was gekomen om hen tot bekering te roepen. Juist deze armoede, aanvaard uit onthechting, vertrouwen op God, soberheid en bereidheid tot delen, heeft Jezus zalig verklaard.
Christus Jezus is, terwijl Hij rijk was, arm geworden om ons rijk te maken door zijn armoede. De heilige Paulus spreekt in deze tekst over het mysterie van de menswording van de eeuwige Zoon van God, die een sterfelijke menselijke natuur heeft willen aannemen om de mens te verlossen van zijn ellende, waarin de zonde hem had gestort. Bovendien koos Christus in zijn menselijke situatie een staat van armoede en ontbering om aan te tonen welke de ware rijkdom is, die men moet zoeken: die van de levensgemeenschap met God. Hij leerde de onthechting aan de aardse rijkdommen, opdat men naar de hemelse zou verlangen. De apostelen die Hij uitkoos, moesten ook alles verlaten en zijn ontberingen delen. Door de profeet aangekondigd als de Messias van de armen, heeft Hij juist onder hen, de geringen, de 'armen van Jahwe', die dorsten naar de gerechtigheid van het rijk, de harten gevonden die bereid waren Hem te aanvaarden. Maar Hij is ook hen nabij willen zijn die, hoewel rijk aan de goederen van deze wereld, als 'tollenaars en zondaars' van de gemeenschap waren uitgesloten, omdat Hij was gekomen om hen tot bekering te roepen. Juist deze armoede, aanvaard uit onthechting, vertrouwen op God, soberheid en bereidheid tot delen, heeft Jezus zalig verklaard.
Referenties naar alinea 66: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
67
Jezus en de armen
Maar Jezus heeft niet alleen de genade en vrede van God gebracht: Hij heeft ook ontelbare zieken genezen; Hij had medelijden met de menigte die niets had te eten en Hij verzadigde haar; samen met de leerlingen die Hem volgden, beoefende Hij het geven van aalmoezen. De zaligspreking over de armoede welke Hij verkondigde, kan daarom op geen enkele manier betekenen, dat christenen de armen mogen veronachtzamen, die missen wat voor het menselijk leven in deze wereld noodzakelijk is. Als resultaat en gevolg van de zonde van de mensen en van hun natuurlijke zwakheid is deze ellende een kwaad, waarvan de mensen zoveel mogelijk moeten worden bevrijd.
Maar Jezus heeft niet alleen de genade en vrede van God gebracht: Hij heeft ook ontelbare zieken genezen; Hij had medelijden met de menigte die niets had te eten en Hij verzadigde haar; samen met de leerlingen die Hem volgden, beoefende Hij het geven van aalmoezen. De zaligspreking over de armoede welke Hij verkondigde, kan daarom op geen enkele manier betekenen, dat christenen de armen mogen veronachtzamen, die missen wat voor het menselijk leven in deze wereld noodzakelijk is. Als resultaat en gevolg van de zonde van de mensen en van hun natuurlijke zwakheid is deze ellende een kwaad, waarvan de mensen zoveel mogelijk moeten worden bevrijd.
Referenties naar alinea 67: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
68
Sollicitudo Rei Socialis ->=geentekst=
De voorkeursliefde voor de armen
In zijn velerlei vormen - onderdrukking, lichamelijke kwalen en geestesziekten, en tenslotte de dood - is de menselijke nood een duidelijk teken van de natuurlijke staat van zwakheid, waarin de mens zich bevindt na de eerste zonde, en van zijn behoefte aan heil. Daarom heeft deze het medelijden van Christus de Verlosser gewekt, die hem op zich heeft willen nemen, en zich heeft willen vereenzelvigen met 'de geringsten van zijn broeders' (Mt. 25, 40.45) [b:Mt. 25, 40.45]. Daarom zijn ook degenen die onder ellende gebukt gaan, voorwerp van een voorkeursliefde van de Kerk, die zich vanaf haar ontstaan en ondanks de ontrouw van velen van haar leden steeds verplicht heeft gevoeld hen op te beuren, te verdedigen en te bevrijden. Dit heeft zij gedaan door ontelbare werken van liefdadigheid, die altijd en overal onontbeerlijk blijven. Zij heeft vervolgens door haar sociale leer [d:48], welke zij vraagt toe te passen, getracht structuurveranderingen in de samenleving te bevorderen om levensvoorwaarden te verschaffen die de menselijke persoon waardig zijn. Door de onthechting aan de rijkdommen, welke het met elkaar delen mogelijk maakt en de toegang tot het rijk verleent, getuigen de leerlingen van Jezus in hun liefde voor de armen en ongelukkigen van de liefde van de Vader zelf, die zich in de Verlosser heeft geopenbaard. Deze liefde komt van God en gaat naar God uit. De leerlingen van Christus hebben altijd in de gaven die op het altaar worden geplaatst, een gave gezien welke aan God zelf wordt geboden.
Door de armen lief te hebben getuigt de Kerk tenslotte van de waardigheid van de mens. Zij bevestigt duidelijk dat deze meer waard is door wat hij is dan door wat hij heeft. Zij getuigt dat deze waardigheid niet kan worden tenietgedaan, welke ook de situatie van ellende, verachting, verwerping en machteloosheid is, waarin een menselijk wezen terecht is gekomen. Zij toont zich solidair met hen die niet meetellen in een samenleving, waarvan zij moreel en soms ook lichamelijk zijn uitgesloten. Zij neemt hen opnieuw op in de menselijke broederschap en in de gemeenschap van de kinderen van God. De kerk buigt zich vooral met moederlijke genegenheid over de kinderen die wegens de menselijke slechtheid nooit het licht zullen zien, evenals ook over de bejaarden die eenzaam en alleen gelaten zijn.
In plaats dat de voorkeurskeuze voor de armen een teken van particularisme of sektarisme zou zijn, toont ze de universaliteit van de aard en zending van de kerk. Deze keuze sluit namelijk niemand uit.
Daarom kan de kerk zich niet uitspreken met behulp van verengende sociologische en ideologische categorieën, die van deze voorkeur een partijdige keuze van conflictueuze aard zouden maken.
In zijn velerlei vormen - onderdrukking, lichamelijke kwalen en geestesziekten, en tenslotte de dood - is de menselijke nood een duidelijk teken van de natuurlijke staat van zwakheid, waarin de mens zich bevindt na de eerste zonde, en van zijn behoefte aan heil. Daarom heeft deze het medelijden van Christus de Verlosser gewekt, die hem op zich heeft willen nemen, en zich heeft willen vereenzelvigen met 'de geringsten van zijn broeders' (Mt. 25, 40.45) [b:Mt. 25, 40.45]. Daarom zijn ook degenen die onder ellende gebukt gaan, voorwerp van een voorkeursliefde van de Kerk, die zich vanaf haar ontstaan en ondanks de ontrouw van velen van haar leden steeds verplicht heeft gevoeld hen op te beuren, te verdedigen en te bevrijden. Dit heeft zij gedaan door ontelbare werken van liefdadigheid, die altijd en overal onontbeerlijk blijven. Zij heeft vervolgens door haar sociale leer [d:48], welke zij vraagt toe te passen, getracht structuurveranderingen in de samenleving te bevorderen om levensvoorwaarden te verschaffen die de menselijke persoon waardig zijn. Door de onthechting aan de rijkdommen, welke het met elkaar delen mogelijk maakt en de toegang tot het rijk verleent, getuigen de leerlingen van Jezus in hun liefde voor de armen en ongelukkigen van de liefde van de Vader zelf, die zich in de Verlosser heeft geopenbaard. Deze liefde komt van God en gaat naar God uit. De leerlingen van Christus hebben altijd in de gaven die op het altaar worden geplaatst, een gave gezien welke aan God zelf wordt geboden.
Door de armen lief te hebben getuigt de Kerk tenslotte van de waardigheid van de mens. Zij bevestigt duidelijk dat deze meer waard is door wat hij is dan door wat hij heeft. Zij getuigt dat deze waardigheid niet kan worden tenietgedaan, welke ook de situatie van ellende, verachting, verwerping en machteloosheid is, waarin een menselijk wezen terecht is gekomen. Zij toont zich solidair met hen die niet meetellen in een samenleving, waarvan zij moreel en soms ook lichamelijk zijn uitgesloten. Zij neemt hen opnieuw op in de menselijke broederschap en in de gemeenschap van de kinderen van God. De kerk buigt zich vooral met moederlijke genegenheid over de kinderen die wegens de menselijke slechtheid nooit het licht zullen zien, evenals ook over de bejaarden die eenzaam en alleen gelaten zijn.
In plaats dat de voorkeurskeuze voor de armen een teken van particularisme of sektarisme zou zijn, toont ze de universaliteit van de aard en zending van de kerk. Deze keuze sluit namelijk niemand uit.
Daarom kan de kerk zich niet uitspreken met behulp van verengende sociologische en ideologische categorieën, die van deze voorkeur een partijdige keuze van conflictueuze aard zouden maken.
Referenties naar alinea 68: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Sollicitudo Rei Socialis ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
69
Kerkelijke basisgemeenschappen en andere groepen Christenen
De nieuwe kerkelijke basisgemeenschappen of andere groepen Christenen, die gevormd zijn om van deze evangelische liefde te getuigen, zijn een reden tot grote hoop voor de Kerk. Wanneer zij werkelijk met de plaatselijke Kerk en met de universele Kerk verenigd leven, zijn ze een authentieke uitdrukking van gemeenschap en een middel om een nog diepere gemeenschap op te bouwen. Zij zullen trouw zijn aan hun zending in zoverre ze ervoor zorgen hun leden te vormen in de volheid van het Christelijk geloof door te luisteren naar het woord van God, door trouw aan het onderricht van het leergezag, aan de hiërarchische orde van de Kerk en het sacramentele leven. Op deze voorwaarden wordt hun ervaring, welke in de betrokkenheid bij de algehele bevrijding van de mens is geworteld, een rijkdom voor heel de Kerk.
De nieuwe kerkelijke basisgemeenschappen of andere groepen Christenen, die gevormd zijn om van deze evangelische liefde te getuigen, zijn een reden tot grote hoop voor de Kerk. Wanneer zij werkelijk met de plaatselijke Kerk en met de universele Kerk verenigd leven, zijn ze een authentieke uitdrukking van gemeenschap en een middel om een nog diepere gemeenschap op te bouwen. Zij zullen trouw zijn aan hun zending in zoverre ze ervoor zorgen hun leden te vormen in de volheid van het Christelijk geloof door te luisteren naar het woord van God, door trouw aan het onderricht van het leergezag, aan de hiërarchische orde van de Kerk en het sacramentele leven. Op deze voorwaarden wordt hun ervaring, welke in de betrokkenheid bij de algehele bevrijding van de mens is geworteld, een rijkdom voor heel de Kerk.
Referenties naar alinea 69: 1
Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
70
De theologische bezinning
Op soortgelijke wijze kan een theologische bezinning, welke ontwikkeld wordt vanuit een bijzondere ervaring, een zeer positieve bijdrage vormen in zover zij het mogelijk maakt aspecten van het woord van God te doen oplichten, waarvan de hele rijkdom nog niet volledig werd waargenomen. Maar opdat deze bezinning werkelijk een lezen van de Schrift zou zijn en niet een bij voorbaat aan het woord van God toekennen van een betekenis, welke het niet inhoudt, moet de theoloog erop bedacht zijn de ervaring waarvan hij uitgaat, in het licht van de ervaring van de Kerk zelf te interpreteren. Deze ervaring van de Kerk straalt met bijzondere glans en in al haar zuiverheid in het leven van de heiligen. Het komt toe aan de herders van de Kerk om in gemeenschap met de opvolger van Petrus de authenticiteit ervan te onderscheiden.
Op soortgelijke wijze kan een theologische bezinning, welke ontwikkeld wordt vanuit een bijzondere ervaring, een zeer positieve bijdrage vormen in zover zij het mogelijk maakt aspecten van het woord van God te doen oplichten, waarvan de hele rijkdom nog niet volledig werd waargenomen. Maar opdat deze bezinning werkelijk een lezen van de Schrift zou zijn en niet een bij voorbaat aan het woord van God toekennen van een betekenis, welke het niet inhoudt, moet de theoloog erop bedacht zijn de ervaring waarvan hij uitgaat, in het licht van de ervaring van de Kerk zelf te interpreteren. Deze ervaring van de Kerk straalt met bijzondere glans en in al haar zuiverheid in het leven van de heiligen. Het komt toe aan de herders van de Kerk om in gemeenschap met de opvolger van Petrus de authenticiteit ervan te onderscheiden.
Referenties naar alinea 70: 1
Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 De sociale leer van de Kerk: voor een christelijke bevrijdingspraktijk
71
De christelijke bevrijdingspraktijk
De soteriologische dimensie van de bevrijding kan niet worden teruggebracht tot de sociaalethische dimensie, welke er een gevolg van is. Door de mens zijn werkelijke vrijheid terug te geven, legt de radicale bevrijding welke door Christus is bewerkt, hem een taak op de christelijke praktijk, welke de concrete toepassing is van het grote gebod van de liefde. Dit is het hoogste beginsel van de christelijke sociale moraal, die gebaseerd is op het Evangelie en op heel de traditie vanaf de apostolische tijd en het tijdperk van de kerkvaders tot de recente verklaringen van het leergezag.
De grote uitdagingen van onze tijd vormen een dringende oproep deze leer over het handelen in praktijk te brengen.
De soteriologische dimensie van de bevrijding kan niet worden teruggebracht tot de sociaalethische dimensie, welke er een gevolg van is. Door de mens zijn werkelijke vrijheid terug te geven, legt de radicale bevrijding welke door Christus is bewerkt, hem een taak op de christelijke praktijk, welke de concrete toepassing is van het grote gebod van de liefde. Dit is het hoogste beginsel van de christelijke sociale moraal, die gebaseerd is op het Evangelie en op heel de traditie vanaf de apostolische tijd en het tijdperk van de kerkvaders tot de recente verklaringen van het leergezag.
De grote uitdagingen van onze tijd vormen een dringende oproep deze leer over het handelen in praktijk te brengen.
Referenties naar alinea 71: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 De aard van de sociale leer van de Kerk
72
Sollicitudo Rei Socialis ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken ->=geentekst=
De evangelische boodschap van het sociale leven
De sociale leer van de Kerk is voortgekomen uit de ontmoeting van de evangelische boodschap en haar eisen,die kort worden samengevat in het grootste gebod van de liefde tot God en de naaste en in de rechtvaardigheid, (Mt. 22, 37-40; Rom. 13, 8-10) [[b:Mt. 22, 37-40; Rom. 13, 8-10]] met de problemen die uit het leven van de samenleving voortvloeien. Zij is tot leer geworden, door gebruik te maken van de bronnen van wijsheid en van de menswetenschappen; zij gaat over de ethische aspecten van dit leven en houdt de nodige rekening met de technische aspecten, maar altijd om ze vanuit moreel gezichtspunt te beoordelen. Daar deze leer in wezen op het handelen gericht is, ontwikkelt ze zich overeenkomstig de veranderende omstandigheden van de geschiedenis. Juist daarom laat ze, hoewel ingegeven door beginselen die altijd geldig zijn, wisselende beoordelingen toe. In plaats van een gesloten stelsel te vormen, blijft ze steeds open voor de nieuwe vragen die zich voortdurend aandienen en vereist de bijdrage van alle charisma's, ervaringen en kundigheden. Als 'deskundige in menselijkheid' biedt de Kerk met haar sociale leer een geheel van beginselen tot bezinning en beoordelingsnormen vgl: Octogesima Adveniens [[[809|4]]] vgl: Tot de Bisschoppen van Latijns-Amerika bij de Opening van hun derde conferentie in Puebla (Mexico) [[[1508|19]]] en vandaar uit richtlijnen tot handelen, vgl: Mater et Magistra [[[90|240-241]]] om de grondige veranderingen te verwezenlijken, welke de situaties van ellende en onrechtvaardigheid vereisen, en wel op een wijze die bijdraagt aan het echte welzijn van de mensen.
De sociale leer van de Kerk is voortgekomen uit de ontmoeting van de evangelische boodschap en haar eisen,die kort worden samengevat in het grootste gebod van de liefde tot God en de naaste en in de rechtvaardigheid, (Mt. 22, 37-40; Rom. 13, 8-10) [[b:Mt. 22, 37-40; Rom. 13, 8-10]] met de problemen die uit het leven van de samenleving voortvloeien. Zij is tot leer geworden, door gebruik te maken van de bronnen van wijsheid en van de menswetenschappen; zij gaat over de ethische aspecten van dit leven en houdt de nodige rekening met de technische aspecten, maar altijd om ze vanuit moreel gezichtspunt te beoordelen. Daar deze leer in wezen op het handelen gericht is, ontwikkelt ze zich overeenkomstig de veranderende omstandigheden van de geschiedenis. Juist daarom laat ze, hoewel ingegeven door beginselen die altijd geldig zijn, wisselende beoordelingen toe. In plaats van een gesloten stelsel te vormen, blijft ze steeds open voor de nieuwe vragen die zich voortdurend aandienen en vereist de bijdrage van alle charisma's, ervaringen en kundigheden. Als 'deskundige in menselijkheid' biedt de Kerk met haar sociale leer een geheel van beginselen tot bezinning en beoordelingsnormen vgl: Octogesima Adveniens [[[809|4]]] vgl: Tot de Bisschoppen van Latijns-Amerika bij de Opening van hun derde conferentie in Puebla (Mexico) [[[1508|19]]] en vandaar uit richtlijnen tot handelen, vgl: Mater et Magistra [[[90|240-241]]] om de grondige veranderingen te verwezenlijken, welke de situaties van ellende en onrechtvaardigheid vereisen, en wel op een wijze die bijdraagt aan het echte welzijn van de mensen.
Referenties naar alinea 72: 9
Sollicitudo Rei Socialis ->=geentekst=Sollicitudo Rei Socialis ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
73
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Grondbeginselen
Het hoogste gebod van de liefde leidt tot de volle erkenning van de waardigheid van ieder mens, die naar het beeld van God is geschapen. Uit deze waardigheid vloeien natuurlijke rechten en plichten voort. In het licht van het beeld van God komt de vrijheid als wezenlijke eigenschap van de menselijke persoon in heel haar diepte naar voren: de personen zijn de actieve en verantwoordelijke subjecten van het sociale leven. vgl: Gaudium et Spes [[[575|25]]] Met de waardigheid van de mens als grondslag, zijn het solidariteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel nauw verbonden. Krachtens het eerste moet de mens met zijn medemensen bijdragen aan het algemeen welzijn van de samenleving op alle niveaus. vgl: Mater et Magistra [[[90|150-156]]] Daarom verzet de leer van de Kerk zich tegen alle vormen van sociaal of politiek individualisme. Krachtens het tweede mogen noch de staat noch enige samenleving zich ooit het initiatief en de verantwoordelijkheid toe-eigenen van personen en tussenliggende gemeenschappen op die gebieden waar zij zelf kunnen handelen, noch de nodige ruimte voor hun vrijheid teniet doen. vgl: Quadragesimo Anno [[[652|79-80]]] vgl: Mater et Magistra [[[90]]] vgl: Pacem in Terris [[[53]]] Daarom verzet de sociale leer van de Kerk zich tegen alle vormen van collectivisme.
Het hoogste gebod van de liefde leidt tot de volle erkenning van de waardigheid van ieder mens, die naar het beeld van God is geschapen. Uit deze waardigheid vloeien natuurlijke rechten en plichten voort. In het licht van het beeld van God komt de vrijheid als wezenlijke eigenschap van de menselijke persoon in heel haar diepte naar voren: de personen zijn de actieve en verantwoordelijke subjecten van het sociale leven. vgl: Gaudium et Spes [[[575|25]]] Met de waardigheid van de mens als grondslag, zijn het solidariteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel nauw verbonden. Krachtens het eerste moet de mens met zijn medemensen bijdragen aan het algemeen welzijn van de samenleving op alle niveaus. vgl: Mater et Magistra [[[90|150-156]]] Daarom verzet de leer van de Kerk zich tegen alle vormen van sociaal of politiek individualisme. Krachtens het tweede mogen noch de staat noch enige samenleving zich ooit het initiatief en de verantwoordelijkheid toe-eigenen van personen en tussenliggende gemeenschappen op die gebieden waar zij zelf kunnen handelen, noch de nodige ruimte voor hun vrijheid teniet doen. vgl: Quadragesimo Anno [[[652|79-80]]] vgl: Mater et Magistra [[[90]]] vgl: Pacem in Terris [[[53]]] Daarom verzet de sociale leer van de Kerk zich tegen alle vormen van collectivisme.
Referenties naar alinea 73: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
74
Beoordelingsnormen
Deze beginselen zijn de grondslag van de normen om situaties, structuren en sociale stelsels te beoordelen. Zo aarzelt de Kerk niet levenssituaties te veroordelen, die de waardigheid en vrijheid van de mens aantasten. Deze normen maken het bovendien mogelijk de waarde van de structuren te beoordelen. Deze zijn een geheel van instellingen en praktijken die de mensen op nationaal en internationaal vlak als reeds bestaand aantreffen of ze scheppen, en die richting geven aan het economische, sociale en politieke leven of dat organiseren. Op zich noodzakelijk, hebben ze dikwijls de neiging te verstarren en vaste vorm aan te nemen in mechanismen die betrekkelijk onafhankelijk zijn van de menselijke wil en op die manier de sociale ontwikkeling verlammen of doen ontaarden en het onrecht veroorzaken. Zij hangen echter altijd van de verantwoordelijkheid van de mens af, die ze kan wijzigen, en niet van een zogenaamd historisch determinisme. Wanneer ze overeenkomen met de natuurwet en gericht zijn op het algemeen welzijn, waarborgen de instellingen en wellen de vrijheid van de personen en de bevordering ervan. Niet alle dwingende aspecten van de wet kunnen worden veroordeeld, noch de duurzaamheid van een rechtsstaat welke die naam waard is. Men kan daarom spreken van structuren die door de zonde zijn getekend, terwijl de structuren als zodanig niet kunnen worden veroordeeld. Genoemde beoordelingsnormen betreffen ook de economische, sociale en politieke stelsels. De sociale leer van de Kerk stelt geen speciaal stelsel voor, maar in het licht van haar grondbeginselen vermag zij vooral te zien in hoeverre de bestaande stelsels al of niet overeenstemmen met de eisen van de menselijke waardigheid.
Deze beginselen zijn de grondslag van de normen om situaties, structuren en sociale stelsels te beoordelen. Zo aarzelt de Kerk niet levenssituaties te veroordelen, die de waardigheid en vrijheid van de mens aantasten. Deze normen maken het bovendien mogelijk de waarde van de structuren te beoordelen. Deze zijn een geheel van instellingen en praktijken die de mensen op nationaal en internationaal vlak als reeds bestaand aantreffen of ze scheppen, en die richting geven aan het economische, sociale en politieke leven of dat organiseren. Op zich noodzakelijk, hebben ze dikwijls de neiging te verstarren en vaste vorm aan te nemen in mechanismen die betrekkelijk onafhankelijk zijn van de menselijke wil en op die manier de sociale ontwikkeling verlammen of doen ontaarden en het onrecht veroorzaken. Zij hangen echter altijd van de verantwoordelijkheid van de mens af, die ze kan wijzigen, en niet van een zogenaamd historisch determinisme. Wanneer ze overeenkomen met de natuurwet en gericht zijn op het algemeen welzijn, waarborgen de instellingen en wellen de vrijheid van de personen en de bevordering ervan. Niet alle dwingende aspecten van de wet kunnen worden veroordeeld, noch de duurzaamheid van een rechtsstaat welke die naam waard is. Men kan daarom spreken van structuren die door de zonde zijn getekend, terwijl de structuren als zodanig niet kunnen worden veroordeeld. Genoemde beoordelingsnormen betreffen ook de economische, sociale en politieke stelsels. De sociale leer van de Kerk stelt geen speciaal stelsel voor, maar in het licht van haar grondbeginselen vermag zij vooral te zien in hoeverre de bestaande stelsels al of niet overeenstemmen met de eisen van de menselijke waardigheid.
Referenties naar alinea 74: 1
Caritas in Veritate ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
75
Voorrang aan personen boven structuren
De Kerk is zich natuurlijk bewust van de ingewikkeldheid van de problemen waaraan de samenlevingen het hoofd moeten bieden en van de moeilijkheden om er geschikte oplossingen voor te vinden. Toch meent zij, dat op de eerste plaats een beroep moet worden gedaan op de geestelijke en morele vermogens van de persoon en de voortdurende eis tot innerlijke bekering, wanneer men economische en sociale veranderingen wil bereiken, die werkelijk ten dienste van de mensen slaan. De voorrang welke aan de structuren en de technische organisatie wordt gegeven boven de persoon en de eisen van zijn waardigheid, is de uiting van een materialistische antropologie en is in strijd met de opbouw van een rechtvaardige sociale orde. vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|18]]] vgl: XI, 9: AAS 76 (1984), p. 901 [[[1092|82]]] Maar de voorrang welke aan de vrijheid en de bekering van het hart wordt toegekend, neemt op geen enkele manier de noodzaak weg de onrechtvaardige structuren te veranderen. Het is daarom volledig terecht, dat zij die lijden onder onderdrukking van de kant van de rijken of de politieke machten, zich met moreel geoorloofde middelen te weer stellen om structuren en instellingen te verkrijgen, waarbinnen hun rechten werkelijk worden geëerbiedigd. Staan blijft niettemin, dat de structuren die aangebracht zijn voor het welzijn van personen, deze op zich alleen niet kan bieden en waarborgen. Het bewijs hiervan is de corruptie die in bepaalde landen de leiders en de staatsbureaucratie aantast en elk oprecht sociaal leven vernietigt. De morele onkreukbaarheid is een voorwaarde voor een gezonde samenleving. Er moet dus evenzeer aan de bekering van de harten worden gewerkt als aan de verbetering van de structuren, omdat de zonde die aan de oorsprong van de onrechtvaardige situaties staat, in haar eigenlijke en eerste betekenis een wilsdaad is, die voorkomt uit de vrijheid van de persoon. En alleen in afgeleide en bijkomstige zin wordt ze toegepast op de structuren en kan van 'sociale zonde' worden gesproken. vgl: Reconciliatio et paenitentia [[[759|16]]] In het bevrijdingsproces mag men bovendien de historische situatie niet buiten beschouwing laten, noch de culturele eigenheid van een volk aantasten. Bijgevolg mag men geen groepen tijdelijk hun gang laten gaan en nog minder hen actief steunen, die zich met geweld of door manipulatie van de openbare mening meester maken van het staatsapparaat en aan de gemeenschap wederrechtelijk een geïmporteerde ideologie opleggen, die met de echte culturele waarden van het volk in strijd is. vgl: Octogesima Adveniens [[[809|25]]] In dit verband is het op zijn plaats aan de ernstige morele en politieke verantwoordelijkheid van de intellectuelen te herinneren.
De Kerk is zich natuurlijk bewust van de ingewikkeldheid van de problemen waaraan de samenlevingen het hoofd moeten bieden en van de moeilijkheden om er geschikte oplossingen voor te vinden. Toch meent zij, dat op de eerste plaats een beroep moet worden gedaan op de geestelijke en morele vermogens van de persoon en de voortdurende eis tot innerlijke bekering, wanneer men economische en sociale veranderingen wil bereiken, die werkelijk ten dienste van de mensen slaan. De voorrang welke aan de structuren en de technische organisatie wordt gegeven boven de persoon en de eisen van zijn waardigheid, is de uiting van een materialistische antropologie en is in strijd met de opbouw van een rechtvaardige sociale orde. vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|18]]] vgl: XI, 9: AAS 76 (1984), p. 901 [[[1092|82]]] Maar de voorrang welke aan de vrijheid en de bekering van het hart wordt toegekend, neemt op geen enkele manier de noodzaak weg de onrechtvaardige structuren te veranderen. Het is daarom volledig terecht, dat zij die lijden onder onderdrukking van de kant van de rijken of de politieke machten, zich met moreel geoorloofde middelen te weer stellen om structuren en instellingen te verkrijgen, waarbinnen hun rechten werkelijk worden geëerbiedigd. Staan blijft niettemin, dat de structuren die aangebracht zijn voor het welzijn van personen, deze op zich alleen niet kan bieden en waarborgen. Het bewijs hiervan is de corruptie die in bepaalde landen de leiders en de staatsbureaucratie aantast en elk oprecht sociaal leven vernietigt. De morele onkreukbaarheid is een voorwaarde voor een gezonde samenleving. Er moet dus evenzeer aan de bekering van de harten worden gewerkt als aan de verbetering van de structuren, omdat de zonde die aan de oorsprong van de onrechtvaardige situaties staat, in haar eigenlijke en eerste betekenis een wilsdaad is, die voorkomt uit de vrijheid van de persoon. En alleen in afgeleide en bijkomstige zin wordt ze toegepast op de structuren en kan van 'sociale zonde' worden gesproken. vgl: Reconciliatio et paenitentia [[[759|16]]] In het bevrijdingsproces mag men bovendien de historische situatie niet buiten beschouwing laten, noch de culturele eigenheid van een volk aantasten. Bijgevolg mag men geen groepen tijdelijk hun gang laten gaan en nog minder hen actief steunen, die zich met geweld of door manipulatie van de openbare mening meester maken van het staatsapparaat en aan de gemeenschap wederrechtelijk een geïmporteerde ideologie opleggen, die met de echte culturele waarden van het volk in strijd is. vgl: Octogesima Adveniens [[[809|25]]] In dit verband is het op zijn plaats aan de ernstige morele en politieke verantwoordelijkheid van de intellectuelen te herinneren.
Referenties naar alinea 75: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
76
Richtlijnen voor het handelen
De grondbeginselen en beoordelingsnormen inspireren de richtlijnen voor het handelen, daar het algemeen welzijn van de menselijke samenleving in dienst staat van personen, moeten de actiemiddelen in overeenstemming zijn met de waardigheid van de mens en de vorming tot vrijheid bevorderen. En dit is een veilige beoordelings- en actienorm: er is geen echte bevrijding, wanneer niet vanaf het begin de rechten van de vrijheid worden geëerbiedigd. In het stelselmatig grijpen naar geweld, dat als onvermijdelijke weg tot bevrijding wordt voorgesteld, moet als een verwoestende illusie worden veroordeeld, welke de weg baant voor nieuwe vormen van slavernij. Met gelijke kracht zal men het geweld moeten veroordelen, dat door de bezitters tegen de armen wordt gebruikt, de willekeur van de politie, evenals ook elke vorm van geweld die tot regeringssysteem is verheven. Op deze gebieden moet men lering weten te trekken uit de tragische ervaringen welke de geschiedenis van onze eeuw heeft opgedaan en nog altijd opdoet. Ook kan de schuldige lijdzaamheid van de openbare machten in bepaalde democratieën niet worden toegelaten, waar de sociale situatie van een groot aantal mannen en vrouwen geenszins overeenkomt met hetgeen de grondwettelijk gewaarborgde individuele en sociale rechten eisen.
De grondbeginselen en beoordelingsnormen inspireren de richtlijnen voor het handelen, daar het algemeen welzijn van de menselijke samenleving in dienst staat van personen, moeten de actiemiddelen in overeenstemming zijn met de waardigheid van de mens en de vorming tot vrijheid bevorderen. En dit is een veilige beoordelings- en actienorm: er is geen echte bevrijding, wanneer niet vanaf het begin de rechten van de vrijheid worden geëerbiedigd. In het stelselmatig grijpen naar geweld, dat als onvermijdelijke weg tot bevrijding wordt voorgesteld, moet als een verwoestende illusie worden veroordeeld, welke de weg baant voor nieuwe vormen van slavernij. Met gelijke kracht zal men het geweld moeten veroordelen, dat door de bezitters tegen de armen wordt gebruikt, de willekeur van de politie, evenals ook elke vorm van geweld die tot regeringssysteem is verheven. Op deze gebieden moet men lering weten te trekken uit de tragische ervaringen welke de geschiedenis van onze eeuw heeft opgedaan en nog altijd opdoet. Ook kan de schuldige lijdzaamheid van de openbare machten in bepaalde democratieën niet worden toegelaten, waar de sociale situatie van een groot aantal mannen en vrouwen geenszins overeenkomt met hetgeen de grondwettelijk gewaarborgde individuele en sociale rechten eisen.
Referenties naar alinea 76: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
77
Strijd voor de rechtvaardigheid
Wanneer zij de oprichting en het werk van verenigingen aanmoedigt, zoals de vakbonden die vechten voor de verdediging van de rechten en rechtmatige belangen van de werknemers en voor de rechtvaardigheid, staat de Kerk daarmee niet de theorie toe, welke in de klassenstrijd de structurele drijfkracht van het sociale leven ziet. De actie welke zij aanbeveelt, is niet de strijd van de ene klasse tegen de ander om de uitschakeling van de tegenstander te bereiken; deze gaat niet uit van de misplaatste onderworpenheid aan een vermeende wet van de geschiedenis. Het is een eerlijke en billijke strijd met het oog op de sociale rechtvaardigheid en solidariteit. vgl: 20 [[[712]]] vgl: VII, 8; VIII, 5-9; XI, 11-14: AAS 76 (1984), pp. 891-892, 894-895 and 901-902 [[[1092|59.69-73.113-116]]] De christen moet altijd de voorkeur geven aan de weg van de dialoog en het onderling overleg. Christus heeft ons het gebod van de liefde tot de vijanden gegeven. (Mt. 5, 44; Lc. 6, 27-28.35) [[b:Mt. 5, 44; Lc. 6, 27-28.35]] Daarom is de bevrijding in de geest van het Evangelie onverenigbaar met het haten van de ander, zowel individueel als collectief, het haten van de vijand inbegrepen.
Wanneer zij de oprichting en het werk van verenigingen aanmoedigt, zoals de vakbonden die vechten voor de verdediging van de rechten en rechtmatige belangen van de werknemers en voor de rechtvaardigheid, staat de Kerk daarmee niet de theorie toe, welke in de klassenstrijd de structurele drijfkracht van het sociale leven ziet. De actie welke zij aanbeveelt, is niet de strijd van de ene klasse tegen de ander om de uitschakeling van de tegenstander te bereiken; deze gaat niet uit van de misplaatste onderworpenheid aan een vermeende wet van de geschiedenis. Het is een eerlijke en billijke strijd met het oog op de sociale rechtvaardigheid en solidariteit. vgl: 20 [[[712]]] vgl: VII, 8; VIII, 5-9; XI, 11-14: AAS 76 (1984), pp. 891-892, 894-895 and 901-902 [[[1092|59.69-73.113-116]]] De christen moet altijd de voorkeur geven aan de weg van de dialoog en het onderling overleg. Christus heeft ons het gebod van de liefde tot de vijanden gegeven. (Mt. 5, 44; Lc. 6, 27-28.35) [[b:Mt. 5, 44; Lc. 6, 27-28.35]] Daarom is de bevrijding in de geest van het Evangelie onverenigbaar met het haten van de ander, zowel individueel als collectief, het haten van de vijand inbegrepen.
Referenties naar alinea 77: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
78
De mythe van de revolutie
De situaties van ernstige onrechtvaardigheid vragen de moed tot diepgaande veranderingen en de afschaffing van onrechtvaardige voorrechten. Maar zij die de weg van de hervormingen verdacht maken ten gunste van de mythe van de revolutie, koesteren niet alleen de illusie, dat opheffing van een onrechtvaardige situatie op zich volstaat om een menselijker samenleving tot stand te brengen, maar bevorderen ook de opkomst van totalitaire regimes. vgl: XI, 10: AAS 76 (1984), pp. 905-906 [[[1092|112]]] De strijd tegen onrechtvaardigheden heeft geen zin, wanneer ze niet wordt gevoerd met de bedoeling een nieuwe sociale en politieke orde in te voeren, welke in overeenstemming is met de eisen van de rechtvaardigheid. Deze moeten reeds de etappen van de invoering kenmerken. Er bestaat een moraliteit van de middelen. vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla [[[1595]]] vgl: Keer terug van de weg van het geweld [[[1214]]]
De situaties van ernstige onrechtvaardigheid vragen de moed tot diepgaande veranderingen en de afschaffing van onrechtvaardige voorrechten. Maar zij die de weg van de hervormingen verdacht maken ten gunste van de mythe van de revolutie, koesteren niet alleen de illusie, dat opheffing van een onrechtvaardige situatie op zich volstaat om een menselijker samenleving tot stand te brengen, maar bevorderen ook de opkomst van totalitaire regimes. vgl: XI, 10: AAS 76 (1984), pp. 905-906 [[[1092|112]]] De strijd tegen onrechtvaardigheden heeft geen zin, wanneer ze niet wordt gevoerd met de bedoeling een nieuwe sociale en politieke orde in te voeren, welke in overeenstemming is met de eisen van de rechtvaardigheid. Deze moeten reeds de etappen van de invoering kenmerken. Er bestaat een moraliteit van de middelen. vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla [[[1595]]] vgl: Keer terug van de weg van het geweld [[[1214]]]
Referenties naar alinea 78: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
79
Een laatste uitweg
Deze beginselen moeten vooral worden geëerbiedigd in het uiterste geval, dat men zijn toevlucht neemt tot de gewapende strijd, hetgeen het leergezag heeft aangeduid als laatste middel om een eind te maken aan een 'evidente en langdurige tirannie, die de elementaire rechten van de menselijke persoon met voeten treedt en het algemeen welzijn van liet land zware schade toebrengt'. Populorum Progressio [[266|31]] vgl: Firmissimam Constantiam - Nos Muy Conocida [[[1333]]] De concrete toepassing van dit middel mag echter alleen worden overwogen na een zeer strenge beoordeling van de situatie. Wegens de voortdurende ontwikkeling van de aangewende technieken en de toenemende ernst van de gevaren welke het grijpen naar geweid inhoudt, opent wat vandaag 'lijdzaam verzet' wordt genoemd, een weg welke meer overeenkomt met de morele beginselen en niet minder succes belooft. Nooit kan worden toegestaan, noch van de kant van de overheid, noch van de kant van opstandige groepen, dat men zijn toevlucht neemt tot misdadige middelen zoals represailles tegen de bevolkingen, marteling, methoden van terrorisme en van berekende provocatie om tijdens volksbetogingen de dood van mensen te veroorzaken. Eveneens zijn de afschuwelijke lastercampagnes ontoelaatbaar, die een persoon geestelijk of moreel kunnen vernietigen.
Deze beginselen moeten vooral worden geëerbiedigd in het uiterste geval, dat men zijn toevlucht neemt tot de gewapende strijd, hetgeen het leergezag heeft aangeduid als laatste middel om een eind te maken aan een 'evidente en langdurige tirannie, die de elementaire rechten van de menselijke persoon met voeten treedt en het algemeen welzijn van liet land zware schade toebrengt'. Populorum Progressio [[266|31]] vgl: Firmissimam Constantiam - Nos Muy Conocida [[[1333]]] De concrete toepassing van dit middel mag echter alleen worden overwogen na een zeer strenge beoordeling van de situatie. Wegens de voortdurende ontwikkeling van de aangewende technieken en de toenemende ernst van de gevaren welke het grijpen naar geweid inhoudt, opent wat vandaag 'lijdzaam verzet' wordt genoemd, een weg welke meer overeenkomt met de morele beginselen en niet minder succes belooft. Nooit kan worden toegestaan, noch van de kant van de overheid, noch van de kant van opstandige groepen, dat men zijn toevlucht neemt tot misdadige middelen zoals represailles tegen de bevolkingen, marteling, methoden van terrorisme en van berekende provocatie om tijdens volksbetogingen de dood van mensen te veroorzaken. Eveneens zijn de afschuwelijke lastercampagnes ontoelaatbaar, die een persoon geestelijk of moreel kunnen vernietigen.
Referenties naar alinea 79: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
80
De rol van de leken
Het komt niet aan de herders van de Kerk toe rechtstreeks in te grijpen in de politieke opzet en organisatie van het sociale leven. Deze taak behoort tot de roeping van de leken, die samen met hun medeburgers op eigen initiatief handelen. vgl: nr. 3 [[[575|76]]] vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|7]]] Zij moeten bij het vervullen daarvan beseffen, dat het doel van de Kerk de verbreiding is van het rijk van Christus, opdat alle mensen worden gered en de wereld door hen werkelijk op Christus wordt gericht. vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|20]]] Het heilswerk blijkt zo onverbrekelijk verbonden met de taak de menselijke levensomstandigheden in deze wereld te verbeteren en te verheffen. Het onderscheid tussen de bovennatuurlijke orde van het heil en de tijdelijke orde van het menselijk leven moet worden gezien binnen het ene plan van God om alles in Christus weer samen te brengen. Daarom moet de leek, die tegelijk gelovige en burger is, zich op beide terreinen voortdurend laten leiden door zijn christelijk geweten. vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|5]]] Het sociaal handelen dat een verscheidenheid van concrete wegen kan omvatten, moet altijd gericht zijn op het algemeen welzijn en overeenkomen met de evangelische boodschap en de leer van de Kerk. Vermeden zal moeten worden, dat het verschil van keuzen de zin tot samenwerking schaadt en tot verlamming van de inspanningen leidt en verwarring onder het christenvolk veroorzaakt. De richting welke de sociale leer van de Kerk aangeeft, moet het verwerven van de onontbeerlijke technische en wetenschappelijke deskundigheden aanmoedigen. Ze moet ook het streven naar morele karaktervorming en verdieping van het geestelijk leven stimuleren. Hoewel zij beginselen en raadgevingen verstrekt, ontslaat deze leer niet van de vorming tot politieke omzichtigheid, welke voor het bestuur en beheer van de menselijke werkelijkheden is vereist.
Het komt niet aan de herders van de Kerk toe rechtstreeks in te grijpen in de politieke opzet en organisatie van het sociale leven. Deze taak behoort tot de roeping van de leken, die samen met hun medeburgers op eigen initiatief handelen. vgl: nr. 3 [[[575|76]]] vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|7]]] Zij moeten bij het vervullen daarvan beseffen, dat het doel van de Kerk de verbreiding is van het rijk van Christus, opdat alle mensen worden gered en de wereld door hen werkelijk op Christus wordt gericht. vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|20]]] Het heilswerk blijkt zo onverbrekelijk verbonden met de taak de menselijke levensomstandigheden in deze wereld te verbeteren en te verheffen. Het onderscheid tussen de bovennatuurlijke orde van het heil en de tijdelijke orde van het menselijk leven moet worden gezien binnen het ene plan van God om alles in Christus weer samen te brengen. Daarom moet de leek, die tegelijk gelovige en burger is, zich op beide terreinen voortdurend laten leiden door zijn christelijk geweten. vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|5]]] Het sociaal handelen dat een verscheidenheid van concrete wegen kan omvatten, moet altijd gericht zijn op het algemeen welzijn en overeenkomen met de evangelische boodschap en de leer van de Kerk. Vermeden zal moeten worden, dat het verschil van keuzen de zin tot samenwerking schaadt en tot verlamming van de inspanningen leidt en verwarring onder het christenvolk veroorzaakt. De richting welke de sociale leer van de Kerk aangeeft, moet het verwerven van de onontbeerlijke technische en wetenschappelijke deskundigheden aanmoedigen. Ze moet ook het streven naar morele karaktervorming en verdieping van het geestelijk leven stimuleren. Hoewel zij beginselen en raadgevingen verstrekt, ontslaat deze leer niet van de vorming tot politieke omzichtigheid, welke voor het bestuur en beheer van de menselijke werkelijkheden is vereist.
Referenties naar alinea 80: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Evangelische eisen tot een diepgaande verandering
81
De noodzaak van culturele verandering
De christenen die aan de verwezenlijking werken van deze "beschaving van de liefde", die heel de ethisch-culturele erfenis van het Evangelie samenvat, staan voor een nooit eerder beleefde uitdaging. Deze taak vraagt een nieuwe bezinning op wat de verhouding is tussen het grootste gebod van de liefde en de sociale orde in heel haar ingewikkeldheid. Het directe besluit van deze bezinning is het uitwerken en uitvoeren van gewaagde actieprogramma's met het oog op de sociale en economische bevrijding van miljoenen mannen en vrouwen, die in een onduldbare situatie van economische, sociale en politieke onderdrukking verkeren. Deze actie moet beginnen met een zeer grote inspanning op het gebied van de vorming: vorming tot beschaving van de arbeid, vorming tot solidariteit, toegang van allen tot de cultuur.
De christenen die aan de verwezenlijking werken van deze "beschaving van de liefde", die heel de ethisch-culturele erfenis van het Evangelie samenvat, staan voor een nooit eerder beleefde uitdaging. Deze taak vraagt een nieuwe bezinning op wat de verhouding is tussen het grootste gebod van de liefde en de sociale orde in heel haar ingewikkeldheid. Het directe besluit van deze bezinning is het uitwerken en uitvoeren van gewaagde actieprogramma's met het oog op de sociale en economische bevrijding van miljoenen mannen en vrouwen, die in een onduldbare situatie van economische, sociale en politieke onderdrukking verkeren. Deze actie moet beginnen met een zeer grote inspanning op het gebied van de vorming: vorming tot beschaving van de arbeid, vorming tot solidariteit, toegang van allen tot de cultuur.
Referenties naar alinea 81: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
82
Het evangelie van de arbeid
Het leven van Jezus in Nazareth, een werkelijk "evangelie van de arbeid", biedt het levende voorbeeld en beginsel van de radicale culturele verandering, welke onontbeerlijk is om de ernstige problemen op te lossen, die onze tijd het hoofd moet bieden. Hij die, ofschoon Hij God was, in alles aan ons gelijk werd, besteedde het grootste deel van zijn aardse leven aan handenarbeid. vgl: Laborem Exercens [[[712|6]]] De cultuur waarop onze tijd wacht, moet worden gekenmerkt door de volledige erkenning van de waardigheid van de menselijke arbeid, welke in al zijn adel en vruchtbaarheid naar voren komt in het licht van de mysteries van schepping en verlossing. vgl: Laborem Exercens [[[712|24-27]]] Erkend als uitdrukking van de persoon, wordt de arbeid een bron van zin en creatieve kracht.
Het leven van Jezus in Nazareth, een werkelijk "evangelie van de arbeid", biedt het levende voorbeeld en beginsel van de radicale culturele verandering, welke onontbeerlijk is om de ernstige problemen op te lossen, die onze tijd het hoofd moet bieden. Hij die, ofschoon Hij God was, in alles aan ons gelijk werd, besteedde het grootste deel van zijn aardse leven aan handenarbeid. vgl: Laborem Exercens [[[712|6]]] De cultuur waarop onze tijd wacht, moet worden gekenmerkt door de volledige erkenning van de waardigheid van de menselijke arbeid, welke in al zijn adel en vruchtbaarheid naar voren komt in het licht van de mysteries van schepping en verlossing. vgl: Laborem Exercens [[[712|24-27]]] Erkend als uitdrukking van de persoon, wordt de arbeid een bron van zin en creatieve kracht.
Referenties naar alinea 82: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
83
Een echte beschaving van de arbeid
De oplossing van het grootste deel van de ernstige problemen van de ellende wordt gevonden in de bevordering van een echte beschaving van de arbeid. De arbeid is in zekere zin de sleutel tot heel de sociale kwestie. vgl: Laborem Exercens [[[712|3]]] vgl: Tot het tweede Nationale Congres te Loreto [[[1480]]] Daarom moet bij voorkeur op het gebied van de arbeid een bevrijdingsactie tot vrijheid worden ondernomen. Daar de verhouding tussen de menselijke persoon en de arbeid wezenlijk is en van levensbelang, moeten de vormen en schakeringen waarin deze verhouding moet worden geregeld, een positieve invloed uitoefenen met het oog op de oplossing van een reeks sociale en politieke problemen, die zich bij elk volk voordoen. Rechtvaardige arbeidsverhoudingen zullen een politiek gemeenschapssysteem in het vooruitzicht kunnen stellen, dat geschikt is de algehele ontwikkeling van de menselijke persoon te bevorderen. Wanneer het systeem van de arbeidsverhoudingen, dat door de rechtstreeks betrokkenen - de werknemers en werkgevers - met de onontbeerlijke steun van de overheid is opgezet, erin slaagt een beschaving van de arbeid tot stand te brengen, dan zal dat in de zienswijze van de volkeren en tot in de institutionele en politieke grondslagen een vreedzame en diepgaande revolutie teweegbrengen.
De oplossing van het grootste deel van de ernstige problemen van de ellende wordt gevonden in de bevordering van een echte beschaving van de arbeid. De arbeid is in zekere zin de sleutel tot heel de sociale kwestie. vgl: Laborem Exercens [[[712|3]]] vgl: Tot het tweede Nationale Congres te Loreto [[[1480]]] Daarom moet bij voorkeur op het gebied van de arbeid een bevrijdingsactie tot vrijheid worden ondernomen. Daar de verhouding tussen de menselijke persoon en de arbeid wezenlijk is en van levensbelang, moeten de vormen en schakeringen waarin deze verhouding moet worden geregeld, een positieve invloed uitoefenen met het oog op de oplossing van een reeks sociale en politieke problemen, die zich bij elk volk voordoen. Rechtvaardige arbeidsverhoudingen zullen een politiek gemeenschapssysteem in het vooruitzicht kunnen stellen, dat geschikt is de algehele ontwikkeling van de menselijke persoon te bevorderen. Wanneer het systeem van de arbeidsverhoudingen, dat door de rechtstreeks betrokkenen - de werknemers en werkgevers - met de onontbeerlijke steun van de overheid is opgezet, erin slaagt een beschaving van de arbeid tot stand te brengen, dan zal dat in de zienswijze van de volkeren en tot in de institutionele en politieke grondslagen een vreedzame en diepgaande revolutie teweegbrengen.
Referenties naar alinea 83: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
84
Het nationaal en internationaal algemeen welzijn
Een dergelijke arbeidscultuur zal een bepaald aantal wezenlijke waarden voorop moeten stellen en verwezenlijken. Ze zal moeten erkennen, dat de persoon van de werknemer het beginsel, subject en doel van de arbeidsactiviteit is. Ze zal de voorrang moeten erkennen van de arbeid boven het kapitaal en de algemene bestemming van de materiële goederen. Ze moet bezield zijn met een solidariteitsgevoel, dat niet alleen aanspraak maakt op rechten, maar ook plichten nakomt. Ze moet een deelneming insluiten, welke ernaar streeft het nationaal en internationaal algemeen welzijn te bevorderen en niet alleen de individuele belangen of groepsbelangen tracht te verdedigen. Ze moet zich de methode eigen maken van het vreedzaam overleg en de vrijmoedige en sterke dialoog. Dan zullen de politieke gezagsdragers meer genegen zijn te handelen met respect voor de rechtmatige vrijheden van de individuen, gezinnen en ondergeschikte groepen om zo de vereiste voorwaarden te scheppen, opdat de mens zijn waarachtig en algeheel welzijn zou kunnen verwerven, met inbegrip van zijn geestelijk doel. vgl: Octogesima Adveniens [[[809|46]]]
Een dergelijke arbeidscultuur zal een bepaald aantal wezenlijke waarden voorop moeten stellen en verwezenlijken. Ze zal moeten erkennen, dat de persoon van de werknemer het beginsel, subject en doel van de arbeidsactiviteit is. Ze zal de voorrang moeten erkennen van de arbeid boven het kapitaal en de algemene bestemming van de materiële goederen. Ze moet bezield zijn met een solidariteitsgevoel, dat niet alleen aanspraak maakt op rechten, maar ook plichten nakomt. Ze moet een deelneming insluiten, welke ernaar streeft het nationaal en internationaal algemeen welzijn te bevorderen en niet alleen de individuele belangen of groepsbelangen tracht te verdedigen. Ze moet zich de methode eigen maken van het vreedzaam overleg en de vrijmoedige en sterke dialoog. Dan zullen de politieke gezagsdragers meer genegen zijn te handelen met respect voor de rechtmatige vrijheden van de individuen, gezinnen en ondergeschikte groepen om zo de vereiste voorwaarden te scheppen, opdat de mens zijn waarachtig en algeheel welzijn zou kunnen verwerven, met inbegrip van zijn geestelijk doel. vgl: Octogesima Adveniens [[[809|46]]]
Referenties naar alinea 84: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
85
De waarde van de menselijke arbeid
Een cultuur die de verheven waarde van de werknemer erkent, zal de subjectieve dimensie van de arbeid benadrukken. vgl: Laborem Exercens [[[712|6]]] De waarde van elke menselijke arbeid hangt niet op de eerste plaats af van de soort verrichte arbeid; ze is gebaseerd op het feit, dat degene die de arbeid verricht een persoon is. vgl: Laborem Exercens [[[712|6]]] Hier wordt een ethische norm aangegeven, waarvan de eisen ons niet mogen ontgaan. Daarom heeft ieder mens een recht op arbeid, dat in de praktijk moet worden erkend door een daadwerkelijke inzet om het dramatisch probleem van de werkloosheid op te lossen. Het feit dat dit brede lagen van de bevolking, en vooral de jongeren, in een randsituatie houdt, is onduldbaar. Daarom is het scheppen van arbeidsplaatsen een sociale taak van de eerste rang, waarmee enkelingen en het particulier initiatief zijn belast, maar eveneens de staat. Als regel heeft deze laatste hier evenals elders een ondergeschikte functie; maar vaak kan ze worden geroepen rechtstreeks in te grijpen zoals in het geval van internationale overeenkomsten tussen verschillende staten. Dergelijke overeenkomsten moeten de rechten van immigranten en hun gezinnen eerbiedigen. vgl: Familiaris Consortio [[[267|46]]] vgl: Laborem Exercens [[[712|23]]] vgl: Handvest van de Rechten van het gezin [[[281|12]]]
Een cultuur die de verheven waarde van de werknemer erkent, zal de subjectieve dimensie van de arbeid benadrukken. vgl: Laborem Exercens [[[712|6]]] De waarde van elke menselijke arbeid hangt niet op de eerste plaats af van de soort verrichte arbeid; ze is gebaseerd op het feit, dat degene die de arbeid verricht een persoon is. vgl: Laborem Exercens [[[712|6]]] Hier wordt een ethische norm aangegeven, waarvan de eisen ons niet mogen ontgaan. Daarom heeft ieder mens een recht op arbeid, dat in de praktijk moet worden erkend door een daadwerkelijke inzet om het dramatisch probleem van de werkloosheid op te lossen. Het feit dat dit brede lagen van de bevolking, en vooral de jongeren, in een randsituatie houdt, is onduldbaar. Daarom is het scheppen van arbeidsplaatsen een sociale taak van de eerste rang, waarmee enkelingen en het particulier initiatief zijn belast, maar eveneens de staat. Als regel heeft deze laatste hier evenals elders een ondergeschikte functie; maar vaak kan ze worden geroepen rechtstreeks in te grijpen zoals in het geval van internationale overeenkomsten tussen verschillende staten. Dergelijke overeenkomsten moeten de rechten van immigranten en hun gezinnen eerbiedigen. vgl: Familiaris Consortio [[[267|46]]] vgl: Laborem Exercens [[[712|23]]] vgl: Handvest van de Rechten van het gezin [[[281|12]]]
Referenties naar alinea 85: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
86
Het bevorderen van de deelneming
Het loon, dat niet als louter handelswaar kan worden beschouwd, moet de werknemer en zijn gezin in staat stellen een werkelijk menselijk levensniveau op materieel, sociaal, cultureel en geestelijk gebied te bereiken. De waardigheid van de persoon is de norm om de arbeid te beoordelen, en niet omgekeerd. Van welke aard het werk ook is, de werknemer moet het kunnen beleven als uitdrukking van zijn persoonlijkheid. Daaruit volgt de eis tot deelneming, welke veel meer dan een delen in de vruchten van de arbeid, een werkelijke gemeenschapsdimensie zou moeten meebrengen op het vlak van plannen, initiatieven en verantwoordelijkheden. vgl: Gaudium et Spes [[[575|68]]] vgl: Laborem Exercens [[[712|15]]] vgl: Tot de arbeiders in São Paulo [[[3060]]]
Het loon, dat niet als louter handelswaar kan worden beschouwd, moet de werknemer en zijn gezin in staat stellen een werkelijk menselijk levensniveau op materieel, sociaal, cultureel en geestelijk gebied te bereiken. De waardigheid van de persoon is de norm om de arbeid te beoordelen, en niet omgekeerd. Van welke aard het werk ook is, de werknemer moet het kunnen beleven als uitdrukking van zijn persoonlijkheid. Daaruit volgt de eis tot deelneming, welke veel meer dan een delen in de vruchten van de arbeid, een werkelijke gemeenschapsdimensie zou moeten meebrengen op het vlak van plannen, initiatieven en verantwoordelijkheden. vgl: Gaudium et Spes [[[575|68]]] vgl: Laborem Exercens [[[712|15]]] vgl: Tot de arbeiders in São Paulo [[[3060]]]
Referenties naar alinea 86: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
87
De voorrang van de arbeid op het kapitaal
De voorrang van de arbeid op het kapitaal legt de ondernemers de rechtvaardigheidsplicht op het welzijn van de werknemers in aanmerking te nemen vóór de vermeerdering van hun winsten. Zij hebben de morele plicht geen onproductieve kapitalen vast te houden en bij investeringen allereerst het algemeen welzijn in het oog te houden. Dit vraagt dat bij voorrang naar het versterken van arbeidsplaatsen of het scheppen van nieuwe wordt gestreefd in de productie van werkelijk nuttige goederen. Het recht op privé-eigendom is ondenkbaar zonder verplichtingen ten aanzien van het algemeen welzijn. Het is ondergeschikt aan het hogere beginsel van de algemene bestemming van de goederen. vgl: Gaudium et Spes [[[575|69]]] vgl: Laborem Exercens [[[712|12.14]]]
De voorrang van de arbeid op het kapitaal legt de ondernemers de rechtvaardigheidsplicht op het welzijn van de werknemers in aanmerking te nemen vóór de vermeerdering van hun winsten. Zij hebben de morele plicht geen onproductieve kapitalen vast te houden en bij investeringen allereerst het algemeen welzijn in het oog te houden. Dit vraagt dat bij voorrang naar het versterken van arbeidsplaatsen of het scheppen van nieuwe wordt gestreefd in de productie van werkelijk nuttige goederen. Het recht op privé-eigendom is ondenkbaar zonder verplichtingen ten aanzien van het algemeen welzijn. Het is ondergeschikt aan het hogere beginsel van de algemene bestemming van de goederen. vgl: Gaudium et Spes [[[575|69]]] vgl: Laborem Exercens [[[712|12.14]]]
Referenties naar alinea 87: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
88
Diepgaande hervormingen
Deze leer moet tot hervormingen inspireren voor het te laat is. De toegang van allen tot de goederen die vereist zijn voor een menselijk, zowel persoonlijk leven als gezinsleven, dat deze naam waard is, is een eerste eis van de sociale rechtvaardigheid. Deze vraagt om toepassing op het gebied van de industriële arbeid en heel bijzonder op die van de landbouw. vgl: Quadragesimo Anno [[[652|72]]] vgl: Laborem Exercens [[[712|19]]] Want de boeren vormen, vooral in de derde wereld, het overwegend deel van de armen. vgl: Rechtvaardigheid, I, 9 [[[3061]]] vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla [[[1595|(31.35)]]]
Deze leer moet tot hervormingen inspireren voor het te laat is. De toegang van allen tot de goederen die vereist zijn voor een menselijk, zowel persoonlijk leven als gezinsleven, dat deze naam waard is, is een eerste eis van de sociale rechtvaardigheid. Deze vraagt om toepassing op het gebied van de industriële arbeid en heel bijzonder op die van de landbouw. vgl: Quadragesimo Anno [[[652|72]]] vgl: Laborem Exercens [[[712|19]]] Want de boeren vormen, vooral in de derde wereld, het overwegend deel van de armen. vgl: Rechtvaardigheid, I, 9 [[[3061]]] vgl: 3de Algemene Vergadering van Latijns-Amerikaanse bisschoppen Puebla [[[1595|(31.35)]]]
Referenties naar alinea 88: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Bevordering van de solidariteit
89
Een nieuwe solidariteit
De solidariteit is een rechtstreekse eis van de menselijke en bovennatuurlijke broederschap. De ernstige sociaaleconomische problemen die zich vandaag voordoen, kunnen niet worden opgelost, tenzij nieuwe fronten van solidariteit worden gevormd: solidariteit van de armen onderling, solidariteit met de armen waartoe de rijken zijn geroepen, solidariteit van de werknemers en met de werknemers. De sociale instellingen en organisaties op verschillende niveaus, zoals ook de staat, moeten deelnemen aan een algemene solidariteitsbeweging. Wanneer de Kerk daartoe oproept, weet zij, dat zij zelf daarbij op bijzondere wijze is betrokken.
De solidariteit is een rechtstreekse eis van de menselijke en bovennatuurlijke broederschap. De ernstige sociaaleconomische problemen die zich vandaag voordoen, kunnen niet worden opgelost, tenzij nieuwe fronten van solidariteit worden gevormd: solidariteit van de armen onderling, solidariteit met de armen waartoe de rijken zijn geroepen, solidariteit van de werknemers en met de werknemers. De sociale instellingen en organisaties op verschillende niveaus, zoals ook de staat, moeten deelnemen aan een algemene solidariteitsbeweging. Wanneer de Kerk daartoe oproept, weet zij, dat zij zelf daarbij op bijzondere wijze is betrokken.
Referenties naar alinea 89: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
90
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Algemene bestemming van de goederen
Het beginsel van de algemene bestemming van de goederen noemt samen met dat van de menselijke en bovennatuurlijke broederschap nauwkeurig de verplichtingen van de rijkste landen tegenover de arme landen. Deze verplichtingen zijn solidariteit bij het helpen van ontwikkelingslanden; sociale rechtvaardigheid door een herziening onder juiste voorwaarden van de handelsbetrekkingen tussen Noord en Zuid en de bevordering van een menselijker wereld voor allen, waarin iedere mens kan geven en ontvangen, en waarin de vooruitgang van de een geen belemmering zal zijn voor de ontwikkeling van de ander,en ook geen voorwendsel om hem te overheersen. vgl: Mater et Magistra [[[90|163]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|51]]] vgl: Tot het Corps Diplomatique (1986) [[[3062]]]
Het beginsel van de algemene bestemming van de goederen noemt samen met dat van de menselijke en bovennatuurlijke broederschap nauwkeurig de verplichtingen van de rijkste landen tegenover de arme landen. Deze verplichtingen zijn solidariteit bij het helpen van ontwikkelingslanden; sociale rechtvaardigheid door een herziening onder juiste voorwaarden van de handelsbetrekkingen tussen Noord en Zuid en de bevordering van een menselijker wereld voor allen, waarin iedere mens kan geven en ontvangen, en waarin de vooruitgang van de een geen belemmering zal zijn voor de ontwikkeling van de ander,en ook geen voorwendsel om hem te overheersen. vgl: Mater et Magistra [[[90|163]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|51]]] vgl: Tot het Corps Diplomatique (1986) [[[3062]]]
Referenties naar alinea 90: 2
Sollicitudo Rei Socialis ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
91
Ontwikkelingshulp
De internationale solidariteit is een eis van morele orde. Deze is niet alleen nodig in gevallen van uiterste nood, maar ook bij echte ontwikkelingshulp. Dit is een gemeenschappelijk werk, dat een gezamenlijke en voortdurende inspanning vraagt om concrete technische oplossingen te vinden, maar ook om een nieuwe mentaliteit te scheppen onder de mensen van deze tijd. De wereldvrede hangt er in grote mate vanaf. vgl: Populorum Progressio [[[266|55]]]
De internationale solidariteit is een eis van morele orde. Deze is niet alleen nodig in gevallen van uiterste nood, maar ook bij echte ontwikkelingshulp. Dit is een gemeenschappelijk werk, dat een gezamenlijke en voortdurende inspanning vraagt om concrete technische oplossingen te vinden, maar ook om een nieuwe mentaliteit te scheppen onder de mensen van deze tijd. De wereldvrede hangt er in grote mate vanaf. vgl: Populorum Progressio [[[266|55]]]
Referenties naar alinea 91: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Culturele taken en opvoedingstaken
92
Het recht op onderwijs en cultuur
De onrechtvaardige ongelijkheden in het bezit en gebruik van de materiële goederen gaan samen met en worden vergroot door de eveneens onrechtvaardige ongelijkheden in de toegang tot de cultuur. Ieder mens heeft recht op cultuur, hetgeen de bijzondere vorm van een werkelijk menselijk bestaan is, waartoe hij toegang krijgt door de ontwikkeling van zijn verstandelijke vermogens, zijn morele deugden, zijn vermogens tot betrekkingen met zijn medemensen, zijn aanleg om nuttige en mooie werken te scheppen. Daaruit vloeit de eis voort het onderwijs te bevorderen en te verbreiden, waarop iedereen een onvervreemdbaar recht heeft. De eerste voorwaarde hiervoor is de opheffing van het analfabetisme. vgl: Gaudium et Spes [[[575|60]]] vgl: De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur [[[1933|8]]]
De onrechtvaardige ongelijkheden in het bezit en gebruik van de materiële goederen gaan samen met en worden vergroot door de eveneens onrechtvaardige ongelijkheden in de toegang tot de cultuur. Ieder mens heeft recht op cultuur, hetgeen de bijzondere vorm van een werkelijk menselijk bestaan is, waartoe hij toegang krijgt door de ontwikkeling van zijn verstandelijke vermogens, zijn morele deugden, zijn vermogens tot betrekkingen met zijn medemensen, zijn aanleg om nuttige en mooie werken te scheppen. Daaruit vloeit de eis voort het onderwijs te bevorderen en te verbreiden, waarop iedereen een onvervreemdbaar recht heeft. De eerste voorwaarde hiervoor is de opheffing van het analfabetisme. vgl: Gaudium et Spes [[[575|60]]] vgl: De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur [[[1933|8]]]
Referenties naar alinea 92: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
93
Eerbied voor de culturele vrijheid
Het recht van ieder mens op cultuur is alleen gewaarborgd als de culturele vrijheid wordt geëerbiedigd. Te vaak ontaard de cultuur in een ideologie en wordt het onderwijs misbruikt als middel in dienst van de politieke en economische machten. Het behoort niet tot de bevoegdheden van de overheid de cultuur te bepalen. Het is haar taak het culturele leven van allen, ook die van minderheden, te bevorderen en te beschermen. vgl: Gaudium et Spes [[[575|59]]]
Het recht van ieder mens op cultuur is alleen gewaarborgd als de culturele vrijheid wordt geëerbiedigd. Te vaak ontaard de cultuur in een ideologie en wordt het onderwijs misbruikt als middel in dienst van de politieke en economische machten. Het behoort niet tot de bevoegdheden van de overheid de cultuur te bepalen. Het is haar taak het culturele leven van allen, ook die van minderheden, te bevorderen en te beschermen. vgl: Gaudium et Spes [[[575|59]]]
Referenties naar alinea 93: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
94
De opvoedingstaak van het gezin
De opvoedingstaak komt fundamenteel en op de eerste plaats aan het gezin toe. De taak van de staat is ondergeschikt: zijn rol bestaat in waarborgen, beschermen, bevorderen en aanvullen. Wanneer de staat het monopolie op de scholen voor zich opeist, gaat hij zijn bevoegdheden te buiten en schendt de rechtvaardigheid. Aan de ouders komt het recht toe de school te kiezen waarheen zij hun kinderen willen sturen, en opleidingscentra op te richten en te onderhouden naar hun eigen overtuigingen. De staat kan zich niet, zonder een onrechtvaardigheid te begaan, tevreden stellen met de zogenaamde bijzondere scholen te dulden. Deze bewijzen een openbare dienst en hebben het recht economisch te worden geholpen. vgl: Gravissimum Educationis [[[647|3.6]]] vgl: Divini illius Magistri [[[644|28.38.66]]] vgl: Handvest van de Rechten van het gezin [[[281|5]]]
De opvoedingstaak komt fundamenteel en op de eerste plaats aan het gezin toe. De taak van de staat is ondergeschikt: zijn rol bestaat in waarborgen, beschermen, bevorderen en aanvullen. Wanneer de staat het monopolie op de scholen voor zich opeist, gaat hij zijn bevoegdheden te buiten en schendt de rechtvaardigheid. Aan de ouders komt het recht toe de school te kiezen waarheen zij hun kinderen willen sturen, en opleidingscentra op te richten en te onderhouden naar hun eigen overtuigingen. De staat kan zich niet, zonder een onrechtvaardigheid te begaan, tevreden stellen met de zogenaamde bijzondere scholen te dulden. Deze bewijzen een openbare dienst en hebben het recht economisch te worden geholpen. vgl: Gravissimum Educationis [[[647|3.6]]] vgl: Divini illius Magistri [[[644|28.38.66]]] vgl: Handvest van de Rechten van het gezin [[[281|5]]]
Referenties naar alinea 94: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
95
De vrijheden en de deelneming
Het onderwijs dat toegang geeft tot de cultuur is ook een vorming tot het verantwoord uitoefenen van de vrijheid. Daarom is een echte omwikkeling alleen maar mogelijk binnen een sociaal en politiek systeem, dat de vrijheden eerbiedigt en deze bevordert door de deelneming van allen. Hun dergelijke deelneming kan verschillende vormen aannemen; ze is noodzakelijk om een rechtmatige verscheidenheid in de instellingen en sociale initiatieven te waarborgen. Zij waarborgt, vooral door de werkelijke deling in de machten van de staat, het uitoefenen van de rechten van de mens en beschermt ze tevens tegen een mogelijk misbruiken van de kant van de overheid. Van deze deelneming aan het sociale en politieke leven mag niemand worden uitgesloten vanwege geslacht, ras, huidskleur, maatschappelijke positie, taal of godsdienst. vgl: Gaudium et Spes [[[575|29]]] Mensen aan de zelfkant van het culturele, sociale en politieke leven houden is in vele landen een van de meest schreeuwende onrechtvaardigheden van onze tijd. Wanneer de politieke autoriteiten de uitoefening van de vrijheden regelen, mogen zij geen eisen van openbare orde en veiligheid als voorwendsel gebruiken om deze vrijheden stelselmatig te beperken. Noch het zogenaamde beginsel van de "nationale veiligheid", noch een louter economische of totalitaire opvatting van het sociale leven mogen de overhand hebben op de waarde van de vrijheid en haar rechten. vgl: Dignitatis Humanae [[[702|7]]] vgl: Gaudium et Spes [[[575|75]]] vgl: 311-314; 317-318; 548 [[[1595]]]
Het onderwijs dat toegang geeft tot de cultuur is ook een vorming tot het verantwoord uitoefenen van de vrijheid. Daarom is een echte omwikkeling alleen maar mogelijk binnen een sociaal en politiek systeem, dat de vrijheden eerbiedigt en deze bevordert door de deelneming van allen. Hun dergelijke deelneming kan verschillende vormen aannemen; ze is noodzakelijk om een rechtmatige verscheidenheid in de instellingen en sociale initiatieven te waarborgen. Zij waarborgt, vooral door de werkelijke deling in de machten van de staat, het uitoefenen van de rechten van de mens en beschermt ze tevens tegen een mogelijk misbruiken van de kant van de overheid. Van deze deelneming aan het sociale en politieke leven mag niemand worden uitgesloten vanwege geslacht, ras, huidskleur, maatschappelijke positie, taal of godsdienst. vgl: Gaudium et Spes [[[575|29]]] Mensen aan de zelfkant van het culturele, sociale en politieke leven houden is in vele landen een van de meest schreeuwende onrechtvaardigheden van onze tijd. Wanneer de politieke autoriteiten de uitoefening van de vrijheden regelen, mogen zij geen eisen van openbare orde en veiligheid als voorwendsel gebruiken om deze vrijheden stelselmatig te beperken. Noch het zogenaamde beginsel van de "nationale veiligheid", noch een louter economische of totalitaire opvatting van het sociale leven mogen de overhand hebben op de waarde van de vrijheid en haar rechten. vgl: Dignitatis Humanae [[[702|7]]] vgl: Gaudium et Spes [[[575|75]]] vgl: 311-314; 317-318; 548 [[[1595]]]
Referenties naar alinea 95: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
96
De uitdaging van de inculturatie
Het geloof is een inspiratie voor beoordelingsnormen, beslissende waarden, denk- en levenswijzen die waarde hebben voor de mensengemeenschap zelf. vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|19]]] Daarom heeft de Kerk aandacht voor de zorgen van onze tijd, wijst wegen naar een cultuur waarin de arbeid wordt erkend overeenkomstig haar volledige menselijke dimensie en waarin ieder menselijk wezen de mogelijkheden vindt zich als persoon te verwezenlijken. Zij doet dit krachtens haar missionaire openheid voor het algehele heil met eerbiediging van de eigenheid van ieder volk en elk land. De Kerk, een gemeenschap die verscheidenheid en eenheid verbindt, neemt door haar aanwezigheid in heel de wereld uit elke cultuur datgene over, wat zij erin aan positiefs vindt. De inculturatie is echter geen louter uiterlijke aanpassing; het is een innerlijke omvorming van authentieke culturele waarden door opneming in het christendom en het wortel schieten van het christendom in de verschillende menselijke culturen. vgl: II, D, 4 [[[1485]]] De scheiding tussen het Evangelie en de cultuur is een drama, waarvan de genoemde problemen de treurige voorbeelden zijn. Daarom is een edelmoedige inspanning voor de evangelisatie van de culturen noodzakelijk. Deze laatste zullen worden vernieuwd door hun ontmoeting met het Evangelie. Maar deze ontmoeting veronderstelt, dat het Evangelie werkelijk wordt verkondigd. vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|20]]] Onderricht door het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] wil de Kerk zich er met al haar krachten op toeleggen om een enorm bevrijdingsenthousiasme teweeg te brengen.
Het geloof is een inspiratie voor beoordelingsnormen, beslissende waarden, denk- en levenswijzen die waarde hebben voor de mensengemeenschap zelf. vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|19]]] Daarom heeft de Kerk aandacht voor de zorgen van onze tijd, wijst wegen naar een cultuur waarin de arbeid wordt erkend overeenkomstig haar volledige menselijke dimensie en waarin ieder menselijk wezen de mogelijkheden vindt zich als persoon te verwezenlijken. Zij doet dit krachtens haar missionaire openheid voor het algehele heil met eerbiediging van de eigenheid van ieder volk en elk land. De Kerk, een gemeenschap die verscheidenheid en eenheid verbindt, neemt door haar aanwezigheid in heel de wereld uit elke cultuur datgene over, wat zij erin aan positiefs vindt. De inculturatie is echter geen louter uiterlijke aanpassing; het is een innerlijke omvorming van authentieke culturele waarden door opneming in het christendom en het wortel schieten van het christendom in de verschillende menselijke culturen. vgl: II, D, 4 [[[1485]]] De scheiding tussen het Evangelie en de cultuur is een drama, waarvan de genoemde problemen de treurige voorbeelden zijn. Daarom is een edelmoedige inspanning voor de evangelisatie van de culturen noodzakelijk. Deze laatste zullen worden vernieuwd door hun ontmoeting met het Evangelie. Maar deze ontmoeting veronderstelt, dat het Evangelie werkelijk wordt verkondigd. vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|20]]] Onderricht door het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] wil de Kerk zich er met al haar krachten op toeleggen om een enorm bevrijdingsenthousiasme teweeg te brengen.
Referenties naar alinea 96: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 6 Besluit
97
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De lofzang Magnificat
"Zalig zij die geloofd heeft" (Lc. 1, 45) [b:Lc. 1, 45]. Op de begroeting van Elisabeth antwoordt de moeder van God met haar hart uit te storten in de lofzang Magnificat. Zij leert ons, dat het volk van God door het geloof en in het geloof naar haar voorbeeld in staat wordt gesteld het mysterie van het heilsplan en de bevrijdende dimensies ervan op het vlak van het individuele en sociale bestaan onder woorden te brengen en in zijn leven om te zetten. Alleen in het licht van het geloof neemt men waar dat de heilsgeschiedenis de geschiedenis is van de bevrijding van het kwaad in zijn meest radicale uitingsvorm en het binnenvoeren van de mensheid in de ware vrijheid van de kinderen van God. Totaal afhankelijk van God en geheel op Hem gericht door de geestdrift van haar geloof is Maria naast haar Zoon het meest volmaakte beeld van de vrijheid en bevrijding van de mensheid en van de kosmos. Naar haar moet de Kerk, waarvan zij de moeder en het voorbeeld is, opzien om de betekenis van haar zending in haar volheid te verstaan. Het is werkelijk opmerkelijk dat de geloofszin van de armen, evenals ze tot een scherp besef van het mysterie van het verlossende kruis leidt, ook tot een liefde en onwankelbaar vertrouwen brengt in de moeder van de Zoon van God, die in talrijke heiligdommen wordt vereerd.
"Zalig zij die geloofd heeft" (Lc. 1, 45) [b:Lc. 1, 45]. Op de begroeting van Elisabeth antwoordt de moeder van God met haar hart uit te storten in de lofzang Magnificat. Zij leert ons, dat het volk van God door het geloof en in het geloof naar haar voorbeeld in staat wordt gesteld het mysterie van het heilsplan en de bevrijdende dimensies ervan op het vlak van het individuele en sociale bestaan onder woorden te brengen en in zijn leven om te zetten. Alleen in het licht van het geloof neemt men waar dat de heilsgeschiedenis de geschiedenis is van de bevrijding van het kwaad in zijn meest radicale uitingsvorm en het binnenvoeren van de mensheid in de ware vrijheid van de kinderen van God. Totaal afhankelijk van God en geheel op Hem gericht door de geestdrift van haar geloof is Maria naast haar Zoon het meest volmaakte beeld van de vrijheid en bevrijding van de mensheid en van de kosmos. Naar haar moet de Kerk, waarvan zij de moeder en het voorbeeld is, opzien om de betekenis van haar zending in haar volheid te verstaan. Het is werkelijk opmerkelijk dat de geloofszin van de armen, evenals ze tot een scherp besef van het mysterie van het verlossende kruis leidt, ook tot een liefde en onwankelbaar vertrouwen brengt in de moeder van de Zoon van God, die in talrijke heiligdommen wordt vereerd.
Referenties naar alinea 97: 2
Redemptoris Mater ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
98
De 'sensus fidei' van het volk van God
De herders en allen - priesters, leken en religieuzen - die onder dikwijls zeer moeilijke omstandigheden werken voor de evangelisatie en de menselijke ontwikkeling, moeten vol hoop zijn bij de gedachte aan zoveel buitengewone bronnen van heiligheid, welke het levende geloof van het volk van God omvat. Men moet ervoor zorgen, dat deze rijkdom van de sensus fidei (geloofszin) zich ten volle kan ontwikkelen en overvloedig vruchten kan dragen. Door een diepgaande beschouwing van het heilsplan, zoals dat ten aanzien van de maagd van het Magnificat verloopt, het geloof van de armen helpen zich met duidelijkheid uit te drukken en zich in het leven weer te geven: dat is een edele kerkelijke taak, welke de theoloog wacht. Zo vormt een theologie van de vrijheid en van de bevrijding, als trouwe echo van het Magnificat van Maria, dat in de gedachtenis van de Kerk wordt bewaard, een eis van onze tijd. Maar het zou een ernstige ontaarding zijn zich de krachten van de volksvroomheid toe te eigenen om ze tot een louter aards bevrijdingsplan om te buigen, dat heel snel een illusie en een oorzaak van nieuwe vormen van slavernij zou blijken. Zij die zo voor de ideologieën van de wereld en de vermeende noodzaak van geweld zwichten, zijn niet langer trouw aan de hoop, aan haar durf en moed, zoals de lofzang aan de God van barmhartigheid, welke de maagd ons leert, die verheerlijkt.
De herders en allen - priesters, leken en religieuzen - die onder dikwijls zeer moeilijke omstandigheden werken voor de evangelisatie en de menselijke ontwikkeling, moeten vol hoop zijn bij de gedachte aan zoveel buitengewone bronnen van heiligheid, welke het levende geloof van het volk van God omvat. Men moet ervoor zorgen, dat deze rijkdom van de sensus fidei (geloofszin) zich ten volle kan ontwikkelen en overvloedig vruchten kan dragen. Door een diepgaande beschouwing van het heilsplan, zoals dat ten aanzien van de maagd van het Magnificat verloopt, het geloof van de armen helpen zich met duidelijkheid uit te drukken en zich in het leven weer te geven: dat is een edele kerkelijke taak, welke de theoloog wacht. Zo vormt een theologie van de vrijheid en van de bevrijding, als trouwe echo van het Magnificat van Maria, dat in de gedachtenis van de Kerk wordt bewaard, een eis van onze tijd. Maar het zou een ernstige ontaarding zijn zich de krachten van de volksvroomheid toe te eigenen om ze tot een louter aards bevrijdingsplan om te buigen, dat heel snel een illusie en een oorzaak van nieuwe vormen van slavernij zou blijken. Zij die zo voor de ideologieën van de wereld en de vermeende noodzaak van geweld zwichten, zijn niet langer trouw aan de hoop, aan haar durf en moed, zoals de lofzang aan de God van barmhartigheid, welke de maagd ons leert, die verheerlijkt.
Referenties naar alinea 98: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
99
De dimensies van een waarachtige bevrijding
De sensus fidei - geloofszin neemt heel de diepte van de bevrijding op, welke door de Verlosser is bewerkt. Deze heeft ons bevrijd van het meest radicale kwaad, van de zonde en van de macht van de dood, door de vrijheid in zichzelf te herstellen en haar haar weg te wijzen. Deze weg wordt getekend door het hoogste gebod, dat het gebod van de liefde is. De bevrijding in haar eerste betekenis, welke de soteriologische is, verruimt zich zo tot een bevrijdende taak, tot een ethische eis. Hier komt de sociale leer [d:48] van de Kerk aan bod, welke de christelijke praktijk op het vlak van de samenleving verheldert. De christen is geroepen naar de waarheid te handelen (Joh. 3, 21) [[b:Joh. 3, 21]] en zo te werken aan de invoering van de 'beschaving van de liefde', waarvan Paulus VI sprak. vgl: Aan het einde van het Heilig Jaar [[[3063]]] Dit document heeft, zonder aanspraak op volledigheid te maken, enkele richtingen aangegeven, waarin het dringend nodig is hervormingen aan te brengen. De taak die voorrang heeft en waarvan het slagen van alle andere afhangt, is van vormende aard. De liefde die de betrokkenheid leidt, moet daarom nieuwe vormen van solidariteit doen ontstaan. Tot deze taken, die zich met alle kracht aan het christelijk geweten opdringen, zijn alle mensen van goede wil geroepen. De werkelijkheid van het heilsmysterie, dat in het heden van de geschiedenis werkzaam is om de verloste mensheid naar de volmaaktheid van het rijk te voeren, geeft aan de noodzakelijke bevrijdingsinspanningen op economisch, sociaal en politiek gebied hun ware betekenis en verhindert, dat ze tot nieuwe vormen van slavernij vervallen.
De sensus fidei - geloofszin neemt heel de diepte van de bevrijding op, welke door de Verlosser is bewerkt. Deze heeft ons bevrijd van het meest radicale kwaad, van de zonde en van de macht van de dood, door de vrijheid in zichzelf te herstellen en haar haar weg te wijzen. Deze weg wordt getekend door het hoogste gebod, dat het gebod van de liefde is. De bevrijding in haar eerste betekenis, welke de soteriologische is, verruimt zich zo tot een bevrijdende taak, tot een ethische eis. Hier komt de sociale leer [d:48] van de Kerk aan bod, welke de christelijke praktijk op het vlak van de samenleving verheldert. De christen is geroepen naar de waarheid te handelen (Joh. 3, 21) [[b:Joh. 3, 21]] en zo te werken aan de invoering van de 'beschaving van de liefde', waarvan Paulus VI sprak. vgl: Aan het einde van het Heilig Jaar [[[3063]]] Dit document heeft, zonder aanspraak op volledigheid te maken, enkele richtingen aangegeven, waarin het dringend nodig is hervormingen aan te brengen. De taak die voorrang heeft en waarvan het slagen van alle andere afhangt, is van vormende aard. De liefde die de betrokkenheid leidt, moet daarom nieuwe vormen van solidariteit doen ontstaan. Tot deze taken, die zich met alle kracht aan het christelijk geweten opdringen, zijn alle mensen van goede wil geroepen. De werkelijkheid van het heilsmysterie, dat in het heden van de geschiedenis werkzaam is om de verloste mensheid naar de volmaaktheid van het rijk te voeren, geeft aan de noodzakelijke bevrijdingsinspanningen op economisch, sociaal en politiek gebied hun ware betekenis en verhindert, dat ze tot nieuwe vormen van slavernij vervallen.
Referenties naar alinea 99: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
100
Een voor ons liggende taak
Het is waar, dat velen tegenover de omvang en ingewikkeldheid van de taak, die de overgave van zichzelf tot in het heldhaftige toe kan vereisen, tot moedeloosheid, scepticisme of een wanhoopsavontuur geneigd raken. De hoop wordt voor een ongelooflijke theologische en menselijke uitdaging gesteld. De grootmoedige maagd van het Magnificat, die de Kerk en de mensheid met haar gebed omringt, is de vaste grond van de hoop. In haar beschouwen wij werkelijk de overwinning van de goddelijke liefde, welke door geen enkele hindernis kan worden tegengehouden en we ontdekken de sublieme vrijheid die God geeft aan de geringen. Langs deze weg toont zij ons het geloof dat werkt door de liefde en ons brengt tot de verlossing. Tijdens de audiëntie, die de Heilige Vader gaf aan de ondertekenende prefect, heeft hij de Instructie, aangenomen in de gewone vergadering van deze Congregatie voor de Geloofsleer [d:106], goedgekeurd en de publicatie verlangd.
Het is waar, dat velen tegenover de omvang en ingewikkeldheid van de taak, die de overgave van zichzelf tot in het heldhaftige toe kan vereisen, tot moedeloosheid, scepticisme of een wanhoopsavontuur geneigd raken. De hoop wordt voor een ongelooflijke theologische en menselijke uitdaging gesteld. De grootmoedige maagd van het Magnificat, die de Kerk en de mensheid met haar gebed omringt, is de vaste grond van de hoop. In haar beschouwen wij werkelijk de overwinning van de goddelijke liefde, welke door geen enkele hindernis kan worden tegengehouden en we ontdekken de sublieme vrijheid die God geeft aan de geringen. Langs deze weg toont zij ons het geloof dat werkt door de liefde en ons brengt tot de verlossing. Tijdens de audiëntie, die de Heilige Vader gaf aan de ondertekenende prefect, heeft hij de Instructie, aangenomen in de gewone vergadering van deze Congregatie voor de Geloofsleer [d:106], goedgekeurd en de publicatie verlangd.
Gegeven in Rome, vanuit de Congregatie [d:106], 22 maart 1986, op het Hoogfeest van de Aankondiging van de Heer
Joseph Kardinaal Ratzinger,
prefect
Alberto Bovone
Titulair Bisschop van Caesarea in Numidia
Secretaris
Referenties naar alinea 100: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1533-libertatis-conscientia-nl