Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek
Joseph Kardinaal Ratzinger
Congregatie voor de Geloofsleer
24 november 2002
Curie - Notities
2003, rkkerk.nl
2003
F. van Voorst tot Voorst s.j.
8 januari 2024
11
nl
Referenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
Na onder meer de Pauselijke Raad voor de Leken[d:90] te hebben geconsulteerd heeft de Congregatie voor de Geloofsleer[d:106] het nuttig geacht de voorliggende nota te publiceren 'aangaande vraagstukken met betrekking tot de activiteiten en het gedrag van de katholieken op het gebied van de politiek'. Deze nota richt zich tot de bisschoppen van de Katholieke Kerk, maar vooral tot alle gelovige leken die geroepen zijn tot deelname aan het openbare en politieke leven in democratische samenlevingen. Ze richt zich in het bijzonder tot katholieke politici.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een constante leer
1
In de loop van tweeduizend jaar geschiedenis hebben de christenen zich op allerlei manieren voor de wereld ingezet. Een daarvan was de deelname aan het politieke leven: volgens een kerkelijk schrijver uit de eerste eeuwen "nemen de christenen als burgers deel aan het openbare leven". Epistula ad Diognetum, [[1571|+34]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 2240[[[1|2240]]] Onder haar heiligen telt de Kerk vele mannen en vrouwen die God hebben gediend door hun edelmoedige inzet voor politieke actie en bestuur. Een van hen, Thomas More, werd uitgeroepen tot beschermheilige van gezagdragers en politici; hij getuigde met zijn martelaarschap "van de onvervreemdbare waardigheid van het geweten". Thomas More wordt hierin uitgeroepen tot beschermheilige van Regeringsleiders en Politici[[77|1]] Hij heeft alle compromissen van de hand gewezen, hoezeer hij ook op allerlei wijzen onder psychologische druk werd gezet. Zonder "de voor hem karakteristieke blijvende trouw aan het wettig gezag en de wettige instellingen te verloochenen" heeft hij door zijn leven én door zijn dood duidelijk uitgesproken dat "de mens politiek noch moraal los mag maken van God". H. Thomas More, patroon van regeringsleiders en politici, 4[[77|4]]
Het is te waarderen dat in de moderne democratische samenlevingen iedereen in ware vrijheid betrokken is bij de openbare zaak. vgl: Gaudium et Spes, 31[[[575|31]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 1915[[[1|1915]]] Dergelijke democratieën vragen om nieuwe en ruimere vormen van deelname aan het openbare leven door christenen en niet-christenen. Allen kunnen door het uitbrengen van hun stem bijdragen tot de verkiezing van wetgevers en gezagdragers. Ook anderszins kunnen zij bijdragen tot het vinden van politieke oplossingen en het doen van bepaalde keuzes op wetgevend terrein die naar hun inzicht het algemeen belang het best dienen. vgl: Gaudium et Spes, 75[[[575|75]]] Zonder de actieve, edelmoedige en verantwoordelijke inzet van iedereen zou een democratisch politiek systeem tot niets leiden. Weliswaar houdt dit ook in dat "het in verschillende en complementaire vormen, niveaus, taken en verantwoordelijkheden" gebeurt. Christifideles laici, 42[[692|42]] De voorliggende leerstellige nota heeft heel duidelijk betrekking op de politieke activiteit van de lekengelovigen. De herders hebben het recht en de plicht ook de morele beginselen over de maatschappelijke orde voor te houden; "het actieve lidmaatschap van politieke partijen is aan de leken voorbehouden" Christifideles laici, 60[[692|60]] vgl: Aankomend feest 25 jarig pontificaat, (33)[[[118|(33)]]]
"Geleid door een christelijk geweten", Gaudium et Spes, 76[[575|76]] en in overeenstemming met wat dat geweten vraagt, vervullen de lekengelovigen hun gemeenschappelijke burgerplichten, en daarmee de opdracht om de tijdelijke orde christelijk te beïnvloeden. Daarbij respecteren zij de aard en wettige autonomie van die orde. vgl: Gaudium et Spes, 36[[[575|36]]] Ze werken met hun medeburgers samen, overeenkomstig de deskundigheid en verantwoordelijkheid die ze als leken bezitten. vgl: Apostolicam Actuositatem, 7[[[653|7]]] vgl: Lumen Gentium, 36[[[617|36]]] vgl: Gaudium et Spes, 31,43[[[575|31.43]]] Uit hetgeen het Tweede Vaticaans Concilie ons voorhoudt volgt dat "de lekengelovigen zich volstrekt niet ontslagen kunnen achten van de deelname aan de 'politiek', dus aan de veelvoudige en gevarieerde economische, sociale, wetgevende, bestuurlijke en culturele activiteit welke gericht is op de organische en institutionele bevordering van het algemeen welzijn". Christifideles laici, 42[[692|42]] Dit algemeen welzijn houdt het bevorderen en verdedigen in van zaken als openbare orde en vrede, vrijheid en gelijkheid, eerbiediging van menselijk leven en milieu, gerechtigheid, solidariteit, enzovoorts.
Het is niet de bedoeling van de voorliggende nota opnieuw een volledige uiteenzetting te geven van de leer van de Kerk over dit punt: de kernpunten daarvan zijn bovendien te vinden in de Catechismus van de Katholieke Kerk[1]. Ze wil enkel in herinnering brengen door welke beginselen het christelijk geweten geleid wordt als katholieken in een democratische samenleving op sociaal en politiek gebied actief zijn.In de laatste eeuwen heeft...In de laatste eeuwen heeft het leergezag van de Kerk zich meerdere keren beziggehouden met de voornaamste kwesties op sociaal en politiek gebied. vgl: Diuturnum illud[[[821]]] vgl: Immortale Dei[[[739]]] vgl: Libertas praestantissimum[[[705]]] vgl: Rerum Novarum[[[651]]] vgl: Pacem Dei munus pulcherrimum[[[827]]] vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]] vgl: Mit brennender Sorge[[[132]]] vgl: Divini Redemptoris[[[594]]] vgl: Summi Pontificatus[[[650]]] vgl: Kerstboodschap 1940[[[129]]] vgl: Nell'alba[[[59]]] vgl: Con sempre[[[236]]] vgl: Benignitas et humanitas[[[780]]] vgl: Mater et Magistra[[[90]]] vgl: Pacem in Terris[[[53]]] vgl: Populorum Progressio[[[266]]] vgl: Octogesima Adveniens[[[809]]] Immers, doordat in de laatste tijd de gebeurtenissen elkaar snel opvolgden zijn er onduidelijkheden ontstaan en heeft men zich soms op aanvechtbare wijze opgesteld; vandaar dat het nuttig is enkele belangrijke elementen in de leer van de Kerk hierover te verhelderen.
Het is te waarderen dat in de moderne democratische samenlevingen iedereen in ware vrijheid betrokken is bij de openbare zaak. vgl: Gaudium et Spes, 31[[[575|31]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 1915[[[1|1915]]] Dergelijke democratieën vragen om nieuwe en ruimere vormen van deelname aan het openbare leven door christenen en niet-christenen. Allen kunnen door het uitbrengen van hun stem bijdragen tot de verkiezing van wetgevers en gezagdragers. Ook anderszins kunnen zij bijdragen tot het vinden van politieke oplossingen en het doen van bepaalde keuzes op wetgevend terrein die naar hun inzicht het algemeen belang het best dienen. vgl: Gaudium et Spes, 75[[[575|75]]] Zonder de actieve, edelmoedige en verantwoordelijke inzet van iedereen zou een democratisch politiek systeem tot niets leiden. Weliswaar houdt dit ook in dat "het in verschillende en complementaire vormen, niveaus, taken en verantwoordelijkheden" gebeurt. Christifideles laici, 42[[692|42]] De voorliggende leerstellige nota heeft heel duidelijk betrekking op de politieke activiteit van de lekengelovigen. De herders hebben het recht en de plicht ook de morele beginselen over de maatschappelijke orde voor te houden; "het actieve lidmaatschap van politieke partijen is aan de leken voorbehouden" Christifideles laici, 60[[692|60]] vgl: Aankomend feest 25 jarig pontificaat, (33)[[[118|(33)]]]
"Geleid door een christelijk geweten", Gaudium et Spes, 76[[575|76]] en in overeenstemming met wat dat geweten vraagt, vervullen de lekengelovigen hun gemeenschappelijke burgerplichten, en daarmee de opdracht om de tijdelijke orde christelijk te beïnvloeden. Daarbij respecteren zij de aard en wettige autonomie van die orde. vgl: Gaudium et Spes, 36[[[575|36]]] Ze werken met hun medeburgers samen, overeenkomstig de deskundigheid en verantwoordelijkheid die ze als leken bezitten. vgl: Apostolicam Actuositatem, 7[[[653|7]]] vgl: Lumen Gentium, 36[[[617|36]]] vgl: Gaudium et Spes, 31,43[[[575|31.43]]] Uit hetgeen het Tweede Vaticaans Concilie ons voorhoudt volgt dat "de lekengelovigen zich volstrekt niet ontslagen kunnen achten van de deelname aan de 'politiek', dus aan de veelvoudige en gevarieerde economische, sociale, wetgevende, bestuurlijke en culturele activiteit welke gericht is op de organische en institutionele bevordering van het algemeen welzijn". Christifideles laici, 42[[692|42]] Dit algemeen welzijn houdt het bevorderen en verdedigen in van zaken als openbare orde en vrede, vrijheid en gelijkheid, eerbiediging van menselijk leven en milieu, gerechtigheid, solidariteit, enzovoorts.
Het is niet de bedoeling van de voorliggende nota opnieuw een volledige uiteenzetting te geven van de leer van de Kerk over dit punt: de kernpunten daarvan zijn bovendien te vinden in de Catechismus van de Katholieke Kerk[1]. Ze wil enkel in herinnering brengen door welke beginselen het christelijk geweten geleid wordt als katholieken in een democratische samenleving op sociaal en politiek gebied actief zijn.In de laatste eeuwen heeft...In de laatste eeuwen heeft het leergezag van de Kerk zich meerdere keren beziggehouden met de voornaamste kwesties op sociaal en politiek gebied. vgl: Diuturnum illud[[[821]]] vgl: Immortale Dei[[[739]]] vgl: Libertas praestantissimum[[[705]]] vgl: Rerum Novarum[[[651]]] vgl: Pacem Dei munus pulcherrimum[[[827]]] vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]] vgl: Mit brennender Sorge[[[132]]] vgl: Divini Redemptoris[[[594]]] vgl: Summi Pontificatus[[[650]]] vgl: Kerstboodschap 1940[[[129]]] vgl: Nell'alba[[[59]]] vgl: Con sempre[[[236]]] vgl: Benignitas et humanitas[[[780]]] vgl: Mater et Magistra[[[90]]] vgl: Pacem in Terris[[[53]]] vgl: Populorum Progressio[[[266]]] vgl: Octogesima Adveniens[[[809]]] Immers, doordat in de laatste tijd de gebeurtenissen elkaar snel opvolgden zijn er onduidelijkheden ontstaan en heeft men zich soms op aanvechtbare wijze opgesteld; vandaar dat het nuttig is enkele belangrijke elementen in de leer van de Kerk hierover te verhelderen.
Referenties naar alinea 1: 1
Deus Caritas Est ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Enige wezenlijke punten in het huidige culturele en politieke debat
2
Het ingewikkeld cultureel proces dat op het ogenblik in de burgermaatschappij gaande is duidt erop dat een tijdperk ten einde loopt en men zich onzeker voelt, nu nieuwe tijden aanbreken. De grote verworvenheden van onze tijd vragen erom, na te gaan hoe de mensheid positieve vooruitgang en meer menswaardige levensomstandigheden heeft weten te bereiken. Men gevoelt zich sterker verantwoordelijk voor de ontwikkelingslanden: hieruit blijkt duidelijk een groeiende gevoeligheid voor het algemeen welzijn. Maar toch mag men de ogen niet sluiten voor de ernstige gevaren van bepaalde tendensen in de samenleving die door middel van wetgeving het gedrag van de toekomstige generaties zouden willen beïnvloeden.
Men ziet tegenwoordig een zeker cultureel relativisme; in wezen blijkt daarmee systematisch een ethisch pluralisme te worden verdedigd dat verwording in de hand werkt, verstand en de beginselen van de natuurlijke zedenwet ondermijnt. Deze tendens heeft tot gevolg dat maar al te vaak publiek wordt verklaard dat een dergelijk ethisch pluralisme een voorwaarde zou zijn voor democratie. vgl: Centesimus Annus, 46[[[3|46]]] vgl: Veritatis Splendor, 101[[[83|101]]] Tot het Italiaans Parlement, (5)[[3186|(5)]] Vandaar dat enerzijds de burgers volkomen autonoom willen zijn bij het doen van hun morele keuzes, en van de andere kant de wetgevers zich gedwongen zien deze keuzevrijheid te eerbiedigen. Geheel voorbijgaand aan de beginselen van de natuurlijke zedenleer stellen ze wetten op die veeleer het stempel dragen van bepaalde tijdgebonden culturele of morele trends, Evangelium Vitae, 22[[2|22]] als zouden alle opvattingen over het leven volkomen gelijkwaardig zijn. Schijnheilig wijst men tegelijk op de betekenis van verdraagzaamheid, en vraagt men van een groot aantal burgers - waaronder de katholieken - hun aandeel in het maatschappelijk en politieke leven van hun eigen land niet te baseren op een naar hun oordeel juiste opvatting over de mens en het algemeen welzijn; het gaat om een opvatting die zij menen te moeten concretiseren met de wettelijke middelen waarover alle leden van de politieke gemeenschap dankzij het democratisch rechtssysteem kunnen beschikken. De geschiedenis van de twintigste eeuw toont aan hoe terecht een aantal burgers het volkomen oneens is met de relativistische stelling dat er geen in de eigen natuur van de mens zelf gewortelde zedelijke norm zou bestaan. Aan deze zedelijke norm dient iedere opvatting over de mens, over het algemeen welzijn, over de Staat zich te onderwerpen.
Men ziet tegenwoordig een zeker cultureel relativisme; in wezen blijkt daarmee systematisch een ethisch pluralisme te worden verdedigd dat verwording in de hand werkt, verstand en de beginselen van de natuurlijke zedenwet ondermijnt. Deze tendens heeft tot gevolg dat maar al te vaak publiek wordt verklaard dat een dergelijk ethisch pluralisme een voorwaarde zou zijn voor democratie. vgl: Centesimus Annus, 46[[[3|46]]] vgl: Veritatis Splendor, 101[[[83|101]]] Tot het Italiaans Parlement, (5)[[3186|(5)]] Vandaar dat enerzijds de burgers volkomen autonoom willen zijn bij het doen van hun morele keuzes, en van de andere kant de wetgevers zich gedwongen zien deze keuzevrijheid te eerbiedigen. Geheel voorbijgaand aan de beginselen van de natuurlijke zedenleer stellen ze wetten op die veeleer het stempel dragen van bepaalde tijdgebonden culturele of morele trends, Evangelium Vitae, 22[[2|22]] als zouden alle opvattingen over het leven volkomen gelijkwaardig zijn. Schijnheilig wijst men tegelijk op de betekenis van verdraagzaamheid, en vraagt men van een groot aantal burgers - waaronder de katholieken - hun aandeel in het maatschappelijk en politieke leven van hun eigen land niet te baseren op een naar hun oordeel juiste opvatting over de mens en het algemeen welzijn; het gaat om een opvatting die zij menen te moeten concretiseren met de wettelijke middelen waarover alle leden van de politieke gemeenschap dankzij het democratisch rechtssysteem kunnen beschikken. De geschiedenis van de twintigste eeuw toont aan hoe terecht een aantal burgers het volkomen oneens is met de relativistische stelling dat er geen in de eigen natuur van de mens zelf gewortelde zedelijke norm zou bestaan. Aan deze zedelijke norm dient iedere opvatting over de mens, over het algemeen welzijn, over de Staat zich te onderwerpen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Een dergelijk relativisme is iets heel anders dan de legitieme vrijheid van de katholieke burgers om uit de politieke opvattingen die met het geloof en de natuurlijke zedenwet kunnen samengaan, die opvatting te kiezen die volgens hun eigen maatstaven het meest beantwoordt aan de eisen van het algemeen welzijn. Politieke vrijheid berust niet op de relativerende gedachte dat alle opvattingen over het welzijn van de mens even waar en waardevol zouden zijn. Niet daarop berust ze, maar veeleer op het feit dat in de politiek ernaar gestreefd wordt, concreet vorm te geven aan het echte menselijk en maatschappelijk welzijn binnen duidelijk bepaalde historische, geografische, economische, technologische en culturele omstandigheden. De concretisering ervan en de uiteenlopende omstandigheden hebben in het algemeen een veelheid aan opvattingen en oplossingen tot gevolg. Maar die moeten wel moreel aanvaardbaar zijn. Het is niet de taak van de Kerk concrete oplossingen te formuleren - nog minder absoluut geldende oplossingen - voor vraagstukken van tijdelijke aard, die God heeft overgelaten aan het vrij en verantwoordelijk oordeel van ieder individu. Maar als geloof en moraal het vereisen, vgl: Gaudium et Spes, 76[[[575|76]]] heeft zij wel het recht en de plicht om over tijdelijke zaken een moreel oordeel uit te spreken. Zoals de christen "de gewettigde onderling verschillende opvattingen over de ordening van het tijdelijke dient te erkennen", Gaudium et Spes, 75[[575|75]] moet hij zich ook verzetten tegen een opvatting over pluralisme die de moraal blijkt te relativeren en die schadelijk is voor de democratie zelf. Democratie heeft echte en vaste grondslagen nodig, dat wil zeggen ethische beginselen waaraan niet getornd mag worden, omdat zij in wezen het maatschappelijk leven onderbouwen.
Op het gebied van concrete politieke actie dient te worden opgemerkt dat bepaalde maatschappelijke keuzes een contingent karakter hebben, dat er vaak verschillende manieren zijn om aan eenzelfde fundamentele waarde gestalte te geven of haar te waarborgen, dat bepaalde beginselen, waarvan de theorie over de politiek uitgaat, op uiteenlopende wijze kunnen worden verstaan, en dat heel veel politieke vraagstukken zeer ingewikkeld zijn. Dat verklaart waarom de katholieken in het algemeen uit zoveel partijen kunnen kiezen, wanneer ze actief - met name door de parlementaire vertegenwoordiging - hun recht en plicht willen uitoefenen om hun bijdrage te leveren aan de burgerlijke samenleving in hun land. vgl: Gaudium et Spes, 43,75[[[575|43.75]]] Dit alles mag echter niet verward worden met een vaag pluralisme bij de keuze van de zedelijke beginselen en fundamentele waarden waardoor men zich laat leiden. Hoewel er dus een gewettigde veelheid van keuzes is, blijft het grondbeginsel ervan overeind staan, dat namelijk rechtstreeks in verband staat met de christelijke leer over zeden en maatschappij. De katholieke leken zullen hun opvattingen steeds aan deze leer moeten toetsen, willen zij er zeker van zijn dat hun deelname aan de politiek gekenmerkt wordt door consequente verantwoordelijkheid voor de tijdelijke zaken.
De Kerk beseft dat de participatie van de burgers aan de politieke besluitvorming het beste kan gebeuren langs de weg van de democratie, maar alleen in zoverre men daarbij uitgaat van een juiste opvatting over de menselijke persoon. vgl: Gaudium et Spes, 25[[[575|25]]] Een katholiek kan op dit punt geen enkel compromis aanvaarden; want anders zou het getuigenis van het christelijk geloof in de wereld worden aangetast, alsmede de eenheid en innerlijke samenhang van de gelovigen zelf. De democratische structuur van een moderne staat zou zeer zwak zijn als de mens erin niet centraal zou staan. Alleen eerbiediging van de mens maakt deelname aan de democratie mogelijk. Zo leert het Tweede Vaticaans Concilie: "voor de bescherming van de rechten van de persoon is het immers een noodzakelijke voorwaarde dat de burgers, hetzij privé hetzij in groepsverband, aan het leven en het bestuur van de staat actief kunnen deelnemen." Gaudium et Spes, 73[[575|73]]
Op het gebied van concrete politieke actie dient te worden opgemerkt dat bepaalde maatschappelijke keuzes een contingent karakter hebben, dat er vaak verschillende manieren zijn om aan eenzelfde fundamentele waarde gestalte te geven of haar te waarborgen, dat bepaalde beginselen, waarvan de theorie over de politiek uitgaat, op uiteenlopende wijze kunnen worden verstaan, en dat heel veel politieke vraagstukken zeer ingewikkeld zijn. Dat verklaart waarom de katholieken in het algemeen uit zoveel partijen kunnen kiezen, wanneer ze actief - met name door de parlementaire vertegenwoordiging - hun recht en plicht willen uitoefenen om hun bijdrage te leveren aan de burgerlijke samenleving in hun land. vgl: Gaudium et Spes, 43,75[[[575|43.75]]] Dit alles mag echter niet verward worden met een vaag pluralisme bij de keuze van de zedelijke beginselen en fundamentele waarden waardoor men zich laat leiden. Hoewel er dus een gewettigde veelheid van keuzes is, blijft het grondbeginsel ervan overeind staan, dat namelijk rechtstreeks in verband staat met de christelijke leer over zeden en maatschappij. De katholieke leken zullen hun opvattingen steeds aan deze leer moeten toetsen, willen zij er zeker van zijn dat hun deelname aan de politiek gekenmerkt wordt door consequente verantwoordelijkheid voor de tijdelijke zaken.
De Kerk beseft dat de participatie van de burgers aan de politieke besluitvorming het beste kan gebeuren langs de weg van de democratie, maar alleen in zoverre men daarbij uitgaat van een juiste opvatting over de menselijke persoon. vgl: Gaudium et Spes, 25[[[575|25]]] Een katholiek kan op dit punt geen enkel compromis aanvaarden; want anders zou het getuigenis van het christelijk geloof in de wereld worden aangetast, alsmede de eenheid en innerlijke samenhang van de gelovigen zelf. De democratische structuur van een moderne staat zou zeer zwak zijn als de mens erin niet centraal zou staan. Alleen eerbiediging van de mens maakt deelname aan de democratie mogelijk. Zo leert het Tweede Vaticaans Concilie: "voor de bescherming van de rechten van de persoon is het immers een noodzakelijke voorwaarde dat de burgers, hetzij privé hetzij in groepsverband, aan het leven en het bestuur van de staat actief kunnen deelnemen." Gaudium et Spes, 73[[575|73]]
Referenties naar alinea 3: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De problemen van deze tijd zijn onvergelijkelijk veel ingewikkelder dan die uit de voorbije eeuwen. Door de vorderingen van de wetenschappen heeft men resultaten bereikt die het geweten van mannen en vrouwen aan het wankelen hebben gebracht, en die om oplossingen vragen welke de morele beginselen consequent en volledig intact laten. Maar in plaats daarvan ziet men wetsvoorstellen die de onaantastbaarheid van het menselijk leven willen ondermijnen, en zich niet bekommeren over de vraag wat, met betrekking tot de toekomstige cultuur en sociale verhoudingen, de gevolgen daarvan zullen zijn voor leven en toekomst van de volkeren.
De katholieken mogen en moeten in deze moeilijke situatie hun stem verheffen, en wijzen op de diepste betekenis van het leven en op de verantwoordelijkheid die ieder mens in deze heeft. In de lijn van de vaste leer van de Kerk heeft Johannes Paulus II vele malen herhaald dat zij die direct bij wetgevende arbeid betrokken zijn "de zware en duidelijke verplichting hebben zich te verzetten" tegen iedere wet die een aantasting betekent van het menselijk leven. Zoals voor geen enkele katholiek is het ook voor hen nooit geoorloofd deel te nemen aan een opiniecampagne ten gunste van zulk een wet noch zijn bijval eraan te geven. vgl: Ut Unum Sint, 73[[[73|73]]] De paus zelf heeft dit in de Encycliek Evangelium Vitae[2] geleerd naar aanleiding van het geval dat het niet mogelijk zou zijn een abortuswet die reeds is aangenomen of waarover gestemd gaat worden tegen te houden of geheel ongedaan te maken. Niettemin is het "een parlementslid, wiens persoonlijk absoluut verzet tegen abortus duidelijk en door iedereen gekend is, geoorloofd voorstellen te steunen die bedoeld zijn om de schade van zulk een wet te beperken en zodoende de negatieve gevolgen voor de beschaving en de openbare zedelijkheid te verminderen". vgl: Ut Unum Sint, 2[[[73|2]]]
In verband hiermee moet ook worden gezegd dat een goed gevormd christelijk geweten iemand verbiedt, door zijn stem ertoe bij te dragen dat een wet of politiek programma van kracht wordt, waarin de basisbeginselen van geloof en zedenleer ondermijnd worden door daarvan afwijkende of ermee strijdige voorstellen. Het geloof is een onverbrekelijke eenheid, en het is dus niet logisch een bepaald element daaruit los te maken ten koste van de gehele katholieke leer.
Het feit dat iemand zich inzet voor een onderdeel van de sociale leer van Kerk ontslaat hem niet van de verantwoordelijkheid voor het algemeen welzijn. Ook mag een katholiek niet aan anderen de hem toevertrouwde christelijke opdracht willen overdragen, de opdracht namelijk die hij van Jezus Christus' evangelie ontving om de waarheid over de mens en de wereld te verkondigen en concrete gestalte te geven.
Wanneer men in de politiek te maken krijgt met zedelijke beginselen waaraan niet getornd mag worden en die geen uitzondering of compromis toelaten, dan heeft de katholiek een des te duidelijker taak en groter verantwoordelijkheid. Wanneer het gaat om fundamentele en onvervreemdbare ethische beginselen moeten de christenen immers weten dat het gaat om de kern van de zedelijke orde, waarmee heel het welzijn van de mens gemoeid is. Dat is bijvoorbeeld het geval met de burgerlijke wetten aangaande abortus en euthanasie (niet te verwarren met het niet tot alle prijs willen voortzetten van een behandeling, hetgeen ook in moreel opzicht geoorloofd is). Het grondrecht op het leven, vanaf de bevruchting tot aan het natuurlijk einde ervan, moet door deze wetten beschermd worden. Zo moet ook gewezen worden op de plicht de menselijke embryo te eerbiedigen en zijn rechten te beschermen. Op soortgelijke wijze moet de bescherming en goede zorg gewaarborgd blijven voor het gezin, waarvan het monogaam huwelijk tussen twee mensen van verschillend geslacht de grondslag is, en waarvan de eenheid en hechtheid tegenover de moderne echtscheidingswetten beschermd dient te worden: andere samenlevingsvormen mogen er onder geen beding juridisch mee gelijk worden gesteld, of als zodanig wettelijk worden erkend. Ook de vrijheid van de ouders bij de opvoeding van hun kinderen is een onvervreemdbaar recht dat onder meer erkend wordt door de Internationale Verklaringen over de Mensenrechten. Men dient ook te denken aan de maatschappelijke bescherming van minderjarigen en de bevrijding van hen die slachtoffer zijn van moderne vormen van slavernij (zoals drugs en prostitutie). In deze opsomming mag het recht op godsdienstvrijheid niet ontbreken noch het ontwikkelen van een economie die dienstbaar is aan de mens en aan het algemeen welzijn en die sociale gerechtigheid en de beginselen van solidariteit en subsidiariteit respecteert. Dit respect houdt in dat "de rechten en de uitoefening daarvan van alle personen, gezinnen en groeperingen moeten worden erkend, in acht worden genomen en worden bevorderd". Gaudium et Spes, 75[[575|75]] Tot slot dient ook over de vrede te worden gesproken. Sommige pacifistische en ideologische opvattingen zijn vaak geneigd, van de vrede een zuiver binnenwereldlijk vraagstuk te maken, terwijl men zich in andere gevallen beperkt tot een beknopt ethisch oordeel met voorbijgaan aan het ingewikkelde karakter van de daarmee samenhangende vraagstukken. Vrede is altijd "het werk van gerechtigheid en de vrucht van de naastenliefde"; Catechismus van de Katholieke Kerk, 2304[[1|2304]] ze eist dat geweld en terrorisme radicaal en absoluut worden afgewezen, en vraagt van de politieke leiders dat zij zich bij voortduring en met grote zorg ervoor inzetten.
De katholieken mogen en moeten in deze moeilijke situatie hun stem verheffen, en wijzen op de diepste betekenis van het leven en op de verantwoordelijkheid die ieder mens in deze heeft. In de lijn van de vaste leer van de Kerk heeft Johannes Paulus II vele malen herhaald dat zij die direct bij wetgevende arbeid betrokken zijn "de zware en duidelijke verplichting hebben zich te verzetten" tegen iedere wet die een aantasting betekent van het menselijk leven. Zoals voor geen enkele katholiek is het ook voor hen nooit geoorloofd deel te nemen aan een opiniecampagne ten gunste van zulk een wet noch zijn bijval eraan te geven. vgl: Ut Unum Sint, 73[[[73|73]]] De paus zelf heeft dit in de Encycliek Evangelium Vitae[2] geleerd naar aanleiding van het geval dat het niet mogelijk zou zijn een abortuswet die reeds is aangenomen of waarover gestemd gaat worden tegen te houden of geheel ongedaan te maken. Niettemin is het "een parlementslid, wiens persoonlijk absoluut verzet tegen abortus duidelijk en door iedereen gekend is, geoorloofd voorstellen te steunen die bedoeld zijn om de schade van zulk een wet te beperken en zodoende de negatieve gevolgen voor de beschaving en de openbare zedelijkheid te verminderen". vgl: Ut Unum Sint, 2[[[73|2]]]
In verband hiermee moet ook worden gezegd dat een goed gevormd christelijk geweten iemand verbiedt, door zijn stem ertoe bij te dragen dat een wet of politiek programma van kracht wordt, waarin de basisbeginselen van geloof en zedenleer ondermijnd worden door daarvan afwijkende of ermee strijdige voorstellen. Het geloof is een onverbrekelijke eenheid, en het is dus niet logisch een bepaald element daaruit los te maken ten koste van de gehele katholieke leer.
Het feit dat iemand zich inzet voor een onderdeel van de sociale leer van Kerk ontslaat hem niet van de verantwoordelijkheid voor het algemeen welzijn. Ook mag een katholiek niet aan anderen de hem toevertrouwde christelijke opdracht willen overdragen, de opdracht namelijk die hij van Jezus Christus' evangelie ontving om de waarheid over de mens en de wereld te verkondigen en concrete gestalte te geven.
Wanneer men in de politiek te maken krijgt met zedelijke beginselen waaraan niet getornd mag worden en die geen uitzondering of compromis toelaten, dan heeft de katholiek een des te duidelijker taak en groter verantwoordelijkheid. Wanneer het gaat om fundamentele en onvervreemdbare ethische beginselen moeten de christenen immers weten dat het gaat om de kern van de zedelijke orde, waarmee heel het welzijn van de mens gemoeid is. Dat is bijvoorbeeld het geval met de burgerlijke wetten aangaande abortus en euthanasie (niet te verwarren met het niet tot alle prijs willen voortzetten van een behandeling, hetgeen ook in moreel opzicht geoorloofd is). Het grondrecht op het leven, vanaf de bevruchting tot aan het natuurlijk einde ervan, moet door deze wetten beschermd worden. Zo moet ook gewezen worden op de plicht de menselijke embryo te eerbiedigen en zijn rechten te beschermen. Op soortgelijke wijze moet de bescherming en goede zorg gewaarborgd blijven voor het gezin, waarvan het monogaam huwelijk tussen twee mensen van verschillend geslacht de grondslag is, en waarvan de eenheid en hechtheid tegenover de moderne echtscheidingswetten beschermd dient te worden: andere samenlevingsvormen mogen er onder geen beding juridisch mee gelijk worden gesteld, of als zodanig wettelijk worden erkend. Ook de vrijheid van de ouders bij de opvoeding van hun kinderen is een onvervreemdbaar recht dat onder meer erkend wordt door de Internationale Verklaringen over de Mensenrechten. Men dient ook te denken aan de maatschappelijke bescherming van minderjarigen en de bevrijding van hen die slachtoffer zijn van moderne vormen van slavernij (zoals drugs en prostitutie). In deze opsomming mag het recht op godsdienstvrijheid niet ontbreken noch het ontwikkelen van een economie die dienstbaar is aan de mens en aan het algemeen welzijn en die sociale gerechtigheid en de beginselen van solidariteit en subsidiariteit respecteert. Dit respect houdt in dat "de rechten en de uitoefening daarvan van alle personen, gezinnen en groeperingen moeten worden erkend, in acht worden genomen en worden bevorderd". Gaudium et Spes, 75[[575|75]] Tot slot dient ook over de vrede te worden gesproken. Sommige pacifistische en ideologische opvattingen zijn vaak geneigd, van de vrede een zuiver binnenwereldlijk vraagstuk te maken, terwijl men zich in andere gevallen beperkt tot een beknopt ethisch oordeel met voorbijgaan aan het ingewikkelde karakter van de daarmee samenhangende vraagstukken. Vrede is altijd "het werk van gerechtigheid en de vrucht van de naastenliefde"; Catechismus van de Katholieke Kerk, 2304[[1|2304]] ze eist dat geweld en terrorisme radicaal en absoluut worden afgewezen, en vraagt van de politieke leiders dat zij zich bij voortduring en met grote zorg ervoor inzetten.
Referenties naar alinea 4: 2
Overwegingen over voorstellen om wettelijke erkenning te geven aan verbintenissen tussen homoseksuele personen ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Beginselen van de katholieke leer over de autonomie van de tijdelijke orde en over pluralisme
5
Met betrekking tot deze kwesties mogen allerlei systemen worden gebruikt, al naargelang de verschillende culturen en gevoeligheden; maar geen christen mag, zich beroepend op het beginsel van het pluralisme en op de autonomie van de leek in de politiek, compromissen in de hand werken waardoor ethische eisen die van fundamenteel belang zijn voor het algemeen welzijn van de samenleving, worden aangetast of verzwakt. In zich gaat het niet om 'confessionele waarden'. In feite zijn die ethische eisen geworteld in de menselijke natuur en behoren ze tot de natuurlijke zedenorde. Om ze te verdedigen hoeft men niet het christelijk geloof te belijden. Maar om de waarheid over de mens en het algemeen welzijn van de samenleving belangeloos te dienen, worden ze altijd en overal door de leer van de Kerk bekrachtigd en verdedigd. Daarnaast dient de politiek zich ook zeker te houden aan beginselen die, juist omdat ze de waardigheid van de mens en van ware menselijke vooruitgang ten dienste staan, een absolute waarde hebben.
Referenties naar alinea 5: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Men beroept zich vaak op "de gewettigde autonomie van katholieke leken bij hun politieke arbeid"; dit dient verduidelijkt te worden. Wanneer men het algemeen welzijn van de samenleving wil bevorderen in overeenstemming met zijn geweten, is dit volstrekt geen 'confessionalisme' of godsdienstige onverdraagzaamheid. Voor de katholieke zedenleer is de gewettigde autonomie van het burgerlijk en politiek bereik tegenover het bereik van Kerk en godsdienst - maar niet tegenover dat van de zedelijkheid - een door de katholieke Kerk aanvaarde waarde en behoort ze tot het erfgoed van de moderne beschaving. vgl: Gaudium et Spes, 76[[[575|76]]] Johannes Paulus II heeft vele malen gewaarschuwd voor de gevaren die het gevolg zijn van een verwarring tussen de religieuze en de politieke sfeer. "Er doet zich een zeer moeilijke situatie voor wanneer een typisch godsdienstige norm tot staatswet verheven wordt of dreigt te worden, zonder dat men zich erom bekommert dat de godsdienst en de politieke maatschappij niet dezelfde bevoegdheden hebben. De gelijkstelling van godsdienstige wetten aan burgerlijke wetten kan de godsdienstvrijheid teniet doen, en kan ertoe leiden dat andere onvervreemdbare mensenrechten worden beperkt of ontkend." Wanneer je de vrede wilt, respecteer dan het geweten van iedere mens[[1011]] Alle gelovigen beseffen zeer wel dat de staat geen bevoegdheid toekomt inzake specifiek religieuze handelingen (geloofsbelijdenis, eredienst, bediening van de sacramenten, theologische leerstellingen, contacten tussen religieuze gezagsdragers en gelovigen, enzovoorts). De staat mag zich daar niet mee bemoeien, ze op geen enkele wijze voorschrijven of verhinderen, uitgezonderd wanneer het een kwestie is van openbare orde. Evenmin als de openbare dienstverlening mag de erkenning van de burgerlijke en politieke rechten afhankelijk zijn van de religieuze overtuigingen of activiteiten van de burgers.
Zoals ieder ander hebben de katholieke burgers het recht en de plicht oprecht naar de waarheid te zoeken en met alle geoorloofde middelen morele waarheden te ondersteunen en te verdedigen aangaande maatschappij, gerechtigheid, vrijheid, eerbiediging van het leven en van de andere mensenrechten. Sommige daarvan worden ook door de Kerk voorgehouden, maar hun burgerlijke rechtvaardiging wordt daardoor niet verminderd, en zij die zich daarin herkennen, zijn daarom niet minder 'autonoom' erbij betrokken, afgezien van de rol die verstandelijke overwegingen en de bevestiging ervan door het christelijk geloof spelen bij het achterhalen van zulke waarheden. Een dergelijke 'autonomie' heeft allereerst betrekking op de houding van wie de waarheden respecteert die voortvloeien uit de natuurlijke kennis aangaande de mens in de samenleving, en het doet er weinig toe dat deze waarheden ook worden voorgehouden door deze of gene godsdienst: de waarheid is immers één. Het zou een vergissing zijn als men de juiste autonomie die de katholieken in de politiek toekomt, zou verwarren met het beroep op een beginsel dat los staat van de morele en sociale leer van de Kerk.
Als het leergezag van de Kerk op dit gebied zijn stem doet horen, is het niet om politieke macht uit te oefenen of de meningsvrijheid van de katholieken inzake contingente kwesties in te perken. Daarentegen wil het - zoals het zijn plicht is - het geweten van de gelovigen, vooral wanneer zij politiek actief bezig zijn, vormen en voorlichten opdat zij bij hun werk steeds erop uit zijn de mens en het algemeen welzijn te dienen. De sociale leer van de Kerk is geen inmenging in het bestuur van afzonderlijke landen. Maar ze houdt de gelovige leken wel een coherente morele plicht voor binnen hun geweten dat één en onverdeeld is.
In democratieën worden alle voorstellen in vrijheid gewogen en besproken. Het zou een vorm van onverdraagzaam secularisme zijn als christenen in naam van het persoonlijk geweten op politiek gebied onmondig zouden worden verklaard omdat ze de morele plicht hebben hun geweten te volgen, en hun het recht zou worden ontzegd om zich bij hun politieke activiteit te laten leiden door hetgeen naar hun overtuiging het algemeen welzijn vraagt. In zo'n geval zou men niet alleen het politiek en cultureel belang van het geloof ontkennen, maar ook de mogelijkheid zelf van een natuurlijke ethiek. Dan zou de weg geopend zijn voor een anarchie op moreel gebied, die nooit gelijkgesteld zou kunnen worden met welke vorm van gewettigd pluralisme ook. Vanzelfsprekend zou de keuze voor een dergelijk soort samenleving tot gevolg hebben dat de sterksten de zwakkeren zouden overheersen. Bovendien, zou het christendom gemarginaliseerd worden, dan zou dit niet bevorderlijk zijn voor de toekomst van een samenleving die men voor ogen heeft, noch voor de eendracht onder de volkeren, maar integendeel de geestelijke en culturele fundamenten zelf van de beschaving ondermijnen. vgl: Tot het bij de Heilige Stoel geaccrediteerde Corps Diplomatique[[[2364]]].
Zoals ieder ander hebben de katholieke burgers het recht en de plicht oprecht naar de waarheid te zoeken en met alle geoorloofde middelen morele waarheden te ondersteunen en te verdedigen aangaande maatschappij, gerechtigheid, vrijheid, eerbiediging van het leven en van de andere mensenrechten. Sommige daarvan worden ook door de Kerk voorgehouden, maar hun burgerlijke rechtvaardiging wordt daardoor niet verminderd, en zij die zich daarin herkennen, zijn daarom niet minder 'autonoom' erbij betrokken, afgezien van de rol die verstandelijke overwegingen en de bevestiging ervan door het christelijk geloof spelen bij het achterhalen van zulke waarheden. Een dergelijke 'autonomie' heeft allereerst betrekking op de houding van wie de waarheden respecteert die voortvloeien uit de natuurlijke kennis aangaande de mens in de samenleving, en het doet er weinig toe dat deze waarheden ook worden voorgehouden door deze of gene godsdienst: de waarheid is immers één. Het zou een vergissing zijn als men de juiste autonomie die de katholieken in de politiek toekomt, zou verwarren met het beroep op een beginsel dat los staat van de morele en sociale leer van de Kerk.
Als het leergezag van de Kerk op dit gebied zijn stem doet horen, is het niet om politieke macht uit te oefenen of de meningsvrijheid van de katholieken inzake contingente kwesties in te perken. Daarentegen wil het - zoals het zijn plicht is - het geweten van de gelovigen, vooral wanneer zij politiek actief bezig zijn, vormen en voorlichten opdat zij bij hun werk steeds erop uit zijn de mens en het algemeen welzijn te dienen. De sociale leer van de Kerk is geen inmenging in het bestuur van afzonderlijke landen. Maar ze houdt de gelovige leken wel een coherente morele plicht voor binnen hun geweten dat één en onverdeeld is.
- "Er mogen in hun bestaan niet twee parallelle levens zijn: enerzijds het zogenaamde 'geestelijke' leven met zijn waarden en eisen; anderzijds het zogenaamde 'wereldlijke' leven of het leven van gezin, werk, sociale relaties, politiek engagement en cultuur. De rank welke verbonden is met de wijnstok die Christus is, draagt zijn vruchten in iedere sector van activiteit en van bestaan. Inderdaad vallen al de verschillende levensgebieden van de leek onder het plan van God, die ze wil als de 'historische plaats' van de openbaring en van de verwerkelijking van de liefde van Jezus Christus tot lof van de Vader en ten dienste van de broeders. Iedere activiteit, iedere situatie, iedere concrete inspanning - zoals bijvoorbeeld de competitie en de solidariteit in het werk, de liefde en de toewijding in het gezin en in de opvoeding van de kinderen, de sociale en politieke dienst, het aanreiken van de waarheid in het milieu van de cultuur - is een providentiële gelegenheid voor 'volharding in geloof, hoop en liefde'." Christifideles laici, 59[[692|59]]
In democratieën worden alle voorstellen in vrijheid gewogen en besproken. Het zou een vorm van onverdraagzaam secularisme zijn als christenen in naam van het persoonlijk geweten op politiek gebied onmondig zouden worden verklaard omdat ze de morele plicht hebben hun geweten te volgen, en hun het recht zou worden ontzegd om zich bij hun politieke activiteit te laten leiden door hetgeen naar hun overtuiging het algemeen welzijn vraagt. In zo'n geval zou men niet alleen het politiek en cultureel belang van het geloof ontkennen, maar ook de mogelijkheid zelf van een natuurlijke ethiek. Dan zou de weg geopend zijn voor een anarchie op moreel gebied, die nooit gelijkgesteld zou kunnen worden met welke vorm van gewettigd pluralisme ook. Vanzelfsprekend zou de keuze voor een dergelijk soort samenleving tot gevolg hebben dat de sterksten de zwakkeren zouden overheersen. Bovendien, zou het christendom gemarginaliseerd worden, dan zou dit niet bevorderlijk zijn voor de toekomst van een samenleving die men voor ogen heeft, noch voor de eendracht onder de volkeren, maar integendeel de geestelijke en culturele fundamenten zelf van de beschaving ondermijnen. vgl: Tot het bij de Heilige Stoel geaccrediteerde Corps Diplomatique[[[2364]]].
Referenties naar alinea 6: 4
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Overwegingen over bepaalde details
7
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
In de laatste jaren is het voorgekomen dat ook binnen christelijke politieke verenigingen en organisaties steun werd gegeven aan politieke krachten of bewegingen waarvan de stellingname in fundamentele politieke kwesties ingaat tegen de morele en sociale leer van de Kerk. Een dergelijk handelen, in strijd met de fundamentele beginselen van het christelijk geweten, is onverenigbaar met het lidmaatschap van verenigingen of organisaties die zich katholiek noemen. Zo hebben op analoge wijze in sommige landen katholieke tijdschriften hun lezers bij politieke keuzes op dubbelzinnige of onjuiste wijze voorgelicht. Ze hebben de autonomie van de katholieken op politiek gebied verkeerd geïnterpreteerd, en geen aandacht besteed aan boven vermelde beginselen. Het geloof in Jezus Christus die "de weg, en de waarheid en het leven" is (Joh. 14, 6)[b:Joh. 14, 6] vraagt van de christenen zich meer in te zetten voor de opbouw van een cultuur die, geïnspireerd door het Evangelie, zich laat leiden door het erfgoed van waarden en de inhoud van de katholieke overlevering. Wil men een soort katholieke culturele diaspora voorkomen, dan is het dringend noodzakelijk om in een voor de moderne mensen verstaanbare taal de vruchten aan te bieden van het geestelijk, intellectueel en moreel erfgoed van het katholicisme. Overigens, gezien hetgeen de katholieken op cultureel gebied tot stand hebben gebracht, en de rijke politieke ervaring die zij vooral in de decennia na de Tweede Wereldoorlog in verschillende landen hebben opgebouwd, hebben zij geen enkele reden voor een minderwaardigheidscomplex, als men hen vergelijkt met de politieke systemen waarvan de recente geschiedenis de zwakte of volkomen mislukking heeft aangetoond. Het zou een te enge opvatting zijn, te denken dat de katholieken zouden kunnen volstaan met te streven naar de verandering van de structuren. Immers, als er op basisniveau geen cultuur aanwezig is die in staat is om de door geloof en moraal gestelde eisen op te vangen, te rechtvaardigen en naar de praktijk te vertalen, zullen de veranderingen steeds op zwakke fundamenten rusten. Het geloof heeft sociale en politieke kwesties nooit in een strak schema willen persen. Het beseft dat de tijd waarin de mens leeft, hem dwingt met onvolmaakte en snel veranderende situaties rekening te houden. Om die reden zijn politieke stellingnames en handelingen af te wijzen die zich laten leiden door een utopisch toekomstbeeld, waarbij het traditionele Bijbelse geloof verwordt tot een soort profetisch visioen zonder God, de boodschap van de godsdienst wordt misbruikt, en het geweten van de mensen wordt gericht op een puur aardse hoop die het streven van de christen naar het eeuwig leven teniet doet of vermindert. Tegelijk leert de Kerk dat zonder de waarheid geen ware vrijheid bestaan kan. "Waarheid en vrijheid gaan immers hand in hand, of gaan samen ellendig ten onder", schrijft Johannes Paulus II. Fides et Ratio, 90[[10|90]] In een samenleving waarin men niet tracht de waarheid te achterhalen, wordt iedere echte beoefening van de vrijheid verzwakt, en de weg geopend naar bandeloosheid en individualisme, tot groot nadeel voor het welzijn van de individu en van de gehele samenleving.
Referenties naar alinea 7: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
In verband hiermee dient herinnerd te worden aan een waarheid die in de openbare mening vaak niet goed wordt ingezien of onder woorden gebracht: het recht op gewetensvrijheid en speciaal op godsdienstvrijheid, die in de Verklaring Dignitatis Humanae[702] van het Tweede Vaticaans Concilie verkondigd werd, is gebaseerd op de ontologische waardigheid van de menselijke persoon, en niet op een veronderstelde en niet-bestaande gelijkheid van godsdiensten of menselijke culturele systemen. vgl: "Allereerst getuigt dan deze heilige kerkvergadering, dat God zelf aan het menselijk geslacht de weg heeft bekendgemaakt waarlangs de mensen door Hem te dienen in Christus verlost en zalig kunnen worden. Wij geloven dat deze énige en ware godsdienst zich bevindt in de katholieke en apostolische Kerk.- Dit vermindert niet de ongeveinsde eerbied die de Kerk heeft voor de verschillende godsdienstige tradities waarin zij 'elementen van waarheid en goedheid erkent'.[[[702|1]]] vgl: Lumen Gentium, 16[[[617|16]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 11[[[703|11]]] vgl: Nostra Aetate, 2[[[610|2]]] vgl: Redemptoris Missio, 5[[[4|5]]] vgl: Dominus Iesus, 2,8,21[[[78|2.8.21]]] Zo heeft paus Paulus VI gezegd dat "het Concilie dit recht op godsdienstvrijheid in geen enkel opzicht baseert op een aanname, als zouden alle godsdiensten en leerstellingen, zelfs de onjuiste, min of meer dezelfde waarde hebben; integendeel, het baseert dit recht op de waardigheid van de menselijke persoon die niet onderworpen mag worden aan van buiten komende dwang waardoor het geweten onder druk wordt gezet, wanneer het zoekt naar de ware godsdienst en zich daaraan gewonnen wil geven".Paus Paulus VI, Toespraak tot...Paus Paulus VI, Toespraak tot het College van Kardinalen, in: Insegnamenti di Paolo VI, 14 (1976), 1088-1089. De leer over gewetensvrijheid en godsdienstvrijheid is dus totaal niet in tegenspraak met de veroordeling in de katholieke leer van indifferentisme en godsdienstig relativisme, vgl: Quanta Cura[[[430]]] vgl: Immortale Dei[[[739]]] vgl: Quas Primas[[[700]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 2108[[[1|2108]]] vgl: Dominus Iesus, 22[[[78|22]]] maar sluit daar volledig bij aan.
Referenties naar alinea 8: 1
Caritas in Veritate ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Tot slot
9
De richtlijnen in de Nota willen een van de belangrijkste aspecten belichten van de eenheid in het christelijk leven: het nauw verband tussen geloof en leven, tussen evangelie en cultuur, waarop het Tweede Vaticaans Concilie heeft gewezen. Het Concilie spoort de gelovigen aan "zich toe te leggen op een getrouwe vervulling van hun aardse plicht, en wel geleid door de geest van het evangelie. Diegenen verwijderen zich van de waarheid die, in de wetenschap dat wij hier geen blijvende stad hebben, maar een toekomstige zoeken, menen, dat zij daarom hun aardse plichten kunnen verwaarlozen, er niet aan denkend, dat zij juist door het geloof nog meer verplicht zijn die te vervullen, volgens de roeping die ieder heeft ... Laten de christenen zich liever erover verheugen ... dat zij al hun aardse activiteiten kunnen uitoefenen en daardoor de menselijke beredderingen thuis, in beroep, in wetenschap of techniek in één levende synthese brengen met de godsdienstige waarden, die uiteindelijk alles samen ordenen ter ere van God". Gaudium et Spes, 43[[575|43]] vgl: Christifideles laici, 59[[[692|59]]] Tijdens de audiëntie van 21 november 2002 heeft paus Johannes Paulus II zijn goedkeuring gehecht aan de voorliggende Nota, die was aangenomen in de plenaire sessie van de Congregatie voor de Geloofsleer, en opdracht gegeven dat ze zou worden gepubliceerd.
Rome, in het Officie van de Congregatie voor de Geloofsleer,
24 november 2002, Hoogfeest van Christus, Koning van het Heelal. Joseph Kardinaal Ratzinger
prefect Tarcisio Bertone s.d.b.
secretaris
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/11-activiteiten-en-het-gedrag-van-de-katholieken-op-het-gebied-van-nl