De Eucharistie, tegengif voor vraatzucht

x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:

Informatie over dit document

De Eucharistie, tegengif voor vraatzucht
Op het Hoogfeest van het Heilig Lichaam en Bloed van Onze Heer Jezus Christus - Sacramentsdag 2019
Voorplein van de kerk Santa Maria Consolatrice (Rome)
Sacramentsdag (Jaar C)
Paus Franciscus
23 juni 2019
Pauselijke geschriften - Homilieën
2019, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nedelandse Bisschoppenconferentie
Vert. uit Franstalige vertaling (Zenit.org): maranatha-gemeenschap; alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
23 juni 2019
Maranatha-gemeenschap
7 juni 2023
7419
nl
Toon meer

Referenties naar dit document van thema's en berichten

Open uitgebreid overzicht

Extra opties voor dit document

Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social media
1
Het woord Gods helpt ons vandaag twee eenvoudige en wezenlijke werkwoorden te herontdekken voor het leven van elke dag: zegen en geven.

Zegenen. Melchisedek zegt in de eerste lezing: Gezegend zij Abraham door de Allerhoogste God (…) en gezegend zij de allerhoogste God” (Gen. 14, 19-20)[b:Gen. 14, 19-20]. Het spreken van Melchisedek is zegenen. Hij zegent Abraham, in wie alle families der aarde zullen gezegend worden 1[[b:Gen. 12, 3]] 2[[b:Gal. 3, 8]]. Alles begint bij de zegen: woorden van goedheid wekken een geschiedenis aan goedheid. Hetzelfde gebeurt in het Evangelie: voor Hij de broden vermenigvuldigt, zegent Jezus ze: “Hij nam de vijf broden en de twee vissen, sloeg de ogen ten hemel, sprak er de zegen over uit, brak ze en gaf ze aan zijn leerlingen” (Lc. 9, 16)[b:Lc. 9, 16]. De zegen maakt vijf broden tot voedsel voor een menigte: Hij laat een waterval aan goedheid stromen.

Referenties naar alinea 1: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Waarom doet zegenen goed? Omdat het woord een gave wordt. Wanneer men zegent, doet men niets voor zichzelf, maar voor de anderen. Zegenen is niet mooie woorden spreken, geen gelegenheidstoespraak; het is het goede zeggen, met liefde spreken. Dat heeft Melchisedek gedaan, door spontaan goed te spreken over Abraham, zonder dat deze iets goed gezegd of gedaan had voor hem. Zo heeft Jezus gedaan, Hij toonde de betekenis van de zegen door de broden gratis uit te delen.

Referenties naar alinea 2: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Hoe dikwijls werden ook wij gezegend, in de kerk of thuis, hoe dikwijls hebben wij een woord gekregen dat ons goed doet, of een kruisje op het voorhoofd … Wij werden gezegend op de dag van ons doopsel en worden gezegend op het einde van elke Mis. De Eucharistie is een school van zegening. God spreekt goed over ons, Zijn veelgeliefde kinderen, en zo moedigt Hij ons aan door te gaan. En wij zegenen God in onze samenkomsten (Ps. 68, 27)[b:Ps. 68, 27] en vinden de smaak van het lofgebed terug dat het hart bevrijdt en geneest. Wij gaan naar de Mis met de zekerheid door de Heer gezegend te worden en wij gaan naar buiten om op onze beurt te zegenen, om kanalen van goedheid te zijn in de wereld.

Referenties naar alinea 3: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Het is belangrijk dat wij, herders, eraan denken het volk van God te zegenen. Dierbare priesters, wees niet bang te zegenen, de Heer verlangt goed te spreken van Zijn volk, Hij laat graag Zijn liefde voor ons voelen. Alleen als wij gezegend zijn, kunnen wij anderen zegenen met dezelfde zalving van liefde. Het is integendeel droevig te zien hoe gemakkelijk men vandaag verwenst, minacht, beledigt. Als het ware in de greep van bezetenheid, houdt men zich niet in bedwang en spuwt men zijn woede uit over alles en iedereen. Helaas, dikwijls is degene die het hardst roept, de sterkste; degene die het meest zijn woede uit, lijkt gelijk te hebben en een akkoord te bereiken. Laten wij ons niet aantasten door arrogantie, laten wij ons niet overweldigen door bitterheid, wij die het Brood eten dat alle zoetheid in zich bevat. Het volk van God houdt van lofzang, het leeft niet van klaagzangen; het is gemaakt voor zegeningen, niet voor gejammer. Leren wij ten overstaan van de Eucharistie, van Jezus die zich tot Brood heeft gemaakt, dat nederige Brood dat heel de Kerk in zich bevat - leren wij zegenen wat wij hebben, God loven, zegenen en ons verleden niet verwensen, een goed woord over hebben voor de anderen.

Referenties naar alinea 4: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Het tweede werkwoord is geven. Op ‘zegen’ volgt ‘geven”, zoals Abraham die, gezegend door Melchisedek, “hem van alles een tiende deel gaf” 3[[b:Gen. 14, 20]]. Zoals voor Jezus die, na de zegen uitgesproken te hebben, het brood gaf opdat het zou uitgedeeld worden, en zo de mooiste betekenis ervan ontsluit: brood is niet alleen een consumptieproduct, maar een middel om te delen. Inderdaad, op een verrassende manier, wordt in het verhaal van de broodvermenigvuldiging nooit gesproken over vermenigvuldigen. Integendeel, de werkwoorden die gebruikt worden, zijn: “breken, geven, uitdelen” 4[[b:Lc. 9, 16]]. Kortom, niet de vermenigvuldiging wordt benadrukt, maar het delen. Dat is belangrijk: Jezus doet geen magie, Hij transformeert de vijf broden niet in vijfduizend broden om daarna te zeggen: deel ze nu uit. Nee. Jezus bidt, zegent deze vijf broden en begint ze te breken, terwijl Hij zich toevertrouwt aan de Vader. En het blijft niet bij deze vijf broden. Het is geen magie, het is vertrouwen op God en Zijn voorzienigheid.

Referenties naar alinea 5: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
In de wereld probeert men altijd de winst te verhogen, facturen op te blazen … Ja, maar waartoe? Om te geven of te hebben? Om te delen of op te stapelen? De ‘economie’ van het Evangelie vermenigvuldigt door te delen, voedt door uit te delen, voldoet niet aan de vraatzucht van enkelen, maar geeft leven aan de wereld. Niet ‘hebben’ maar ‘geven’, is het werkwoord van Jezus.

Referenties naar alinea 6: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
De opdracht die Hij aan Zijn leerlingen geeft, is afdoende: “Geeft gij hun maar te eten” (Lc. 9, 13)[b:Lc. 9, 13]. Proberen wij ons de redenering voor te stellen, die de leerlingen moeten gedaan hebben: wij hebben geen brood voor onszelf en moeten aan de anderen denken? waarom moeten wij hun te eten geven als zij gekomen zijn om naar onze Meester te luisteren? als zij niets bij hebben om te eten, dat zij dan naar huis gaan of dat ze ons geld geven en wij zullen het gaan kopen. Op zich geen verkeerde redeneringen, maar ook niet de redenering van Jezus, Hij wil er niet van horen. “Geeft gij hun maar te eten.” Wat wij hebben, draagt vrucht als wij het geven - dat is wat Jezus ons wil zeggen; en het heeft geen belang of dat veel is of weinig. De Heer doet grote dingen met onze kleinheid, zoals met de vijf broden. Hij doet geen wonderen door spectaculaire handelingen, maar met nederige dingen, door met Zijn handen te breken, te geven, uit te delen, te delen. God is nederige Almacht, alleen uit liefde. En liefde doet grote dingen met kleine dingen.

Referenties naar alinea 7: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Dat leert ons de Eucharistie: daar is God, bevat in een stuk brood. Eenvoudig en wezenlijk, gebroken en gedeeld Brood, de Eucharistie die wij ontvangen geeft ons Gods manier van denken door. En brengt ons ertoe onszelf aan de anderen te geven. Het is het tegengif voor “dat heb ik graag, dat is niet aan mij besteed, ik heb geen tijd, ik kan niet, het is mijn zaak niet”.

Referenties naar alinea 8: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
In onze stad die hongert naar liefde en aandacht, die lijdt onder ontwaarding en verwaarlozing, tegenover de vele eenzame bejaarden, gezinnen in problemen, jongeren die moeilijk hun kost kunnen verdienen en hun dromen voeden, zegt de Heer u: geef gij hun maar te eten. En gij kunt antwoorden: ik heb weinig, ik ben er niet toe in staat. Dat is niet waar, het weinige dat ge hebt, is veel in de ogen van Jezus als ge het niet voor uzelf houdt, als ge het waagt. En ge bent niet alleen: ge hebt de Eucharistie, het Brood voor onderweg, het Brood van Jezus.

Referenties naar alinea 9: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Ook vanavond zullen wij gevoed worden door Zijn gegeven Lichaam. Als wij het met ons hart opnemen, zal dat Brood de kracht van de liefde in ons vrijmaken: wij zullen ons gezegend en bemind weten en wij zullen willen zegenen en beminnen, te beginnen met hier, onze stad, de straten die wij vanavond zullen doorkruisen. De Heer komt in onze straten om goed te spreken, goed te spreken over ons en om ons moed te geven, ons moed te geven. En ons vraagt Hij, zegen en gave te zijn.

Referenties naar alinea 10: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media