Catechismus van de Katholieke Kerk

x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:

Informatie over dit document

Catechismus van de Katholieke Kerk
15 augustus 1997
Catechismus - Catechismus
1997, Libreria Editrice Vaticana / 2023, Nederlandse Bisschoppenconferentie
Hierin verwerkt de officiële aanpassingen aan de "editio typica" volgens o.a. het protocol van wijzigingen 1997
De referenties, de leeswijzer, trefwoorden (conform de Nederlandstalige uitgave) en nummertoevoegingen aan de inhoudsopgave zijn toevoegingen van de redactie om het gebruik van de Catechismus te bevorderen. Deze toevoegingen, hoewel getrouw aan de kerkelijke leer, vormen geen onderdeel van de geautoriseerde, door de Apostolische Constitutie Fidei Depositum vastgestelde uitgave.
Aanpassingen aan de 3e druk (2023), waar nodig, aangegeven. (Alleen van toepassing op de Nederlandstalige vertaling)
De nummers van de noten komen, om technische redenen, niet overeen met de officiële uitgaven.Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1997
3 april 2025
1
nl
Toon meer

Referenties naar dit document: 284

Open uitgebreid overzicht

Referenties naar dit document van thema's en berichten

Open uitgebreid overzicht

Extra opties voor dit document

Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social media

Referenties naar alinea 588: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
- III - Jezus en het geloof van Israël in de enige God en Redder (587-591)
587
Ook al zijn de Wet en de Tempel van Jeruzalem door Jezus een "teken van tegenspraak" 1[[b:Lc. 2, 34]] gemaakt voor de religieuze autoriteiten van Israël, toch is het zijn rol in de verlossing uit de zonde, een goddelijk werk bij uitstek, voor hen de werkelijke steen des aanstoots geweest 2[[b:Lc. 20, 17-18; Ps. 118, 22]].

Referenties naar alinea 587: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
588

545
Door met tollenaars en zondaars even vertrouwelijk te eten 3[[b:Lc. 5, 30]] als met de Farizeeën zelf heeft Jezus hun aanstoot gegeven 4[[b:Lc. 7, 36; Lc. 11, 37; Lc. 14, 1]]. Tegen diegenen onder hen "die, overtuigd van eigen gerechtigheid, de anderen minachtten" (Lc. 18, 9)[b:Lc. 18, 9] 5[[b:Joh. 7, 49; Joh. 9, 34]], heeft Jezus duidelijk gezegd: "Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen, maar om zondaars te roepen" (Lc. 5, 32)[b:Lc. 5, 32]. Hij is nog verder gegaan: Hij verkondigt ten overstaan van de Farizeeën dat zij die beweren geen redding nodig te hebben, blind zijn 6[[b:Joh. 9, 40-41]], ten aanzien van zichzelf, 7[[b:Joh. 8, 33-36]] aangezien de zonde universeel is.


Zie ook alinea's: -545-[al:545]

Referenties naar alinea 588: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
589

432
1441
Jezus heeft vooral aanstoot gegeven, omdat Hij zijn barmhartige houding jegens zondaars vereenzelvigd heeft met Gods eigen houding jegens hen 8[[b:Mt. 9, 13; Hos. 6, 6]]. Hij heeft zelfs te verstaan gegeven dat Hij, door met zondaars aan tafel aan te zitten 9[[b:Lc. 15, 1-2]], hen toeliet tot het Messiaanse feestmaal 10[[b:Lc. 15, 23-32]]. Maar het is heel in het bijzonder door de zonden te vergeven dat Jezus de religieuze autoriteiten van Israël voor een dilemma geplaatst heeft. Zouden zij niet terecht zeggen in hun ontzetting: "Wie anders kan er zonden vergeven dan God alleen?" (Mc. 2, 7)[b:Mc. 2, 7]. Of Jezus lastert God door zonden te vergeven, want dan is het een mens die zich aan zichzelf gelijk maakt 11[[b:Joh. 5, 18; Joh. 10, 33]], of Hij spreekt de waarheid en zijn persoon stelt dan de naam van God tegenwoordig en openbaart deze 12[[b:Joh. 17, 6.26]].


Zie ook alinea's: -431-[al:431]-1441-[al:1441]-432-[al:432]

Referenties naar alinea 589: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
590

253
Alleen de goddelijke identiteit van de persoon van Jezus kan een zo dwingende eis als de volgende rechtvaardigen: "Wie niet met Mij is, is tegen Mij" (Mt. 12, 30)[b:Mt. 12, 30]; evenals de uitspraak dat er in Hem "meer dan Jona, (...) meer dan Salomo" (Mt. 12, 41-42)[b:Mt. 12, 41-42] is, "meer dan de tempel" (Mt. 12, 6)[b:Mt. 12, 6]; of wanneer Hij met betrekking tot zichzelf eraan herinnert dat David de Messias zijn Heer genoemd heeft 13[[b:Mt. 12, 36.37]] of wanneer Hij zegt: "Voor Abraham werd, ben Ik" (Joh. 8, 58)[b:Joh. 8, 58] en zelfs: "Ik en de Vader Wij zijn één" (Joh. 10, 30)[b:Joh. 10, 30].


Zie ook alinea's: -253-[al:253]

Referenties naar alinea 590: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
591

574
Jezus heeft de religieuze autoriteiten van Jeruzalem gevraagd in Hem te geloven op grond van de werken van de Vader die Hij verrichtte 14[[b:Joh. 10, 36-38]]. Maar een dergelijke daad van geloof moest de weg gaan van een geheimvol sterven aan zichzelf om "opnieuw geboren te worden" 15[[b:Joh. 3, 7]] in de aantrekkingskracht van de goddelijke genade 16[[b:Joh. 6, 44]]. Een dergelijke eis tot bekering waar het gaat over een zo verrassende vervulling van de beloften 17[[b:Jes. 53, 1]] maakt het mogelijk de tragische vergissing van het sanhedrin te begrijpen. Dit meende dat Jezus als godslasteraar de dood verdiende 18[[b:Mc. 3, 6; Mt. 26, 64-66]]. Zijn leden handelden tegelijkertijd zowel uit "onwetendheid" 19[[b:Lc. 23, 34; Hand. 3, 17-18]] als vanwege "de verharding" 20[[b:Mc. 3, 5; Rom. 11, 25]] van "het ongeloof" 21[[b:Rom. 11, 20]].


Zie ook alinea's: -526-[al:526]-574-[al:574]

Referenties naar alinea 591: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media