Catechismus van de Katholieke Kerk

x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:

Informatie over dit document

Catechismus van de Katholieke Kerk
15 augustus 1997
Catechismus - Catechismus
1997, Libreria Editrice Vaticana / 2023, Nederlandse Bisschoppenconferentie
Hierin verwerkt de officiële aanpassingen aan de "editio typica" volgens o.a. het protocol van wijzigingen 1997
De referenties, de leeswijzer, trefwoorden (conform de Nederlandstalige uitgave) en nummertoevoegingen aan de inhoudsopgave zijn toevoegingen van de redactie om het gebruik van de Catechismus te bevorderen. Deze toevoegingen, hoewel getrouw aan de kerkelijke leer, vormen geen onderdeel van de geautoriseerde, door de Apostolische Constitutie Fidei Depositum vastgestelde uitgave.
Aanpassingen aan de 3e druk (2023), waar nodig, aangegeven. (Alleen van toepassing op de Nederlandstalige vertaling)
De nummers van de noten komen, om technische redenen, niet overeen met de officiële uitgaven.Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1997
3 april 2025
1
nl
Toon meer

Referenties naar dit document: 284

Open uitgebreid overzicht

Referenties naar dit document van thema's en berichten

Open uitgebreid overzicht

Extra opties voor dit document

Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social media

Referenties naar alinea 2006: 1

Youcat ->=geentekst=

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
- III. - De verdienste (2006-2011)
2006

1732
Gij wordt geprezen in uw heiligen: als Gij hun verdiensten bekroont, bekroont Gij uw eigen gaven. 1MR, Prefatie 1 van de heiligen, waarin aangehaald de "leermeester van de genade", H. Augustinus, Ps. 102,7, vert. Altaarmissaal (NL) 662; Missaal voor de Weekdagen (B), 296
Een gemeenschap of vereniging is voor het werk van één van haar leden een vergoeding verschuldigd . Het is deze verschuldigde vergoeding die in het algemeen met de term "verdienste" wordt aangeduid. Dit werk wordt dan gezien als een weldaad of een wandaad, waarvoor iemand een beloning of een straf verdient. De verdienste vloeit voort uit de deugd van rechtvaardigheid in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel dat haar leidt.
Zie ook alinea's: -1723-[al:1723]-1807-[al:1807]

Referenties naar alinea 2006: 1

Youcat ->=geentekst=

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2007
Tegenover God is er van de kant van de mens geen verdienste in de zin van een strikt recht. Tussen Hem en ons is de ongelijkheid grenzeloos, want wij hebben alles ontvangen van Hem, onze Schepper.
Zie ook alinea's: -42-[al:42]

Referenties naar alinea 2007: 2

Youcat ->=geentekst=
Gaudete et Exsultate ->=geentekst=

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2008

155
475
970
1813
1993
Er kan in het christelijk leven sprake zijn van een menselijke verdienste bij God, omdat God uit eigen wil de mens heeft willen betrekken bij het werk van zijn genade . Het vaderlijk handelen van God komt steeds op de eerste plaats, omdat Hij de aanzet geeft; het vrije handelen van de mens komt op de tweede plaats, omdat hij zijn medewerking verleent. De verdiensten voor de goede werken moeten dan ook eerst aan Gods genade toegeschreven worden en vervolgens aan de gelovige. De verdienste van de mens komt trouwens ook aan God toe, want de goede daden van de mens komen, in Christus, voort uit de voorkomende genade en de hulp van de heilige Geest.
Zie ook alinea's: -306-[al:306]-155-[al:155]-970-[al:970]

Referenties naar alinea 2008: 1

Youcat ->=geentekst=

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2009

604
Aangezien de aanneming tot kinderen ons door genade deelachtig maakt aan de goddelijke natuur, kunnen wij - overeenkomstig de belangeloze gerechtigheid van God - echte verdienste verwerven. Dit is een recht door genade, het volle recht van de liefde, dat ons "mede-erfgenamen" maakt van Christus en waardig om de "beloofde erfenis van het eeuwig leven" 2[[668|26]] te verkrijgen. De verdiensten voor onze goede werken zijn gaven van de goddelijke goedheid. 3[[[668|28]]] "De genade is voorafgegaan; nu geeft men wat verschuldigd is. (...) De verdiensten zijn gaven van God". 4[[880]]


Zie ook alinea's: -604-[al:604]

Referenties naar alinea 2009: 1

Youcat ->=geentekst=

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2010
Aangezien het initiatief in de orde van de genade bij God berust, kan niemand de eerste genade verdienen, die aan de oorsprong van de bekering, van de vergiffenis en van de rechtvaardiging ligt. Bewogen door de heilige Geest en de liefde kunnen wij daarna - voor onszelf en voor anderen - de genaden verdienen , die nuttig zijn voor onze heiliging, voor de groei van de genade en de liefde, alsook voor het verkrijgen van het eeuwig leven. Zelfs tijdelijke goederen, zoals gezondheid en vriendschap, kunnen overeenkomstig Gods wijsheid verdiend worden. Deze genaden en goederen zijn voorwerp van het christelijk gebed. Dit voorziet in onze behoefte aan de genade voor de verdienstelijke daden.
Zie ook alinea's: -1998-[al:1998]

Referenties naar alinea 2010: 2

Youcat ->=geentekst=
Gaudete et Exsultate ->=geentekst=

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2011

492
953
1460
De liefde van Christus is in ons de bron van al onze verdiensten bij God. Door ons met een werkzame liefde te verenigen met Christus, verzekert de genade ons de bovennatuurlijke hoedanigheid van onze daden en, als gevolg daarvan, hun verdiensten tegenover God en tegenover de mensen. De heiligen hebben steeds het levendig bewustzijn gehad dat hun verdiensten pure genade waren.
Na de ballingschap van deze aarde hoop ik te genieten van U in het vaderland, maar ik wil geen verdiensten verzamelen voor de hemel, ik wil werken voor Uw liefde alleen (...). In de avond van dit leven zal ik voor U verschijnen met lege handen, want ik vraag U niet, Heer, mijn daden te tellen. Al onze gerechtigheden zijn nog besmet in uw ogen. Ik wil me dus bekleden met uw eigen gerechtigheid en van Uw liefde het eeuwig bezit van Uzelf ontvangen... 5[[2460]]
Zie ook alinea's: -492-[al:492]-1460-[al:1460]

Referenties naar alinea 2011: 3

Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Divini Amoris Scientia ->=geentekst=
Youcat ->=geentekst=

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media