Ad Catholici Sacerdotii fastigium
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Ad Catholici Sacerdotii fastigium
Over het Katholieke priesterschap
Paus Pius XI
20 december 1935
Pauselijke geschriften - Encyclieken
1936, Firma J.M.W. Waanders, Zwolle
Vert.: F.A.J. Van Nimwegen, C.ss.R.
Vert.: F.A.J. Van Nimwegen, C.ss.R.
20 december 1935
29 september 2013
1017
nl
Referenties naar dit document: 11
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaReferenties naar alinea 91: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaInhoudsopgave
uitklappen
- === Inleiding
- Paragraaf 1 De voortdurende liefdevolle zorg van den Paus voor de priesters
1
De voortdurende liefdevolle zorg van den Paus voor de priesters. Nauwelijks waren Wij door een onnaspeurlijk raadsbesluit der Goddelijke Voorzienigheid tot den hoogsten top van het Katholieke Priesterschap verheven, of Wij hebben Onze werkdadige belangstelling voortdurend gericht gehouden op diegenen onder Onze vele kinderen in Christus, die bekleed zijn met de priesterlijke waardigheid en tot levenstaak hebben gekregen „het zout der aarde en het licht der wereld" (Mt. 5, 13.14)[b:Mt. 5, 13.14] te worden; en op een bijzondere wijze hebben Wij Onze zorg gewijd aan de Ons zoo dierbare jeugd, die binnen de omheining van het heiligdom zich voorbereidt en vormt tot het uitoefenen van dat hoogedele ambt.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Ja zelfs, slechts weinige maanden na het aanvaarden van Ons Pontificaat, nog vóór het gebruikelijke schrijven aan heel de Katholieke Wereld, Ubi Arcano Dei Concilio[[649]] hebben Wij door den Apostolischen brief „Officiorum Omnium[1013]" aan Onzen geliefden Zoon, den Voorzitter van de H. Congregatie der Seminariën en Universiteiten, de regels laten vaststellen voor het onderricht en de vorming der candidaten voor de heilige bediening. Zoo dikwijls echter de herderlijke bezorgdheid Ons beweegt tot het aandachtiger nagaan van de belangen en de nood en der Kerk, omvat zij allen de priesters en levieten, die gelijk gij weet, het voornaamste voorwerp van Onze zorg zijn.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Van deze herderlijke bezorgdheid voor de dragers der H. Wijding leggen een welsprekend getuigenis af de talrijke Seminariën, die Wij nieuw hebben opgericht, waar ze niet bestonden, of die Wij, waar ze te klein waren, ten koste van ontzaglijke uitgaven, met nieuwe, ruimere gebouwen hebben verrijkt, en aldus volledig hebben ingericht om hun doel op waardiger en geschikter wijze te bereiken.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Wij vonden het goed, dat bij het voleindigen van het 50ste jaar van Ons priesterschap dit blijde feest plechtig werd gevierd en Wij hebben de uitingen van genegenheid jegens Ons van Onze kinderen uit heel de wereld met vaderlijke welwillendheid aanvaard. Maar zoo Wij dit deden, dan was het, omdat Wij daarin niet zoozeer een huldiging zagen van Onzen persoon, als wel juist een volkomen gerechtigde hulde aan de priesterlijke waardigheid en bediening.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Eveneens hebben Wij door de Apostolische Constitutie „Deus Scientiarum Dominus[1474]" van 24 Mei 1931 tot een hervorming van de Kerkelijke Universiteiten besloten met de bedoeling aldus de ontwikkeling en het gewijde onderricht der geestelijkheid altijd meer en meer te bevorderen. AAS, vol. XXIII, (1931), pp. 241 ev.[[1474]]
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Waarom, en waarom juist nu een afzonderlijke Encycliek over het priesterschap
6
Het onderwerp echter dat Wij op het ogenblik voor ogen hebben, is zoo belangrijk en zoo gewichtig, dat een opzettelijke behandeling ervan door dezen brief Ons nuttig schijnt. Zoodoende moeten niet alleen zij, die de kostbare gave van het Christelijk geloof bezitten, maar ook zij, die met eerlijk en oprecht gemoed de waarheid zoeken, de verheven majesteit van het Katholieke priesterschap en zijn providentiële, voor allen hoogst nuttige zending erkennen. Het is Onze wens, dat vooral diegenen hiervan een voorwerp hunner aandachtige beschouwing maken, die door hemelse aansporing en uitnodiging tot het aanvaarden van de gewijde staat geroepen worden.
Bijzonder passend verder lijkt Ons de behandeling van dit onderwerp op het einde van dit jaar. Dit jaar immers zag te Lourdes, voor het sneeuwwitte stralende beeld der Onbevlekte, tijdens het triduüm van onafgebroken Eucharistisch smeekgebed, dragers der H. Wijding van alle taal en van iedere ritus door bovenaards licht omgeven, bij de laatste hemelse genadestralen van het ondergaande jubileum der Verlossing van 't mensdom, dat tot heel de Katholieke wereld was uitgebreid; van die Verlossing, waarvan de vererenswaardige en Ons overdierbare priesters de bedienaars zijn. Nooit voorzeker waren zij zoo werkzaam en hebben zij zich in zoo ruime mate verdienstelijk gemaakt als in den loop van dit heilig jaar, dat, zoals Wij hebben gezegd in den Apostolische Brief „Quod Nuper[2602]”, ook de herdenking was van het negentiende eeuwfeest der goddelijke instelling van het Katholieke priesterschap.AAS, vol. XXV (1933) pp. 5-10[[2602]]
Bijzonder passend verder lijkt Ons de behandeling van dit onderwerp op het einde van dit jaar. Dit jaar immers zag te Lourdes, voor het sneeuwwitte stralende beeld der Onbevlekte, tijdens het triduüm van onafgebroken Eucharistisch smeekgebed, dragers der H. Wijding van alle taal en van iedere ritus door bovenaards licht omgeven, bij de laatste hemelse genadestralen van het ondergaande jubileum der Verlossing van 't mensdom, dat tot heel de Katholieke wereld was uitgebreid; van die Verlossing, waarvan de vererenswaardige en Ons overdierbare priesters de bedienaars zijn. Nooit voorzeker waren zij zoo werkzaam en hebben zij zich in zoo ruime mate verdienstelijk gemaakt als in den loop van dit heilig jaar, dat, zoals Wij hebben gezegd in den Apostolische Brief „Quod Nuper[2602]”, ook de herdenking was van het negentiende eeuwfeest der goddelijke instelling van het Katholieke priesterschap.AAS, vol. XXV (1933) pp. 5-10[[2602]]
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Verband van deze Encycliek met de vroegere Encyclieken
7
Voorzeker sluit deze brief zich volkomen harmonisch aan bij de overige Encyclieken, die Wij vroeger als de omstandigheden het vorderden hebben uitgevaardigd, en waarin Wij het licht der Katholieke leer hebben laten schijnen over de hoogst gewichtige problemen, die de moderne mensheid bezighouden en verontrusten; en tegelijk is hij, naar het Ons schijnt, de voltooiing en de bekroning van Onze plechtig gegeven onderrichtingen. De priester is immers krachtens goddelijke roeping en bevel, de voornaamste Apostel en de onvermoeide bevorderaar van de Christelijke Opvoeding der jeugd ; hij zegent in den naam en met het gezag van God den huwelijksband en beschermt de onverbreekbaarheid en heiligheid daarvan tegen de aanvallen en dwalingen van wellust en begeerlijkheid Casti Connubii[[526]]; hij predikt den noodzakelijke broederband tussen de mensen, prent allen de wederzijdse verplichtingen van rechtvaardigheid" en evangelische liefde in; hij eindelijk - tracht de gemoederen, die door den ellendige economische toestand en het zedenbederf verbitterd zijn tot bedaren te brengen, door de rijken en het proletariaat als met den vinger te wijzen op de ware goederen, die men met alle kracht moet nastreven; zoo biedt hij de behulpzame hand om de maatschappelijke conflicten op gelukkige wijze bij te leggen of althans te verzachten. Quadragesimo Anno[[652]] Bovendien is de priester de verkondiger en de steeds werkzame opwekker van die heilige en verzoenende boetvaardigheid, waartoe Wij allen hebben aangespoord, om de goddeloosheden, schandelijkheden en misdaden, die het mensdom tegenwoordig zoozeer bezoedelen en onteren, naar vermogen te herstellen. Immers, zoo ooit, dan hebben wij op het ogenblik behoefte aan de barmhartigheid en de vergiffenis van den Goddelijke Verlosser. Caritate Christi Compulsi[[1685]] Zonder twijfel kennen de vijanden der Kerk den machtigen invloed van het priesterschap zeer goed, en daarom, richten zij bij voorkeur hun aanvallen daartegen, gelijk Wij in Ons schrijven aan het Ons dierbare Mexicaanse volk met droefheid verklaarden. Acerba Animi[[1686]] Zoo hopen zij het priesterschap met wortel en al uit de maatschappij weg te rukken en zich ten slotte den weg te banen tot algehele vernietiging van het katholicisme. Dat verlangen zij wel vurig, maar zullen zij zonder twijfel nooit bereiken.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 De hoge waardigheid en de verheven bedieningen van de priester
- Paragraaf 1 Het priesterschap bij alle volken altijd in ere
8
Te allen tijde heeft de mensheid behoefte gevoeld aan priesters, dat is, aan mannen, die krachtens wettig toevertrouwd ambt bemiddelaars moesten zijn tussen God en de mensen; wier gehele levenstaak zou opgaan in de dingen die betrekking hebben op het eeuwige Wezen, en die in naam der maatschappij gebeden, zoenoffers en offeranden moesten opdragen. De maatschappij n.l. is verplicht om ook als zoodanig den godsdienst te beoefenen, God als hoogste beginsel en Heer te erkennen, Hem onvergankelijke dank te brengen, Hem genadig te stemmen en Hem als einddoel zich voor ogen te stellen. Inderdaad, bij alle volken, wier zeden bekend zijn, vindt men — als zij ten minste niet gedwongen worden tot ontkenning en afzwering der heiligste natuurwetten — bedienaars van de godsdienst, al is het waar, dat zij dikwijls in dienst zijn van ijdel bijgeloof. Overal ook waar men enige godsdienst belijdt, overal waar men altaren opricht, vindt men niet alleen priesters, maar bewijst men ook aan hen een bijzondere eer.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Het priesterschap in het licht der Openbaring
9
Evenwel, sedert het licht der goddelijke Openbaring verscheen, kenmerkt zich het priesterambt door veel hogere waardigheid. Die waardigheid wordt zeker op een geheimzinnige wijze van verre aangekondigd door Melchisedech, priester en koning (Gen. 14, 18)[b:Gen. 14, 18]. De Apostel Paulus brengt zijn voorbeeld met den persoon en het priesterschap van Jezus Christus in betrekking. (Hebr. 5, 10; Hebr. 6, 20; Hebr. 7, 1-11.15)[b:Hebr. 5, 10; Hebr. 6, 20; Hebr. 7, 1-11.15]
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
De bedienaar der heilige geheimen is weliswaar volgens de heerlijke uitspraak van dezelfden H. Paulus “uit het midden der mensen genomen”, maar hij is “ten bate van de mensen aangesteld voor hun betrekkingen tot God”. (Hebr. 5, 1)[b:Hebr. 5, 1] Zijn ambt immers heeft geen betrekking op de menselijke en vergankelijke dingen — hoe verheven en lofwaardig die ook mogen schijnen — maar op de goddelijke en. eeuwige dingen. Dat zijn de dingen, die uit menselijke onwetendheid wel het voorwerp kunnen worden van verachting en spot; waaraan men wel met sluwe boosheid en goddeloze woede beletselen in de weg kan leggen, gelijk Wij zelfs tegenwoordig meermalen met diepe droefheid ondervonden; maar die toch de eerste plaats opeisen in de aspiraties van de afzonderlijke mensen en de maatschappij. Immers de mens voelt het scherp aan, dat hij voor God geboren is en voelt zich tot de erkentenis genoodzaakt, dat hij slechts in Hem waarlijk rust kan vinden.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Het priesterschap in het Oude Verbod
11
In de heilige boeken van het Oude Testament worden aan het priesterschap bijzondere plichten, bedieningen en godsdienstige gebruiken toegewezen. Dit priesterschap was ingesteld door wetten, die Mozes op goddelijke ingeving en bevel afkondigde. Het schijnt n.l. dat God zelf overeenkomstig het plan Zijner Voorzienigheid in de nog weinig ontwikkelden geest der Hebreeën bovenal deze leer als het ware heeft willen inprenten, een leer, die een licht moest werpen op alle gebeurtenissen, wetten, waardigheden en instellingen; de leer n.l., dat offer en priesterschap tot hoofddoel hadden in aller geest de verwachting van de Messias op te wekken en daardoor oorzaak en als bron te zijn van hoop, van roem, van kracht en van bevrijding. (Hebr. 11)[[b:Hebr. 11]] Salomons tempel, een monument, dat wonderbaar was, zoowel door de schittering van zijn rijkdom, als door zijn instellingen en plechtigheden, is niet alleen opgericht als woontent op aarde van de goddelijke Majesteit, maar ook bestemd om te worden beschouwd als hoogste lofprijzing van dat priesterschap en offer. En hoewel deze slechts voorafbeeldingen en aanduidingen waren, ging er toch zulk een geheimzinnige grootheid van uit, dat zelfs de zegevierende Alexander de Grote voor den gewijde persoon van den Hogepriester zijn hoofd eerbiedig boog vgl: lib XI, c. 8, n. 5 (edit Teubner, III, 61, § 331).[[[1087]]]. Ja, het hemels Wezen Zelf ontstak als het ware in toorn tegen den goddeloze Baltassar, omdat hij op misdadige wijze de liturgische vaten bij zijn feestgelag had misbruikt (Dan. 5, 1-30)[[b:Dan. 5, 1-30]]. En toch, het priesterschap van het Oude Verbond ontleende zijn majesteit en glorie uitsluitend aan het feit dat hij een voorafbeelding was van het priesterschap van het nieuwe en eeuwige Verbond. Dit (priesterschap) werd door Jezus Christus gegeven, bevestigd door het bloed van Hem die waarlijk God en waarlijk mens was.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Het priesterschap in het Nieuwe Verbond, Bedienaar van Christus, „Alter Christus”
12
Als de Apostel der heidenen de grootheid, de waardigheid en het ambt van het priesterschap in hoofdpunten bondig behandelt, drukt hij zijn gedachten in deze lapidaire woorden uit: “Zo beschouwde dan de mens ons als de bedienaars van en de beheerders van Gods geheimenissen". (1 Kor. 4, 1)[b:1 Kor. 4, 1] De priester bedienaar van Christus: hij is dus als het werktuig van den Goddelijker! Verlosser tot altijddurende voortzetting van Zijn wonderbaar werk, dat door zijn bovenaardse kracht heel het mensdom vernieuwd heeft en ten goede heeft hervormd. Ja nog meer: hij is, — en terecht is dat bij ons een gewone zegswijze — „een andere Christus". Immers, hij bekleedt de plaats van Christus' persoon, volgens dit woord: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zoo ook zend Ik u” (Joh. 20, 21)[b:Joh. 20, 21]; en evenals zijn Meester zingt hij “glorie aan God in den hoge” en verkondigt hij vrede “aan den mensen van goede wil” (Lc. 2, 14)[b:Lc. 2, 14].
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 5 De offermacht van den priester
13
Vooreerst, volgens de leer der H. Kerkvergadering van Trente[d:21] Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio, 2-5[[694|2-5]] heeft Jezus Christus in het laatste Avondmaal het priesterschap en het offer van het Nieuwe Verbond ingesteld. “Hij derhalve, onze God en Heer, zou zichzelf weliswaar éénmaal op het altaar van het Kruis door middel van Zijn dood aan God den Vader opofferen, om daar eeuwige verlossing te bewerken. Maar toch mocht door Zijn dood Zijn priesterschap niet uitsterven" (1 Kor. 7, 24)[b:1 Kor. 7, 24]. Het was Zijn bedoeling om aan Zijn geliefde Bruid, de Kerk, een zichtbaar offer na te te laten, gelijk de natuur van den mens dit vordert. Daardoor moest het bloedige offer, éénmaal slechts op het kruis te voltrekken, worden vertegenwoordigd, moest de herinnering eraan tot het einde der wereld blijven voortduren (1 Kor. 11, 23)[[b:1 Kor. 11, 23]] en moest de kracht ervan worden toegepast tot vergiffenis der zonden, die dagelijks dooi' ons bedreven worden. En daarom heeft Hij in het laatste Avondmaal, in den nacht waarin Hij werd overgeleverd (1 Kor. 11, 24)[[b:1 Kor. 11, 24]], zichzelf priester in eeuwigheid verklarend naar de wijze van Melchisedech (Ps. 109, 4)[[b:Ps. 109, 4]] Zijn lichaam en bloed onder de gedaante van brood en wijn aan God den Vader opgedragen en onder dezelfde gedaanten Zich ter nuttiging gegeven aan de Apostelen, die Hij toen tot priesters maakte van het Nieuwe Verbond, en aan hen en hun opvolgers in het priesterschap het bevel tot dit offer gegeven door de woorden: “Doet dit tot Mijn gedachtenis”. (Lc. 22, 19; 1 Kor. 11, 24)[b:Lc. 22, 19; 1 Kor. 11, 24]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Van dien tijd af begonnen de Apostelen en hun opvolgers in het priesterschap aan het hemels Wezen die „Zuivere Offerande" op te dragen, die de profeet Malachias voorspeld heeft en waardoor de naam Gods groot is onder de heidenen (Mal. 1, 11)[b:Mal. 1, 11]. En deze offerande wordt nu in alle delen der wereld en op ieder uur van den dag en den nacht ten hemel geheven en zal voltrokken blijven worden tot aan den ondergang van het menselijk geslacht. Dit is een werkelijke offerande van een goddelijk slachtoffer en niet een louter teken. Zij heeft derhalve een werkelijke kracht ter verzoening van het mensdom met de eeuwige Majesteit van God, die door de zonden is beledigd:
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
“want door deze offerande verzoend, verleent de Heer de genade en de gave der boetvaardigheid en vergeeft zoo de misdaden en zelfs de zwaarste zonden” Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio, 6[[694|6]].
De reden daarvan ontwikkelt en verklaart eveneens de Kerkvergadering van Trente[d:21] met deze woorden: „Het is één en hetzelfde offer, het is dezelfde die Zich nu offert door de bediening der priesters, als die Zich toen op het kruis offerde: alleen de wijze van offeren verschilt". Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio, 6[[694|6]]
De reden daarvan ontwikkelt en verklaart eveneens de Kerkvergadering van Trente[d:21] met deze woorden: „Het is één en hetzelfde offer, het is dezelfde die Zich nu offert door de bediening der priesters, als die Zich toen op het kruis offerde: alleen de wijze van offeren verschilt". Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio, 6[[694|6]]
Referenties naar alinea 15: 1
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Hieruit blijkt duidelijk de onuitsprekelijke verhevenheid van de katholieke priester, die met macht begiftigd over datzelfde lichaam van Jezus Christus, Hem op wonderbare wijze op de altaren tegenwoordig brengt, en, als het ware door de handen van den Goddelijke Verlosser, aan de eeuwige Majesteit Gods als zeer welgevallig slachtoffer opdraagt. “Dit is bewonderenswaardig," zegt terecht de H. Joannes Chrysostomus, "bewonderenswaardig en uiterst verbazingwekkend” Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio, 6[[694|6]].
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 6 De macht over het mystieke lichaam van Christus
17
Maar bovendien, de priester heeft niet alleen deze macht over het werkelijke lichaam van Jezus Christus gekregen, maar ook een verheven en zich wijd uitstrekkende bevoegdheid over Zijn mystiek lichaam, de Kerk. Het is niet nodig, Eerbiedwaardige Broeders, Ons lang op te houden met de ontwikkeling van deze prachtige leer over het mystieke lichaam van Jezus Christus, die zulk een lievelingsgedachte van de H. Paulus was, nl. dat de persoon van het Vleesgeworden Woord met allen, die Hij als broeders heeft aangenomen en tot wie de goddelijke invloed reikt, die van Hem uitgaat, één lichaam uitmaken, waarvan Christus het hoofd is. Juist omdat de priester de gewone toediener is van haast alle Sacramenten, die als de beken zijn, waardoor de genade van de Verlosser de gehele gemeenschap der mensen toevloeit, juist daarom is hij aangesteld tot “beheerder van Gods geheimen” (1 Kor. 4, 1)[[b:1 Kor. 4, 1]] om deze aan de ledematen van Jezus Christus' mystiek lichaam mede te delen. Derhalve staat dan ook de priester in ieder gewichtiger uur van hun sterfelijk leven aan de zijde van de gelovigen om deze genade, het bovenaards beginsel van het hemels leven, krachtens van Godswege ontvangen macht te verlenen of te vermeerderen.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Zodra de mens het levenslicht aanschouwt, reinigt en vernieuwt de bedienaar der heilige geheimen hem aan de bron van het zuiverende water en verleent hem een edeler en kostbaarder leven, n.l. het bovennatuurlijke, dat hem maakt tot kind van God en de Kerk; om hem moediger te maken voor den geestelijken strijd, lijft alweer een priester, met een bijzondere waardigheid bekleed, hem in bij het leger van Jezus Christus; als hij echter, in de kinderleeftijd, in staat is het Brood der Engelen, dat van de hemel gegeven is, te onderscheiden en naar waarde te schatten, dan voedt en verkwikt hij hem met dit levend en levenschenkend voedsel; als hij het ongeluk heeft te vallen, dan heft de bedienaar der heilige geheimen hem op en versterkt hem in den naam en niet het gezag van God door het Sacrament der Boetvaardigheid; als hij wordt voorbestemd om door de beleving van het huwelijk als het ware zijn hulp en medewerking te verlenen aan zijn Schepper, ten einde de gave van het menselijk leven tot nakomelingschap uit te breiden en dus zoowel op aarde de menigte der Christenen als in de eeuwige zaligheid des hemels het getal der uitverkorenen te vergroten, dan ook staat de priester aan zijn zijde en smeekt de zegen van God over zijn huwelijk en reine liefde af. Als eindelijk bij de nadering van het einde van dit sterfelijk leven de mensen behoefte hebben aan kracht, behoefte aan hulp om de tegenwoordigheid van den Goddelijke Rechter te kunnen verdragen, dan staat al wederom Christus' bedienaar over de smartelijk lijdende ledematen der stervenden gebogen en reinigt hij hen en beurt hij hen op door de zalving met het heilig chrisma.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
En nadat alzo de priester de gelovigen gedurende heel den loop van deze aardse pelgrimsreis tot aan de deur der eeuwigheid heeft begeleid, draagt hij hun overblijfselen naar het graf onder de heilige liturgische gebeden, waaruit de geur van de hoop op onsterfelijkheid opstijgt. Maar zelfs dan, als zij de eeuwigheid bereikt hebben, verlaat hij hen niet. Integendeel, als zij behoefte hebben aan middelen tot uitboeting of verkwikking, dan helpt hij hen door den troost der gebeden. Bijgevolg, als gids op de waren weg, als uitdeler van opbeuring en heil en bedienaar der hemelse gaven wijkt hij nooit van de zijde der Christenen, van de wieg nl. tot het graf, tot de vreugde des hemels toe.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 7 De macht tot zondevergeving in het bijzonder
20
Evenwel, onder de verschillende machtsbevoegdheden, die de drager der H. Wijding tot nut van Jezus Christus' mystieke lichaam bezit, willen Wij één punt, dat Wij boven aanstipten, hier uitvoeriger behandelen; Wij bedoelen de macht die “God”, om een woord van den H. Johannes Chrysostomus te gebruiken, “noch aan de Engelen, noch aan de Aartsengelen geschonken heeft” Liber III, 5[[1016]], nl. de macht om zonden te vergeven: „Weer zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven, en wier zonden gij behoudt, hun zijn ze behouden”. (Joh. 20, 23)[b:Joh. 20, 23] Waarlijk, dit is een huiveringwekkende macht en zo eigen aan God, dat de trotse geest van de mensen zelf genoodzaakt werd te erkennen, dat zij aan stervelingen niet kon worden verleend : “Wie kan zonden vergeven dan God alleen?” (Mc. 2, 7)[b:Mc. 2, 7]. En voorzeker, als Wij nu een mens diezelfde macht zien uitoefenen, kunnen Wij ons niet weerhouden om, niet op de wijze der Phariseeën, maar in eerbiedige bewondering te herhalen: “Wie is Hij, dat Hij zelfs zonden vergeeft?”. (Lc. 7, 49)[b:Lc. 7, 49] En toch, de God-mens Christus, die „de macht op aarde onze zonden te vergeven” (Lc. 5, 24)[b:Lc. 5, 24] bezat en nog bezit, heeft die macht, met de priesters willen delen. Zijn bedoeling daarbij was door den overvloed der goddelijke barmhartigheid te voorzien in de behoefte aan vergiffenis, die aller zielen verontrust.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Dit is zeker een overvloedige bron van troost voor iedere schuldige, die in angst door de kwellingen van het geweten, maar met berouw, deze, in den naam van God tot hem gerichte uitspraak hoort: “Ik ontsla u van uw zonden”. Weliswaar hoort hij dit van iemand, die zelf door de plicht gebonden is diezelfde uitspraak van een andere priester te verkrijgen. Maar daardoor wordt toch de weldaad van de barmhartige God niet minderwaardig, maar schijnt ze eerder verhevener te worden. Immers, men aanschouwt nu niet zozeer de hand van een mens, maar veeleer Gods hand, die een groot wonder tot stand brengt. Om derhalve de woorden te gebruiken van een beroemd schrijver, die ook als hij over gewijde zaken spreekt, een bij leken nauwelijks te vinden scherpzinnigheid aan den dag legt: “Wanneer een priester in hevige ontroering over zijn eigen onwaardigheid en de grootheid van zijn bedieningen, zijn gewijde handen naar ons geboden hoofd opheft; wanneer hij in diepe ootmoed, bij de gedachte dat hij de uitdeler is geworden van het bloed van het heilig verbond, en tegelijk vol verbazing zoo dikwijls hij die lévenwekkende woorden uitspreekt, zelf zondaar een zondaar ontslaat van hetgeen hij bedreven heeft, dan gevoelen wij waarlijk bij het opstaan, dat wij volstrekt niet iets verlagends gedaan hebben ... Immers wij hebben ons neergeworpen voor de voeten van een mens, die de plaats van Jezus Christus bekleedt ... en wij hebben dit gedaan, om de kostbare eigenschap van vrijen en van kinderen Gods te verkrijgen." Manzoni, Osservazioni sulla...Manzoni, Osservazioni sulla morale cattolica, c. XVIII
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 8 Onvergankelijke macht
22
Deze macht, door een afzonderlijk Sacrament aan den priester toebedeeld, vindt haar oorsprong in een onverwoestbaar merkteken, dat in zijn ziel is ingedrukt en waardoor hij naar de wijze van Hem aan wiens priesterschap hij deel heeft „priester in eeuwigheid” (Ps. 109, 4)[[b:Ps. 109, 4]] is geworden. En om die reden is die macht niet vergankelijk en voorbijgaand, maar blijvend en altijddurend. Ook al is hij door menselijke zwakheid tot afdwalingen en schande vervallen, toch zal hij nooit dat priesterlijk karakter uit zijn ziel kunnen uitwissen. En bovendien, niet alleen dit priesterlijk karakter, niet alleen de boven besproken verheven machtsbevoegdheden verkrijgt de priester door het Sacrament der Wijding, maar hij wordt er ook door verrijkt met nieuwe bijzondere genade en bijzondere hulp. En door deze is hij zeker in staat — als hij maar aan de goddelijke werking der hemelse gaven door zijn vrije medewerking getrouw beantwoordt — waardig en zonder kleinmoedigheid de moeilijke plichten van zijn ambt te vervullen en de hoogernstige bedieningen te volbrengen, die zelfs de sterke helden van het Christelijke priesterschap, zoals een Chrysostomus, een Ambrosius, een Gregorius de Grote, een Carolus Borromaeus en vele anderen deden sidderen.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 9 Apostolaat van waarheid, vrede en liefde door de ‘bediening van het woord’
23
Hierbij komt nog dit. De priester is de bedienaar van Christus en de beheerder van Gods geheimen ook door de “bediening van het woord” (Hand. 6, 4)[[b:Hand. 6, 4]]. Dit is een onvervreemdbaar recht en tegelijk een door den Verlosser hem opgelegde niet te ontkomen plicht: “Gaat en onderwijst alle volken... en leert hen onderhouden al wat ik u geboden heb” (Mt. 28, 19-20)[b:Mt. 28, 19-20]. De Kerk van Jezus Christus, de bewaarster en onfeilbare leermeesters van de goddelijke openbaring, deelt de schatten der hemelse waarheden overal uit door de bedienaars der heilige geheimen, door de verkondiging van Hem die „het ware licht is, dat ieder mens verlicht, die komt in deze wereld” (Joh. 1, 9)[b:Joh. 1, 9]. En zij strooit dit zaad uit met goddelijke mildheid, 't Is wel klein en verachtelijk voor menselijke wijsheid; maar gelijk het mosterdzaadje schiet het krachtige en diepe wortels in de ziel van hen, die met oprecht verlangen naar de waarheid dorsten, en zoo groeit het op tot zulk een vaststaande en sterke boom, dat hij zelfs door het geweld van hevige stormen niet uit den grond kan worden gerukt. (Mt. 13, 31-32)[[b:Mt. 13, 31-32]]
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Te midden der verschillende dwalingen, die de menselijke geest in zijn trotse zucht naar wetteloze en teugelloze vrijheid heeft voortgebracht, te midden van het zedenbederf, dat de menselijke boosheid jammerlijk ingang heeft doen vinden, verheft zich de Kerk van God als een toren, die door zijn licht-in-de-nacht de koers der schepen richt. Zij veroordeelt ieder afwijking van de waarheid naar rechts of naar links; zij wijst aan ieder afzonderlijk en aan allen tezamen de weg aan, die men in rechte koers moet volgen. En wee ons, als deze vuurtoren, we zeggen niet: zou worden uitgedoofd — dat zal zonder twijfel krachtens de onfeilbare beloften van Jezus Christus nooit kunnen gebeuren — maar als hij slechts belemmerd zou worden zijn stralend kanten te verspreiden.
Reeds nu is het voor ieder duidelijk, hoe diep het menselijk geslacht is gezonken door het hoogmoedig verwerpen der goddelijke Openbaring en het verderfelijk volgen van de valse — zij het in een kleed van waarheid vermomde — theorieën op het gebied van wijsbegeerte en moraal. Wanneer het mensdom langs de steile helling van dwalingen en ondeugden nog niet in den afgrond gestort is, dan is dit zeker te danken aan de leer der Christelijke waarheid, die overal ter wereld wordt verbreid. Welnu, de Kerk volbrengt de haar “bediening van het woord” (Hand. 6, 4)[[b:Hand. 6, 4]] door de bedienaars van de heilige geheimen. Deze zendt zij in de verschillende rangen der hiërarchie ingedeeld naar alle volken om de onvermoeibare verkondigers te zijn van de waarheid, die alleen in staat is de beschaving in de maatschappij te brengen, of te doen herrijzen en ongeschonden te bewaren.
Het woord van den priester komt terecht in alle zielen en brengt daar licht en troost; het woord van den priester komt zelfs midden in den draaikolk der verleiding helder te voorschijn, spoort aan tot deugd en verkondigt onverschrokken de waarheid: die waarheid n.l. die licht en orde brengt in alle twijfels van het mensenleven; die deugd, die door geen tegenspoed kan worden ontroofd, ja zelfs niet door den dood, die haar veeleer in veiligheid brengt en tot onsterfelijkheid voert.
Reeds nu is het voor ieder duidelijk, hoe diep het menselijk geslacht is gezonken door het hoogmoedig verwerpen der goddelijke Openbaring en het verderfelijk volgen van de valse — zij het in een kleed van waarheid vermomde — theorieën op het gebied van wijsbegeerte en moraal. Wanneer het mensdom langs de steile helling van dwalingen en ondeugden nog niet in den afgrond gestort is, dan is dit zeker te danken aan de leer der Christelijke waarheid, die overal ter wereld wordt verbreid. Welnu, de Kerk volbrengt de haar “bediening van het woord” (Hand. 6, 4)[[b:Hand. 6, 4]] door de bedienaars van de heilige geheimen. Deze zendt zij in de verschillende rangen der hiërarchie ingedeeld naar alle volken om de onvermoeibare verkondigers te zijn van de waarheid, die alleen in staat is de beschaving in de maatschappij te brengen, of te doen herrijzen en ongeschonden te bewaren.
Het woord van den priester komt terecht in alle zielen en brengt daar licht en troost; het woord van den priester komt zelfs midden in den draaikolk der verleiding helder te voorschijn, spoort aan tot deugd en verkondigt onverschrokken de waarheid: die waarheid n.l. die licht en orde brengt in alle twijfels van het mensenleven; die deugd, die door geen tegenspoed kan worden ontroofd, ja zelfs niet door den dood, die haar veeleer in veiligheid brengt en tot onsterfelijkheid voert.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Wanneer Wij echter één voor één de onderrichtingen nagaan, die de priester om trouw zijn ambtsplicht, waar te nemen dikwijls moet inprenten, en de innerlijke kracht ervan wegen, dan krijgen wij ongetwijfeld een blik op de machtige invloeden het grote nut welke zijn opwekkende woorden hebben voor het herstel van de zeden en de rust onder de volken. Dit is vooral het geval, als hij allen, van hoog tot laag, wijst op de snelle vlucht van dit leven en hen de vergankelijkheid leert der aardse goederen en de hoge waarde voor de onsterfelijke ziel van het verkrijgen der geestelijke goederen, de gestrengheid eindelijk van het vonnis van de eeuwige Rechters, die met de onvertroebelde en zekere blik Zijner ogen alle harten doorvorst en „ieder zal geven naar zijn werken” (Mt. 16, 27)[b:Mt. 16, 27]. Geen geschikter middel is er dan deze en andere dergelijke onderrichtingen, tot kalmering der koortsachtige begeerte naar zingenot en tot intoming van de ongebreidelde zucht naar de stoffelijke goederen, die tegenwoordig zoovele mensen tot bederf en schanddaden voeren, en daardoor oorzaak zijn, dat de verschillende standen in de maatschappij in plaats van elkander hulp te verlenen, elkander veeleer als vijanden bestrijden. Bij de overal toenemende overdreven zelfzucht, bij het haast alom ontbranden van hevige twisten, en het ontstaan van zulke afschuwelijke wraakplannen is er zeker geen gepaster en geschikter geneesmiddel dan de luide prediking van Jezus Christus' “nieuw gebod” (Joh. 13, 24)[b:Joh. 13, 24], het gebod nl. van de liefde. Deze immers strekt zich uit tot allen, wordt niet beperkt door de grenzen van natiën en volken en zondert zelfs geen vijanden uit.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Inderdaad, gedurende bijna twintig eeuwen hebben wij een schitterende en heerlijke ondervinding opgedaan van de machtige uitwerking van de onderrichtingen der priesters. Wijl in die onderrichtingen het woord van God, “levendig en krachtig en scherper dan elk tweesnijdend zwaard” een trouwe weergave en als het ware een echo heeft, reikt het “tot het doordringen tussen ziel en geest” (Hebr. 4, 12)[[b:Hebr. 4, 12]] en worden overal de zielen erdoor heldendaden opgewekt en aller geest bezield met de hoogste edelmoedigheid. Alle zegeningen, die de Christelijke beschaving in de maatschappij gebracht heeft vinden althans haar verwijderd beginsel in het onderricht en de werkzaamheid van het Katholieke priesterschap. Dit geeft ons heerlijke hoop voor de toekomst, afgezien nog van het “vaster woord” (2 Pt. 1, 19)[[b:2 Pt. 1, 19]] dat wij hebben in de onfeilbare beloften van Jezus Christus.
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Ook het missiewerk, dat zoo duidelijk het van Godswege aan de Kerk geschonken expansievermogen bewijst, maakt vordering en oogst succes vooral door de bedienaars van de heilige geheimen, die als herauten van het geloof en bemiddelaars der liefde ten koste van talloze vermoeienissen het rijk Gods naar alle kanten uitbreiden en vergroten.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 10 Middelaarschap door het gebed
28
Ten slotte is de priester nog de openbare, en officiële voorspreker voor allen bij God. Ook hierin zet hij de zending voort van Christus, die “den nacht doorbracht in het gebed tot God” (Lc. 6, 12)[[b:Lc. 6, 12]] en “altijd leeft om voor ons ten beste te spreken” (Hebr. 7, 25)[[b:Hebr. 7, 25]]. Een der hem opgelegde verplichtingen is, niet alleen het eigenlijke en ware offer van het altaar aan het hemels Wezen op te dragen, maar ook het “offer van lof” (Ps. 49, 14)[[b:Ps. 49, 14]] n.l. het gebed in naam der gemeenschap. Meermalen lederen dag brengt hij door psalmen, smeekbeden en lofzangen, die hij grotendeels aan de H. Schrift ontleent, den aan God verschuldigde cijns van aanbidding en vervult hij voor de mensen, die tegenwoordig meer dan ooit in zorg en kommer zijn, en behoefte hebben aan de goddelijke hulp, het noodzakelijke ambt van voorspreker. Wie zal de straffen tellen, die door de priesterlijke gebeden van het hoofd der schuldige mensen worden afgewend en de talrijke grote weldaden, die zij voor hen afsmeken en verkrijgen?
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Als zelfs het persoonlijk gebed zulke plechtige en heerlijke beloften van Jezus Christus heeft (Mt. 7, 7-11; Mc. 9, 24; Lc. 11, 9-13)[[b:Mt. 7, 7-11; Mc. 9, 24; Lc. 11, 9-13]], dan zullen toch zeker de gebeden, die officieel in naam van de Kerk, de geliefde Bruid van de Verlosser gestort worden, zonder twijfel grotere uitwerking en kracht hebben. Ofschoon dan ook de Christenen bij voorspoed maar al te dikwijls God vergeten, toch gevoelen zij door een natuurlijke aandrang vol vertrouwen het alvermogen van het gebed tot God. En daarom nemen zij in alle omstandigheden van dit leven daartoe hun toevlucht, en vragen zij in persoonlijk of algemeen gevaar de gewijde bedienaar om hun gebed. Van de biddende priester vragen alle soorten ongelukkige mensen troost; tot hem gaan zij in de ballingschap van deze aardse pelgrimsreis om hemelse hulp af te smeken. Inderdaad, “midden tussen God en de menselijke natuur staat de priester; hij brengt de weldaden van God naar ons over, hij .richt onze gebeden daarheen en verzoent God, als Hij vertoornd is”. 5[[1305]]
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Overigens — Wij hebben het boven aangestipt — zelfs de tegenstanders der Kerk geven blijk de grote waardigheid en den invloed van het Katholieke priesterschap door en door te beseffen, door het feit, dat zij hun eerste en hevigste aanvallen daarop richten. Zij kennen immers den nauwe band tussen de Kerk en de bedienaars der heilige geheimen. En bovendien, de heftigste moderne bestrijders van het priesterschap zijn tegelijk de meest verbitterde loochenaars en bestrijders van God. Dat geeft de dragers der H. Wijding zeker een recht op hoge eer en achting.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De heiligheid en de wetenschap van den priester
31
Groot dus, Eerbiedwaardige Broeders, is de waardigheid van de priesters, en de luister van hun hoge waardigheid wordt door de misslagen, die enkelen uit menselijke zwakheid begaan, volstrekt niet verduisterd, hoezeer deze overigens te betreuren en te bejammeren zijn. Evenmin kunnen deze misslagen van weinigen het loffelijk gedrag doen vergeten van zovele priesters, die door deugd, geleerdheid, ijver voor den godsdienst en martelaarschap uitblinken.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
En dit te meer. omdat de onwaardigheid van een mens de uitoefening van zijn bediening niet ongeldig maakt. Immers, het is een uitgemaakte zaak, dat de onwaardigheid van den bedienaar de geldigheid der Sacramenten niet raakt; deze ontlenen hun werkzaamheid aan het allerheiligst bloed van Jezus Christus, niet aan de heiligheid der priesters; deze middelen tot eeuwig heil oefenen, om een terra der theologische wetenschap te gebruiken, hun werking uit “ex opere operato”.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 Het priesterschap vordert heiligheid
33
Toch is. het duidelijk dat die waardigheid in allen die ermee bekleed zijn, een geestelijke grootheid, een zielenreinheid en een zedelijke ongereptheid vordert, die beantwoorden aan de verhevenheid en heiligheid van het priesterlijk ambt. Dit ambt immers maakt, gelijk Wij zeiden, de priester tot middelaar tussen God en de mensen, door de vertegenwoordiging en krachtens het bevel van Hem, die “de ene Middelaar is tussen God en de mensen, de Mens Jezus Christus”. (1 Tim. 2, 5)[b:1 Tim. 2, 5]
Hij moet derhalve naar vermogen de volmaaktheid trachten te benaderen van degene wiens plaats hij bekleedt en zich door de heiligheid van zijn leven en zijn werken dagelijks welgevalliger maken aan God. Immers, meer dan den zoeten wierookgeur, meer dan den luister der heilige, gebouwen acht en bemint God de deugd. “Omdat (de gewijden) midden staan tussen God en het volk”, zegt de H. Thomas, “moeten zij door een goed geweten uitschitteren voor God en door een goeden naam voor de mensen” Summa Theologiae Supplementum q. 36 a. 1 ad 2[[t:suppl q. 36 a. 1 ad 2]].
Daarentegen, als iemand do heilige zaken behandelt en toedient, maar een afkeurenswaardig leven leidt, dan maakt hij zich schuldig aan profanatie en wordt hij een heiligschenner. “Die niet heilig zijn, moeten met het heilige niet omgaan” Decret., dist. 38, can. 6.Decret., dist. 38, can. 6..
Hij moet derhalve naar vermogen de volmaaktheid trachten te benaderen van degene wiens plaats hij bekleedt en zich door de heiligheid van zijn leven en zijn werken dagelijks welgevalliger maken aan God. Immers, meer dan den zoeten wierookgeur, meer dan den luister der heilige, gebouwen acht en bemint God de deugd. “Omdat (de gewijden) midden staan tussen God en het volk”, zegt de H. Thomas, “moeten zij door een goed geweten uitschitteren voor God en door een goeden naam voor de mensen” Summa Theologiae Supplementum q. 36 a. 1 ad 2[[t:suppl q. 36 a. 1 ad 2]].
Daarentegen, als iemand do heilige zaken behandelt en toedient, maar een afkeurenswaardig leven leidt, dan maakt hij zich schuldig aan profanatie en wordt hij een heiligschenner. “Die niet heilig zijn, moeten met het heilige niet omgaan” Decret., dist. 38, can. 6.Decret., dist. 38, can. 6..
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Daarom had God reeds in de boeken van het Oude Testament de priesters en levieten bevolen : „Laten zij dus heilig zijn, omdat ook Ik heilig ben, Ik de Heer die hen heiligt.” (Lev. 21, 8)[b:Lev. 21, 8] En de wijze koning Salomon vraagt in het lied bij de inwijding van den tempel voor de zonen, van Aäron uitdrukkelijk: “Uwe priesters mogen zich bekleden met gerechtigheid en uw heiligen mogen juichen”. (Ps. 132, 9)[b:Ps. 132, 9] Welnu, Eerbiedwaardige Broeders, — Wij gebruiken de woorden van den H. Robertus Bellarminus — “als zulk een gerechtigheid, heiligheid en vurige ijver werd gevorderd in de priesters, die schapen en runderen offerden, en God prezen voor tijdelijke weldaden, wat, vraag ik, wordt dan gevorderd in de priesters, die het goddelijk Lam offeren en dank brengen voor eeuwige weldaden?”. Ps. 132, 9[[3800]]
„Groot nl”, zegt de H. Laurentius Justinianus, “is de waardigheid der Prelaten, maar groter nog de last. Zij zijn op een hoge plaats gesteld voor de ogen der mensen. Zij moeten ook op een hoge top van deugden staan in de ogen van Hem, die alles ziet ; anders staan zij aan het hoofd niet tot hun verdienste, maar tot hun eigen oordeel”. c. 11[[3801]]
„Groot nl”, zegt de H. Laurentius Justinianus, “is de waardigheid der Prelaten, maar groter nog de last. Zij zijn op een hoge plaats gesteld voor de ogen der mensen. Zij moeten ook op een hoge top van deugden staan in de ogen van Hem, die alles ziet ; anders staan zij aan het hoofd niet tot hun verdienste, maar tot hun eigen oordeel”. c. 11[[3801]]
Referenties naar alinea 34: 1
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De priesterlijke bedieningen vorderen heiligheid
35
En inderdaad, al de redenen, die Wij boven hebben aangestipt om de verhevenheid van het Katholieke priesterschap aan te tonen, staan Ons nu wederom voor ogen, om de bedienaars der heilige geheimen krachtig aan te sporen tot hun plicht van volkomen heiligheid. Immers, gelijk de Engelachtige Leraar verklaart, “tot behoorlijke uitoefening der wijdingsmacht is niet voldoende een willekeurige, maar wordt vereist een uitmuntende graad van zedelijke goedheid, zodat zij die de wijding Ontvangen, door verdienste van heiligheid evenzeer boven het volk staan, als zij door den wijdingsgraad erboven zijn gesteld” Summa Theologiae Supplementum q. 35 a. 1 ad 3[[t:suppl q. 35 a. 1 ad 3]].
Inderdaad, het Eucharistisch offer, waardoor het schuldeloos slachtoffer wordt opgedragen, dat de zonden der mensen uitdelgt, vordert op een bijzondere wijze, dat de priester door heilig leven en zedelijke reinheid zich naar vermogen waardiger maakt voor God, aan Wien hij dagelijks die aanbiddelijke en vererenswaardige offerande brengt, n.l. het Woord Gods zelf, uit liefde tot ons Mens geworden. „Geeft u rekenschap van hetgeen gij doet, volgt datgene na, waar gij mee omgaat” Pontificale Romanum de...Pontificale Romanum de ordinatione presbyt.; zo vermaant de Kerk met de woorden van de wijdende Bisschop van de diaken, die op het punt staat de priesterlijke waardigheid te ontvangen.
Verder: de drager der H. Wijding is de uitdeler van de goddelijke genaden, waarvan de Sacramenten als het ware de bronnen zijn. Maar voorzeker is het ten hoogste ongepast, als zulk een uitdeler zelf van die kostbare genade beroofd is of ze maar weinig schat en traag is in 't bewaren ervan.
Inderdaad, het Eucharistisch offer, waardoor het schuldeloos slachtoffer wordt opgedragen, dat de zonden der mensen uitdelgt, vordert op een bijzondere wijze, dat de priester door heilig leven en zedelijke reinheid zich naar vermogen waardiger maakt voor God, aan Wien hij dagelijks die aanbiddelijke en vererenswaardige offerande brengt, n.l. het Woord Gods zelf, uit liefde tot ons Mens geworden. „Geeft u rekenschap van hetgeen gij doet, volgt datgene na, waar gij mee omgaat” Pontificale Romanum de...Pontificale Romanum de ordinatione presbyt.; zo vermaant de Kerk met de woorden van de wijdende Bisschop van de diaken, die op het punt staat de priesterlijke waardigheid te ontvangen.
Verder: de drager der H. Wijding is de uitdeler van de goddelijke genaden, waarvan de Sacramenten als het ware de bronnen zijn. Maar voorzeker is het ten hoogste ongepast, als zulk een uitdeler zelf van die kostbare genade beroofd is of ze maar weinig schat en traag is in 't bewaren ervan.
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Daar komt bij, dat hij de waarheid des geloof s moet onderwijzen. Maar nooit wordt het onderricht in den godsdienst waardig en met goed gevolg gegeven, als niet de deugd de leidsvrouwe en leermeesteres is bij dit onderricht, volgens het bekende gezegde woorden wekken, voorbeelden trekken.
Zo ook: de evangelische wet moet door hem worden verkondigd. Maar als hij zelf verlangt, dat zijn hoorders die wet aanvaarden, dan bestaat er, met de hulp van de goddelijke genade, daarvoor geen geschikter en geen krachtiger middel dan dat het Christenvolk de verkondiger der heilige waarheid de voorschriften die hij verkondigt, door zijn eigen voorbeeldig leven ijverig ziet onderhouden. De reden daarvoor wordt door de H. Gregorius de Grote als volgt duidelijk uiteengezet: “Dat woord dringt gemakkelijker in het hart der hoorders door, dat het leven van den spreker tot aanbeveling heeft. Want dan helpt hij door zijn voorbeeld om te doen, wat hij door zijn woorden beveelt.” Lib. 1, ep. 25[[3252]]. Zo heeft, volgens het verhaal der H. Schrift, de Goddelijke Verlosser gehandeld, die “begon te doen en te leren” (Hand. 1, 1)[b:Hand. 1, 1] en de scharen juichten Hem blijde toe niet alleen “omdat nooit een mens gesproken had zoals deze mens” (Joh. 7, 46)[[b:Joh. 7, 46]], maar vooral omdat “Hij alles wel gedaan had” (Mc. 7, 37)[[b:Mc. 7, 37]]. Daarentegen zij “die zeggen en niet doen” kunnen vergeleken worden met de Schriftgeleerden en de Phariseeën, over wie Christus, zonder het gezag van Gods Woord dat zij wettig verkondigden aan te tasten, Zijn afkeuring uitsprak in de vermaning tot het luisterende volk: “Op de stoel van Mozes zitten de Schriftgeleerden en Phariseeën. Onderhoudt en doet dus alles wat zij u zeggen, maar handelt niet naar hun werken.” (Mt. 23, 2.3)[b:Mt. 23, 2.3] Al wie de waarheid die hij onderwijst niet door het voorbeeld van zijn eigen leven aanbeveelt, breekt zeker wat hij met de ene hand opbouwt, met de andere op treurige wijze af. Daarentegen ondersteunt God met Zijn overvloedige genade de arbeid van de Evangeliepredikers die op de eerste plaats met heel hun hart zich ijverig toeleggen op eigen heiliging. Dan immers verschijnen en openen zich in rijke overvloed de bloemen, die door hun zweet zijn besproeid ; dan zwellen en rijpen de vruchten ervan, en zoo zullen zij ten tijde van den oogst “komen met gejubel, beladen met hun garven”. (Ps. 126, 6)[b:Ps. 126, 6]
Zo ook: de evangelische wet moet door hem worden verkondigd. Maar als hij zelf verlangt, dat zijn hoorders die wet aanvaarden, dan bestaat er, met de hulp van de goddelijke genade, daarvoor geen geschikter en geen krachtiger middel dan dat het Christenvolk de verkondiger der heilige waarheid de voorschriften die hij verkondigt, door zijn eigen voorbeeldig leven ijverig ziet onderhouden. De reden daarvoor wordt door de H. Gregorius de Grote als volgt duidelijk uiteengezet: “Dat woord dringt gemakkelijker in het hart der hoorders door, dat het leven van den spreker tot aanbeveling heeft. Want dan helpt hij door zijn voorbeeld om te doen, wat hij door zijn woorden beveelt.” Lib. 1, ep. 25[[3252]]. Zo heeft, volgens het verhaal der H. Schrift, de Goddelijke Verlosser gehandeld, die “begon te doen en te leren” (Hand. 1, 1)[b:Hand. 1, 1] en de scharen juichten Hem blijde toe niet alleen “omdat nooit een mens gesproken had zoals deze mens” (Joh. 7, 46)[[b:Joh. 7, 46]], maar vooral omdat “Hij alles wel gedaan had” (Mc. 7, 37)[[b:Mc. 7, 37]]. Daarentegen zij “die zeggen en niet doen” kunnen vergeleken worden met de Schriftgeleerden en de Phariseeën, over wie Christus, zonder het gezag van Gods Woord dat zij wettig verkondigden aan te tasten, Zijn afkeuring uitsprak in de vermaning tot het luisterende volk: “Op de stoel van Mozes zitten de Schriftgeleerden en Phariseeën. Onderhoudt en doet dus alles wat zij u zeggen, maar handelt niet naar hun werken.” (Mt. 23, 2.3)[b:Mt. 23, 2.3] Al wie de waarheid die hij onderwijst niet door het voorbeeld van zijn eigen leven aanbeveelt, breekt zeker wat hij met de ene hand opbouwt, met de andere op treurige wijze af. Daarentegen ondersteunt God met Zijn overvloedige genade de arbeid van de Evangeliepredikers die op de eerste plaats met heel hun hart zich ijverig toeleggen op eigen heiliging. Dan immers verschijnen en openen zich in rijke overvloed de bloemen, die door hun zweet zijn besproeid ; dan zwellen en rijpen de vruchten ervan, en zoo zullen zij ten tijde van den oogst “komen met gejubel, beladen met hun garven”. (Ps. 126, 6)[b:Ps. 126, 6]
Referenties naar alinea 36: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Men moet er echter op letten, dat de bedienaar der heilige geheimen in een zeer ernstig gevaar van dwaling zou vallen, als hij door valse ijver meegesleept met verwaarlozing van zijn eigen heiliging zich met al te grote vurigheid geheel aan de uitwendige, zij het ook prijzenswaardige werkzaamheden van zijn ambt zou overgeven. Immers, door zulk een handelwijze zou hij zijn eigen eeuwige zaligheid in ernstig gevaar brengen, gelijk de Apostel der heidenen voor zich zelve vreesde als hij zei de: “Ik kastijd mijn lichaam en breng het in dienstbaarheid, om niet na anderen gepredikt te hebben, zelf verloren te gaan.” (1 Kor. 9, 27)[b:1 Kor. 9, 27] Maar ook al zou hij de goddelijke genade niet verliezen, toch zou hij ongetwijfeld verliezen dien invloed der goede raadgevingen van de H. Geest, die een geheel wonderbare kracht en succes aan de uitwendige werken van het apostolaat verleent.
Referenties naar alinea 37: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
Overigens, als aan alle Christenen het gebod gegeven is: “Weest volmaakt, zoals ook uw Hemelse Vader volmaakt is” (Mt. 5, 48)[b:Mt. 5, 48], dan moeten de bedienaren van de heilige geheimen met nog meer recht die woorden vooral tot zich gericht achten, omdat zij door een bijzondere goddelijke ingeving tot nauwere navolging van Christus Jezus geroepen zijn. Derhalve prent de Kerk aan alle clerici ernstig den plicht in dien zij in haar wetten heeft opgenomen : „De clerici moeten zowel innerlijk als uiterlijk een heiliger leven leiden dan de leken, en hun door deugd en rechtschapen handelswijze tot een uitstekend voorbeeld zijn.” Codex Iuris Canonici (1917), (124)[[2620|(124)]] En omdat de priester een “gezantschap waarneemt voor Christus” (2 Kor. 5, 20)[[b:2 Kor. 5, 20]], moet hij zo leven, dat hij de woorden van de Apostel tot de zijne mag maken: “Weest mijn navolgers, gelijk ik het ben van Christus” (1 Kor. 4, 16; 1 Kor. 9, 1)[b:1 Kor. 4, 16; 1 Kor. 9, 1]; hij moet leven als een andere Christus, die door de glans van Zijn deugd een licht was en blijft voor de wereld.
Referenties naar alinea 38: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 De Godsvrucht
39
Maar als alle deugden moeten bloeien in de ziel van de priester, er zijn toch enkele, die op een geheel bijzondere wijze de gewijde bedienaar betamen. En wel voor eerst de godsvrucht, volgens het woord van de Apostel aan zijn beminde Timotheus: “oefen u in de godsvrucht” (1 Tim. 4, 8)[b:1 Tim. 4, 8]. Inderdaad, aangezien de verhoudingen, en betrekkingen van den priester met God zoo nauw, zoo intiem en zoo veelvuldig zijn, spreekt het van zelf, dat zij vergezeld en als geheel doorbalsemd moeten worden van den zoeten geur der godsvrucht. En omdat de godsvrucht „voor alles nuttig" (1 Tim. 4, 8)[b:1 Tim. 4, 8] is, is zij bovenal voor het priesterlijke ambt noodzakelijk. Als de godsvrucht wordt achtergesteld of verwaarloosd, zullen zelfs de heiligste handelingen en de verhevenste liturgische functies uit sleur en automatisch geschieden. Immers de geest, het Leven zal er zonder twijfel aan ontbreken. Evenwel, Eerbiedwaardige Broeders, de godsvrucht, waarover Wij spreken is niet die oppervlakkige en uiterlijke, die de ziel wel streelt en vleit, maar niet voedt en tot heiliging aanspoort. Neen, Wij bedoelen veeleer die solide godsvrucht, die niet afhankelijk is van de opwellingen van het gevoel, maar die steunt op de beginselen der zekere leer en een vaste overtuiging, en daardoor maakt dat wie ze bezit, weerstand kan bieden aan de aanvallen der bekoringen. En ofschoon deze godsvrucht zich op de eerste plaats moet richten tot den hemelse Vader, moet zij zich toch ook uitstrekken tot de maagdelijke Moeder van God. Haar immers moeten de bedienaars der heilige geheimen met een vuriger liefde dan de leken beminnen, naarmate er een groter gelijkenis bestaat tussen de verhouding van den priester met Jezus Christus en de innige verhouding van Maria met den Goddelijke Verlosser.
Referenties naar alinea 39: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 De kuisheid, het celibaat
40
Een ander, met de godsvrucht nauw verbonden sieraad van het Katholieke Priesterschap is de kuisheid, tot wier volkomen en ijverige beoefening de clerici in de Latijnse Kerk na het ontvangen der hogere wijding door zulk een strenge wet gehouden zijn, dat zij zich bij de overtreding ervan door het feit zelf schuldig maken aan heiligschennis par. 1[[2620|(132)]].
Referenties naar alinea 40: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
Al bindt deze wet de bedienaren van de Oosterse Kerk niet in haar volle strengheid, toch geldt ook bij hen het kerkelijk celibaat als een eer, en wordt het in sommige gevallen, speciaal als het gaat over de hoogste hiërarchische rangen, als een noodzakelijke vereiste en verplichting opgelegd.
Referenties naar alinea 41: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
Dat er een zeker verband is tussen de priesterlijke bediening en deze deugd, wordt alleen al door de menselijke rede overtuigend bewezen. Immers daar “God een geest is” (Joh. 4, 24)[b:Joh. 4, 24], schijnt het volkomen daarmee in overeenstemming, dat wie zich wijdt aan den goddelijke dienst enigermate “zijn lichaam aflegt”. Reeds de oude Romeinen hadden het passende hiervan ingezien. Immers, als hun grootste redenaar de oude wet aanhaalt: “Tot de goden moet men kuis naderen”', dan verklaart hij die als volgt: “De wet beveelt de goden kuis te naderen, d.w.z. kuis naar de ziel, en daar ligt alles in. Zij sluit de kuisheid van het lichaam niet uit, maar dit moet zoo begrepen worden: daar de ziel ver boven het lichaam staat en men als wet onderhoudt, dat men met een kuis lichaam nadert, geldt deze verplichting nog veel meer voor de ziel” Lib. II, c. 8 en 10[[3802]]. In de wetboeken van het Oude Verbond was aan Aäron en zijn zonen door Mozes in de naam van God bevolen, om gedurende de week van hun wijding het Tabernakel niet te verlaten en dus gedurende die dagen de onthouding te beoefenen (Lev. 8, 33-35)[[b:Lev. 8, 33-35]].
Referenties naar alinea 42: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
Maar van de bedienaar van het Nieuwe Verbond, die zover uitgaat boven de priester der oude Wet, wordt ongetwijfeld een veel reinere kuisheid gevorderd. De eerste schriftelijke sporen van het heilig celibaat vindt men in den 33ste canon van het Concilie van Elvira Canones, (33)[[2877|(33)]], dat in het begin der 4e eeuw werd gehouden, nog tijdens de vervolging van het christendom. Dit getuigt zeker voor een reeds oude praktijk. Dit wetsvoorschrift nu doet niets anders dan een nieuwe kracht bijzetten aan — Wij zouden zeggen — een zeker postulaat, dat in het Evangelie en de prediking der Apostelen zijn oorsprong heeft. Dat de Goddelijke Meester, dien Wij als “de bloem der Moedermaagd” Vgl. Breviarum Romanum,...Vgl. Breviarum Romanum, Hymn.ad Laudes in festo SS. Nom. Iesu bezingen in Zijn hoogschatting voor de gave der kuisheid haar prees als boven de gewone kracht der mensen verheven (Mt. 19, 11)[[b:Mt. 19, 11]]; dat Hij van Zijn tederste kindsheid af heeft willen opgevoed worden in het huisje van Nazareth, in het gezelschap van Maria en Joseph, die beiden maagd waren; dat Hij de maagdelijke, kuise zielen zoals een Joannes den Doper en Joannes den Evangelist met voorliefde beminde ; eindelijk, dat de Apostel der heidenen, de trouwe tolk der Evangelische wet en der leer van Christus, de onschatbare waarde der maagdelijkheid verkondigt, juist voor den volkomen dienst van God: “De ongehuwde is bezorgd over de dingen des Heren, hoe hij behagen zal aan den Heer” (1 Kor. 7, 32)[b:1 Kor. 7, 32]; dat alles, Eerbiedwaardige Broeders, had tot noodzakelijk gevolg, dat de bedienaars van het Nieuwe Verbond onder de indruk kwamen van de hemelse aantrekkelijkheid van deze uitgelezen deugd, en zochten gerekend te worden onder het getal van diegenen, “aan wie het gegeven is dit woord te begrijpen”. (Mt. 19, 11)[[b:Mt. 19, 11]] Zoo legden zij zich vrijwillig de onderhouding van die levenswijze op, die kort daarop in geheel de Latijnse Kerk door een streng gebod van het kerkelijk gezag bekrachtigd is. Inderdaad, op het einde der vierde eeuw geeft het Concilie van Carthago de aansporing : “dat wij ook onderhouden, wat de Apostelen geleerd hebben en de oudheid zelve onderhouden heeft”. Erfzonde en genade, (2)[[1889|(2)]]
Referenties naar alinea 43: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 5 Getuigenissen uit de oudheid
44
Het ontbreekt ook niet aan getuigenissen van de meest beroemde Oosterse Vaders, die de voortreffelijkheid van het kerkelijk celibaat prijzen en die aantonen, dat toen op de plaatsen waar men de strengere tucht volgde, ook omtrent dit punt overeenstemming bestond tussen de Latijnse en de Oosterse Kerk. Zoo verzekert, om enkele duidelijk sprekende voorbeelden aan te halen, de H. Epiphanius eveneens op het einde der vierde eeuw, dat het celibaat zich uitstrekte tot de subdiakens. “Hij die nog in het huwelijk leeft en kinderen krijgt, al is hij ook de man van één echtgenote, wordt (door de Kerk) volstrekt niet toegelaten tot de wijding van diaken, van priester, bisschop of subdiaken, maar slechts hij die zich onthoudt van den omgang met zijn énige echtgenote, of weduwnaar is. Dit gebeurt vooral op de plaatsen, waar de kerkelijke canones nauwkeurig worden onderhouden.” Panar., 59, 4 (PG 41, 1024)[[3412]]. Maar boven allen toont zich hieromtrent welsprekend de diaken van Edessa, Leraar der Algemene Kerk, de H. Ephrem de Syriër die terecht “de citer van den H. Geest” wordt genoemd Brev. Rom., 18 juni, lectio VIBrev. Rom., 18 juni, lectio VI. Deze immers spreekt zijn vriend, den bisschop Abraham, in een gedicht aldus toe: “Gij beantwoordt, o Abraham, wel aan den naam, dien gij draagt, omdat ook gij vader van velen zijt geworden. Maar wijl gij geen echtgenote hebt, gelijk Abraham Sara had, zie, daarom is uw kudde uw bruid. Voed haar kinderen op in uw waarheid; mogen zij U worden kinderen van de geest en kinderen der belofte, opdat zij erfgenamen worden in Eden. O heerlijke vrucht der waarin het priesterschap zijn welbehagen heeft gevonden... De overvloeiende hoorn heeft u gezalfd, de hand is u opgelegd en heeft u uitverkoren; de Kerk heeft u gekozen en bemind.” carm. 19[[3415]] En op een andere plaats: “Het is voor den priester en voor zijn naam niet genoeg als hij het levend lichaam offert, zijn ziel te zuiveren, zijn tong te reinigen, zijn handen te wassen en heel zijn lichaam rein te maken; maar hij moet altijd geheel zuiver zijn, omdat hij aangesteld is tot middelaar tussen God en het mensdom. Geloofd zij Hij, die Zijn bedienaar gereinigd heeft” carm. 18[[3415]]. Eveneens verzekert Chrysostomus: “Daarom moet degene die liet priesterschap waarneemt, zoo zuiver zijn, alsof hij in den hemel tussen die Machten was geplaatst” liber III, c. 4[[1016]].
Referenties naar alinea 44: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
Trouwens, de verhevenheid zelf en, om een uitspraak van den H. Epiphanius te gebruiken, “de ongelooflijke eer en waardigheid” Panar., 59, 4 (PG 41, 1024)[[3412]] van het priesterschap, die Wij boven kort en bondig hebben besproken, is een overtuigend bewijs voor de hoge betamelijkheid, van het celibaat en voor de opportuniteit van de wet, waardoor het aan de gewijde bedienaars van het altaar wordt opgelegd. Of is het niet onder alle opzichten passend dat hij die een bediening waarneemt, die in zekere zin hoger staat dan de taak der hemelse geesten “die staan voor het aanschijn van den Heer" (Tob. 12, 15)[b:Tob. 12, 15] naar vermogen een hemels leven leidt? Is het niet passend, dat hij die geheel “in de dingen des Heren” (Lc. 2, 49; 1 Kor. 7, 32)[b:Lc. 2, 49; 1 Kor. 7, 32] moet zijn, geheel vreemd is aan aardse dingen en dat zijn „levenswandel gericht is op den hemel” (Fil. 3, 20)[b:Fil. 3, 20]? Is het niet billijk, dat hij die onophoudelijk bezorgd moet wezen voor het eeuwig heil van de mensen en zoo zijn aandeel moet leveren in de voortzetting van het goddelijk Verlossingswerk, zijn geest los en vrij heeft van de zorgen voor een eigen gezin, die anders een groot deel van zijn werkzaamheden daarvan zouden afhouden en. in beslag nemen?
Referenties naar alinea 45: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
46
Het is waarlijk een groots schouwspel dat geestdriftige bewondering verdient, een schouwspel dat zo dikwijls in de Katholieke Kerk te bewonderen valt, n.l. het aanschouwen van jeugdige levieten, die alvorens de wijding van het subdiaconaat te ontvangen, d.i. alvorens zich geheel en al te wijden aan den dienst en de verering van God, vrijwillig en gaarne beloven, te verzaken aan de genietingen en vertroostingen, die zij in een anderen levensstaat op eerbare wijze zouden kunnen smaken. Wij zeggen: vrijwillig en gaarne want al staat het hun na het ontvangen der hogere wijding volstrekt niet meer vrij een aards huwelijk aan te gaan, tot de heilige wijdingen zelf treden zij toe zonder door enige wet of door iemand gedwongen te zijn, maar alleen door eigen vrijen wil vgl: Codex Iuris Canonici (1917), (971)[[[2620|(971)]]].
Referenties naar alinea 46: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
Evenwel, hetgeen Wij tot hiertoe ter aanbeveling van het kerkelijk celibaat gezegd hebben, willen Wij niet zoo verstaan zien, alsof onze bedoeling daarbij was de bovenvermelde afwijkende praktijk, die in de Oosterse Kerk wettig is ingevoerd, enigszins af te keuren of te veroordelen. Onze eigenlijke bedoeling is alleen, de waarheid te prijzen, die Wij voor een één der heerlijkste eretitels houden van het Katholieke priesterschap, en die Ons het meest waardig en het meest in overeenstemming lijkt, met de bedoelingen en wensen van Jezus' Allerheiligst Hart[d:51] voor, de priesterzielen.
Referenties naar alinea 47: 1
Sacerdotii Nostri primordia ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 6 Onthechting aan het aardse
48
Op de derde plaats: niet minder dan door liefde voor de kuisheid moeten de bedienaars der heilige geheimen uit; munten door onthechting aan het aardse. Te midden van een wereld, waar alles wordt prijsgegeven en te koop is voor geld, moeten zij midden door de verleiding gaan, vrij van alle overdreven zelfzucht, en moeten zij met heilige versmading van onwaardig winstbejag, niet geldelijk voordeel maar het nut der zielen zoeken, niet hun eigen eer maar Gods eer vol verlangen nastreven. Zij moeten geen loonarbeiders zijn, die alleen werken om het loon voor hun arbeid te verkrijgen; zij moeten niet gelijken OP ambtenaren, die bij het verrichten van het hun opgelegde werk, toch ook uit zijn op eigen voordeel en naar bevordering streven. Zij moeten zijn “goede soldaten van Christus, die zich niet bemoeien met wereldse zaken, om slechts de krijgsheer te behagen” (2 Tim. 2, 3-4)[b:2 Tim. 2, 3-4].
Referenties naar alinea 48: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
Zij moeten zijn bedienaren van God. en vaders der zielen en zij moeten bedenken dat hun arbeid en hun zorgen niet met schatten en eerbewijzen der mensen vergoed en betaald kunnen worden. Het is hun zeker niet verboden het nodige voor voedsel en levensonderhoud te ontvangen, volgens het woord van de Apostel: “dat die het altaar bedienen ook met het altaar opdelen,... en zo heeft de Heer verordend, dat zij die het Evangelie verkondigen, ook van het Evangelie zouden leven” (1 Kor. 9, 12-14)[b:1 Kor. 9, 12-14]. Maar toch moeten zij, tot het erfdeel van de Heer geroepen, gelijk de naam van ‘clerici’ zelf aanduidt, geen ander loon ontvangen dan dat wat Christus aan Zijn Apostelen beloofd heeft: „Groot is uw loon in den hemel” (Mt. 5, 12)[b:Mt. 5, 12]. Wee den priester als hij, de goddelijke beloften vergetend zich „begerig naar winstbejag” (Tit. 1, 7)[b:Tit. 1, 7] toont en zich indringt in en zich vermengt met de wereldse mensenmenigte, waarover de Kerk zich beklaagt met de woorden van den Apostel: „Allen zoeken hun eigenbelang, niet de belangen van Jezus Christus” (Fil. 2, 21)[b:Fil. 2, 21]. Zodoende immers zou hij niet alleen ontrouw worden aan zijn ambt, maar ook verachtelijk worden in de ogen van het hem toevertrouwde volk. Want het volk zou zonder twijfel de tegenstrijdigheid bemerken tussen zijn handelwijze en de leer van het Evangelie die de Goddelijke Meester duidelijk heeft verkondigd en die hij zelf ook aan zijn volk moet verkondigen: “Verzamelt u geen schatten op aarde, waar roest en worm ze verteren en waar dieven ze opgraven en stelen. Maar verzamelt u schatten in den hemel” (Mt. 6, 19-20)[b:Mt. 6, 19-20].
Als wij overwegen, dat één van Christus' apostelen, “een van de twaalf”, gelijk de Evangelisten met diepe droefheid vermelden, n.l. Judas, door de ongerechte begeerte naar het aardse goed tot val en verderf is gekomen, dan begrijpt men gemakkelijk, dat diezelfde hebzucht in den loop der eeuwen, zoveel en zoo grote schade aan de Kerk heeft veroorzaakt. De hebzucht immers, die door den H. Geest de “wortel van alle kwaad” (1 Tim. 6, 10)[b:1 Tim. 6, 10] genoemd wordt, kan den mens tot iedere misdaad meeslepen. En al komt hij niet zover, toch zal een priester die met deze ondeugd besmet is, bewust of onbewust gemene zaak maken met de vijanden der Kerk en hun heilloze plannen bevorderen.
Als wij overwegen, dat één van Christus' apostelen, “een van de twaalf”, gelijk de Evangelisten met diepe droefheid vermelden, n.l. Judas, door de ongerechte begeerte naar het aardse goed tot val en verderf is gekomen, dan begrijpt men gemakkelijk, dat diezelfde hebzucht in den loop der eeuwen, zoveel en zoo grote schade aan de Kerk heeft veroorzaakt. De hebzucht immers, die door den H. Geest de “wortel van alle kwaad” (1 Tim. 6, 10)[b:1 Tim. 6, 10] genoemd wordt, kan den mens tot iedere misdaad meeslepen. En al komt hij niet zover, toch zal een priester die met deze ondeugd besmet is, bewust of onbewust gemene zaak maken met de vijanden der Kerk en hun heilloze plannen bevorderen.
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
50
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacra virginitas ->=geentekst=
Daarentegen die ware en oprechte onthechting aan de aardse goederen wint aller harten voor de priester, en dit des te meer omdat met die onbaatzuchtigheid, als zij gevoed wordt door de innerlijke kracht van het Christelijk geloof, altijd dat innige medelijden gepaard gaat met allerlei ongelukken, dat de bedienaar Gods tot vader maakt der armen, die hij, het woord van Christus indachtig: „Wat gij voor één van Mijn geringste broeders gedaan hebt, dat hebt gij voor Mij gedaan” (Mt. 25, 40)[b:Mt. 25, 40] als den Verlosser zelf met bijzondere liefde vereert en bemint.
Referenties naar alinea 50: 3
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacra virginitas ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 7 De zielenijver
51
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Vrij derhalve van de banden die hem al te nauw aan het aardse zouden binden, n.l. de banden van een eigen gezin en van eigen belang, zal de drager der H. Wijding lichter ontvlamd worden door dat hemelse liefdevuur, de liefde n.l. voor de zielen: dat vuur, dat uit het binnenste van Jezus Christus' hart naar buiten breekt en niets anders zoekt dan de apostolische harten aan te grijpen en alle mensen te ontvlammen. (Lc. 12, 49)[[b:Lc. 12, 49]] Deze vurige ijver voor de glorie van God en het heil der zielen moet, gelijk de H. Schrift het ons leert van de Verlosser (Ps. 68, 10; Joh. 2, 17)[[b:Ps. 68, 10; Joh. 2, 17]] de bedienaar der Kerk in vlam zetten en als verteren. Het moet maken, dat hij met achterstelling van zichzelf en van zijn eigen gemak zich geheel zal wijden aan zijn verheven roeping en dat hij iedere dag met groter zorg de middelen zal zoeken om het werk van zijn bediening met de dag beter en rijker te volbrengen.
Referenties naar alinea 51: 2
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
52
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Kan wel een priester de lessen van het Evangelie overwegen en de klacht van de Goede Herder vernemen: “Ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapstal zijn. Ook hen moet ik leiden” (Joh. 10, 16)[b:Joh. 10, 16]; kan hij de velden aanschouwen “hoe ze reeds wit staan voor den oogst”, zonder zich zelf aan “de Heer van de oogst” (Joh. 4, 35)[b:Joh. 4, 35] als een onvermoeibare werken aan te bieden en zonder door een gloeiende ijver te worden aangespoord om zulke dwalende schapen op den waren weg te brengen? Kan hij wel zovele en zo talrijke scharen aanschouwen die daar “liggen als schapen zonder herder” (Mt. 9, 36)[b:Mt. 9, 36] - niet alleen in de verre missielanden, maar helaas ook in de steden en dorpen, waar het Christendom reeds lang heerst - zonder, te delen in dat innige medelijden, dat de goddelijke ziel van Jezus Christus zo diepe en zo voortdurend ontroerde? (Mt. 9, 36; Mt. 14, 14; Mt. 25, 32; Mc. 6, 34; Mc. 8, 2)[[b:Mt. 9, 36; Mt. 14, 14; Mt. 25, 32; Mc. 6, 34; Mc. 8, 2]] Wij bedoelen een priester, die beseft, dat uit zijn mond de woorden des levens en uit zijn hand de middelen tot wedergeboorte en zaligheid kunnen komen?
Referenties naar alinea 52: 2
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
53
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Maar ja, Wij brengen eeuwigen dank ervoor aan God dat het licht van zulk een apostelvuur, als een heerlijk sieraad het voorhoofd der gewijde bedienaren omglanst. Wij zijn dankbaar, dat Wij tot grote troost voor Ons Vader hart mogen aanschouwen, hoe Onze Eerbiedwaardige Broeders en Onze beminde Zonen, de bisschoppen en de priesters, als het ware aaneengesloten tot een dichte uitgelezen legerschare, gehoorgevend aan de oproep van het Opperhoofd der Kerk, in dagelijks snellere opmars tot de verste grenzen der aarde, om de vredebrengende maar moei1ijke strijd te strijden van de waarheid tegen de dwaling, van het licht tegen de duisternis, van het Godsrijk tegen het rijk van Satan.
Referenties naar alinea 53: 2
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 8 De gehoorzaamheid
54
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Maar juist uit deze eigenschap van vaardig en flink strijder volgt, voor den Katholieken priester de noodzakelijkheid van den geest van krijgstucht, of om het beter in christelijke termen te zeggen: den geest van gehoorzaamheid. Het is deze gehoorzaamheid, die de verschillende rangen der kerkelijke hiërarchie tot een harmonieuze eenheid verbindt.
Referenties naar alinea 54: 2
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
55
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
En “de Kerk met een waarlijk wonderschone verscheidenheid omkleedt, siert en bestuurt, doordat sommigen in haar tot Bisschoppen, anderen tot priesters van lagere rang worden gewijd, en uit vele ledematen van verschillende waardigheid één lichaam van Christus wordt gevormd” Pontificale Romanum, De...Pontificale Romanum, De ordinat. Presb. Deze gehoorzaamheid hebben de bedienaars der heilige geheimen, nog pas tot priester gewijd, elk aan hun eigen bisschop beloofd. Evenzo hebben de bisschoppen, op de dag waarop zij tot de volheid van het priesterschap verheven zijn, haar aan het zichtbaar Opperhoofd der Katholieke Kerk, de opvolger van den H. Petrus en de plaatsbekleder van Jezus Christus, met de heiligste eed bezworen. De onderhouding van deze gehoorzaamheid moet derhalve de verschillende rangen der hiërarchie en de leden daarvan dagelijks nauwer onderling en met den Opperpriester verbinden en zo moet zij werkelijk de strijdende Kerk voor Gods haters schrikwekkend maken ,”als een leger in slagorde” (Hoogl. 6, 3.9)[[b:Hoogl. 6, 3.9]]. Zij moet de ijver matigen van degenen, die misschien door al te grote vurigheid zich laten drijven ; aan anderen, die aan slapheid en traagheid lijden, de sporen geven. Zij moet ieder zijn post, ieder zijn bediening aanwijzen. Allen moeten dan daaraan hun krachten wijden zonder zich ooit tegen het wettig gezag te verzetten, wat zeker tot niets anders zou strekken dan tot belemmering van de grootse arbeid der Kerk. Ieder moet de bepalingen van zijn Oversten aanvaarden als de bevelen van Jezus Christus zelf; Hij is waarlijk de ene, aan wie wij allen moeten gehoorzamen, het hoofd en de stichter van de Katholieken godsdienst, die voor ons “gehoorzaam is geworden, tot de dood, ja tot de dood aan het kruis” (Hebr. 10, 5-7)[b:Hebr. 10, 5-7]
Referenties naar alinea 55: 2
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
56
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Inderdaad, de Goddelijke Hogepriester heeft gewild, dat Zijn volmaakte gehoorzaamheid aan de eeuwige Vader ons op een geheel bijzondere wijze zou blijken. Daarom zijn de getuigenissen voor Zijn gehoorzaamheid over talrijk in de boeken der Evangelisten en der Profeten : “Bij zijn komst in de wereld zegt Hij : offers noch gaven hebt Gij gewild, maar een lichaam hebt Gij Mij bereid... toen zeide ik: Zie ik kom; in de boekrol staat het van Mij geschreven, om Uwen wil te doen, o God” (Hebr. 10, 5-7)[b:Hebr. 10, 5-7]. “Mijn spijs is, den wil te vol brengen van Hem die Mij heeft gezonden” (Joh. 4, 34)[b:Joh. 4, 34]. Zo ook gaf Hij aan het kruis Zijn ziel niet eerder in de handen van Zijn Vader, dan na de plechtige verzekering, dat alles wat de H. Schrift omtrent Hem voorspeld had geheel en al was vervuld, d.i. heel de zending Hem door den Vader toevertrouwd, tot die geheimzinnige klacht toe: “Ik heb dorst”, die Hij uitsprak “opdat de Schriftuur vervuld zou worden” (Joh. 19, 28)[b:Joh. 19, 28]. Door deze handelwijze wilde Hij ongetwijfeld uitdrukkelijk tonen, dat zelfs de vurigste zielenijver altijd volkomen onderworpen moet zijn aan de goddelijke Wil; altijd nl. moet die ijver in overeenstemming gebracht worden met de wil van diegenen, die de plaats van den Goddelijke Vader bekleden en ons diens bevelen meedelen, nl. de wettige hiërarchische Overheden.
Referenties naar alinea 56: 2
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 9 De wetenschap
57
Maar, het beeld van den Katholieken priester, dat Wij voor heel de wereld in het licht willen plaatsen, zou niet ten volle in het licht gesteld en omschreven zijn, als Wij een ander sieraad van de priester zouden overslaan, nl. de wetenschap welke de Kerk in hem vordert. Aangezien hij immers van Jezus Christus de plicht en het ambt ontvangen heeft om de waarheid te onderwijzen: “Onderwijst alle volken” (Joh. 3, 10)[b:Joh. 3, 10], wordt hij aangesteld tot “leermeester in Israël” (Mt. 28, 19)[b:Mt. 28, 19]. Hij moet de leer van het heil onderwijzen, en deze leer moet hij, gelijk de Apostel der heidenen in herinnering brengt, “aan geleerden en eenvoudige meedelen. Maar hoe zal hij die leer aan de overigen kunnen meedelen, als hij zalf ze niet dooreen door bezit? Door den profeet Malachias geeft de H. Geest de vermaning: “De lippen van den priester zullen de wijsheid bewaren, en men zal de wet uit zijn mond verlangen” (Mal. 2,7)[b:Mal. 2,7]. En niemand kan zeker om de priester tot wijsheid aan te sporen ernstiger woorden spreken dan die, welke God zelf door de mond van Hosea gesproken heeft: “Omdat gij de wetenschap verworpen hebt, zal ik u verwerpen, opdat gij het priesterschap niet voor mij waarneemt” (Hosea 4, 6)[b:Hosea 4, 6]. Het is dus nodig, dat de drager der H. Wijding de Katholieke geloofs- en zedenleer zoo volledig bezit, dat hij ze aan de overigen kan voorhouden. Evenzo moet hij de dogma's, de wetten en den eredienst der Kerk, wier bedienaar hij is, aan de gelovigen kunnen uitleggen. Hij moet de godsdienstige onwetendheid, die ondanks den waarlijk wonderbare vooruitgang in de menselijke wetenschappen veler geest verduistert, met het krachtige licht van zijn onderricht verhelderen en verdrijven. Meer dan ooit is het tegenwoordig een eis van den tijd het duidelijke woord van Tertullianus te overdenken: “Dit alleen verlangt de waarheid: niet veroordeeld te worden zonder gekend te zijn” c. 1[[968]]. De priester moet verder de vooroordelen en dwalingen, die de haat der tegenstanders opeenstapelt, uit de geesten verdrijven; hij moet de naar waarheid hunkerende moderne mensheid met eenvoudige oprechtheid de waarheid schenken; de nog onzekere of door twijfel gekwelde geesten moet hij opbeuring en zekerheid geven en met rustig vertrouwen geleiden naar de veilige haven van het Katholieke geloof om het in sterke overtuiging te omhelzen; hij moet ten slotte aan de hardnekkige aanvallen van de drieste dwaling een krachtige, vurige, maar tegelijk rustige en degelijke weerstand bieden.
Referenties naar alinea 57: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
58
De priester moet dus, Eerbiedwaardige Broeders, ondanks overlading met ambtsbezigheden en beslommeringen zijn best doen om diepere en ernstiger kennis van de theologische wetenschappen te verkrijgen zo moet hij bij de wetenschappelijke uitrusting, die hij in het Seminarie heeft opgedaan, een dagelijks rijkere eruditie in de gewijde wetenschappen voegen om meer en meer geschikt te worden voor de prediking en voor de leiding van de zielen. Codex Iuris Canonici (1917), (129)[[2620|(129)]] Eveneens moet hij voor de eer van het hem toevertrouwde ambt en om, zoals het betaamt, het vertrouwen en de achting van het volk te winnen, - hetgeen ongetwijfeld een groter resultaat aan zijn werkzaamheid geeft-, zulk een ontwikkeling hebben zelfs in de wetenschappen, als tegenwoordig bij de beschaafde mensen algemeen bezit is. Het moet zijn ernstige zorg zijn niet beneden den vooruitgang en de eisen van zijn tijd te blijven. Zoo doet ook de Katholieke Kerk, die alle tijden en alle volken omvat, ieders gezond initiatief begunstigt en bevordert en zelfs de stoutste vorderingen der ware wetenschap niet vreest maar aanwakkert.
Referenties naar alinea 58: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
59
Immers, altijd gingen de geestelijken bij alle veroveringstochten der menselijke wetenschap met opgewektheid in 't voorste gelid; ja zelfs, daar was een tijd, waarin zij daarbij zozeer de voorhoede vormden, dat de naam clericus synoniem was met ‘geletterde’. Niet alleen heeft de Kerk haar krachten besteed om de boeken der oude beschaving ongeschonden te bewaren, die zonder haar toedoen en dat der monniken ten gronde en bijna geheel verloren zouden gegaan zijn, maar door haar beroemdste Leraren heeft zij ook getoond, dat de menselijke wetenschappen dienstbaar kunnen worden gemaakt aan de verklaring en verdediging van het Katholiek geloof. Hiervan hebben Wij zelf nog in den laatste tijd een luisterrijk voorbeeld gegeven, door de beroemde leermeester van de grote Aquinaat met de erekroon der heiligen en der leraren te sieren, nl. Albertus den Duitser, die reeds door zijn tijdgenoten met de naam van de Grote en van Algemeen Leraar werd vereerd.
Referenties naar alinea 59: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
60
Tegenwoordig kunnen Wij ongetwijfeld aan de geestelijken niet de eis stellen, dat zij op heel het veld der wetenschappen de eerste prijs behalen. Immers, het gehele bezit van de menselijke wetenschap is zo groot, dat geen enkel mens liet alleen geheel kan bevatten, nog veel minder in alle afzonderlijke onderdelen ervan kan uitmunten. Het is echter in overeenstemming met de tijd die leden van den clerus op voorzichtige wijze aan te moedigen, die door bijzondere aanleg zich als het ware geroepen voelen tot een of andere kunst of wetenschap, als deze ten minste aan de geestelijken stand niet misstaat. Immers, als dit binnen de behoorlijke grenzen wordt gehouden onder de wijze leiding der kerkelijke voorschriften, dan zal het ongetwijfeld strekken tot eer en luister der Kerk en tot glorie van haar hoofd, Jezus Christus. Ook alle overige bedienaren der heilige geheimen mogen zich niet tevreden stellen met de wetenschappelijke ontwikkeling en cultuur, die wellicht berekend scheen voor de behoefte van een vroegere tijd, maar zij moeten werkelijk streven naar het bereiken van een hogere en meer volledige algemene ontwikkeling, die beantwoordt aan het hogere peil en de wijdere omvang, waartoe onze tegenwoordige tijd, vergelijking met de vroegere eeuwen, op het gebied van wetenschappelijke onderzoekingen in het algemeen gesproken, door ijverige toeleg gekomen is.
Referenties naar alinea 60: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
61
Als God somtijds, “spelend op de aarde” (Spr. 8, 31)[b:Spr. 8, 31] ook in onze tijd nog, mensen, die bijna geheel verstoken waren van de wetenschappelijke ontwikkeling, waarover Wij spreken, tot de priesterlijke waardigheid heeft willen verheffen en door hen wonderen heeft willen werken, dan is dat ongetwijfeld gebeurd met het doel, dat wij de heiligheid hoger zouden schatten dan de geleerdheid en ons vertrouwen meer op de goddelijke hulp dan op de menselijke middelen zouden stellen. Ja zelfs, het is daarom hoog nodig zoo nu en dan de heilzame uitspraak aan te halen en aandachtig te overwegen: “het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, om de wijzen beschaamd te maken... opdat geen vlees zou roemen voor zijn aanschijn” (1 Kor. 1, 27-28)[b:1 Kor. 1, 27-28].
Referenties naar alinea 61: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
62
Maar gelijk in de natuurlijke orde zoo nu en dan wonderen van God de werking der natuurwetten voor een ogenblik onderbreken, maar deze niet opheffen, zo verminderen zulke mensen, in wie de heiligheid van leven al het overige enigermate goedmaakt en aanvult, juist door dat zij met totaal bovenaardse kracht begiftigd zijn, de waarheid en noodzakelijkheid der door Ons ingeprente leer niet, nog veel minder heffen zij die op.
Referenties naar alinea 62: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
63
Die noodzakelijkheid nu voor den bedienaar der heilige geheimen om door deugd en wetenschap een lichtend voorbeeld te zijn, om “de goede geur van Christus” (2 Kor. 2, 15)[[b:2 Kor. 2, 15]] naar alle kanten te verspreiden, achten Wij voor de tegenwoordige tijd nog veel meer voor de hand liggend, en wel om deze reden. De Katholieke Actie, - de beweging die Ons zoveel troost en verkwikking schenkt en die de zielen opwekt tot hogere idealen van volmaaktheid -, brengt de leden ervan in nauw contact met de priesters. Maar daarbij moeten van de ene kant de leken hen door hun arbeid helpen, maar van de andere kant in hen ook zien de leiders in de leer en volmaakte voorbeelden van christelijk leven en apostolische ijver.
Referenties naar alinea 63: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 De voorbereiding en vorming tot het priesterschap; de zorg voor priesterroepingen
64
Maar, als de waardigheid van het Katholieke priesterschap zoo groot is, als zij zulke uitmuntende zielsgesteltenissen vordert, dan volgt daaruit, Eerbiedwaardige Broeders, ook de absolute noodzakelijkheid van een juiste en evenredige vorming der kandidaten voor het heiligdom.
Referenties naar alinea 64: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
65
In het levendige bewustzijn van deze noodzakelijkheid heeft de Kerk gedurende den loop der eeuwen misschien wel voor niets meer hare werkdadige en moederlijke bezorgdheid aan den dag gelegd, dan voor de goede vorming van. haar priesters. Immers, zij weet het wel: gelijk de zeden en de christelijke godsdienst onder de volken van de arbeid der geestelijkheid afhangen, zo ook ontleent deze werkzaamheid haar kracht aan de opleiding, die de bedienaars der heilige geheimen genoten hebben. Want ook op hen slaat de uitspraak van den H. Geest: „De jongeling zal van den weg, dien hij koos, ook in zijn ouderdom niet afwijken" (Spr. 22, 6)[b:Spr. 22, 6]. Daarom bepaalt de, Kerk op goddelijke ingeving, dat overal ter wereld Seminaries moeten worden opgericht om er de priesterkandidaten met bijzondere zorg op te voeden.
Referenties naar alinea 65: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 De zorg voor een goed Seminarie
66
Gij allen dus, Eerbiedwaardige Broeders, die met Ons deelt in het bestuur der Kerk, moet de Seminaries als op uw handen dragen; zij moeten het voornaamste voorwerp van uwe zorgen zijn. Met grote zorg moet vooral de keuze geschieden van Oversten en leermeesters, en in het bijzonder van degene aan wie de hoogst gewichtige taak van de geestelijke vorming tot het priesterschap moet worden toevertrouwd. Geeft aan die heilige onderwijsinrichtingen de deugdzaamste priesters. Ziet er geen bezwaar in ze te onttrekken aan bedieningen, die ogenschijnlijk wel gewichtiger zijn, maar die in werkelijkheid met deze niet te vervangen hoofdzaak niet kunnen vergeleken worden. Zoekt hen ook van elders, overal waar gij mannen kunt vinden, die geschikt en berekend zijn voor dat edele doel. Het moeten, mannen zijn, die de priesterlijke deugden meer door hun voorbeeld dan door hun woorden onderwijzen, en hun onder richt moet zoo wezen, dat zij tegelijk daarmede in de priesterkandidaten een sterken, mannelijke, apostolische geest vormen. Door hun toedoen moeten godsvrucht, reinheid, tucht en studie-ijver in het Seminarie bloeien, en de jeugdige leerlingen moeten met zorg te voren gewapend worden tegen de bekoringen van het ogenblik, en tegen de nog veel ernstiger dreigende gevaren van later, waartegen zij te strijden hebben „om allen zalig te maken”. (1 Kor. 9, 22)[b:1 Kor. 9, 22]
Referenties naar alinea 66: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
67
Opdat nu de toekomstige priesters die wetenschap kunnen verwerven, die, naar Wij zeiden, een eis is van onzen tijd, is het een zaak van het hoogste belang, dat zij na een grondige “klassieke” vorming door en door onderwezen en geoefend worden in de scholastieke wijsbegeerte, “volgens de methode, leer en beginselen van den Engelachtige Leraar” Codex Iuris Canonici (1917), (1352-1371)[[2620|(1352-1371)]]. Deze “onvergankelijke wijsbegeerte”, zoals Onze voorganger Leo XIII onsterfelijke gedachtenis ze noemde, is hun niet alleen noodzakelijk om dieper inzicht te krijgen in de hoofdpunten der christelijke waarheid, maar ook om gewapend te worden tegen alle mogelijke moderne dwalingen en om bij alle verdere studiën, die zij later zullen verrichten, dien scherpen geestesblik te hebben, waardoor zij waarheid en dwaling veel beter en juister kunnen onderscheiden dan degenen die deze wijsgerige vorming missen, al hebben die dan ook een rijkere eruditie.
Referenties naar alinea 67: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
68
Als, gelijk hier en daar het geval is, de te geringe uitgestrektheid van het diocees of een betreurenswaardige schaarste van leerlingen, of eindelijk het gebrek aan geschikte personen en middelen niet toelaten, dat iedere bisschop een eigen goed ingericht seminarie heeft. d.i. ingericht overeenkomstig de bepalingen van het Kerkelijk Wetboek en de overige kerkelijke voorschriften, dan is het een zeer praktische oplossing, dat de bisschoppen van eenzelfde streek zich broederlijk verenigen en hun krachten samen wijden aan een gemeenschappelijk seminarie, dat volkomen kan beantwoorden aan zijn hoogst belangrijke bestemming. De niet geringe voordelen daarvan zullen ongetwijfeld de offers en onkosten ervoor vergoeden. Zelfs het voor de bisschoppen somtijds pijnlijke offer, n.l. hun priesterkandidaten tijdelijk gescheiden te zien van den Herder, die zo innig gaarne zijn apostolisch vuur in het hart zijner toekomstige medearbeiders zou storten; en hen verwijderd te zien van het terrein hunner toekomstige werkzaamheid: zelfs dat offer — zeggen Wij — zal meer dan rijkelijk vergoed worden, doordat zij hen op de gestelde tijd zullen terug ontvangen, geestelijk zó goed onderlegd en gevormd, dat zij met veel meer vrucht in hun eigen diocees zullen kunnen werken. Daarom hebben Wij nooit opgehouden initiatieven van dien aard te bevorderen en aan te moedigen, ja zelfs, waar de gelegenheid zich aanbood, hebben Wij er den raad toe gegeven en ze krachtig aanbevolen. En, zoals allen weten, hebben Wij van Onzen kant, waar de noodzakelijkheid het scheen te vorderen, met zware zorgen en grote onkosten zulke seminaries geheel nieuw opgericht of laten uitbreiden of eindelijk beter laten inrichten; en dat werk, waarvan Wij, meer dan van enig ander, veel nut voor de Kerk verwachten, zullen Wij met Gods hulp ook in de toekomst met zorg blijven voortzetten.
Referenties naar alinea 68: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De keuze van de kandidaten
69
Maar heel het loffelijk pogen om de opleiding der priesterkandidaten zoo goed mogelijk te maken, zou zeker weinig vrucht afwerpen, als de keuze der kandidaten, voor wie de Seminaries bestaan, niet met de behoorlijke zorgvuldigheid zou geschieden. Tot deze keuze moeten allen, die de leiding hebben bij de vorming der geestelijkheid ieder voor zijn deel samenwerken. De Oversten nl., de geestelijke leider en de biechtvaders moeten — elk echter op het terrein en binnen de grenzen van zijn eigen ambt — de door God ingestorte neiging tot het priesterschap met alle middelen begunstigen en versterken, maar met den/elfden zorgvuldige ijver moeten zij bijtijds degenen van de H.Wijding afhouden, die zij niet geschikt bevinden en daarom niet in staat om den last der priesterlijke bediening op waardige wijze te dragen. En nu is het zeker beter niet al te laat tot deze verwijdering over te gaan, omdat uitstel in dit punt tot vergissingen leidt en schade veroorzaakt; maar welke de oorzaak van het uitstellen ook geweest zij, zodra het duidelijk blijkt, dat men van den rechten weg is afgedwaald, moet men zonder enig menselijk opzicht het geneesmiddel voor de kwaal aanwenden. Zij echter die den plicht hebben hierover te beraadslagen, mogen zich niet laten leiden door vals medelijden. Dat zou een misdaad zijn niet alleen tegenover de Kerk, aan wie men een onbekwaam of onwaardig bedienaar zou geven, maar ook tegenover den jongeling zelf, die aldus op een valse weg gebracht met groot gevaar voor zijn eeuwig heil, voor zich zelf en voor anderen een steen des aanstoots zou wezen.
Referenties naar alinea 69: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 De zware verantwoordelijkheid van de Seminariebestuurders
70
Het zal voor hem, die met voorzichtige en waakzame zorg aan het hoofd van het seminarie staat,, die de hem toevertrouwde jongelingen een voor een met ijverige zorg nagaat en hun geestesaanleg en neigingen nauwkeurig bestudeert, ook niet moeilijk zijn te onderscheiden en uit te maken wie onder hen door een van boven komende uitnodiging tot het priesterschap wordt geroepen. Deze bereidvaardige neiging tot het aanvaarden van den gewijde staat, moet, zoals gij, Eerbiedwaardige Broeders, zeer wel weet, niet zozeer worden opgemaakt uit een inwendig waargenomen uitnodiging en een gevoelige ontroering — deze kunnen somtijds ontbreken- maar zij moet veeleer worden opgemaakt uit de oprechte neiging en mening van hen die naar het priesterschap verlangen, verbonden met die lichamelijke en geestelijke goede eigenschappen, die hen geschikt maken voor het aanvaarden van dien staat. Wie naar dezen heiligen levensstaat streeft, uitsluitend om deze edele beweegredenen, nl. zich te wijden aan den dienst van God en het heil der zielen, en dan tegelijk een degelijke godsvrucht, een beproefde reinheid van leven en een behoorlijke wetenschap in den boven omschreven zin bezit of tracht te verkrijgen, die is voorzeker, gelijk duidelijk blijkt, door God tot de priesterlijke bediening geroepen. Wie daarentegen, misschien door het drijven van onberaden ouders, dien levensstaat wil omhelzen in het vooruitzicht op aardse winsten en voordelen, die hij erin ziet, — gelijk dat in vroeger tijd vaker kon gebeuren — wie een blijvende afkeer heeft van tucht en gehoorzaamheid, weinig neiging heeft voor godsvrucht en niet genoeg werklust en zielenijver bezit, en vooral wie neiging toont tot de verleiding der zinnelijke lusten en niet door een langdurige ondervinding bewezen heeft de oneer daarvan te kunnen vluchten; wie eindelijk niet zoo geschikt is voor wetenschappelijke studiën, zodat men kan voorspellen, dat hij den voorgeschreven leergang ervan niet tot voldoende tevredenheid der Oversten kan voltooien; die allen zijn niet geboren en niet geschikt voor dit heilige ambt. Als dezen dus niet bijtijds uit het seminarie worden verwijderd, dan zullen zij zich later al moeilijker daaruit kunnen terugtrekken en zich misschien zonder goddelijke roeping en zonder priesterlijke geest toch aan de banden van dat verantwoordelijke ambt binden.
Referenties naar alinea 70: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
71
De Oversten van Seminaries moeten dus ernstig overwegen, en degenen die in zulke huizen zielbestuurders of biechtvaders der jongelingen zijn, moeten er op letten, welk een zware verantwoordelijkheid tegenover God, tegenover de Kerk en tegenover de jongelingen zelf zij op zich laden, als zij niet ieder voor zich ten volle alle middelen aanwenden om zulk een misstap te voorkomen. Wat Wij echter zeiden, dat ook de zielbestuurders en de biechtvaders naar gelang van hun ambt die verantwoordelijkheid op zich laden, dat moet niet zo begrepen worden, alsof zij ook naar buiten en openlijk konden optreden. Integendeel, dat is hun krachtens gewetensvolle opvatting van hun ambtsplicht of om het onschendbaar biechtgeheim verboden. Maar het moet veeleer zoo worden verstaan: zij kunnen op het geweten van elken jongeling afzonderlijk krachtig inwerken en hen met vaderlijke vastberadenheid leiden in overeenstemming met hetgeen ieders eeuwige belangen vorderen. Zij moeten derhalve, vooral wanneer de oversten die met het uitwendig bestuur zijn belast, hun taak in 't geheel niet of zwak en slap verrichten, de ongeschikten en onwaardige zonder enig menselijk opzicht overeenkomstig hun plicht, opleggen het Seminarie, zolang het nog tijd is te verlaten, en bij de behandeling van deze zaak moeten zij altijd de meest veilige mening tot de hunne maken, die in dit punt ook voor de kandidaten verreweg de gunstigste is, daar zij hen van een weg afbrengt die hen tot hun eeuwigen ondergang zou kunnen voeren.
Referenties naar alinea 71: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Wat te doen in twijfelachtige gevallen?
71a
Als in sommige gevallen deze verplichting niet voldoende duidelijk blijkt, dan moeten zij ten minste het gezag aanwenden, dat uit hun ambt en hun vaderlijke liefde voor de leerlingen voortkomt om degenen, wier onvoldoende gesteltenis zij kennen, tot vrijwillig vertrek uit het seminarie te bewegen. De biechtvaders moeten de leer van de H. Alphonsus de Liguori over een soortgelijk geval diep in hun geest geprent houden: “Over het algemeen gesproken: hoe strenger de biechtvader (hierin) zijn penitenten, behandelt, des te zekerder zorgt hij voor hun welzijn; en daarentegen: des te wreder is hij voor de penitenten, naarmate hij zich gemakkelijk voor hen toont. De H. Thomas van Villanova noemde zulke al te zachte biechtvaders “goddeloos goed”. Zulk een liefde is in strijd met de liefde”. vol. III (éd. Marietti, 1847), p. 122[[4947]]
Referenties naar alinea 71a: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 5 De plicht van de Bisschop
72
Maar de verantwoordelijkheid voor de zaak waarover Wij spreken, valt klaarblijkelijk vooral op den bisschop, aan wie door een strenge kerkelijke wet wordt bevolen, “dat hij de H. Wijdingen aan niemand toediene, zonder dat hij door positieve bewijzen moreel zeker is van zijn canonieke geschiktheid; anders zondigt hij niet alleen zwaar, maar stelt hij zich ook bloot aan het gevaar van medeplichtigheid aan de zonden van anderen” nr. 3[[2620|(973)]]. Dit wetsvoorschrift is als het ware een weerklank van de vermaning van den H. Paulus aan Timotheus: “Leg niemand overijld de handen op en maak u niet schuldig aan vreemde zonden” (1 Tim. 5, 22)[b:1 Tim. 5, 22]. “Wat is overijld de handen opleggen”, zoo verklaart Onze voorganger, de H. Leo de Grote, deze plaats, “anders, dan het verlenen van de priesterlijke waardigheid aan onbeproefden vóór den rijpen leeftijd, vóór dat zij voldoende bewijzen van gehoorzaamheid en tucht hebben afgelegd? En wat is zich schuldig maken aan vreemde zonden anders, dan zich maken tot een Wijder van hem die niet verdiende gewijd te worden?”. II, ch. 2 (PL 54, 647)[[914]] Immers, gelijk Chrysostomus tot een bisschop zegt: “Voor zijn zonden, zowel van 't verleden als van de toekomst, zult ook gij gestraft worden, die hem die waardigheid hebt verleend”. XVI (PG 62, 587)[[2196]]
Referenties naar alinea 72: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
73
Door deze hoog ernstige woorden, Eerbiedwaardige Broeders, wordt de waarlijk schrikwekkende verantwoordelijkheid aangeduid, die de beroemde bisschop van Milaan, de H. Carolus Borromaeus, vol vrees deed zeggen: “In deze zaak kan zelfs een kleine nalatigheid van mijn kant een grote schuld op mijn schouders laden”. (Homiliae éd. bibl. Ambros., Milan, 1747, t. IV, p. 270)[[3803]] Houdt u dus aan de heilzame vermaning van den H. Joannes Chysostomus. “Leg de handen op niet na de eerste, ook niet na de tweede of derde beproeving, maar alleen dan als gij omzichtig en nauwkeurig onderzoek gedaan hebt”. XVI, in Tim. (PG 62, 587)[[4948]] Dit moet natuurlijk op de eerste plaats van de heiligheid der kandidaten verstaan worden. Immers, volgens de vrome Bisschop en Kerkleraar Alphonsus Maria de Ligorio, “is het niet voldoende, dat de Bisschop niets kwaads weet van de wijdeling, maar moet hij zich zekerheid verschaffen omtrent zijn positieve deugd”. n. 803[[856]] Maakt derhalve in deze zaak, zonder u te storen aan de gemakkelijk opkomende beschuldiging van al te grote strengheid, gebruik van het u geschonken recht en doet uw plicht; eist te voren bewijzen van beproefde deugd, en als er enige twijfel overblijft, stelt dan de toediening der H. Wijdingen tot later uit. Immers, zo als de H. Gregorius de Grote zo uitstekend zegt: “Men hakt wel het voor gebouwen geschikte hout in de bossen, maar men zet het gewicht van het gebouw niet op het nog groene hout. Eerst moet een wachttijd van vele dagen het groene hout gedroogd en voor zijn bestemming geschikt gemaakt hebben. Als men deze voorzorgsmaatregel soms verzuimt, dan bezwijkt het zeer spoedig ouder het gewicht van de bouw”. 106 (PL 70, 1031)[[3252]] Van deze vergelijking schijnen de duidelijke woorden van den Engelachtige Leraar een juiste weerklank te zijn: “De heilige Wijdingen vorderen vooraf de heiligheid...; bijgevolg moet het gewicht der Wijdingen geplaatst worden op wanden, waarvan het vocht der ondeugden reeds door heiligheid is opgedroogd”. Summa Theologiae Secunda Secundae q. 189 a. 1 ad 3[[t:II-II, q. 189, a. 1 ad 3]]
Referenties naar alinea 73: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
74
Overigens, als men, ieder overeenkomstig zijn taak, alle kerkelijke voorschriften volmaakt nakomt en zich houdt aan de bepalingen, die Wij hieromtrent voor enkele jaren door de heilige Congregatie der Sacramenten hebben uitgevaardigd, dan zullen zeker de oorzaken van vele tranen voor de Kerk en van veel ergernis bij het Christenvolk over het gedrag van priesters grotendeels worden weggenomen. vgl: AAS XXIII (1931) 120-127[[[3804]]]
Referenties naar alinea 74: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 6 De plicht van religieuze Oversten
75
En hier richten Wij Ons tot de hoogste Oversten der religieuze Orden en sporen hen krachtig aan om bij de opleiding hunner jonge religieuzen tot het priesterschap niet alleen te gehoorzamen aan de wetten, die Wij evenzeer voor hen als voor de wereldgeestelijken gegeven hebben, maar ook heel de leer, die Wij tot hiertoe over de vorming der tot het priesterschap bestemde jeugd in 't algemeen uiteengezet hebben vgl: AAS XXIV (1932) 74-81[[[3806]]], als ook voor hen bestemd te beschouwen. Ook nog om deze reden, wijl de Bisschop voor de wijding van jonge kloosterlingen over het algemeen zich verlaat op het oordeel van hun oversten.
Referenties naar alinea 75: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 7 Geen ijdele vrees voor een te gering aantal priesters
76
Ook moeten de Bisschoppen of de Oversten van religieuze genootschappen niets van de noodzakelijke gestrengheid laten varen, uit vrees dat het getal priesters in het diocees of in de religieuze instelling te klein zal worden. Deze onjuiste moeilijkheid had de H. Thomas van Aquino reeds te voren opgeworpen en met zijn gewone scherpte van geest en duidelijkheid van taal weerlegd: “God verlaat Zijn Kerk nooit zozeer dat er geen geschikte priesters, genoeg voor de behoeften van het volk, gevonden worden, als de waardigen worden gewijd en de onwaardigen worden geweerd”. Summa Theologiae Supplementum q. 36 a. 4 ad 1[[t:suppl q. 36 a. 4 ad 1]]
Overigens, dezelfde beroemde Leraar maakt met bijna letterlijke herhaling der woorden van het 4e oecumenische Concilie van Lateranen[d:77] Caput 22. Quod infirmi prius provideant animae quam corpori[[802]] de zeer juiste opmerking: “Indien er niet zoveel bedienaars konden gevonden worden als er nu zijn, dan zou het beter wezen weinige goede bedienaren te hebben dan vele slechte”. Summa Theologiae Supplementum q. 36 a. 4 ad 1[[t:suppl q. 36 a. 4 ad 1]] Met deze gewichtige uitspraak stemmen volkomen overeen Onze woorden tot een groot aantal Bisschoppen uit Italië, bij gelegenheid der internationale bedevaart van seminaristen naar Rome, ter viering van Ons priesterjubileum. Wij zeiden toen namelijk, dat het ongetwijfeld meer waard, is slechts één priester te hebben, die onder alle opzichten voor zijn hoogheilig ambt is gevormd, dan er vele te hebben, die niet of onvoldoende daarvoor gevormd zouden zijn. Op dezen immers kan de Kerk geen staat maken, om niet te zeggen dat zij er bitter om moet treuren. L'Osservatore Romano LXIX...L'Osservatore Romano LXIX (1929), n. 176; 29-30 juli 1929 Vreselijke rekenschap, Eerbiedwaardige Broeders, zullen Wij moeten afleggen voor den Oppersten Herder (1 Pt. 5, 4)[[b:1 Pt. 5, 4]] en den hoogste Hoeder der zielen (1 Pt. 2, 25)[[b:1 Pt. 2, 25]], als wij de volken aan ongeschikte leiders en onbekwame leraren hebben toevertrouwd.
Overigens, dezelfde beroemde Leraar maakt met bijna letterlijke herhaling der woorden van het 4e oecumenische Concilie van Lateranen[d:77] Caput 22. Quod infirmi prius provideant animae quam corpori[[802]] de zeer juiste opmerking: “Indien er niet zoveel bedienaars konden gevonden worden als er nu zijn, dan zou het beter wezen weinige goede bedienaren te hebben dan vele slechte”. Summa Theologiae Supplementum q. 36 a. 4 ad 1[[t:suppl q. 36 a. 4 ad 1]] Met deze gewichtige uitspraak stemmen volkomen overeen Onze woorden tot een groot aantal Bisschoppen uit Italië, bij gelegenheid der internationale bedevaart van seminaristen naar Rome, ter viering van Ons priesterjubileum. Wij zeiden toen namelijk, dat het ongetwijfeld meer waard, is slechts één priester te hebben, die onder alle opzichten voor zijn hoogheilig ambt is gevormd, dan er vele te hebben, die niet of onvoldoende daarvoor gevormd zouden zijn. Op dezen immers kan de Kerk geen staat maken, om niet te zeggen dat zij er bitter om moet treuren. L'Osservatore Romano LXIX...L'Osservatore Romano LXIX (1929), n. 176; 29-30 juli 1929 Vreselijke rekenschap, Eerbiedwaardige Broeders, zullen Wij moeten afleggen voor den Oppersten Herder (1 Pt. 5, 4)[[b:1 Pt. 5, 4]] en den hoogste Hoeder der zielen (1 Pt. 2, 25)[[b:1 Pt. 2, 25]], als wij de volken aan ongeschikte leiders en onbekwame leraren hebben toevertrouwd.
Referenties naar alinea 76: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 8 Het bevorderen van priesterroepingen
77
Evenwel, ofschoon voor degenen die hun beste krachten wijden aan de vorming der voor het priesterschap bestemde jeugd, het getal der leerlingen volstrekt niet de voornaamste zorg moet zijn, moeten toch allen hun best ervoor doen, dat bij de toenemende geestelijke noden der maatschappij het getal van flinke en bekwame werkkrachten in den wijngaard des Heeren toeneme. Onder alle andere middelen ter bereiking van dit heerlijk doel bevelen Wij als het werkzaamste en tevens voor allen gemakkelijke middel het voortdurende gebed aan, volgens het gebod van Jezus Christus: “De oogst is groot maar werklieden zijn er weinig. Vraagt dus de Heer van de oogst, dat Hij werklieden zendt in Zijn oogst”. (Mt. 9, 37-38)[b:Mt. 9, 37-38] Kunnen wij wel een verlangen hebben, dat aangenamer is aan het Allerheiligst Hart van den Verlosser? Wanneer kunnen wij bij ons gebed op een spoediger en overvloediger verhoring hopen, dan bij dit gebed, dat zozeer met de vurige verlangens van Zijn Goddelijk Hart overeenstemt? Derhalve: „Vraagt en u zal gegeven worden”. (Mt. 7, 7)[b:Mt. 7, 7] Smeekt namelijk door gebed van God goede en heilige priesters voor Zijn Kerk af. Zeker zullen uw smekingen niet om verhoord blijven bij Hem, die gedurende den loop der eeuwen altijd zulke priesters heeft geschonken en zelfs in groter getale, als de tijdsomstandigheden en de zedelijke toestand minder gunstig schenen voor de aanwerving van priesterkandidaten. Hiervoor getuigen — om de overigen stilzwijgend voorbij te gaan. — de voortreffelijke mannen uit de seculiere en reguliere clerus in de 19e eeuw, onder wie om hun grootse, hoewel op verschillend terrein .liggende daden als sterren van de eerste grootte uitblinken die drie helden van heiligheid, die Wij zelf met innige zielevreugde op de lijst der heiligen hebben geplaatst, n.l. den H. Joannes Maria Vianney, den H. Joseph Benedictus Cottolengo en den H. Joannes Bosco.
Referenties naar alinea 77: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
78
Niettemin moet men ook geen enkel middel van menselijke zorg en ijver verwaarlozen, vooral om in de edelmoedige harten van jongelingen de zaden van de goddelijke roeping zo zorgvuldig mogelijk tot groei te brengen. Daarom prijzen Wij hier terecht met de hoogste lof, zegenen Wij en bevelen Wij door Onze woorden krachtig de heilzame werken aan, die op ingeving van de H. Geest zoveel bijdragen tot het bewaren, bet bevorderen en het steunen van roepingen tot het priesterschap. Zo blijkt de juistheid van het woord van de uitstekende liefdeapostel, de H. Vincentius a Paulo: “Hoe wij onze gedachten ook inspannen, wij zullen zeker altijd bevinden, dat wij onze krachten nooit aan een belangrijker werk hebben kunnen wijden dan aan het verwekken van goede priesters”. Vgl. P. Renaudin, St. Vincent...Vgl. P. Renaudin, St. Vincent de Paul, chap. 5 Inderdaad, men kan aan het Hoogste Goddelijke Wezen geen welgevalliger, aan de Katholieke Kerk geen eervoller of aan de zielen geen heilzamer geschenk aanbieden dan heilige priesters. Als derhalve degene die een beker water aan den minste van Christus' leerlingen aanbiedt “zijn loon niet zal missen”, (Mt. 10, 42)[b:Mt. 10, 42] welk een kostbaar loon zullen zij dan wel ontvangen, die de heiligen kelk, rood van het bloed van de Verlosser, aan de reine handen van een jeugdigen leviet als het ware hebben toegereikt en die hem als het ware hebben bijgestaan om dat onderpand van vrede en zegen voor de mensen ten hemel op te heffen?
Referenties naar alinea 78: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 9 De medewerking van de Katholieke Actie
79
Hier gaan Onze gedachten opnieuw met dankbaarheid uit naar de Katholieke Actie, die door Ons zoo krachtig is voorgeschreven, bevorderd en verdedigd, en die, als samenwerking van de leken met de kerkelijke Hiërarchie noodzakelijkerwijze bet bevorderen van deze belangrijke zaak als een der voornaamste punten van haar program beschouwt. Inderdaad, met grote blijdschap zien Wij deze edele strijdmacht, evenals op alle gebied van Christelijke Actie, zo ook vooral op dit gebied zich onderscheiden. Aan deze prijzenswaardige activiteit schijnt God als rijkste beloning te geven het zeer grote getal van roepingen voor beide soorten van den clerus dat uit de jeugdverenigingen voortkomt. Dit is bovendien een bewijs, dat de Katholieke Actie kan vergeleken worden met een vruchtbare akker voor de zaden van allerlei deugden, of juister met een zorgvuldig omheinden en ijverig bewerkten hof, waar de schitterendste en lieflijkste bloempjes, ver van alle gevaren, kunnen opengaan. Laten dan de leden begrijpen, welk een eer dit is voor de Katholieke Actie en laten allen overtuigd zijn, dat de leken op geen betere wijze dan door de gelederen te versterken der beide soorten van geestelijkheid kunnen deelhebben aan de waardigheid van dat “koninklijk priesterdom”, die de Prins de Apostelen aan heel de verloste mensheid toekent. (1 Pt. 2, 9)[b:1 Pt. 2, 9]
Referenties naar alinea 79: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 10 De invloed van het huisgezin
80
In waarheid echter, de voornaamste en natuurlijkste lusthof, waar de bloemen voor de priesterscholen bestemd moeten opkomen en ontluiken, is ongetwijfeld het huisgezin, ten minste het christelijk denkende en christelijk levende huisgezin. Immers, het is een vaststaand feit, dat de meesten van de bisschoppen en priesters, “wier lof de Kerk verkondigt”, (Eccl. 44, 15)[b:Eccl. 44, 15] de kiemen van hun waardigheid en van bun heiligheid hebben ontvangen van een diepgelovige en deugdzame vader, van een door en door reine en godvruchtige moeder, van een gezin welks leden allen een zuivere en volmaakte spiegel waren van liefde tot God en de naasten.
Referenties naar alinea 80: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
81
De weinige uitzonderingen hierop bewijzen slechts te duidelijker de gewone regels der Goddelijke Voorzienigheid. Immers, wanneer een gezin door zulk een vrome geest is bezield, dat de ouders naar het voorbeeld van het ouderpaar Tobias en Sara van God een talrijk nakomelingschap afsmeken “waarin de Naam van de Heer gezegend worde in de eeuwen der eeuwen” (Tob. 8, 9)[[b:Tob. 8, 9]], en zij hun kroost met dankbaarheid als een geschenk des hemels en een kostbaar pand van God ontvangen, en het van de eerste jaren af vormen en opvoeden tot de vreze Gods, tot een vurige liefde voor Jezus onder de Eucharistische gedaanten verborgen, en voor de Maagdelijke Moeder van God, tot eerbied eindelijk voor heilige personen en plaatsen; wanneer de ouders voor de kinderen een volmaakt toonbeeld zijn van deugd, arbeidzaamheid en godsvrucht; wanneer de kinderen van hun kant hun ouders elkander zien liefhebben, dikwijls in 't jaar tot de heilige Sacramenten zien naderen, en niet alleen op de door de Kerk voorgeschreven dagen zich van bepaalde spijzen zien onthouden en de vastenwet zien nakomen, maar hen ook bezield zien met den geest van vrijwillige lichamelijke versterving; wanneer zij heel het gezin tezamen verenigd zien voor het gemeenschappelijk aan God zo aangenaam gebed.
Referenties naar alinea 81: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
82
Wanneer zij verder de ouders vol medelijden de naasten in hun nood naar vermogen te hulp zien komen: dan kan het niet uitblijven of alle kinderen zullen, ieder voor zich, hun leven vormen naar het voorbeeld der ouders en althans één ervan zal gehoor geven aan de roepstem van de Goddelijke Meester: „Kom, volg Mij” (Mt. 14, 21)[[b:Mt. 14, 21]] en „Ik zal u een mensenvisser doen worden”. (Mt. 4, 19)[[b:Mt. 4, 19]] O gelukkig de echtgenoten. die misschien wel niet die hoge opvatting hebben om zulk een goddelijke uitnodiging voor hun kinderen van God af te smeek en, zoals dat in vroegere eeuwen meer dan tegenwoordig een gewoonte was — maar die toch, als deze tot de priesterlijke bedieningen geroepen worden, zich daartegen niet verzetten, doch die roeping veeleer als een hoge eer voor hen zelf en als een bewijs van goddelijke voorliefde voor hun gezin beschouwen.
Referenties naar alinea 82: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
83
Maar in waarheid, zelfs onder degenen die groot gaan op hun Katholiek geloof, zijn er, vooral in de hogere en meer ontwikkelde standen der maatschappij, dikwijls ouders, die het niet alleen betreuren dat hun zoon zich wijdt aan den dienst van God, maar die er zelfs geen bezwaar in zien tegen zulk een uitverkiezing zich te verzetten met zulke listige middelen, dat niet slechts de goddelijke uitverkiezing van het kind, dat hun zoo dierbaar moest zijn, maar tevens ook zijn geloof en zijn eeuwige zaligheid gevaar lopen. Dit slechte voorbeeld, dat noodzakelijk ten gevolge heeft, dat de hogere kringen slechts zeer weinig jongelingen leveren voor de priesterlijke legerschaar, strekt hun tegenwoordig tot geen geringer verwijt dan in vroeger tijden het misbruik om hun kinderen tegen hun wil of zonder geschiktheid tot de kerkelijke bedieningen te hebben gedwongen. vgl: Codex Iuris Canonici (1917), (971)[[[2620|(971)]]] Inderdaad, als het waar is dat de moderne gelegenheden tot vermaak, dat de ontelbare verleidingen tot bederf, die met name in de grotere steden zich voor de jeugd opeenstapelen, dat op vele plaatsen de onderwijsinrichtingen een der hoofdoorzaken zijn, dat in de huizen der voornamen en rijkeren aan de roepstem van Christus in 't algemeen geen gehoor wordt verleend: het valt toch ook niet te ontkennen, dat dit verschijnsel toont, hoezeer in zulke huizen de fijne zin van het Katholiek geloof is afgestompt. Immers indien de Christelijke echtgenoten alles beoordeelden volgens de leer van het geloof, zou er dan wel een heerlijker waardigheid, en een uitstekender ambt zijn, dat zij voor hun kinderen kunnen verlangen, dan het ambt en de waardigheid, die, zoals Wij uiteengezet hebben, den eerbied van mensen en engelen verdient ? Een lange en droevige ondervinding bewijst de waarheid, dat onberaden ouders, die door een zeker verraad (vindt dit woord niet te hard) hun kind van het volgen der goddelijke uitverkiezing hadden afgebracht, zowel voor hun kinderen als voor zich zelf vele tranen hebben vergoten. En mogen hun tranen niet zóó laat gestort zijn, dat zij gedurende heel de eeuwigheid worden geschreid!
Referenties naar alinea 83: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Vaderlijke vermaningen van den Paus
- Paragraaf 1 Tot de priesters
84
En nu, beminde zonen, richten Wij met vaderlijke liefde Ons woord tot u, tot u alle seculieren en regulieren over heel de aarde verspreid. Tot u, “onze roem en onze vreugde” (1 Tess. 2, 10)[b:1 Tess. 2, 10], die “de last en de hitte van den dag” (Mt. 20, 12)[b:Mt. 20, 12] mannelijk en grootmoedig draagt, en Ons, en Onze broeders in het Episcopaat uw hulp verleent in het weiden van Christus' kudde, richten Wij tegelijk met Onzen dank voor uw ijver en uw arbeid de aansporingen, die de tijdsomstandigheden vragen. Hoe sneller immers onze tijd, den ondergang tegemoet schijnt te gaan, des te groter vurigheid en des te bereidvaardiger inspanning voor het heil der zielen vordert men van u, die “het zout der aarde zijt en het licht der wereld” (Mt. 5, 13-14)[[b:Mt. 5, 13-14]].
Referenties naar alinea 84: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
85
Maar opdat uw werk met de zegen en de hulp der goddelijke genade de verhoopte vruchten in overvloed voortbrenge, moet gij door heiligheid van leven uitmunten. Deze is het voornaamste sieraad van de Katholieken priester, zozeer, dat, zonder haar, de andere goede geestesgaven bijna niets vermogen en, met haar, wonderen kunnen gewerkt worden, ook al blinken de overige begaafdheden niet uit. Dit bewijst, om slechts twee voorbeelden aan te halen, de H. Joseph van Cupertino en in latere tijd de diepnederige Joannes Maria Vianney, die Wij voor alle zielzorgers tot voorbeeld en tot hemelse Beschermer hebben aangesteld. Denk dus na, zo sporen Wij u aan met de woorden van de Leraar der heidenen, “denkt na over uw roeping” (1 Kor. 1, 26)[b:1 Kor. 1, 26]. Want door die overdenking en beschouwing zult gij vanzelf dagelijks de genade hoger schatten die u bij het ontvangen van de H. Wijdingen is geschonken en u ijverig de geest eigen maken om ,”u te gedragen, op een wijze uwe roeping waardig”. (Ef. 4, 1)[b:Ef. 4, 1]
Referenties naar alinea 85: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Geestelijke oefeningen en recollectie
86
Om in dit heilzame streven te slagen zult gij ongetwijfeld overvloedig nut hebben van het middel, dat Onze voorganger Pius X z.g., in zijn vrome “Aansporing tot de Katholieke Geestelijkheid” Haerent animo - Ad Clerum[[387]], die gij dikwijls moet lezen tot de voornaamste middelen rekent om de priesterlijke genade te voeden en te vermeerderen; een middel, dat "Wijzelf bij meer dan een gelegenheid, maar vooral door Onze Encycliek “Mens Nostra[828]” vgl: AAS 21, pp. 689-706[[[828]]] krachtig aan alle gelovigen en nog krachtiger aan de priesters hebben aanbevolen, Wij bedoelen: do Geestelijke Oefeningen. En gelijk Wij meenden den 50ste verjaardag van Ons Priesterschap, door geen nuttiger en heilzamer aandenken bij Onze kinderen in herinnering te kunnen houden, dan door de krachtige aansporing van die Encycliek om het water, dat springt ten eeuwigen leven (Joh. 4, 14)[[b:Joh. 4, 14]] te putten uit die altijd stromende bron, die door Gods Voorzienigheid in de Kerk opwelt: Zoo menen Wij nu, beminde zonen, die Ons dierbaarder zijt, naarmate gij standvastiger met Ons arbeidt voor de bevestiging van Christus’ rijk onder de mensen, u opnieuw ten sterkste te moeten aansporen om niet na te laten dien weg ter heiliging in te slaan. Integendeel, begeeft u zoo goed als gij kunt volgens de door Ons gegeven regels, van tijd tot tijd naar de eenzaamheid. Doet het niet slechts gedurende de tijd door de kerkelijke wetten voorgeschreven vgl: Codex Iuris Canonici (1917), (126,595,1001,1367)[[[2620|(126.595.1001.1367)]]], maar, zover het mogelijk is, vaker en langduriger. Bestemt ook iedere maand een dag om ver van de dagelijkse bezigheden een bijzondere afzondering te houden, gelijk altijd bij vrome priesters gebruikelijk is geweest. vgl: AAS 21, p.705[[[828]]]
Referenties naar alinea 86: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
87
Een der nuttige gevolgen, die uit deze heilige afzondering voortvloeien, kan soms zijn, dat degene die „tot het erfdeel des Heren” gekomen is, niet op uitnodiging van Christus zelf, maar om eigen aardse bedoelingen “de genade Gods weer kan opwekken”. (2 Tim. 1, 6)[b:2 Tim. 1, 6] Want daar ook hij nu eenmaal met een eeuwigen band aan Christus en de Kerk is gebonden, blijft hem niets anders over dan de woorden van den H. Bernardus ter harte te nemen: “Maak voor de toekomst uw wegen goed en uw verlangens en uw bediening heilig ; als de heiligheid van leven niet is voorafgegaan, laat haar dan ten minste volgen”. 27, Ad Ardut.[[3208]] De algemene genade, die door God gegeven wordt, en de bijzondere genade, die bij het ontvangen van het Sacrament der Wijding gegeven wordt, zal hem, als hij maar werkelijk wil, ongetwijfeld helpen om niet alleen den misstap te herstellen dien hij in den aanvang heeft gezet, maar ook om de plichten van zijn ambt met zorg waar te nemen.
Referenties naar alinea 87: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
88
Allen echter zult gij bij uw terugkeer uit deze heilige afzondering en overwegingen noodzakelijkerwijze bezield zijn met een vuriger liefde voor God, met een meer werkzame ijver voor het heil van de naasten en met een grotere waakzaamheid tegen de listen der wereld. Zoo moeten de priesters zijn, zoo ooit, dan vooral in Onzen tijd, waarin weliswaar van den ene kant het geloof op treurige wijze verlamd is en de zeden verzinken in den poel der wekelijkheid, maar waarin toch van den anderen kant overal onder de mensen de liefde voor God vuriger wordt en men den adem van de H. Geest over de wereld ziet gaan om haar door Zijn scheppende kracht te vernieuwen en te heiligen. (Ps. 104, 30)[[b:Ps. 104, 30]] Als gij zelf geheel vervuld zijt met deze genade van den H. Geest, dan zult gij de vlam der goddelijke liefde als een onblusbaar vuur ontsteken in het zoo geschokte mensdom ; gij zult het geheel en al doordringen met christelijke geest en het zoo tot de zaligheid geleiden. Want de enige hoop op zaligheid die er nog voor het mensdom overblijft is Christus, die „ waarlijk de Verlosser der wereld" is. (Joh. 4, 42)[b:Joh. 4, 42]
Referenties naar alinea 88: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Tot de Seminaristen
89
Maar voordat Wij ons schrijven beëindigen, richten Wij Ons hart en Onze gedachte vol liefde tot u, jongelingen, die opgroeit voor het priesterschap, en sporen Wij u ten zeerste aan om u met ijver en op waardige wijze voor te bereiden tot het heerlijke ambt, waar gij naar verlangt. Op u immers berust heel de hoop van de Katholieke Kerk en de volken : van u immers verwachten zij de krachten en middelen voor hun eeuwig heil, waaronder het voornaamste is die levende en werkdadige kennis van God en van Jezus Christus, waarin het eeuwig leven der mensen bestaat. (Joh. 17, 3)[[b:Joh. 17, 3]] Dit moet nu uw voornaamste streven zijn u met godsvrucht, reinheid, zelfverloochening, gehoorzaamheid, tucht en studie-ijver te sieren en zoo eenmaal priesters te zijn zoals Christus het van u wil. Weest er nl. diep van overtuigd, dat gij zelfs met de grootste standvastigheid en ijver voor die vorming uwer zielen, nooit meer zult doen dan wat die vorming zelf vereist. Immers, het staat volkomen vast, dat de vruchtbaarheid van uw latere priesterarbeid grotendeels uit die vorming zal voortvloeien. Maakt dus met alle mogelijke ijver en inspanning, dat gij nu reeds uitschittert door de zieleschoonheid, welke de Kerk op de dag van uw H. Wijding van u zal vorderen met de woorden: “Een hemelse wijsheid, onberispelijke zeden, en een langdurige onderhouding van de gerechtigheid zij uw aanbeveling” opdat nl. “de geur van uw leven een vreugde zij voor de Kerk van Christus is, opdat gij door uw prediking en uw voorbeeld het huis, d.i. het gezin van God moogt bouwen”. Vgl. Pontificale Romanum in...Vgl. Pontificale Romanum in ordinatione Presbyt
Referenties naar alinea 89: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
90
Alleen op deze wijze zal de glorie van het priesterschap ook door u tot bewondering van de volken altijd blijven stralen en zult ook gij er veel toe bijdragen, dat zoo spoedig mogelijk voor de maatschappij de gelukkige dag mag aanbreken, waarop Wij in overvloed zullen genieten van “de vrede van Christus in het rijk van Christus”.
Referenties naar alinea 90: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Een nieuwe votiefmis
91
Ten slotte wilden Wij u, eerbiedwaardige Broeders in het bisschopsambt, en door uw bemiddeling aan al Onze zonen uit de seculieren en regulieren clerus een openlijk getuigenis van Onze dank en welwillendheid geven voor de onvermoeide arbeid ter bereiking van het doel, dat de gelovigen uit de viering van het jubileum der goddelijke Verlossing vruchten zouden verwerven. Tegelijk wilden Wij bereiken, dat door het zegel van een blijvend gedenkteken langer zou voortleven de herinnering en de glorie van dat priesterschap, aan welks macht alle bedienaren Gods onafgebroken deel hebben. Daarom hebben Wij goed gevonden, na raadpleging van de H. Congregatie der Riten, een eigen votiefmis te doen gereedmaken “van den eeuwigen Hogepriester Jezus Christus” en tegelijk met deze brief te laten uitgeven. Deze H. Mis kan iedere Donderdag, als de liturgische voorschriften zulks toelaten, gelezen worden.
Referenties naar alinea 91: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
92
Nu blijft Ons niets anders over, Eerbiedwaardige Broeders, dan de Apostolische en Vaderlijke zegen te geven aan allen, die deze zegen van de hun aller gemeenschappelijke Vader vragen en verwachten. Moge deze een teken zijn van dankbaarheid voor de weldaden, die de mildheid des hemels gedurende de viering van het jubileum der Goddelijke Verlossing verleend heeft en tegelijk een teken van geluk en voorspoed voor het weldra beginnende jaar.
Gegeven te Rome bij St. Pieter den 20en December 1935, op den 56en verjaardag van Onze Priesterwijding, het 14e jaar van Ons Pausschap,
Paus Pius XI
Referenties naar alinea 92: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Een nieuwe votiefmis
91
Ten slotte wilden Wij u, eerbiedwaardige Broeders in het bisschopsambt, en door uw bemiddeling aan al Onze zonen uit de seculieren en regulieren clerus een openlijk getuigenis van Onze dank en welwillendheid geven voor de onvermoeide arbeid ter bereiking van het doel, dat de gelovigen uit de viering van het jubileum der goddelijke Verlossing vruchten zouden verwerven. Tegelijk wilden Wij bereiken, dat door het zegel van een blijvend gedenkteken langer zou voortleven de herinnering en de glorie van dat priesterschap, aan welks macht alle bedienaren Gods onafgebroken deel hebben. Daarom hebben Wij goed gevonden, na raadpleging van de H. Congregatie der Riten, een eigen votiefmis te doen gereedmaken “van den eeuwigen Hogepriester Jezus Christus” en tegelijk met deze brief te laten uitgeven. Deze H. Mis kan iedere Donderdag, als de liturgische voorschriften zulks toelaten, gelezen worden.
Referenties naar alinea 91: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
92
Nu blijft Ons niets anders over, Eerbiedwaardige Broeders, dan de Apostolische en Vaderlijke zegen te geven aan allen, die deze zegen van de hun aller gemeenschappelijke Vader vragen en verwachten. Moge deze een teken zijn van dankbaarheid voor de weldaden, die de mildheid des hemels gedurende de viering van het jubileum der Goddelijke Verlossing verleend heeft en tegelijk een teken van geluk en voorspoed voor het weldra beginnende jaar.
Gegeven te Rome bij St. Pieter den 20en December 1935, op den 56en verjaardag van Onze Priesterwijding, het 14e jaar van Ons Pausschap,
Paus Pius XI
Referenties naar alinea 92: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1017-ad-catholici-sacerdotii-fastigium-nl