De ware Jezus is nog steeds de Jezus die de Evangeliën ons voorhouden
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
De ware Jezus is nog steeds de Jezus die de Evangeliën ons voorhouden
Joseph Kardinaal Ratzinger
Congregatie voor de Geloofsleer
2003
Kerkelijke schrijvers - Interviews
2025, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk
Vertaling uit het Italiaans
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
21 februari 2025
Dr. W.J.G.A. Veth pr.
21 februari 2025
9435
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Die Jezus die de mens van vandaag verloren heeft.
Een ongepubliceerd interview met Joseph Ratzinger
Maandag 2 december 2024
Een ongepubliceerd interview met Joseph Ratzinger
Maandag 2 december 2024
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media(Sandro Magister) — Sinds een paar dagen ligt in de boekhandel het derde boek van deel XIII van Joseph Ratzingers Opera Omnia in de Italiaanse versie, met als titel: “In dialoog met de eigen tijd.”
Het boek telt ruim 500 pagina's en bevat 39 interviews die Ratzinger tussen 1968 en 2004 heeft gegeven. Veel van deze interviews zijn nooit eerder in een andere taal dan het oorspronkelijke Duits gepubliceerd.
Een fragment uit een van deze nog niet eerder gepubliceerde interviews wordt hier gepresenteerd, met toestemming van Libreria Editrice Vaticana.
Het volledige interview beslaat twintig pagina's van het boek. En hier zijn de passages weergegeven die betrekking hebben op drie cruciale vragen: de redenen voor de geloofscrisis in onze tijd, het conflict tussen de Jezus van de Evangeliën en de "historische" Jezus, het gebrek aan begrip van de ware realiteit van het sacrament van de Eucharistie, de Mis.
Het is interessant om te bemerken dat Ratzinger aan het einde van dit interview, dat dateert van de herfst van 2003, anderhalf jaar voor zijn verkiezing tot paus, aankondigt dat hij is begonnen met het schrijven van een boek over Jezus, en dat hij verwacht er “drie of vier jaar” aan te moeten werken.
Een aankondiging die door de feiten wordt bevestigd. Het eerste deel van zijn trilogie over “Jezus van Nazareth” verscheen in april 2007 in de boekhandel, met de dubbele handtekening van Joseph Ratzinger en Benedictus XVI, en met deze laatste regels van het voorwoord:
“Ik kon er in de zomervakantie van 2003 aan beginnen. In augustus 2004 gaf ik de hoofdstukken 1 tot en met 4 definitieve vorm (...) en ik heb nu besloten om de eerste tien hoofdstukken te publiceren als het eerste deel van het boek, handelend van de doop in de Jordaan tot de belijdenis van Petrus en de Gedaanteverandering.”
Terugkomend op de zojuist verschenen uitgave van Ratzingers Opera Omnia, volgt hier een fragment uit het interview dat hij in het najaar van 2003 gaf aan Guido Horst voor Die Tagespost.
*
Het boek telt ruim 500 pagina's en bevat 39 interviews die Ratzinger tussen 1968 en 2004 heeft gegeven. Veel van deze interviews zijn nooit eerder in een andere taal dan het oorspronkelijke Duits gepubliceerd.
Een fragment uit een van deze nog niet eerder gepubliceerde interviews wordt hier gepresenteerd, met toestemming van Libreria Editrice Vaticana.
Het volledige interview beslaat twintig pagina's van het boek. En hier zijn de passages weergegeven die betrekking hebben op drie cruciale vragen: de redenen voor de geloofscrisis in onze tijd, het conflict tussen de Jezus van de Evangeliën en de "historische" Jezus, het gebrek aan begrip van de ware realiteit van het sacrament van de Eucharistie, de Mis.
Het is interessant om te bemerken dat Ratzinger aan het einde van dit interview, dat dateert van de herfst van 2003, anderhalf jaar voor zijn verkiezing tot paus, aankondigt dat hij is begonnen met het schrijven van een boek over Jezus, en dat hij verwacht er “drie of vier jaar” aan te moeten werken.
Een aankondiging die door de feiten wordt bevestigd. Het eerste deel van zijn trilogie over “Jezus van Nazareth” verscheen in april 2007 in de boekhandel, met de dubbele handtekening van Joseph Ratzinger en Benedictus XVI, en met deze laatste regels van het voorwoord:
“Ik kon er in de zomervakantie van 2003 aan beginnen. In augustus 2004 gaf ik de hoofdstukken 1 tot en met 4 definitieve vorm (...) en ik heb nu besloten om de eerste tien hoofdstukken te publiceren als het eerste deel van het boek, handelend van de doop in de Jordaan tot de belijdenis van Petrus en de Gedaanteverandering.”
Terugkomend op de zojuist verschenen uitgave van Ratzingers Opera Omnia, volgt hier een fragment uit het interview dat hij in het najaar van 2003 gaf aan Guido Horst voor Die Tagespost.
*
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media“De ware Jezus is nog steeds de Jezus die de Evangeliën ons voorhouden”
door Joseph Ratzinger
door Joseph Ratzinger
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaVraag – Het is vaak onderdeel van de “bon ton” onder katholieken die zich bewust zijn van de traditie, om te spreken van een geloofscrisis in de Kerk. Maar is dat niet altijd al zo geweest?
Antwoord – Allereerst wil ik het met u eens zijn. Het geloof van de individuele gelovige heeft altijd zijn moeilijkheden en problemen, zijn grenzen en zijn maatstaf gehad. Daar kunnen we niet over oordelen. Maar in de onderliggende spirituele situatie, om het zo te zeggen, voltrok zich iets anders. Tot aan de Verlichting, en zelfs daarna, was er geen twijfel dat God door de wereld heen scheen; het was op de een of andere manier duidelijk dat achter deze wereld een hogere intelligentie staat, dat de wereld, met alles dat ze bevat – de schepping met haar rijkdom, redelijkheid en schoonheid – een schepper Geest weerspiegelt. En er was ook, voorbij alle verdeeldheid, het fundamentele bewijs dat in de Bijbel God zelf tot ons spreekt, dat hij daarin zijn gezicht aan ons heeft geopenbaard, dat God ons in Christus tegemoet komt. Terwijl er destijds, laten we zeggen, een collectieve veronderstelling was van een soort aanhankelijkheid aan het geloof – altijd met alle menselijke beperkingen en zwakheden – en het echt een bewuste rebellie vergde om zich daartegen te verzetten, veranderde na de Verlichting alles: vandaag de dag staat het beeld van de wereld precies op zijn kop.
Alles wordt, zo lijkt het, verklaard op materieel niveau; de hypothese van God, zoals Laplace al zei, is niet langer nodig; alles wordt verklaard door materiële factoren. Evolutie is, laten we zeggen, de nieuwe godheid geworden. Er is geen stap waarvoor een Schepper nodig is. Sterker nog, die te introduceren lijkt in strijd te zijn met wetenschappelijke zekerheid en is daarom iets onhoudbaars. Op dezelfde manier is de Bijbel ons uit handen gerukt, want beschouwd als een product waarvan de oorsprong historisch kan worden verklaard, dat historische situaties weerspiegelt en ons op geen enkele manier vertelt wat men geloofde dat eruit kan worden afgeleid, wat in plaats daarvan iets heel anders moet zijn geweest.
In een dergelijke algemene situatie, waarin de nieuwe autoriteit – die “wetenschap” wordt genoemd – tussenbeide komt en het laatste woord tot ons richt, en waarin zelfs de wetenschappelijke popularisering zichzelf tot “wetenschap” verklaart, is het veel moeilijker om kennis te nemen van God en vooral om aan te sluiten bij de Bijbelse God, bij de God in Jezus Christus, om Hem te aanvaarden en in de Kerk de levende geloofsgemeenschap te zien. In die zin zou ik zeggen, op basis van de objectieve situatie van het geweten, dat er een ander uitgangspunt is, op grond waarvan het geloof een veel grotere inzet vereist en ook de moed om schijnbare zekerheden te weerstaan. Naar God gaan is veel moeilijker geworden.
Antwoord – Allereerst wil ik het met u eens zijn. Het geloof van de individuele gelovige heeft altijd zijn moeilijkheden en problemen, zijn grenzen en zijn maatstaf gehad. Daar kunnen we niet over oordelen. Maar in de onderliggende spirituele situatie, om het zo te zeggen, voltrok zich iets anders. Tot aan de Verlichting, en zelfs daarna, was er geen twijfel dat God door de wereld heen scheen; het was op de een of andere manier duidelijk dat achter deze wereld een hogere intelligentie staat, dat de wereld, met alles dat ze bevat – de schepping met haar rijkdom, redelijkheid en schoonheid – een schepper Geest weerspiegelt. En er was ook, voorbij alle verdeeldheid, het fundamentele bewijs dat in de Bijbel God zelf tot ons spreekt, dat hij daarin zijn gezicht aan ons heeft geopenbaard, dat God ons in Christus tegemoet komt. Terwijl er destijds, laten we zeggen, een collectieve veronderstelling was van een soort aanhankelijkheid aan het geloof – altijd met alle menselijke beperkingen en zwakheden – en het echt een bewuste rebellie vergde om zich daartegen te verzetten, veranderde na de Verlichting alles: vandaag de dag staat het beeld van de wereld precies op zijn kop.
Alles wordt, zo lijkt het, verklaard op materieel niveau; de hypothese van God, zoals Laplace al zei, is niet langer nodig; alles wordt verklaard door materiële factoren. Evolutie is, laten we zeggen, de nieuwe godheid geworden. Er is geen stap waarvoor een Schepper nodig is. Sterker nog, die te introduceren lijkt in strijd te zijn met wetenschappelijke zekerheid en is daarom iets onhoudbaars. Op dezelfde manier is de Bijbel ons uit handen gerukt, want beschouwd als een product waarvan de oorsprong historisch kan worden verklaard, dat historische situaties weerspiegelt en ons op geen enkele manier vertelt wat men geloofde dat eruit kan worden afgeleid, wat in plaats daarvan iets heel anders moet zijn geweest.
In een dergelijke algemene situatie, waarin de nieuwe autoriteit – die “wetenschap” wordt genoemd – tussenbeide komt en het laatste woord tot ons richt, en waarin zelfs de wetenschappelijke popularisering zichzelf tot “wetenschap” verklaart, is het veel moeilijker om kennis te nemen van God en vooral om aan te sluiten bij de Bijbelse God, bij de God in Jezus Christus, om Hem te aanvaarden en in de Kerk de levende geloofsgemeenschap te zien. In die zin zou ik zeggen, op basis van de objectieve situatie van het geweten, dat er een ander uitgangspunt is, op grond waarvan het geloof een veel grotere inzet vereist en ook de moed om schijnbare zekerheden te weerstaan. Naar God gaan is veel moeilijker geworden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaV. – Moderne Bijbelse exegese heeft zeker enorm bijgedragen aan het desoriënteren van de gelovigen. Veel Schriftcommentaren interpreteren het geloof van de eerste gemeenschappen, maar werpen hun blik niet langer op de historische Jezus en zijn daden. Is dit de vrucht van een gedegen wetenschappelijke kennis van de Bijbel, of is het beter om terug te keren naar de historische Jezus?
A. – Dat moet in ieder geval gebeuren. Het probleem van de historisch-kritische exegese is natuurlijk gigantisch. Het schudt de Kerk, en niet alleen de katholieke Kerk, al meer dan honderd jaar. Het is ook een groot probleem voor de protestantse kerken. Het is heel veelzeggend dat er in het protestantisme fundamentalistische gemeenschappen zijn ontstaan, die zich verzetten tegen deze tendensen tot ontbinding en het geloof volledig wilden herstellen door de historisch-kritische methode te verwerpen. Het feit dat fundamentalistische gemeenschappen vandaag de dag groeien, dat ze wereldwijd succesvol zijn, terwijl de “mainstream churches” in crisis zijn, laat ons de omvang van het probleem zien. In veel opzichten zijn wij, katholieken, beter af. De protestanten die weigerden de exegetische stroming te accepteren, hadden in feite geen andere toevlucht dan terug te vallen op de canonisering van de letter van de Bijbel, door deze onaantastbaar te verklaren. De Katholieke Kerk heeft, om het zo te zeggen, een grotere ruimte, in de zin dat de levende Kerk zelf de geloofsruimte is, die enerzijds grenzen stelt, maar anderzijds een grote variatiemogelijkheid toelaat.
Een simpele, algehele veroordeling van historisch-kritische exegese zou een vergissing zijn. We hebben er ongelooflijk veel van geleerd. De Bijbel lijkt veel levendiger als men de exegese met al haar resultaten in ogenschouw neemt: de totstandkoming van de Bijbel, haar voortgang, haar interne eenheid in de ontwikkeling, etc. Daarom: aan de ene kant heeft moderne exegese ons veel gegeven, maar ze wordt destructief als men zich eenvoudigweg onderwerpt aan al haar hypothesen en haar veronderstelde wetenschappelijke aard tot het enige criterium verheft.
Het is bijzonder verwoestend gebleken om de slecht geassimileerde dominante hypothesen in de catechese op te pakken en ze te beschouwen als de nieuwste rage in de “wetenschap.” De exegese van het moment telkens als “wetenschap” te hebben geïdentificeerd, deze met veel bombarie te hebben gepresenteerd en naar deze “wetenschap” te hebben gekeken als de enige geldige autoriteit, terwijl er geen autoriteit meer aan de Kerk werd toegeschreven, is de grote fout van de afgelopen vijftien jaar geweest. Als gevolg daarvan zijn catechese en verkondiging gefragmenteerd geraakt: ofwel zijn de tradities voortgezet, maar met weinig overtuiging, zodat uiteindelijk iedereen kon zien dat er twijfels werden gekoesterd in dit opzicht, ofwel zijn schijnbare resultaten onmiddellijk doorgegeven als zekere stemmen van de wetenschap.
In werkelijkheid is de geschiedenis van de exegese een kerkhof van hypothesen, die telkens meer de tijdgeest vertegenwoordigen dan de ware stem van de Bijbel. Wie er te overhaast, te roekeloos op voortbouwt en dit voor pure wetenschap houdt, strandt uiteindelijk, misschien op zoek naar een soort reddingsvlot, dat echter ook snel naar de bodem kan zinken. We moeten tot een evenwichtiger beeld komen.
Er is een spanning die vandaag de dag weer aan het werk is: historisch-kritische exegese is de ondersteuning van interpretatie en verschaft ons essentiële kennis en moet als zodanig gerespecteerd, maar ook bekritiseerd worden. Het zijn juist de jonge exegeten die vandaag de dag laten zien dat er in de exegese ongelooflijk veel filosofie verborgen zit. Wat alleen concrete feiten lijkt te weerspiegelen en doorgaat voor de stem van de wetenschap, is in werkelijkheid de uitdrukking van een bepaald wereldbeeld, volgens hetwelk er bijvoorbeeld geen verrijzenis uit de dood kan zijn, of Jezus niet op deze of gene manier had kunnen spreken, enzovoort. Juist onder jonge exegeten bestaat vandaag de dag de neiging om de historische exegese te relativeren, die haar betekenis behoudt maar filosofische vooronderstellingen in zich draagt die bekritiseerd moeten worden.
Deze manier van interpreteren van de betekenis van de Bijbel moet dus worden geïntegreerd met andere vormen, vooral door continuïteit met de visie van de grote gelovigen, die via een heel ander pad tot de ware, diepe kern van de Bijbel zijn gekomen, terwijl de ogenschijnlijk verhelderende wetenschap, die alleen feiten zoekt, heel erg aan de oppervlakte is gebleven en niet is doorgedrongen tot de diepe rede die de hele Bijbel beweegt en bijeenhoudt. We moeten opnieuw erkennen dat het geloof van gelovigen een authentieke manier van zien en weten is, om tot een grotere context te komen.
Twee dingen zijn belangrijk: sceptisch blijven over alles wat als “wetenschap” wordt gepresenteerd, en vooral vertrouwen op het geloof van de Kerk, dat de authentieke constante blijft en ons de ware Jezus laat zien. De ware Jezus is nog steeds de Jezus die de Evangeliën ons voorhouden. Alle anderen zijn fragmentarische constructies, die meer de tijdgeest weerspiegelen dan de oorsprong. Exegetische studies hebben ook geanalyseerd hoe vaak de verschillende beelden van Jezus geen wetenschappelijke gegevens zijn, maar eerder een spiegel van wat een bepaald individu of een bepaalde tijd als een wetenschappelijk resultaat beschouwde.
A. – Dat moet in ieder geval gebeuren. Het probleem van de historisch-kritische exegese is natuurlijk gigantisch. Het schudt de Kerk, en niet alleen de katholieke Kerk, al meer dan honderd jaar. Het is ook een groot probleem voor de protestantse kerken. Het is heel veelzeggend dat er in het protestantisme fundamentalistische gemeenschappen zijn ontstaan, die zich verzetten tegen deze tendensen tot ontbinding en het geloof volledig wilden herstellen door de historisch-kritische methode te verwerpen. Het feit dat fundamentalistische gemeenschappen vandaag de dag groeien, dat ze wereldwijd succesvol zijn, terwijl de “mainstream churches” in crisis zijn, laat ons de omvang van het probleem zien. In veel opzichten zijn wij, katholieken, beter af. De protestanten die weigerden de exegetische stroming te accepteren, hadden in feite geen andere toevlucht dan terug te vallen op de canonisering van de letter van de Bijbel, door deze onaantastbaar te verklaren. De Katholieke Kerk heeft, om het zo te zeggen, een grotere ruimte, in de zin dat de levende Kerk zelf de geloofsruimte is, die enerzijds grenzen stelt, maar anderzijds een grote variatiemogelijkheid toelaat.
Een simpele, algehele veroordeling van historisch-kritische exegese zou een vergissing zijn. We hebben er ongelooflijk veel van geleerd. De Bijbel lijkt veel levendiger als men de exegese met al haar resultaten in ogenschouw neemt: de totstandkoming van de Bijbel, haar voortgang, haar interne eenheid in de ontwikkeling, etc. Daarom: aan de ene kant heeft moderne exegese ons veel gegeven, maar ze wordt destructief als men zich eenvoudigweg onderwerpt aan al haar hypothesen en haar veronderstelde wetenschappelijke aard tot het enige criterium verheft.
Het is bijzonder verwoestend gebleken om de slecht geassimileerde dominante hypothesen in de catechese op te pakken en ze te beschouwen als de nieuwste rage in de “wetenschap.” De exegese van het moment telkens als “wetenschap” te hebben geïdentificeerd, deze met veel bombarie te hebben gepresenteerd en naar deze “wetenschap” te hebben gekeken als de enige geldige autoriteit, terwijl er geen autoriteit meer aan de Kerk werd toegeschreven, is de grote fout van de afgelopen vijftien jaar geweest. Als gevolg daarvan zijn catechese en verkondiging gefragmenteerd geraakt: ofwel zijn de tradities voortgezet, maar met weinig overtuiging, zodat uiteindelijk iedereen kon zien dat er twijfels werden gekoesterd in dit opzicht, ofwel zijn schijnbare resultaten onmiddellijk doorgegeven als zekere stemmen van de wetenschap.
In werkelijkheid is de geschiedenis van de exegese een kerkhof van hypothesen, die telkens meer de tijdgeest vertegenwoordigen dan de ware stem van de Bijbel. Wie er te overhaast, te roekeloos op voortbouwt en dit voor pure wetenschap houdt, strandt uiteindelijk, misschien op zoek naar een soort reddingsvlot, dat echter ook snel naar de bodem kan zinken. We moeten tot een evenwichtiger beeld komen.
Er is een spanning die vandaag de dag weer aan het werk is: historisch-kritische exegese is de ondersteuning van interpretatie en verschaft ons essentiële kennis en moet als zodanig gerespecteerd, maar ook bekritiseerd worden. Het zijn juist de jonge exegeten die vandaag de dag laten zien dat er in de exegese ongelooflijk veel filosofie verborgen zit. Wat alleen concrete feiten lijkt te weerspiegelen en doorgaat voor de stem van de wetenschap, is in werkelijkheid de uitdrukking van een bepaald wereldbeeld, volgens hetwelk er bijvoorbeeld geen verrijzenis uit de dood kan zijn, of Jezus niet op deze of gene manier had kunnen spreken, enzovoort. Juist onder jonge exegeten bestaat vandaag de dag de neiging om de historische exegese te relativeren, die haar betekenis behoudt maar filosofische vooronderstellingen in zich draagt die bekritiseerd moeten worden.
Deze manier van interpreteren van de betekenis van de Bijbel moet dus worden geïntegreerd met andere vormen, vooral door continuïteit met de visie van de grote gelovigen, die via een heel ander pad tot de ware, diepe kern van de Bijbel zijn gekomen, terwijl de ogenschijnlijk verhelderende wetenschap, die alleen feiten zoekt, heel erg aan de oppervlakte is gebleven en niet is doorgedrongen tot de diepe rede die de hele Bijbel beweegt en bijeenhoudt. We moeten opnieuw erkennen dat het geloof van gelovigen een authentieke manier van zien en weten is, om tot een grotere context te komen.
Twee dingen zijn belangrijk: sceptisch blijven over alles wat als “wetenschap” wordt gepresenteerd, en vooral vertrouwen op het geloof van de Kerk, dat de authentieke constante blijft en ons de ware Jezus laat zien. De ware Jezus is nog steeds de Jezus die de Evangeliën ons voorhouden. Alle anderen zijn fragmentarische constructies, die meer de tijdgeest weerspiegelen dan de oorsprong. Exegetische studies hebben ook geanalyseerd hoe vaak de verschillende beelden van Jezus geen wetenschappelijke gegevens zijn, maar eerder een spiegel van wat een bepaald individu of een bepaalde tijd als een wetenschappelijk resultaat beschouwde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaV. – Een persoonlijke mening: zullen katholieken en lutheranen in de nabije toekomst samen aan het altaar staan?
A. – Menselijkerwijs gesproken zou ik zeggen van niet. Een eerste reden is vooral de interne verdeeldheid van de evangelische gemeenschappen zelf. Laten we alleen denken aan het Duitse lutheranisme, waar mensen zijn met een heel diep en ook kerkelijk gevormd geloof, maar tevens een liberale vleugel die uiteindelijk geloof als een individuele keuze beschouwt en de kerk laat verdwijnen.
Maar zelfs als we deze interne verdeeldheid binnen de evangelische sfeer buiten beschouwing laten, zijn er ook fundamentele verschillen tussen de gemeenschappen die ontstonden uit de Reformatie van de 16e eeuw en de katholieke Kerk. Als ik alleen al denk aan de officiële "brochure" over het "Avondmaal" van de Duitse evangelische kerk, zijn er twee dingen die echt wijzen op een zeer diepe kloof.
Enerzijds wordt gezegd dat in principe elke gedoopte christen in de eucharistie kan voorgaan. Daarom zou er buiten het doopsel geen andere sacramentele structuur in de Kerk zijn. Dit betekent dat de apostolische successie niet wordt erkend in het bisschoppelijk en priesterlijk ambt, hoewel het al in de Bijbel voorkomt als een constitutieve vorm van de structuur van de Kerk. De structuur van de nieuw-testamentische Canon — de “teksten” van het Nieuwe Testament — verschijnt in deze context. De Canon is zeker niet op zichzelf ontstaan. Hij moest worden erkend. Maar daarvoor was een legitieme autoriteit nodig om te beslissen. Deze autoriteit kon alleen die apostolische autoriteit zijn die aanwezig was in het ambt van opvolging. Canon — Schrift — apostolische successie, evenals het bisschoppelijk ambt, zijn onafscheidelijk.
Het tweede punt, in de “brochure”, dat mij verbaasde, is dat de essentiële onderdelen van de viering van het Heilig Avondmaal worden aangegeven. Maar er is geen spoor van de “Eucharistie”, het consecratiegebed dat niet door de Kerk is uitgevonden, maar direct voortkomt uit het gebed van Jezus – het grote zegeningsgebed van de Joodse traditie – en dat samen met de opdracht van brood en wijn de constitutieve offergave van de Heer aan de Kerk vertegenwoordigt. Het is dankzij dit dat we bidden in het gebed van Jezus, en door zijn gebed – dat de echte offerdaad was die lichamelijk aan het kruis werd volbracht – is het offer van Christus aanwezig en is de Eucharistie meer dan een avondmaal.
Om deze reden is de katholieke visie op de Kerk, evenals op de Eucharistie en op alles wat in de "brochure" van de Duitse Evangelische kerk wordt gezegd, duidelijk heel ver verwijderd. Daarachter schuilt dan het centrale probleem van "sola Scriptura". Jüngel, hoogleraar in Tübingen, vat het samen in de formule: de Canon zelf is de apostolische successie. Maar waar kennen we die van? Wie verklaart die? Ieder voor zich? Of experts? In dat geval zou ons geloof alleen rusten op hypothesen die noch in leven noch in dood standhouden. Als de Kerk geen inspraak heeft in de kwestie, als ze geen gezaghebbend woord kan spreken over de ultieme geloofsvragen, dan is er in feite geen gemeenschappelijk geloof. Men zou dan het woord "Kerk" kunnen schrappen, want een Kerk die ons geen gemeenschappelijk geloof garandeert, is geen Kerk.
De fundamentele vraag met betrekking tot Kerk en Schrift is dus uiteindelijk een vraag die nog steeds aanwezig is en niet beantwoord is. Dit alles sluit echter niet uit dat ware gelovigen elkaar in een diepe spirituele nabijheid kunnen ontmoeten, zoals ikzelf voortdurend met dankbaarheid kan ervaren.
A. – Menselijkerwijs gesproken zou ik zeggen van niet. Een eerste reden is vooral de interne verdeeldheid van de evangelische gemeenschappen zelf. Laten we alleen denken aan het Duitse lutheranisme, waar mensen zijn met een heel diep en ook kerkelijk gevormd geloof, maar tevens een liberale vleugel die uiteindelijk geloof als een individuele keuze beschouwt en de kerk laat verdwijnen.
Maar zelfs als we deze interne verdeeldheid binnen de evangelische sfeer buiten beschouwing laten, zijn er ook fundamentele verschillen tussen de gemeenschappen die ontstonden uit de Reformatie van de 16e eeuw en de katholieke Kerk. Als ik alleen al denk aan de officiële "brochure" over het "Avondmaal" van de Duitse evangelische kerk, zijn er twee dingen die echt wijzen op een zeer diepe kloof.
Enerzijds wordt gezegd dat in principe elke gedoopte christen in de eucharistie kan voorgaan. Daarom zou er buiten het doopsel geen andere sacramentele structuur in de Kerk zijn. Dit betekent dat de apostolische successie niet wordt erkend in het bisschoppelijk en priesterlijk ambt, hoewel het al in de Bijbel voorkomt als een constitutieve vorm van de structuur van de Kerk. De structuur van de nieuw-testamentische Canon — de “teksten” van het Nieuwe Testament — verschijnt in deze context. De Canon is zeker niet op zichzelf ontstaan. Hij moest worden erkend. Maar daarvoor was een legitieme autoriteit nodig om te beslissen. Deze autoriteit kon alleen die apostolische autoriteit zijn die aanwezig was in het ambt van opvolging. Canon — Schrift — apostolische successie, evenals het bisschoppelijk ambt, zijn onafscheidelijk.
Het tweede punt, in de “brochure”, dat mij verbaasde, is dat de essentiële onderdelen van de viering van het Heilig Avondmaal worden aangegeven. Maar er is geen spoor van de “Eucharistie”, het consecratiegebed dat niet door de Kerk is uitgevonden, maar direct voortkomt uit het gebed van Jezus – het grote zegeningsgebed van de Joodse traditie – en dat samen met de opdracht van brood en wijn de constitutieve offergave van de Heer aan de Kerk vertegenwoordigt. Het is dankzij dit dat we bidden in het gebed van Jezus, en door zijn gebed – dat de echte offerdaad was die lichamelijk aan het kruis werd volbracht – is het offer van Christus aanwezig en is de Eucharistie meer dan een avondmaal.
Om deze reden is de katholieke visie op de Kerk, evenals op de Eucharistie en op alles wat in de "brochure" van de Duitse Evangelische kerk wordt gezegd, duidelijk heel ver verwijderd. Daarachter schuilt dan het centrale probleem van "sola Scriptura". Jüngel, hoogleraar in Tübingen, vat het samen in de formule: de Canon zelf is de apostolische successie. Maar waar kennen we die van? Wie verklaart die? Ieder voor zich? Of experts? In dat geval zou ons geloof alleen rusten op hypothesen die noch in leven noch in dood standhouden. Als de Kerk geen inspraak heeft in de kwestie, als ze geen gezaghebbend woord kan spreken over de ultieme geloofsvragen, dan is er in feite geen gemeenschappelijk geloof. Men zou dan het woord "Kerk" kunnen schrappen, want een Kerk die ons geen gemeenschappelijk geloof garandeert, is geen Kerk.
De fundamentele vraag met betrekking tot Kerk en Schrift is dus uiteindelijk een vraag die nog steeds aanwezig is en niet beantwoord is. Dit alles sluit echter niet uit dat ware gelovigen elkaar in een diepe spirituele nabijheid kunnen ontmoeten, zoals ikzelf voortdurend met dankbaarheid kan ervaren.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaV. – U bent ook decaan van het College van kardinalen. Heeft u nog enige hoop om uzelf te kunnen wijden aan uw persoonlijke werk? Als u de tijd had, welke theologische vraag zou u dan als meest urgent willen behandelen, en wat zou de titel van de bijbehorende publicatie kunnen zijn?
A. – Allereerst moet ik steeds meer leren om mezelf toe te vertrouwen aan Onze Heer, of ik nu tijd heb of niet, want met de jaren is er geen weg terug. Maar op de een of andere manier probeer ik in de vrije uren die ik heb, hoewel zelden, iets vooruit te brengen, beetje bij beetje. In de maand augustus ben ik begonnen met het schrijven van een boek over Jezus. Het zal me zeker drie of vier jaar kosten, zoals het er nu naar uitziet. Ik wil laten zien hoe we vanuit de Bijbel een levende en harmonieuze figuur krijgen en hoe de Jezus van de Bijbel ook een absoluut aanwezige Jezus is.
A. – Allereerst moet ik steeds meer leren om mezelf toe te vertrouwen aan Onze Heer, of ik nu tijd heb of niet, want met de jaren is er geen weg terug. Maar op de een of andere manier probeer ik in de vrije uren die ik heb, hoewel zelden, iets vooruit te brengen, beetje bij beetje. In de maand augustus ben ik begonnen met het schrijven van een boek over Jezus. Het zal me zeker drie of vier jaar kosten, zoals het er nu naar uitziet. Ik wil laten zien hoe we vanuit de Bijbel een levende en harmonieuze figuur krijgen en hoe de Jezus van de Bijbel ook een absoluut aanwezige Jezus is.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/9435-de-ware-jezus-is-nog-steeds-de-jezus-die-de-evangelien-ons-voorhouden-nl