Over de bekering en de vergeving van de zonden, alsmede over de tegenstander
x
Informatie over dit document
Over de bekering en de vergeving van de zonden, alsmede over de tegenstander
Derde Catechese voor de illuminandi - Gehouden te Jeruzalem
Jerzualem
Cyrillus van Jeruzalem
350
Kerkelijke schrijvers - Catecheses
1974, Catechesen van onze heilige vader Cyrillus van Jerusalem I - getypte versie: Benedictusberg, Lemiers
Vert. uit het Greks
Alineaverdeling en -nummering, cursivering en Bijbelreferenties naar CCEL.org (Engelse vertaling: Philip Schaff)
Datering onzeker
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling en -nummering, cursivering en Bijbelreferenties naar CCEL.org (Engelse vertaling: Philip Schaff)
Datering onzeker
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1974
Mgr. J.J.M. van Susante
16 april 2024
9236
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Voorlezing uit Ezechiël: 'De rechtvaardige wordt zijn deugd vergolden, de zondaar zijn ondeugd. Wanneer de goddeloze zich bekeert enz.’ (Ez. 18, 20) [b:Ez. 18, 20].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media1
De zonde is iets vreselijks, de overtreding van de wet is de ergste ziekte van de ziel. Zij verlamt haar en wordt schuld van het eeuwig vuur. Dit is een kwaad dat men zelf geheel in zijn macht heeft, een product van eigen voorkeur. De profeet toont duidelijk aan, dat wij met voorbedachte rade zondigen. 'Ik heb u geplant als een edele wijnstok van het zuiverste ras: Hoe zijt gij dan tot bocht verbasterd, een wilde wingerd geworden'. (Jer. 2, 21) [b:Jer. 2, 21]. Het plantwerk was uitstekend, maar door opzet is de vrucht slecht. Hij die geplant heeft is dan ook onschuldig, maar door de wijnstok zal door vuur verbrand worden. Hij was geplant om goede vruchten voort te brengen, maar hij heeft helaas door slechte opzet slechte vruchten voortgebracht. Volgens het boek Ecclesiasticus heeft God de mens recht gemaakt, maar zelf hebben zij veel uitvindsels gezocht. (Pred. 7, 29) [b:Pred. 7, 29] De Apostel zegt: 'Zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen tot goede werken' (Ef. 2, 10) [b:Ef. 2, 10]. Omdat de Schepper goed is, heef Hij ons geschapen tot goede werken, maar het schepsel heeft uit boze opzet zich tot de boosheid gekeerd. De zonde is dus een vreselijk kwaad, maar niet ongeneeslijk. Vreselijk voor hem die ermee behept is, gemakkelijk te genezen voor hem, die door boetvaardigheid zich ervan ontdoet. Veronderstelt eens het volgende: iemand heeft vuur in zijn hand. Zolang hij de vurige kool vasthoudt, brandt hij natuurlijk. Zou hij de kool echter weggooien, dan zou hij met haar tevens de vlam wegwerpen. Mocht iemand menen dat hij met te zondigen niet brandt, dan moet hij naar de Schrift luisteren die zegt: 'kan iemand soms vuur in zijn voorschoot nemen, zonder dat hij zijn kleren schoeit?' (Spr. 6, 27) [b:Spr. 6, 27] De zonde verbrandt, zij snijdt de spieren van de ziel los, verbrijzelt de beenderen van de geest en verduistert het licht van het hart.
De zonde is iets vreselijks, de overtreding van de wet is de ergste ziekte van de ziel. Zij verlamt haar en wordt schuld van het eeuwig vuur. Dit is een kwaad dat men zelf geheel in zijn macht heeft, een product van eigen voorkeur. De profeet toont duidelijk aan, dat wij met voorbedachte rade zondigen. 'Ik heb u geplant als een edele wijnstok van het zuiverste ras: Hoe zijt gij dan tot bocht verbasterd, een wilde wingerd geworden'. (Jer. 2, 21) [b:Jer. 2, 21]. Het plantwerk was uitstekend, maar door opzet is de vrucht slecht. Hij die geplant heeft is dan ook onschuldig, maar door de wijnstok zal door vuur verbrand worden. Hij was geplant om goede vruchten voort te brengen, maar hij heeft helaas door slechte opzet slechte vruchten voortgebracht. Volgens het boek Ecclesiasticus heeft God de mens recht gemaakt, maar zelf hebben zij veel uitvindsels gezocht. (Pred. 7, 29) [b:Pred. 7, 29] De Apostel zegt: 'Zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen tot goede werken' (Ef. 2, 10) [b:Ef. 2, 10]. Omdat de Schepper goed is, heef Hij ons geschapen tot goede werken, maar het schepsel heeft uit boze opzet zich tot de boosheid gekeerd. De zonde is dus een vreselijk kwaad, maar niet ongeneeslijk. Vreselijk voor hem die ermee behept is, gemakkelijk te genezen voor hem, die door boetvaardigheid zich ervan ontdoet. Veronderstelt eens het volgende: iemand heeft vuur in zijn hand. Zolang hij de vurige kool vasthoudt, brandt hij natuurlijk. Zou hij de kool echter weggooien, dan zou hij met haar tevens de vlam wegwerpen. Mocht iemand menen dat hij met te zondigen niet brandt, dan moet hij naar de Schrift luisteren die zegt: 'kan iemand soms vuur in zijn voorschoot nemen, zonder dat hij zijn kleren schoeit?' (Spr. 6, 27) [b:Spr. 6, 27] De zonde verbrandt, zij snijdt de spieren van de ziel los, verbrijzelt de beenderen van de geest en verduistert het licht van het hart.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media2
Maar nu zal iemand zeggen: Wat is de zonde? Is zij een dier, een engel of een duivel? Wat is het voor een kracht? O mens, het is geen vijand die ons van buiten af bestrijdt, maar het is een boze kiem, die zich vanzelf in hem ontwikkelt. 'Kijk met uw ogen recht vooruit' (Spr. 4, 25) [b:Spr. 4, 25], en van begeerlijkheid is geen sprake. Steel niet wat aan een ander toebehoort en gij zult de lust om te stelen smoren. Denkt steeds aan het oordeel, en geen onkuisheid, echtbreuk, moord of welke ongerechtigheid ook zal iets tegen u vermogen. Vergeet gij God, dan komen er slechte gedachten en gaat gij ongeoorloofde dingen doen.
Maar nu zal iemand zeggen: Wat is de zonde? Is zij een dier, een engel of een duivel? Wat is het voor een kracht? O mens, het is geen vijand die ons van buiten af bestrijdt, maar het is een boze kiem, die zich vanzelf in hem ontwikkelt. 'Kijk met uw ogen recht vooruit' (Spr. 4, 25) [b:Spr. 4, 25], en van begeerlijkheid is geen sprake. Steel niet wat aan een ander toebehoort en gij zult de lust om te stelen smoren. Denkt steeds aan het oordeel, en geen onkuisheid, echtbreuk, moord of welke ongerechtigheid ook zal iets tegen u vermogen. Vergeet gij God, dan komen er slechte gedachten en gaat gij ongeoorloofde dingen doen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media3
Niet alleen gij zijt de bedrijver van het kwaad, er is nog een ander, een zeer slechte aanhitser, de duivel. Maar al hits hij op, niemand vermag hij te overmeesteren die niet naar hem luistert. Heel terecht zegt dan ook het boek Ecclesiasticus: 'Als de toorn van een vorst u bedreigt, loopt dan niet weg van uw post' (Pred. 10, 4) [b:Pred. 10, 4]. Sluit de deur af, dan blijft hij op verre afstand en schaadt hij u niet. Maar laat gij de gedachte aan een hartstocht uit onverschilligheid toe, dan zal hij door middel van die gedachte zaad bij u uitstrooien, uw geest aan banden leggen en u naar beneden trekken in een afgrond van kwaad.
Niet alleen gij zijt de bedrijver van het kwaad, er is nog een ander, een zeer slechte aanhitser, de duivel. Maar al hits hij op, niemand vermag hij te overmeesteren die niet naar hem luistert. Heel terecht zegt dan ook het boek Ecclesiasticus: 'Als de toorn van een vorst u bedreigt, loopt dan niet weg van uw post' (Pred. 10, 4) [b:Pred. 10, 4]. Sluit de deur af, dan blijft hij op verre afstand en schaadt hij u niet. Maar laat gij de gedachte aan een hartstocht uit onverschilligheid toe, dan zal hij door middel van die gedachte zaad bij u uitstrooien, uw geest aan banden leggen en u naar beneden trekken in een afgrond van kwaad.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDenkt gij: ik ben een gelovige, de hartstocht zal mij niet overmeesteren, ook al zijn mijn gedachte er dikwijls mee bezig; weet dan dat de worteltronk die in een rots blijft zitten, een rots doet opensplijten. Neem daarom de aanleiding reeds weg, want zij kan uw geloof anders uiteen scheuren. Voordat het zaad tot bloei komt, ruk het met wortel en al uit, opdat gij niet, na het ogenschijnlijk gemakkelijk te hebben opgenomen, later aan de hakbijl moet gaan denken en aan het vuur. Begint gij aan een oogziekte te lijden, genees haar dan tijdig, want eenmaal blind geworden, baat geen geneesheer meer.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media4
De eerste bewerker van de zonde is de duivel, hij is de vader van het kwaad. Niet ik zeg dat, maar de Heer. 'De duivel zondigt van de aanvang af’. (1 Joh. 3, 8; Joh. 8, 44) [b:1 Joh. 3, 8; Joh. 8, 44]. Vóór hem is er niemand die gezondigd heeft. Hij heeft niet gezondigd omdat hij er van nature toe gedwongen werd (want dan zou de oorzaak van de zonde terugvallen op Degene, die hem geschapen had), maar nadat hij goed geschapen was, is hij uit vrije keuze duivel geworden. Hij heeft zijn naam te danken aan zijn eigen handelingen. Ofschoon hij een aartsengel was, is hij, vanwege het lasteren een duivel geworden. Niettegenstaande hij een goed dienaar van God was, heet hij nu met recht satan. Satan betekent, vijandige geest (1 Kon. 5, 4) [b:1 Kon. 5, 4]. Deze leer komt niet van mij, maar van de profeet Ezechiël, die vervuld was met de H. Geest. Wanneer hij over hem weeklaagt, zegt hij: 'Gij waart de keur van de schepping, van wijsheid vervuld, van volmaakte schoonheid Gij bevond u in Eden, de Godentuin' (Ez. 28, 12-17) [b:Ez. 28, 12-17]; en even verder: 'Gij waart onberispelijk sinds de dag van de schepping, totdat gij op onrecht werd getrapt'. Zeer juist is dat woord, want niet van buiten af werd die ongerechtigheid aangevoerd, maar zelf heeft hij het kwaad voortgebracht. Iets verder geeft hij er de oorzaak van aan: 'Uw hart verhief zich op uw schoonheid, gij werd gewond om de menigte van uw zonden en om uw ongerechtigheden, daarom heb Ik u op de grond geworpen'. Hiermee stemt overeen hetgeen de de Heer zelf in het Evangelie zegt: 'Ik zag de satan als een bliksemschicht uit de hemel vallen' (Lc. 10, 18) [b:Lc. 10, 18]. Gij ziet dus hoe het Oude en het Nieuwe verbond met elkaar overeenstemt. Toen deze viel, trok hij velen in zijn val mee, en degenen die naar hem luisteren, stort hij de begeerlijkheid in. Daar komt echtbreuk uit voort, onkuisheid en alle ander kwaad. Onze stamvader Adam werd omwille van zijn ongehoorzaamheid uitgeworpen en ruilde een paradijs, dat vanzelf wondervolle vruchten voortbracht) voor de aarde die doornen opleverde.
De eerste bewerker van de zonde is de duivel, hij is de vader van het kwaad. Niet ik zeg dat, maar de Heer. 'De duivel zondigt van de aanvang af’. (1 Joh. 3, 8; Joh. 8, 44) [b:1 Joh. 3, 8; Joh. 8, 44]. Vóór hem is er niemand die gezondigd heeft. Hij heeft niet gezondigd omdat hij er van nature toe gedwongen werd (want dan zou de oorzaak van de zonde terugvallen op Degene, die hem geschapen had), maar nadat hij goed geschapen was, is hij uit vrije keuze duivel geworden. Hij heeft zijn naam te danken aan zijn eigen handelingen. Ofschoon hij een aartsengel was, is hij, vanwege het lasteren een duivel geworden. Niettegenstaande hij een goed dienaar van God was, heet hij nu met recht satan. Satan betekent, vijandige geest (1 Kon. 5, 4) [b:1 Kon. 5, 4]. Deze leer komt niet van mij, maar van de profeet Ezechiël, die vervuld was met de H. Geest. Wanneer hij over hem weeklaagt, zegt hij: 'Gij waart de keur van de schepping, van wijsheid vervuld, van volmaakte schoonheid Gij bevond u in Eden, de Godentuin' (Ez. 28, 12-17) [b:Ez. 28, 12-17]; en even verder: 'Gij waart onberispelijk sinds de dag van de schepping, totdat gij op onrecht werd getrapt'. Zeer juist is dat woord, want niet van buiten af werd die ongerechtigheid aangevoerd, maar zelf heeft hij het kwaad voortgebracht. Iets verder geeft hij er de oorzaak van aan: 'Uw hart verhief zich op uw schoonheid, gij werd gewond om de menigte van uw zonden en om uw ongerechtigheden, daarom heb Ik u op de grond geworpen'. Hiermee stemt overeen hetgeen de de Heer zelf in het Evangelie zegt: 'Ik zag de satan als een bliksemschicht uit de hemel vallen' (Lc. 10, 18) [b:Lc. 10, 18]. Gij ziet dus hoe het Oude en het Nieuwe verbond met elkaar overeenstemt. Toen deze viel, trok hij velen in zijn val mee, en degenen die naar hem luisteren, stort hij de begeerlijkheid in. Daar komt echtbreuk uit voort, onkuisheid en alle ander kwaad. Onze stamvader Adam werd omwille van zijn ongehoorzaamheid uitgeworpen en ruilde een paradijs, dat vanzelf wondervolle vruchten voortbracht) voor de aarde die doornen opleverde.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media5
Wat vertelt gij ons nu? Zijn wij omgekomen omdat wij misleid werden? Is er geen kans op redding meer? Wij zijn manie geworden, kunnen wij niet recht meer gaan lopen? Om kort te gaan, wij zijn gestorven, maar is de mogelijkheid nog open dat we verrijzen? Hij heeft Lazarus, die vier dagen in het graf lag, opgewekt, een die reeds riekte; zou Hij, o mens, die nog leeft, niet veel gemakkelijker doen opstaan? Hij die voor ons zijn kostbaar bloed heeft vergoten, Hij zal ons van onze zonden verlossen. Laten wij niet wanhopen aan onszelf, broeders, laten wij onszelf niet in een hopeloze toestand neerleggen. Niet meer hopen op de boetvaardigheid is iets vreselijks! Hij die het heil niet meer verwacht, stapelt het kwade meedogenloos op; hij echter die op genezing hoopt, redt zich gemakkelijk voor de toekomst. De moordenaar die geen genade meer verhoopte, gaf zich over aan de wanhoop, hij echter die vergiffenis verhoopte, kwam tot bekering. Als de slang de ouderdom van zich kan afschudden, kunnen wij dan onze zonden niet van ons afleggen? De aarde die vol doornen staat, wordt, mits goed bewerkt, veranderd in vruchtbare grond; zou dan voor ons het heil onherstelbaar zijn? De natuur laat het heil toe, het komt, wat de rest betreft, op de wil aan.
Wat vertelt gij ons nu? Zijn wij omgekomen omdat wij misleid werden? Is er geen kans op redding meer? Wij zijn manie geworden, kunnen wij niet recht meer gaan lopen? Om kort te gaan, wij zijn gestorven, maar is de mogelijkheid nog open dat we verrijzen? Hij heeft Lazarus, die vier dagen in het graf lag, opgewekt, een die reeds riekte; zou Hij, o mens, die nog leeft, niet veel gemakkelijker doen opstaan? Hij die voor ons zijn kostbaar bloed heeft vergoten, Hij zal ons van onze zonden verlossen. Laten wij niet wanhopen aan onszelf, broeders, laten wij onszelf niet in een hopeloze toestand neerleggen. Niet meer hopen op de boetvaardigheid is iets vreselijks! Hij die het heil niet meer verwacht, stapelt het kwade meedogenloos op; hij echter die op genezing hoopt, redt zich gemakkelijk voor de toekomst. De moordenaar die geen genade meer verhoopte, gaf zich over aan de wanhoop, hij echter die vergiffenis verhoopte, kwam tot bekering. Als de slang de ouderdom van zich kan afschudden, kunnen wij dan onze zonden niet van ons afleggen? De aarde die vol doornen staat, wordt, mits goed bewerkt, veranderd in vruchtbare grond; zou dan voor ons het heil onherstelbaar zijn? De natuur laat het heil toe, het komt, wat de rest betreft, op de wil aan.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media6
God bemint de mens, en niet zo weinig. Zeg daarom niet: ik heb onkuisheid gedaan, ik heb echtbreuk gepleegd, al hetgeen vreselijk is, is door mij bedreven en dat niet eenmaal, maar dikwijls. Zal Hij nog vergeven? Zal Hij amnestie verlenen? Luister naar wat de psalmist zegt: 'Hoe groot is de overvloed van uw Goedheid, Heer' (Ps. 31, 20) [b:Ps. 31, 20]. Uw opeen gestapelde zonden overleven niet de menigte van Gods barmhartigheid, uw wonden gaan niet de heelkunde van de eerste Geneesheer te boven. Geef uzelf over aan het geloof, deelt aan uw Geneesheer uw lijden mee en zeg zoals David: 'Belijden zal ik aan U mijn ongerechtigheid, o Heer', dan zal ook u geschieden wat in het antwoord van dit psalmvers staat: 'En Gij, vergeven hebt Gij mij, de boosheid van mijn hart' (Ps. 32, 5) [b:Ps. 32, 5].
God bemint de mens, en niet zo weinig. Zeg daarom niet: ik heb onkuisheid gedaan, ik heb echtbreuk gepleegd, al hetgeen vreselijk is, is door mij bedreven en dat niet eenmaal, maar dikwijls. Zal Hij nog vergeven? Zal Hij amnestie verlenen? Luister naar wat de psalmist zegt: 'Hoe groot is de overvloed van uw Goedheid, Heer' (Ps. 31, 20) [b:Ps. 31, 20]. Uw opeen gestapelde zonden overleven niet de menigte van Gods barmhartigheid, uw wonden gaan niet de heelkunde van de eerste Geneesheer te boven. Geef uzelf over aan het geloof, deelt aan uw Geneesheer uw lijden mee en zeg zoals David: 'Belijden zal ik aan U mijn ongerechtigheid, o Heer', dan zal ook u geschieden wat in het antwoord van dit psalmvers staat: 'En Gij, vergeven hebt Gij mij, de boosheid van mijn hart' (Ps. 32, 5) [b:Ps. 32, 5].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media7
Wilt gij de menslievendheid zien, gij, die pas op de catechesen komt? Wilt gij de menslievendheid van God zien en de grote van zijn lankmoedigheid? Hoort dan de geschiedenis van Adam. Adam, het eerste schepsel van God was ongehoorzaam. Was God niet gerechtigd om onmiddellijk de dood over hem te doen komen? Maar zie nu wat de menslievende Heer heeft gedaan. Hij werpt hem wel uit het paradijs (door zijn zonden was hij immers onwaardig daar nog langer te vertoeven), maar laat hem tegenover het paradijs wonen Lezing vanuit de Septuagint.. Lezing vanuit de Septuagint i.p.v. ‘Hij plaatste hen in het oosten van de tuin van Eden’, opdat hij bij het zien van het oord waaruit hij verbannen is, en de toestand overwegend waarin hij nu geraakt was, boetvaardigheid zou bedrijven om zalig te worden. Cain, de eerstgeboren mens, is een broedermoordenaar geworden, uitvinder van het kwaad, aanvoerder van de moordenaars en de eerste die lasterde. Maar waartoe wordt hij veroordeeld, nadat hij zijn broeder van het leven had beroofd'? 'Zuchtend en sidderend zult gij op aarde verblijven’ (Gen. 4, 12) [b:Gen. 4, 12]. Groot was zijn zonde, klein echter de straf.
Wilt gij de menslievendheid zien, gij, die pas op de catechesen komt? Wilt gij de menslievendheid van God zien en de grote van zijn lankmoedigheid? Hoort dan de geschiedenis van Adam. Adam, het eerste schepsel van God was ongehoorzaam. Was God niet gerechtigd om onmiddellijk de dood over hem te doen komen? Maar zie nu wat de menslievende Heer heeft gedaan. Hij werpt hem wel uit het paradijs (door zijn zonden was hij immers onwaardig daar nog langer te vertoeven), maar laat hem tegenover het paradijs wonen Lezing vanuit de Septuagint.. Lezing vanuit de Septuagint i.p.v. ‘Hij plaatste hen in het oosten van de tuin van Eden’, opdat hij bij het zien van het oord waaruit hij verbannen is, en de toestand overwegend waarin hij nu geraakt was, boetvaardigheid zou bedrijven om zalig te worden. Cain, de eerstgeboren mens, is een broedermoordenaar geworden, uitvinder van het kwaad, aanvoerder van de moordenaars en de eerste die lasterde. Maar waartoe wordt hij veroordeeld, nadat hij zijn broeder van het leven had beroofd'? 'Zuchtend en sidderend zult gij op aarde verblijven’ (Gen. 4, 12) [b:Gen. 4, 12]. Groot was zijn zonde, klein echter de straf.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media8
Was dit al grote welwillendheid van God, klein is het nog tot hetgeen volgt. Denkt eens aan de geschiedenis van Noé. De reuzen zondigden en grote ongerechtigheid werd er in die dagen over de aarde uitgegoten, om welke reden een overstroming moest komen. In het 500 jaar sprak God zijn bedreiging uit, in het 600 jaar pas deed Hij de overstroming over de aarde komen. Ziet u nu de grote welwillendheid van God, welke zich over 100 jaar uitstrekt? Had Hij niet terstond kunnen doen, hetgeen Hij na verloop van 100 jaar gedaan heeft? Met overleg rekte Hij de tijd, om gelegenheid tot bekering te geven. Ziet gij zijn goedheid? Hadden de toenmalige mensen zich direct bekeerd, dan zouden zij Gods welwillendheid ondervonden hebben.
Was dit al grote welwillendheid van God, klein is het nog tot hetgeen volgt. Denkt eens aan de geschiedenis van Noé. De reuzen zondigden en grote ongerechtigheid werd er in die dagen over de aarde uitgegoten, om welke reden een overstroming moest komen. In het 500 jaar sprak God zijn bedreiging uit, in het 600 jaar pas deed Hij de overstroming over de aarde komen. Ziet u nu de grote welwillendheid van God, welke zich over 100 jaar uitstrekt? Had Hij niet terstond kunnen doen, hetgeen Hij na verloop van 100 jaar gedaan heeft? Met overleg rekte Hij de tijd, om gelegenheid tot bekering te geven. Ziet gij zijn goedheid? Hadden de toenmalige mensen zich direct bekeerd, dan zouden zij Gods welwillendheid ondervonden hebben.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media9
Laten wij nu aan anderen onze aandacht schenken, die door het doen van boetvaardigheid, behouden bleven. Misschien zal er iemand onder de vrouwen zeggen: ik heb ontucht gepleegd, met allerlei onkuisheid mijn lichaam bezoedeld; is er voor mij nog redding mogelijk? Vrouw, zie eens naar Rahab, en weet dan dat er ook voor u redding is. Wanneer zelfs zij, die openlijk en publiek ontucht bedreven heeft, door boetvaardigheid behouden bleef, zal dan degene die voor de tijd van de genade ontucht: heeft bedreven niet behouden blijven, als zij vast en boetvaardigheid doet? Ga eens na hoe zij gered werd. Zij zei slechts: 'Uw God is in de hemel en op aarde' (Joz. 2, 11) [b:Joz. 2, 11]. U God, want zij durfde Hem niet haar God te noemen vanwege haar losbandig leven. Wilt gij het bewijs dat zij gered werd op papier hebben? Het staat in de psalmen: 'Ik zal Rahab en Babylon indachtig zijn, die Mij kennen' (Ps. 88, 4) [b:Ps. 88, 4]. O grote menslievendheid van God, die zelfs ontuchtigen in de H Schrift indachtig is! Niet zonder meer zegt hij: 'Ik zal Rahab en Babylon gedenken', maar Hij voegt eraan toe: 'die Mij kennen'. Mannen zowel als vrouwen kunnen op gelijke wijze het heil verwerven, nl. door boetvaardigheid.
Laten wij nu aan anderen onze aandacht schenken, die door het doen van boetvaardigheid, behouden bleven. Misschien zal er iemand onder de vrouwen zeggen: ik heb ontucht gepleegd, met allerlei onkuisheid mijn lichaam bezoedeld; is er voor mij nog redding mogelijk? Vrouw, zie eens naar Rahab, en weet dan dat er ook voor u redding is. Wanneer zelfs zij, die openlijk en publiek ontucht bedreven heeft, door boetvaardigheid behouden bleef, zal dan degene die voor de tijd van de genade ontucht: heeft bedreven niet behouden blijven, als zij vast en boetvaardigheid doet? Ga eens na hoe zij gered werd. Zij zei slechts: 'Uw God is in de hemel en op aarde' (Joz. 2, 11) [b:Joz. 2, 11]. U God, want zij durfde Hem niet haar God te noemen vanwege haar losbandig leven. Wilt gij het bewijs dat zij gered werd op papier hebben? Het staat in de psalmen: 'Ik zal Rahab en Babylon indachtig zijn, die Mij kennen' (Ps. 88, 4) [b:Ps. 88, 4]. O grote menslievendheid van God, die zelfs ontuchtigen in de H Schrift indachtig is! Niet zonder meer zegt hij: 'Ik zal Rahab en Babylon gedenken', maar Hij voegt eraan toe: 'die Mij kennen'. Mannen zowel als vrouwen kunnen op gelijke wijze het heil verwerven, nl. door boetvaardigheid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media10
Zelfs al zondigt het hele volk, dan nog gaat dat de kracht van Gods menslievendheid niet te boven. Het volk had zich een kalf gemaakt, maar God zag niet af van zijn menslievendheid. De mensen hadden hun God verloochend, maar God verloochende zichzelf niet. (2 Tim. 2, 13) [[b:2 Tim. 2, 13]] Zij zeiden: 'Dit is uw God, Israël' (Ex. 32, 4) [b:Ex. 32, 4] en toch werd weer gewoonte getrouw, de God van Israël hun Redder. Doel bleef het maar bij het volk; zelfs Aäron heef gezondigd. Mozes is het die het zegt: 'Ook tegen Aäron was de Heer vergramd en ik bad voor hem en God schonk hem vergiffenis’ (Deut. 9, 20) [b:Deut. 9, 20]. Mozes bad voor hem, de hogepriester die gezondigd had en maakte God verlegen. Zou Jezus dan, als eniggeboren Zoon, God niet verlegen maken door voor ons te bidden? Als God Aäron, ondanks zijn zonde, toch tot het hogepriesterschap heeft gebracht, zou Hij u dan beletten tot het heil te geraken? Mens, doe eveneens boetvaardigheid en de genade ligt voor het grijpen. Richt uw levenswandel onberispelijk in. God is waarlijk menslievend en alle tijden zijn niet bij machte zijn menslievendheid naar mate uit te spreken. Zelfs al kwamen alle mensentongen bijeen, dan nog zouden zij niet genoeg van Gods menslievendheid kunnen verhalen. Wat wij er over zeggen is slechts een klein gedeelte, want wij weten niet wat Hij ook aan de Engelen heeft kwijtgescholden. Hij vergeeft ook aan hen, omdat Jezus, die ons van onze zonden zuivert, de enige zondeloze is. Laat dat hierover genoeg zijn.
Zelfs al zondigt het hele volk, dan nog gaat dat de kracht van Gods menslievendheid niet te boven. Het volk had zich een kalf gemaakt, maar God zag niet af van zijn menslievendheid. De mensen hadden hun God verloochend, maar God verloochende zichzelf niet. (2 Tim. 2, 13) [[b:2 Tim. 2, 13]] Zij zeiden: 'Dit is uw God, Israël' (Ex. 32, 4) [b:Ex. 32, 4] en toch werd weer gewoonte getrouw, de God van Israël hun Redder. Doel bleef het maar bij het volk; zelfs Aäron heef gezondigd. Mozes is het die het zegt: 'Ook tegen Aäron was de Heer vergramd en ik bad voor hem en God schonk hem vergiffenis’ (Deut. 9, 20) [b:Deut. 9, 20]. Mozes bad voor hem, de hogepriester die gezondigd had en maakte God verlegen. Zou Jezus dan, als eniggeboren Zoon, God niet verlegen maken door voor ons te bidden? Als God Aäron, ondanks zijn zonde, toch tot het hogepriesterschap heeft gebracht, zou Hij u dan beletten tot het heil te geraken? Mens, doe eveneens boetvaardigheid en de genade ligt voor het grijpen. Richt uw levenswandel onberispelijk in. God is waarlijk menslievend en alle tijden zijn niet bij machte zijn menslievendheid naar mate uit te spreken. Zelfs al kwamen alle mensentongen bijeen, dan nog zouden zij niet genoeg van Gods menslievendheid kunnen verhalen. Wat wij er over zeggen is slechts een klein gedeelte, want wij weten niet wat Hij ook aan de Engelen heeft kwijtgescholden. Hij vergeeft ook aan hen, omdat Jezus, die ons van onze zonden zuivert, de enige zondeloze is. Laat dat hierover genoeg zijn.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media11
Wilt gij, dat ik in verband met ons, nog andere voorbeelden geef? Kom naar de zalige David en ontvangt van hem een voorbeeld van boetvaardigheid. Zelfs die grote man misdeed. Toen hij, na zijn siësta in de middaguren op het dakterras liep, keek hij zonder erg naar iets en ondervond een menselijke gewaarwording. De zonde werd voltrokken, maar de eerlijkheid in het erkennen van de zonde ging niet verloren. De profeet Nathan kwam, berispte hem aanstonds, en genas hem van zijn zonde. 'De Heer is vertoornd, zo luidde het, want gij hebt gezondigd' (2 Sam. 12) [b:2 Sam. 12]. Dit sprak de onderdaan tot de koning. Doch koning David, die het purper droeg, werd niet verontwaardigd, hij lette niet op degene die sprak, maar op God die hem zond. De menigte soldaten die hem ten dienste stonden, verblindden hem niet. Hij dacht aan de legerscharen van Engelen en sidderde voor de Onzichtbare. (Hebr. 11, 27) [[b:Hebr. 11, 27]] Tot degene die tot hem kwam, of liever, die door God werd gezonden, sprak hij: 'Ik heb gezondigd voor de Heer' (2 Sam. 2, 13) [b:2 Sam. 2, 13]. Ziet gij de nederigheid van de koning, hoort gij zijn schuldbelijdenis? Was hij door iemand van zijn zonde overtuigd? Waren velen omtrent zijn daad op de hoogte? Snel was de daad in zijn werk gegaan en spoedig kwam de profeet om hem te berispen en hij, die gezondigd heeft erkent onmiddellijk zijn kwaad. Omdat hij op vrome wijze zijn zonde beleed, werd hij zeer spoedig genezen. Onmiddellijk nadat Nathan een bedreiging uitgesproken had, zei hij: 'De Heer heeft uw zonde weggenomen'. Ziet ge Gods zeer snelle ommekeer, zijn menslievendheid? Alleen zegt hij: 'De vijanden van de Heer hebt gij zeer verbitterd'. Vanwege uw rechtvaardigheid had gij vele vijanden, maar uw kuisheid was uw schutse. Sinds gij dit allerprachtigste wapen prijsgegeven hebt, staan uw vijanden tegen u gereed en zullen tegen u opstaan.
Wilt gij, dat ik in verband met ons, nog andere voorbeelden geef? Kom naar de zalige David en ontvangt van hem een voorbeeld van boetvaardigheid. Zelfs die grote man misdeed. Toen hij, na zijn siësta in de middaguren op het dakterras liep, keek hij zonder erg naar iets en ondervond een menselijke gewaarwording. De zonde werd voltrokken, maar de eerlijkheid in het erkennen van de zonde ging niet verloren. De profeet Nathan kwam, berispte hem aanstonds, en genas hem van zijn zonde. 'De Heer is vertoornd, zo luidde het, want gij hebt gezondigd' (2 Sam. 12) [b:2 Sam. 12]. Dit sprak de onderdaan tot de koning. Doch koning David, die het purper droeg, werd niet verontwaardigd, hij lette niet op degene die sprak, maar op God die hem zond. De menigte soldaten die hem ten dienste stonden, verblindden hem niet. Hij dacht aan de legerscharen van Engelen en sidderde voor de Onzichtbare. (Hebr. 11, 27) [[b:Hebr. 11, 27]] Tot degene die tot hem kwam, of liever, die door God werd gezonden, sprak hij: 'Ik heb gezondigd voor de Heer' (2 Sam. 2, 13) [b:2 Sam. 2, 13]. Ziet gij de nederigheid van de koning, hoort gij zijn schuldbelijdenis? Was hij door iemand van zijn zonde overtuigd? Waren velen omtrent zijn daad op de hoogte? Snel was de daad in zijn werk gegaan en spoedig kwam de profeet om hem te berispen en hij, die gezondigd heeft erkent onmiddellijk zijn kwaad. Omdat hij op vrome wijze zijn zonde beleed, werd hij zeer spoedig genezen. Onmiddellijk nadat Nathan een bedreiging uitgesproken had, zei hij: 'De Heer heeft uw zonde weggenomen'. Ziet ge Gods zeer snelle ommekeer, zijn menslievendheid? Alleen zegt hij: 'De vijanden van de Heer hebt gij zeer verbitterd'. Vanwege uw rechtvaardigheid had gij vele vijanden, maar uw kuisheid was uw schutse. Sinds gij dit allerprachtigste wapen prijsgegeven hebt, staan uw vijanden tegen u gereed en zullen tegen u opstaan.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media12
Met die woorden heeft de profeet hem getroost. Maar al had David nog zo goed gehoord: 'Uw zonden heeft de Heer weggenomen', toch hield de koning niet op boetvaardigheid te doen. Hij kleedde zich niet in purper maar in een boetekleed; in plaats van op zijn met goud beslagen troon te gaan zitten, zette hij zich neer in as. En niet alleen ging hij op as zitten, maar hij at er ook van, gelijk hijzelf zegt: 'As at ik als brood en mijn drank mengde ik met mijn tranen' (Ps. 103, 10) [b:Ps. 103, 10]. Zijn begerig oog maakte hij met zijn tranen week. 'Elke nacht zal ik mijn sponde wassen en ze besproeien met mijn tranen' (Ps. 7, 7) [b:Ps. 7, 7]. Toen de vorsten hem aanspoorden wat brood te eten, luisterde hij niet, maar vasten gedurende een hele week. Als zo een koning zijn schuld belijdt, moet gij clan niet, als gewoon burger, uw schuld belijden? Als na de opstand van Absalon er vele wegen waren om te vluchten, verkoos hij de Olijfberg enkel en alleen om de Verlosser in de geest aan te roepen, die van daaruit ten hemel zou opstijgen. (2 Sam. 16, 10.11) [[b:2 Sam. 16, 10.11]] Toen Semei hem op bittere wijze vervloekte, zei hij: 'Vergeeft het hem', want hij wist dat die vergeeft, vergeven zal worden. Beseft gij nu hoe edel het is, zijn schuld te belijden?
Met die woorden heeft de profeet hem getroost. Maar al had David nog zo goed gehoord: 'Uw zonden heeft de Heer weggenomen', toch hield de koning niet op boetvaardigheid te doen. Hij kleedde zich niet in purper maar in een boetekleed; in plaats van op zijn met goud beslagen troon te gaan zitten, zette hij zich neer in as. En niet alleen ging hij op as zitten, maar hij at er ook van, gelijk hijzelf zegt: 'As at ik als brood en mijn drank mengde ik met mijn tranen' (Ps. 103, 10) [b:Ps. 103, 10]. Zijn begerig oog maakte hij met zijn tranen week. 'Elke nacht zal ik mijn sponde wassen en ze besproeien met mijn tranen' (Ps. 7, 7) [b:Ps. 7, 7]. Toen de vorsten hem aanspoorden wat brood te eten, luisterde hij niet, maar vasten gedurende een hele week. Als zo een koning zijn schuld belijdt, moet gij clan niet, als gewoon burger, uw schuld belijden? Als na de opstand van Absalon er vele wegen waren om te vluchten, verkoos hij de Olijfberg enkel en alleen om de Verlosser in de geest aan te roepen, die van daaruit ten hemel zou opstijgen. (2 Sam. 16, 10.11) [[b:2 Sam. 16, 10.11]] Toen Semei hem op bittere wijze vervloekte, zei hij: 'Vergeeft het hem', want hij wist dat die vergeeft, vergeven zal worden. Beseft gij nu hoe edel het is, zijn schuld te belijden?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media13
Ziet ge dat het heil is weggelegd voor hen die boetvaardigheid doen? Ook Salomon is gevallen, maar hij zegt: 'Daarna heb ik boetvaardigheid gedaan' (Spr. 24, 32) [b:Spr. 24, 32]. Ook de koning van Samaria, Achab, is een zeer grote afgodendienaar geworden, buitengewoon onbeschaamd, moordenaar van profeten, iedere vorm van godsvrucht was hem vreemd. Hij was wel begerig naar andermans goed, zoals akkers en wijngaarden. Maar toen hij Nabot door Jezebel gedood had, scheurde hij bij de komst van de profeet Elias, die enkel een bedreiging tegen hem uitsprak, zijn kleren vaneen en kleedde zich in een boetekleed. Wat gebeurt er nu? De menslievende God zegt tot Elias: 'hebt gij gezien hoe Achab zich voor mijn aangezicht heeft vernederd?' (1 Kon. 21, 29) [b:1 Kon. 21, 29] Het scheelde niet veel of Hij trachtte de vurige profeet met de boetvaardige te verzoenen. 'Ik zal hem het onheil niet tijdens zijn leven overzenden'. Ofschoon hij na de vergiffenis van de boosheid geen afstand zou doen, vergeeft Hij hem toch helemaal. Aan de toekomst wilde hij niet denken, maar schonk hem overeenkomstig het ogenblik van zijn bekering vergiffenis. Een rechtvaardige rechter velt vonnis overeenkomstig de gebeurtenis.
Ziet ge dat het heil is weggelegd voor hen die boetvaardigheid doen? Ook Salomon is gevallen, maar hij zegt: 'Daarna heb ik boetvaardigheid gedaan' (Spr. 24, 32) [b:Spr. 24, 32]. Ook de koning van Samaria, Achab, is een zeer grote afgodendienaar geworden, buitengewoon onbeschaamd, moordenaar van profeten, iedere vorm van godsvrucht was hem vreemd. Hij was wel begerig naar andermans goed, zoals akkers en wijngaarden. Maar toen hij Nabot door Jezebel gedood had, scheurde hij bij de komst van de profeet Elias, die enkel een bedreiging tegen hem uitsprak, zijn kleren vaneen en kleedde zich in een boetekleed. Wat gebeurt er nu? De menslievende God zegt tot Elias: 'hebt gij gezien hoe Achab zich voor mijn aangezicht heeft vernederd?' (1 Kon. 21, 29) [b:1 Kon. 21, 29] Het scheelde niet veel of Hij trachtte de vurige profeet met de boetvaardige te verzoenen. 'Ik zal hem het onheil niet tijdens zijn leven overzenden'. Ofschoon hij na de vergiffenis van de boosheid geen afstand zou doen, vergeeft Hij hem toch helemaal. Aan de toekomst wilde hij niet denken, maar schonk hem overeenkomstig het ogenblik van zijn bekering vergiffenis. Een rechtvaardige rechter velt vonnis overeenkomstig de gebeurtenis.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media14
Jeroboam stond op zijn beurt op het altaar aan de afgoden te offeren. Zijn hand verdorde, omdat hij bevolen had de profeet gevangen te nemen, die hem verwijten deed. Maar hij had onderving van de kracht van de aanwezige en zei daarom: 'Smeek de Heer voor mij' (1 Kon. 13, 6) [b:1 Kon. 13, 6]. Omwille van dit woord alleen al, werd zijn hand hersteld. Wanneer Jeroboam door de profeet genezen is, kan Christus u dan niet genezen en u van uw zonden bevrijden? Manasses, die Jesaja middendoor heeft laten zagen, is zeer slecht geworden. Hij heeft zich met allerhande afgoderij bezoedeld. Hij heeft Jeruzalem besmeurd met het bloed van de onschuldigen (2 Kron. 33, 12.13) [b:2 Kron. 33, 12.13]. Gevankelijk naar Babylon weggevoerd, heeft hij, tot boetvaardigheid aangewend, want de Schrift zegt daarover: 'Manasses heeft zich voor de Heer vernederd en tot Hem gebeden; de Heer heeft hem verhoord en naar zijn koninkrijk teruggevoerd'. Als hij, die de profeet middendoor heeft laten zagen, door boetvaardigheid behouden bleef, zult gij dan niet behouden blijven, die niets van dien aard hebt bedreven?
Jeroboam stond op zijn beurt op het altaar aan de afgoden te offeren. Zijn hand verdorde, omdat hij bevolen had de profeet gevangen te nemen, die hem verwijten deed. Maar hij had onderving van de kracht van de aanwezige en zei daarom: 'Smeek de Heer voor mij' (1 Kon. 13, 6) [b:1 Kon. 13, 6]. Omwille van dit woord alleen al, werd zijn hand hersteld. Wanneer Jeroboam door de profeet genezen is, kan Christus u dan niet genezen en u van uw zonden bevrijden? Manasses, die Jesaja middendoor heeft laten zagen, is zeer slecht geworden. Hij heeft zich met allerhande afgoderij bezoedeld. Hij heeft Jeruzalem besmeurd met het bloed van de onschuldigen (2 Kron. 33, 12.13) [b:2 Kron. 33, 12.13]. Gevankelijk naar Babylon weggevoerd, heeft hij, tot boetvaardigheid aangewend, want de Schrift zegt daarover: 'Manasses heeft zich voor de Heer vernederd en tot Hem gebeden; de Heer heeft hem verhoord en naar zijn koninkrijk teruggevoerd'. Als hij, die de profeet middendoor heeft laten zagen, door boetvaardigheid behouden bleef, zult gij dan niet behouden blijven, die niets van dien aard hebt bedreven?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media15
Pas op dat ge niet zonder reden aan de kracht van de boetvaardigheid wanhoopt! Wilt gij precies weten hoeveel boetvaardigheid vermag? Wilt gij het sterkste wapen van ons heil kennen? wilt gij weten waartoe schuldbelijdenis in staat is? Honderd vijf en tachtig vijanden heeft Ezechias op de vlucht gedreven door zijn zonden te belijden. Dit is iets groots maar nog niets bij hetgeen nu gezegd gaat worden. Een goddelijk vonnis dat reeds was uitgesproken is herroepen doordat genoemde koning boetvaardigheid deed. Hij was ziele geworden en Jesaja zei tot hem: 'Stel orde op uw huis, want gij zult sterven en niet meer leven' (2 Kon. 20, 1) [b:2 Kon. 20, 1]. Wat was er nog te verwachten? Was er nog hoop op redding? De profeet had duidelijk gezegd: 'gij zult sterven'. Maar Ezechias hield niet op boetvaardigheid te doen, indachtig hetgeen geschreven staat: 'Wanneer gij u afwendt en verzuchtingen slaakt, dan zult gij gered worden' (Jes. 30, 15) [b:Jes. 30, 15]. Hij wendde zich naar de muur, en voerde zijn smekingen vanaf zijn legerstede naar de hemel (de dikke muren zijn geen belemmering voor de smekingen die in vroomheid worden opgezonden), Toe bad hij: 'Heer gedenk. mij, het is voldoende dat Gij mij gedenkt; Gij zijt niet aan tijd onderworpen maar zijt zelf de wetgever van het leven. Wij leven niet, zoals sommigen tevergeefs beweren, naar ontstaan en samenstelling van de sterren, maar Gij zijt degene die alles regelt zoals Gij wilt, zowel het leven als de tijd van leven'. Hij nu, die volgens profetische uitspraak niet hopen kon langer te leven, werd een levenstijd van vijftien jaar erbij geschonken, nadat de zon op het teken weer terugliep. Want omwille van Ezechias is de zon teruggegaan, maar bij Christus verduisterde zij. Zij week niet terug maar verduisterde (Jes. 38, 8) [b:Jes. 38, 8] en toonde daardoor het verschil tussen beiden aan, ik bedoel tussen Ezechias en Jezus. Ezechias was wel bij machte aan een vonnis van God een einde te maken, zou Jezus u dan geen vergiffenis van zonden verlenen? Wendt u af en zucht bij u zelf, sluit de deur af en bidt dat u vergeven mag worden, en Hij zal de brandende vlammen rondom u wegnemen. Wie zijn zonden belijdt, is bij machte vuur te blussen, zelfs leeuwen te temmen.
Pas op dat ge niet zonder reden aan de kracht van de boetvaardigheid wanhoopt! Wilt gij precies weten hoeveel boetvaardigheid vermag? Wilt gij het sterkste wapen van ons heil kennen? wilt gij weten waartoe schuldbelijdenis in staat is? Honderd vijf en tachtig vijanden heeft Ezechias op de vlucht gedreven door zijn zonden te belijden. Dit is iets groots maar nog niets bij hetgeen nu gezegd gaat worden. Een goddelijk vonnis dat reeds was uitgesproken is herroepen doordat genoemde koning boetvaardigheid deed. Hij was ziele geworden en Jesaja zei tot hem: 'Stel orde op uw huis, want gij zult sterven en niet meer leven' (2 Kon. 20, 1) [b:2 Kon. 20, 1]. Wat was er nog te verwachten? Was er nog hoop op redding? De profeet had duidelijk gezegd: 'gij zult sterven'. Maar Ezechias hield niet op boetvaardigheid te doen, indachtig hetgeen geschreven staat: 'Wanneer gij u afwendt en verzuchtingen slaakt, dan zult gij gered worden' (Jes. 30, 15) [b:Jes. 30, 15]. Hij wendde zich naar de muur, en voerde zijn smekingen vanaf zijn legerstede naar de hemel (de dikke muren zijn geen belemmering voor de smekingen die in vroomheid worden opgezonden), Toe bad hij: 'Heer gedenk. mij, het is voldoende dat Gij mij gedenkt; Gij zijt niet aan tijd onderworpen maar zijt zelf de wetgever van het leven. Wij leven niet, zoals sommigen tevergeefs beweren, naar ontstaan en samenstelling van de sterren, maar Gij zijt degene die alles regelt zoals Gij wilt, zowel het leven als de tijd van leven'. Hij nu, die volgens profetische uitspraak niet hopen kon langer te leven, werd een levenstijd van vijftien jaar erbij geschonken, nadat de zon op het teken weer terugliep. Want omwille van Ezechias is de zon teruggegaan, maar bij Christus verduisterde zij. Zij week niet terug maar verduisterde (Jes. 38, 8) [b:Jes. 38, 8] en toonde daardoor het verschil tussen beiden aan, ik bedoel tussen Ezechias en Jezus. Ezechias was wel bij machte aan een vonnis van God een einde te maken, zou Jezus u dan geen vergiffenis van zonden verlenen? Wendt u af en zucht bij u zelf, sluit de deur af en bidt dat u vergeven mag worden, en Hij zal de brandende vlammen rondom u wegnemen. Wie zijn zonden belijdt, is bij machte vuur te blussen, zelfs leeuwen te temmen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media16
Mocht gij dit niet geloven, bedenkt dan eens wat het gezelschap van Ananias overkomen is. Welke bronnen hebben zij doen ontspringen? Hoeveel kruiken water zouden de vlam, die negen en veertig voet hoog oplaaide, hebben kunnen blussen? Daar waar de vlam hoog opsloeg, werd het geloof bij wijze van een rivier uitgegoten. Als tegengif tegen het kwaad zeiden zij: 'Rechtvaardig Heer zijt Gij, bij alles wat Gij ons hebt laten overkomen. Wij hebben gezondigd en ongerechtigheid gepleegd'. De boetvaardigheid maakte aan de vlammen een einde. Wanneer gij niet gelooft dat de boetvaardigheid het vuur van de hel kan blussen, leert het dan uit hetgeen Ananias en zijn gezellen is overkomen. Maar een scherpzinnige toehoorder zal misschien zeggen: het was billijk dat God hen toen beschermde, omdat zij niet wilden offeren aan de afgoden, gaf God hen de macht over het vuur. Omdat zij inderdaad gelijk hebben, ga ik. nu over op een ander voorbeeld van boetvaardigheid.
Mocht gij dit niet geloven, bedenkt dan eens wat het gezelschap van Ananias overkomen is. Welke bronnen hebben zij doen ontspringen? Hoeveel kruiken water zouden de vlam, die negen en veertig voet hoog oplaaide, hebben kunnen blussen? Daar waar de vlam hoog opsloeg, werd het geloof bij wijze van een rivier uitgegoten. Als tegengif tegen het kwaad zeiden zij: 'Rechtvaardig Heer zijt Gij, bij alles wat Gij ons hebt laten overkomen. Wij hebben gezondigd en ongerechtigheid gepleegd'. De boetvaardigheid maakte aan de vlammen een einde. Wanneer gij niet gelooft dat de boetvaardigheid het vuur van de hel kan blussen, leert het dan uit hetgeen Ananias en zijn gezellen is overkomen. Maar een scherpzinnige toehoorder zal misschien zeggen: het was billijk dat God hen toen beschermde, omdat zij niet wilden offeren aan de afgoden, gaf God hen de macht over het vuur. Omdat zij inderdaad gelijk hebben, ga ik. nu over op een ander voorbeeld van boetvaardigheid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media17
Wat voor beeld roept Nabuchodonosor op? Uit de Schrift ·hebt gij kunnen vernemen dat hij een bloeddorstig en woest man was met de onstuimigheid van een leeuw. Gij hebt gehord dat hij de beenderen van koningen uit de graven haalde; dat hij het volk gevankelijk wegvoerde, dat hij de ogen van de koning blind maakte, nadat deze eerst: zijn eigen kinderen had zien neerhouwen. Gij hebt kunnen vernemen hoe hij de cherubijnen verbrijzelde. Ik bedoel niet de geestelijke, want dat zij verre en moogt gij o mens niet denken. Maar ik doel hier op de gebeeldhouwde van de verzoendeksel, uit welk midden God zijn stem liet vernemen. Voorts vertreden hij het voorhangsel met zijn voeten, bracht het wierookvat weg naar het afgodsbeeld. Alles wat geofferd werd nam hij weg, stak de tempel van de fundamenten af in brand en vernielde op die manier alles wat heilig was. Hoeveel straf verdiende hij voor dit alles; voor het vermoorden van koningen, voor het in brand steken van de tempel, voor het wegvoeren van het volle, voor het plaatsen van de heilige vaten in de afgodstempel? Was hij niet duizendmaal de dood schuldig.
Wat voor beeld roept Nabuchodonosor op? Uit de Schrift ·hebt gij kunnen vernemen dat hij een bloeddorstig en woest man was met de onstuimigheid van een leeuw. Gij hebt gehord dat hij de beenderen van koningen uit de graven haalde; dat hij het volk gevankelijk wegvoerde, dat hij de ogen van de koning blind maakte, nadat deze eerst: zijn eigen kinderen had zien neerhouwen. Gij hebt kunnen vernemen hoe hij de cherubijnen verbrijzelde. Ik bedoel niet de geestelijke, want dat zij verre en moogt gij o mens niet denken. Maar ik doel hier op de gebeeldhouwde van de verzoendeksel, uit welk midden God zijn stem liet vernemen. Voorts vertreden hij het voorhangsel met zijn voeten, bracht het wierookvat weg naar het afgodsbeeld. Alles wat geofferd werd nam hij weg, stak de tempel van de fundamenten af in brand en vernielde op die manier alles wat heilig was. Hoeveel straf verdiende hij voor dit alles; voor het vermoorden van koningen, voor het in brand steken van de tempel, voor het wegvoeren van het volle, voor het plaatsen van de heilige vaten in de afgodstempel? Was hij niet duizendmaal de dood schuldig.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media18
Gij hebt de grootheid van zijn misdaden gezien, beschouw nu ook Gods menslievendheid. Hij was een wild dier geworden, vertoefde in de woestijn waar hij werd gegeseld, opdat hij behouden zou worden. Klauwen had hij als een leeuw. Ook had hij manen, brulde en roofde, at gras als een rund, want hij was een rund omdat hij Degene niet kende die hem het koningschap had geschonken. Hij werd door de dauw bevochtigd, omdat, hoe het vuur door de dauw geblust werd, noch niet geloofde. En wat gebeurt er? 'Na dit alles, zegt hij, heb ik, Nabuchodonosor, mijn ogen naar de hemel opgeheven en de Allerhoogste gezegend, Hij die leeft in de eeuwen, heb ik geprezen en verheerlijkt' (Dan. 4, 34) [b:Dan. 4, 34]. Omdat hij de Allerhoogste erkende, daarom heeft God hem de koninklijke waardigheid teruggeschonken.
Gij hebt de grootheid van zijn misdaden gezien, beschouw nu ook Gods menslievendheid. Hij was een wild dier geworden, vertoefde in de woestijn waar hij werd gegeseld, opdat hij behouden zou worden. Klauwen had hij als een leeuw. Ook had hij manen, brulde en roofde, at gras als een rund, want hij was een rund omdat hij Degene niet kende die hem het koningschap had geschonken. Hij werd door de dauw bevochtigd, omdat, hoe het vuur door de dauw geblust werd, noch niet geloofde. En wat gebeurt er? 'Na dit alles, zegt hij, heb ik, Nabuchodonosor, mijn ogen naar de hemel opgeheven en de Allerhoogste gezegend, Hij die leeft in de eeuwen, heb ik geprezen en verheerlijkt' (Dan. 4, 34) [b:Dan. 4, 34]. Omdat hij de Allerhoogste erkende, daarom heeft God hem de koninklijke waardigheid teruggeschonken.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media19
Wat vertelt u ons nu? Aan Nabuchodonosor? Ja hem, die zulke misdaden heeft bedreven maar ze bekend heeft, schonk God vergeving en hergaf hem de koninklijke waardigheid. Dacht u nu, dat als gij u bekeert en uw leven op waardige wijze inricht, dat Hij u geen vergiffenis zou schenken van uw zonden? Menslievend is de Heer en snel in et vergeven, langzaam echter in het straffen. Niemand mag dus wanhopen aan zijn eigen zielenheil. Petrus, de eerste en voornaamste onder de apostelen, heeft in tegenwoordigheid van een dienstmeisje driemaal de Heer verloochend, maar hij kreeg berouw en weende bitter. Zijn wenen wijst op zijn bekering van harte en daarom ontving hij niet slechts vergiffenis, maar behoefde hij ook niet zijn apostolische waardigheid af te geven, maar mocht haar behouden.
Wat vertelt u ons nu? Aan Nabuchodonosor? Ja hem, die zulke misdaden heeft bedreven maar ze bekend heeft, schonk God vergeving en hergaf hem de koninklijke waardigheid. Dacht u nu, dat als gij u bekeert en uw leven op waardige wijze inricht, dat Hij u geen vergiffenis zou schenken van uw zonden? Menslievend is de Heer en snel in et vergeven, langzaam echter in het straffen. Niemand mag dus wanhopen aan zijn eigen zielenheil. Petrus, de eerste en voornaamste onder de apostelen, heeft in tegenwoordigheid van een dienstmeisje driemaal de Heer verloochend, maar hij kreeg berouw en weende bitter. Zijn wenen wijst op zijn bekering van harte en daarom ontving hij niet slechts vergiffenis, maar behoefde hij ook niet zijn apostolische waardigheid af te geven, maar mocht haar behouden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media20
Gij hebt nu broeders, veel voorbeelden van mensen gezien die gezondigd hadden, maar zich bekeerd hebben en gered werden. Nu is het uw beurt uw schuld te belijden voor de Heer, opdat gij niet alleen vergiffenis moogt verkrijgen van zonden die voorbij zijn, maar ook waardig bevonden moogt worden voor de hemelse gaven en met alle heiligen het hemels koninkrijk deelachtig moogt worden in Christus Jezus onze Heer, aan Wie de glorie zij in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Gij hebt nu broeders, veel voorbeelden van mensen gezien die gezondigd hadden, maar zich bekeerd hebben en gered werden. Nu is het uw beurt uw schuld te belijden voor de Heer, opdat gij niet alleen vergiffenis moogt verkrijgen van zonden die voorbij zijn, maar ook waardig bevonden moogt worden voor de hemelse gaven en met alle heiligen het hemels koninkrijk deelachtig moogt worden in Christus Jezus onze Heer, aan Wie de glorie zij in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/9236-over-de-bekering-en-de-vergeving-van-de-zonden-alsmede-over-de-nl