Over het Doopsel
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Over het Doopsel
Catechese III voor de Illuminandi
Gehouden te Jeruzalem
Cyrillus van Jeruzalem
350
Kerkelijke schrijvers - Catecheses
1974, Catechesen van onze heilige vader Cyrillus van Jerusalem I - getypte versie: Benedictusberg, Lemiers
Vert. uit het Grieks
Alineaverdeling en -nummering en Bijbelreferenties naar CCEL
Datering onzeker
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling en -nummering en Bijbelreferenties naar CCEL
Datering onzeker
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1974
Mgr. J.J.M. van Susante
3 mei 2024
9209
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Voorlezing uit de brief aan de Romeinen: 'Of weet gij niet, dat wij allen die gedoopt werden tot de gemeenschap met Jezus Christus, gedoopt zijn tot de gemeenschap met zijn dood? In die gemeenschap met zijn dood zijn wij dus begraven met Hem door het doopsel'. (Rom. 6, 3.4)[b:Rom. 6, 3.4]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media1
'Dat de hemelen zich verheugen en de aarde juichen' (Ps. 96, 11)[b:Ps. 96, 11] om hen die besprenkeld gaan worden met hysop en gereinigd met de geestelijke hysop, door de kracht van hem, die tijdens zijn lijden gelaafd werd met hysop op een rietstaf. Mogen de hemelse mach ten zich verheugen; alsook de zielen, die zich gaan verbinden met de geestelijke bruidegom, zich voorbereiden. Een stem van een roepende werd gehoord in de woestijn: 'Bereid de weg van de Heer'. (Jes. 40, 3)[b:Jes. 40, 3] De uitverkiezing tot het geloof is geen geringe zaak, noch een gewone of onbezonnen verbinding van lichamen, maar één met de Heilige Geest, die alles doorvorst. De aardse huwelijken en verbintenissen geschieden niet altijd met overleg, maar als er rijkdom of schoonheid aanwezig is, stemt de bruidegom gemakkelijk toe. Hier gaat het niet om lichamelijke schoonheid, maar om het ongerepte geweten van de ziel. Hier komt niet de verdoemde mammon te pas, maar de rijkdom van de ziel, de ware vroomheid.
'Dat de hemelen zich verheugen en de aarde juichen' (Ps. 96, 11)[b:Ps. 96, 11] om hen die besprenkeld gaan worden met hysop en gereinigd met de geestelijke hysop, door de kracht van hem, die tijdens zijn lijden gelaafd werd met hysop op een rietstaf. Mogen de hemelse mach ten zich verheugen; alsook de zielen, die zich gaan verbinden met de geestelijke bruidegom, zich voorbereiden. Een stem van een roepende werd gehoord in de woestijn: 'Bereid de weg van de Heer'. (Jes. 40, 3)[b:Jes. 40, 3] De uitverkiezing tot het geloof is geen geringe zaak, noch een gewone of onbezonnen verbinding van lichamen, maar één met de Heilige Geest, die alles doorvorst. De aardse huwelijken en verbintenissen geschieden niet altijd met overleg, maar als er rijkdom of schoonheid aanwezig is, stemt de bruidegom gemakkelijk toe. Hier gaat het niet om lichamelijke schoonheid, maar om het ongerepte geweten van de ziel. Hier komt niet de verdoemde mammon te pas, maar de rijkdom van de ziel, de ware vroomheid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media2
Kinderen van de gerechtigheid, luistert nu naar Johannes die u aanspoort en zegt: 'Maakt recht de weg van de Heer, neemt alle hinderpalen en hindernissen weg, opdat gij recht op het eeuwige leven moogt afgaan. Maakt de vaten van uw ziel zuiver door het onverdacht geloof, om de Heilige Geest te kunnen ontvangen. Begint met uw klederen in boetvaardigheid te wassen, opdat, wanneer gij het huis van de Bruidegom binnengeroepen wordt, rein bevonden moogt worden. Wel roept de Bruidegom allen zonder uitzondering, omdat de genade overvloedig is; het geroep van de herauten met hun luide stemmen brengt allen weer bij elkaar, maar hen die zijn binnengetreden tot de geheimzinnige bruiloft, worden door Dezelfde geschift. Moge niemand van degenen van wie de namen opgetekend worden alsdan horen: 'Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen, zonder bruiloftskleed'? (Mt. 22, 12)[b:Mt. 22, 12] Maar dat dit woord tot u allen gericht moge zijn: 'Welaan getrouwe en goede knecht, over weinig waart gij getrouw, over veel zal Jk u stellen. Treedt binnen in de vreugde van de Heer'. (Mt. 25, 21)[b:Mt. 25, 21]
Kinderen van de gerechtigheid, luistert nu naar Johannes die u aanspoort en zegt: 'Maakt recht de weg van de Heer, neemt alle hinderpalen en hindernissen weg, opdat gij recht op het eeuwige leven moogt afgaan. Maakt de vaten van uw ziel zuiver door het onverdacht geloof, om de Heilige Geest te kunnen ontvangen. Begint met uw klederen in boetvaardigheid te wassen, opdat, wanneer gij het huis van de Bruidegom binnengeroepen wordt, rein bevonden moogt worden. Wel roept de Bruidegom allen zonder uitzondering, omdat de genade overvloedig is; het geroep van de herauten met hun luide stemmen brengt allen weer bij elkaar, maar hen die zijn binnengetreden tot de geheimzinnige bruiloft, worden door Dezelfde geschift. Moge niemand van degenen van wie de namen opgetekend worden alsdan horen: 'Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen, zonder bruiloftskleed'? (Mt. 22, 12)[b:Mt. 22, 12] Maar dat dit woord tot u allen gericht moge zijn: 'Welaan getrouwe en goede knecht, over weinig waart gij getrouw, over veel zal Jk u stellen. Treedt binnen in de vreugde van de Heer'. (Mt. 25, 21)[b:Mt. 25, 21]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaTot nu toe hebt ge buiten de poort gestaan, moge allen echter spoedig kunnen zeggen: 'De Koning heeft mij binnengevoerd in zijn vertrekken; (Hoogl. 1, 4)[b:Hoogl. 1, 4] dat mijn ziel zich verheugen in mijn Heer'. Hij heeft mij bekleed met de klederen van het heil en met de mantel van de blijdschap mij omhangen. Als een bruidegom heeft Hij mij een hoofdtooi gegeven (Jes. 61, 10; Hoogl. 3, 11)[b:Jes. 61, 10; Hoogl. 3, 11] en als een bruid heeft Hij mij uitgedost. Moge uw ziel zonder smet, rimpel of iets dergelijks bevonden worden (Ef. 5, 27)[b:Ef. 5, 27] en verder meewerken met de genade.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media3
Het is inderdaad een grote zaak, broeders, daarom moet gij u er met toewijding aan geven. Ieder zal zich bij God aandienen in tegenwoordigheid van tienduizenden engelenscharen, de Heilige Geest zal zijn zegen drukken op uw zielen; gij zult ingelijfd worden in het leger van de grote Koning. Maakt u daarvoor gereed, bereidt u voor! Het is niet nodig dat gij u bekleedt met zeer schitterende feestgewaden, maar wel met een bewuste vroomheid van ziel. Let in dit bad niet op het gewone water, maar op de geestelijke genade welke door dit water worden geschonken. De offergaven van de altaren zijn van nature zuivere dingen, maar ze worden bezoedeld door aanroeping van de afgoden. Het gewone water ontvangt echter bij aanroeping van de Heilige Geest, van Christus en van de Vader kracht tot heiliging.
Het is inderdaad een grote zaak, broeders, daarom moet gij u er met toewijding aan geven. Ieder zal zich bij God aandienen in tegenwoordigheid van tienduizenden engelenscharen, de Heilige Geest zal zijn zegen drukken op uw zielen; gij zult ingelijfd worden in het leger van de grote Koning. Maakt u daarvoor gereed, bereidt u voor! Het is niet nodig dat gij u bekleedt met zeer schitterende feestgewaden, maar wel met een bewuste vroomheid van ziel. Let in dit bad niet op het gewone water, maar op de geestelijke genade welke door dit water worden geschonken. De offergaven van de altaren zijn van nature zuivere dingen, maar ze worden bezoedeld door aanroeping van de afgoden. Het gewone water ontvangt echter bij aanroeping van de Heilige Geest, van Christus en van de Vader kracht tot heiliging.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media4
Omdat de mens uit ziel en lichaam is samengesteld, daarom is ook het reinigen dubbel: nl. het onstoffelijke reinigt het onstoffelijke en het stoffelijke het stoffelijke. Het water reinigt het lichaam en de Heilige Geest plaatst het merkteken op de ziel, opdat wij, het hart besprenkeld met de Heilige Geest en het lichaam met zuiver water gewassen, (Hebr. 10, 22)[b:Hebr. 10, 22] tot God mogen naderen. Is het tijdstip daar dat ge moogt afdalen, dan moet ge niet op het gewone van het water letten, want het heil ontvangt ge door de werking van de Heilige Geest. Zonder beiden kunt ge onmogelijk christen worden. Niet ik, maar Jezus Christus zelf zegt het, Hij die in deze zaak macht heeft. 'Indien iemand niet geboren wordt ('opnieuw' voegt Hij erbij) uit wateren de Heilige Geest, kan hij het Rijk Gods niet binnengaan' (Joh. 3, 3)[b:Joh. 3, 3]. Hij die met water gedoopt is, zonder dat hij de Heilige Geest heeft ontvangen, heeft de genade niet volledig, noch zal hij, die werken van deugd verricht zonder door het water het: merkteken ontvangen te hebben, het Koninkrijk van de Hemel binnengaan. Het is een kras woord, doch het is niet van mij. Jezus zelf is het die het heeft uitgesproken. Verneemt daarom boe het in de Schrift wordt aangetoond. Cornelius was een rechtvaardig man, die in een visioen engelen heeft mogen zien die in de hemel bij God zijn gebeden en aalmoezen als een gedenkzuil opgericht hadden. Petrus kwam en de Heilige Geest werd uitgestort over degenen die gelovig geworden waren. Zij spraken vreemde talen en profiteerden en toch, na het ontvangen van de Heilige Geest zegt de Schrift: 'Petrus beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus', (Hand. 10, 48)[b:Hand. 10, 48] opdat de ziel door het geloof herboren, ook het lichaam deel zou krijgen aan de genade van het water.
Omdat de mens uit ziel en lichaam is samengesteld, daarom is ook het reinigen dubbel: nl. het onstoffelijke reinigt het onstoffelijke en het stoffelijke het stoffelijke. Het water reinigt het lichaam en de Heilige Geest plaatst het merkteken op de ziel, opdat wij, het hart besprenkeld met de Heilige Geest en het lichaam met zuiver water gewassen, (Hebr. 10, 22)[b:Hebr. 10, 22] tot God mogen naderen. Is het tijdstip daar dat ge moogt afdalen, dan moet ge niet op het gewone van het water letten, want het heil ontvangt ge door de werking van de Heilige Geest. Zonder beiden kunt ge onmogelijk christen worden. Niet ik, maar Jezus Christus zelf zegt het, Hij die in deze zaak macht heeft. 'Indien iemand niet geboren wordt ('opnieuw' voegt Hij erbij) uit wateren de Heilige Geest, kan hij het Rijk Gods niet binnengaan' (Joh. 3, 3)[b:Joh. 3, 3]. Hij die met water gedoopt is, zonder dat hij de Heilige Geest heeft ontvangen, heeft de genade niet volledig, noch zal hij, die werken van deugd verricht zonder door het water het: merkteken ontvangen te hebben, het Koninkrijk van de Hemel binnengaan. Het is een kras woord, doch het is niet van mij. Jezus zelf is het die het heeft uitgesproken. Verneemt daarom boe het in de Schrift wordt aangetoond. Cornelius was een rechtvaardig man, die in een visioen engelen heeft mogen zien die in de hemel bij God zijn gebeden en aalmoezen als een gedenkzuil opgericht hadden. Petrus kwam en de Heilige Geest werd uitgestort over degenen die gelovig geworden waren. Zij spraken vreemde talen en profiteerden en toch, na het ontvangen van de Heilige Geest zegt de Schrift: 'Petrus beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus', (Hand. 10, 48)[b:Hand. 10, 48] opdat de ziel door het geloof herboren, ook het lichaam deel zou krijgen aan de genade van het water.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media5
Verlangt nu iemand te weten waarom de genade door het water en niet door een ander element geschonken wordt, dan zal hij dat vinden wanneer hij de goddelijke Schriften ter hand neemt. Iets schoons is het water en van de vier elementen het schoonste. De woonplaats van de Engelen is de hemel, maar uit water zijn de hemelen samengesteld. De aarde is het gebied van de mensen, maar uit water bestaat zij. Voordat er in de zes scheppingsdagen iets geschapen was, 'voer de Geest van God over de wateren' (Gen. 1, 2)[b:Gen. 1, 2]. Het begin van de wereld, of zo gij wilt haar uitgangspunt was water; het begin van het Evangelie was de Jordaan. De bevrijding van de Israëlieten uit de macht van de Farao geschiedde door de zee en de bevrijding van de zonden voor de wereld door het waterbad in het woord (Ef. 5, 26)[b:Ef. 5, 26] Gods. Waar met iemand een verdrag gesloten werd, daar kwam ook het water te pas. Na de zondvloed werd een verbond met Noë gesloten; een verbond met Israël op de berg Sinaï met water, purperwol en hysop (Hebr. 9, 19)[b:Hebr. 9, 19]. Elias werd ten hemel opgenomen, maar niet zonder water, want eerst steekt hij de Jordaan over om vervolgens in een met paarden bespannen wagen ten hemel te worden opgenomen. De hogepriester wast zich alvorens te gaan offeren. Aäron had zich eerst gewassen en is pas daarna hogepriester geworden. Het zou niet passen voor anderen te bidden, alvorens zich eerst met water te reinigen. Een waterbekken binnen het tabernakel was een voorafbeelding van het Doopsel.
Verlangt nu iemand te weten waarom de genade door het water en niet door een ander element geschonken wordt, dan zal hij dat vinden wanneer hij de goddelijke Schriften ter hand neemt. Iets schoons is het water en van de vier elementen het schoonste. De woonplaats van de Engelen is de hemel, maar uit water zijn de hemelen samengesteld. De aarde is het gebied van de mensen, maar uit water bestaat zij. Voordat er in de zes scheppingsdagen iets geschapen was, 'voer de Geest van God over de wateren' (Gen. 1, 2)[b:Gen. 1, 2]. Het begin van de wereld, of zo gij wilt haar uitgangspunt was water; het begin van het Evangelie was de Jordaan. De bevrijding van de Israëlieten uit de macht van de Farao geschiedde door de zee en de bevrijding van de zonden voor de wereld door het waterbad in het woord (Ef. 5, 26)[b:Ef. 5, 26] Gods. Waar met iemand een verdrag gesloten werd, daar kwam ook het water te pas. Na de zondvloed werd een verbond met Noë gesloten; een verbond met Israël op de berg Sinaï met water, purperwol en hysop (Hebr. 9, 19)[b:Hebr. 9, 19]. Elias werd ten hemel opgenomen, maar niet zonder water, want eerst steekt hij de Jordaan over om vervolgens in een met paarden bespannen wagen ten hemel te worden opgenomen. De hogepriester wast zich alvorens te gaan offeren. Aäron had zich eerst gewassen en is pas daarna hogepriester geworden. Het zou niet passen voor anderen te bidden, alvorens zich eerst met water te reinigen. Een waterbekken binnen het tabernakel was een voorafbeelding van het Doopsel.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media6
Het Doopsel maakte een einde aan het Oude Verbond en was tevens het begin van het Nieuwe. De eerste die het toediende was Johannes. Een grotere dan hij was er niet onder de kinderen van de mensen. Hij was het einde van het profetentijdperk, want alle profeten hielden met Johannes op (Mt. 11, 13)[b:Mt. 11, 13] Tevens was hij het begin van het Evangelie, want aldus staat er geschreven: 'Begin van het Evangelie van Jezus Christus' en verder: 'Johannes was in de woestijn en doopte' (Mc. 1, 1.4)[b:Mc. 1, 1.4]. Wilt gij Elias de Thessbiet te berde brengen, die ten hemel op opgenomen; toch is hij niet groter dan Johannes. Mozes was een zeer groot wetgever en alle profeten waren bewonderenswaardig, maar niet groter dan Johannes. Ik durf het niet om profeten met profeten te vergelijken, maar de Heer, zowel van hen als van ons, heeft bekendgemaakt: 'Een grotere onder de kinderen van de vrouwen is er niet opgestaan' (Mt. 11, 11)[b:Mt. 11, 11]. Niet onder de kinderen van de maagden, maar van de vrouwen. De grote dienaar kan met zijn mededienaren vergeleken worden, maar onvergelijkelijk overtreft de Zoon de slaven in genade. Hieruit kunt u opmaken hoe groot die mens moet zijn geweest, die God had uitverkoren tot eerste uitdeler van die genade. Een man, arm aan goederen, die de woestijn beminde zonder de mensen te haten. Hij at sprinkhanen en zijn ziel kreeg vleugels. Hij voedde zich met honing, was gekleed ineen kemelharen kleed en was een voorbeeld van ascetisch leven. Toen hij nog gedragen werd in de moederschoot, werd hij door de H. Geest geheiligd. Ook Jeremias werd in de moederschoot (Jer. 1, 5)[b:Jer. 1, 5] geheiligd, maar hij heeft niet als Johannes geprofiteerd, want alleen van Johannes kan gezegd worden, dat hij nog in de moederschoot verblijvend, opsprong van blijdschap (Lc. 1, 44)[b:Lc. 1, 44], en, nog niet met lichamelijke ogen ziende, herkende hij toch de heer door de Geest. Zo groot moest de bedienaar van het Doopsel zijn, omdat de genade zo groot was.
Het Doopsel maakte een einde aan het Oude Verbond en was tevens het begin van het Nieuwe. De eerste die het toediende was Johannes. Een grotere dan hij was er niet onder de kinderen van de mensen. Hij was het einde van het profetentijdperk, want alle profeten hielden met Johannes op (Mt. 11, 13)[b:Mt. 11, 13] Tevens was hij het begin van het Evangelie, want aldus staat er geschreven: 'Begin van het Evangelie van Jezus Christus' en verder: 'Johannes was in de woestijn en doopte' (Mc. 1, 1.4)[b:Mc. 1, 1.4]. Wilt gij Elias de Thessbiet te berde brengen, die ten hemel op opgenomen; toch is hij niet groter dan Johannes. Mozes was een zeer groot wetgever en alle profeten waren bewonderenswaardig, maar niet groter dan Johannes. Ik durf het niet om profeten met profeten te vergelijken, maar de Heer, zowel van hen als van ons, heeft bekendgemaakt: 'Een grotere onder de kinderen van de vrouwen is er niet opgestaan' (Mt. 11, 11)[b:Mt. 11, 11]. Niet onder de kinderen van de maagden, maar van de vrouwen. De grote dienaar kan met zijn mededienaren vergeleken worden, maar onvergelijkelijk overtreft de Zoon de slaven in genade. Hieruit kunt u opmaken hoe groot die mens moet zijn geweest, die God had uitverkoren tot eerste uitdeler van die genade. Een man, arm aan goederen, die de woestijn beminde zonder de mensen te haten. Hij at sprinkhanen en zijn ziel kreeg vleugels. Hij voedde zich met honing, was gekleed ineen kemelharen kleed en was een voorbeeld van ascetisch leven. Toen hij nog gedragen werd in de moederschoot, werd hij door de H. Geest geheiligd. Ook Jeremias werd in de moederschoot (Jer. 1, 5)[b:Jer. 1, 5] geheiligd, maar hij heeft niet als Johannes geprofiteerd, want alleen van Johannes kan gezegd worden, dat hij nog in de moederschoot verblijvend, opsprong van blijdschap (Lc. 1, 44)[b:Lc. 1, 44], en, nog niet met lichamelijke ogen ziende, herkende hij toch de heer door de Geest. Zo groot moest de bedienaar van het Doopsel zijn, omdat de genade zo groot was.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media7
Johannes doopte in de Jordaan en heel Jeruzalem liep naar hem uit (Mt. 3, 5)[b:Mt. 3, 5], om als eerstelingen te profiteren van het doopsel. Jeruzalem heeft in alle goederen de voorrang. Maar weet gij, inwoners van Jerusalem, hoe zij uitgingen, om door hem gedoopt te worden? 'Hun eigen zonden belijdend' (Mt. 3, 6)[b:Mt. 3, 6]. Eerst toonden zij hun wonden, opdat hij daarna geneesmiddelen zou aanwenden en aan hen die geloofden de bevrijding te verlenen van het eeuwig vuur. Als gij overtuigd wilt worden dat het doopsel van Johannes bestond in de bevrijding van het eeuwig vuur, dan moet gij luisteren naar hetgeen hij zelf zegt: 'Adderenbroed, wie heeft u geleerd de komende wraak te ontvluchten'? (Mt. 3, 7)[b:Mt. 3, 7] Wees dus geen adder meer, maar gij die eens adderengebroed waart, ontdoet u van uw vorig zondig leven. Iedere slang die een engte binnendringt, legt zijn ouderdom af door zich samen te persen en na zijn oudheid te hebben afgelegd, wordt zij weer jong in haar lichaam. Gaat ook gij binnen door de enge en nauwe deur (Mt. 7, 13.14)[b:Mt. 7, 13.14], krimpt u in door te vasten, gebruik geweld tegen uw ondergang, doet de mens met zijn werken uit en zeg dit woord uit het Hooglied: 'Ik ontdeed mij van mijn kleed, hoe kan ik het weer aandoen?' (Hoogl. 5, 3)[b:Hoogl. 5, 3]
Johannes doopte in de Jordaan en heel Jeruzalem liep naar hem uit (Mt. 3, 5)[b:Mt. 3, 5], om als eerstelingen te profiteren van het doopsel. Jeruzalem heeft in alle goederen de voorrang. Maar weet gij, inwoners van Jerusalem, hoe zij uitgingen, om door hem gedoopt te worden? 'Hun eigen zonden belijdend' (Mt. 3, 6)[b:Mt. 3, 6]. Eerst toonden zij hun wonden, opdat hij daarna geneesmiddelen zou aanwenden en aan hen die geloofden de bevrijding te verlenen van het eeuwig vuur. Als gij overtuigd wilt worden dat het doopsel van Johannes bestond in de bevrijding van het eeuwig vuur, dan moet gij luisteren naar hetgeen hij zelf zegt: 'Adderenbroed, wie heeft u geleerd de komende wraak te ontvluchten'? (Mt. 3, 7)[b:Mt. 3, 7] Wees dus geen adder meer, maar gij die eens adderengebroed waart, ontdoet u van uw vorig zondig leven. Iedere slang die een engte binnendringt, legt zijn ouderdom af door zich samen te persen en na zijn oudheid te hebben afgelegd, wordt zij weer jong in haar lichaam. Gaat ook gij binnen door de enge en nauwe deur (Mt. 7, 13.14)[b:Mt. 7, 13.14], krimpt u in door te vasten, gebruik geweld tegen uw ondergang, doet de mens met zijn werken uit en zeg dit woord uit het Hooglied: 'Ik ontdeed mij van mijn kleed, hoe kan ik het weer aandoen?' (Hoogl. 5, 3)[b:Hoogl. 5, 3]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMisschien bevindt zich onder u een huichelaar, die de mensen zoekt te behagen, die vroomheid wil aanwenden maar niet gelooft in zijn hart, die de huichelarij van Simon de tovenaar aanhangt, die zich niet aanbiedt om de genade deelachtig te worden, maar om er een andere winst uit te halen. Ook hij zal van Johannes te horen krijgen: 'Reeds ligt de bijl aan de wortel van de boom; iedere boom die geen goede vruchten voortbrengt zal omgehouwen worden en in het vuur geworpen' (Mt. 3, 10)[b:Mt. 3, 10].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media8
Wat moeten wij dan doen? Welke zijn de vruchten van boetvaardigheid? 'Wie twee paar kleren heeft, moet delen met wie er geen heeft' (Lc. 3, 11)[b:Lc. 3, 11]. Geloofwaardig was degene die dit leerde. Hij behoefde zich om zo te zeggen niet te schamen, daar zijn geweten zijn tong niet terughield. 'Wie te eten heeft, moet hetzelfde doen'. Gij wilt van de genade van de Heilige Geest profiteren en gij gunt de armen niet eens de stoffelijke spijzen? Grote dingen tracht gij te krijgen, en van het kleine deelt gij niets mee? Of gij tollenaar zijt of ontuchtige, hoop op heil! 'De tollenaars en zondaressen zullen eerder het Rijk Gods binnengaan dan gij' (Mt. 21, 31)[b:Mt. 21, 31]. En Paulus getuigt: 'Geen ontuchtigen, afgodendienaars enz. zullen deel hebben aan het koninkrijk Gods. En dit waren sommigen van u. Maar gij zijt rein gewassen, gij zijt geheiligd' (1 Kor. 6, 9.10)[b:1 Kor. 6, 9.10]. Hij zei niet: 'Sommigen van u zijt, maar: Dit zijn sommigen van u geweest'. De zonde die in onbedrevenheid wordt bedreven, wordt vergeven, maar de hardnekkige boosheid wordt gestraft.
Wat moeten wij dan doen? Welke zijn de vruchten van boetvaardigheid? 'Wie twee paar kleren heeft, moet delen met wie er geen heeft' (Lc. 3, 11)[b:Lc. 3, 11]. Geloofwaardig was degene die dit leerde. Hij behoefde zich om zo te zeggen niet te schamen, daar zijn geweten zijn tong niet terughield. 'Wie te eten heeft, moet hetzelfde doen'. Gij wilt van de genade van de Heilige Geest profiteren en gij gunt de armen niet eens de stoffelijke spijzen? Grote dingen tracht gij te krijgen, en van het kleine deelt gij niets mee? Of gij tollenaar zijt of ontuchtige, hoop op heil! 'De tollenaars en zondaressen zullen eerder het Rijk Gods binnengaan dan gij' (Mt. 21, 31)[b:Mt. 21, 31]. En Paulus getuigt: 'Geen ontuchtigen, afgodendienaars enz. zullen deel hebben aan het koninkrijk Gods. En dit waren sommigen van u. Maar gij zijt rein gewassen, gij zijt geheiligd' (1 Kor. 6, 9.10)[b:1 Kor. 6, 9.10]. Hij zei niet: 'Sommigen van u zijt, maar: Dit zijn sommigen van u geweest'. De zonde die in onbedrevenheid wordt bedreven, wordt vergeven, maar de hardnekkige boosheid wordt gestraft.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media9
Als roem van het Doopsel hebt gij de eniggeboren Zoon van God zelf. Waar dient het mij nog voor om over de mens te spreken? Groot is Johannes, maar wat maakt dat uit tegenover de Heer? Luidt klinkt zijn stem, maar wat in vergelijking met het Woord? De heraut is zeer luisterrijk maar hoe in vergelijking met de Koning? Verheven is hij die doopt, maar wat in vergelijking met Heren die doopt met water en vuur in de Heilige Geest (Mt. 3, 11)[b:Mt. 3, 11]. Met de H. Geest en vuur heeft de Zaligmaker de Apostelen gedoopt, toen plotseling een gedruis uit de hemel kwam als vaneen hevige windvlaag en het gehele huis waar zij vergaderd waren vervulde. Hun verschenen vurige tongen, spreidden zich rond en zette zich op ieder van hen neer en allen werden vervuld van de Heilige Geest (Hand. 2, 2)[b:Hand. 2, 2].
Als roem van het Doopsel hebt gij de eniggeboren Zoon van God zelf. Waar dient het mij nog voor om over de mens te spreken? Groot is Johannes, maar wat maakt dat uit tegenover de Heer? Luidt klinkt zijn stem, maar wat in vergelijking met het Woord? De heraut is zeer luisterrijk maar hoe in vergelijking met de Koning? Verheven is hij die doopt, maar wat in vergelijking met Heren die doopt met water en vuur in de Heilige Geest (Mt. 3, 11)[b:Mt. 3, 11]. Met de H. Geest en vuur heeft de Zaligmaker de Apostelen gedoopt, toen plotseling een gedruis uit de hemel kwam als vaneen hevige windvlaag en het gehele huis waar zij vergaderd waren vervulde. Hun verschenen vurige tongen, spreidden zich rond en zette zich op ieder van hen neer en allen werden vervuld van de Heilige Geest (Hand. 2, 2)[b:Hand. 2, 2].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media10
Wie het Doopsel niet ontvangt, heeft ook het heil niet, uitgezonderd de martelaren, die zonder het water het koninkrijk verkrijgen. Op het ogenblik dat de Zaligmaker de gehele wereld verloste door het kruis, en zijn zijde doorboord werd, vloeide er water en bloed uit, opdat in tijden van vrede de eerste in water gedoopt zouden worden en de anderen in tijden van vervolging in hun eigen bloed. Ook het martelaarschap heeft de Zaligmaker "Doopsel genoemd. 'Kunt gij de kelk drinken die Ik drink en gedoopt worden met het Doopsel waarmee Ik gedoopt word?' (Mc. 10, 38)[b:Mc. 10, 38] De martelaren geven getuigenis, terwijl zij voor de wereld een schouwspel zijn geworden, alsook voor engelen en mensen (1 Kor. 4, 9)[b:1 Kor. 4, 9]. Ook gij zult binnen korte tijd getuigenis afleggen. Maar het moment is nog niet gekomen om daaromtrent iets te vernemen.
Wie het Doopsel niet ontvangt, heeft ook het heil niet, uitgezonderd de martelaren, die zonder het water het koninkrijk verkrijgen. Op het ogenblik dat de Zaligmaker de gehele wereld verloste door het kruis, en zijn zijde doorboord werd, vloeide er water en bloed uit, opdat in tijden van vrede de eerste in water gedoopt zouden worden en de anderen in tijden van vervolging in hun eigen bloed. Ook het martelaarschap heeft de Zaligmaker "Doopsel genoemd. 'Kunt gij de kelk drinken die Ik drink en gedoopt worden met het Doopsel waarmee Ik gedoopt word?' (Mc. 10, 38)[b:Mc. 10, 38] De martelaren geven getuigenis, terwijl zij voor de wereld een schouwspel zijn geworden, alsook voor engelen en mensen (1 Kor. 4, 9)[b:1 Kor. 4, 9]. Ook gij zult binnen korte tijd getuigenis afleggen. Maar het moment is nog niet gekomen om daaromtrent iets te vernemen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media11
Door Zichzelf te laten dopen heeft Jezus het Doopsel geheiligd. Als Zoon van God heeft Hij zich laten dopen, wie kan dan nog voor vroom gelden, die het Doopsel geringacht? Hij werd echter niet gedoopt om vergiffenis van zonden te verkrijgen (want Hij was zonder zonden), maar Hij liet zich dopen om goddelijke waardigheid en genade te verschaffen voor al degenen die zich zouden laten dopen. 'Omdat de kinderen deel hebben aan vlees en bloed, daarom ook was Hij daaraan deelachtig' (Heb. 2, 14)[b:Heb. 2, 14], opdat wij, deelachtig geworden aan zijn aanwezigheid in het vlees, ook deelachtig worden aanzijn goddelijke genade. Zo liet Jezus zich dopen, omdat tengevolge van dat deelgenootschap, wij daardoor ook met het heil onze waardigheid terug mogen ontvangen. Job, die de Jordaan voor ogen had, zag de draak in het water (Job 40, 23)[b:Job 40, 23]; daar Christus de draak moest verpletteren (Ps. 74, 14)[[b:Ps. 74, 14]], daalde Hij af en bond de sterke in het water, opdat wij de kracht zouden krijgen over slangen en schorpioenen (Lc. 10, 19)[b:Lc. 10, 19] te gaan'. Het was geen onnozel dier, maar wild en vreeswekkend. 'Geen visserschuit kon haar bij haar staart meesleuren, want voor haar uit gaat het verderf' (Job 40, 26)[b:Job 40, 26]. Het richt allen ten gronde (Job 41, 13)[b:Job 41, 13], maar het Leven kwam toegelopen, opdat in het vervolg de dood gemuilband zou worden, en allen geredden zouden kunnen zeggen: 'Waar o dood, is uw overwinning; waar o hel is uw angel?' (1 Kor. 15, 55)[b:1 Kor. 15, 55] De angel wordt door het Doopsel krachteloos gemaakt.
Door Zichzelf te laten dopen heeft Jezus het Doopsel geheiligd. Als Zoon van God heeft Hij zich laten dopen, wie kan dan nog voor vroom gelden, die het Doopsel geringacht? Hij werd echter niet gedoopt om vergiffenis van zonden te verkrijgen (want Hij was zonder zonden), maar Hij liet zich dopen om goddelijke waardigheid en genade te verschaffen voor al degenen die zich zouden laten dopen. 'Omdat de kinderen deel hebben aan vlees en bloed, daarom ook was Hij daaraan deelachtig' (Heb. 2, 14)[b:Heb. 2, 14], opdat wij, deelachtig geworden aan zijn aanwezigheid in het vlees, ook deelachtig worden aanzijn goddelijke genade. Zo liet Jezus zich dopen, omdat tengevolge van dat deelgenootschap, wij daardoor ook met het heil onze waardigheid terug mogen ontvangen. Job, die de Jordaan voor ogen had, zag de draak in het water (Job 40, 23)[b:Job 40, 23]; daar Christus de draak moest verpletteren (Ps. 74, 14)[[b:Ps. 74, 14]], daalde Hij af en bond de sterke in het water, opdat wij de kracht zouden krijgen over slangen en schorpioenen (Lc. 10, 19)[b:Lc. 10, 19] te gaan'. Het was geen onnozel dier, maar wild en vreeswekkend. 'Geen visserschuit kon haar bij haar staart meesleuren, want voor haar uit gaat het verderf' (Job 40, 26)[b:Job 40, 26]. Het richt allen ten gronde (Job 41, 13)[b:Job 41, 13], maar het Leven kwam toegelopen, opdat in het vervolg de dood gemuilband zou worden, en allen geredden zouden kunnen zeggen: 'Waar o dood, is uw overwinning; waar o hel is uw angel?' (1 Kor. 15, 55)[b:1 Kor. 15, 55] De angel wordt door het Doopsel krachteloos gemaakt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media12
Gij daalt, beladen met uw zonden, af in het water, maar de genade die afgeroepen werd en uw ziel met een merkteken voorzag, laat niet meer toe dat gij door die vreselijke draak verslonden wordt. Gestorven in uw zonden zijt gij neergedaald, levend gemaakt in gerechtigheid stijgt gij omhoog. 'Wij zijn één geworden met hem door het beeld van zijn dood) nu moeten wij hem ook volgen in zijn opstanding'. Gelijk Jezus, na de zonden van de gehele wereld op Zich te hebben genomen, gestorven is (Rom. 6, 5)[b:Rom. 6, 5], om, na de zonden gedood te hebben te verrijzen in gerechtigheid, zo daalt ook gij in het water af om als het ware in het water begraven te worden, zoals Hij in de rots; en wordt gij wederom opgewekt om in een nieuw leven te wandelen. (Rom. 6, 4)[b:Rom. 6, 4]
Gij daalt, beladen met uw zonden, af in het water, maar de genade die afgeroepen werd en uw ziel met een merkteken voorzag, laat niet meer toe dat gij door die vreselijke draak verslonden wordt. Gestorven in uw zonden zijt gij neergedaald, levend gemaakt in gerechtigheid stijgt gij omhoog. 'Wij zijn één geworden met hem door het beeld van zijn dood) nu moeten wij hem ook volgen in zijn opstanding'. Gelijk Jezus, na de zonden van de gehele wereld op Zich te hebben genomen, gestorven is (Rom. 6, 5)[b:Rom. 6, 5], om, na de zonden gedood te hebben te verrijzen in gerechtigheid, zo daalt ook gij in het water af om als het ware in het water begraven te worden, zoals Hij in de rots; en wordt gij wederom opgewekt om in een nieuw leven te wandelen. (Rom. 6, 4)[b:Rom. 6, 4]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media13
Wanneer gij de genade hebt mogen ontvangen, dan hebt gij daarbij ook de kracht gekregen om tegen de vijandige machten te strijden. Gelijk Hij na zijn doopsel veertig dagen werd bekoord niet dat Hij voordien niet kon overwinnen, maar omdat Hij alles ordelijk en regelmatig wilde doen - zo moet ook gij het niet wagen om vóór het Doopsel met tegenstanders te redetwisten, Maar het gij de genade ontvangen, dan kunt gij vol vertrouwen de wapenen van de gerechtigheid (2 Kor. 6, 7)[b:2 Kor. 6, 7] opnemen en de strijd aanbinden en indien gij wilt, het Evangelie prediken.
Wanneer gij de genade hebt mogen ontvangen, dan hebt gij daarbij ook de kracht gekregen om tegen de vijandige machten te strijden. Gelijk Hij na zijn doopsel veertig dagen werd bekoord niet dat Hij voordien niet kon overwinnen, maar omdat Hij alles ordelijk en regelmatig wilde doen - zo moet ook gij het niet wagen om vóór het Doopsel met tegenstanders te redetwisten, Maar het gij de genade ontvangen, dan kunt gij vol vertrouwen de wapenen van de gerechtigheid (2 Kor. 6, 7)[b:2 Kor. 6, 7] opnemen en de strijd aanbinden en indien gij wilt, het Evangelie prediken.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media14
Al was Jezus de Zoon van God, toch heeft vóór het Doopsel niet gepredikt. Indien de Heer zelf volgens de tijdorde te werk ging, zou het dan voor ons slavengoed zijn ordeloos te werk te gaan? Pas nadat de Heilige Geest over Hem in de stoffelijke gedaante van een duif was neergedaald (Lc. 3, 22)[b:Lc. 3, 22], begon Hij met de prediking (Mt. 4, 17)[b:Mt. 4, 17]. Niet dat Jezus Hem, toen voor het eerst zag - Hij kende Hem reeds voordat Hij onder een lichamelijke gedaante kwam maar opdat Johannes de Doper Hem zou zien. Want hij sprak: Ik kende Hem niet, maar Hij die mij zond om in water te dopen, Hij sprak tot mij: op Wie gij de Geest ziet neerdalen en rusten, Hij is het' (Joh. 1, 33)[b:Joh. 1, 33]. Indien ook bij u de vroomheid oprecht is, dan daalt de Heilige Geest ook over u neer, en zal de stern van de Vader vanuit de hemel zich ook aan u laten horen, niet deze is Mijn Zoon, maar: deze is nu Mijn zoon geworden'. Alleen van Christus geldt: 'Deze is mijn Zoon' , omdat Hij te allen tijden Gods Zoon is. Van u echter kan gezegd worden: Deze is nu mijn zoon geworden, omdat gij het niet van nature hebt, maar door wilsbeschikking het zoonschap verkrijgt. Hij is het eeuwig, gij ontvangt de genade in de loop van de tijd.
Al was Jezus de Zoon van God, toch heeft vóór het Doopsel niet gepredikt. Indien de Heer zelf volgens de tijdorde te werk ging, zou het dan voor ons slavengoed zijn ordeloos te werk te gaan? Pas nadat de Heilige Geest over Hem in de stoffelijke gedaante van een duif was neergedaald (Lc. 3, 22)[b:Lc. 3, 22], begon Hij met de prediking (Mt. 4, 17)[b:Mt. 4, 17]. Niet dat Jezus Hem, toen voor het eerst zag - Hij kende Hem reeds voordat Hij onder een lichamelijke gedaante kwam maar opdat Johannes de Doper Hem zou zien. Want hij sprak: Ik kende Hem niet, maar Hij die mij zond om in water te dopen, Hij sprak tot mij: op Wie gij de Geest ziet neerdalen en rusten, Hij is het' (Joh. 1, 33)[b:Joh. 1, 33]. Indien ook bij u de vroomheid oprecht is, dan daalt de Heilige Geest ook over u neer, en zal de stern van de Vader vanuit de hemel zich ook aan u laten horen, niet deze is Mijn Zoon, maar: deze is nu Mijn zoon geworden'. Alleen van Christus geldt: 'Deze is mijn Zoon' , omdat Hij te allen tijden Gods Zoon is. Van u echter kan gezegd worden: Deze is nu mijn zoon geworden, omdat gij het niet van nature hebt, maar door wilsbeschikking het zoonschap verkrijgt. Hij is het eeuwig, gij ontvangt de genade in de loop van de tijd.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media15
Maakt uw ziel dus gereed, opdat gij, zoon Gods, erfgenaam van God moogt worden (Rom. 8, 17)[b:Rom. 8, 17]. Indien gij u voorbereid het zo te ontvangen, indien gij nadert met geloof om een gelovige te worden, indien gij de oude mens van harte aflegt, dan zal het ook gebeuren. Alles wat gij misdaan moogt hebben, zal vergeven worden, zelfs al is het echtbreuk, ontucht of iets anders van dien aard. Bestaat er een grotere zonden dan het kruisigen van Christus? Maar ook hiervan reinigt het Doopsel. Drieduizend van hen die de Heer gekruisigd hadden, boden zich aan en vroegen: 'Wat moeten wij doen, mannen broeders (Hand. 2, 37)[b:Hand. 2, 37], want groot is de wonde door ons aangebracht? Petrus, gij hebt ons vallen verweten door te zeggen: Gij hebt de Heer van het leven gedood (Hand. 3, 15)[b:Hand. 3, 15]. Bestaat er voor 'zo'n wonde nog een pleister? Is er voor zulk een smet nog een reinigingsmiddel? Bestaat er nog redding voor zulk een ondergang? Dan zegt hij: 'Bekeert u, en laat ieder van u zich dopen in de naam van onze Heer Jezus Christus tot vergiffenis van uw zonden en gij zult de gaven van de Heilige Geest ontvangen' (Hand. 2, 38)[b:Hand. 2, 38]. O God, welk een onzegbare menslievendheid? Geen hoop rest hen meer gered te worden en ze worden de Heilige Geest waardig gekeurd! Ziet gij nu de kracht van het H. Doopsel? Beeft iemand van u Christus aan het kruis geslagen door zijn lastertaal; heeft iemand van u Hem verloochend tegenover de mensen uit onwetendheid; heeft iemand door zijn boze werken de leer van Christus gelasterd, laten ze toch allen hoopvol blijven en boetvaardigheid doen, want ook nu wordt aan hem een dergelijke genade geschonken.
Maakt uw ziel dus gereed, opdat gij, zoon Gods, erfgenaam van God moogt worden (Rom. 8, 17)[b:Rom. 8, 17]. Indien gij u voorbereid het zo te ontvangen, indien gij nadert met geloof om een gelovige te worden, indien gij de oude mens van harte aflegt, dan zal het ook gebeuren. Alles wat gij misdaan moogt hebben, zal vergeven worden, zelfs al is het echtbreuk, ontucht of iets anders van dien aard. Bestaat er een grotere zonden dan het kruisigen van Christus? Maar ook hiervan reinigt het Doopsel. Drieduizend van hen die de Heer gekruisigd hadden, boden zich aan en vroegen: 'Wat moeten wij doen, mannen broeders (Hand. 2, 37)[b:Hand. 2, 37], want groot is de wonde door ons aangebracht? Petrus, gij hebt ons vallen verweten door te zeggen: Gij hebt de Heer van het leven gedood (Hand. 3, 15)[b:Hand. 3, 15]. Bestaat er voor 'zo'n wonde nog een pleister? Is er voor zulk een smet nog een reinigingsmiddel? Bestaat er nog redding voor zulk een ondergang? Dan zegt hij: 'Bekeert u, en laat ieder van u zich dopen in de naam van onze Heer Jezus Christus tot vergiffenis van uw zonden en gij zult de gaven van de Heilige Geest ontvangen' (Hand. 2, 38)[b:Hand. 2, 38]. O God, welk een onzegbare menslievendheid? Geen hoop rest hen meer gered te worden en ze worden de Heilige Geest waardig gekeurd! Ziet gij nu de kracht van het H. Doopsel? Beeft iemand van u Christus aan het kruis geslagen door zijn lastertaal; heeft iemand van u Hem verloochend tegenover de mensen uit onwetendheid; heeft iemand door zijn boze werken de leer van Christus gelasterd, laten ze toch allen hoopvol blijven en boetvaardigheid doen, want ook nu wordt aan hem een dergelijke genade geschonken.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media16
Schept moed, Jeruzalem, de Heer zal al uw ongerechtigheden wegnemen;(Sef. 3, 14.15)[b:Sef. 3, 14.15] afwassen zal de Heer de smet van Zijn zonen en dochters door de geest van het gericht en van het vuur (Jes. 55, 4)[b:Jes. 55, 4]. Hij zal zuiver water over u sprenkelen en van al uw zonden zult gij gezuiverd worden (Ez. 36, 25)[b:Ez. 36, 25]. De Engelen zullen om u feest vieren en zeggen; 'Wie is het, die daar zo helder oprijst, steunend op zijn Geliefde?' (Hoogl. 8, 4)[b:Hoogl. 8, 4] De ziel die. vroeger slavin was, kan nu de Heer haar beminde noemen. Die zich een rein geweten eigen heeft gemaakt zal uitroepen: 'Zie, schoon zijt gij, mijn aanstaande; schoon zijt gij, uw tanden zijn als pas geschoren kudden' (Hoogl. 4, 1.2)[b:Hoogl. 4, 1.2], vanwege uw belijdenis uit een goed geweten. En even verder: 'Allen met tweeling-jongen', vanwege de dubbele genade, nl. die u door het water en de Heilige Geest wordt geschonken of die welke het Oude- en Nieuwe verbond verkondigde. Moogt gij allen de wedloop van het vasten volbrengen, onthouden wat er gezegd werd, vruchten voortbrengend in goede werken, onbesmet tot de geestelijke Bruidegom begeven en moogt gij bereiken dat God al uw zonden zal vergeven in Christus Jezus zelf, onze Heer, aan Wie de glorie in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Schept moed, Jeruzalem, de Heer zal al uw ongerechtigheden wegnemen;(Sef. 3, 14.15)[b:Sef. 3, 14.15] afwassen zal de Heer de smet van Zijn zonen en dochters door de geest van het gericht en van het vuur (Jes. 55, 4)[b:Jes. 55, 4]. Hij zal zuiver water over u sprenkelen en van al uw zonden zult gij gezuiverd worden (Ez. 36, 25)[b:Ez. 36, 25]. De Engelen zullen om u feest vieren en zeggen; 'Wie is het, die daar zo helder oprijst, steunend op zijn Geliefde?' (Hoogl. 8, 4)[b:Hoogl. 8, 4] De ziel die. vroeger slavin was, kan nu de Heer haar beminde noemen. Die zich een rein geweten eigen heeft gemaakt zal uitroepen: 'Zie, schoon zijt gij, mijn aanstaande; schoon zijt gij, uw tanden zijn als pas geschoren kudden' (Hoogl. 4, 1.2)[b:Hoogl. 4, 1.2], vanwege uw belijdenis uit een goed geweten. En even verder: 'Allen met tweeling-jongen', vanwege de dubbele genade, nl. die u door het water en de Heilige Geest wordt geschonken of die welke het Oude- en Nieuwe verbond verkondigde. Moogt gij allen de wedloop van het vasten volbrengen, onthouden wat er gezegd werd, vruchten voortbrengend in goede werken, onbesmet tot de geestelijke Bruidegom begeven en moogt gij bereiken dat God al uw zonden zal vergeven in Christus Jezus zelf, onze Heer, aan Wie de glorie in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar deze alinea: 1
Over het artikel: 'En in de éne Heilige Geest, de Vertrooster, die gesproken heeft door de Profeten'. ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/9209-catechese-iii-voor-de-illuminandi-over-het-doopsel-nl