3e Preek over de geboorte des Heren
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
3e Preek over de geboorte des Heren
Preek XXIII
Paus Leo I de Grote
455
Pauselijke geschriften - Homilieën
1960, Sint Paulus Abdij, Oosterhout - Preken voor het liturgische jaar, vertaald en ingeleid door Dom F. Vromen o.s.b.
Benadering datering: n.a.v. A. Chavasse, Corpus Christianorum
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de Vulgaat
Spelling van de vertaling is gehandhaafd
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de Vulgaat
Spelling van de vertaling is gehandhaafd
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1960
Dom F. Vromen o.s.b.
9 december 2023
9085
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
I.
Ongetwijfeld zijt gij vertrouwd, zeer geliefden, met alles wat betrekking heeft op het mysterie, dat wij heden vieren, en hebt gij er vaak over gehoord ; maar zoals aan ongeschonden ogen dit zichtbare licht een waar genot verschaft, zo wordt aan onbedorven harten een eeuwige vreugde geschonken door de geboorte van den Zaligmaker, waarover wij nooit mogen zwijgen, zelfs al zijn wij niet in staat er een uitleg van te geven, die haar waardig is. Want naar wij geloven, is niet alleen op het mysterie, waardoor de Zoon Gods mede eeuwig is met den Vader, maar ook op dezen oorsprong, waardoor het Woord is vlees geworden, (Joh. 1, 14) [b:Joh. 1, 14] van toepassing, wat gezegd is: "Zijn geboorte, wie zal haar verhalen?" (Jes. 53, 8) [b:Jes. 53, 8] God immers, Gods Zoon, één en dezelfde natuur uit en met den Vader, Schepper en Heer van het heelal, Die overal in Zijn volheid tegenwoordig is, en in Zijn volheid boven alles uitgaat, heeft zich in de orde der tijden, die volgens Zijn eigen beschikking verlopen, dezen dag uitgekozen, om tot redding der wereld uit de zalige Maagd Maria geboren te worden met algeheel behoud van de reinheid Zijner Moeder. Want zoals haar maagdelijkheid door de geboorte geen enkel letsel ontving, zo was zij ook onaangetast gebleven door de ontvangenis. "Opdat - zo spreekt de Evangelist vervuld zou worden, wat de Heer door den profeet Isaias gezegd heeft: Zie de Maagd zal in haar schoot ontvangen en een Zoon baren, en zij zullen Hem Emmanuel noemen, hetgeen betekent: God met ons." (Mt. 1, 23) [b:Mt. 1, 23] Want dit wonderlijk baren der heilige Maagd bracht in haar kind één enkele persoon voort, (N.v.dv.: Tegen Nestorius.) [n:5293] waarlijk mens en waarlijk God, daar elk der beide zelfstandigheden niet in die mate haar eigenschappen behield, dat er in hen verschil van personen bestaan kon ; en ook werd het schepsel niet zó tot de vereniging met zijn Schepper opgenomen, dat deze de Bewoner en gene de woning werd, maar op zulk een wijze, dat de ene natuur de andere geheel doordrong. N.v.d.v.: S. Leo gebruikt.. N.v.d.v.: S. Leo gebruikt hier de term misceretur om tegen Nestorius de allerinnigste, substantiële vereniging der beide naturen uit te drukken. Later als de Eutychiaanse kwestie aan de orde gesteld wordt, zal hij het gevaar van deze uitdrukking inzien en iedere mixtio der beide naturen in monophysistische zin formeel verwerpen. De terminologie mixtio, commixtio was vóór dien tijd nog onverdacht en werd begrepen in den zin, waarin de oude Vaders haar steeds gebruikt hadden. Ofschoon er een natuur is, die aangenomen wordt, en een andere, die aanneemt, wordt de verscheidenheid van beide toch tot zulk een eenheid, dat het een en dezelfde Zoon is, Die, in zoverre Hij waarlijk mens is, Zich de mindere noemt van den Vader, (Joh. 14, 28) [b:Joh. 14, 28] en in zoverre Hij waarlijk God is, verklaart aan den Vader gelijk te zijn. (Joh. 10, 30) [b:Joh. 10, 30]
Ongetwijfeld zijt gij vertrouwd, zeer geliefden, met alles wat betrekking heeft op het mysterie, dat wij heden vieren, en hebt gij er vaak over gehoord ; maar zoals aan ongeschonden ogen dit zichtbare licht een waar genot verschaft, zo wordt aan onbedorven harten een eeuwige vreugde geschonken door de geboorte van den Zaligmaker, waarover wij nooit mogen zwijgen, zelfs al zijn wij niet in staat er een uitleg van te geven, die haar waardig is. Want naar wij geloven, is niet alleen op het mysterie, waardoor de Zoon Gods mede eeuwig is met den Vader, maar ook op dezen oorsprong, waardoor het Woord is vlees geworden, (Joh. 1, 14) [b:Joh. 1, 14] van toepassing, wat gezegd is: "Zijn geboorte, wie zal haar verhalen?" (Jes. 53, 8) [b:Jes. 53, 8] God immers, Gods Zoon, één en dezelfde natuur uit en met den Vader, Schepper en Heer van het heelal, Die overal in Zijn volheid tegenwoordig is, en in Zijn volheid boven alles uitgaat, heeft zich in de orde der tijden, die volgens Zijn eigen beschikking verlopen, dezen dag uitgekozen, om tot redding der wereld uit de zalige Maagd Maria geboren te worden met algeheel behoud van de reinheid Zijner Moeder. Want zoals haar maagdelijkheid door de geboorte geen enkel letsel ontving, zo was zij ook onaangetast gebleven door de ontvangenis. "Opdat - zo spreekt de Evangelist vervuld zou worden, wat de Heer door den profeet Isaias gezegd heeft: Zie de Maagd zal in haar schoot ontvangen en een Zoon baren, en zij zullen Hem Emmanuel noemen, hetgeen betekent: God met ons." (Mt. 1, 23) [b:Mt. 1, 23] Want dit wonderlijk baren der heilige Maagd bracht in haar kind één enkele persoon voort, (N.v.dv.: Tegen Nestorius.) [n:5293] waarlijk mens en waarlijk God, daar elk der beide zelfstandigheden niet in die mate haar eigenschappen behield, dat er in hen verschil van personen bestaan kon ; en ook werd het schepsel niet zó tot de vereniging met zijn Schepper opgenomen, dat deze de Bewoner en gene de woning werd, maar op zulk een wijze, dat de ene natuur de andere geheel doordrong. N.v.d.v.: S. Leo gebruikt.. N.v.d.v.: S. Leo gebruikt hier de term misceretur om tegen Nestorius de allerinnigste, substantiële vereniging der beide naturen uit te drukken. Later als de Eutychiaanse kwestie aan de orde gesteld wordt, zal hij het gevaar van deze uitdrukking inzien en iedere mixtio der beide naturen in monophysistische zin formeel verwerpen. De terminologie mixtio, commixtio was vóór dien tijd nog onverdacht en werd begrepen in den zin, waarin de oude Vaders haar steeds gebruikt hadden. Ofschoon er een natuur is, die aangenomen wordt, en een andere, die aanneemt, wordt de verscheidenheid van beide toch tot zulk een eenheid, dat het een en dezelfde Zoon is, Die, in zoverre Hij waarlijk mens is, Zich de mindere noemt van den Vader, (Joh. 14, 28) [b:Joh. 14, 28] en in zoverre Hij waarlijk God is, verklaart aan den Vader gelijk te zijn. (Joh. 10, 30) [b:Joh. 10, 30]
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
De verblinde Arianen, zeer geliefden, waren niet bij machte om deze eenheid waardoor het schepsel allerinnigst met zijn Schepper verbonden wordt, met de ogen van hun verstand te zien, want daar zij niet geloofden, dat Gods Eniggeborene samen met den Vader eenzelfde heerlijkheid en zelfstandigheid bezit, noemden zij de Godheid van den Zoon van een lageren rang en voerden als bewijs daarvoor aan hetgeen betrekking heeft op de slavengestalte. Om aan te tonen, dat deze in Hem niet aan een onderscheiden, niet aan een andere persoon toebehoort, zegt de Zoon Gods in diezelfde gestalte enerzijds: "De Vader is groter dan Ik.", en anderzijds: "Ik en de Vader zijn één." In de gestalte van een slaaf immers, welke Hij om ons te herstellen bij de volheid der tijden heeft aangenomen, is Hij geringer dan de Vader; in de gestalte van God echter, waarin Hij vóór alle eeuwen bestond, is Hij gelijk aan den Vader. In Zijn menselijke kleinheid is Hij geboren uit een vrouw, geboren onder de wet; (Gal. 4, 4) [b:Gal. 4, 4] in Zijn Goddelijke majesteit blijft Hij het Woord Gods, door Hetwelk alles geworden is. (Joh. 1, 3) [b:Joh. 1, 3] Hij derhalve, Die in de gestalte van God den mens gemaakt heeft, is in de gestalte van een slaaf mens geworden ; maar de vereniging van beiden is God omwille van de macht van Hem, Die aannam, zij is mens omwille van de zwakheid van het aangenomene. Want zonder enige vermindering behouden beide naturen haar eigenschappen, en zoals de gestalte van God de gestalte van den slaaf niet vernietigt, zo is ook de gestalte van den slaaf geen vermindering van de gestalte van God. De geheimvolle vereniging van de kracht met de zwakheid maakt het voor den Zoon dus mogelijk zich omwille van die menselijke natuur de mindere van den Vader te noemen: de Godheid echter, Die één is in de Drieheid van den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest sluit ieder idee van ongelijkheid uit. Niets tijdelijks immers bevindt zich hier in de eeuwigheid, niets ongelijks in de natuur; er is slechts één wil, eenzelfde zelfstandigheid, gelijke macht, en er zijn geen drie goden, maar slechts één God, omdat de eenheid werkelijk en onverbrekelijk is, waar geen verscheidenheid zijn kan. In de ongeschonden en volmaakte natuur derhalve van een waren mens is de ware God geboren, geheel in het Zijne, geheel in het onze. Het onze echter noemen wij slechts datgene, wat de Schepper van den beginne af in ons geschapen heeft en wat Hij heeft aangenomen om het te herstellen.
De verblinde Arianen, zeer geliefden, waren niet bij machte om deze eenheid waardoor het schepsel allerinnigst met zijn Schepper verbonden wordt, met de ogen van hun verstand te zien, want daar zij niet geloofden, dat Gods Eniggeborene samen met den Vader eenzelfde heerlijkheid en zelfstandigheid bezit, noemden zij de Godheid van den Zoon van een lageren rang en voerden als bewijs daarvoor aan hetgeen betrekking heeft op de slavengestalte. Om aan te tonen, dat deze in Hem niet aan een onderscheiden, niet aan een andere persoon toebehoort, zegt de Zoon Gods in diezelfde gestalte enerzijds: "De Vader is groter dan Ik.", en anderzijds: "Ik en de Vader zijn één." In de gestalte van een slaaf immers, welke Hij om ons te herstellen bij de volheid der tijden heeft aangenomen, is Hij geringer dan de Vader; in de gestalte van God echter, waarin Hij vóór alle eeuwen bestond, is Hij gelijk aan den Vader. In Zijn menselijke kleinheid is Hij geboren uit een vrouw, geboren onder de wet; (Gal. 4, 4) [b:Gal. 4, 4] in Zijn Goddelijke majesteit blijft Hij het Woord Gods, door Hetwelk alles geworden is. (Joh. 1, 3) [b:Joh. 1, 3] Hij derhalve, Die in de gestalte van God den mens gemaakt heeft, is in de gestalte van een slaaf mens geworden ; maar de vereniging van beiden is God omwille van de macht van Hem, Die aannam, zij is mens omwille van de zwakheid van het aangenomene. Want zonder enige vermindering behouden beide naturen haar eigenschappen, en zoals de gestalte van God de gestalte van den slaaf niet vernietigt, zo is ook de gestalte van den slaaf geen vermindering van de gestalte van God. De geheimvolle vereniging van de kracht met de zwakheid maakt het voor den Zoon dus mogelijk zich omwille van die menselijke natuur de mindere van den Vader te noemen: de Godheid echter, Die één is in de Drieheid van den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest sluit ieder idee van ongelijkheid uit. Niets tijdelijks immers bevindt zich hier in de eeuwigheid, niets ongelijks in de natuur; er is slechts één wil, eenzelfde zelfstandigheid, gelijke macht, en er zijn geen drie goden, maar slechts één God, omdat de eenheid werkelijk en onverbrekelijk is, waar geen verscheidenheid zijn kan. In de ongeschonden en volmaakte natuur derhalve van een waren mens is de ware God geboren, geheel in het Zijne, geheel in het onze. Het onze echter noemen wij slechts datgene, wat de Schepper van den beginne af in ons geschapen heeft en wat Hij heeft aangenomen om het te herstellen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Want van alles, wat de bedrieger daaraan heeft toegevoegd en de bedrogen mens in zich heeft toegelaten, is geen spoor in den Verlosser aanwezig geweest; en hoewel Hij in gemeenschap getreden is met onze menselijke zwakheden, is Hij daarom nog niet deelachtig geworden aan onze misdrijven. Hij nam de gestalte van een slaaf aan, zonder de vlek der zonde; het menselijke verhief Hij, maar Hij verlaagde niet het Goddelijke; want die zelfontlediging, waardoor Hij, de Onzichtbare, zich zichtbaar vertoonde, was een neigen van zijn barmhartigheid, geen falen van Zijn macht.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
III.
Om ons dan uit de banden der eerste zonde en uit de dwalingen der wereld tot de eeuwige zaligheid te roepen, is Hijzelf naar ons afgedaald, tot Wien wij niet konden opklimmen, omdat velen, in wie ongetwijfeld de liefde tot de waarheid leefde, toch in hun onzekere en uiteenlopende meningen bedrogen werden door de geslepenheid der valse demonen, en de menselijke onwetendheid door een zogenaamde wetenschap werd meegesleurd naar de meest verscheidene en tegenstrijdige leerstellingen. Om nu deze smadelijke toestand, waarin de gevangen geesten dienstbaar waren aan den trotsen duivel, weg te nemen, was het onderricht der Wet niet voldoende, en ook kon onze natuur niet hersteld worden door de vermaningen der profeten alleen ; maar aan de voorschriften der zedeleer moest een werkelijke oplossing worden toegevoegd, en door een nieuwen oorsprong moest het geslacht, dat van den beginne af geschonden was, herboren worden. Vgl. Aantekening IV. [n:5291] Om ons te verzoenen moest een offer voor ons worden opgedragen, dat tegelijkertijd tot ons geslacht zou behoren, en toch vreemd zou zijn aan onze smetten, opdat het heilsplan, waardoor God de zonde der wereld door middel van de geboorte en het lijden van Jesus Christus wilde vernietigen, zich zou uitstrekken tot de geslachten van alle eeuwen, en wij niet in verwarring gebracht maar veeleer bevestigd zouden worden door de mysteries, die verschilden volgens de tijdsomstandigheden, hoewel het geloof, waaruit wij leven, in geen enkel tijdperk anders is geweest.
Om ons dan uit de banden der eerste zonde en uit de dwalingen der wereld tot de eeuwige zaligheid te roepen, is Hijzelf naar ons afgedaald, tot Wien wij niet konden opklimmen, omdat velen, in wie ongetwijfeld de liefde tot de waarheid leefde, toch in hun onzekere en uiteenlopende meningen bedrogen werden door de geslepenheid der valse demonen, en de menselijke onwetendheid door een zogenaamde wetenschap werd meegesleurd naar de meest verscheidene en tegenstrijdige leerstellingen. Om nu deze smadelijke toestand, waarin de gevangen geesten dienstbaar waren aan den trotsen duivel, weg te nemen, was het onderricht der Wet niet voldoende, en ook kon onze natuur niet hersteld worden door de vermaningen der profeten alleen ; maar aan de voorschriften der zedeleer moest een werkelijke oplossing worden toegevoegd, en door een nieuwen oorsprong moest het geslacht, dat van den beginne af geschonden was, herboren worden. Vgl. Aantekening IV. [n:5291] Om ons te verzoenen moest een offer voor ons worden opgedragen, dat tegelijkertijd tot ons geslacht zou behoren, en toch vreemd zou zijn aan onze smetten, opdat het heilsplan, waardoor God de zonde der wereld door middel van de geboorte en het lijden van Jesus Christus wilde vernietigen, zich zou uitstrekken tot de geslachten van alle eeuwen, en wij niet in verwarring gebracht maar veeleer bevestigd zouden worden door de mysteries, die verschilden volgens de tijdsomstandigheden, hoewel het geloof, waaruit wij leven, in geen enkel tijdperk anders is geweest.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
IV.
Er moet dan ook een einde komen aan de klachten van hen, die door een godslasterlijk gemor hun ontevredenheid uiten over het Goddelijk heilsbestel en klagen, dat de geboorte des Heren zo laat heeft plaats gehad, alsof de voorafgaande tijden geen aandeel zouden hebben gehad in datgene, wat in het laatste tijdperk der wereld geschied is. De menswording van het Woord verleende toen, als nog in de toekomst gelegen, wat later heeft plaats gehad, en het mysterie van de redding der mensheid is nooit, hoever ook terug in de oudheid, zonder uitwerksel gebleven. Wat de apostelen gepredikt hebben, dat hebben de profeten aangekondigd ; en niet te laat is in vervulling gegaan, wat men te allen tijde geloofd heeft. De wijsheid en goedgunstigheid van God echter heeft ons door deze heilzame vertraging van het verlossingswerk meer geschikt gemaakt om aan haar roeping te beantwoorden, zodat hetgeen door vele tekenen, veel profetieën en veel voorafbeeldingen zoveel eeuwen lang was aangekondigd, in deze dagen van het Evangelie niet meer onzeker zou kunnen zijn, en de geboorte van den Zaligmaker, die alle wonderen en iedere maat van het menselijk verstand te boven zou gaan, een des te standvastiger geloof in ons zou voortbrengen naarmate de prediking van dit geheim vroeger in het verleden zou zijn begonnen en vaker zou hebben plaats gehad. God heeft dus niet door een nieuw besluit, noch door een laat opkomend medelijden voor de mensheid zorg gedragen, maar van de grondvesting der wereld af heeft Hij voor allen een en dezelfde heilsbron ingesteld. De genade Gods immers, waardoor alle heiligen zonder uitzondering gerechtvaardigd zijn, is door Christus' geboorte wel overvloediger geworden, maar niet begonnen, en dit mysterie van grote goedheid, waarvan de gehele wereld reeds vervuld is, was zelfs in zijn voorafbeeldingen zo machtig, dat zij, die er in geloofd hebben, toen het hun nog slechts beloofd was, niet minder verkregen hebben dan zij, die het ontvangen hebben, toen het reeds gegeven was.
Er moet dan ook een einde komen aan de klachten van hen, die door een godslasterlijk gemor hun ontevredenheid uiten over het Goddelijk heilsbestel en klagen, dat de geboorte des Heren zo laat heeft plaats gehad, alsof de voorafgaande tijden geen aandeel zouden hebben gehad in datgene, wat in het laatste tijdperk der wereld geschied is. De menswording van het Woord verleende toen, als nog in de toekomst gelegen, wat later heeft plaats gehad, en het mysterie van de redding der mensheid is nooit, hoever ook terug in de oudheid, zonder uitwerksel gebleven. Wat de apostelen gepredikt hebben, dat hebben de profeten aangekondigd ; en niet te laat is in vervulling gegaan, wat men te allen tijde geloofd heeft. De wijsheid en goedgunstigheid van God echter heeft ons door deze heilzame vertraging van het verlossingswerk meer geschikt gemaakt om aan haar roeping te beantwoorden, zodat hetgeen door vele tekenen, veel profetieën en veel voorafbeeldingen zoveel eeuwen lang was aangekondigd, in deze dagen van het Evangelie niet meer onzeker zou kunnen zijn, en de geboorte van den Zaligmaker, die alle wonderen en iedere maat van het menselijk verstand te boven zou gaan, een des te standvastiger geloof in ons zou voortbrengen naarmate de prediking van dit geheim vroeger in het verleden zou zijn begonnen en vaker zou hebben plaats gehad. God heeft dus niet door een nieuw besluit, noch door een laat opkomend medelijden voor de mensheid zorg gedragen, maar van de grondvesting der wereld af heeft Hij voor allen een en dezelfde heilsbron ingesteld. De genade Gods immers, waardoor alle heiligen zonder uitzondering gerechtvaardigd zijn, is door Christus' geboorte wel overvloediger geworden, maar niet begonnen, en dit mysterie van grote goedheid, waarvan de gehele wereld reeds vervuld is, was zelfs in zijn voorafbeeldingen zo machtig, dat zij, die er in geloofd hebben, toen het hun nog slechts beloofd was, niet minder verkregen hebben dan zij, die het ontvangen hebben, toen het reeds gegeven was.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
VI
Daar nu, zeer geliefden, met een onmiskenbare liefde zulke rijkdommen der Goddelijke goedheid in ons zijn uitgestort, voor wier roeping tot de eeuwigheid niet enkel de voorbeelden uit vroegere tijden van nut zijn geweest, maar aan wie daarenboven de Waarheid zelf zichtbaar en lichamelijk verschenen is, mogen wij niet met een lauwe of vleselijke blijdschap den dag van 's Heren geboorte vieren. Elkeen zal dit waardig en gewetensvol doen, als ieder zich herinnert van welk Lichaam hij een lidmaat en met welk Hoofd hij verbonden is, opdat hij niet als een slechte verbindingssteen geweerd worde uit het heilige bouwwerk. Ziet toe, zeer geliefden, en wordt er u door de verlichting van den Heiligen Geest wijselijk van bewust, Wie ons in Zich heeft opgenomen, en Wien wij in ons ontvangen hebben: want zoals de Heer Jesus ons vlees geworden is door Zijn geboorte, zo zijn ook wij Zijn Lichaam geworden door onze wedergeboorte. Wij zijn dus tegelijkertijd de ledematen van Christus en de tempel van den Heiligen Geest: en om deze reden zegt de zalige Apostel: "Verheerlijkt en draagt God in uw lichaam." (1 Kor. 6, 20) [b:1 Kor. 6, 20] Door ons het voorbeeld van Zijn zachtmoedigheid en nederigheid in te prenten, vervult de Heer ons juist met die deugd, waarvoor Hij ons heeft vrijgekocht, volgens Zijn eigen belofte: "Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijt, en Ik zal u verkwikken. Neemt Mijn juk op en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van harte, en gij zult rust vinden voor uw zielen." (Mt. 11, 28 e.v.) [b:Mt. 11, 28] Laten wij dan het zware noch harde juk der Waarheid, Die ons geleidt, op ons nemen, en gelijk worden aan de nederigheid van Hem, aan Wiens glorie wij gelijkvormig willen zijn, terwijl Hijzelf ons helpt en ons naar de vervulling van Zijn beloften voert, Die in Zijn grote barmhartigheid bij machte is om onze zonden te vernietigen en Zijn gaven in ons tot volmaaktheid te brengen, Jesus Christus, onze Heer, Die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Daar nu, zeer geliefden, met een onmiskenbare liefde zulke rijkdommen der Goddelijke goedheid in ons zijn uitgestort, voor wier roeping tot de eeuwigheid niet enkel de voorbeelden uit vroegere tijden van nut zijn geweest, maar aan wie daarenboven de Waarheid zelf zichtbaar en lichamelijk verschenen is, mogen wij niet met een lauwe of vleselijke blijdschap den dag van 's Heren geboorte vieren. Elkeen zal dit waardig en gewetensvol doen, als ieder zich herinnert van welk Lichaam hij een lidmaat en met welk Hoofd hij verbonden is, opdat hij niet als een slechte verbindingssteen geweerd worde uit het heilige bouwwerk. Ziet toe, zeer geliefden, en wordt er u door de verlichting van den Heiligen Geest wijselijk van bewust, Wie ons in Zich heeft opgenomen, en Wien wij in ons ontvangen hebben: want zoals de Heer Jesus ons vlees geworden is door Zijn geboorte, zo zijn ook wij Zijn Lichaam geworden door onze wedergeboorte. Wij zijn dus tegelijkertijd de ledematen van Christus en de tempel van den Heiligen Geest: en om deze reden zegt de zalige Apostel: "Verheerlijkt en draagt God in uw lichaam." (1 Kor. 6, 20) [b:1 Kor. 6, 20] Door ons het voorbeeld van Zijn zachtmoedigheid en nederigheid in te prenten, vervult de Heer ons juist met die deugd, waarvoor Hij ons heeft vrijgekocht, volgens Zijn eigen belofte: "Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijt, en Ik zal u verkwikken. Neemt Mijn juk op en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van harte, en gij zult rust vinden voor uw zielen." (Mt. 11, 28 e.v.) [b:Mt. 11, 28] Laten wij dan het zware noch harde juk der Waarheid, Die ons geleidt, op ons nemen, en gelijk worden aan de nederigheid van Hem, aan Wiens glorie wij gelijkvormig willen zijn, terwijl Hijzelf ons helpt en ons naar de vervulling van Zijn beloften voert, Die in Zijn grote barmhartigheid bij machte is om onze zonden te vernietigen en Zijn gaven in ons tot volmaaktheid te brengen, Jesus Christus, onze Heer, Die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/9085-3e-preek-over-de-geboorte-des-heren-nl