Inhoudsopgave
- Inhoud
1
I.
Onze Verlosser, zeer geliefden, is heden geboren, laten wij ons verheugen. Want er mag geen plaats zijn voor droefheid, waar de geboortedag van het Leven gevierd wordt, dat de vrees voor de sterfelijkheid vernietigd heeft en ons met blijdschap vervult over de beloofde eeuwigheid. Niemand wordt uitgesloten van de deelname aan deze vreugde; er is één reden tot blijdschap, die aan allen gemeen is, daar onze Heer, de verdelger van zonde en dood, gekomen is om allen te verlossen, zoals Hij ook niemand vrij van schuld heeft aangetroffen. Dat de heilige nu juiche, wijl hij nadert tot de overwinning. Dat de zondaar zich verheuge, wijl hij wordt uitgenodigd tot de begenadiging. Dat de heiden nu weer herademe , wijl hij geroepen wordt tot het leven. Toen namelijk de volheid der tijden gekomen was, die door de ondoorgrondelijke diepte van het Goddelijk raadsbesluit was vastgesteld, heeft de Zoon Gods de natuur van het menselijk geslacht aangenomen, om haar met haar Schepper te verzoenen, opdat de duivel, de uitvinder van den dood, door diezelfde natuur, welke hij overwonnen had, overwonnen zou worden. In dien strijd welke om ons begonnen was, werd met een volledige en wonderlijke nakoming van de wetten der billijkheid gestreden, toen de Almachtige Heer niet in Zijn majesteit maar in onze zwakheid met den allerwreedsten vijand den strijd aanbond, en dezelfde gestalte, dezelfde natuur tegenover hem stelde, die wel deelde in onze sterfelijkheid, maar geheel vrij was van iedere zonde. Deze geboorte immers bleef gevrijwaard van hetgeen men over allen leest: Niemand is rein van smet, zelfs het kind niet, dat maar één dag op aarde geleefd heeft. Niets is derhalve van de begeerte des vleses op deze wonderlijke geboorte overgegaan, niets is er van de wet der zonde in overgevloeid. Een maagd van koninklijken bloede uit den stam van David wordt uitverkoren, die, voorbestemd om zwanger te worden van een heilige vrucht, haar goddelijk en menselijk Kind eerder in haar geest dan in haar lichaam zou ontvangen. En opdat zij, onkundig van het verheven raadsbesluit, niet beangst zou worden door de ongewone verschijnselen, verneemt zij in een gesprek met een Engel wat in haar door den Heiligen Geest bewerkt zal worden. En zij acht het geen schending van haar reinheid, dat zij weldra moeder van God zal zijn. Waarom immers zou het ongewone van deze ontvangenis haar onmogelijk toeschijnen, als haar beloofd wordt dat dit het werk zal zijn van de kracht des Allerhoogsten? Daarenboven wordt haar volmaakt geloof nog bevestigd door het getuigenis van een voorafgaand wonder, en wordt aan Elisabeth een onvoorziene vruchtbaarheid gegeven, opdat er geen twijfel zou bestaan, dat Hij, die aan een onvruchtbare ontvangenis gaf, deze ook aan een maagd zou kunnen geven.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
Het Woord Gods, zelf God, de Zoon van God, Die in den beginne bij God was, door Wien alles geworden is en zonder Wien niets geworden is, is dan, om den mens te bevrijden van den eeuwigen dood, mens geworden en heeft, om onze geringheid zonder vermindering van Zijn majesteit aan te nemen, zich zó weten neder te buigen, dat Hij, blijvend wat Hij was en aannemende wat Hij niet was, de werkelijke gestalte van een slaaf verenigd heeft met die gestalte, waarin Hij gelijk is aan God den Vader, en dat Hij beide naturen door zó'n band heeft samengevlochten, dat de verheerlijking de zwakkere natuur niet verteerd heeft en de aanneming geen afbreuk heeft gedaan aan de hogere. Terwijl nu het eigene van beide zelfstandigheden behouden blijft en zij zich verenigen in één persoon, wordt door de majesteit de geringheid, door de kracht de zwakheid, door de eeuwigheid de sterfelijkheid aangenomen; en om de schuld van ons geslacht te kunnen betalen, is een onschendbare natuur verenigd met een lijdelijke natuur, en zijn de ware God en de ware mens verbonden tot de eenheid van den Heer. Want voor onze genezing werd vereist, dat een en dezelfde middelaar tussen God en de mensen kon sterven krachtens de ene natuur en kon verrijzen krachtens de andere. Te recht bracht derhalve de geboorte van het heil geen enkel letsel toe aan de maagdelijke ongeschondenheid, daar het ter wereld komen der Waarheid juist de bescherming der reinheid was. Zulk een geboorte nu, zeer geliefden, paste volkomen aan Gods Kracht en Gods Wijsheid, Christus, omdat Hij daardoor in Zijn mensheid aan ons gelijkvormig werd en in Zijn Godheid boven ons verheven bleef. Als Hij immers niet waarlijk God was, had Hij geen genezing kunnen brengen, als Hij niet waarlijk mens was, had Hij geen voorbeeld kunnen geven. Door de jubelende engelen wordt daarom bij de geboorte des Heren glorie gezongen aan God in den hoge en wordt de vrede aangekondigd op aarde aan de mensen van goeden wil. Zij zien immers het hemels Jerusalem opgebouwd worden uit alle volkeren der wereld: hoezeer moeten zich over dit onuitsprekelijk werk der Goddelijke goedheid de mensen in hun geringheid niet verblijden, als de engelen in hun verhevenheid er zich reeds zo over verheugen?
Referenties naar alinea 2: 1
2e Preek over de Verschijning des Heren ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
III.
Laten wij dan, zeer geliefden, dank brengen aan God den Vader, door Zijn Zoon in den Heiligen Geest, omdat Hij in Zijn grote barmhartigheid, waarmede Hij ons heeft liefgehad, zich over ons ontfermd heeft, en ons, toen wij dood waren door onze zonden, ten leven gewekt heeft in Christus, opdat wij in Hem een nieuw schepsel en een nieuw maaksel zouden zijn. Leggen wij derhalve den ouden mens met zijn werken af en laten wij, nu wij het deelgenootschap aan Christus geboorte verkregen hebben, verzaken aan de werken van het vlees. Erken, o christen, uw waardigheid, en wil niet, nu gij deelachtig geworden zijt aan de goddelijke natuur, door een onwaardig en levenswandel terugvallen in uw oude armzaligheid. Gedenk van welk Hoofd en van welk Lichaam gij een lidmaat zijt. Herinner U, hoe gij ontrukt zijt aan de macht der duisternis en overgebracht in het licht en het rijk van God. Door het Sacrament van het Doopsel zijt gij de tempel geworden van den Heiligen Geest: wil zulk een verheven Bewoner niet door slechte daden uit u verdrijven en u niet opnieuw onderwerpen aan de slavernij van den duivel, daar uw losprijs het bloed van Christus is, daar Hij u in waarheid zal oordelen, Die u in barmhartigheid heeft vrijgekocht, Die met den Vader en den Heiligen Geest heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/9083-1e-preek-over-de-geboorte-des-heren-nl