I.
Onder alle feesten der christenheid, zeer geliefden, is het Paasmysterie, zoals ons welbekend is, het voornaamste, en de instellingen van de gehele jaarkring bereiden er ons ongetwijfeld op voor om dit geheim op waardige en passende wijze te vieren ; maar deze dagen, die, naar wij weten, onmiddellijk voorafgaan aan dit meest verheven geheim der goddelijke barmhartigheid, maken toch wel het allermeest aanspraak op onze godsvrucht. Tijdens deze dagen is te recht door de heilige Apostelen onder voorlichting van den Heiligen Geest een grote vasten ingesteld, opdat ook wij door een gezamenlijke deelname aan Christus' kruis iets zouden volbrengen van wat Hij voor ons voltrokken heeft, zoals de Apostel zegt: "Als wij met Hem lijden, zullen wij ook met Hem verheerlijkt worden". Met vertrouwen en gerustheid kan men de beloofde zaligheid verwachten, als men het deelgenootschap aan het lijden des Heren bezit. Er is niemand, zeer geliefden, voor wien het deelnemen aan dit roemvol feit door de tijdsomstandigheden onmogelijk gemaakt zou worden, alsof de rust van den vrede geen gelegenheid zou bieden voor deugdbeoefening. De Apostel immers verkondigt: "Allen, die vroom willen leven in Christus, zullen vervolging te verduren hebben", en daarom ontbreekt nooit het lijden der vervolging, als de beoefening der vroomheid nooit ontbreekt. De Heer zelf zegt in Zijn vermaningen: "Wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mijner niet waardig", en wij mogen er niet aan twijfelen, dat dit woord niet enkel op de leerlingen van Christus betrekking heeft, maar op alle gelovigen en op de gehele Kerk, die met al haar leden haar heil vernam in diegenen, die aanwezig waren. Zoals men derhalve op ieder tijdstip vroom moeten leven, moet men ook op ieder tijdstip zijn kruis dragen; te recht wordt het voor elkeen "het zijne" genoemd, omdat het door elkeen volgens een eigen maat en omvang gedragen wordt. De naam "vervolging" is altijd dezelfde, maar de oorzaak van den strijd is niet altijd dezelfde, en meestal is er een groter gevaar gelegen in een verborgen belager dan in een openlijke vijand. De zalige Job, die door de wisselvalligheid van het goed en kwaad dezer wereld wijs geworden was, zeide vroom en waarachtig: "Is het leven van den mens geen beproeving?" ; want de ziel van den gelovige wordt niet enkel door pijnen en kwellingen van het lichaam belaagd, maar wordt ook door een ernstige ziekte gekweld, wanneer zij zelf met behoud van de gezondheid der ledematen verwekelijkt door de wellust van het vlees. Maar wanneer het vlees begeert tegen den geest en de geest tegen het vlees, wordt de redelijke ziel toegerust met de bescherming van Christus' kruis, en zij stemt, als zij bekomt wordt, niet toe in haar schadelijke begeerten, omdat zij doorboord wordt door de nagelen der zelfbeheersing en door de vreze Gods. Door het stoken van den duivel ontbreekt het voor hen, die sterk staan in hun goede voornemen, niet aan vijandelijkheden van den kant van degenen, die niet op hen gelijken, en gemakkelijk vervallen zij tot haat, wier slechte zeden nog afschuwelijker worden door een vergelijking met die der gerechtigen. Verdorvenheid heeft geen vrede met gerechtigheid, de dronkenschap haat de matigheid, tussen leugen en waarheid kan geen eendracht bestaan; hoogmoed houdt niet van zachtmoedigheid, brutaliteit niet van bescheidenheid, gierigheid niet van mildheid. En deze tegenstrijdigheid veroorzaakt zulke hardnekkige geschillen, dat zij, zelfs als zij uiterlijk tot rust komt, toch niet ophoudt vrome harten innerlijk te verontrusten, zodat bewaarheid wordt, dat "zij, die vroom willen leven in Christus, vervolging te verduren hebben', en eveneens bewaarheid wordt, ~dat heel dit leven een beproeving is". Door eigen ondervinding onderricht, moet iedere gelovige zich wapenen met Christus' kruis, opdat hij Christus waardig geacht moge worden.