4e Preek over de veertigdaagse Vasten
x
Informatie over dit document
4e Preek over de veertigdaagse Vasten
Preek XLII
Paus Leo I de Grote
455
Pauselijke geschriften - Homilieën
1961, Sint Paulus Abdij, Oosterhout - Preken voor het liturgische jaar, vertaald en ingeleid door Dom F. Vromen o.s.b.
Benadering datering: n.a.v. A. Chavasse, Corpus Christianorum
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de Vulgaat
Spelling van de vertaling is gehandhaafd
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de Vulgaat
Spelling van de vertaling is gehandhaafd
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1961
Dom F. Vromen o.s.b.
28 november 2023
9043
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
I.
Hoe kan ik, zeer geliefden, nu ik U de heiligste en voornaamste vasten ga aankondigen, beter beginnen dan door de woorden van den Apostel aan te halen, in wien Christus placht te spreken, en te zeggen hetgeen voorgelezen is: "Ziet, nu is het de gunstige tijd; ziet, nu is het de dag des heils". (2 Kor. 6, 2) [b:2 Kor. 6, 2] Want ofschoon er geen tijden zijn, die niet vervuld zijn van goddelijke gaven, en Gods genade ons steeds toegang geeft tot Zijn barmhartigheid, moet nu toch de harten van allen met meer ijver streven naar geestelijke vooruitgang en zich laten bezielen met groter vertrouwen, nu de terugkeer van den dag, waarop wij verlost zijn, ons uitnodigt tot alle werken van godsvrucht, opdat wij gereinigd naar ziel en lichaam het geheim van het lijden des Heren mogen vieren, dat alle andere geheimen te boven gaat. Aan zulke verheven mysteries zou men eigenlijk zo'n onophoudelijke devotie en voortdurende verering verschuldigd zijn, dat wij voor Gods aanschijn in die gesteltenis volhardden, waarin het ons betaamt op het Paasfeest zelf bevonden te worden. vgl: N.v.d.v.: Deze hele passus heeft St. Benedictus geïnspireerd bij het schrijven van het 49e hoofdstuk van zijn Regel. [[[934|+693]]] Maar slechts weinigen bezitten deze kracht en zodra de strengere levenswijze met het oog op de zwakheid van het vlees verzacht wordt en onze zorg weer door de verschillende werkzaamheden van dit leven wordt opgeëist, worden zelfs godsdienstige harten onvermijdelijk met het stof der wereld besmeurd. Daarom is er dan ook door een goddelijke instelling met zeer heilzame werking in voorzien, dat wij, om de reinheid van onze zielen weer te verkrijgen, genezing zouden vinden in een oefening van veertig dagen, waarin godvruchtige werken de zonden der andere tijden weer zouden goedmaken en een heilig vasten ze te niet zou doen.
Hoe kan ik, zeer geliefden, nu ik U de heiligste en voornaamste vasten ga aankondigen, beter beginnen dan door de woorden van den Apostel aan te halen, in wien Christus placht te spreken, en te zeggen hetgeen voorgelezen is: "Ziet, nu is het de gunstige tijd; ziet, nu is het de dag des heils". (2 Kor. 6, 2) [b:2 Kor. 6, 2] Want ofschoon er geen tijden zijn, die niet vervuld zijn van goddelijke gaven, en Gods genade ons steeds toegang geeft tot Zijn barmhartigheid, moet nu toch de harten van allen met meer ijver streven naar geestelijke vooruitgang en zich laten bezielen met groter vertrouwen, nu de terugkeer van den dag, waarop wij verlost zijn, ons uitnodigt tot alle werken van godsvrucht, opdat wij gereinigd naar ziel en lichaam het geheim van het lijden des Heren mogen vieren, dat alle andere geheimen te boven gaat. Aan zulke verheven mysteries zou men eigenlijk zo'n onophoudelijke devotie en voortdurende verering verschuldigd zijn, dat wij voor Gods aanschijn in die gesteltenis volhardden, waarin het ons betaamt op het Paasfeest zelf bevonden te worden. vgl: N.v.d.v.: Deze hele passus heeft St. Benedictus geïnspireerd bij het schrijven van het 49e hoofdstuk van zijn Regel. [[[934|+693]]] Maar slechts weinigen bezitten deze kracht en zodra de strengere levenswijze met het oog op de zwakheid van het vlees verzacht wordt en onze zorg weer door de verschillende werkzaamheden van dit leven wordt opgeëist, worden zelfs godsdienstige harten onvermijdelijk met het stof der wereld besmeurd. Daarom is er dan ook door een goddelijke instelling met zeer heilzame werking in voorzien, dat wij, om de reinheid van onze zielen weer te verkrijgen, genezing zouden vinden in een oefening van veertig dagen, waarin godvruchtige werken de zonden der andere tijden weer zouden goedmaken en een heilig vasten ze te niet zou doen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
II.
Nu wij dan, zeer geliefden, de geheimvolle dagen gaan binnentreden, welke aan een genezend vasten gewijd zijn, moeten wij er voor zorgen, aan de voorschriften van den Apostel te gehoorzamen en ons te reiniging van iedere vlek van lichaam en ziel, (2 Kor. 7, 1) [b:2 Kor. 7, 1] opdat de strijd, die tussen de beide substanties gevoerd wordt, bedwongen worde en de geest, die in onderwerping aan Gods leiding de bestuurder van zijn lichaam behoort te zijn, de heerschappij verkrijgen moge, die aan zijn waardigheid toekomt. Zo zullen wij, als wij niemand enigen aanstoot geven, niet bloot staan aan de blaam van onze vijanden. Want met een welverdiende terechtwijzing worden wij door de ongelovigen gehekeld, en door onze schuld worden boze tongen bewapend om den godsdienst te beschimpen, als het gedrag van hen, die vasten, niet overeenkomt met de reinheid van een volmaakte zelfbeheersing. Want ons vasten bestaat, in zijn geheel genomen, niet enkel in de onthouding van spijs, en het voedsel wordt alleen dan op vruchtbare wijze aan het lichaam onttrokken, als de geest wordt af gewend van het kwaad en de tong weerhouden wordt van lasterpraat. Onze vrijheid om te eten moeten wij derhalve zo beteugelen, dat ook de andere begeerten door diezelfde wet in bedwang gehouden worden. Dit is een tijd van zachtmoedigheid en geduld, van vrede en rust, waarin wij, door de besmetting van alle zonden van ons verwijderd te houden, de bestendigheid der deugd moeten verkrijgen. Nu moeten krachtige en vrome christenen de gewoonte aannemen om schulden te vergeven, beledigingen ongestraft te laten, en onrecht te vergeten. Nu moet de gelovige zich oefenen met de wapenen der gerechtigheid in de rechter en in de linker hand, (2 Kor. 6, 7) [b:2 Kor. 6, 7] opdat in eer en schande, in kwade en goede faam zijn gerust geweten en zijn volhardende rechtschapenheid noch door lofprijzingen tot hoogmoed vervallen, noch door smaad ontmoedigd worden. De ingetogenheid der godvruchtigen moet niet neerslachtig zijn, maar heilig, en men mag volstrekt geen gemor en geklaag horen bij hen, aan wie de troost der heilige vreugden nimmer ontbreekt. Bij de werken van barmhartigheid moet men niet vrezen voor vermindering van het aardse bezit. Christelijke armoede is altijd rijk, omdat hetgeen zij bezit waardevoller is dan hetgeen zij niet bezit. En men moet er niet voor terugschrikken om in deze wereld gebrek te lijden, als men het geluk heeft, in den Heer van alle dingen alles te bezitten. Zij derhalve, die weldoen, moeten dan ook volstrekt niet bevreesd zijn, dat het hun ontbreken zal aan middelen om goed te doen, daar zelfs in de twee penningen van de weduwe uit het Evangelie de godsvrucht reeds geroemd wordt, (Lc. 21, 1 e.v.) [b:Lc. 21, 1]en een belangeloos gever voor een beker koud water reeds zijn loon ontvangt. (Mt. 10, 42) [b:Mt. 10, 42] Want naar de innerlijke gesteltenis der weldoeners wordt de maat van hun goedheid geschat: en nooit zullen de vruchten van erbarming aan hem ontbreken, in wien de barmhartigheid zelf niet ophoudt te bestaan. Dit heeft de heilige weduwe van Sarepta ondervonden, (1 Kon. 17, 10) [b:1 Kon. 17, 10] die den zaligen Elias tijdens den hongersnood haar spijs voor één dag, de enige welke zij nog had, voorzette en het weinige meel en het beetje olie zonder dralen afstond, omdat zij aan den honger van den profeet den voorrang gaf boven haar eigen nood. Maar het ontbrak haar niet aan datgene, wat zij vol geloof weggaf, en in de kruiken, die zij door haar liefdevolle gulheid geledigd had, ontsprong een bron van nieuwen voorraad, zodat de overvloed van haar bezit niet verminderde door het heilig gebruik, dat zij er van maakte, juist omdat zij niet gevreesd had het te zullen verliezen.
Nu wij dan, zeer geliefden, de geheimvolle dagen gaan binnentreden, welke aan een genezend vasten gewijd zijn, moeten wij er voor zorgen, aan de voorschriften van den Apostel te gehoorzamen en ons te reiniging van iedere vlek van lichaam en ziel, (2 Kor. 7, 1) [b:2 Kor. 7, 1] opdat de strijd, die tussen de beide substanties gevoerd wordt, bedwongen worde en de geest, die in onderwerping aan Gods leiding de bestuurder van zijn lichaam behoort te zijn, de heerschappij verkrijgen moge, die aan zijn waardigheid toekomt. Zo zullen wij, als wij niemand enigen aanstoot geven, niet bloot staan aan de blaam van onze vijanden. Want met een welverdiende terechtwijzing worden wij door de ongelovigen gehekeld, en door onze schuld worden boze tongen bewapend om den godsdienst te beschimpen, als het gedrag van hen, die vasten, niet overeenkomt met de reinheid van een volmaakte zelfbeheersing. Want ons vasten bestaat, in zijn geheel genomen, niet enkel in de onthouding van spijs, en het voedsel wordt alleen dan op vruchtbare wijze aan het lichaam onttrokken, als de geest wordt af gewend van het kwaad en de tong weerhouden wordt van lasterpraat. Onze vrijheid om te eten moeten wij derhalve zo beteugelen, dat ook de andere begeerten door diezelfde wet in bedwang gehouden worden. Dit is een tijd van zachtmoedigheid en geduld, van vrede en rust, waarin wij, door de besmetting van alle zonden van ons verwijderd te houden, de bestendigheid der deugd moeten verkrijgen. Nu moeten krachtige en vrome christenen de gewoonte aannemen om schulden te vergeven, beledigingen ongestraft te laten, en onrecht te vergeten. Nu moet de gelovige zich oefenen met de wapenen der gerechtigheid in de rechter en in de linker hand, (2 Kor. 6, 7) [b:2 Kor. 6, 7] opdat in eer en schande, in kwade en goede faam zijn gerust geweten en zijn volhardende rechtschapenheid noch door lofprijzingen tot hoogmoed vervallen, noch door smaad ontmoedigd worden. De ingetogenheid der godvruchtigen moet niet neerslachtig zijn, maar heilig, en men mag volstrekt geen gemor en geklaag horen bij hen, aan wie de troost der heilige vreugden nimmer ontbreekt. Bij de werken van barmhartigheid moet men niet vrezen voor vermindering van het aardse bezit. Christelijke armoede is altijd rijk, omdat hetgeen zij bezit waardevoller is dan hetgeen zij niet bezit. En men moet er niet voor terugschrikken om in deze wereld gebrek te lijden, als men het geluk heeft, in den Heer van alle dingen alles te bezitten. Zij derhalve, die weldoen, moeten dan ook volstrekt niet bevreesd zijn, dat het hun ontbreken zal aan middelen om goed te doen, daar zelfs in de twee penningen van de weduwe uit het Evangelie de godsvrucht reeds geroemd wordt, (Lc. 21, 1 e.v.) [b:Lc. 21, 1]en een belangeloos gever voor een beker koud water reeds zijn loon ontvangt. (Mt. 10, 42) [b:Mt. 10, 42] Want naar de innerlijke gesteltenis der weldoeners wordt de maat van hun goedheid geschat: en nooit zullen de vruchten van erbarming aan hem ontbreken, in wien de barmhartigheid zelf niet ophoudt te bestaan. Dit heeft de heilige weduwe van Sarepta ondervonden, (1 Kon. 17, 10) [b:1 Kon. 17, 10] die den zaligen Elias tijdens den hongersnood haar spijs voor één dag, de enige welke zij nog had, voorzette en het weinige meel en het beetje olie zonder dralen afstond, omdat zij aan den honger van den profeet den voorrang gaf boven haar eigen nood. Maar het ontbrak haar niet aan datgene, wat zij vol geloof weggaf, en in de kruiken, die zij door haar liefdevolle gulheid geledigd had, ontsprong een bron van nieuwen voorraad, zodat de overvloed van haar bezit niet verminderde door het heilig gebruik, dat zij er van maakte, juist omdat zij niet gevreesd had het te zullen verliezen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
III.
Er valt echter niet aan te twijfelen, zeer geliefden, of de duivel, die de vijand is van alle deugden, ziet met lede ogen deze oefeningen waartoe gij, naar wij vertrouwen, gaarne bereid zijt, en hij legt er zich met al de kracht van zijn boosheid op toe om voor de vroomheid in de vroomheid zelf strikken te spannen, en om te trachten hen, die hij niet heeft kunnen neervellen door gebrek aan vertrouwen, te overwinnen door eerzucht. Want het kwaad van den hoogmoed grenst aan de goede werken, en de trots belaagt de deugden altijd van nabij, omdat het moeilijk is voor iemand, die lofwaardig leeft, om niet naar menselijken lof te grijpen, tenzij men, als men roemen wil, zoals geschreven staat, in den Heer roeme. (2 Kor. 10, 17) [b:2 Kor. 10, 17] Tegen wiens voornemen echter zou deze boosaardige vijand den strijd niet durven aanbinden? Wiens vasten zou hij niet trachten te schenden, wanneer hij, zoals in de lezing van het Evangelie verhaald is, den Verlosser der wereld zelfs zijn sluwheden niet gespaard heeft? (Mt. 4, 1-11) [b:Mt. 4, 1-11] Daar hij immers verbaasd stond over diens vasten van veertig dagen en nachten, wilde hij op een zeer geslepen wijze achterhalen of hij deze zelfbeheersing bezat als een gave of als iets eigens ; want hij behoefde geen straf te vrezen voor al zijn bedrogplegingen, als Christus slechts die natuur bezat, welke zich in Zijn lichaam openbaarde. Eerst onderzocht hij derhalve listig of Deze de Schepper der wezens was, die de stoffelijke dingen veranderen kon in die werkelijkheden, welke Hij zelf verkoos ; en vervolgens, of onder de gedaante van het menselijk vlees de Godheid Zich soms verborgen hield, voor Wie het gemakkelijk zou zijn om de lucht voor Zich begaanbaar te maken en om Haar aardse ledematen in de ruimte te doen zweven. Maar toen de Heer liever de gerechtigheid van een waarachtigen mens tegenover hem wilde stellen dan de kracht van Zijn Godheid te openbaren, trachtte de duivel met de sluwheid van zijn derde list dit doel te bereiken: Hem, in Wien de tekenen der goddelijke macht achterwege bleven, te bekoren door heerszucht, en Hem tot een eerbewijs aan zijn bekoorder te verleiden, door Hem de koninkrijken der wereld te beloven. Maar Gods wijsheid maakte de slimheid van den duivel tot dwaasheid : zodat de hoogmoedige vijand door datgene, wat hij eens gebonden had, gebonden werd, en er niet voor terugschrok om Hem te vervolgen, Die tot heil der wereld gedood moest worden. Vgl. Aantelening II Vgl. Aantelening II
Er valt echter niet aan te twijfelen, zeer geliefden, of de duivel, die de vijand is van alle deugden, ziet met lede ogen deze oefeningen waartoe gij, naar wij vertrouwen, gaarne bereid zijt, en hij legt er zich met al de kracht van zijn boosheid op toe om voor de vroomheid in de vroomheid zelf strikken te spannen, en om te trachten hen, die hij niet heeft kunnen neervellen door gebrek aan vertrouwen, te overwinnen door eerzucht. Want het kwaad van den hoogmoed grenst aan de goede werken, en de trots belaagt de deugden altijd van nabij, omdat het moeilijk is voor iemand, die lofwaardig leeft, om niet naar menselijken lof te grijpen, tenzij men, als men roemen wil, zoals geschreven staat, in den Heer roeme. (2 Kor. 10, 17) [b:2 Kor. 10, 17] Tegen wiens voornemen echter zou deze boosaardige vijand den strijd niet durven aanbinden? Wiens vasten zou hij niet trachten te schenden, wanneer hij, zoals in de lezing van het Evangelie verhaald is, den Verlosser der wereld zelfs zijn sluwheden niet gespaard heeft? (Mt. 4, 1-11) [b:Mt. 4, 1-11] Daar hij immers verbaasd stond over diens vasten van veertig dagen en nachten, wilde hij op een zeer geslepen wijze achterhalen of hij deze zelfbeheersing bezat als een gave of als iets eigens ; want hij behoefde geen straf te vrezen voor al zijn bedrogplegingen, als Christus slechts die natuur bezat, welke zich in Zijn lichaam openbaarde. Eerst onderzocht hij derhalve listig of Deze de Schepper der wezens was, die de stoffelijke dingen veranderen kon in die werkelijkheden, welke Hij zelf verkoos ; en vervolgens, of onder de gedaante van het menselijk vlees de Godheid Zich soms verborgen hield, voor Wie het gemakkelijk zou zijn om de lucht voor Zich begaanbaar te maken en om Haar aardse ledematen in de ruimte te doen zweven. Maar toen de Heer liever de gerechtigheid van een waarachtigen mens tegenover hem wilde stellen dan de kracht van Zijn Godheid te openbaren, trachtte de duivel met de sluwheid van zijn derde list dit doel te bereiken: Hem, in Wien de tekenen der goddelijke macht achterwege bleven, te bekoren door heerszucht, en Hem tot een eerbewijs aan zijn bekoorder te verleiden, door Hem de koninkrijken der wereld te beloven. Maar Gods wijsheid maakte de slimheid van den duivel tot dwaasheid : zodat de hoogmoedige vijand door datgene, wat hij eens gebonden had, gebonden werd, en er niet voor terugschrok om Hem te vervolgen, Die tot heil der wereld gedood moest worden. Vgl. Aantelening II Vgl. Aantelening II
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
IV.
Laten wij dan niet enkel in de verlokkingen van onzen eetlust maar zelfs in ons voornemen tot onthouding bedacht zijn op listen van dezen tegenstander. Want hij, die er in geslaagd is het menselijk geslacht den dood aan te doen door de spijs, weet het zelfs te schaden door het vasten en door voor deze nieuwe N.v.d.v.: d.w.z. lijnrecht.. N.v.d.v.: d.w.z. lijnrecht tegenovergesteld aan de eerste. list gebruik te maken van de diensten der Manicheeën overreed hij (de mensen) om zich van het geoorloofde te onthouden, zoals hij hen eens verleid heeft om zich aan het verbodene te vergrijpen. Een levenswijze waardoor men zich gewent aan karig voedsel en zo de genotzucht beteugelt, heeft zeker haar nut ; maar wee de leer van hen, bij wie zelfs het vasten zondig is! Want zij veroordelen de natuur der schepselen tot smaad van den Schepper, en beweren, dat men, wanneer men eet, bezoedeld wordt door iets, waarvan niet God maar de duivel, naar hun zeggen, de maker is ; terwijl toch geen enkele substantie kwaad is, en het kwaad zelfs helemaal geen wezen bezit. N.v.d.v.: nec ipsius mali sit.. N.v.d.v.: nec ipsius mali sit ulla natura: men zou dit ook kunnen vertalen: "en geen enkel wezen uit het kwaad zelf voortkomt". Want een goede Maker heeft alles geschapen en er is maar één Schepper van alle dingen, Hij, Die hemel en aarde gemaakt heeft, de zee en alles, wat zich daarin bevindt. (Ps. 146, 6) [b:Ps. 146, 6] Alles wat de mens hiervan tot spijs en drank gegeven is, is in zijn soort heilig en rein. Als men er met onmatige gulzigheid gebruik van maakt, maakt die overdaad de eters en drinkers te schande, maar bezoedelt hen niet de natuur van spijs en drank. ,,Alles immers, zoals dé Apostel zegt, is rein voor de reinen. Voor de bevlekten echter en ongelovigen is niets rein, maar bevlekt zijn hun verstand en geweten". (Tit. 1, 15) [b:Tit. 1, 15]
Laten wij dan niet enkel in de verlokkingen van onzen eetlust maar zelfs in ons voornemen tot onthouding bedacht zijn op listen van dezen tegenstander. Want hij, die er in geslaagd is het menselijk geslacht den dood aan te doen door de spijs, weet het zelfs te schaden door het vasten en door voor deze nieuwe N.v.d.v.: d.w.z. lijnrecht.. N.v.d.v.: d.w.z. lijnrecht tegenovergesteld aan de eerste. list gebruik te maken van de diensten der Manicheeën overreed hij (de mensen) om zich van het geoorloofde te onthouden, zoals hij hen eens verleid heeft om zich aan het verbodene te vergrijpen. Een levenswijze waardoor men zich gewent aan karig voedsel en zo de genotzucht beteugelt, heeft zeker haar nut ; maar wee de leer van hen, bij wie zelfs het vasten zondig is! Want zij veroordelen de natuur der schepselen tot smaad van den Schepper, en beweren, dat men, wanneer men eet, bezoedeld wordt door iets, waarvan niet God maar de duivel, naar hun zeggen, de maker is ; terwijl toch geen enkele substantie kwaad is, en het kwaad zelfs helemaal geen wezen bezit. N.v.d.v.: nec ipsius mali sit.. N.v.d.v.: nec ipsius mali sit ulla natura: men zou dit ook kunnen vertalen: "en geen enkel wezen uit het kwaad zelf voortkomt". Want een goede Maker heeft alles geschapen en er is maar één Schepper van alle dingen, Hij, Die hemel en aarde gemaakt heeft, de zee en alles, wat zich daarin bevindt. (Ps. 146, 6) [b:Ps. 146, 6] Alles wat de mens hiervan tot spijs en drank gegeven is, is in zijn soort heilig en rein. Als men er met onmatige gulzigheid gebruik van maakt, maakt die overdaad de eters en drinkers te schande, maar bezoedelt hen niet de natuur van spijs en drank. ,,Alles immers, zoals dé Apostel zegt, is rein voor de reinen. Voor de bevlekten echter en ongelovigen is niets rein, maar bevlekt zijn hun verstand en geweten". (Tit. 1, 15) [b:Tit. 1, 15]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
V.
Gij echter, zeer geliefden, het heilige kroost der Katholieke Moederkerk, die de Geest Gods in de school der waarheid onderricht heeft, moet uw vrijheid op een redelijken grond besnoeien, omdat gij weet, dat het goed is zich zelfs van het geoorloofde te onthouden en men derhalve, wanneer men strenger leven moet, met zoveel onderscheid te werk moet gaan ten aanzien van de spijzen, dat men er wel geen gebruik van maakt, maar hun wezen niet veroordeelt. Laat u dan ook op generlei wijze besmetten door de dwaling van hen, die zich vooral door hun vasten besmeuren, doordat zij liever het schepsel dienen, dan den Schepper (Rom. 1, 25) [b:Rom. 1, 25] en een onzinnige onthouding wijden aan de sterren des hemels. Want zij hebben verkozen om ter ere van de zon en de maan op den eersten en tweeden dag der week te vasten, zodat zij door een enkele daad van hun verdorvenheid een tweevoudige goddeloosheid, een tweevoudige heiligschennis begaan, daar zij hun vasten zowel hebben ingesteld ter verering van de sterren, als ter verachting van 's Heren verrijzenis. Zij wenden zich immers met heftigheid af van het mysterie van de redding der mensheid en geloven niet, dat Christus, onze Heer, in het waarachtige vlees van onze natuur waarlijk geboren is, waarlijk geleden heeft, waarlijk begraven en waarlijk verrezen is. En daarom betuigen zij door de rouw van hun vasten hun afkeuring over den dag onzer blijdschap. Wanneer zij verder den overmoed hebben deel te nemen aan onze bijeenkomsten, om zo hun ongeloof te verbergen, beperken zij zich toch zó bij het deelnemen aan de geheimen, dat zij soms, om toch vooral verborgen te kunnen blijven, met hun onwaardigen mond het Lichaam van Christus ontvangen, maar volstrekt vermijden om te drinken van het Bloed onzer verlossing. N.v.d.v: Het drinken van wijn.. N.v.d.v: Het drinken van wijn was den Manicheeën streng verboden. Dit brengen wij uwe Heiligheid hierom ter kennis, opdat gij dit soort mensen aan deze tekenen zult kunnen herkennen en opdat zij, wier heiligschennende huichelarij ontdekt zal zijn, door het bisschoppelijk gezag uitgebannen worden uit de gemeenschap der heiligen. Voor dergelijke mensen immers waarschuwt de zalige Apostel Paulus vol zorg de Kerk Gods, als hij zegt: Ik vermaan U echter, broeders, om scherp te letten op hen, die tweespalt en aanstoot verwekken tegen de leer, welke gij ontvangen hebt ; gij moet geen omgang met hen hebben. Want zulke mensen dienen niet Christus, den Heer, maar hun eigen buik; en door vrome praat en gevlei misleiden zij de harten der argelozen." (Rom. 16, 17 e.v.) [b:Rom. 16, 17]
Gij echter, zeer geliefden, het heilige kroost der Katholieke Moederkerk, die de Geest Gods in de school der waarheid onderricht heeft, moet uw vrijheid op een redelijken grond besnoeien, omdat gij weet, dat het goed is zich zelfs van het geoorloofde te onthouden en men derhalve, wanneer men strenger leven moet, met zoveel onderscheid te werk moet gaan ten aanzien van de spijzen, dat men er wel geen gebruik van maakt, maar hun wezen niet veroordeelt. Laat u dan ook op generlei wijze besmetten door de dwaling van hen, die zich vooral door hun vasten besmeuren, doordat zij liever het schepsel dienen, dan den Schepper (Rom. 1, 25) [b:Rom. 1, 25] en een onzinnige onthouding wijden aan de sterren des hemels. Want zij hebben verkozen om ter ere van de zon en de maan op den eersten en tweeden dag der week te vasten, zodat zij door een enkele daad van hun verdorvenheid een tweevoudige goddeloosheid, een tweevoudige heiligschennis begaan, daar zij hun vasten zowel hebben ingesteld ter verering van de sterren, als ter verachting van 's Heren verrijzenis. Zij wenden zich immers met heftigheid af van het mysterie van de redding der mensheid en geloven niet, dat Christus, onze Heer, in het waarachtige vlees van onze natuur waarlijk geboren is, waarlijk geleden heeft, waarlijk begraven en waarlijk verrezen is. En daarom betuigen zij door de rouw van hun vasten hun afkeuring over den dag onzer blijdschap. Wanneer zij verder den overmoed hebben deel te nemen aan onze bijeenkomsten, om zo hun ongeloof te verbergen, beperken zij zich toch zó bij het deelnemen aan de geheimen, dat zij soms, om toch vooral verborgen te kunnen blijven, met hun onwaardigen mond het Lichaam van Christus ontvangen, maar volstrekt vermijden om te drinken van het Bloed onzer verlossing. N.v.d.v: Het drinken van wijn.. N.v.d.v: Het drinken van wijn was den Manicheeën streng verboden. Dit brengen wij uwe Heiligheid hierom ter kennis, opdat gij dit soort mensen aan deze tekenen zult kunnen herkennen en opdat zij, wier heiligschennende huichelarij ontdekt zal zijn, door het bisschoppelijk gezag uitgebannen worden uit de gemeenschap der heiligen. Voor dergelijke mensen immers waarschuwt de zalige Apostel Paulus vol zorg de Kerk Gods, als hij zegt: Ik vermaan U echter, broeders, om scherp te letten op hen, die tweespalt en aanstoot verwekken tegen de leer, welke gij ontvangen hebt ; gij moet geen omgang met hen hebben. Want zulke mensen dienen niet Christus, den Heer, maar hun eigen buik; en door vrome praat en gevlei misleiden zij de harten der argelozen." (Rom. 16, 17 e.v.) [b:Rom. 16, 17]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
VI.
Nu gij dan voldoene zijt ingelicht, zeer geliefden, door deze waarschuwingen, welke wij reeds vaak met het oog op die onzalige dwaling tot uw gehoor gericht hebben, moet gij de heilige dagen van de veertigdaagse vasten met vrome godsvrucht beginnen en u door werken van barmhartigheid er op voorbereiden om Gods barmhartigheid te verwerven. Dooft den toorn uit, verdelgt den haat, bemint de eenheid, en voorkomt elkander in oprecht en nederig dienstbetoon. Heerst met billijkheid over uw dienaren en over hen, die u onderworpen zijn; laat geen van hen gekweld worden door kluisters of boeien. Maakt een einde aan uw wraakplegingen, vergeeft de beledigingen, laat gestrengheid in vriendelijkheid, verontwaardiging in zachtmoedigheid en tweedracht in vrede verkeren. Mogen allen ondervinden, dat wij bescheiden, allen dat wij vreedzaam, allen dat wij weldadig zijn, opdat ons vasten aangenaam zij aan God, aan Wien wij eerst dan een offer van ware onthouding en ware vroomheid aanbieden, als wij ons verre houden van alle kwaad, in alles geholpen door den almachtigen God, Die met den Zoon en den Heiligen Geest één Godheid en één Majesteit bezit in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Nu gij dan voldoene zijt ingelicht, zeer geliefden, door deze waarschuwingen, welke wij reeds vaak met het oog op die onzalige dwaling tot uw gehoor gericht hebben, moet gij de heilige dagen van de veertigdaagse vasten met vrome godsvrucht beginnen en u door werken van barmhartigheid er op voorbereiden om Gods barmhartigheid te verwerven. Dooft den toorn uit, verdelgt den haat, bemint de eenheid, en voorkomt elkander in oprecht en nederig dienstbetoon. Heerst met billijkheid over uw dienaren en over hen, die u onderworpen zijn; laat geen van hen gekweld worden door kluisters of boeien. Maakt een einde aan uw wraakplegingen, vergeeft de beledigingen, laat gestrengheid in vriendelijkheid, verontwaardiging in zachtmoedigheid en tweedracht in vrede verkeren. Mogen allen ondervinden, dat wij bescheiden, allen dat wij vreedzaam, allen dat wij weldadig zijn, opdat ons vasten aangenaam zij aan God, aan Wien wij eerst dan een offer van ware onthouding en ware vroomheid aanbieden, als wij ons verre houden van alle kwaad, in alles geholpen door den almachtigen God, Die met den Zoon en den Heiligen Geest één Godheid en één Majesteit bezit in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/9043-4e-preek-over-de-veertigdaagse-vasten-nl