3e Preek over Pinksteren
x
Informatie over dit document
3e Preek over Pinksteren
Preek LXXVII
Paus Leo I de Grote
455
Pauselijke geschriften - Homilieën
1961, Sint Paulus Abdij, Oosterhout - Preken voor het liturgische jaar, vertaald en ingeleid door Dom F. Vromen o.s.b.
Datering onzeker
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de Vulgaat
Spelling van de vertaling is gehandhaafd
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de Vulgaat
Spelling van de vertaling is gehandhaafd
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1961
Dom F. Vromen o.s.b.
17 mei 2023
8925
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
I.
Het feest van heden, zeer geliefden, dat over het gehele aardrijk met eerbied gevierd wordt, is geheiligd door die komst van den Heiligen Geest, waardoor Hij op den vijftigsten dag na 's Heren verrijzenis over de Apostelen en het volk der gelovigen overeenkomstig hun verwachting is neergedaald. Hij werd immers verwacht, omdat de Heer Jesus beloofd had, dat Hij komen zou, niet om toen voor het eerst de bewoner der heiligen te worden, maar om de Hem toegewijde harten nog heviger te ontvlammen en in nog rijker mate te overstromen; het was een vermeerdering van Zijn gaven, geen begin, en al toonde Hij zich ook rijker in Zijn vrijgevigheid, daarom was Zijn werking nog niet nieuw. Nooit immers is de majesteit van den Heiligen Geest gescheiden van de almacht van den Vader en den Zoon; en alles wat het goddelijk bestuur in de ordening van alle dingen tot stand brengt, komt voort uit de voorzienigheid der gehele Drievuldigheid. Slechts één genadige barmhartigheid bestaat daar, één strenge rechtvaardigheid, en niets is er in de werking onderscheiden, waar niets in den wil verschillend is. Wat de Vader dan ook verlicht, verlicht de Zoon en verlicht de Heilige Geest; en omdat de Gezondene een andere Persoon is dan Hij, Die Hem zendt, en dan Hij, Die Hem belooft, wordt ons tezelfdertijd zowel de eenheid als de drieheid geopenbaard, zodat het duidelijk wordt, dat er in die wezenheid, welke de gelijkheid (van natuur) bezit en de enigheid (van Persoon) uitsluit, wel eenheid van substantie maar geen eenheid van Persoon bestaat.
Het feest van heden, zeer geliefden, dat over het gehele aardrijk met eerbied gevierd wordt, is geheiligd door die komst van den Heiligen Geest, waardoor Hij op den vijftigsten dag na 's Heren verrijzenis over de Apostelen en het volk der gelovigen overeenkomstig hun verwachting is neergedaald. Hij werd immers verwacht, omdat de Heer Jesus beloofd had, dat Hij komen zou, niet om toen voor het eerst de bewoner der heiligen te worden, maar om de Hem toegewijde harten nog heviger te ontvlammen en in nog rijker mate te overstromen; het was een vermeerdering van Zijn gaven, geen begin, en al toonde Hij zich ook rijker in Zijn vrijgevigheid, daarom was Zijn werking nog niet nieuw. Nooit immers is de majesteit van den Heiligen Geest gescheiden van de almacht van den Vader en den Zoon; en alles wat het goddelijk bestuur in de ordening van alle dingen tot stand brengt, komt voort uit de voorzienigheid der gehele Drievuldigheid. Slechts één genadige barmhartigheid bestaat daar, één strenge rechtvaardigheid, en niets is er in de werking onderscheiden, waar niets in den wil verschillend is. Wat de Vader dan ook verlicht, verlicht de Zoon en verlicht de Heilige Geest; en omdat de Gezondene een andere Persoon is dan Hij, Die Hem zendt, en dan Hij, Die Hem belooft, wordt ons tezelfdertijd zowel de eenheid als de drieheid geopenbaard, zodat het duidelijk wordt, dat er in die wezenheid, welke de gelijkheid (van natuur) bezit en de enigheid (van Persoon) uitsluit, wel eenheid van substantie maar geen eenheid van Persoon bestaat.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
Dat nu, met behoud van die samenwerking der ondeelbare Godheid, bepaalde dingen in het bijzonder door den Vader of door den Zoon of door den Heiligen Geest worden tot stand gebracht, is het bestel van onze verlossing en het wezen van onze redding. Als de mens immers, die naar Gods beeld en gelijkenis geschapen was, in den eervollen staat van zijn natuur had stand gehouden, en niet, misleid door het bedrog van den duivel, door zijn begeerte was afgeweken van de wet, welke God hem gesteld had, zou de Schepper der wereld geen schepsel geworden zijn en zou de Eeuwige zich niet aan het tijdelijke onderworpen hebben, noch de Zoon, Die God en gelijk aan God den Vader is, de gestalte van een slaaf en het uiterlijk van het vlees der zonde hebben aangenomen. Maar omdat door de afgunst van den duivel de dood zijn intrede in de wereld gedaan had (Wijsh. 2, 24) [b:Wijsh. 2, 24] en de mensen alleen dan uit hun gevangenschap verlost konden worden, als Hij de behartiging van onze zaak op Zich nam, Die zonder vermindering van Zijn majesteit niet alleen waarlijk mens werd, maar ook als enige onder de mensen vrij bleef van de besmetting der zonde, heeft de barmhartige Drievuldigheid het werk van onze verlossing onderling verdeeld, zodat de Vader verzoend werd, de Zoon verzoende en de Heilige Geest het liefdevuur ontstak. Zij, die gered zouden worden, moesten immers ook zelf iets voor hun redding doen en zich onttrekken aan de heerschappij van den vijand door hun harten naar den Verlosser te keren: want, zoals de Apostel zegt: "God heeft den Geest van Zijn Zoon in onze harten gezonden, Die roept: Abba, Vader. (Gal. 4, 6) [b:Gal. 4, 6] Waar nu de Geest des Heren is, daar is de vrijheid. (2 Kor. 3, 17) [b:2 Kor. 3, 17] En niemand kan zeggen: Heer Jesus, tenzij door den Heiligen Geest". (1 Kor. 12, 3) [b:1 Kor. 12, 3]
Dat nu, met behoud van die samenwerking der ondeelbare Godheid, bepaalde dingen in het bijzonder door den Vader of door den Zoon of door den Heiligen Geest worden tot stand gebracht, is het bestel van onze verlossing en het wezen van onze redding. Als de mens immers, die naar Gods beeld en gelijkenis geschapen was, in den eervollen staat van zijn natuur had stand gehouden, en niet, misleid door het bedrog van den duivel, door zijn begeerte was afgeweken van de wet, welke God hem gesteld had, zou de Schepper der wereld geen schepsel geworden zijn en zou de Eeuwige zich niet aan het tijdelijke onderworpen hebben, noch de Zoon, Die God en gelijk aan God den Vader is, de gestalte van een slaaf en het uiterlijk van het vlees der zonde hebben aangenomen. Maar omdat door de afgunst van den duivel de dood zijn intrede in de wereld gedaan had (Wijsh. 2, 24) [b:Wijsh. 2, 24] en de mensen alleen dan uit hun gevangenschap verlost konden worden, als Hij de behartiging van onze zaak op Zich nam, Die zonder vermindering van Zijn majesteit niet alleen waarlijk mens werd, maar ook als enige onder de mensen vrij bleef van de besmetting der zonde, heeft de barmhartige Drievuldigheid het werk van onze verlossing onderling verdeeld, zodat de Vader verzoend werd, de Zoon verzoende en de Heilige Geest het liefdevuur ontstak. Zij, die gered zouden worden, moesten immers ook zelf iets voor hun redding doen en zich onttrekken aan de heerschappij van den vijand door hun harten naar den Verlosser te keren: want, zoals de Apostel zegt: "God heeft den Geest van Zijn Zoon in onze harten gezonden, Die roept: Abba, Vader. (Gal. 4, 6) [b:Gal. 4, 6] Waar nu de Geest des Heren is, daar is de vrijheid. (2 Kor. 3, 17) [b:2 Kor. 3, 17] En niemand kan zeggen: Heer Jesus, tenzij door den Heiligen Geest". (1 Kor. 12, 3) [b:1 Kor. 12, 3]
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
III.
Als wij dan, zeer geliefden, geleid door de genade met geloof en inzicht erkennen wat in het herstel van onze natuur eigen is geweest aan den Vader of aan den Zoon of aan den Heiligen Geest en wat hun gemeen is geweest, zullen wij wat op nederige en lichamelijke wijze voor ons volbracht is zó begrijpen, dat geen enkel denkbeeld in ons opkomt, dat de ene en gelijke glorie der Drievuldigheid onwaardig is. Ofschoon immers geen geest voldoende in staat is om over God te denken, geen tong over Hem kan spreken, wordt toch datgene, wat door het menselijk verstand over de wezenheid van de Godheid des Vaders begrepen wordt hoe gering het ook is niet op een vrome wijze gekend maar door ons vleselijk denken zeer vertroebeld, als wij van den Eniggeborene of van den Heiligen Geest niet precies hetzelfde denkbeeld hebben; en men verwerpt dan wat men te recht heeft gemeend aan den Vader te moeten toeschrijven, omdat men de gehele Drieheid prijs geeft, als men niet vast houdt aan Haar eenheid. Wat immers door enige ongelijkheid verscheiden is, is op geen enkele grond werkelijk één.
Als wij dan, zeer geliefden, geleid door de genade met geloof en inzicht erkennen wat in het herstel van onze natuur eigen is geweest aan den Vader of aan den Zoon of aan den Heiligen Geest en wat hun gemeen is geweest, zullen wij wat op nederige en lichamelijke wijze voor ons volbracht is zó begrijpen, dat geen enkel denkbeeld in ons opkomt, dat de ene en gelijke glorie der Drievuldigheid onwaardig is. Ofschoon immers geen geest voldoende in staat is om over God te denken, geen tong over Hem kan spreken, wordt toch datgene, wat door het menselijk verstand over de wezenheid van de Godheid des Vaders begrepen wordt hoe gering het ook is niet op een vrome wijze gekend maar door ons vleselijk denken zeer vertroebeld, als wij van den Eniggeborene of van den Heiligen Geest niet precies hetzelfde denkbeeld hebben; en men verwerpt dan wat men te recht heeft gemeend aan den Vader te moeten toeschrijven, omdat men de gehele Drieheid prijs geeft, als men niet vast houdt aan Haar eenheid. Wat immers door enige ongelijkheid verscheiden is, is op geen enkele grond werkelijk één.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
IV.
Wanneer wij derhalve aan de belijdenis van den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest onze volle aandacht schenken, moeten wij de uiterlijke vorm der zichtbare dingen en den ouderdom der tijdelijke wezens ver van onze gedachtengang verwijderd houden, ver ook alle stoffelijkheid en plaatselijkheid. Wij moeten alles uit onzen geest bannen wat stoffelijke uitgestrektheid heeft, wat door een grens omsloten wordt en alles wat niet altijd en overal geheel tegenwoordig is. Onze gedachte over de Godheid der Drievuldigheid mag tot geen onderscheid voeren en naar geen graden zoeken, en als wij een denkbeeld koesteren, dat God waardig is, moeten wij ons wel wachten dit van een der Personen te ontkennen, alsof men den Vader meer zou eren door Hem iets toe te schrijven, wat men den Zoon en den Heiligen Geest niet toekent.
Wanneer wij derhalve aan de belijdenis van den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest onze volle aandacht schenken, moeten wij de uiterlijke vorm der zichtbare dingen en den ouderdom der tijdelijke wezens ver van onze gedachtengang verwijderd houden, ver ook alle stoffelijkheid en plaatselijkheid. Wij moeten alles uit onzen geest bannen wat stoffelijke uitgestrektheid heeft, wat door een grens omsloten wordt en alles wat niet altijd en overal geheel tegenwoordig is. Onze gedachte over de Godheid der Drievuldigheid mag tot geen onderscheid voeren en naar geen graden zoeken, en als wij een denkbeeld koesteren, dat God waardig is, moeten wij ons wel wachten dit van een der Personen te ontkennen, alsof men den Vader meer zou eren door Hem iets toe te schrijven, wat men den Zoon en den Heiligen Geest niet toekent.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Het is geen daad van vroomheid den Voortbrenger boven den Eniggeborene te stellen : het versmaden van den Zoon is een belediging van den Vader; wat den één ontnomen wordt, wordt aan beiden ontroofd. Want omdat Hun zowel de eeuwigheid als de Godheid gemeen is, kan men den Vader noch als almachtig noch als onveranderlijk beschouwen, als Hij ofwel een Zoon heeft voortgebracht, Die de mindere is van Hemzelf, ofwel zelf volmaakter geworden is door Hem te bezitten, Dien Hij nog niet bezat.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
V.
Wel zegt de Heer Jesus tot Zijn leerlingen, zoals in de Evangelielezing verhaald is: "Als gij Mij liefhadt, zoudt gij u verheugen, dat Ik naar den Vader ga, omdat de Vader groter is dan Ik". (Joh. 14, 28) [b:Joh. 14, 28] Maar omdat zij nog vaker gehoord hebben: "Ik en de Vader zijn één", (Joh. 10, 30) [b:Joh. 10, 30] en: "die Mij ziet, ziet ook den Vader", (Joh. 14, 9) [b:Joh. 14, 9] begrijpen zij, dat dit geen verschil in de Godheid betekent en dat dit niet kan slaan op die wezenheid, waarvan zij weten, dat zij eeuwig is met den Vader en van dezelfde natuur.
Wel zegt de Heer Jesus tot Zijn leerlingen, zoals in de Evangelielezing verhaald is: "Als gij Mij liefhadt, zoudt gij u verheugen, dat Ik naar den Vader ga, omdat de Vader groter is dan Ik". (Joh. 14, 28) [b:Joh. 14, 28] Maar omdat zij nog vaker gehoord hebben: "Ik en de Vader zijn één", (Joh. 10, 30) [b:Joh. 10, 30] en: "die Mij ziet, ziet ook den Vader", (Joh. 14, 9) [b:Joh. 14, 9] begrijpen zij, dat dit geen verschil in de Godheid betekent en dat dit niet kan slaan op die wezenheid, waarvan zij weten, dat zij eeuwig is met den Vader en van dezelfde natuur.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
Ook de aandacht der Apostelen wordt derhalve gericht op de verheffing der mensheid door de menswording van het Woord, en zij, die eerst bedroefd waren over het af scheid, dat de Heer hun had aangekondigd, worden nu door die vermeerdering van hun eer opgewekt tot altijddurende vreugde. "Als gij Mij liefhadt, zegt Hij, zoudt gij u verheugen, dat Ik naar den Vader ga", (Joh. 14, 28) [b:Joh. 14, 28] dat wil zeggen: als gij met een volmaakt inzicht zoudt zien, welk een glorie uw deel wordt door het feit, dat Ik, Die uit God den Vader ben voortgesproten, ook uit een menselijke moeder geboren ben, dat Ik, de Heer van het eeuwige, een der stervelingen heb willen zijn, dat Ik, de onzichtbare, Mij zichtbaar getoond heb, dat Ik, Die eeuwig ben in de gestalte van God, de gestalte van een slaaf heb aangenomen, dan zoudt gij u verheugen, dat Ik naar den Vader ga. Voor u immers is deze opvaart bestemd, en uw nederige natuur wordt in Mij boven alle hemelen opgeheven om plaats te nemen aan de rechterhand van den Vader. Ik echter, Die met den Vader datgene ben wat de Vader is, blijf onafscheidelijk verbonden met den Voortbrenger en Ik verlaat Hem niet door tot u te komen, zoals Ik u niet verlaat door tot Hem terug te keren. Verheugt u derhalve, dat Ik naar den Vader ga, omdat de Vader groter is dan Ik. Ik heb u immers met Mij verenigd en ben een mensenzoon geworden, opdat gij zonen Gods zoudt kunnen zijn. Hoewel Ik dan ook slechts één (Persoon) ben in twee (naturen), ben Ik in de natuur, waardoor Ik aan u gelijk ben, wel geringer dan de Vader, maar ben Ik in de natuur, waarin Ik niet van den Vader onderscheiden ben, zelfs groter dan Ikzelf. De natuur, die geringer is dan de Vader gaat naar den Vader, opdat het vlees daar zij, waar het Woord steeds is; en het éne geloof van. de katholieke Kerk moet belijden, dat Hij van Wien het niet ontkent, dat Hij geringer is volgens Zijn mensheid, aan den Vader gelijk is volgens Zijn Godheid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
VI.
Men moet daarom met verachting neerzien, zeer geliefden, op de leugenachtige en verblinde sluwheid van een goddeloze ketterij, die zich beroept op een verwrongen uitleg van deze woorden en niet begrijpt, dat zij volgens het woord des Heren: "Alles wat de Vader heeft, is het Mijne", (Joh. 16, 15) [b:Joh. 16, 15] aan den Vader ontneemt, wat zij durft weigeren aan den Zoon. Want zij heeft zo'n onzinnig denkbeeld over de menselijke natuur, dat zij meent, dat de natuur van den Vader aan den Zoon juist ontbroken heeft, omdat Hij onze natuur heeft aangenomen. De barmhartigheid heeft in God geen afbreuk gedaan aan de macht, en evenmin is de verzoening met Zijn geliefd schepsel een verzwakking van Zijn eeuwige heerlijkheid geweest. Wat de Vader heeft, heeft ook de Zoon, en wat de Vader en de Zoon hebben, dat heeft ook de Heilige Geest, omdat de gehele Drievuldigheid te samen slechts één God is.
Men moet daarom met verachting neerzien, zeer geliefden, op de leugenachtige en verblinde sluwheid van een goddeloze ketterij, die zich beroept op een verwrongen uitleg van deze woorden en niet begrijpt, dat zij volgens het woord des Heren: "Alles wat de Vader heeft, is het Mijne", (Joh. 16, 15) [b:Joh. 16, 15] aan den Vader ontneemt, wat zij durft weigeren aan den Zoon. Want zij heeft zo'n onzinnig denkbeeld over de menselijke natuur, dat zij meent, dat de natuur van den Vader aan den Zoon juist ontbroken heeft, omdat Hij onze natuur heeft aangenomen. De barmhartigheid heeft in God geen afbreuk gedaan aan de macht, en evenmin is de verzoening met Zijn geliefd schepsel een verzwakking van Zijn eeuwige heerlijkheid geweest. Wat de Vader heeft, heeft ook de Zoon, en wat de Vader en de Zoon hebben, dat heeft ook de Heilige Geest, omdat de gehele Drievuldigheid te samen slechts één God is.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Dit geloof nu is geen vinding van een aardse wijsheid en berust niet op de overtuigingskracht van een menselijk denkbeeld, maar de eniggeboren Zoon zelf heeft het gepredikt en de Heilige Geest zelf heeft het onderwezen; over deze laatste nu mag geen andere mening hebben dan over den Vader en den Zoon. Want hoewel Hij niet de Vader en niet de Zoon is, is Hij toch niet van den Vader en den Zoon gescheiden; en zoals Hij in de Drievuldigheid een eigen persoonlijkheid bezit, zo bezit Hij in de Godheid van den Vader en den Zoon (met Hen) slechts één substantie, die alles vervult, alles omvat en met den Vader en den Zoon alles bestuurt,
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
Wien eer en glorie is in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/8925-3e-preek-over-pinksteren-nl