Dignitatis Humanae
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Dignitatis Humanae
Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden
2e Vaticaans Concilie
7 december 1965
Concilies en synodes - Verklaringen
1966, Ecclesia Docens 0747, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
1966
8 januari 2024
702
nl
Taalopties voor dit document
Bekijk document in LatijnReferenties naar dit document: 28
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- === Inleiding
1
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Fides et Ratio ->=geentekst=
Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
De christelijke boodschap in de computercultuur ->=geentekst=
Dialoog tussen culturen voor een beschaving van liefde en vrede ->=geentekst=
Tertio millennio adveniente ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Octogesima Adveniens ->=geentekst=
Donum Veritatis ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
De interpretatie van het dogma ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, de weg naar vrede ->=geentekst=
Enkele vraagstukken over God als Verlosser ->=geentekst=
Bij de ontmoeting met de leden van de regering, instituties van de republiek, het Corps Diplomatique, religieuze leiders en vertegenwoordigers van de cultuur ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
De waardigheid van de menselijke persoon dringt in onze tijd steeds beter door tot het bewustzijn van de mensen. vgl: Pacem in Terris, 79,34[[[53|79.34]]] vgl: Benignitas et humanitas, 11[[[780|11]]] Steeds groter wordt het aantal van hen, die voor de mensen het recht opeisen om volgens eigen keuze en in vrije verantwoordelijkheid te kunnen handelen, niet onder invloed van dwang, maar geleid door plichtsbesef. Tevens eist men een juridische afbakening van de publieke macht om te voorkomen, dat de menswaardige vrijheid van afzonderlijke personen en van gemeenschappen te veel wordt ingeperkt. Deze eis van vrijheid in de menselijke samenleving heeft vooral betrekking op de waarden van de geest, allereerst op de vrije uitoefening van de godsdienst in de samenleving. Deze verlangens hebben de volle aandacht van dit Vaticaans Concilie, dat het voornemen heeft, te verklaren, in hoeverre ze in overeenstemming zijn met de waarheid en de rechtvaardigheid. Tot dit doel bestudeert het Concilie de heilige traditie en de leer van de Kerk, waaruit het nieuwe gegevens put, altijd in harmonie met het oude geloofsgoed. Allereerst verklaart dus het heilig Concilie, dat God zelf aan de mensheid de weg heeft doen kennen, waarlangs de mensen in Christus het heil kunnen vinden en zalig worden door God te dienen. Wij geloven, dat deze enige ware godsdienst gevonden wordt in de katholieke en apostolische Kerk, aan wie de Heer Jezus de opdracht heeft gegeven, hem onder alle mensen te verbreiden, toen Hij tot de Apostelen sprak: "Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en leert hen te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb" (Mt. 28, 19-20)[b:Mt. 28, 19-20]. Van hun kant hebben alle mensen de plicht, de waarheid te zoeken, vooral met betrekking tot God en zijn Kerk, en, zijn zij tot de kennis van de waarheid gekomen, dan zijn zij verplicht, haar te aanvaarden en er trouw aan te blijven.
Eveneens verklaart het heilig Concilie, dat deze plichten het geweten van de mens raken en binden, en dat de waarheid zich alleen maar oplegt door de kracht van de waarheid zelf, die met zachtheid en tevens met kracht bezit neemt van de geest. Aangezien nu de godsdienstvrijheid, die de mensen voor zich opeisen bij het vervullen van hun plicht van Godsverering, betrekking heeft op het vrij zijn van dwang in de burgerlijke maatschappij, doet ze geen afbreuk aan de traditionele katholieke leer omtrent de morele plicht van mensen en gemeenschappen ten opzichte van de ware godsdienst en de énige Kerk van Christus. Bovendien wil het heilig Concilie, bij het behandelen van deze godsdienstvrijheid, de leer van de laatste pausen omtrent de onschendbare rechten van de menselijke persoon en omtrent de juridische ordening van de maatschappij nader ontwikkelen.
Eveneens verklaart het heilig Concilie, dat deze plichten het geweten van de mens raken en binden, en dat de waarheid zich alleen maar oplegt door de kracht van de waarheid zelf, die met zachtheid en tevens met kracht bezit neemt van de geest. Aangezien nu de godsdienstvrijheid, die de mensen voor zich opeisen bij het vervullen van hun plicht van Godsverering, betrekking heeft op het vrij zijn van dwang in de burgerlijke maatschappij, doet ze geen afbreuk aan de traditionele katholieke leer omtrent de morele plicht van mensen en gemeenschappen ten opzichte van de ware godsdienst en de énige Kerk van Christus. Bovendien wil het heilig Concilie, bij het behandelen van deze godsdienstvrijheid, de leer van de laatste pausen omtrent de onschendbare rechten van de menselijke persoon en omtrent de juridische ordening van de maatschappij nader ontwikkelen.
Referenties naar alinea 1: 25
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Fides et Ratio ->=geentekst=
Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
De christelijke boodschap in de computercultuur ->=geentekst=
Dialoog tussen culturen voor een beschaving van liefde en vrede ->=geentekst=
Tertio millennio adveniente ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Octogesima Adveniens ->=geentekst=
Donum Veritatis ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
De interpretatie van het dogma ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, de weg naar vrede ->=geentekst=
Enkele vraagstukken over God als Verlosser ->=geentekst=
Bij de ontmoeting met de leden van de regering, instituties van de republiek, het Corps Diplomatique, religieuze leiders en vertegenwoordigers van de cultuur ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Algemeen karakter van de godsdienstvrijheid
- Artikel 1 Voorwerp en grondslag van de godsdienstvrijheid
2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Fides et Ratio ->=geentekst=
Donum Vitae ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Migratie en interreligieuze dialoog ->=geentekst=
Door het geloof aanvaardt de mens de waarheid van de Openbaring ->=geentekst=
Catechesi Tradendae ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Verklaring over de juiste presentatie van de joden en het jodendom in prediking en catechese binnen de Rooms-Katholieke Kerk ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving ->=geentekst=
De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede ->=geentekst=
Tot de leden van het Rechtbank van de Romeinse Rota ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, de weg naar vrede ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, de weg naar vrede ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Aan U Thant, secretaris generaal van de VN ->=geentekst=
De Maagd is een voorbeeld voor de gelovige die leeft op zoek naar God ->=geentekst=
De kerk in de hedendaagse wereld ter verdediging van de waardigheid van iedere mens ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
Dit Vaticaans Concilie kent aan de menselijke persoon het recht toe op godsdienstvrijheid. Deze vrijheid bestaat hierin, dat alle mensen vrij moeten zijn van dwang, zowel van de kant van individuen als van sociale groepen en van welke menselijke macht ook, en wel zo, dat niemand inzake godsdienst gedwongen wordt om te handelen tegen zijn geweten of verhinderd wordt om, binnen de juiste grenzen, te handelen volgens zijn geweten, hetzij privé of publiek, hetzij individueel of samen met anderen. Het verklaart bovendien, dat het recht op godsdienstvrijheid werkelijk steunt op de waardigheid van de menselijke persoon, zoals wij die kennen uit het geopenbaarde woord Gods en uit de rede zelf. vgl: Pacem in Terris, 14[[[53|14]]] vgl: Con sempre, 31[[[236|31]]] vgl: Mit brennender Sorge, 50[[[132|50]]] vgl: Libertas praestantissimum, 43-45[[[705|43-45]]] Dit recht van de menselijke persoon op godsdienstvrijheid moet in de juridische ordening van de maatschappij zulk een erkenning krijgen, dat het burgerrecht wordt.
Op grond van hun waardigheid hebben alle mensen, als zijnde personen, d.w.z. begaafd met verstand en vrije wil en daarom dragers van persoonlijke verantwoordelijkheid, de natuurlijke drang en de zedelijke verplichting, de waarheid te zoeken, vooral met betrekking tot de godsdienst. Zij zijn ook verplicht, de waarheid, eenmaal gekend, te aanvaarden en heel hun leven in te richten volgens de eisen van de waarheid. Aan deze verplichting kunnen de mensen onmogelijk voldoen op een wijze, die beantwoordt aan hun natuur, als zij geen psychologische vrijheid bezitten en als zij niet vrij zijn van uiterlijke dwang. Het recht op godsdienstvrijheid steunt dus niet op een subjectieve gesteldheid van de persoon, maar op haar natuur zelf. Daarom blijft dit recht op deze vrijheid bestaan ook bij hen, die hun verplichting om de waarheid te zoeken en te aanvaarden, niet nakomen; en de uitoefening van dit recht mag niet worden belemmerd, zolang de rechtvaardige publieke orde niet wordt verstoord.
Op grond van hun waardigheid hebben alle mensen, als zijnde personen, d.w.z. begaafd met verstand en vrije wil en daarom dragers van persoonlijke verantwoordelijkheid, de natuurlijke drang en de zedelijke verplichting, de waarheid te zoeken, vooral met betrekking tot de godsdienst. Zij zijn ook verplicht, de waarheid, eenmaal gekend, te aanvaarden en heel hun leven in te richten volgens de eisen van de waarheid. Aan deze verplichting kunnen de mensen onmogelijk voldoen op een wijze, die beantwoordt aan hun natuur, als zij geen psychologische vrijheid bezitten en als zij niet vrij zijn van uiterlijke dwang. Het recht op godsdienstvrijheid steunt dus niet op een subjectieve gesteldheid van de persoon, maar op haar natuur zelf. Daarom blijft dit recht op deze vrijheid bestaan ook bij hen, die hun verplichting om de waarheid te zoeken en te aanvaarden, niet nakomen; en de uitoefening van dit recht mag niet worden belemmerd, zolang de rechtvaardige publieke orde niet wordt verstoord.
Referenties naar alinea 2: 31
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Fides et Ratio ->=geentekst=
Donum Vitae ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Migratie en interreligieuze dialoog ->=geentekst=
Door het geloof aanvaardt de mens de waarheid van de Openbaring ->=geentekst=
Catechesi Tradendae ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Verklaring over de juiste presentatie van de joden en het jodendom in prediking en catechese binnen de Rooms-Katholieke Kerk ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving ->=geentekst=
De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede ->=geentekst=
Tot de leden van het Rechtbank van de Romeinse Rota ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, de weg naar vrede ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, de weg naar vrede ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Aan U Thant, secretaris generaal van de VN ->=geentekst=
De Maagd is een voorbeeld voor de gelovige die leeft op zoek naar God ->=geentekst=
De kerk in de hedendaagse wereld ter verdediging van de waardigheid van iedere mens ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De godsdienstvrijheid en de verhouding van de mens tot God
3
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Persona humana ->=geentekst=
Fides et Ratio ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
In het respect van de mensenrechten ligt het gehiem van de ware vrede ->=geentekst=
Door het geloof aanvaardt de mens de waarheid van de Openbaring ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving ->=geentekst=
De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
De Maagd is een voorbeeld voor de gelovige die leeft op zoek naar God ->=geentekst=
Dit alles wordt nog duidelijker, als men in aanmerking neemt, dat de hoogste norm van het menselijk leven de goddelijke wet zelf is, de eeuwige, objectieve en universele wet, waardoor God volgens het plan van zijn wijsheid en liefde de gehele wereld en de weg van de mensengemeenschap regelt, leidt en bestuurt. Aan deze wet heeft God de mens deelachtig willen maken, opdat hij onder de liefdevolle leiding van de goddelijke voorzienigheid de onveranderlijke waarheid steeds beter zou kunnen kennen. vgl: Summa Theologiae, Prima Secundae q. 91 a. 1[[[t:ia-iiae q. 91 a. 1]]] vgl: Summa Theologiae, Prima Secundae q. 91 a. 1[[[t:I-II, q. 93, a. 1+ a. 2]]] Daarom heeft iedereen de plicht en bijgevolg ook het recht, de waarheid te zoeken inzake godsdienst om zich zo met behulp van de geschikte middelen op een verstandige manier een juist en waar gewetensoordeel te kunnen vormen.
Men moet echter de waarheid zoeken op de wijze, die eigen is aan de waardigheid van de menselijke persoon en aan haar sociale natuur, nl. door een vrij onderzoek, door middel van onderricht of vorming, van uitwisseling van ideeën en dialoog, waardoor men aan elkaar de waarheid uiteenzet, die men heeft gevonden of meent te hebben gevonden, om zo elkaar te helpen bij het zoeken naar de waarheid. Is men eenmaal tot de kennis van de waarheid gekomen, dan moet men deze standvastig aanvaarden met een persoonlijke instemming.
De voorschriften nu van de goddelijke wet verneemt en kent de mens door middel van zijn geweten, dat hij trouw moet volgen in het geheel van zijn activiteit om zo te komen tot zijn einddoel, God. Men mag hem daarom niet dwingen om tegen zijn geweten te handelen. Maar men mag hem evenmin beletten om volgens zijn geweten te handelen, vooral waar het gaat over de godsdienst. Want de uitoefening van de godsdienst bestaat krachtens zijn aard zelf op de eerste plaats in vrijwillige en vrije innerlijke daden, waardoor de mens zich rechtstreeks richt op God. Dergelijke daden kunnen door een louter menselijke macht niet worden opgelegd en evenmin worden verboden vgl: Pacem in Terris, 18[[[53|18]]] vgl: La Ricorrenza, 22-24[[[1212|22-24]]] vgl: Summa Theologiae, Prima Secundae q. 91 a. 1[[[t:ia-iiae q. 91 a. 4]]]. De sociale natuur van de mens vraagt echter, dat de mens de innerlijke akten van godsdienstigheid naar buiten tot uitdrukking brengt, dat hij op godsdienstig gebied contact zoekt met anderen en dat hij zijn godsdienst in gemeenschap belijdt.
Het is dus een aantasting van de menselijke persoon en van de orde zelf, die God voor de mensen heeft vastgesteld, als men de mens het recht ontzegt op vrije uitoefening van de godsdienst in de samenleving, verondersteld, dat de rechtvaardige publieke orde wordt geëerbiedigd.
Bovendien gaan de godsdienstige akten, waardoor de mensen zich privé en publiek, op grond van een persoonlijke beslissing richten op God, krachtens hun natuur de aardse en tijdelijke orde te boven. Het burgerlijk gezag, dat als eigen doel heeft, het algemeen tijdelijk welzijn te behartigen, moet dus weliswaar het godsdienstig leven van de burgers erkennen en bevorderen, maar het gaat zijn bevoegdheid te buiten, wanneer het zich het recht aanmatigt, godsdienstige handelingen te regelen of te belemmeren.
Men moet echter de waarheid zoeken op de wijze, die eigen is aan de waardigheid van de menselijke persoon en aan haar sociale natuur, nl. door een vrij onderzoek, door middel van onderricht of vorming, van uitwisseling van ideeën en dialoog, waardoor men aan elkaar de waarheid uiteenzet, die men heeft gevonden of meent te hebben gevonden, om zo elkaar te helpen bij het zoeken naar de waarheid. Is men eenmaal tot de kennis van de waarheid gekomen, dan moet men deze standvastig aanvaarden met een persoonlijke instemming.
De voorschriften nu van de goddelijke wet verneemt en kent de mens door middel van zijn geweten, dat hij trouw moet volgen in het geheel van zijn activiteit om zo te komen tot zijn einddoel, God. Men mag hem daarom niet dwingen om tegen zijn geweten te handelen. Maar men mag hem evenmin beletten om volgens zijn geweten te handelen, vooral waar het gaat over de godsdienst. Want de uitoefening van de godsdienst bestaat krachtens zijn aard zelf op de eerste plaats in vrijwillige en vrije innerlijke daden, waardoor de mens zich rechtstreeks richt op God. Dergelijke daden kunnen door een louter menselijke macht niet worden opgelegd en evenmin worden verboden vgl: Pacem in Terris, 18[[[53|18]]] vgl: La Ricorrenza, 22-24[[[1212|22-24]]] vgl: Summa Theologiae, Prima Secundae q. 91 a. 1[[[t:ia-iiae q. 91 a. 4]]]. De sociale natuur van de mens vraagt echter, dat de mens de innerlijke akten van godsdienstigheid naar buiten tot uitdrukking brengt, dat hij op godsdienstig gebied contact zoekt met anderen en dat hij zijn godsdienst in gemeenschap belijdt.
Het is dus een aantasting van de menselijke persoon en van de orde zelf, die God voor de mensen heeft vastgesteld, als men de mens het recht ontzegt op vrije uitoefening van de godsdienst in de samenleving, verondersteld, dat de rechtvaardige publieke orde wordt geëerbiedigd.
Bovendien gaan de godsdienstige akten, waardoor de mensen zich privé en publiek, op grond van een persoonlijke beslissing richten op God, krachtens hun natuur de aardse en tijdelijke orde te boven. Het burgerlijk gezag, dat als eigen doel heeft, het algemeen tijdelijk welzijn te behartigen, moet dus weliswaar het godsdienstig leven van de burgers erkennen en bevorderen, maar het gaat zijn bevoegdheid te buiten, wanneer het zich het recht aanmatigt, godsdienstige handelingen te regelen of te belemmeren.
Referenties naar alinea 3: 16
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Persona humana ->=geentekst=
Fides et Ratio ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
In het respect van de mensenrechten ligt het gehiem van de ware vrede ->=geentekst=
Door het geloof aanvaardt de mens de waarheid van de Openbaring ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving ->=geentekst=
De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
De Maagd is een voorbeeld voor de gelovige die leeft op zoek naar God ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De vrijheid van de godsdienstige gemeenschappen
4
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Aan de Katholieke Kerk in de Volksrepubliek China ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Gott oder nichts - Gedanken zum Buch von Kardinal Robert Sarah ->=geentekst=
De vrijheid of het vrij zijn van dwang in godsdienstige aangelegenheden, waarop de individuele personen recht hebben, moet hun ook gegeven worden, wanneer zij in gemeenschap optreden. Want godsdienstige gemeenschappen zijn een postulaat zowel van de sociale natuur van de mens als van de godsdienst zelf. Zolang dus de rechtmatige eisen van de publieke orde niet worden aangetast, hebben deze gemeenschappen het recht, vrij te zijn van iedere dwang om zo zichzelf volgens eigen normen te kunnen besturen, de Godheid door een publieke eredienst te huldigen, hun leden te helpen in het beleven van hun godsdienst en hen door onderricht te steunen, alsmede allerlei instellingen in het leven te roepen, waarin de leden kunnen samenwerken om hun eigen leven in te richten volgens hun godsdienstige beginselen. De godsdienstige gemeenschappen hebben eveneens het recht om niet door wetten of door administratieve maatregelen van de burgerlijke overheid belemmerd te worden in de keuze, de opleiding, het benoemen en het verplaatsen van hun bedienaren, in het contact met godsdienstige autoriteiten en gemeenschappen elders ter wereld, in het zetten van gebouwen voor de godsdienst, en in het verwerven en genieten van de goederen, die ze nodig hebben.
De godsdienstige gemeenschappen hebben ook het recht om niet gehinderd te worden, publiek hun geloof te onderwijzen en te manifesteren, hetzij mondeling of schriftelijk. Maar bij de verbreiding van het geloof en de invoering van bepaalde godsdienstige praktijken, dient men zich altijd te onthouden van ieder optreden, dat zou kunnen lijken op dwang of op een ongepaste of minder juiste propaganda, vooral waar men te doen heeft met minder ontwikkelden of minder bedeelden. Zulk een handelwijze moet beschouwd worden als een misbruik maken van het eigen recht en als een inbreuk op het recht van anderen.
Verder vraagt de godsdienstvrijheid nog, dat men de godsdienstige gemeenschappen niets in de weg legt, wanneer ze de bijzondere kwaliteiten van hun leer willen tonen voor de organisatie van de samenleving en de inspiratie van heel de menselijke activiteit. Tenslotte: op de sociale natuur van de mens en op de aard zelf van de godsdienst is het recht van de mensen gebaseerd om overeenkomstig hun godsdienstige overtuiging vrij bijeenkomsten te houden of verenigingen te stichten op opvoedkundig, cultureel, charitatief en sociaal gebied.
De godsdienstige gemeenschappen hebben ook het recht om niet gehinderd te worden, publiek hun geloof te onderwijzen en te manifesteren, hetzij mondeling of schriftelijk. Maar bij de verbreiding van het geloof en de invoering van bepaalde godsdienstige praktijken, dient men zich altijd te onthouden van ieder optreden, dat zou kunnen lijken op dwang of op een ongepaste of minder juiste propaganda, vooral waar men te doen heeft met minder ontwikkelden of minder bedeelden. Zulk een handelwijze moet beschouwd worden als een misbruik maken van het eigen recht en als een inbreuk op het recht van anderen.
Verder vraagt de godsdienstvrijheid nog, dat men de godsdienstige gemeenschappen niets in de weg legt, wanneer ze de bijzondere kwaliteiten van hun leer willen tonen voor de organisatie van de samenleving en de inspiratie van heel de menselijke activiteit. Tenslotte: op de sociale natuur van de mens en op de aard zelf van de godsdienst is het recht van de mensen gebaseerd om overeenkomstig hun godsdienstige overtuiging vrij bijeenkomsten te houden of verenigingen te stichten op opvoedkundig, cultureel, charitatief en sociaal gebied.
Referenties naar alinea 4: 9
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Aan de Katholieke Kerk in de Volksrepubliek China ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Gott oder nichts - Gedanken zum Buch von Kardinal Robert Sarah ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De godsdienstvrijheid van het gezin
5
Handvest van de Rechten van het gezin ->=geentekst=
Handvest van de Rechten van het gezin ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Pastoralis actio ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Opvoeden tot interculturele dialoog in katholieke scholen. Leven in harmonie voor een beschaving van liefde ->=geentekst=
Elk gezin, als zijnde een gemeenschap met een eigen en oorspronkelijk recht, heeft het recht om vrij zijn godsdienstig gezinsleven te regelen onder leiding van de ouders. En aan de ouders komt het recht toe om overeenkomstig hun eigen godsdienstige overtuiging te beslissen over de aard van de godsdienstige opvoeding, die hun kinderen zullen ontvangen. De burgerlijke overheid behoort dus het recht te erkennen van de ouders om met werkelijke vrijheid scholen of andere opvoedingsmiddelen te kiezen, en men mag hun vanwege deze vrijheid van keuze noch rechtstreeks noch zijdelings onrechtvaardige lasten opleggen. Bovendien is het een inbreuk op de rechten van de ouders, als hun kinderen gedwongen worden, lessen te volgen, die niet beantwoorden aan de godsdienstige overtuiging van de ouders of als er één enkel opvoedingssysteem wordt opgelegd, waarin iedere religieuze vorming is uitgesloten.
Referenties naar alinea 5: 8
Familiaris Consortio ->=geentekst=Handvest van de Rechten van het gezin ->=geentekst=
Handvest van de Rechten van het gezin ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Pastoralis actio ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Opvoeden tot interculturele dialoog in katholieke scholen. Leven in harmonie voor een beschaving van liefde ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 De zorg voor de godsdienstvrijheid
6
Handvest van de Rechten van het gezin ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Aan het einde van de Synode over Catechese in onze tijd ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Gott oder nichts - Gedanken zum Buch von Kardinal Robert Sarah ->=geentekst=
Het algemeen welzijn van de samenleving, d.w.z. het complex van maatschappelijke factoren, die de mensen in staat stellen, hun persoonlijke vervolmaking vollediger en gemakkelijker te verwezenlijken, bestaat eerst en vooral in het handhaven van de rechten en plichten van de menselijke persoon vgl: Ter ere van de H. Maagd, (65)[[[93|(65)]]] vgl: Pacem in Terris, 58[[[53|58]]]. Daarom rust de zorg voor het recht op godsdienstvrijheid zowel op de burgers als op de sociale groepen, de burgerlijke autoriteiten, de Kerk en de andere godsdienstige gemeenschappen, op ieder volgens zijn eigen wijze, overeenkomstig zijn plicht voor het algemeen welzijn.
Elk burgerlijk gezag heeft de wezenlijke plicht, de onschendbare rechten van de mens te beschermen en te bevorderen Pacem in Terris, 60[[53|60]] vgl: La Solennità, 16[[[778|16]]]. De burgerlijke macht moet zich dus door rechtvaardige wetten en andere geschikte middelen daadwerkelijk de beschermster tonen van de godsdienstvrijheid van alle burgers, en zij moet gunstige voorwaarden scheppen voor de ontplooiing van het godsdienstig leven, zodat de burgers werkelijk hun godsdienstige rechten kunnen uitoefenen en hun godsdienstplichten kunnen vervullen, en de samenleving zelf de weldaden van de rechtvaardigheid en vrede kan genieten, die de vruchten zijn van de trouw van de mensen jegens God en zijn heilige wil. vgl: Immortale Dei, 12-13[[[739|12-13]]]
Wanneer vanwege de bijzondere omstandigheden van een of ander volk in de juridische ordening van de staat aan één bepaalde godsdienstige gemeenschap een bijzondere civiele erkenning wordt gegeven, dan moet tevens aan alle burgers en godsdienstige gemeenschappen het recht op vrijheid in godsdienstzaken worden toegekend, en dit recht moet ook geëerbiedigd worden.
Tenslotte moet de burgerlijke overheid ervoor zorgen, dat de juridische gelijkheid van de burgers, die zelf een element is van het algemeen welzijn van de maatschappij, nooit, hetzij openlijk hetzij bedekt, wordt aangetast om godsdienstige redenen en dat elke discriminatie onder hen wordt geweerd.
Hieruit volgt, dat de publieke overheid de burgers niet door geweld, vreesaanjaging of andere middelen mag dwingen tot het belijden of verwerpen van welke godsdienst ook, en dat zij niemand mag beletten, lid te worden van een godsdienstige gemeenschap of het lidmaatschap ervan op te geven. Nog meer handelt men in strijd met de wil van God en met de heilige rechten van de persoon en de volkerengemeenschap, wanneer men hoe dan ook met geweld de godsdienst tracht uit te roeien of te onderdrukken, hetzij in heel het mensdom of in een bepaalde streek of groep.
Elk burgerlijk gezag heeft de wezenlijke plicht, de onschendbare rechten van de mens te beschermen en te bevorderen Pacem in Terris, 60[[53|60]] vgl: La Solennità, 16[[[778|16]]]. De burgerlijke macht moet zich dus door rechtvaardige wetten en andere geschikte middelen daadwerkelijk de beschermster tonen van de godsdienstvrijheid van alle burgers, en zij moet gunstige voorwaarden scheppen voor de ontplooiing van het godsdienstig leven, zodat de burgers werkelijk hun godsdienstige rechten kunnen uitoefenen en hun godsdienstplichten kunnen vervullen, en de samenleving zelf de weldaden van de rechtvaardigheid en vrede kan genieten, die de vruchten zijn van de trouw van de mensen jegens God en zijn heilige wil. vgl: Immortale Dei, 12-13[[[739|12-13]]]
Wanneer vanwege de bijzondere omstandigheden van een of ander volk in de juridische ordening van de staat aan één bepaalde godsdienstige gemeenschap een bijzondere civiele erkenning wordt gegeven, dan moet tevens aan alle burgers en godsdienstige gemeenschappen het recht op vrijheid in godsdienstzaken worden toegekend, en dit recht moet ook geëerbiedigd worden.
Tenslotte moet de burgerlijke overheid ervoor zorgen, dat de juridische gelijkheid van de burgers, die zelf een element is van het algemeen welzijn van de maatschappij, nooit, hetzij openlijk hetzij bedekt, wordt aangetast om godsdienstige redenen en dat elke discriminatie onder hen wordt geweerd.
Hieruit volgt, dat de publieke overheid de burgers niet door geweld, vreesaanjaging of andere middelen mag dwingen tot het belijden of verwerpen van welke godsdienst ook, en dat zij niemand mag beletten, lid te worden van een godsdienstige gemeenschap of het lidmaatschap ervan op te geven. Nog meer handelt men in strijd met de wil van God en met de heilige rechten van de persoon en de volkerengemeenschap, wanneer men hoe dan ook met geweld de godsdienst tracht uit te roeien of te onderdrukken, hetzij in heel het mensdom of in een bepaalde streek of groep.
Referenties naar alinea 6: 8
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Handvest van de Rechten van het gezin ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Aan het einde van de Synode over Catechese in onze tijd ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Gott oder nichts - Gedanken zum Buch von Kardinal Robert Sarah ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 De grenzen van de godsdienstvrijheid
7
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Evangelium Vitae ->=geentekst=
Donum Vitae ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Libertatis conscientia ->=geentekst=
Tot de leden van het Rechtbank van de Romeinse Rota ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, de weg naar vrede ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Stellingen over de verhouding tussen het kerkelijk leraarsambt en de theologie ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
Omdat het recht op vrijheid in godsdienstzaken wordt uitgeoefend binnen de menselijke samenleving, is het gebruik van dit recht gebonden aan bepaalde beperkende normen. Bij het gebruikmaken van alle soorten vrijheden moet men het morele beginsel van de persoonlijke en sociale verantwoordelijkheid in acht nemen: iedere mens en elke sociale groep heeft de morele plicht om bij het uitoefenen van zijn rechten rekening te houden met de rechten van anderen, met zijn eigen plichten tegenover anderen en met het algemeen welzijn van allen. Jegens allen moet men met rechtvaardigheid en menselijkheid handelen.
Bovendien heeft de burgerlijke maatschappij het recht, zich te beschermen tegen misbruiken, die zouden kunnen ontstaan onder het voorwendsel van godsdienstvrijheid, en daarom heeft vooral de burgerlijke overheid de taak, voor deze bescherming te zorgen. Dit mag echter niet met willekeur geschieden of met een onbillijke bevoordeling van één bepaalde partij, maar het moet gebeuren volgens juridische normen, die in overeenstemming zijn met de objectieve morele orde en die nodig zijn voor een doeltreffende bescherming van de rechten van alle burgers en voor een harmonisch samengaan van deze rechten, verder voor een behoorlijke zorg voor de waardige publieke vrede, die bestaat in een geordend samen leven op basis van echte rechtvaardigheid, tenslotte voor de noodzakelijke bescherming van de openbare zedelijkheid. Dit alles vormt een fundamenteel onderdeel van het algemeen welzijn en valt onder het begrip "publieke orde". Overigens moet men de regel volgen van een volledige vrijheid in de samenleving, die vraagt, dat men aan de mens een zo groot mogelijke vrijheid laat en deze alleen maar beperkt, wanneer en in zover dat noodzakelijk is.
Bovendien heeft de burgerlijke maatschappij het recht, zich te beschermen tegen misbruiken, die zouden kunnen ontstaan onder het voorwendsel van godsdienstvrijheid, en daarom heeft vooral de burgerlijke overheid de taak, voor deze bescherming te zorgen. Dit mag echter niet met willekeur geschieden of met een onbillijke bevoordeling van één bepaalde partij, maar het moet gebeuren volgens juridische normen, die in overeenstemming zijn met de objectieve morele orde en die nodig zijn voor een doeltreffende bescherming van de rechten van alle burgers en voor een harmonisch samengaan van deze rechten, verder voor een behoorlijke zorg voor de waardige publieke vrede, die bestaat in een geordend samen leven op basis van echte rechtvaardigheid, tenslotte voor de noodzakelijke bescherming van de openbare zedelijkheid. Dit alles vormt een fundamenteel onderdeel van het algemeen welzijn en valt onder het begrip "publieke orde". Overigens moet men de regel volgen van een volledige vrijheid in de samenleving, die vraagt, dat men aan de mens een zo groot mogelijke vrijheid laat en deze alleen maar beperkt, wanneer en in zover dat noodzakelijk is.
Referenties naar alinea 7: 13
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Evangelium Vitae ->=geentekst=
Donum Vitae ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Libertatis conscientia ->=geentekst=
Tot de leden van het Rechtbank van de Romeinse Rota ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, de weg naar vrede ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Stellingen over de verhouding tussen het kerkelijk leraarsambt en de theologie ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 7 De vorming tot het gebruik van de vrijheid
8
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
De mens van onze tijd is blootgesteld aan allerlei pressie en loopt gevaar, zijn vrij persoonlijk oordeel te verliezen. Van de andere kant zijn velen geneigd om, onder het mom van vrijheid, alle onderwerping af te schudden en niet veel waarde te hechten aan de verschuldigde gehoorzaamheid. Daarom richt dit Vaticaans Concilie tot allen, vooral tot hen, die belast zijn met de opvoeding, de aansporing om mensen te vormen, die in eerbied voor de morele orde weten te gehoorzamen aan het wettig gezag, en de echte vrijheid liefhebben; mensen namelijk die in het licht van de waarheid zich een persoonlijk oordeel weten te vormen, zich in heel hun handelen laten leiden door een besef van verantwoordelijkheid en streven naar al wat waar en rechtvaardig is, in volle bereidheid om met anderen samen te werken.
Daarom moet een van de vruchten en doeleinden van de godsdienstvrijheid zijn: de mensen te helpen om met groter verantwoordelijkheidsbesef hun plichten in het sociale leven te vervullen.
Daarom moet een van de vruchten en doeleinden van de godsdienstvrijheid zijn: de mensen te helpen om met groter verantwoordelijkheidsbesef hun plichten in het sociale leven te vervullen.
Referenties naar alinea 8: 4
Handvest van de Rechten van het gezin ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De godsdienstvrijheid in het licht van de Openbaring
- Artikel 1 De leer van de godsdienstvrijheid, steunend op de Openbaring
9
Donum Veritatis ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
Wat dit Vaticaans Concilie verklaart omtrent het recht van de mens op godsdienstvrijheid, is gebaseerd op de waardigheid van de persoon; en het menselijk verstand heeft de eisen, die deze waardigheid stelt, steeds duidelijker leren inzien door een eeuwenlange ervaring. Meer nog, deze leer heeft haar wortels in de goddelijke Openbaring, en dit is voor de christenen een reden te meer om haar nauwgezet te onderhouden. Want ofschoon de Openbaring zich niet uitdrukkelijk uitspreekt over het recht tot vrijheid van uiterlijke dwang in godsdienstige aangelegenheden, laat ze ons toch de waardigheid van de menselijke persoon zien in heel haar omvang; ze toont, hoezeer Christus de vrijheid van de mens eerbiedigde in de vervulling van de plicht om te geloven aan het woord Gods, en ze leert ons, welke geest de leerlingen van zulk een Meester zich moeten eigen maken en moeten volgen bij hun handelen. Dit alles werpt een helder licht op de algemene beginselen, die ten grondslag liggen aan de leer van deze Verklaring over de godsdienstvrijheid. Vooral ook is de godsdienstvrijheid in de samenleving volledig in overeenstemming met de vrijheid van de christelijke geloofsdaad.
Referenties naar alinea 9: 3
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=Donum Veritatis ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De vrijheid van de geloofsact
10
Door het geloof aanvaardt de mens de waarheid van de Openbaring ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Donum Veritatis ->=geentekst=
Donum Veritatis ->=geentekst=
Libertatis conscientia ->=geentekst=
Een uiterst belangrijk punt van de katholieke leer, dat vervat ligt in het woord Gods en door de Vaders voortdurend wordt voorgehouden vgl: Lib. V, 19: CSEL 19, pp. 463-464, 465; P.L. 614 en 616 (cap. 20)[[[1274]]] vgl: Ad Valentianum imp., Ep. 21: P.L. 16, 1005[[[1395]]] vgl: Lib. II, cap. 83: CSEL 52, p. 112: P.L. 43, 315[[[2226]]] vgl: 23: P.L. 33, 98[[[858]]] vgl: 34: P.L. 33, 132[[[858]]] vgl: 35; P.L. 33, 135[[[858]]] vgl: Ad Virgilium et Theodorum Episcopos Massiliae Galliarum, Registrum Epistolarum I, 45: M.G.H. Ep. 1, p. 72; P.L. 77, 510-511 (lib. I, ep. 47)[[[3252]]] vgl: Ad Iohannem Episcopum Constant., Registrum Epistolarum III, 52: M.G.H.: Ep. 1, p. 210; P.L. 77, 649 (lib. III, ep. 53)[[[3252]]] vgl: c. 57: Mansi X, 633[[[5120|(57)]]] vgl: V, 6, 9: ed. Frieberg, col. 774[[[5121]]] vgl: X, III, 42, 3: ed. Frieberg, col. 646[[[5122]]], is het volgende: de mens moet vrijwillig zijn geloofsantwoord geven aan God; bijgevolg mag niemand gedwongen worden, tegen zijn wil het geloof te aanvaarden vgl: Codex Iuris Canonici (1917), (1351)[[[2620|(1351)]]] vgl: Ecco che già, 7[[[1332|7]]] vgl: Mystici Corporis Christi, 105[[[433|105]]]. Want de geloofsact is krachtens zijn aard een vrijwillige act, omdat de mens, verlost door Christus, onze Redder, en geroepen tot het Kindschap Gods door Jezus Christus (Ef. 1, 5)[[b:Ef. 1, 5]], zich niet kan overgeven aan de zich openbarende God, indien de Vader hem niet trekt (Joh. 6, 44)[[b:Joh. 6, 44]] en indien hij niet een redelijke en vrije geloofsgehoorzaamheid schenkt aan God. Het is dus geheel in overeenstemming met de aard van het geloof, dat er in godsdienstige aangelegenheden geen enkele soort van dwang wordt uitgeoefend van de kant van de mensen. Daarom is het systeem van godsdienstvrijheid een sterke factor voor het scheppen van een situatie, waarin de mensen gemakkelijk de uitnodiging kunnen vernemen tot het christelijk geloof, dit spontaan kunnen aanvaarden en het in heel hun levensgedrag met elan kunnen belijden.
Referenties naar alinea 10: 7
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Door het geloof aanvaardt de mens de waarheid van de Openbaring ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Donum Veritatis ->=geentekst=
Donum Veritatis ->=geentekst=
Libertatis conscientia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Het optreden van Christus en de apostelen
11
Door het geloof aanvaardt de mens de waarheid van de Openbaring ->=geentekst=
Door het geloof aanvaardt de mens de waarheid van de Openbaring ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Aan de Katholieke Kerk in de Volksrepubliek China ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
God roept de mensen om Hem in geest en waarheid te dienen; deze roeping legt hun daarom een gewetensplicht op, maar dwingt hen niet. Want God houdt rekening met de waardigheid van de menselijke persoon, die Hij heeft geschapen, en die zich moet laten leiden door eigen oordeel en in vrijheid moet handelen. Dit is in de hoogste mate duidelijk geworden in Christus Jezus, in wie God zichzelf en zijn wegen ten volle heeft geopenbaard. Christus immers, onze Leraar en Heer (Joh. 13, 13)[[b:Joh. 13, 13]], zachtmoedig en nederig van hart (Mt. 11, 29)[[b:Mt. 11, 29]], heeft met geduld zijn leerlingen uitgenodigd en tot zich getrokken. (Mt. 11, 28-30; Joh. 6, 67-68)[[b:Mt. 11, 28-30; Joh. 6, 67-68]] Zeker, Hij heeft zijn prediking door wonderen bekrachtigd en bevestigd, maar Hij deed dit om het geloof van zijn toehoorders te wekken en te versterken, niet om dwang op hen uit te oefenen. (Mt. 9, 28-29; Mc. 9, 23-24; Mc. 6, 5-6)[[b:Mt. 9, 28-29; Mc. 9, 23-24; Mc. 6, 5-6]] vgl: Ecclesiam Suam, 77[[[91|77]]] Hij heeft weliswaar zijn toehoorders hun ongeloof verweten, maar de straf hiervoor aan God overgelaten tot de dag van het oordeel. (Mt. 11, 20-24; Rom. 12, 19-20; 2 Tess. 1, 8)[[b:Mt. 11, 20-24; Rom. 12, 19-20; 2 Tess. 1, 8]] Hij zond zijn apostelen uit in de wereld met de woorden: "Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden; maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden" (Mc. 16, 16)[b:Mc. 16, 16]. Toch wist Hij, dat met de tarwe ook onkruid was gezaaid, en Hij beval, beide te laten groeien tot aan de oogst, die zal plaats hebben op het einde van de tijden. (Mt. 13, 30.40-52)[[b:Mt. 13, 30.40-52]] Hij wilde geen politieke Messias zijn, die regeerde met geweld, (Mt. 4, 8-10; Joh. 6, 15)[[b:Mt. 4, 8-10; Joh. 6, 15]] maar Hij noemde zich liever de Mensenzoon, die gekomen was "om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen" (Mc. 10, 45)[b:Mc. 10, 45]. Hij toonde zich de volmaakte Dienaar van God (Jes. 42, 1-4)[[b:Jes. 42, 1-4]], die "een geknakt riet niet zal breken en een smeulende vlaspit niet zal doven" (Mt.12, 20)[b:Mt.12, 20]. Hij erkende het burgerlijk gezag en zijn rechten en beval, belasting te betalen aan de keizer, maar Hij wees er uitdrukkelijk op, dat men de hogere rechten van God moet eerbiedigen: "Geeft dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt" (Mt. 22, 21)[b:Mt. 22, 21]. Hij bekroonde tenslotte zijn openbaring door aan het kruis het verlossingswerk te voltooien, om daardoor voor de mensen het heil en de ware vrijheid te verwerven. Hij heeft getuigenis afgelegd van de waarheid (Joh. 18, 37)[[b:Joh. 18, 37]], maar heeft haar niet met geweld willen opdringen aan zijn tegenstanders. Zijn rijk immers wordt niet door het zwaard verdedigd (Mt. 26, 51-53; Joh. 18, 36)[[b:Mt. 26, 51-53; Joh. 18, 36]], maar het wordt gesticht door het getuigen en het aanhoren van de waarheid, en het breidt zich uit door de liefde, waardoor Christus, omhooggeheven aan het kruis, de mensen tot zich trekt. (Joh. 12, 32)[[b:Joh. 12, 32]]
De apostelen hebben, onderricht door het woord en het voorbeeld van Christus, dezelfde weg gevolgd. Vanaf het eerste begin van de Kerk hebben de leerlingen van Christus met alle kracht ernaar gestreefd om de mensen te brengen tot de erkenning van Christus als Heer, en dit niet door dwang of met methoden, die het Evangelie onwaardig waren, maar eerst en vooral door de kracht van het woord Gods. (1 Kor. 2, 3-5; 1 Tess. 2, 3-5)[[b:1 Kor. 2, 3-5; 1 Tess. 2, 3-5]] Met moed verkondigden zij aan allen het heilsplan van God, onze Redder, "die wil dat alle mensen gered worden en tot de kennis der waarheid komen" (1 Tim. 2, 4)[b:1 Tim. 2, 4]. Tevens respecteerden zij de zwakken, ook als dezen in dwaling verkeerden; en zo toonden zij, hoe "ieder van ons aan God rekenschap zal moeten afleggen voor zichzelf" (Rom. 14, 12)[b:Rom. 14, 12] (Rom. 14, 1-23; 1 Kor. 8, 9-13; 1 Kor. 10, 23-33)[[b:Rom. 14, 1-23; 1 Kor. 8, 9-13; 1 Kor. 10, 23-33]] en in zoverre verplicht is, zijn eigen geweten te volgen. Evenals Christus waren ook de apostelen er voortdurend op bedacht, getuigenis af te leggen van Gods waarheid, vol durf om voor het volk en de overheden "vrijmoedig het woord Gods" te verkondigen." (Hand. 4, 31)[b:Hand. 4, 31] (Ef. 6, 19-20)[[b:Ef. 6, 19-20]] Zij hadden immers het vaste geloof, dat het Evangelie werkelijk een goddelijke kracht is tot heil van ieder, die erin gelooft. (Rom. 1, 16)[[b:Rom. 1, 16]] Zonder iets te geven om "aardse wapens" (2 Kor. 10, 4; 1 Tess. 5, 8-9)[[b:2 Kor. 10, 4; 1 Tess. 5, 8-9]] en het voorbeeld van Christus' zachtmoedigheid en mildheid volgend, verkondigden zij het woord Gods, in het volle vertrouwen, dat dit woord door zijn goddelijke kracht in staat is om de Godvijandige machten te vernietigen (Ef. 6, 11-17)[[b:Ef. 6, 11-17]] en de mensen te brengen tot het geloof en de gehoorzaamheid aan Christus. (2 Kor. 10, 3-5)[[b:2 Kor. 10, 3-5]] Zoals de Meester erkenden ook de Apostelen het wettig burgerlijk gezag: "Want er is geen gezag dan van God", zo leert de Apostel, en daarom beveelt hij: "Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers, die boven hem staan... Wie zich tegen het gezag verzet, verzet zich tegen Gods verordening." (Rom. 13, 1-2)[b:Rom. 13, 1-2] (1 Pt. 2, 13-17)[[b:1 Pt. 2, 13-17]] Maar tegelijkertijd aarzelden zij niet, zich te verzetten tegen het publieke gezag, toen dit in strijd kwam met Gods heilige wil: "Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen." (Hand. 5, 29)[b:Hand. 5, 29] (Hand. 4, 19-20)[[b:Hand. 4, 19-20]] Deze weg hebben ontelbare martelaren en gelovigen gevolgd, door alle tijden heen en over de gehele wereld.
De apostelen hebben, onderricht door het woord en het voorbeeld van Christus, dezelfde weg gevolgd. Vanaf het eerste begin van de Kerk hebben de leerlingen van Christus met alle kracht ernaar gestreefd om de mensen te brengen tot de erkenning van Christus als Heer, en dit niet door dwang of met methoden, die het Evangelie onwaardig waren, maar eerst en vooral door de kracht van het woord Gods. (1 Kor. 2, 3-5; 1 Tess. 2, 3-5)[[b:1 Kor. 2, 3-5; 1 Tess. 2, 3-5]] Met moed verkondigden zij aan allen het heilsplan van God, onze Redder, "die wil dat alle mensen gered worden en tot de kennis der waarheid komen" (1 Tim. 2, 4)[b:1 Tim. 2, 4]. Tevens respecteerden zij de zwakken, ook als dezen in dwaling verkeerden; en zo toonden zij, hoe "ieder van ons aan God rekenschap zal moeten afleggen voor zichzelf" (Rom. 14, 12)[b:Rom. 14, 12] (Rom. 14, 1-23; 1 Kor. 8, 9-13; 1 Kor. 10, 23-33)[[b:Rom. 14, 1-23; 1 Kor. 8, 9-13; 1 Kor. 10, 23-33]] en in zoverre verplicht is, zijn eigen geweten te volgen. Evenals Christus waren ook de apostelen er voortdurend op bedacht, getuigenis af te leggen van Gods waarheid, vol durf om voor het volk en de overheden "vrijmoedig het woord Gods" te verkondigen." (Hand. 4, 31)[b:Hand. 4, 31] (Ef. 6, 19-20)[[b:Ef. 6, 19-20]] Zij hadden immers het vaste geloof, dat het Evangelie werkelijk een goddelijke kracht is tot heil van ieder, die erin gelooft. (Rom. 1, 16)[[b:Rom. 1, 16]] Zonder iets te geven om "aardse wapens" (2 Kor. 10, 4; 1 Tess. 5, 8-9)[[b:2 Kor. 10, 4; 1 Tess. 5, 8-9]] en het voorbeeld van Christus' zachtmoedigheid en mildheid volgend, verkondigden zij het woord Gods, in het volle vertrouwen, dat dit woord door zijn goddelijke kracht in staat is om de Godvijandige machten te vernietigen (Ef. 6, 11-17)[[b:Ef. 6, 11-17]] en de mensen te brengen tot het geloof en de gehoorzaamheid aan Christus. (2 Kor. 10, 3-5)[[b:2 Kor. 10, 3-5]] Zoals de Meester erkenden ook de Apostelen het wettig burgerlijk gezag: "Want er is geen gezag dan van God", zo leert de Apostel, en daarom beveelt hij: "Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers, die boven hem staan... Wie zich tegen het gezag verzet, verzet zich tegen Gods verordening." (Rom. 13, 1-2)[b:Rom. 13, 1-2] (1 Pt. 2, 13-17)[[b:1 Pt. 2, 13-17]] Maar tegelijkertijd aarzelden zij niet, zich te verzetten tegen het publieke gezag, toen dit in strijd kwam met Gods heilige wil: "Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen." (Hand. 5, 29)[b:Hand. 5, 29] (Hand. 4, 19-20)[[b:Hand. 4, 19-20]] Deze weg hebben ontelbare martelaren en gelovigen gevolgd, door alle tijden heen en over de gehele wereld.
Referenties naar alinea 11: 7
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Door het geloof aanvaardt de mens de waarheid van de Openbaring ->=geentekst=
Door het geloof aanvaardt de mens de waarheid van de Openbaring ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Aan de Katholieke Kerk in de Volksrepubliek China ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De Kerk volgt de weg van Christus en de apostelen
12
Menselijke ontwikkeling en christelijk heil ->=geentekst=
Getrouw aan de waarheid van het evangelie volgt de Kerk daarom de weg van Christus en de Apostelen, wanneer zij het beginsel van de godsdienstvrijheid erkent als beantwoordend aan de waardigheid van de mens en aan Gods openbaring en wanneer zij de godsdienstvrijheid aanmoedigt. De leer, die zij van haar Meester en van de Apostelen heeft ontvangen, heeft zij in de loop van de tijden bewaard en doorgegeven. Ofschoon er in het leven van Gods volk, op zijn weg door de wisselvalligheden van de menselijke geschiedenis, soms een manier van optreden is geweest, die minder in overeenstemming en zelfs in strijd was met de geest van het Evangelie, toch bleef het altijd de leer van de Kerk, dat niemand tot het geloof mag worden gedwongen.
Zo bleef het zuurdeeg van het Evangelie lang doorwerken in de geest van de mensen, en het is voor een groot deel daaraan te danken, dat de erkenning van de waardigheid van de menselijke persoon in de loop van de tijden steeds meer veld won en geleidelijk de overtuiging groeide, dat de menselijke persoon in de burgerlijke samenleving vrij moet blijven van iedere menselijke dwang waar het godsdienstzaken betreft.
Zo bleef het zuurdeeg van het Evangelie lang doorwerken in de geest van de mensen, en het is voor een groot deel daaraan te danken, dat de erkenning van de waardigheid van de menselijke persoon in de loop van de tijden steeds meer veld won en geleidelijk de overtuiging groeide, dat de menselijke persoon in de burgerlijke samenleving vrij moet blijven van iedere menselijke dwang waar het godsdienstzaken betreft.
Referenties naar alinea 12: 2
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=Menselijke ontwikkeling en christelijk heil ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 De vrijheid van de Kerk
13
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Onder de waarden, die betrekking hebben op het welzijn van de Kerk en zelfs van de aardse Stad, en die altijd en overal bewaard moeten blijven en verdedigd tegen elke aantasting, is deze zeker de voornaamste: dat de Kerk heel de vrijheid van handelen geniet, die zij nodig heeft om het heil van de mensen te kunnen behartigen vgl: Officio sanctissimo, (40)[[[2548|(40)]]] vgl: Ex Litteris[[[1335]]]. Want dit is de heilige vrijheid, waarmee de Eniggeboren Zoon van God de Kerk heeft verrijkt, die Hij door zijn Bloed verworven heeft. Ze is zó zeer eigen aan de Kerk, dat degenen, die ze bestrijden, handelen tegen de wil van God. De vrijheid van de Kerk is een grondbeginsel in de betrekkingen van de Kerk met de burgerlijke macht en heel de burgerlijke orde.
In de menselijke samenleving en tegenover iedere publieke macht eist de Kerk vrijheid voor zich op, omdat zij een geestelijk gezag is, door Christus de Heer ingesteld en van Godswege belast met de opdracht, uit te gaan over de gehele wereld en het Evangelie te verkondigen aan heel de schepping. (Mc. 16, 15; Mt. 28, 18-20)[[b:Mc. 16, 15; Mt. 28, 18-20]] vgl: Summi Pontificatus, 76-79[[[650|76-79]]] De Kerk maakt eveneens aanspraak op vrijheid, omdat zij ook een gemeenschap van mensen is, die het recht bezitten om in de burgerlijke maatschappij te leven volgens de voorschriften van het christelijk geloof. vgl: Firmissimam Constantiam - Nos Muy Conocida[[[1333]]]
Welnu, alleen in een regiem van godsdienstvrijheid dat niet alleen verkondigd wordt met woorden en niet alleen wettelijk is vastgelegd, maar ook eerlijk in de praktijk wordt doorgevoerd, zal de Kerk, rechtens en in feite, een duurzame mogelijkheid bezitten voor de noodzakelijke onafhankelijkheid bij het vervullen van haar goddelijke zending, een onafhankelijkheid, die de kerkelijke gezagsdragers voor zich in de maatschappij met steeds meer klem hebben opgeëist. vgl: Ci riesce[[[1019]]] Tevens genieten de christenen, gelijk ook de overige mensen, het burgerlijk recht om onbelemmerd hun leven in te richten volgens hun geweten. Er bestaat dus een nauwe band tussen de vrijheid van de Kerk en de godsdienstvrijheid, die moet worden erkend als een recht van alle mensen en gemeenschappen en die juridisch moet worden vastgelegd.
In de menselijke samenleving en tegenover iedere publieke macht eist de Kerk vrijheid voor zich op, omdat zij een geestelijk gezag is, door Christus de Heer ingesteld en van Godswege belast met de opdracht, uit te gaan over de gehele wereld en het Evangelie te verkondigen aan heel de schepping. (Mc. 16, 15; Mt. 28, 18-20)[[b:Mc. 16, 15; Mt. 28, 18-20]] vgl: Summi Pontificatus, 76-79[[[650|76-79]]] De Kerk maakt eveneens aanspraak op vrijheid, omdat zij ook een gemeenschap van mensen is, die het recht bezitten om in de burgerlijke maatschappij te leven volgens de voorschriften van het christelijk geloof. vgl: Firmissimam Constantiam - Nos Muy Conocida[[[1333]]]
Welnu, alleen in een regiem van godsdienstvrijheid dat niet alleen verkondigd wordt met woorden en niet alleen wettelijk is vastgelegd, maar ook eerlijk in de praktijk wordt doorgevoerd, zal de Kerk, rechtens en in feite, een duurzame mogelijkheid bezitten voor de noodzakelijke onafhankelijkheid bij het vervullen van haar goddelijke zending, een onafhankelijkheid, die de kerkelijke gezagsdragers voor zich in de maatschappij met steeds meer klem hebben opgeëist. vgl: Ci riesce[[[1019]]] Tevens genieten de christenen, gelijk ook de overige mensen, het burgerlijk recht om onbelemmerd hun leven in te richten volgens hun geweten. Er bestaat dus een nauwe band tussen de vrijheid van de Kerk en de godsdienstvrijheid, die moet worden erkend als een recht van alle mensen en gemeenschappen en die juridisch moet worden vastgelegd.
Referenties naar alinea 13: 3
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 De taak van de Kerk
14
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Persona humana ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De interpretatie van het dogma ->=geentekst=
Dignitas Personae ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
Wil de Kerk gehoorzamen aan het goddelijk bevel: "Maakt alle volkeren tot mijn leerlingen" (Mt. 28, 19)[b:Mt. 28, 19], dan moet zij zich met alle kracht ervoor inzetten "dat het Woord des Heren zijn luisterrijke loop mag volbrengen" (2 Tess. 3, 1)[b:2 Tess. 3, 1]. De Kerk vraagt dus met aandrang aan haar kinderen vóór alles "gebeden, smekingen, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen ... Dit is goed en welgevallig aan God, onze Heiland, die wil, dat alle mensen gered worden en tot de kennis der waarheid komen" (1 Tim. 2, 1-4)[b:1 Tim. 2, 1-4]. De gelovigen moeten bij de vorming van hun geweten nauwgezet de heilige en zekere leer van de Kerk voor ogen houden vgl: La Famiglia - Over de vorming van het christelijk geweten bij de jeugd[[[1336]]]. Want krachtens de wil van Christus is de katholieke Kerk de lerares van de waarheid; het is haar taak, de Waarheid, die Christus is, te verkondigen en gezagvol uiteen te zetten en tevens de beginselen van de morele orde, die uit de natuur zelf van de mens voortvloeien, met haar gezag te verklaren en te bevestigen. Bovendien moeten de christenen met wijsheid de buitenstaanders tegemoet treden, en "in een geest van heiligheid en ongeveinsde liefde, met het woord der waarheid" (2 Kor. 6, 6-7)[b:2 Kor. 6, 6-7], het licht van het leven met alle vrijmoedigheid (Hand. 4, 29)[[b:Hand. 4, 29]] en apostolische moed trachten te verbreiden, zelfs ten koste van hun leven. De leerling immers heeft jegens Christus, zijn Meester, de ernstige plicht om de waarheid, die hij van Hem heeft ontvangen, altijd vollediger te leren kennen, getrouw te verkondigen en met kracht te verdedigen, zonder ooit middelen aan te wenden, die in strijd zijn met de geest van het Evangelie. Tevens echter wordt hij door de liefde van Christus gedrongen om liefdevol, verstandig en geduldig hen tegemoet te treden, die in dwaling of in onwetendheid verkeren aangaande het geloof. vgl: Pacem in Terris, 157-158[[[53|157-158]]] Men moet dus rekening houden én met de plichten tegenover Christus, het levengevend Woord, dat men moet prediken, én met de rechten van de menselijke persoon én met de maat van genade die God, door Christus, heeft geschonken aan de mens, die wordt uitgenodigd om het geloof vrijwillig te aanvaarden en te belijden.
Referenties naar alinea 14: 12
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Persona humana ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De interpretatie van het dogma ->=geentekst=
Dignitas Personae ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Slot
15
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Het is duidelijk, dat de mensen van onze tijd verlangen, hun godsdienst vrij te kunnen belijden, privé en publiek; meer nog, dat de godsdienstvrijheid reeds in de meeste grondwetten tot burgerrecht is verklaard en in internationale documenten plechtig wordt erkend. vgl: Pacem in Terris, 142-145[[[53|142-145]]]
Maar er zijn regeringsstelsels, waar de vrijheid van eredienst wel in de grondwet wordt erkend, maar waar de publieke autoriteiten zelf de burgers trachten af te houden van het belijden van hun godsdienst en er op uit zijn, het leven van de godsdienstige gemeenschappen uiterst moeilijk en precair te maken.
Het heilig Concilie begroet met vreugde die gunstige tekenen van onze tijd, maar met droefheid brandmerkt het tevens de genoemde betreurenswaardige feiten. Het spoort de katholieken aan en vraagt ook dringend alle mensen om zich ernstig te bezinnen op de volstrekte noodzaak van de godsdienstvrijheid, vooral in de huidige omstandigheden van de mensenfamilie.
Het is immers duidelijk, dat alle volken steeds meer een eenheid gaan worden, dat er nauwere banden ontstaan tussen mensen van verschillende cultuur en godsdienst en dat iedereen zich sterker bewust wordt van zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Wil men dus onder de mensen de vreedzame betrekkingen en de eendracht vestigen en versterken, dan moet overal ter wereld de godsdienstvrijheid door het recht doeltreffend worden gesanctioneerd en moet men de hoogste rechten en plichten respecteren, die de mensen bezitten om vrij hun godsdienst in de maatschappij te kunnen beleven.
Geve God, de Vader van allen, dat de mensenfamilie, dank zij een nauwgezette eerbiediging van het beginsel van godsdienstvrijheid in de samenleving, door de genade van Christus en de kracht van de Heilige Geest moge komen tot de verheven en onvergankelijke "glorierijke vrijheid van de kinderen Gods" (Rom. 8, 21)[b:Rom. 8, 21].
Ik, PAULUS, Bisschop van de Katholieke Kerk.
Hier volgen de handtekeningen van de Vaders.
Maar er zijn regeringsstelsels, waar de vrijheid van eredienst wel in de grondwet wordt erkend, maar waar de publieke autoriteiten zelf de burgers trachten af te houden van het belijden van hun godsdienst en er op uit zijn, het leven van de godsdienstige gemeenschappen uiterst moeilijk en precair te maken.
Het heilig Concilie begroet met vreugde die gunstige tekenen van onze tijd, maar met droefheid brandmerkt het tevens de genoemde betreurenswaardige feiten. Het spoort de katholieken aan en vraagt ook dringend alle mensen om zich ernstig te bezinnen op de volstrekte noodzaak van de godsdienstvrijheid, vooral in de huidige omstandigheden van de mensenfamilie.
Het is immers duidelijk, dat alle volken steeds meer een eenheid gaan worden, dat er nauwere banden ontstaan tussen mensen van verschillende cultuur en godsdienst en dat iedereen zich sterker bewust wordt van zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Wil men dus onder de mensen de vreedzame betrekkingen en de eendracht vestigen en versterken, dan moet overal ter wereld de godsdienstvrijheid door het recht doeltreffend worden gesanctioneerd en moet men de hoogste rechten en plichten respecteren, die de mensen bezitten om vrij hun godsdienst in de maatschappij te kunnen beleven.
Geve God, de Vader van allen, dat de mensenfamilie, dank zij een nauwgezette eerbiediging van het beginsel van godsdienstvrijheid in de samenleving, door de genade van Christus en de kracht van de Heilige Geest moge komen tot de verheven en onvergankelijke "glorierijke vrijheid van de kinderen Gods" (Rom. 8, 21)[b:Rom. 8, 21].
Dit alles, tot in alle onderdelen, wat in deze Verklaring is vastgelegd, heeft de instemming van de Vaders van het heilig Concilie. En wij, krachtens het apostolisch gezag, door Christus aan ons verleend, geven, samen met de Concilievaders, in de Heilige Geest daaraan onze goedkeuring, bepalen het en stellen het vast, en wij bevelen datgene, wat door de Synode is vastgesteld, tot Gods glorie te promulgeren.Rome, bij Sint-Pieter, 7 december 1965.
Ik, PAULUS, Bisschop van de Katholieke Kerk.
Hier volgen de handtekeningen van de Vaders.
Referenties naar alinea 15: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 28
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/702-dignitatis-humanae-nl