Beste medebroeders in het bisschops- en priesterambt,
beste seminaristen,
Ik groet u allen heel hartelijk, en dank u voor de vreugdevolle manier waarop u mij ontvangen hebt. Vooral voor het feit dat u voor deze ontmoeting uit talrijke landen van de vijf werelddelen bent gekomen. Daardoor zijn wij hier werkelijk een weerspiegeling van de wereldwijde Katholieke Kerk. Vooral dank ik de seminarist, de priester en de bisschop die ons hier hun persoonlijke getuigenis gegeven hebben. Ik moet zeggen dat het me heeft geraakt de wegen te zien, waarlangs de Heer mensen, zo onverwacht en tegen hun eigen plannen, in naar het priesterschap heeft geleid. Heel hartelijk dank! Ik ben blij met deze ontmoeting. Het was inderdaad mijn wil - en zo werd het dan ook gezegd - dat in het programma van deze dagen in Keulen een speciaal treffen zou worden ingepland met de jonge seminaristen, met de bedoeling dat de dimensie van de roeping, die bij de een steeds grotere rol speelt, hier ook werkelijk in heel zijn betekenis zichtbaar zou worden. De regen van boven wijst ons trouwens op zegen, denk ik. Jullie zijn seminaristen, jonge mannen die zich bevinden in een tijd van intensief zoeken naar een persoonlijke relatie met Christus, naar een ontmoeting met Hem. Want dat is het seminarie: minder een plaats als wel een betekenisvolle etappe op de weg van, of in het leven van een leerling van Jezus. Ik stel me voor wat voor echo in jullie harten gewekt wordt door de woorden van het thema van deze XX-ste wereldjongerendagen - "Wij zijn gekomen om Hem te aanbidden" - evenals door het ontroerende verhaal van de Wijzen, van hun zoeken en hun vinden. Ieder is op zijn eigen manier - denken we aan de drie getuigenissen die we hebben gehoord - zo iemand die een ster ziet, die op weg gaat, die ook duisternis moet meemaken en die dan door Gods leiding het doel bereiken kan. Dit stukje Evangelie over het zoeken en vinden van de Wijzen heeft juist voor jullie, beste seminaristen, een unieke betekenis omdat jullie bezig zijn de weg van de onderscheiding - het is werkelijk een weg - en van de toetsing van de roeping tot het priesterschap te voltooien. Daarover zou ik graag enkele gedachten willen aanreiken.
Waarom gingen de sterrenduiders vanuit verre landen op weg naar Bethlehem? Het antwoord hangt samen met het geheim van de "ster" die zij zagen opkomen en die zij als ster van de "Koning van de Joden" identificeerden, dat wil zeggen als teken van de geboorte van de Messias. De reis was dus ondernomen vanuit de kracht van de hoop die nu in de ster haar bevestiging en richtingwijzing kreeg - op weg naar de "Koning van de Joden", naar het Koninkrijk van God zelf. Want daar ligt de zin van onze weg: het Koninkrijk van God in deze wereld te dienen. De sterrenduiders braken op omdat zij een diep verlangen in zich gewaar werden dat hen ertoe drong alles te verlaten en op weg te gaan. Het was alsof zij deze ster altijd al verwacht hadden, als stond deze reis al in de eeuwigheid ingeschreven in hun lot en ging zich dat nu eindelijk realiseren. Beste vrienden, dat is het geheim van de roepstem, van de roeping - een geheim dat het leven van iedere christen betreft, maar dat duidelijker uitkomt bij degenen die Christus uitnodigt alles te verlaten om Hem in een hechtere verbondenheid na te volgen. De seminarist ervaart de schoonheid van de roeping op een moment dat we zouden kunnen aanduiden als de tijd van het "verliefd zijn". Zijn innerlijk is dan vervuld van een verbazing die hem bidden doet zeggen: "Heer, waarom juist ik?" Maar de liefde kent geen "waarom", zij is een gave om niet, waarop men antwoordt met de gave van zichzelf.
Het seminarie is een tijd die bedoeld is voor de vorming en de onderscheiding. De vorming heeft, zoals jullie wel weten, verschillende dimensies die bij elkaar komen in de eenheid van de persoon: Zij omvat het menselijke terrein, het in eigenlijke zin geestelijke en het culturele terrein. Haar diepste doel is dat men van binnenuit de God leert kennen die ons in Jezus Christus zijn Gelaat getoond heeft. Daarom is een grondige studie van de heilige Schrift nodig, alsook van het geloof en het leven van de Kerk noodzakelijk waarin deze Schrift levend woord blijft. Dit alles moet in verband staan met het vragen van ons verstand en zo met de context van ons hedendaagse menselijke leven. Deze studie mag dan af en toe vermoeiend overkomen, maar zij maakt een onvervangbaar onderdeel uit van onze ontmoeting met Christus en van onze roeping Hem te verkondigen. Alles moet gericht zijn op de ontplooiing van een samenhangende en evenwichtige persoonlijkheid, die in staat is de opgave van het priesterschap geldig op zich te nemen en verantwoordelijk te vervullen. Beslissend is daarbij de rol van de vormenden: De kwaliteit van het priestercollege in een particuliere kerk hangt voor een groot deel af van de kwaliteit van het seminarie, en daarmee van de kwaliteit van degenen die voor de vorming verantwoordelijk zijn. Beste seminaristen, juist daarom bidden wij vandaag met welgemeende dankbaarheid voor al jullie oversten, professoren en opvoeders, wier geestelijke aanwezigheid wij bij dit treffen gewaar worden. Bidden wij de Heer dat zij de hun toevertrouwde en zo belangrijke taak op de beste manier kunnen vervullen. Het seminarie is een tijd van de weg, van het zoeken, maar vooral van het ontdekken van Christus. Alleen in de mate dat hij persoonlijk Christus ervaart, kan de jonge mens naar waarheid Diens wil en daarmee zijn eigen roeping leren kennen. Hoe beter je Jezus kent, hoe meer je door zijn geheim wordt aangetrokken; hoe dieper je ontmoeting met Hem, hoe sterker je verlangen Hem te zoeken. Dat is een beweging van de geest die je leven lang aanhoudt en die in het seminarie een tijd beleeft die vol belofte is, haar "lente" om zo te zeggen.
Toen zij in Bethlehem gekomen waren gingen de sterrenduiders - zo zegt de Schrift - "het huis binnen, zagen het Kind met zijn moeder Maria, en op hun knieën neervallend betuigden zij het hun hulde" . Eindelijk is daar dan het lang verwachte moment: de ontmoeting met Jezus. "Zij gingen het huis binnen": in zekere zin vertegenwoordigt dit huis de Kerk. Gedurende de seminarietijd voltrekt zich in het bewustzijn van de jonge seminarist een belangrijk rijpingsproces: hij ziet de kerk niet meer "van buitenaf", maar ervaart haar om zo te zeggen van binnenuit, als zijn "huis", omdat zij het huis van Christus is, waar "Maria, zijn moeder" woont. En het is juist de moeder die hem Jezus, haar zoon laat zien, Hem aan hem voorstelt en hem in staat stelt Hem in zekere zin te zien, aan te raken en in de armen te nemen. Maria leert hem Jezus met de ogen van het hart te beschouwen en van Hem te leven. Op elk moment van het seminarieleven kan men deze liefdevolle tegenwoordigheid van de Moeder van de Heer gewaar worden, die eenieder in de ontmoeting met Christus inleidt in het zwijgen van de meditatie, in het gebed en in de broederlijkheid. Maria helpt om de Heer vooral te ontmoeten in de eucharistieviering, wanneer Hij in het Woord en in het geconsacreerde Brood tot ons dagelijks voedsel wordt.
"Toen vielen zij op hun knieën neer en betuigden het hun hulde (aanbaden het)...zij haalden hun schatten te voorschijn en boden het geschenken aan, goud, wierook en mirre" . Dat is het hoogtepunt van de hele weg: De ontmoeting wordt tot aanbidding, mondt uit in een act van geloof en liefde, die in de uit Maria geboren Jezus de mensgeworden Zoon van God erkent. Is in het gebaar van de sterrenduiders al niet het geloof voorafgebeeld van Petrus en de andere leerlingen, het geloof van Paulus en alle andere heiligen, in het bijzonder van de heilige seminaristen en priesters? Het geheim van de heiligheid is de vriendschap met Christus en de trouwe instemming met zijn wil. "Christus is alles voor ons", zei de heilige Ambrosius, en de heilige Benedictus spoorde aan om niets boven de liefde tot Christus te stellen. Moge Christus alles voor jullie zijn. Jullie vooral, beste seminaristen: Biedt hem het kostbaarste aan wat jullie bezitten, zoals de vereerde Johannes Paulus II voorstelde in zijn Boodschap voor deze Wereldjongerendagen: het goud van jullie vrijheid, de wierook van jullie gebed, en de mirre van jullie diepste liefde.
Het seminarie is de tijd van de voorbereiding op de zending. De Wijzen uit het Oosten "keerden terug"naar hun land, en hebben beslist getuigenis afgelegd van hun ontmoeting met de "koning van de Joden". Ook jullie worden na de lange en noodzakelijke vormingsweg van het seminarie uitgezonden om gewijde dienaren van Christus te zijn. Ieder van jullie zal als een "alter Christus" naar de mensen terugkeren. Op hun reis terug hebben de sterrenduiders ongetwijfeld te kampen gehad met gevaren en inspanningen, raakten zij de weg kwijt en hebben zij getwijfeld. De ster die hen geleid had was er niet meer! Zij droegen voortaan het licht in zich. Zelf hadden zij het te behoeden en te voeden door zich voortdurend Christus te herinneren, zijn heilig Gelaat, zijn onbeschrijflijke liefde.
Beste seminaristen! Als God het wil, zullen ook jullie, eenmaal door de heilige Geest gewijd, aan je zending beginnen. Herinner je steeds de woorden van Jezus: "Blijft in mijn liefde" . Als jullie bij Christus, met Christus en in Christus blijven, zul je zoals Hij heeft beloofd, rijke vruchten dragen. Niet jullie hebben Hem gekozen - dat hebben we zojuist nog in de getuigenissen gehoord - maar Hij heeft jullie uitgekozen: Dat is het geheim van jullie roeping en jullie zending! Het wordt in het Onbevlekt Hart van Maria bewaard. Zij waakt met moederlijke liefde over ieder van jullie. Wend je dikwijls en vol vertrouwen tot Maria. Ik verzeker jullie allen dat ik jullie liefheb en dagelijks voor jullie bid. En ik geef jullie van harte graag de zegen.