Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare broeders en zusters, goeie dag,
Wanneer men wil onderlijnen dat elementen die een werkelijkheid samenstellen, nauw met elkaar verbonden zijn en samen één enkele zaak vormen, gebruikt men dikwijls het beeld van het lichaam. Te beginnen met de apostel Paulus, werd deze uitdrukking toegepast op de Kerk en zij werd als haar onderscheidend, diepste en mooiste kenmerk beschouwd. Vandaag willen wij ons dus de vraag stellen: waarin vormt de Kerk één enkel lichaam? En waarom wordt zij het lichaam van Christus genoemd?
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Het boek Ezechiël geeft ons de beschrijving van een visioen dat een beetje eigenaardig is, indrukwekkend maar bekwaam om in ons hart vertrouwen en hoop te wekken. God toont de profeet een veld dat met beenderen overdekt is, los van mekaar en verdroogd. Een troosteloos uitzicht … Beeldt u een veld in, met beenderen bedekt. God zegt hem, de Geest daarover af te smeken. Op dat ogenblik komen de beenderen in beweging, komen zij dichter bij elkaar en verenigen zich, pezen en vlees bekleden de beenderen en zo vormt zich een lichaam, volledig en vol leven. Zie, dat is de Kerk! Ik vraag u met nadruk dat u vandaag de Bijbel zou nemen, het 37e hoofdstuk van Ezechiël, vergeet het niet, en lees deze passage, ze is heel mooi. Dat is de Kerk, ze is een meesterwerk, het meesterwerk van de Geest die in iedereen het nieuwe leven van de Verrezene inblaast en die ons naast elkaar plaatst, de ene ten dienste van de andere om hem te ondersteunen, en die ons zo tot één enkel lichaam maakt, opgebouwd in gemeenschap en in liefde.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Maar de Kerk is niet alleen een Kerk die opgebouwd wordt in de Geest: de Kerk is het lichaam van Christus! En dat is niet bij manier van spreken, wij zijn dat werkelijk! Het is het grote geschenk dat wij op de dag van ons doopsel ontvingen. In het doopsacrament behoren wij namelijk toe aan Christus die ons opneemt in het hart van het kruismysterie, het hoogste mysterie van Zijn liefde voor ons, om ons vervolgens als nieuwe schepselen met Hem te doen verrijzen. Zie: zo wordt de Kerk geboren en zo erkent de Kerk zich als het lichaam van Christus. Het doopsel is een ware wedergeboorte die ons in Christus doet herleven, die ons deelgenoot maakt aan wie Hij is en ons onderling innig verenigt, zoals ledematen van hetzelfde lichaam, waarvan Hij het hoofd is. Wat daaruit voortvloeit is dan een diepe liefdesgemeenschap. In die zin is het verhelderend, Paulus de echtgenoten te horen oproepen “hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam” en te horen zeggen: “En zo doet Christus met de kerk, omdat wij ledematen zijn van Zijn lichaam”. Hoe mooi zou het zijn dat wij ons dikwijls herinneren wie we zijn, wat de Heer aan ons heeft gedaan: wij zijn Zijn lichaam, dat lichaam dat niets of niemand Hem kan ontrukken en dat Hij met heel Zijn passie en heel Zijn liefde overdekt, juist zoals een echtgenoot met zijn echtgenote. Doch deze gedachte moet in ons het verlangen opwekken, met de Heer Jezus in overeenstemming te zijn en Zijn liefde onderling te delen, als levende ledematen van Zijn eigen lichaam.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
In Paulus’ tijd kende de gemeente van Korinthe vele moeilijkheden om dat in praktijk te brengen, door de ervaring – die ook wij dikwijls hebben – van verdeeldheid, afgunst, onbegrip, marginalisatie. Dat mag allemaal niet omdat in plaats van de Kerk als lichaam van Christus op te bouwen en te doen groeien, wij haar breken, de leden uit elkaar halen. En dat gebeurt ook op onze dagen. Denken wij aan wat in onze christengemeenten gebeurt, in sommige parochies, denken wij aan alle verdeeldheid in onze wijken, de afgunst, kwaadsprekerij, alle onbegrip en marginalisatie. En wat brengt dat voort? Het vernietigt ons. Dat is het begin van oorlog. Oorlog begint niet op het strijdveld : oorlog begint in het hart, door onbegrip, verdeeldheid, afgunst, door die strijd tegen de anderen. Zo was de gemeenschap van Korinthe, het waren op dat gebied kampioenen!
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
De apostel Paulus gaf de Korinthiërs concreet advies dat ook voor ons geldig is: niet jaloers zijn, maar in de gemeenschap de gaven en kwaliteiten waarderen van onze broeders. Jaloezie: “die heeft een auto gekocht” en daar voel ik jaloezie bij; “die heeft met de loto gewonnen” en nog eens jaloezie; “en die lukt hem alles op dat vlak” en nog eens jaloezie! Dat vernietigt, doet kwaad, dat mag niet! Want zo blaast de jaloezie zich op en vult zij het hart. Een jaloers hart is een bitter hart, een hart dat in plaats van bloed azijn lijkt te hebben; het is een hart dat nooit gelukkig is, een hart dat de gemeenschap vernietigt. Maar wat moet ik dan doen? In onze gemeenschappen de gaven en kwaliteiten van de anderen, van onze broeders waarderen. En als ik jaloezie voel opkomen, en dat overkomt iedereen, wij zijn allemaal zondaars, moet ik de Heer zeggen: “dank U, Heer, omdat Gij dat aan die persoon gegeven hebt”. De kwaliteiten waarderen, de naaste zijn, deelnemen aan het leed van de laatsten en meest behoeftigen, ten overstaan van iedereen zijn erkenning uiten. Een hart dat dank u kan zeggen is een goed hart, een edel hart, een hart dat gelukkig is.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Ik stel u een vraag: kunnen wij allemaal dank u zeggen, altijd? Of niet altijd, omdat afgunst, jaloezie ons een beetje remt? En tenslotte, de raad die de apostel Paulus aan de Korinthiërs geeft en die wij ook aan elkaar kunnen geven: niemand hoger achten dan de anderen. Er zijn zo veel mensen die zich beter voelen dan de anderen! Ook wij zeggen dikwijls zoals de farizeeër in de parabel: “ik dank U, Heer, omdat ik niet ben zoals die daar, ik ben beter”. Dat is echter niet mooi, zo mag men nooit spreken. En als ge op het punt staat zo te spreken, bedenk uw zonden, uw zonden die niemand kent, en verneder u tegenover de Heer : “Maar Gij, Heer, Gij weet wie beter is, ik zwijg”. Dat doet ons goed. Zich in naastenliefde altijd beschouwen als ledematen van elkaar, die zich aan elkaar geven en voor elkaar leven.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Dierbare broeders en zusters, roepen ook wij zoals de profeet Ezechiël en de apostel Paulus de Heilige Geest aan opdat Zijn genade en de overvloed van Zijn gaven ons helpen werkelijk als lichaam van Christus te leven, verenigd, als een familie, maar een familie die het lichaam van Christus is, en als het zichtbare en mooie teken van de liefde van Christus.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/5678-de-kerk-11-lichaam-van-christus-nl