Beleidsnota Kerkmusicus
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Beleidsnota Kerkmusicus
Voor de Bisdommen van de R.K. Kerkprovincie in Nederland
Bisschoppenconferentie van Nederland
12 oktober 2010
Bisschoppenconferenties - Beleidsnota's - Nederland
2013, Beleidssector liturgie van de Nederlandse Bisschoppenconferentie / Nationale Raad voor Liturgie
Liturgische Documentatie, dl. 10
Liturgische Documentatie, dl. 10
12 oktober 2010
2 november 2022
5154
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- === Inleiding
Sinds het verschijnen van de beleidsnota Kerkmusicus in 1988 van de Nederlandse Bisschoppenconferentie is er veel veranderd in de liturgische situatie van ons land. De teruggang in het kerkbezoek vraagt om een reflectie op wat nodig en haalbaar is in de kerkmuzikale praktijk. Hoe kan gewaarborgd blijven dat de mens de eredienst aan God zo goed mogelijk verzorgt? Hoe kan er toekomstperspectief geboden worden voor de inschakeling van professioneel gevormde kerkmusici en amateur-kerkmusici? Hoe dienen zij gevormd te zijn? Deze en dergelijke vragen zijn niet zonder belang. In deze beleidsnota zijn een aantal wegwijzers geplaatst voor een nadere inkleuring van deze problemen en kansen. Hiermee wordt de beleidsnota uit 1988 herzien. De materie waarover in deze regeling voor kerkmuziek sprake is, blijft verder de verantwoordelijkheid van iedere bisschop afzonderlijk met betrekking tot zijn eigen bisdom.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 De kerkmusicus en de kerkmuzikale praktijk. Enkele uitgangspunten
1
1.1 Begripsbepaling
De kerkmusicus die werkzaam is in de Rooms-Katholieke Kerk, staat in dienst van de liturgie van de Rooms-Katholieke Kerk. Daarom dienen zowel de begrippen liturgie, kerkmuziek als kerkmusicus nader omschreven te worden.
De liturgische werkelijkheid is zo groot dat de Kerk er de eeuwen door meerdere aanduidingen voor heeft gebruikt, zoals eredienst, cultus en liturgie. Liturgie is meer dan wat mensen tot stand brengen, omdat de goddelijke eredienst allereerst het werk van Christus zelf is. Hij heeft door zijn menswording en verlossingsmysterie het heil gebracht. De christelijke cultus is daarom allereerst het handelen van Christus tot verheerlijking van zijn hemelse Vader en ten bate van het volk van God. Dat heilshandelen van Christus wordt in de liturgie tegenwoordig gesteld en de liturgie-vierende gemeenschap krijgt daaraan deel. Zo is de eredienst 'de uitoefening van de priesterlijke taak van Jezus Christus, waarin de heiliging van de mensen door waarneembare tekenen betekend wordt en op een wijze die elk ervan eigen is, bewerkt wordt, en waarin door het mystieke Lichaam van Christus, door het Hoofd namelijk en door de ledematen, de volledige publieke eredienst van God uitgeoefend wordt. Deze eredienst is dan aanwezig, wanneer hij gebracht wordt in naam van de Kerk door wettig hiertoe afgevaardigde personen en door handelingen die door het gezag van de kerk goedgekeurd zijn'. § 1 en 2[[30|834]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 7[[[570|7]]]
Christus zelf is de eerste liturg. De gehele liturgie en al het liturgisch handelen dienen daarom geordend te zijn op Christus, en de concrete leiding van de liturgie is toevertrouwd aan degenen die zijn aangesteld om in Christus' naam en in de persoon van Christus de heilige en heiligende woorden en handelingen te verrichten. De heiligingstaak wordt in de liturgie allereerst uitgeoefend door de bisschoppen, die de hogepriesters zijn, de voornaamste uitdelers van de mysteries van God en de leiders, de bevorderaars en behoeders van het gehele liturgische leven in de hun toevertrouwde Kerk. Ook oefenen de priesters - die ook zelf deelgenoten zijn aan het priesterschap van Christus, en die als zijn bedienaren onder het gezag van de bisschop gewijd zijn om de liturgie te vieren en het volk te heiligen - hun heiligingstaak uit in de liturgie. Terwijl degenen die de wijding tot bisschop of priester hebben ontvangen, de zending en bevoegdheid hebben ontvangen om te handelen in de persoon van Christus het Hoofd, hebben de diakens de kracht ontvangen om het volk van God te dienen in de diaconie van de liturgie, van het woord en van de naastenliefde. § 3[[30|1009]] vgl: Omnium in mentem, 2[[[3310|2]]] De diakens hebben deel aan de liturgie volgens de voorziene normen.
Daarnaast en onder hun verantwoordelijkheid hebben ook de christengelovigen actief deel aan de liturgie, waarin het algemeen priesterschap van de gelovigen wordt uitgeoefend. vgl: Codex Iuris Canonici, 835-836[[[30|835-836]]] Zo hebben allen deel aan de eredienst krachtens hun Doopsel om de Kerk op te bouwen als tempel van de levende God, en wel ieder volgens de hem of haar toekomende eigen plaats. Door de apostel Paulus worden de christengelovigen die zich verenigen in de samenkomst om de komst van hun Heer af te wachten, aangespoord om samen psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de Geest, te zingen. (Kol. 3, 16)[[b:Kol. 3, 16]] De zang is immers een teken van de verheffing van het hart. (Hand. 2, 46)[[b:Hand. 2, 46]] Daarom zegt de heilige Augustinus terecht dat "zingen eigen is aan wie liefheeft" 336. PL 38, 1472[[880]]; en zeer oud is het gezegde: "wie goed zingt, bidt dubbel". vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 39[[[1798|39]]]
De liturgie is allereerst gave van God in Christus aan de mens, waardoor de mens geheiligd wordt, en pas daarna een handeling van de mens op God gericht. Hoezeer de mens zich ook door vorming, toerusting en degelijke inzet moet inspannen om God het beste aan te bieden, toch is de liturgie uiteindelijk meer geschenk van God in Christus aan de mens dan een prestatie van de mens tegenover God en medemens. Dat vraagt van de gelovige in de liturgie een deemoedige houding, waardoor men zich invoegt in het mysterie van Gods heilshandelen. Omdat liturgie primair een heilsgave van God in Christus aan zijn Kerk is, is de menselijke bijdrage niet het belangrijkste, maar de spiritueel juiste houding is die van ontvankelijkheid, zelfs als gebrekkig blijft wat de mens God aan te bieden heeft. De mens van zijn kant is geroepen om God het beste van zijn kunnen aan te bieden. Daarom zijn roeping en zending vanuit Christus en zijn Kerk de norm voor de eredienst, meer dan menselijke vakbekwaamheid of technische perfectie, hoe wenselijk die ook zijn.
Onder kerkmuziek ofwel gewijde muziek - zowel de vocale als de instrumentale - wordt muziek verstaan, 'die geschapen is voor de viering van de goddelijke eredienst, en die gekenmerkt wordt door heiligheid en schoonheid van vorm' en 'een noodzakelijk of integrerend deel uitmaakt van de plechtige liturgie'. Musicam Sacram, 4[[1564|4]] Wanneer er tijdens een viering gewijde muziek wordt uitgevoerd, moet deze uitvoering ten volle rekening houden met het verloop en de eigen wetten van de viering. vgl: Concerten in kerkgebouwen, 6[[[1647|6]]] In die zin heeft Paus Benedictus XVI in zijn post-synodaal schrijven Sacramentum Caritatis[1784] erop gewezen, dat 'alles - de tekst, de melodie en de uitvoering - moet overeenstemmen met de betekenis van het gevierde mysterie, met de onderdelen van de ritus en met de liturgische tijden'. Sacramentum Caritatis, 42[[1784|42]] Onder kerkmuziek wordt concreet verstaan: 'het gregoriaans, de gewijde oude en moderne polyfonie in haar diverse vormen, de gewijde muziek voor orgel en andere toegestane instrumenten, en de gewijde ofliturgische volkszang en de religieuze volkszang'. Musicam Sacram, 4[[1564|4]]
Onder de professionele, bevoegde kerkmusicus wordt verstaan de musicus die in het bezit is van een door of vanwege het daartoe bevoegde kerkelijke orgaan verleende bevoegdheidsverklaring en die in een parochie of vergelijkbare kerkelijke instelling is benoemd als dirigent en/of organist. Daarnaast zijn er ook zeer veel amateur-kerkmusici werkzaam in de parochies, in kerken en kapellen. De al dan niet professioneel gevormde kerkmusicus kan één of meerdere liturgische functies in combinatie uitoefenen, maar gezien de verscheidenheid van eigen liturgische functies is het niet in de geest van de liturgievernieuwing volgens Vaticanum 11, wanneer een enkele persoon tijdens een en dezelfde liturgische viering al deze functies combineert en in zich culmineert (zie hierover nr. 2.2[al:4] en hoofdstuk III). Ieder verrichte zoveel mogelijk de functie die hem of haar toekomt.
De kerkmusicus die werkzaam is in de Rooms-Katholieke Kerk, staat in dienst van de liturgie van de Rooms-Katholieke Kerk. Daarom dienen zowel de begrippen liturgie, kerkmuziek als kerkmusicus nader omschreven te worden.
De liturgische werkelijkheid is zo groot dat de Kerk er de eeuwen door meerdere aanduidingen voor heeft gebruikt, zoals eredienst, cultus en liturgie. Liturgie is meer dan wat mensen tot stand brengen, omdat de goddelijke eredienst allereerst het werk van Christus zelf is. Hij heeft door zijn menswording en verlossingsmysterie het heil gebracht. De christelijke cultus is daarom allereerst het handelen van Christus tot verheerlijking van zijn hemelse Vader en ten bate van het volk van God. Dat heilshandelen van Christus wordt in de liturgie tegenwoordig gesteld en de liturgie-vierende gemeenschap krijgt daaraan deel. Zo is de eredienst 'de uitoefening van de priesterlijke taak van Jezus Christus, waarin de heiliging van de mensen door waarneembare tekenen betekend wordt en op een wijze die elk ervan eigen is, bewerkt wordt, en waarin door het mystieke Lichaam van Christus, door het Hoofd namelijk en door de ledematen, de volledige publieke eredienst van God uitgeoefend wordt. Deze eredienst is dan aanwezig, wanneer hij gebracht wordt in naam van de Kerk door wettig hiertoe afgevaardigde personen en door handelingen die door het gezag van de kerk goedgekeurd zijn'. § 1 en 2[[30|834]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 7[[[570|7]]]
Christus zelf is de eerste liturg. De gehele liturgie en al het liturgisch handelen dienen daarom geordend te zijn op Christus, en de concrete leiding van de liturgie is toevertrouwd aan degenen die zijn aangesteld om in Christus' naam en in de persoon van Christus de heilige en heiligende woorden en handelingen te verrichten. De heiligingstaak wordt in de liturgie allereerst uitgeoefend door de bisschoppen, die de hogepriesters zijn, de voornaamste uitdelers van de mysteries van God en de leiders, de bevorderaars en behoeders van het gehele liturgische leven in de hun toevertrouwde Kerk. Ook oefenen de priesters - die ook zelf deelgenoten zijn aan het priesterschap van Christus, en die als zijn bedienaren onder het gezag van de bisschop gewijd zijn om de liturgie te vieren en het volk te heiligen - hun heiligingstaak uit in de liturgie. Terwijl degenen die de wijding tot bisschop of priester hebben ontvangen, de zending en bevoegdheid hebben ontvangen om te handelen in de persoon van Christus het Hoofd, hebben de diakens de kracht ontvangen om het volk van God te dienen in de diaconie van de liturgie, van het woord en van de naastenliefde. § 3[[30|1009]] vgl: Omnium in mentem, 2[[[3310|2]]] De diakens hebben deel aan de liturgie volgens de voorziene normen.
Daarnaast en onder hun verantwoordelijkheid hebben ook de christengelovigen actief deel aan de liturgie, waarin het algemeen priesterschap van de gelovigen wordt uitgeoefend. vgl: Codex Iuris Canonici, 835-836[[[30|835-836]]] Zo hebben allen deel aan de eredienst krachtens hun Doopsel om de Kerk op te bouwen als tempel van de levende God, en wel ieder volgens de hem of haar toekomende eigen plaats. Door de apostel Paulus worden de christengelovigen die zich verenigen in de samenkomst om de komst van hun Heer af te wachten, aangespoord om samen psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de Geest, te zingen. (Kol. 3, 16)[[b:Kol. 3, 16]] De zang is immers een teken van de verheffing van het hart. (Hand. 2, 46)[[b:Hand. 2, 46]] Daarom zegt de heilige Augustinus terecht dat "zingen eigen is aan wie liefheeft" 336. PL 38, 1472[[880]]; en zeer oud is het gezegde: "wie goed zingt, bidt dubbel". vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 39[[[1798|39]]]
De liturgie is allereerst gave van God in Christus aan de mens, waardoor de mens geheiligd wordt, en pas daarna een handeling van de mens op God gericht. Hoezeer de mens zich ook door vorming, toerusting en degelijke inzet moet inspannen om God het beste aan te bieden, toch is de liturgie uiteindelijk meer geschenk van God in Christus aan de mens dan een prestatie van de mens tegenover God en medemens. Dat vraagt van de gelovige in de liturgie een deemoedige houding, waardoor men zich invoegt in het mysterie van Gods heilshandelen. Omdat liturgie primair een heilsgave van God in Christus aan zijn Kerk is, is de menselijke bijdrage niet het belangrijkste, maar de spiritueel juiste houding is die van ontvankelijkheid, zelfs als gebrekkig blijft wat de mens God aan te bieden heeft. De mens van zijn kant is geroepen om God het beste van zijn kunnen aan te bieden. Daarom zijn roeping en zending vanuit Christus en zijn Kerk de norm voor de eredienst, meer dan menselijke vakbekwaamheid of technische perfectie, hoe wenselijk die ook zijn.
Onder kerkmuziek ofwel gewijde muziek - zowel de vocale als de instrumentale - wordt muziek verstaan, 'die geschapen is voor de viering van de goddelijke eredienst, en die gekenmerkt wordt door heiligheid en schoonheid van vorm' en 'een noodzakelijk of integrerend deel uitmaakt van de plechtige liturgie'. Musicam Sacram, 4[[1564|4]] Wanneer er tijdens een viering gewijde muziek wordt uitgevoerd, moet deze uitvoering ten volle rekening houden met het verloop en de eigen wetten van de viering. vgl: Concerten in kerkgebouwen, 6[[[1647|6]]] In die zin heeft Paus Benedictus XVI in zijn post-synodaal schrijven Sacramentum Caritatis[1784] erop gewezen, dat 'alles - de tekst, de melodie en de uitvoering - moet overeenstemmen met de betekenis van het gevierde mysterie, met de onderdelen van de ritus en met de liturgische tijden'. Sacramentum Caritatis, 42[[1784|42]] Onder kerkmuziek wordt concreet verstaan: 'het gregoriaans, de gewijde oude en moderne polyfonie in haar diverse vormen, de gewijde muziek voor orgel en andere toegestane instrumenten, en de gewijde ofliturgische volkszang en de religieuze volkszang'. Musicam Sacram, 4[[1564|4]]
Onder de professionele, bevoegde kerkmusicus wordt verstaan de musicus die in het bezit is van een door of vanwege het daartoe bevoegde kerkelijke orgaan verleende bevoegdheidsverklaring en die in een parochie of vergelijkbare kerkelijke instelling is benoemd als dirigent en/of organist. Daarnaast zijn er ook zeer veel amateur-kerkmusici werkzaam in de parochies, in kerken en kapellen. De al dan niet professioneel gevormde kerkmusicus kan één of meerdere liturgische functies in combinatie uitoefenen, maar gezien de verscheidenheid van eigen liturgische functies is het niet in de geest van de liturgievernieuwing volgens Vaticanum 11, wanneer een enkele persoon tijdens een en dezelfde liturgische viering al deze functies combineert en in zich culmineert (zie hierover nr. 2.2[al:4] en hoofdstuk III). Ieder verrichte zoveel mogelijk de functie die hem of haar toekomt.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
1.2 De kerkmusicus in de kerkmuzikale praktijk
Omdat de lokale kerk een onderdeel vormt van de universele Kerk dient de gewettigde lokale eigenheid in taalgebruik en toonzetting van de kerkmuziek ingevoegd te worden in de universaliteit van de kerkelijke liturgie. De kerk is een geloofsgemeenschap, die volgens Paulus in diens eerste brief aan de christenen van Korinthe (1 Kor. 12, 1-13)[b:1 Kor. 12, 1-13] - hij spreekt hier over een lokale kerk - het stempel draagt van een eenheid in verscheidenheid van genadegaven (charisma's). Paulus illustreert dit met het beeld van het menselijk lichaam en diens ledematen, die op elkaar zijn aangewezen en in het geheel een eigen plaats en functie hebben. Maar de afzonderlijke genadegaven dienen steeds uitdrukkelijk in dienst te staan van de kerkopbouw, zoals deze door Christus is gewild. Deze kerkopbouw kent daarom naast verscheidenheid ook de eigen onvervreemdbare verantwoordelijkheden van degene die het hoofd tegenwoordig stelt en met de leiding is belast. Paulus noemt de kerk het Lichaam van Christus, een beeld dat verder wordt uitgewerkt en aangevuld (in de brieven aan de inwoners van Kolosse en van Efese) met de gedachte dat Christus het hoofd is van zijn Lichaam.
De Kerk kent verschillende soorten liturgische vieringen waarvan de teksten en riten in de diverse liturgische boeken zijn vastgelegd. Deze vieringen vragen om adequate gezangen volgens de richtlijnen van de liturgische boeken, aangepast aan de eigenheid van de viering als geheel en aan de eigenheid van de afzonderlijke onderdelen. De teksten van deze gezangen vindt men in verschillende liturgische boeken. Het door de Bisschoppenconferentie goedgekeurde repertorium ofwel directorium van liturgische gezangen in de volkstaal geeft vervolgens het repertoire aan van verdere liederen die geschikt zijn voor de katholieke eredienst. dat aan de afzonderlijke bisschoppenconferenties vraagt om voor de liturgie in de volkstaal een dergelijk repertorium op te stellen en ter goedkeuring voor te leggen aan de Apostolische Stoel. Voor de Nederlandse Kerkprovincie zijn al afleveringen met goedgekeurde gezangen in de volkstaal verschenen[[1663|108]]
Een repertoire van liturgische muziek moet gebaseerd zijn op de liturgisch goedgekeurde gezangen die hun eigen plaats en functie hebben in de liturgie. Een dergelijk kerkelijk basisrepertoire dient bij de gelovigen bekend te zijn. Enerzijds kunnen daarom in menig geval bekende liturgische gezangen, die aan de kerkelijke en liturgische vereisten voldoen, gehandhaafd blijven, anderzijds zal wellicht een hoeveelheid gezangen geïntroduceerd moeten worden, die voor de geloofsgemeenschap ter plaatse (nog) onbekend en nieuw is.
Daarbij vervult de kerkmusicus een belangrijke rol. Naast de professioneel gevormde kerkmusicus, die meestal de dirigent en/of organist is van het parochiekoor, functioneren tegenwoordig ook diverse niet-professioneel gevormde kerkmusici als dirigent/organist.
Omwille van de continuïteit en de onderlinge harmonisatie tussen de verschillende koren en de onderscheiden vieringen, kan het soms aanbevelenswaardig zijn, dat slechts één dirigent de leiding heeft over de verschillende koren. Zo kan er een betere afstemming plaats vinden tussen de koren onderling ten aanzien van het kerkelijk goedgekeurde repertoire en ontstaat een mogelijkheid van een door ieder gekend basisrepertoire, opdat de parochie als gemeenschap ook in het zingen eensgezind en één van stem de Heer kan loven. Door de eventuele bundeling van een aantal kerkmuzikale taken in één persoon met name op het vlak van de kerkmuzikale vorming kan ook een bredere financiële basis ontstaan voor een professionele kerkmusicus en een formatieplaats, die als parttime functie een reëel arbeidsperspectief biedt aan professionele musici.
Deze optie heeft tegelijk echter wel consequenties voor de opleiding. Het betekent dat de musicus moet zijn opgeleid op meerdere domeinen. Hij moet kennis hebben zowel van de liturgie van de Rooms-Katholieke Kerk, als ook van het brede scala van koorsoorten en de verschillende soorten repertoire binnen de kerkelijke richtlijnen en hij dient positief gemotiveerd te zijn om deze te realiseren in de liturgische praktijk. Dit betekent dat bij de opleiding voor kerkmuziek de liturgische en kerkmuzikale vorming door de Kerk geautoriseerd moet zijn, zodat gewaarborgd is dat deze geheel in kerkelijke zin verloopt. Normerend voor de kerkmuzikale praktijk zijn de richtlijnen in deze van de Rooms-Katholieke Kerk; de kerkmusicus dient deze te kennen en in praktijk te brengen. De mogelijke bundeling van een aantal kerkmuzikale taken in één persoon dient echter - zoals eerder gezegd - niet te gebeuren als een cumulatie van meerdere, verschillende liturgische taken in één liturgische bedienaar. Zulk streven is in strijd met de geest van het Tweede Vaticaans Concilie.
Omdat de lokale kerk een onderdeel vormt van de universele Kerk dient de gewettigde lokale eigenheid in taalgebruik en toonzetting van de kerkmuziek ingevoegd te worden in de universaliteit van de kerkelijke liturgie. De kerk is een geloofsgemeenschap, die volgens Paulus in diens eerste brief aan de christenen van Korinthe (1 Kor. 12, 1-13)[b:1 Kor. 12, 1-13] - hij spreekt hier over een lokale kerk - het stempel draagt van een eenheid in verscheidenheid van genadegaven (charisma's). Paulus illustreert dit met het beeld van het menselijk lichaam en diens ledematen, die op elkaar zijn aangewezen en in het geheel een eigen plaats en functie hebben. Maar de afzonderlijke genadegaven dienen steeds uitdrukkelijk in dienst te staan van de kerkopbouw, zoals deze door Christus is gewild. Deze kerkopbouw kent daarom naast verscheidenheid ook de eigen onvervreemdbare verantwoordelijkheden van degene die het hoofd tegenwoordig stelt en met de leiding is belast. Paulus noemt de kerk het Lichaam van Christus, een beeld dat verder wordt uitgewerkt en aangevuld (in de brieven aan de inwoners van Kolosse en van Efese) met de gedachte dat Christus het hoofd is van zijn Lichaam.
De Kerk kent verschillende soorten liturgische vieringen waarvan de teksten en riten in de diverse liturgische boeken zijn vastgelegd. Deze vieringen vragen om adequate gezangen volgens de richtlijnen van de liturgische boeken, aangepast aan de eigenheid van de viering als geheel en aan de eigenheid van de afzonderlijke onderdelen. De teksten van deze gezangen vindt men in verschillende liturgische boeken. Het door de Bisschoppenconferentie goedgekeurde repertorium ofwel directorium van liturgische gezangen in de volkstaal geeft vervolgens het repertoire aan van verdere liederen die geschikt zijn voor de katholieke eredienst. dat aan de afzonderlijke bisschoppenconferenties vraagt om voor de liturgie in de volkstaal een dergelijk repertorium op te stellen en ter goedkeuring voor te leggen aan de Apostolische Stoel. Voor de Nederlandse Kerkprovincie zijn al afleveringen met goedgekeurde gezangen in de volkstaal verschenen[[1663|108]]
Een repertoire van liturgische muziek moet gebaseerd zijn op de liturgisch goedgekeurde gezangen die hun eigen plaats en functie hebben in de liturgie. Een dergelijk kerkelijk basisrepertoire dient bij de gelovigen bekend te zijn. Enerzijds kunnen daarom in menig geval bekende liturgische gezangen, die aan de kerkelijke en liturgische vereisten voldoen, gehandhaafd blijven, anderzijds zal wellicht een hoeveelheid gezangen geïntroduceerd moeten worden, die voor de geloofsgemeenschap ter plaatse (nog) onbekend en nieuw is.
Daarbij vervult de kerkmusicus een belangrijke rol. Naast de professioneel gevormde kerkmusicus, die meestal de dirigent en/of organist is van het parochiekoor, functioneren tegenwoordig ook diverse niet-professioneel gevormde kerkmusici als dirigent/organist.
Omwille van de continuïteit en de onderlinge harmonisatie tussen de verschillende koren en de onderscheiden vieringen, kan het soms aanbevelenswaardig zijn, dat slechts één dirigent de leiding heeft over de verschillende koren. Zo kan er een betere afstemming plaats vinden tussen de koren onderling ten aanzien van het kerkelijk goedgekeurde repertoire en ontstaat een mogelijkheid van een door ieder gekend basisrepertoire, opdat de parochie als gemeenschap ook in het zingen eensgezind en één van stem de Heer kan loven. Door de eventuele bundeling van een aantal kerkmuzikale taken in één persoon met name op het vlak van de kerkmuzikale vorming kan ook een bredere financiële basis ontstaan voor een professionele kerkmusicus en een formatieplaats, die als parttime functie een reëel arbeidsperspectief biedt aan professionele musici.
Deze optie heeft tegelijk echter wel consequenties voor de opleiding. Het betekent dat de musicus moet zijn opgeleid op meerdere domeinen. Hij moet kennis hebben zowel van de liturgie van de Rooms-Katholieke Kerk, als ook van het brede scala van koorsoorten en de verschillende soorten repertoire binnen de kerkelijke richtlijnen en hij dient positief gemotiveerd te zijn om deze te realiseren in de liturgische praktijk. Dit betekent dat bij de opleiding voor kerkmuziek de liturgische en kerkmuzikale vorming door de Kerk geautoriseerd moet zijn, zodat gewaarborgd is dat deze geheel in kerkelijke zin verloopt. Normerend voor de kerkmuzikale praktijk zijn de richtlijnen in deze van de Rooms-Katholieke Kerk; de kerkmusicus dient deze te kennen en in praktijk te brengen. De mogelijke bundeling van een aantal kerkmuzikale taken in één persoon dient echter - zoals eerder gezegd - niet te gebeuren als een cumulatie van meerdere, verschillende liturgische taken in één liturgische bedienaar. Zulk streven is in strijd met de geest van het Tweede Vaticaans Concilie.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Het profile van de kerkmusicus
3
2.1 De attitude
Bij kerkmusici moet ervan worden uitgegaan, dat ze praktiserend katholiek zijn en dat hun leven niet in tegenspraak is met wat de Kerk voorhoudt op het vlak van geloof en zeden. Een gezonde en positieve betrokkenheid op het kerkelijk leven ligt voor de hand, evenals een deelname aan de zondagsliturgie, ook wanneer ze niet in functie zijn. Tevens dient een kerkmusicus een positieve kennis van en waardering voor de liturgie van de rooms-katholieke Kerk te hebben, zoals deze in de liturgische boeken van de Kerk ligt vervat, en deze ook uit te dragen. In de apostolische brief van Paus Johannes Paulus II Christifideles laici[692], over de roeping en zending van de leken gelovigen in Kerk en wereld, wordt gesproken over de noodzaak van een blijvende integrale vorming binnen een synthese tussen geloof en leven. Daarbinnen staat de spirituele vorming voorop: de groei in de persoonlijke verbondenheid met Christus, het geestelijk leven dus van gebed, deelname aan de Eucharistie, leven uit persoonlijke overweging van de H. Schrift, bezinning en reflectie in stilte, retraite enz. Van de kerkmusicus als musicus mag een innerlijke betrokkenheid en bewogenheid door de muziek verwacht worden, het verlangen om zich te laten vormen en zichzelf te blijven bekwamen in de muziek. Maar ook mag van hem als kerkbetrokken en praktiserend katholiek een levenslange groei in verbondenheid met Christus en door Hem met God, zijn Vader, verwacht worden. Wanneer deze ophoudt of verdwijnt, dan wordt kerkmuziek een vak zoals alle andere; dan beoefent de kerkmusicus nog wel de muziek, maar vervalt de grondslag van wat een kerkmusicus zou moeten doen. Geloof en levenlberoep verliezen hun samenhang en eenheid. Juist gezien de communio in de Kerk moet de kerkmusicus ook bereid en in staat zijn om samen te werken met alle personen en groeperingen die zich meer in het bijzonder bezig houden met de voorbereiding en verzorging van de eredienst. Hij kan functioneren als bruggenbouwer tussen koren met uiteenlopende repertoires. Daarom moet hij in staat zijn om verschillende groepen mensen bij elkaar te houden en te binden met als gemeenschappelijk bindende factor de inspiratie van de liturgische muziek van de Kerk. Hij moet daarbij bereid zijn om te werken onder de leiding van de pastoor, de eindverantwoordelijke in een parochie of in een regio. Hij dient de eigen en eerste verantwoordelijkheid van de pastoor als medewerker en vertegenwoordiger van de bisschop inzake de regeling van de liturgie en van de kerkmuziek te erkennen. Hij dient dan ook bereid te zijn zich te voegen naar de diocesane regelingen en de regelingen van de kerkprovincie en de wereldkerk betreffende liturgie en kerkmuziek. 'Het is ten zeerste aan te bevelen dat organisten en overige musici niet slechts deskundig zijn in het goed bespelen van hun instrument, maar zij behoren ook de ware geest van de heilige liturgie te leren kennen en erin door te dringen, zodat zij ~ ook wanneer zij hun taak door middel van improvisatie uitoefenen ~ de heilige viering, overeenkomstig de ware aard van haar delen, opluisteren en juist de deelname van de gelovigen bevorderen'. Musicam Sacram, 67[[1564|67]] Professionele kerkmusici zijn, als dragers van de kerkmuzikale inspiratie, van groot belang voor de kerkmuziek, zowel landelijk, diocesaan, regionaal, dekenaal als parochieel. Maar ook amateur-kerkmusici vervullen op die domeinen een belangrijke functie. Uit bovenstaande volgt dat een overtuigd rooms-katholiek het beste de liturgie zal aanvoelen en kerkmuzikaal zal kunnen ondersteunen, c.q. begeleiden. Toch blijkt ook uit de praktijk (en is het vanuit oecumenisch perspectief ook mogelijk) dat een kerkmusicus die lid is van een reformatorische kerk een functie als kerkmusicus kan vervullen, met name als dirigent of organist. Behalve zijn beroepsbekwaamheid en zijn kennis en inzicht m.b.t. de rooms-katholieke liturgie dient hij een houding van respect voor de Rooms-Katholieke liturgie en voor de katholieke Kerk zelf te hebben, zoals omschreven in de Charta Oecumenica[4137].
Bij kerkmusici moet ervan worden uitgegaan, dat ze praktiserend katholiek zijn en dat hun leven niet in tegenspraak is met wat de Kerk voorhoudt op het vlak van geloof en zeden. Een gezonde en positieve betrokkenheid op het kerkelijk leven ligt voor de hand, evenals een deelname aan de zondagsliturgie, ook wanneer ze niet in functie zijn. Tevens dient een kerkmusicus een positieve kennis van en waardering voor de liturgie van de rooms-katholieke Kerk te hebben, zoals deze in de liturgische boeken van de Kerk ligt vervat, en deze ook uit te dragen. In de apostolische brief van Paus Johannes Paulus II Christifideles laici[692], over de roeping en zending van de leken gelovigen in Kerk en wereld, wordt gesproken over de noodzaak van een blijvende integrale vorming binnen een synthese tussen geloof en leven. Daarbinnen staat de spirituele vorming voorop: de groei in de persoonlijke verbondenheid met Christus, het geestelijk leven dus van gebed, deelname aan de Eucharistie, leven uit persoonlijke overweging van de H. Schrift, bezinning en reflectie in stilte, retraite enz. Van de kerkmusicus als musicus mag een innerlijke betrokkenheid en bewogenheid door de muziek verwacht worden, het verlangen om zich te laten vormen en zichzelf te blijven bekwamen in de muziek. Maar ook mag van hem als kerkbetrokken en praktiserend katholiek een levenslange groei in verbondenheid met Christus en door Hem met God, zijn Vader, verwacht worden. Wanneer deze ophoudt of verdwijnt, dan wordt kerkmuziek een vak zoals alle andere; dan beoefent de kerkmusicus nog wel de muziek, maar vervalt de grondslag van wat een kerkmusicus zou moeten doen. Geloof en levenlberoep verliezen hun samenhang en eenheid. Juist gezien de communio in de Kerk moet de kerkmusicus ook bereid en in staat zijn om samen te werken met alle personen en groeperingen die zich meer in het bijzonder bezig houden met de voorbereiding en verzorging van de eredienst. Hij kan functioneren als bruggenbouwer tussen koren met uiteenlopende repertoires. Daarom moet hij in staat zijn om verschillende groepen mensen bij elkaar te houden en te binden met als gemeenschappelijk bindende factor de inspiratie van de liturgische muziek van de Kerk. Hij moet daarbij bereid zijn om te werken onder de leiding van de pastoor, de eindverantwoordelijke in een parochie of in een regio. Hij dient de eigen en eerste verantwoordelijkheid van de pastoor als medewerker en vertegenwoordiger van de bisschop inzake de regeling van de liturgie en van de kerkmuziek te erkennen. Hij dient dan ook bereid te zijn zich te voegen naar de diocesane regelingen en de regelingen van de kerkprovincie en de wereldkerk betreffende liturgie en kerkmuziek. 'Het is ten zeerste aan te bevelen dat organisten en overige musici niet slechts deskundig zijn in het goed bespelen van hun instrument, maar zij behoren ook de ware geest van de heilige liturgie te leren kennen en erin door te dringen, zodat zij ~ ook wanneer zij hun taak door middel van improvisatie uitoefenen ~ de heilige viering, overeenkomstig de ware aard van haar delen, opluisteren en juist de deelname van de gelovigen bevorderen'. Musicam Sacram, 67[[1564|67]] Professionele kerkmusici zijn, als dragers van de kerkmuzikale inspiratie, van groot belang voor de kerkmuziek, zowel landelijk, diocesaan, regionaal, dekenaal als parochieel. Maar ook amateur-kerkmusici vervullen op die domeinen een belangrijke functie. Uit bovenstaande volgt dat een overtuigd rooms-katholiek het beste de liturgie zal aanvoelen en kerkmuzikaal zal kunnen ondersteunen, c.q. begeleiden. Toch blijkt ook uit de praktijk (en is het vanuit oecumenisch perspectief ook mogelijk) dat een kerkmusicus die lid is van een reformatorische kerk een functie als kerkmusicus kan vervullen, met name als dirigent of organist. Behalve zijn beroepsbekwaamheid en zijn kennis en inzicht m.b.t. de rooms-katholieke liturgie dient hij een houding van respect voor de Rooms-Katholieke liturgie en voor de katholieke Kerk zelf te hebben, zoals omschreven in de Charta Oecumenica[4137].
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
1
1
2.2 De liturgische en gemeenschapsopbouwende functie
Een belangrijk gegeven in het profiel van de kerkmusicus is de herwaardering en het hernieuwd besef van de verschillende liturgische functies die bij gebrek aan een geschikte bedienaar weliswaar eventueel ook door een kerkmusicus vervuld kunnen worden, maar die niet specifieke opdracht van de kerkmusicus zijn, en die ook niet gepraktiseerd mogen worden als een culminatie van functies. Het Algemeen statuut van het Romeins missaal[1798] spreekt over de bijzondere functies van de psalmist en schola of koor en andere musici. Met name worden genoemd: de organist, de voorzanger en koorleider. 'Er behoort een cantor of een koorleider te zijn om de volkszang te leiden en te ondersteunen. Zelfs wanneer een koor ontbreekt, komt het aan de cantor toe om de verschillende gezangen te leiden, terwijl het volk deelneemt wat zijn aandeel betreft'. Institutio Generalis Missalis Romani, 104[[1798|104]] Musicam Sacram, 21[[1564|21]] De voorzanger is dus ook nodig als er geen koor is, en wel om de volkszang te leiden. 'De taak van de psalmist is het de psalm voor te dragen of een ander bijbels gezang dat men tussen de lezingen vindt. Om zijn taak goed te vervullen is het nodig dat de psalmist zowel de psalmodie machtig is, alsook beschikt over een goede uitspraak en dictie'. Institutio Generalis Missalis Romani, 102[[1798|102]] 'Temidden van de gelovigen vervult de schola van zangers of het koor een eigen liturgische taak. Zij hebben tot taak om de hun toekomende delen op de verschuldigde wijze te verzorgen overeenkomstig de verschillende soorten gezangen en om de actieve deelname van de gelovigen in de zang te bevorderen. Wat wordt gezegd over het zangkoor geldt met inachtneming van wat voorgeschreven is, ook voor de andere musici, bijzonder echter voor de organist.' Institutio Generalis Missalis Romani, 103[[1798|103]] Wat betekent dit voor het profiel van een kerkmusicus? Het is liturgisch niet wenselijk dat de dirigent, naast de functie van koorleider, ook de functie van psalmist enlof cantor vervult tijdens liturgische vieringen, zowel in vieringen met als zonder koor. Hij dient er mede zorg voor te dragen dat anderen deze functies vervullen, ook in vieringen waaraan het koor niet deelneemt. Musicam Sacram, 21[[1564|21]] Wanneer hij geen functie als dirigent vervult, kan de kerkmusicus wel cantor of psalmist zijn, maar niet omdat dit eigen zou zijn aan zijn functie als kerkmusicus. Daarnaast kan hij eventueel zorg dragen voor de liturgisch-muzikale vorming van hen die de taak van psalmist enlof cantor vervullen, alsook van het volk. vgl: Inter Oecumenici, 19,59[[[2709|19.59]]] vgl: Musicam Sacram, 16,18,20,28[[[1564|16.18.20.28]]] vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 41[[[1798|41]]] Een gemeenschap opbouwend aspect van de functie van kerkmusicus binnen de parochie volgt o.a. uit het feit dat hij (soms meerdere keren per week) mensen samenbrengt om zich te oefenen en te bekwamen in hun liturgische functie. Wanneer de kerkmusicus zijn taak vervult zoals door de Kerk bedoeld, ontvangen veel parochianen van verschillende leeftijdscategorieën een langdurige kerkmuzikale, liturgische en catechetische vorming. Door het gezamenlijk beoefenen van goede liturgische muziek vindt er zowel groei plaats in het geloofsleven als in het versterken van de onderlinge band als gelovige gemeenschap en als zodanig in de opbouw van de Kerk. Vanwege de liturgische en de gemeenschapsopbouwende functie van de kerkmusicus is het noodzakelijk dat de kerkmusicus regelmatig contact heeft met de pastoor, en - waar dit bestaat - het pastorale team en de liturgische werkgroep van een parochie. Wanneer hij lid is van een liturgische werkgroep, komt zijn specifieke bekwaamheid tot uitdrukking.
Een belangrijk gegeven in het profiel van de kerkmusicus is de herwaardering en het hernieuwd besef van de verschillende liturgische functies die bij gebrek aan een geschikte bedienaar weliswaar eventueel ook door een kerkmusicus vervuld kunnen worden, maar die niet specifieke opdracht van de kerkmusicus zijn, en die ook niet gepraktiseerd mogen worden als een culminatie van functies. Het Algemeen statuut van het Romeins missaal[1798] spreekt over de bijzondere functies van de psalmist en schola of koor en andere musici. Met name worden genoemd: de organist, de voorzanger en koorleider. 'Er behoort een cantor of een koorleider te zijn om de volkszang te leiden en te ondersteunen. Zelfs wanneer een koor ontbreekt, komt het aan de cantor toe om de verschillende gezangen te leiden, terwijl het volk deelneemt wat zijn aandeel betreft'. Institutio Generalis Missalis Romani, 104[[1798|104]] Musicam Sacram, 21[[1564|21]] De voorzanger is dus ook nodig als er geen koor is, en wel om de volkszang te leiden. 'De taak van de psalmist is het de psalm voor te dragen of een ander bijbels gezang dat men tussen de lezingen vindt. Om zijn taak goed te vervullen is het nodig dat de psalmist zowel de psalmodie machtig is, alsook beschikt over een goede uitspraak en dictie'. Institutio Generalis Missalis Romani, 102[[1798|102]] 'Temidden van de gelovigen vervult de schola van zangers of het koor een eigen liturgische taak. Zij hebben tot taak om de hun toekomende delen op de verschuldigde wijze te verzorgen overeenkomstig de verschillende soorten gezangen en om de actieve deelname van de gelovigen in de zang te bevorderen. Wat wordt gezegd over het zangkoor geldt met inachtneming van wat voorgeschreven is, ook voor de andere musici, bijzonder echter voor de organist.' Institutio Generalis Missalis Romani, 103[[1798|103]] Wat betekent dit voor het profiel van een kerkmusicus? Het is liturgisch niet wenselijk dat de dirigent, naast de functie van koorleider, ook de functie van psalmist enlof cantor vervult tijdens liturgische vieringen, zowel in vieringen met als zonder koor. Hij dient er mede zorg voor te dragen dat anderen deze functies vervullen, ook in vieringen waaraan het koor niet deelneemt. Musicam Sacram, 21[[1564|21]] Wanneer hij geen functie als dirigent vervult, kan de kerkmusicus wel cantor of psalmist zijn, maar niet omdat dit eigen zou zijn aan zijn functie als kerkmusicus. Daarnaast kan hij eventueel zorg dragen voor de liturgisch-muzikale vorming van hen die de taak van psalmist enlof cantor vervullen, alsook van het volk. vgl: Inter Oecumenici, 19,59[[[2709|19.59]]] vgl: Musicam Sacram, 16,18,20,28[[[1564|16.18.20.28]]] vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 41[[[1798|41]]] Een gemeenschap opbouwend aspect van de functie van kerkmusicus binnen de parochie volgt o.a. uit het feit dat hij (soms meerdere keren per week) mensen samenbrengt om zich te oefenen en te bekwamen in hun liturgische functie. Wanneer de kerkmusicus zijn taak vervult zoals door de Kerk bedoeld, ontvangen veel parochianen van verschillende leeftijdscategorieën een langdurige kerkmuzikale, liturgische en catechetische vorming. Door het gezamenlijk beoefenen van goede liturgische muziek vindt er zowel groei plaats in het geloofsleven als in het versterken van de onderlinge band als gelovige gemeenschap en als zodanig in de opbouw van de Kerk. Vanwege de liturgische en de gemeenschapsopbouwende functie van de kerkmusicus is het noodzakelijk dat de kerkmusicus regelmatig contact heeft met de pastoor, en - waar dit bestaat - het pastorale team en de liturgische werkgroep van een parochie. Wanneer hij lid is van een liturgische werkgroep, komt zijn specifieke bekwaamheid tot uitdrukking.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
2.3 De kerkmusicus op regionaal en diocesaan niveau
Aangezien in de toekomst in menige situatie de viering van de eucharistie op zondag eerder geconcentreerd zal worden op regionaal dan lokaal niveau, is het van belang om ook op regionaal niveau te zorgen voor kwalitatief goed verzorgde eucharistievieringen wat betreft de keuze en uitvoering van liturgische muziek. Desgewenst worden deze vieringen kerkmuzikaal voorbereid en verzorgd met de medewerking van goed opgeleide kerkmusici. Bij afnemend kerkbezoek en kerkelijke betrokkenheid en inkomstenderving blijft het van belang dat de pastoors zorg dragen voor goede kerkmuziek en dat de parochies naar vermogen geld beschikbaar stellen voor goed gevormde kerkmusici. Bij de groeiende interparochiële samenwerking of in een cluster van parochies, een dekenaat of regio kan gezocht worden - zowel financieel als beleidsmatig - naar een bredere, duurzame basis voor een kerkmusicus, daar waar afzonderlijke parochies niet langer in staat zijn om hiervoor een financieel draagvlak te creëren. In de beleidsnota Kerkmusicus van 1988 werd reeds gesteld dat het in de toekomst niet langer mogelijk is in alle parochies een bevoegd kerkmusicus aan te stellen. Zie Beleidsnota kerkmusicus...Zie Beleidsnota kerkmusicus (Regelingen R.K. Kerkgenootschap in Nederland, nr. 4) Utrecht 1988, 18 Naast zijn reguliere, uitvoerende taken zou deze regionale kerkmusicus op interparochieel/regionaal niveau de kwaliteit en continuïteit van de kerkmuziek en de noodzakelijke vorming en toerusting van musici en koren kunnen behartigen. Door de concentratie van het beperkt aantal beschikbare professionele krachten kan de continuïteit van de lokale kerkmuzikale praktijk gewaarborgd worden, met name van plaatsen die op grond van een langdurige traditie een kwalitatief constant niveau hebben wat betreft de liturgisch-muzikale verzorging van de eredienst. In principe werkt de kerkmusicus in de parochie onder verantwoordelijkheid van de pastoor; indien het nodig is hem in een groter verband te benoemen, dient dit te geschieden in overleg met en met goedkeuring van de diocesane bisschop. Hij vervult dan zijn taken op aanwijzing en onder de directe verantwoordelijkheid van de hogere geestelijke aan wie dit grotere samenwerkingsverband is toevertrouwd.
Aangezien in de toekomst in menige situatie de viering van de eucharistie op zondag eerder geconcentreerd zal worden op regionaal dan lokaal niveau, is het van belang om ook op regionaal niveau te zorgen voor kwalitatief goed verzorgde eucharistievieringen wat betreft de keuze en uitvoering van liturgische muziek. Desgewenst worden deze vieringen kerkmuzikaal voorbereid en verzorgd met de medewerking van goed opgeleide kerkmusici. Bij afnemend kerkbezoek en kerkelijke betrokkenheid en inkomstenderving blijft het van belang dat de pastoors zorg dragen voor goede kerkmuziek en dat de parochies naar vermogen geld beschikbaar stellen voor goed gevormde kerkmusici. Bij de groeiende interparochiële samenwerking of in een cluster van parochies, een dekenaat of regio kan gezocht worden - zowel financieel als beleidsmatig - naar een bredere, duurzame basis voor een kerkmusicus, daar waar afzonderlijke parochies niet langer in staat zijn om hiervoor een financieel draagvlak te creëren. In de beleidsnota Kerkmusicus van 1988 werd reeds gesteld dat het in de toekomst niet langer mogelijk is in alle parochies een bevoegd kerkmusicus aan te stellen. Zie Beleidsnota kerkmusicus...Zie Beleidsnota kerkmusicus (Regelingen R.K. Kerkgenootschap in Nederland, nr. 4) Utrecht 1988, 18 Naast zijn reguliere, uitvoerende taken zou deze regionale kerkmusicus op interparochieel/regionaal niveau de kwaliteit en continuïteit van de kerkmuziek en de noodzakelijke vorming en toerusting van musici en koren kunnen behartigen. Door de concentratie van het beperkt aantal beschikbare professionele krachten kan de continuïteit van de lokale kerkmuzikale praktijk gewaarborgd worden, met name van plaatsen die op grond van een langdurige traditie een kwalitatief constant niveau hebben wat betreft de liturgisch-muzikale verzorging van de eredienst. In principe werkt de kerkmusicus in de parochie onder verantwoordelijkheid van de pastoor; indien het nodig is hem in een groter verband te benoemen, dient dit te geschieden in overleg met en met goedkeuring van de diocesane bisschop. Hij vervult dan zijn taken op aanwijzing en onder de directe verantwoordelijkheid van de hogere geestelijke aan wie dit grotere samenwerkingsverband is toevertrouwd.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Taken en verantwoordelijkheden van een kerkmusicus
6
Omdat de liturgische muziek deel uitmaakt van de liturgie als geheel, berust de verantwoordelijkheid daarvoor bij de kerkelijke ambtsdrager, te weten de bisschop in zijn bisdom en de pastoor in zijn parochie. Deze geeft de concrete richtlijnen voor de praktische vormgeving van het kerkmuzikale aspect van de eredienst ter plaatse. Hij kan aan de kerkmusicus de zorg voor verschillende kerkmuzikale domeinen (vgl. hieronder nrs. 1-5[al:7-11]) toevertrouwen, steeds onder de verantwoordelijkheid van de pastoor in zijn parochie, resp. het cluster, dekenaat of de regio waarvoor hij is aangesteld. De kerkmusicus verricht zijn werkzaamheden met inachtneming van de naar redelijkheid aan de uitoefening van zijn taak te stellen eisen en voorwaarden. Bij een wisseling van de verantwoordelijke priester dient de kerkmusicus zich binnen de normen van het recht te verstaan met de nieuwe pastoor als verantwoordelijke voor de concrete liturgie in zijn parochie. Met betrekking tot het repertoire van liturgische muziek wordt door de priester - als inhoudelijk verantwoordelijke voor de gebruikte liturgische (zang)teksten volgens de kerkelijke richtlijnen - overleg gepleegd met de kerkmusicus die kan adviseren met betrekking tot de muzikale aspecten in deze.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Algemeen
7
6
6
1
Wanneer een kerkmusicus werkzaam is in een parochie, ligt het voor de hand, dat hij deelneemt aan het overleg met betrekking tot het vaststellen van het kerkmuzikaal beleid in de parochie onder leiding van de pastoor en tot het te zingen repertoire van liturgische muziek. Het Algemeen statuut van het Romeins missaal (2004)[1798] formuleert het als volgt: 'Een effectieve voorbereiding van elke liturgische viering moet overeenkomstig het missaal en de andere liturgische boeken gebeuren in onderlinge eensgezindheid door allen die het aangaat, zowel wat betreft de riten, als de pastoraal en de muziek. De voorbereiding vindt plaats onder leiding van de rector van de kerk, na ook de gelovigen te hebben gehoord. De priester echter die aan het hoofd staat van de viering behoudt altijd het recht te regelen wat hem toekomt'. Institutio Generalis Missalis Romani, 111[[1798|111]]
Wanneer een kerkmusicus werkzaam is in een parochie, ligt het voor de hand, dat hij deelneemt aan het overleg met betrekking tot het vaststellen van het kerkmuzikaal beleid in de parochie onder leiding van de pastoor en tot het te zingen repertoire van liturgische muziek. Het Algemeen statuut van het Romeins missaal (2004)[1798] formuleert het als volgt: 'Een effectieve voorbereiding van elke liturgische viering moet overeenkomstig het missaal en de andere liturgische boeken gebeuren in onderlinge eensgezindheid door allen die het aangaat, zowel wat betreft de riten, als de pastoraal en de muziek. De voorbereiding vindt plaats onder leiding van de rector van de kerk, na ook de gelovigen te hebben gehoord. De priester echter die aan het hoofd staat van de viering behoudt altijd het recht te regelen wat hem toekomt'. Institutio Generalis Missalis Romani, 111[[1798|111]]
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
6
6
2
De pastoor kan aan een kerkmusicus de praktische leiding toevertrouwen over de koren en ook over de andere vocale en instrumentale ensembles en personen die een kerkmuzikale rol vervullen in de liturgie (zoals de cantor, psalmist, organist).
De pastoor kan aan een kerkmusicus de praktische leiding toevertrouwen over de koren en ook over de andere vocale en instrumentale ensembles en personen die een kerkmuzikale rol vervullen in de liturgie (zoals de cantor, psalmist, organist).
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
6
6
3
De kerkmusicus kan de gemeenschapszang leiden en - wanneer hem door de pastoor de functie van cantor wordt toevertrouwd en dit geen cumulatie van functies is - het vers voor het Evangelie, danwel een psalm of de tractus (in een viering met gregoriaanse propriumgezangen) zingen vóór het Evangelie Institutio Generalis Missalis Romani, 62,104[[1798|62.104]] en in de functie van psalmist zorg dragen voor het zingen van de antwoordpsalm. Institutio Generalis Missalis Romani, 61,102[[1798|61.102]] Dit zijn overigens geen taken die als zodanig eigen zijn aan de functie van kerkmusicus.
De kerkmusicus kan de gemeenschapszang leiden en - wanneer hem door de pastoor de functie van cantor wordt toevertrouwd en dit geen cumulatie van functies is - het vers voor het Evangelie, danwel een psalm of de tractus (in een viering met gregoriaanse propriumgezangen) zingen vóór het Evangelie Institutio Generalis Missalis Romani, 62,104[[1798|62.104]] en in de functie van psalmist zorg dragen voor het zingen van de antwoordpsalm. Institutio Generalis Missalis Romani, 61,102[[1798|61.102]] Dit zijn overigens geen taken die als zodanig eigen zijn aan de functie van kerkmusicus.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
6
6
4
De kerkmusicus kan onder de verantwoordelijkheid van de pastoor zorg dragen voor de aanschaf van de benodigde materialen voor de realisatie van de gekozen liturgische muziek binnen het daartoe door het parochiebestuur jaarlijks vastgestelde bedrag.
De kerkmusicus kan onder de verantwoordelijkheid van de pastoor zorg dragen voor de aanschaf van de benodigde materialen voor de realisatie van de gekozen liturgische muziek binnen het daartoe door het parochiebestuur jaarlijks vastgestelde bedrag.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
6
6
5
In voorkomende gevallen zal de kerkmusicus voorlichting geven en adviezen uitbrengen betreffende de liturgische muziek aan de verantwoordelijke pastoor of de overige gewijde gewone bedienaren van de eredienst, alsook aan de andere liturgische bedienaren die daarvoor zijn aangewezen.
In voorkomende gevallen zal de kerkmusicus voorlichting geven en adviezen uitbrengen betreffende de liturgische muziek aan de verantwoordelijke pastoor of de overige gewijde gewone bedienaren van de eredienst, alsook aan de andere liturgische bedienaren die daarvoor zijn aangewezen.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De dirigent
12
1
De dirigent verricht de werkzaamheden waarvoor hij/zij is aangesteld.
De dirigent verricht de werkzaamheden waarvoor hij/zij is aangesteld.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
2
De dirigent geeft leiding aan één of meerdere koren in de parochie of het samenwerkingsverband van parochies.
De dirigent geeft leiding aan één of meerdere koren in de parochie of het samenwerkingsverband van parochies.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
3
Hij is verantwoordelijkheid voor het plannen van repetities en een verantwoorde keuze en uitvoering van de liturgische gezangen in de orde van dienst, onder erkenning van de verantwoordelijkheid van de pastoor, de gewijde bedienaren, of de andere liturgische bedienaren die daarvoor door de pastoor zijn aangewezen. Hij zorgt desgewenst voor innovatie van het eenstemmige en meerstemmige repertoire van liturgische muziek.
Hij is verantwoordelijkheid voor het plannen van repetities en een verantwoorde keuze en uitvoering van de liturgische gezangen in de orde van dienst, onder erkenning van de verantwoordelijkheid van de pastoor, de gewijde bedienaren, of de andere liturgische bedienaren die daarvoor door de pastoor zijn aangewezen. Hij zorgt desgewenst voor innovatie van het eenstemmige en meerstemmige repertoire van liturgische muziek.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
4
Ter voorbereiding van de repetities verricht hij partituurstudie.
Ter voorbereiding van de repetities verricht hij partituurstudie.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
5
Hij leidt de uitvoering van de liturgische muziek als zijn koor zingt en aan hem kan de verantwoordelijkheid worden opgedragen voor het aanleren van het goedgekeurde repertoire voor gemeenschapszang.
Hij leidt de uitvoering van de liturgische muziek als zijn koor zingt en aan hem kan de verantwoordelijkheid worden opgedragen voor het aanleren van het goedgekeurde repertoire voor gemeenschapszang.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
18
18
6
Wanneer dit hem is toevertrouwd, is hij verantwoordelijk voor de kerkmuzikale opleiding van cantores en psalmisten; hij kan met de celebrant (priester, diaken) of gebedsleider c.q. pastoraal werkende de hun toekomende gezangen repeteren.
Wanneer dit hem is toevertrouwd, is hij verantwoordelijk voor de kerkmuzikale opleiding van cantores en psalmisten; hij kan met de celebrant (priester, diaken) of gebedsleider c.q. pastoraal werkende de hun toekomende gezangen repeteren.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
7
Hem kan de zorg voor stemvorming (van de onder nr. 6[al:17] genoemde functies en leden van koren zowel als stemgroepen) worden toevertrouwd, alsook de verantwoordelijkheid voor de muzikaal-theoretische scholing.
Hem kan de zorg voor stemvorming (van de onder nr. 6[al:17] genoemde functies en leden van koren zowel als stemgroepen) worden toevertrouwd, alsook de verantwoordelijkheid voor de muzikaal-theoretische scholing.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De organist
19
1
De organist draagt voor de hem toevertrouwde gelegenheden zorg voor het bespelen van het orgel en/of andere toetsinstrumenten waarvoor hij/zij is aangesteld.
De organist draagt voor de hem toevertrouwde gelegenheden zorg voor het bespelen van het orgel en/of andere toetsinstrumenten waarvoor hij/zij is aangesteld.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
2
Zijn taak vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 32,103,142,313[[[1798|32.103.142.313]]] kan ook betrekking hebben op de zorg voor, het toezicht op en het in goede staat houden van het muzikaal instrumentarium dat ter beschikking staat voor de vieringen, daaronder begrepen - in overleg met en met goedvinden van het kerkbestuur - het stemmen van de tongwerken van het (de) orgel(s), zo vaak als nodig is. Voor de noodzakelijke aanschaf/reparatie zal de kerkmusicus zich verstaan met de daartoe door het parochiebestuur aangewezen persoon; de daartoe bevoegde instanties dienen geconsulteerd te worden. Het ligt voor de hand dat het parochiebestuur niet tot aanschaf, wijziging of reparatie van het muzikaal instrumentarium overgaat dan na overleg met de kerkmusicus.
Zijn taak vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 32,103,142,313[[[1798|32.103.142.313]]] kan ook betrekking hebben op de zorg voor, het toezicht op en het in goede staat houden van het muzikaal instrumentarium dat ter beschikking staat voor de vieringen, daaronder begrepen - in overleg met en met goedvinden van het kerkbestuur - het stemmen van de tongwerken van het (de) orgel(s), zo vaak als nodig is. Voor de noodzakelijke aanschaf/reparatie zal de kerkmusicus zich verstaan met de daartoe door het parochiebestuur aangewezen persoon; de daartoe bevoegde instanties dienen geconsulteerd te worden. Het ligt voor de hand dat het parochiebestuur niet tot aanschaf, wijziging of reparatie van het muzikaal instrumentarium overgaat dan na overleg met de kerkmusicus.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De psalmist
21
De taak van de psalmist is het de psalm voor te dragen of een ander bijbels gezang dat men tussen de lezingen vindt. Om zijn taak goed te vervullen is het nodig dat de psalmist zowel de psalmodie machtig is, alsook beschikt over een goede uitspraak en dictie. Institutio Generalis Missalis Romani, 102[[1798|102]] vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 61,99,129,196,352[[[1798|61.99.129.196.352]]]
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 De cantor
22
Er behoort een cantor of een koorleider te zijn om de volkszang te leiden en te ondersteunen. Zelfs wanneer een koor ontbreekt, komt het aan de cantor toe om de verschillende gezangen te leiden, terwijl het volk deelneemt wat zijn aandeel betreft. Institutio Generalis Missalis Romani, 104[[1798|104]] vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 48,52-53,61-62,68,71,83,87,116,138,352[[[1798|48.52-53.61-62.68.71.83.87.116.138.352]]] De cantor leidt en ondersteunt de volkszang en zingt, bij afwezigheid van de psalmist, de gezangen tussen de lezingen; eventueel wordt het vers voor het evangelie door hem gezongen en leidt en ondersteunt hij ook andere liturgische gezangen. De taken van psalmist en cantor zijn expliciet liturgische functies die verricht worden in de altaarruimte, eventueel in burgerkledij. Men dient te vermijden dat deze functies binnen dezelfde viering geculmineerd worden met de taak van dirigent en organist.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Besluit
23
Met deze overwegingen over het belang, de functie en taken van de kerkmusicus in de rooms-katholieke Kerk van ons land is een kader geschetst voor de werkzaamheid van degenen die vanuit hun eigen deskundigheid op kerkmuzikaal terrein op een waardevolle wijze bijdragen aan de eredienst van de Kerk.
De bisschoppen van Nederland zijn zich bewust van de waarde van een goed verzorgde eredienst, waarbij zang en muzikale begeleiding een uitermate belangrijke plaats innemen. De waardigheid van de liturgie vraagt soms ook om offerbereidheid van alle betrokkenen. Daarom is het van belang dat men blijft zoeken naar mogelijkheden om de liturgie op alle domeinen zo goed mogelijk te verzorgen. Dat bij een teruggang van het aantal gelovigen ook de mogelijkheden van weleer afnemen, is te betreuren. Daarom wordt in de Nederlandse bisdommen gezocht naar grotere samenwerkingsverbanden, waardoor de liturgie zo waardig mogelijk gevierd kan worden.
Moge door aller inspanning de eredienst aan God ten bate van de mens steeds beleefd worden als de bron en het hoogtepunt van het gelovig bestaan van onze Kerkgemeenschap.
De bisschoppen van Nederland zijn zich bewust van de waarde van een goed verzorgde eredienst, waarbij zang en muzikale begeleiding een uitermate belangrijke plaats innemen. De waardigheid van de liturgie vraagt soms ook om offerbereidheid van alle betrokkenen. Daarom is het van belang dat men blijft zoeken naar mogelijkheden om de liturgie op alle domeinen zo goed mogelijk te verzorgen. Dat bij een teruggang van het aantal gelovigen ook de mogelijkheden van weleer afnemen, is te betreuren. Daarom wordt in de Nederlandse bisdommen gezocht naar grotere samenwerkingsverbanden, waardoor de liturgie zo waardig mogelijk gevierd kan worden.
Moge door aller inspanning de eredienst aan God ten bate van de mens steeds beleefd worden als de bron en het hoogtepunt van het gelovig bestaan van onze Kerkgemeenschap.
De Bisschoppen van Nederland Utrecht, 12 oktober 2010
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/5154-beleidsnota-kerkmusicus-nl