"Zie hier de mens" (Joh. 19, 5). Deze uitdrukking, die Pilatus gebruikt heeft voor Jezus, overladen met wonden, met de doornenkroon op en een purperen mantel aan, bespot en geslagen door de soldaten, bevat in zekere zin heel de waarheid over Christus, die waarlijk mens is, in alles aan de mensen gelijk, behalve in de zonde, vriend van de zondaars, slachtoffer voor de zonden van de mensen. Juist in de conditie van slachtoffer, komt een laatste aspect van het mens-zijn van Jezus naar voren, namelijk de ontlediging: "Hij die bestond in goddelijke majesteit, heeft zich niet willen vastkiampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden en als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd. Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan het kruis" (Fil. 2, 6-8). In deze tekst heeft de apostel Paulus eerst het woord 'ontdaan' / 'ontledigd' gebruikt, dat wijst op de menswording: "Het Woord is vlees geworden" (Joh. 1,14). Door zijn menswording, door zich van zichzelf te ontdoen, heeft Christus niet opgehouden God te zijn, wat absurd zou zijn. Bestaand in goddelijke majesteit, heeft hij de menselijke natuur aangenomen, zonder heerlijkheid, onderworpen aan lijden en dood, zonder voorrechten, in de vorm van een slaaf: "De mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen" (Mc. 10, 45). Wij zien inderdaad, dat het leven Jezus van het begin af getekend was door armoede, er was voor Hem geen plaats in de herberg, Hij werd geboren in een stal en in een kribbe gelegd. Hij heeft in zeer bescheiden omstandigheden geleefd in het gezin van Nazareth, werkend als timmerman. Zijn openbaar leven was een leven in uiterste armoede: "De vossen hebben hun holen en de vogels hun nesten, maar de mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten" (Lc. 9, 58). Hij heeft onbegrip en tegenwerking ondervonden en tenslotte vervolging tot aan de veroordeling, tot de dood, tot de meeste smadelijke dood, de kruisdood die alleen opgelegd werd voor de meest ernstige misdrijven, speciaal aan hen, die geen Romeins staatsburger waren of die slaaf waren. In deze zin kan men dus letterlijk zeggen, dat Jezus het bestaan van een slaaf aangenomen heeft. Juist voor deze ontlediging gebruikt St. Paulus het woord 'vernederen': "Hij heeft zich vernederd... tot de dood aan het kruis". Van menselijk standpunt bezien is de kruisdood vernedering, van goddelijk standpunt bezien betekent hij verlossing en precies daarom was hij het begin van nieuwe goddelijke heerlijkheid in de mensengeschiedenis: "Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend, die boven alle namen is". (Fil. 2, 9). In die verheffing van Chrisus is uiteraard niet de goddelijke natuur, maar de menselijke natuurverheven. Heel de menselijke natuur die vernederd is door de zonde, vindt daarin een bron van nieuwe heerlijkheid. Dit alles is begrepen in de term 'mensenzoon', die Jezus voor zich zelf gebruikt heeft. Deze term zou hebben kunnen aangeven, dat Jezus mens was zoals alle andere mensen, alleen mens. Maar Hij moet gezien worden in zijn bijbelse betekenis, die verbonden is met de profetische traditie , waarin hij messiaanse betekenis heeft en een persoon aanduidt, die van God in het eschatologische tijdperk een heerschappij zal ontvangen, die universeel is en alle afzonderlijke historische tijdperken overstijgt. Zoals Jezus zelf heeft aangegeven, toen Hij voor Caiafas getuigde: "Vanaf nu zult gij de mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Macht en komen op de wolken des hemels." (Mt. 26, 64).