Pastoralis actio
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Pastoralis actio
Instructie over het Doopsel van kinderen
Franjo Kardinaal Seper
Congregatie voor de Geloofsleer
20 oktober 1980
Curie - Instructies
1981, Archief van de Kerken, jrg. 16 p. 719-730
juli 1981
Archief van de Kerken
24 maart 2023
3467
nl
Referenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- === Inleiding
1
De pastoraal betreffende het Doopsel van kinderen heeft grote steun ontvangen door de uitvaardiging van het nieuwe rituaal dat volgens de richtlijnen van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] is samengesteld. Ordo Baptismi parvulorum [[2726]] Maar toch zijn de moeilijkheden welke christelijke ouders en pastores ondervinden wegens de snelle verandering van de samenleving die de geloofsopvoeding en volharding van de jongeren bemoeilijkt, niet helemaal weggenomen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Want vele ouders maken zich angstig, omdat ze zien dat hun kinderen het geloof en het ontvangen van de Sacramenten opgeven, hoewel zij zich hebben ingespannen hun een christelijke opvoeding te geven; sommige priesters vragen zich zelfs af of zij niet strenger moeten zijn voordat zij kinderen tot het Doopsel toelaten. Sommigen achten het wenselijker, het Doopsel uit te stellen tot een min of meer langdurig catechumenaat is volbracht; anderen verlangen zelfs dat de leer over de noodzakelijkheid van het Doopsel - tenminste wat de kinderen betreft - opnieuw wordt onderzocht en wensen dat de viering van het Doopsel wordt uitgesteld tot de leeftijd waarop men een verbintenis kan aangaan, misschien zelfs tot het begin van de volwassen leeftijd. Maar toch wekt deze opnieuw gestelde vraag over de overgeleverde grondbeginselen van de Sacramenten pastoraal in de kerk natuurlijk de gewettigde vrees, dat een zo belangrijke leer als de leer over de noodzakelijkheid van het Doopsel in gevaar wordt gebracht; van de andere kant nemen vele ouders er aanstoot aan, wanneer zij zien dat het Doopsel wordt geweigerd of uitgesteld, dat zij zich tenvolle van hun plicht bewust, voor hun kinderen vragen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Daar de zaken zo liggen, en om te beantwoorden aan de vele tot haar gerichte verzoeken, heeft de heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] na meerdere bisschoppenconferenties te hebben geraadpleegd, deze instructie samengesteld. Zij stelt zich voor de voornaamste delen van de leer over deze zaak in herinnering te roepen, waardoor zowel de duurzame praktijk van de Kerk door de eeuwen heen als gewettigd wordt bewezen alsook haar blijvende geldigheid wordt aangetoond, niettegenstaande de tegenwoordig gerezen moeilijkheden. Tenslotte wil zij enige hoofdlijnen van pastoraal handelen aangeven.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 1 De door de traditie ontvangen leer over het Doopsel van kinderen
- Artikel 1 Het Doopsel van kinderen en de praktijk sedert onheugelijke tijden
4
Zowel in het oosten als in het westen wordt het gebruik om kinderen te dopen voor een traditienorm van onheugelijke tijden gehouden. Origenes en daarna de heilige Augustinus beschouwden dit gebruik als een "van de apostelen ontvangen traditie". vgl: X, 23, 39: PL 34, 426 [[[3425]]] Terwijl evenwel in de tweede eeuw de eerste openlijke getuigenissen verschijnen, laat geen van hen het Doopsel zien als iets nieuws.
De heilige Irenaeus vooral beschouwt het als voor de hand liggend en gebruikelijk onder de gedoopten samen met pubers, jongeren en ouderen ook 'zuigelingen en kinderen' te tellen.' II, 22, 4: PG 7, 784; Harvey I, 330 [[848]] Vanaf de 2e eeuw worden op.. Vanaf de 2e eeuw worden op veel inscripties veel kinderen 'kind van God' genoemd, welke titel alleen aan gedoopten werd gegeven, of men leest een uitdrukkelijke vermelding van hun Doopsel; vgl. bijvoorbeeld, Corpus inscriptionum graecarum 111, nn, 9727, 9801, 9817; E. Diehl, inscriptiones latinae christianae veteres, Berlin. 1961, nn. 1523 (3). 4429 A. Het alleroudste rituaal dat in het begin van de derde eeuw de apostolische traditie beschrijft, bevat het volgende voorschrift: 'Doopt allereerst de kinderen: allen die voor zichzelf kunnen spreken, moeten spreken; maar voor wie niet voor zichzelf kunnen spreken moeten hun ouders spreken of iemand uit hun familie'. ed. B. Botte, Münster. Aschendorff, 1963 (LQF 39), blz. 44 [[1159|+77]] De heilige Cyprianus verzekerde tijdens een synode met de Afrikaanse bisschoppen, 'dat aan geen mensenkind de barmhartigheid en genade van God mogen worden geweigerd', en terwijl dezelfde synode eraan herinnerde dat 'alle mensen van gelijke waarde zijn', welke ook hun gestalte of leeftijd is, verklaarde zij daarom als rechtmatig dat 'ze vanaf de tweede of derde dag na hun geboorte gedoopt konden worden'. PL 3, 1013-1019; ed. Hartel, (CSEL 3), pp. 717-721 [[1048]] In de Kerk van Afrika was.. In de Kerk van Afrika was deze praktijk bijzonder hecht, niettegenstaande de mening van Tertullianus die de raad gaf het Doopsel van kinderen uit te stellen wegens de onschuld van hun leeftijd en uit vrees voor de afvalligheden die in de jeugd zouden kunnen voorvallen. vgl: XVIII, 3-XIX, I, PL I, 1220-1222 [[[3322]]] vgl: 39-41, PL 2,719 vv [[[4782]]]
De heilige Irenaeus vooral beschouwt het als voor de hand liggend en gebruikelijk onder de gedoopten samen met pubers, jongeren en ouderen ook 'zuigelingen en kinderen' te tellen.' II, 22, 4: PG 7, 784; Harvey I, 330 [[848]] Vanaf de 2e eeuw worden op.. Vanaf de 2e eeuw worden op veel inscripties veel kinderen 'kind van God' genoemd, welke titel alleen aan gedoopten werd gegeven, of men leest een uitdrukkelijke vermelding van hun Doopsel; vgl. bijvoorbeeld, Corpus inscriptionum graecarum 111, nn, 9727, 9801, 9817; E. Diehl, inscriptiones latinae christianae veteres, Berlin. 1961, nn. 1523 (3). 4429 A. Het alleroudste rituaal dat in het begin van de derde eeuw de apostolische traditie beschrijft, bevat het volgende voorschrift: 'Doopt allereerst de kinderen: allen die voor zichzelf kunnen spreken, moeten spreken; maar voor wie niet voor zichzelf kunnen spreken moeten hun ouders spreken of iemand uit hun familie'. ed. B. Botte, Münster. Aschendorff, 1963 (LQF 39), blz. 44 [[1159|+77]] De heilige Cyprianus verzekerde tijdens een synode met de Afrikaanse bisschoppen, 'dat aan geen mensenkind de barmhartigheid en genade van God mogen worden geweigerd', en terwijl dezelfde synode eraan herinnerde dat 'alle mensen van gelijke waarde zijn', welke ook hun gestalte of leeftijd is, verklaarde zij daarom als rechtmatig dat 'ze vanaf de tweede of derde dag na hun geboorte gedoopt konden worden'. PL 3, 1013-1019; ed. Hartel, (CSEL 3), pp. 717-721 [[1048]] In de Kerk van Afrika was.. In de Kerk van Afrika was deze praktijk bijzonder hecht, niettegenstaande de mening van Tertullianus die de raad gaf het Doopsel van kinderen uit te stellen wegens de onschuld van hun leeftijd en uit vrees voor de afvalligheden die in de jeugd zouden kunnen voorvallen. vgl: XVIII, 3-XIX, I, PL I, 1220-1222 [[[3322]]] vgl: 39-41, PL 2,719 vv [[[4782]]]
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
In de loop van de vierde eeuw heeft de praktijk om kinderen te dopen ongetwijfeld een zekere teruggang gekend. Want toen in die tijd de volwassenen zelf hun christelijke initiatie uitstelden, omdat zij bang waren voor toekomstige vergrijpen en terugschrokken voor de openbare boete, wachtten vele ouders om dezelfde redenen met het Doopsel van hun kinderen. Maar eveneens staat vast, dat er kerkvaders en kerkleraren waren, zoals Basilius, Gregorius van Nyssa, Ambrosius, Johannes Chrysostomus, Hiëronymus, Augustinus, die ofschoon zij om dezelfde redenen pas op volwassen leeftijd waren gedoopt, toch heftig tegen een dergelijke nalatigheid streden door de volwassenen te bezweren de viering van het Doopsel, dat immers voor het heil noodzakelijk is, niet uit te stellen; vgl: XIII exhortatoria ad sanctum baptisma: PG 424- 436 [[[1949]]] vgl: PG 46, 424 [[[4860]]] vgl: XIII, 7: PL 35, 1496; CCL 36, p. 134 [[[859]]] verschillende onder hen drongen ook aan op het dopen van kinderen. vgl: II, 11, 81-84: PL 14, 495-497: CSEL 32, 1, pp. 632-635 [[[4861]]] vgl: III, 5-6, ed. A. Wenger, SC 50, pp. 153-154 [[[4862]]] vgl: 107, 6; PL 22, 873, ed. J. Labourt (Bude), vol. 5, pp. 151-152 [[[1052]]] vgl: XL in sanctum baptisma, 17 and 28: PL 380 and 399: Hoewel Gregorius van Nazianze moeders evenwel aanzet dat hun kinderen zeer jong worden gedoopt, volstaat hij ermee een leeftijd van drie jaar vast te stellen [[[903]]]
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De leer van het leergezag
6
Ook Pausen en Concilies hebben dikwijls hun invloed doen gelden om Christenen de plicht in te prenten hun kinderen te laten dopen.
Want op het einde van de vierde eeuw wordt tegenover de leer van de pelagianen het oude gebruik gesteld zowel kinderen als volwassenen te dopen 'tot vergeving van de zonden'. Deze gewoonte bevestigde - zoals Origenes en de heilige Cyprianus reeds vóór de heilige Augustinus opmerkten vgl: VIII, 3: PG 12, 496 [[[1843]]] vgl: XIV, 5: PG 13, 1835 [[[1364]]] vgl: 64, 5: PL 3, 1018; ed. Hartel, CSEL p. 720 [[[1048]]] vgl: I, XVII-XIX, 22-24: PL 44, 121-122 [[[1080]]] vgl: I, XXXII, 35; PL 44, 377 [[[2223]]] vgl: XIII, 25: PL 44, 978 [[[2220]]] vgl: V, 9: PL 45, 1439 [[[2194]]] - het geloof van de Kerk in de erfzonde en zo kwam de noodzaak de kinderen te dopen bij gevolg nog duidelijker naar voren. In deze geest lieten de pausen Siricius Caput 2 [[4863|(4)]] en Innocentius I Caput 2 [[4864|(2)]] zich gelden; vervolgens wordt door het Concilie van Carthago in 418 ieder veroordeeld 'die ontkent, dat pasgeboren kinderen moeten worden gedoopt' en leert dat 'wegens. . . de geloofsleer' welke de Kerk over de erfzonde houdt, 'ook kinderen die persoonlijk nog geen enkele zonde hebben kunnen begaan, daarom werkelijk tot vergeving van de zonden worden gedoopt, opdat door de wedergeboorte in hen wordt gereinigd wat zij door de geboorte meekregen'. Erfzonde en genade [[1889|(2)]]
Want op het einde van de vierde eeuw wordt tegenover de leer van de pelagianen het oude gebruik gesteld zowel kinderen als volwassenen te dopen 'tot vergeving van de zonden'. Deze gewoonte bevestigde - zoals Origenes en de heilige Cyprianus reeds vóór de heilige Augustinus opmerkten vgl: VIII, 3: PG 12, 496 [[[1843]]] vgl: XIV, 5: PG 13, 1835 [[[1364]]] vgl: 64, 5: PL 3, 1018; ed. Hartel, CSEL p. 720 [[[1048]]] vgl: I, XVII-XIX, 22-24: PL 44, 121-122 [[[1080]]] vgl: I, XXXII, 35; PL 44, 377 [[[2223]]] vgl: XIII, 25: PL 44, 978 [[[2220]]] vgl: V, 9: PL 45, 1439 [[[2194]]] - het geloof van de Kerk in de erfzonde en zo kwam de noodzaak de kinderen te dopen bij gevolg nog duidelijker naar voren. In deze geest lieten de pausen Siricius Caput 2 [[4863|(4)]] en Innocentius I Caput 2 [[4864|(2)]] zich gelden; vervolgens wordt door het Concilie van Carthago in 418 ieder veroordeeld 'die ontkent, dat pasgeboren kinderen moeten worden gedoopt' en leert dat 'wegens. . . de geloofsleer' welke de Kerk over de erfzonde houdt, 'ook kinderen die persoonlijk nog geen enkele zonde hebben kunnen begaan, daarom werkelijk tot vergeving van de zonden worden gedoopt, opdat door de wedergeboorte in hen wordt gereinigd wat zij door de geboorte meekregen'. Erfzonde en genade [[1889|(2)]]
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Gedurende de middeleeuwen is deze leer voortdurend ingescherpt en verdedigd. Het Concilie van Vienne [d:336] in 1312 vooral verklaarde duidelijk, dat 'in het Doopsel zowel voor kinderen als voor volwassenen de begingenade en de deugden worden meegebracht' en niet alleen de schuld wordt vergeven. DH 903-904 [[1863|3-4]] Het Concilie van Florence [d:375] in 1442 berispt degenen die erop aandringen dat dit Sacrament moet worden uitgesteld, en spoort aan, dat aan kinderen het Doopsel 'moet worden toegediend zodra dit zonder moeilijkheden kan geschieden, waardoor zij aan de heerschappij van de duivel worden ontrukt en onder de kinderen van God opgenomen'. DH 1349 [[899|19]]
Het Concilie van Trente [d:21] herhaalt de veroordeling van het Concilie van Carthago Sessio V - Decretum super peccato originali [[667|4]] vgl: Erfzonde en genade [[[1889]]] en verklaart, terwijl het een, bewijs put uit de woorden welke Jezus tot Nicodemus sprak, dat niemand 'na de verkondiging van het Evangelie zonder het bad van de wedergeboorte of het verlangen daarnaar' Sessio VI - Decretum de iustificatione [[668|4]] kan worden gerechtvaardigd. Onder de dwalingen die door het Concilie met een banvloek werden getroffen, is de mening van de anabaptisten te vinden die verzekeren 'er de voorkeur aan te geven het Doopsel van de kinderen achterwege te laten, dan dat zij, zonder persoonlijke geloofsdaad, maar alleen in het geloof van de Kerk worden gedoopt'. Sessio VII - Decretum de Sacramentis [[672|26]]
Het Concilie van Trente [d:21] herhaalt de veroordeling van het Concilie van Carthago Sessio V - Decretum super peccato originali [[667|4]] vgl: Erfzonde en genade [[[1889]]] en verklaart, terwijl het een, bewijs put uit de woorden welke Jezus tot Nicodemus sprak, dat niemand 'na de verkondiging van het Evangelie zonder het bad van de wedergeboorte of het verlangen daarnaar' Sessio VI - Decretum de iustificatione [[668|4]] kan worden gerechtvaardigd. Onder de dwalingen die door het Concilie met een banvloek werden getroffen, is de mening van de anabaptisten te vinden die verzekeren 'er de voorkeur aan te geven het Doopsel van de kinderen achterwege te laten, dan dat zij, zonder persoonlijke geloofsdaad, maar alleen in het geloof van de Kerk worden gedoopt'. Sessio VII - Decretum de Sacramentis [[672|26]]
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Verschillende regionale concilies en synoden die na het Concilie van Trente [d:21] werden gevierd, leerden met gelijke nadruk de noodzaak kinderen te dopen. Ook Paulus VI heeft deze zeer oude leer hierover opnieuw plechtig in herinnering geroepen, toen hij verklaarde 'dit Doopsel moet ook worden toegediend aan kinderen die nog geen enkele persoonlijke zonde hebben kunnen bedrijven. Bij hun geboorte zijn ze immers verstoken van de bovennatuurlijke genade en moeten dus worden herboren tot het goddelijk leven in Christus Jezus door water en Heilige Geest'. Solemni hac liturgia - Credo van het Volk van God [[763|18]]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
De documenten van het leergezag welke hierboven zijn vermeld, bedoelden vooral dwalingen te weerleggen; zij putten echter bij lange na de rijkdom van de leer over het Doopsel niet uit, zoals deze in het Nieuwe Testament, in de catechese van de heilige vaders en in het onderricht van de kerkleraren wordt uiteengezet: want het Doopsel toont duidelijk de voorkomende liefde van de Vader, maakt de mensen deelgenoten van het Paasmysterie van de Zoon, deelt hun het nieuwe leven in de Geest mee en voegt ze bij het lichaam van Christus, dat de Kerk is.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Daar dit zo is, moeten de woorden waarmee Christus ons in het evangelie volgens Johannes waarschuwt: 'Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het rijk Gods niet binnengaan', (Joh. 3, 5) [b:Joh. 3, 5] worden aanvaard als uitnodiging van een universele en oneindige liefde; het zijn woorden van een Vader die alle kinderen tezamen roept en het hoogste goed voor hen wenst. Tegenover deze onherroepelijke met aandrang volgehouden oproep kan de mens niet onverschillig blijven of neutraal zijn, omdat hij niet, tenzij door haar te aanvaarden, zijn eindbestemming kan bereiken.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De zending van de Kerk
11
De Kerk heeft de plicht te beantwoorden aan de zending welke Christus na zijn verrijzenis aan de apostelen toevertrouwde, en welke op bijzonder plechtige wijze in het Evangelie volgens Matteüs wordt vermeld: 'Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest'. (Mt. 28, 19) [b:Mt. 28, 19] (Mc. 16, 15-16) [[b:Mc. 16, 15-16]] De overdracht van het geloof en de toediening van het Doopsel, welke ten gevolge van deze opdracht van Christus nauw met elkaar zijn verbonden, maken noodzakelijk deel uit van de zending van de Kerk die universeel is en nooit zal kunnen ophouden dat te zijn.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
De Kerk heeft deze zending althans vanaf de eerste tijd zo verstaan, en zeker niet alleen ten aanzien van de volwassenen. Want de woorden welke Jezus tot Nicodemus sprak heeft de kerk altijd zo begrepen, 'dat kinderen niet van het Doopsel mochten worden uitgesloten'. Praenotanda, no. 2, p. 15 [[2726]] Deze woorden hadden namelijk een zo universele en absolute vorm, dat zij door de vaders als geschikt zouden worden vastgehouden om de noodzaak van het Doopsel vast te stellen en door het leergezag uitdrukkelijk op kinderen zouden worden toegepast: Zie de noten in alineanrs 6-7 [[al:6-7]] Eraan toegevoegd kan worden.. Eraan toegevoegd kan worden de geloofsbelijdenis van patriarch Dosithaeus van Jeruzalem (1672), Mansi 34, 1746 ook voor hen moet dit Sacrament voor het toetreden tot het volk van God lib. 3. C. 4, n. 7, PL 44,189: 'Wanneer kinderen worden gedoopt, gaat het om niets anders, dan dat zij bij de Kerk worden ingelijfd, dat wil zeggen, zij worden verbonden met het lichaam en de ledematen van Christus', schrijft de heilige Augustinus en de deur tot het eigen heil worden beschouwd. [[1080]] vgl: lib. I, C. 26, n. 38, PL 44, 131 [[[1080]]]
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Door zo te leren en te handelen heeft de Kerk getoond, dat zij geen andere weg kent dan het Doopsel om voor de kinderen de toegang tot de eeuwige zaligheid te waarborgen; daarom draagt zij er zorg voor de van de Heer ontvangen zending niet te verwaarlozen en aan allen die gedoopt kunnen worden de wedergeboorte 'uit water en Heilige Geest' te schenken. Wat echter de kinderen betreft die zonder Doopsel zijn gestorven, kan de Kerk niets anders doen dan hen aan de barmhartigheid van God toevertrouwen, zoals zij in feite doet in de begrafenisritus welke voor hen is opgesteld. ed. typica, Romae, August 15, 1969, nos. 82, 231- 237 [[2727]]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Dat de kinderen hun geloof nog niet zelf kunnen belijden verhindert de kerk geenszins hun dit Sacrament toe te dienen, omdat zij hen namelijk in haar eigen geloof doopt. Dit leerstuk is reeds door de heilige Augustinus duidelijk omschreven; hij schreef immers: 'Want de kinderen worden aangeboden om de geestelijke genade te ontvangen, niet zozeer door hen door wie ze op de armen worden gedragen (ofschoon ook door hen als zij goede gelovigen zijn), als wel door de hele gemeenschap van de heiligen en gelovigen ... de moederkerk die in haar geheel in de heiligen bestaat, doet dit dus, omdat zij zowel aan allen tezamen als aan ieder afzonderlijk het leven schenkt'. 98, 5: PL 33, 362 [[858]] vgl: 176, 2, 2: PL 38, 950 [[[880]]] De heilige Thomas van Aquino [d:242] en na hem alle theologen hernemen deze leer: het kind dat wordt gedoopt, gelooft niet zelf of door een eigen daad, maar door anderen, 'door het geloof van de Kerk dat aan het kind wordt meegedeeld'. iiia q. 69 a. 5 ad 3 [[t:iiia q. 69 a. 5 ad 3]] vgl: iiia q. 68 a. 9 ad 3 [[[t:iiia q. 68 a. 9 ad 3]]] Dezelfde leer wordt ook in de vernieuwde orde van dienst voor het Doopsel verondersteld, wanneer de bedienaar de ouders, peter en meter vraagt het geloof te belijden van de Kerk waarin de kinderen worden gedoopt. vgl: Parenotanda, no. 2: cf. no. 56 [[[2726]]]
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Hoewel de Kerk zich inderdaad bewust is van de doeltreffendheid van haar geloof dat in het Doopsel van de kinderen werkzaam is, en van de geldigheid van het Sacrament dat zij hen toedient, erkent zij in haar praktijk evenwel bepaalde beperkingen, daar zij een kind buiten stervensgevaar niet tot het Sacrament toelaat tenzij met toestemming van de ouders en de ernstig verkregen waarborg dat de gedoopte een katholieke opvoeding wordt gegeven: Parenotanda, no. 2 [[2726]] vgl: Ordo Baptismi parvulorum [[[2726|(56)]]] haar gaan immers zowel de natuurlijke rechten van de ouders ter harte als de eisen van de geloofsontwikkeling in het kind.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 2 Antwoorden op de moeilijkheden die in deze tijd zijn ontstaan
16
Met betrekking tot de hierboven vermelde leer moeten bepaalde meningen worden beoordeeld, die in deze tijd over het Doopsel van kinderen naar voren worden gebracht en waardoor de rechtmatigheid van dit gebruik als algemene regel in twijfel wordt getrokken.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Het verband tussen Doopsel en geloofsdaad
17
Terwijl zij er de aandacht op vestigen, dat in de geschriften van het Nieuwe Testament het Doopsel op de verkondiging van het Evangelie volgt en een voorafgaande bekering van gezindheid vereist en met de belijdenis van het geloof wordt verbonden, en bovendien de gevolgen van de genade (namelijk vergeving van de zonden, rechtvaardiging, wedergeboorte en deelneming aan het goddelijk leven) meestal meer van het geloof dan van het Sacrament afhangen (Mt. 28, 19; Mc. 16, 16; Hand. 2, 37-41; Hand. 8, 35-38; Rom. 3, 22.26; Gal. 3, 26) [[b:Mt. 28, 19; Mc. 16, 16; Hand. 2, 37-41; Hand. 8, 35-38; Rom. 3, 22.26; Gal. 3, 26]], stellen sommigen voor dat deze volgorde: verkondiging, geloof, Sacrament, de kracht tot norm wordt verheven. Buiten stervensgevaar, dient zij op de kinderen van toepassing te zijn en voor hen dient een catechumenaat verplichtend te worden gesteld.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Ongetwijfeld werd de verkondiging van de apostelen gewoonlijk tot volwassenen gericht en de eerste gedoopten waren mensen die tot het christelijk geloof waren bekeerd. Omdat deze feiten evenwel in de boeken van het Nieuwe Testament worden vermeld, kan dit de mening opdringen, dat daar alleen het geloof van de volwassenen in beschouwing wordt genomen. Maar de gewoonte om kinderen te dopen zoals hierboven is vermeld, steunt op een onheuglijke traditie welke van de apostelen afkomstig is en waarvan het belang niet ontkend kan worden; bovendien wordt het Doopsel nooit toegediend zonder het geloof, dat voor kinderen het geloof van de Kerk is.
Bovendien is het Doopsel volgens de leer van het Concilie van Trente [d:21] over de Sacramenten niet louter een teken van het geloof, maar ook de oorzaak ervan. DH 1606 [[672|6]] In de gedoopten bewerkt het een 'innerlijke verlichting', daarom noemt de byzantijnse liturgie het terecht het 'Sacrament van de verlichting' of eenvoudig de 'verlichting', het ontvangen geloof namelijk dat de zielen binnendringt, opdat de sluier van de blindheid tegenover de glans van Christus wordt weggenomen. (2 Kor. 3, 15-16) [[b:2 Kor. 3, 15-16]]
Bovendien is het Doopsel volgens de leer van het Concilie van Trente [d:21] over de Sacramenten niet louter een teken van het geloof, maar ook de oorzaak ervan. DH 1606 [[672|6]] In de gedoopten bewerkt het een 'innerlijke verlichting', daarom noemt de byzantijnse liturgie het terecht het 'Sacrament van de verlichting' of eenvoudig de 'verlichting', het ontvangen geloof namelijk dat de zielen binnendringt, opdat de sluier van de blindheid tegenover de glans van Christus wordt weggenomen. (2 Kor. 3, 15-16) [[b:2 Kor. 3, 15-16]]
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De band tussen het Doopsel en persoonlijke aanvaarding van de genade
19
Er wordt daarenboven gezegd dat elke genade, die immers voor een persoon wordt bestemd, door degene die haar ontvangt op bewuste wijze moet worden aanvaard en eigengemaakt; een kind is zeer zeker niet in staat dit te doen.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Maar een kind is werkelijk een persoon lang voordat het dit door daden van bewustzijn en vrijheid te kennen kan geven; en als zodanig kan het reeds door het Sacrament van het Doopsel kind van God en mede-erfgenaam van Christus worden. Zodra het later voor het eerst zijn bewustzijn en vrijheid zal kunnen gebruiken, zullen voor deze vermogens de krachten aanwezig zijn die door de genade van het Doopsel in zijn ziel werden gestort.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Het Doopsel en de vrijheid van het kind
21
Men werpt ook op, dat het Doopsel van kinderen hun vrijheid aantast. Het is immers tegen de waardigheid van de persoon dat hen godsdienstige verplichtingen worden opgelegd die in de toekomst in acht moeten worden genomen en die zij misschien zullen afwijzen. Daarom zou het beter zijn dat het Sacrament slechts op de leeftijd wordt toegediend waarop zij ontvankelijk zullen zijn geworden voor een vrije verbintenis. Ondertussen moeten de ouders en opvoeders zich terughoudend opstellen en zich van elke beïnvloeding onthouden.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Maar een dergelijke handelwijze moet als volstrekt bedrieglijk worden geacht: er bestaat geen zo onvoorwaardelijk menselijke vrijheid welke voor elke invloed ongevoelig is. Op natuurlijk vlak beschouwd, zien we dat ouders voor hun kinderen de keuzen doen over zaken die voor hun leven noodzakelijk zijn en hen op werkelijke waarden richten. De handelwijze van een gezin dat zich neutraal verklaart ten aanzien van het godsdienstig leven van het kind, doet in werkelijkheid een verderfelijke keuze welke een wezenlijk goed aan het kind onthoudt.
Vooral wie beweren dat door het Sacrament van het' Doopsel de vrijheid van het kind geweld wordt aangedaan, vergeten dat alle mensen, ook de niet-gedoopten, als schepselen aan plichten zijn gebonden jegens God die zij niet kunnen veronachtzamen, en welke het Doopsel bekrachtigt en in de aanneming als kind een hogere waarde schenkt. Eveneens merken zij niet op, dat in het Nieuwe Testament de toetreding tot het christelijk leven ons niet als een vorm van slavernij of dwang wordt voorgesteld, maar als de weg tot de werkelijke vrijheid (Joh. 8, 36; Rom. 6, 17-22; Rom. 8, 21; Gal. 4, 31; Gal. 5, 1.13; 1 Pt. 2, 16) [b:Joh. 8, 36; Rom. 6, 17-22; Rom. 8, 21; Gal. 4, 31; Gal. 5, 1.13; 1 Pt. 2, 16] etc. etc..
Het zal echter kunnen gebeuren, dat een kind, wanneer het volwassen zal zijn, de verplichtingen welke uit zijn Doopsel voortvloeien, afwijst. Maar toch zullen zijn ouders, ofschoon zij daardoor verdriet kunnen ondervinden, ongetwijfeld nergens spijt over behoeven te hebben, indien zij zoals hun recht en hun plicht was, voor het Doopsel en voor een christelijke opvoeding van hun kind zorg zullen hebben gedragen. Deze plicht en dit recht die door het Tweede Vaticaans Concilie worden verduidelijkt in deze verklaring, worden internationaal erkend [[702|5]] vgl: art. 26, n. 3 [[[1491]]] Want anders dan de zaken zich lijken voor te doen, herleven misschien de zaden van geloof welke in zijn ziel zijn gelegd, waarbij ouders ook helpen met geduld en liefde, met gebed en echt geloofsgetuigenis.
Vooral wie beweren dat door het Sacrament van het' Doopsel de vrijheid van het kind geweld wordt aangedaan, vergeten dat alle mensen, ook de niet-gedoopten, als schepselen aan plichten zijn gebonden jegens God die zij niet kunnen veronachtzamen, en welke het Doopsel bekrachtigt en in de aanneming als kind een hogere waarde schenkt. Eveneens merken zij niet op, dat in het Nieuwe Testament de toetreding tot het christelijk leven ons niet als een vorm van slavernij of dwang wordt voorgesteld, maar als de weg tot de werkelijke vrijheid (Joh. 8, 36; Rom. 6, 17-22; Rom. 8, 21; Gal. 4, 31; Gal. 5, 1.13; 1 Pt. 2, 16) [b:Joh. 8, 36; Rom. 6, 17-22; Rom. 8, 21; Gal. 4, 31; Gal. 5, 1.13; 1 Pt. 2, 16] etc. etc..
Het zal echter kunnen gebeuren, dat een kind, wanneer het volwassen zal zijn, de verplichtingen welke uit zijn Doopsel voortvloeien, afwijst. Maar toch zullen zijn ouders, ofschoon zij daardoor verdriet kunnen ondervinden, ongetwijfeld nergens spijt over behoeven te hebben, indien zij zoals hun recht en hun plicht was, voor het Doopsel en voor een christelijke opvoeding van hun kind zorg zullen hebben gedragen. Deze plicht en dit recht die door het Tweede Vaticaans Concilie worden verduidelijkt in deze verklaring, worden internationaal erkend [[702|5]] vgl: art. 26, n. 3 [[[1491]]] Want anders dan de zaken zich lijken voor te doen, herleven misschien de zaden van geloof welke in zijn ziel zijn gelegd, waarbij ouders ook helpen met geduld en liefde, met gebed en echt geloofsgetuigenis.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Het Doopsel in sociaal verband
23
Bovendien zijn er die, terwijl zij de aandacht op het verband vestigen waarmee de persoon met de samenleving wordt verbonden, menen dat het weliswaar dienstig is, dat kinderen worden gedoopt in een samenleving die een homogene vorm vertoont, waarin namelijk de waarden, meningen en gebruiken een zeker samenhangend systeem uitmaken; maar dat het niet gelegen komt in hedendaagse samenlevingen die pluralistisch worden genoemd, en die zich namelijk onderscheiden door ongestadige waardering van waarden en botsing van meningen. In deze omstandigheden zeggen zij, dat het beter is, dat het Doopsel wordt uitgesteld tot de persoonlijkheid van de kandidaat voldoende zal zijn gerijpt.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
De Kerk ontkent ongetwijfeld niet, dat zij rekening moet houden met de sociale werkelijkheid. De criteria van homogeniteit en pluralisme hebben echter slechts richtinggevende kracht en mogen niet als normatieve beginselen worden genomen, daar zij geen godsdienstige kwestie in eigenlijke zin kunnen oplossen, welke naar haar aard de kerk en het christelijk gezin betreft.
Want het criterium 'homogene samenleving' staat namelijk toe het Doopsel van kinderen rechtmatig te achten indien de samenleving christelijk is; hetzelfde criterium kan er echter ook toe leiden deze rechtmatigheid te ontkennen, wanneer de christelijke gezinnen in aantal een minderheid zijn, omdat zij zich in een nog grotendeels heidense samenleving bevinden of in een staat welke het militant atheïsme verdedigt; hetgeen zoals duidelijk is, volstrekt niet kan worden toegelaten. Maar het criterium 'pluralistische samenleving' heeft niet meer waarde dan het boven vermelde criterium, omdat in een dergelijke samenleving het gezin en de kerk de vrijheid van handelen genieten en zij derhalve voor een christelijke opvoeding kunnen zorgen.
Overigens zal, wie de geschiedenis nauwkeurig nagaat, juist weten hoezeer de missionaire uitbreiding van de Kerk in de eerste eeuwen zou zijn tegengehouden indien toentertijd die 'sociologische' criteria in acht zouden zijn genomen. Daar komt bij, dat in onze tijd maar al te dikwijls een beroep op het 'pluralisme' wordt gedaan, om weliswaar tegen de verwachting in aan gelovigen handelwijzen op te leggen die hen in werkelijkheid in hun recht op christelijke vrijheid hinderen. In een samenleving derhalve waar de mentaliteit, zeden en wetten hun normen niet langer aan het evangelie ontlenen, is het van het grootste belang, dat bij de beoordeling van vragen welke uit het Doopsel van kinderen ontstaan, allereerst rekening wordt gehouden met de eigen aard en zending van de Kerk. Het volk van God heeft, hoewel het op de menselijke samenleving is betrokken en uit verschillende volkeren en verschillende culturen bestaat, niettemin zijn 'eigenheid' welke door de eenheid van geloof en Sacramenten wordt gekenmerkt.
Door dezelfde geest en dezelfde hoop bezield, vormt het een organisch lichaam dat uitgerust is om in de verschillende groepen mensen de structuren voort te brengen die voor zijn groei noodzakelijk zijn. De pastoraal van de Kerk met betrekking tot de Sacramenten, en vooral met betrekking tot het Doopsel van kinderen, moet aan deze stand van zaken worden aangepast, en mag geenszins van criteria afhangen die uitsluitend uit de menselijke wetenschappen worden geput.
Want het criterium 'homogene samenleving' staat namelijk toe het Doopsel van kinderen rechtmatig te achten indien de samenleving christelijk is; hetzelfde criterium kan er echter ook toe leiden deze rechtmatigheid te ontkennen, wanneer de christelijke gezinnen in aantal een minderheid zijn, omdat zij zich in een nog grotendeels heidense samenleving bevinden of in een staat welke het militant atheïsme verdedigt; hetgeen zoals duidelijk is, volstrekt niet kan worden toegelaten. Maar het criterium 'pluralistische samenleving' heeft niet meer waarde dan het boven vermelde criterium, omdat in een dergelijke samenleving het gezin en de kerk de vrijheid van handelen genieten en zij derhalve voor een christelijke opvoeding kunnen zorgen.
Overigens zal, wie de geschiedenis nauwkeurig nagaat, juist weten hoezeer de missionaire uitbreiding van de Kerk in de eerste eeuwen zou zijn tegengehouden indien toentertijd die 'sociologische' criteria in acht zouden zijn genomen. Daar komt bij, dat in onze tijd maar al te dikwijls een beroep op het 'pluralisme' wordt gedaan, om weliswaar tegen de verwachting in aan gelovigen handelwijzen op te leggen die hen in werkelijkheid in hun recht op christelijke vrijheid hinderen. In een samenleving derhalve waar de mentaliteit, zeden en wetten hun normen niet langer aan het evangelie ontlenen, is het van het grootste belang, dat bij de beoordeling van vragen welke uit het Doopsel van kinderen ontstaan, allereerst rekening wordt gehouden met de eigen aard en zending van de Kerk. Het volk van God heeft, hoewel het op de menselijke samenleving is betrokken en uit verschillende volkeren en verschillende culturen bestaat, niettemin zijn 'eigenheid' welke door de eenheid van geloof en Sacramenten wordt gekenmerkt.
Door dezelfde geest en dezelfde hoop bezield, vormt het een organisch lichaam dat uitgerust is om in de verschillende groepen mensen de structuren voort te brengen die voor zijn groei noodzakelijk zijn. De pastoraal van de Kerk met betrekking tot de Sacramenten, en vooral met betrekking tot het Doopsel van kinderen, moet aan deze stand van zaken worden aangepast, en mag geenszins van criteria afhangen die uitsluitend uit de menselijke wetenschappen worden geput.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Doopsel van kinderen in de pastoraal betreffende de Sacramenten
25
Tenslotte wordt nog een andere opwerping tegen het gebruik om kinderen te dopen gemaakt, omdat het naar men meent voortkomt uit een pastoraal welke de missionaire geest mist, waarbij het een grotere zorg is het Sacrament toe te dienen dan het geloof te wekken en de beleving van het Evangelie te bevorderen. Door dit gebruik te handhaven, zeggen zij, bezwijkt de Kerk voor de verleiding op het aantal te letten en de sociale positie in stand te houden; moedigt zij het vasthouden van een soort magisch begrip van de Sacramenten aan, terwijl het daarentegen haar taak is zich op de missionaire activiteit toe te leggen, het geloof van de Christenen tot volwassenheid te brengen, hun vrije en bewuste betrokkenheid te bevorderen en daarom in haar pastoraal betreffende de Sacramenten bepaalde fasen op te nemen.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Het apostolaat van de Kerk moet zich inderdaad ervoor inspannen, dat een levend geloof wordt gewekt en een echt christelijk leven wordt bevorderd; maar wat de pastoraal ten aanzien van volwassenen voor de toediening van de Sacramenten vereist, kan niet zonder meer worden toegepast op kinderen die, zoals boven is vermeld, 'in het geloof van de Kerk' worden gedoopt. Bovendien mag de noodzakelijkheid van het Sacrament niet worden onderschat, welke heel haar gewicht en dringende kracht behoudt, vooral wanneer het erom gaat het kind het oneindige goed van het eeuwig leven te verschaffen. Wat echter de bezorgdheid betreft om op het aantal te letten, is dit, mits goed verstaan, in plaats van een verleiding of een kwaad voor de Kerk, veeleer een plicht en een goed. Want de Kerk die door de heilige Paulus als 'lichaam' en 'volheid' van Christus wordt omschreven, (Ef. 1, 23) [[b:Ef. 1, 23]] is het zichtbare Sacrament van Christus in de wereld; het is haar zending tot alle mensen de Sacramentele band uit te strekken, waarmee zij met haar verheerlijkte Heer wordt verenigd. Daarom kan zij niet anders dan wensen, dat het eerste en fundamentele Sacrament, dat het Doopsel is, aan allen, zowel kinderen als volwassenen, wordt toegediend. Indien zo verstaan, wordt de praktijk kinderen het Doopsel toe te dienen echt evangelisch, daar zij immers getuigeniskracht heeft; want zij maakt duidelijk dat God ons voorkomt en zijn onverschuldigde liefde ons leven omgeeft: 'omdat niet wij God hebben liefgehad, maar omdat Hij ons heeft liefgehad ... Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad'. (1 Joh. 4, 10.19) [b:1 Joh. 4, 10.19] Maar wat ook van de volwassenen wordt vereist om het Doopsel te ontvangen, vgl: DH 1525-1526 [[[668|5-6]]] vgl: DH 1554.1559 [[[668|34.39]]] het mag niet doen vergeten wat geschreven staat: 'Hij heeft ons gered, niet omdat wij iets goeds gedaan zouden hebben, maar alleen omdat Hij barmhartig is. Hij heeft ons gered door het bad van wedergeboorte en vernieuwing door de Heilige Geest'. (Tit. 3, 5) [b:Tit. 3, 5]
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 3 Enkele pastorale richtlijnen
27
Hoewel het onmogelijk is bepaalde hedendaagse meningen toe te staan, zoals die welke beweren dat het gebruik om kinderen te dopen helemaal moet worden afgeschaft, of dat het aan de vrije beschikking moet worden overgelaten om op grond van bepaalde redenen het Doopsel terstond toe te dienen of uit te stellen, kan toch de behoefte aan een meer verdiepte en gedeeltelijk vernieuwde pastoraal niet worden ontkend, waarvan het nu dienstig is de beginselen en hoofdlijnen aan te geven.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Beginselen van deze pastoraal
28
Het is van belang allereerst in herinnering te roepen, dat het Doopsel van de kinderen voor een ernstige plicht moet worden gehouden; vragen die hierover aan de pastores worden gesteld, kunnen niet anders worden opgelost dan door zich trouw toe te leggen op de leer en bestendige praktijk van de Kerk. De pastoraal met betrekking tot het dopen van kinderen moet concreet door twee beginselen worden beheerst, waarvan de tweede aan de eerste ondergeschikt is.
- Het Doopsel dat voor het heil noodzakelijk is, is teken en werktuig van de voorkomende liefde van God, die van de erfzonde bevrijdt en de deelneming aan het goddelijk leven meedeelt: op zich mag de gave van deze goederen voor kinderen niet worden uitgesteld.
- Er moeten waarborgen worden gegeven, dat deze gave door een echte opvoeding tot geloof en christelijk leven zo kan groeien, dat de 'werkelijkheid' van het Sacrament tot volle ontplooiing komt. vgl: Praenotanda, no. 3, p. 15 [[[2726]]] Deze waarborgen worden gewoonlijk door de ouders of verwanten gegeven, hoewel zij op verschillende manieren in de christelijke gemeenschap kunnen worden aangevuld. Indien deze waarborgen echter in werkelijkheid niet ernstig zijn, kan dat een reden zijn waarom het Sacrament wordt uitgesteld; wanneer er tenslotte zeker geen zijn, moet het Sacrament beslist worden geweigerd.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Gesprek van pastores met gelovige gezinnen
29
Op grond van deze twee beginselen zal de werkelijke toestand van de afzonderlijke gevallen moeten worden afgewogen door een pastoraal gesprek tussen de priester en het gezin. Wat de wijze betreft waarop het gesprek moet worden gehouden met christelijke ouders die regelmatig hun godsdienstige plichten nakomen, zijn de normen gegeven in de Inleiding van het Romeins rituaal, waarvan het voldoende is hier twee meer belangrijke zaken te vermelden. Allereerst moet groot belang worden gehecht aan de aanwezigheid en actieve deelneming van de ouders bij de viering; zij hebben een belangrijker rol dan de peters en meters van wie de aanwezigheid ook wordt vereist, daar hun hulp bij de opvoeding kostbaar is en soms noodzakelijk. Vervolgens moet groot belang worden gehecht aan de voorbereiding van het Doopsel. De ouders moeten ervoor zorgen hun pastores van de verwachte geboorte in kennis te stellen en hun ziel geestelijk voor te bereiden. De pastores moeten verder de gezinnen bezoeken, ja zelfs meerdere samenbrengen en hen catechese en geschikte aanwijzingen geven; zij moeten tenslotte aansporen te bidden voor de kinderen die zij weldra zullen ontvangen. vgl: Praenotanda, no. 8, par. 2, p. 17, no. 5, pars. 1 and 5, p. 16 [[[2726]]] Wat de tijd betreft om het Doopsel te vieren zal men zich in dezen moeten houden aan de aanwijzingen van het rituaal: 'hier moet allereerst rekening worden gehouden met de gezondheid van het kind: men zorge ervoor dat het kind tijdig de gave van het Sacrament ontvangt. Vervolgens met de gezondheidstoestand van de moeder: men wachte (zo mogelijk) met het Doopsel, tot de moeder voldoende hersteld is om zelf bij de viering aanwezig te kunnen zijn. Tenslotte dient rekening gehouden te worden met wat nodig is voor de pastoraal, als het maar niet ten nadele is van het welzijn van het kind, dat boven alles gaat; dat wil zeggen: men bepale de tijd van de viering zo, dat de ouders voldoende op de viering kunnen worden voorbereid en de viering zelf zo kan worden geregeld, dat de bedoeling ervan goed overkomt'. Derhalve wordt het Doopsel gevierd, 'indien het kind in direct levensgevaar verkeert, zo spoedig mogelijk', anders gewoonlijk 'binnen de eerste weken na de geboorte van het kind'. 8, par. 1, p. 17 [[2726]]
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Gesprek van pastores met weinig-gelovige of niet-christelijke gezinnen
30
Het kan gebeuren dat pastores worden benaderd door ouders met een middelmatig geloof en die hun geloof slechts bij gelegenheid praktiseren, of ook door niet-christelijke ouders die om redenen die het overwegen waard zijn het Doopsel voor hun kind vragen. In dit geval moeten de pastores door een openhartig gesprek en vol welwillendheid proberen hun belangstelling te wekken voor het Sacrament dat zij vragen en hen herinneren aan de verplichting welke zij aangaan. Want de Kerk kan niet aan het verlangen van dergelijke ouders voldoen, tenzij door hen de waarborg wordt gegeven, dat het gedoopte kind daarna een christelijke opvoeding zal worden gegeven welke het Sacrament vereist, en ook moet zij de gegronde hoop hebben, dat het Doopsel zijn vruchten zal afwerpen. vgl: Praenotanda, no. 3, p. 15 [[[2726]]] Wanneer voldoende waarborgen zijn gegeven - zoals de keuze van de peters en meters die met ernstige wil de zorg voor het kind aanvaarden, of de hulp van de gemeenschap van de gelovigen - dan zal de priester niet kunnen weigeren om het Doopsel zonder uitstel te vieren op dezelfde wijze waarop hij handelt ten aanzien van de kinderen van christelijke gezinnen. Indien de waarborgen daarentegen niet voldoende waren, wordt het Doopsel voorzichtigheidshalve uitgesteld; maar de pastores moeten het contact met de ouders bewaren, zodat indien het mogelijk is, de voorwaarden worden verkregen die van hen worden verwacht en die noodzakelijk zijn om het Sacrament te vieren. Wanneer tenslotte ook dat niet mogelijk zal zijn, kan als uiterste middel de inschrijving van het kind voor een catechumenaat worden voorgesteld in de tijd dat het naar school gaat.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Deze normen die reeds zijn uitgevaardigd en van kracht zijn, Deze normen die voor de.. Deze normen die voor de eerste maal werden uitgevaardigd door de brief van deze congregatie voor de geloofsleer om op de vraag van mgr Barthélemy Hanrion, bisschop van Dapango in Togo, te antwoorden, werden tegelijk als de vraag van voornoemde bisschop gepubliceerd in Notitiae 61, 1971 (jaarg. 7), blz. 64-70 hebben nog enige verduidelijkingen nodig. Allereerst moet het duidelijk zijn, dat de weigering van een dergelijk Doopsel in geen geval mag worden gezien als een vorm van dwang. Het gaat hier overigens niet om een weigering en nog veel minder om een discriminatie van personen, maar om een pedagogisch uitstel dat de bedoeling heeft, dat het gezin al naar omstandigheden of in geloof vooruitgaat of zich meer bewust wordt van zijn verplichtingen. Wat de waarborgen betreft, moet de belofte waarop een gegronde hoop mag worden gekoesterd dat de kinderen in de christelijke godsdienst zullen worden opgevoed, voldoende worden geacht. Een eventuele inschrijving voor een toekomstig catechumenaat mag niet met een daartoe opgestelde ritus worden gevierd, welke gemakkelijk als gelijkwaardig aan het Sacrament zelf zou kunnen worden gewaardeerd. Het moet ook duidelijk zijn, dat een dergelijke inschrijving geen werkelijke toetreding is tot het catechumenaat en dat de kinderen die aldus worden ingeschreven niet voor catechumenen mogen worden gehouden met alle aan deze staat verbonden voorrechten. Later moeten zij voor een catechumenaat worden aangeboden dat bij hun leeftijd past. Wat dit betreft moet uitdrukkelijk worden verklaard, dat ook al bestaat er in het rituaal voor het Doopsel van volwassenen een Orde van dienst voor de initiatie van kinderen die de leeftijd hebben om catechese te ontvangen. ed. typica, Romae, Jan. 6, 1972, cap. 5, pp. 125-149 [[3465]] dit geenszins betekent, dat de Kerk liever het uitstel van het Doopsel tot deze leeftijd wil of het als gewoon beschouwt. In streken tenslotte waar weinig-gelovende of niet-christelijke gezinnen de meerderheid van de bewoners vormen, zodat de bisschoppenconferenties daar ook terecht een gemeenschappelijke pastorale norm hebben ingevoerd over het in acht nemen van een langere tussentijd voor de viering van het Doopsel dan in de algemene wet, vgl: Praenotanda, no. 8, pars. 3-4, p. 17 [[[2726]]] behouden de christelijke gezinnen die daar leven, hun volle recht hun kinderen eerder te laten dopen. Voor dezen moet dus het Sacrament worden toegediend, zoals de Kerk het verlangt en het geloof en de edelmoedigheid van de gezinnen verdienen.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De taak van het gezin en de parochiegemeenschap
32
De pastorale dienst welke ter gelegenheid van het Doopsel van kinderen wordt verleend, moet in een ruimere opzet worden ingevoegd welke tot de gezinnen en de hele christelijke gemeenschap wordt uitgestrekt. Daarom is een krachtiger pastoraal van groot belang, welke gericht wordt op verloofden die samenkomen om zich op het huwelijk voor te bereiden, en verder op de echtgenoten die pas in het huwelijk zijn verbonden. Naargelang van de omstandigheden zal de hele kerkelijke gemeenschap moeten worden ingeschakeld, en vooral de opvoeders, de christelijke echtgenoten, gezinsgroepen, religieuze congregaties en seculiere instituten. De priesters moeten aan dit apostolaat een ruime plaats toekennen. Vooral de ouders moeten zij aan hun plicht herinneren het geloof van hun kinderen te versterken en te vormen. Want hen is juist opgedragen de godsdienstige initiatie van het kind te beginnen, het Christus te leren beminnen als naaste vriend en tenslotte zijn geweten te vormen. Dit werk ontwikkelt zich des te vruchtbaarder en gemakkelijker, omdat het steunt op de genade van het Doopsel welke in de ziel van het kind is uitgestort.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Zoals de orde van dienst duidelijk aangeeft, moet de parochiegemeenschap en vooral de groep Christenen die door vriendschap en als buren met dit gezin zijn verbonden, deelhebben aan deze pastoraal van het Doopsel. Want 'aan het volk van God, de Kerk, die het van de apostelen ontvangen geloof doorgeeft en levend houdt, komt de taak toe door onderricht in de christelijke leer en praktijk de mensen zo goed mogelijk op het Doopsel voor te bereiden'. Deze actieve deelneming van het christelijke volk welke reeds in praktijk wordt gebracht waar het over volwassenen gaat, wordt evenzeer bij het Doopsel van kinderen gevraagd, omdat 'het volk van God, de Kerk, vertegenwoordigd door de plaatselijke gemeenschap ... een zeer voorname plaats heeft'. Overigens trekt de gemeenschap zelf groot geestelijk en apostolisch voordeel uit de viering van het Doopsel. Na de liturgische viering moet tenslotte het werk van de gemeenschap bovendien nog worden voortgezet, omdat de volwassenen moeten samenwerken om het geloof van de jongeren te doen groeien zowel door het getuigenis van hun christelijk leven als door de deelneming aan verschillende catechetische activiteiten.
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 4 Besluit
34
De congregatie van de geloofsleer welke zich tot de bisschoppen richt, vertrouwt tenvolle dat zij in de uitoefening van hun taak die zij van de Heer hebben ontvangen, er zorg voor dragen de leer van de Kerk over de noodzakelijkheid van het Doopsel van de kinderen in herinnering te brengen, een geschikte pastoraal te bevorderen, en hen tot de overgeleverde praktijk terug te brengen die, misschien gedreven door pastorale bezorgdheid welke de overweging waard is, van haar zijn afgeweken. Zij verlangt ook, dat zij alle priesters, christelijke ouders en gemeenschappen van de kerk van de leer en de richtlijnen van deze instructie in kennis stellen, zodat allen zich bewust worden van hun verplichtingen, en door het Doopsel van de kinderen en hun christelijke opvoeding een gemeenschappelijke dienst bewijzen aan de groei van de Kerk, die het lichaam van Christus is.
Nadat deze instructie in een gewone vergadering van deze heilige congregatie was besproken, heeft Joannes Paulus II haar tijdens een audiëntie aan ondergetekende kardinaal prefect verleend, goedgekeurd en bevolen te publiceren.
Rome, vanuit de gebouwen van de heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106], 20 oktober 1980.
FRANCISCUS KARD. SEPER
Prefect
+ Fr. HIERONYMUS HAMER O.P.
Titulair aartsbisschop van Lorium
Secretaris
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/3467-pastoralis-actio-nl