Wij herinneren ons: een beschouwing over de Shoah (document)
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Wij herinneren ons: een beschouwing over de Shoah (document)
Kardinaal Edward Idris Cassidy
Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
16 maart 1998
Curie - Verklaringen
1998, SRKK, Utrecht
16 maart 1998
Drs. P.C. de Die
13 januari 2023
263
nl
Referenties naar dit document: 4
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- HOOFDSTUK 1 De tragedie van de Shoah en de plicht tot gedenken
1
De twintigste eeuw loopt nu snel ten einde en een nieuw millennium van het christelijke tijdperk staat voor de deur. De 2000ste geboortedag van Jezus Christus vormt een oproep aan alle christenen, en een uitnodiging aan alle mannen en vrouwen, om in de loop van de geschiedenis te trachten de tekenen van de goddelijke Voorzienigheid te ontwaren en de manier waarop het beeld van de Schepper in de mens geweld is aangedaan en is verminkt. Deze beschouwing is gericht op een van de belangrijkste terreinen waarop katholieken de oproep van paus Johannes Paulus II in zijn apostolische brief Tertio millennio adveniente[265] ernstig ter harte kunnen nemen: "Het is dus goed dat, bij het naderend einde van het tweede millennium van het christendom, de Kerk zich levendiger bewust toont van de zonden van haar kinderen, terugdenkend aan al die situaties in de loop van haar geschiedenis waarin haar kinderen afgeweken zijn van de geest van Christus en zijn Evangelie, en, in plaats van aan de wereld een getuigenis te geven van een door het geloof geïnspireerd leven, in denken en handelen een schouwspel hebben geboden dat een waar anti-getuigenis en een schandaal was." Tertio millennio adveniente, 33[[265|33]]
Deze eeuw is getuige geweest van een onuitsprekelijke tragedie, die nooit mag worden vergeten: de poging van het nazi-regime om het joodse volk uit te roeien, met de daaruit voortvloeiende moord op miljoenen joden. Vrouwen en mannen, jong en oud, kinderen en zuigelingen, werden vervolgd en gedeporteerd, enkel omdat zij van joodse afkomst waren. Sommigen werden onmiddellijk vermoord, terwijl anderen werden vernederd, mishandeld, gemarteld en, volslagen beroofd van hun menselijke waardigheid, daarna werden vermoord. Slechts een klein aantal van de mensen die naar de kampen gingen, hebben het overleefd en zij zijn voor het leven getekend. Dat was de Shoah. Een belangrijk gebeuren in de geschiedenis van deze eeuw, een gebeuren dat ons nog altijd bezighoudt.
Deze gruwelijke volkerenmoord, die op het moment dat hij op meedogenloze wijze werd voltrokken, voor politieke leiders en de leiders van joodse gemeenschappen nauwelijks te geloven was, kan niemand onverschillig laten en zeker niet de kerk, gezien de zeer nauwe banden van geestelijke verwantschap met het joodse volk en de herinnering aan ongerechtigheden in het verleden. De relatie tussen de kerk en het joodse volk is anders dan die met welke andere godsdienst dan ook. vgl: Ontmoeting met de Joodse gemeenschap tijdens het bezoek aan de Synagoge van Rome, 4[[[1171|4]]] Het is echter niet alleen een kwestie van aandacht voor het verleden. De gemeenschappelijke toekomst van joden en christenen vereist dat wij de herinnering levend houden, want "er is geen toekomst zonder herinnering". Angelusgebed[[1936]] De geschiedenis zelf is memoria futuri.
Door deze beschouwing te richten aan onze broeders en zusters in de katholieke kerk over de hele wereld, vragen we alle christenen om met ons ernstig na te denken over de catastrofe die het joodse volk getroffen heeft en over het morele gebod om ervoor te zorgen dat egoïsme en haat nooit meer zo kunnen uitgroeien dat zij zoveel lijden en dood zaaien. vgl: Tot joodse leiders in Boedapest, (4)[[[1935|(4)]]] Heel in het bijzonder vragen we onze joodse vrienden, "waarvan het verschrikkelijke lot een symbool is geworden van de afdwalingen waartoe de mens kan komen als hij zich tegen God keert", Centesimus Annus, 17[[3|17]] om met een open hart naar ons te luisteren.
Deze eeuw is getuige geweest van een onuitsprekelijke tragedie, die nooit mag worden vergeten: de poging van het nazi-regime om het joodse volk uit te roeien, met de daaruit voortvloeiende moord op miljoenen joden. Vrouwen en mannen, jong en oud, kinderen en zuigelingen, werden vervolgd en gedeporteerd, enkel omdat zij van joodse afkomst waren. Sommigen werden onmiddellijk vermoord, terwijl anderen werden vernederd, mishandeld, gemarteld en, volslagen beroofd van hun menselijke waardigheid, daarna werden vermoord. Slechts een klein aantal van de mensen die naar de kampen gingen, hebben het overleefd en zij zijn voor het leven getekend. Dat was de Shoah. Een belangrijk gebeuren in de geschiedenis van deze eeuw, een gebeuren dat ons nog altijd bezighoudt.
Deze gruwelijke volkerenmoord, die op het moment dat hij op meedogenloze wijze werd voltrokken, voor politieke leiders en de leiders van joodse gemeenschappen nauwelijks te geloven was, kan niemand onverschillig laten en zeker niet de kerk, gezien de zeer nauwe banden van geestelijke verwantschap met het joodse volk en de herinnering aan ongerechtigheden in het verleden. De relatie tussen de kerk en het joodse volk is anders dan die met welke andere godsdienst dan ook. vgl: Ontmoeting met de Joodse gemeenschap tijdens het bezoek aan de Synagoge van Rome, 4[[[1171|4]]] Het is echter niet alleen een kwestie van aandacht voor het verleden. De gemeenschappelijke toekomst van joden en christenen vereist dat wij de herinnering levend houden, want "er is geen toekomst zonder herinnering". Angelusgebed[[1936]] De geschiedenis zelf is memoria futuri.
Door deze beschouwing te richten aan onze broeders en zusters in de katholieke kerk over de hele wereld, vragen we alle christenen om met ons ernstig na te denken over de catastrofe die het joodse volk getroffen heeft en over het morele gebod om ervoor te zorgen dat egoïsme en haat nooit meer zo kunnen uitgroeien dat zij zoveel lijden en dood zaaien. vgl: Tot joodse leiders in Boedapest, (4)[[[1935|(4)]]] Heel in het bijzonder vragen we onze joodse vrienden, "waarvan het verschrikkelijke lot een symbool is geworden van de afdwalingen waartoe de mens kan komen als hij zich tegen God keert", Centesimus Annus, 17[[3|17]] om met een open hart naar ons te luisteren.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Wat we niet mogen vergeten
2
Op hun unieke wijze getuigend van de Heilige van Israël en de Torah heeft het joodse volk in verschillende tijden en op vele plaatsen zwaar geleden. Maar de Shoah was stellig het grootste lijden dat het heeft ondergaan. De onmenselijkheid waarmee de joden in deze eeuw vervolgd en op wrede wijze vermoord zijn, valt niet in woorden te beschrijven. Dat alles werd hen aangedaan, enkel omdat zij joods waren. De enorme omvang van deze misdaad roept een groot aantal vragen op. Historici, sociologen, politieke filosofen, psychologen en theologen trachten allen meer te weten te komen over de werkelijkheid van de Shoah en de oorzaken ervan. Er moet nog veel wetenschappelijk onderzoek gedaan worden. Maar een dergelijk gebeuren kan niet alleen met de gangbare criteria voor historisch onderzoek worden gemeten. Het vraagt om een 'morele en religieuze herinnering' en roept met name christenen op om ernstig na te denken wat de oorzaak ervan geweest is.
Het feit dat de Shoah zich in Europa heeft voltrokken, dat wil zeggen in landen met een reeds lang bestaande christelijke beschaving, doet de vraag rijzen naar de relatie tussen de nazi-vervolging en de houding ten opzichte van joden onder christenen door de eeuwen heen.
Het feit dat de Shoah zich in Europa heeft voltrokken, dat wil zeggen in landen met een reeds lang bestaande christelijke beschaving, doet de vraag rijzen naar de relatie tussen de nazi-vervolging en de houding ten opzichte van joden onder christenen door de eeuwen heen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Verhoudingen tussen joden en christenen
3
De geschiedenis van de betrekkingen tussen joden en christenen is een veel geplaagde. Zijne heiligheid paus Johannes Paulus II heeft dat ook erkend in zijn herhaalde oproep aan katholieken om onze plaats te bepalen met betrekking tot onze verhouding tot het joodse volk. vgl: Toespraak tot afgevaardigden van bisschoppenconferenties voor katholiek-joodse betrekkingen[[[1116]]] Al met al valt de balans van deze betrekkingen gedurende tweeduizend jaar zeer negatief uit. vgl: Verklaring over de juiste presentatie van de joden en het jodendom in prediking en catechese binnen de Rooms-Katholieke Kerk, 33[[[1103|33]]] In de begintijd van het christendom, na de kruisiging van Jezus, ontstonden er conflicten tussen de vroege kerk en het joodse volk en hun leiders, die in hun trouw aan de wet de verkondigers van het evangelie en de eerste christenen soms vurig bestreden. In het heidense Romeinse rijk genoten de joden wettelijke bescherming op grond van de privileges die hun door de keizer waren toegekend. De autoriteiten maakten aanvankelijk geen onderscheid tussen joodse en christelijke gemeenschappen. Al gauw werden de christenen echter van staatswege vervolgd. Later, toen de keizers zich zelf tot het christendom bekeerden, bleven de joodse privileges eerst nog gewaarborgd. Maar de christelijke bendes die aanslagen pleegden op heidense tempels, richtten zich soms ook tegen synagogen, zeker ook onder invloed van bepaalde interpretaties van het Nieuwe Testament ten aanzien van het joodse volk als geheel. "Er hebben in de christelijke wereld - ik zeg niet in de kerk als zodanig - te lang onjuiste en onterechte interpretaties van het Nieuwe Testament ten aanzien van het joodse volk en hun vermeende schuld de ronde gedaan, die vijandelijke gevoelens ten opzichte van dit volk hebben voortgebracht." vgl: Wortels van anti-Joodse houding in Christelijke kringen, 1[[[520|1]]] Dit soort interpretaties van het Nieuwe Testament zijn door het Tweede Vaticaans Concilie definitief en in hun totaliteit verworpen. vgl: Nostra Aetate, 4[[[610|4]]]
Ondanks de christelijke verkondiging van liefde voor allen, zelfs voor je vijanden, werden door de eeuwen heen minderheden en mensen die in enig opzicht 'anders' waren door de heersende mentaliteit gestraft. Anti-joodse gevoelens in bepaalde christelijke kringen en de kloof die bestond tussen de kerk en het joodse volk leidden tot een algemeen voorkomende discriminatie, die soms uitliep op verdrijvingen of pogingen tot gedwongen bekering. In een groot deel van de 'christelijke' wereld was de juridische status van mensen die niet christelijk waren tot het einde van de achttiende eeuw niet altijd volledig gewaarborgd. Desondanks hielden de joden door heel de geschiedenis van het christendom heen vast aan hun religieuze tradities en de gebruiken binnen hun gemeenschap. Zij werden daarom met een zekere argwaan en wantrouwen bekeken. In tijden van crisis, als hongersnood, oorlog, pest of sociale spanningen, werd de joodse minderheid soms aangewezen als zondebok en werd zij het slachtoffer van geweld, plundering en zelfs slachtingen.
Rond het einde van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw hadden de joden in de meeste landen over het algemeen een positie verkregen die gelijk was aan die van andere burgers en bekleedde een aantal van hen invloedrijke functies in de samenleving. Maar in diezelfde historische context, met name in de negentiende eeuw, vatte er een vals en verhevigd nationalisme post. In een klimaat van ingrijpende sociale veranderingen werden de joden er vaak van beschuldigd naar verhouding te veel invloed te hebben. Zo begon zich in het grootste deel van Europa een meer of minder sterke vorm van anti-judaïsme te verspreiden, die in wezen meer van sociologische en politieke dan van godsdienstige aard was.
Tegelijkertijd staken er theorieën de kop op die de eenheid van het menselijk ras ontkenden en beweerden dat er een oorspronkelijke ongelijkheid tussen de verschillende rassen zou bestaan. In de twintigste eeuw gebruikte het nationaal-socialisme in Duitsland deze ideeën als een pseudo-wetenschappelijke basis voor het onderscheid tussen de zogenaamde Noords-Arische rassen en naar hun idee inferieure rassen. Verder versterkte zich in Duitsland een extreme vorm van nationalisme naar aanleiding van de nederlaag van 1918 en de zware maatregelen die door de overwinnaars waren opgelegd, met als gevolg dat velen het nationaal-socialisme als een oplossing voor de problemen van hun land beschouwden en hun politieke medewerking aan deze beweging verleenden.
De kerk in Duitsland reageerde met een veroordeling van racisme. Die veroordeling klonk het eerst in de prediking van enkele geestelijken, in de verkondiging van de katholieke bisschoppen en in de geschriften van katholieke journalisten. Al in februari en maart 1931 publiceerden kardinaal Bertram van Breslau, kardinaal Faulhaber en de bisschoppen van Beieren, de bisschoppen van de provincie Keulen en die van de provincie Freiburg pastorale brieven waarin zij het nationaal-socialisme en daarmee verbonden verheerlijking van ras en staat veroordeelden. Vgl. B. Statiewski (red.),... Vgl. B. Statiewski (red.), Akten deutscher Bischöfe über die Lage der Kirche, 1933-1945, vol. I, 1933-1934 (Mainz 1968), Appendix. De bekende Adventspreken van kardinaal Faulhaber in 1933, het jaar waarin het nationaal-socialisme aan de macht kwam, waarbij niet alleen katholieken maar ook protestanten en joden aanwezig waren, verwoordden een duidelijke afwijzing van de antisemitische nazi-propaganda. Vgl. L. Volk, Der Bayerische... Vgl. L. Volk, Der Bayerische Episkopat und der Nationalsozialismus 1930-1934 (Mainz 1966), 170-174. Na de Kristallnacht bad Bernhard Lichtenberg, proost van de kathedraal van Berlijn publiekelijk voor de joden. Hij zou later sterven in Dachau en is zalig verklaard.
Ook paus Pius XI sprak een ernstige veroordeling van het nazi-racisme uit in zijn encycliek Mit brennender Sorge[132] die op Passiezondag 1937 in de Duitse kerken werd voorgelezen, een stap die aanslagen en strafmaatregelen tegen geestelijken tot gevolg had. In een toespraak tot een groep Belgische pelgrims verklaarde Pius XI op 6 september 1938: "Antisemitisme is onaanvaardbaar. In geestelijk opzicht zijn wij allen Semieten." Toespraak tot de bedevaart van de Belgische Katholieke Radio[[1117]] Pius XII waarschuwde in zijn allereerste encycliek, Summi Pontificatus[650] van 20 oktober 1939, tegen theorieën die de eenheid van het menselijk ras ontkenden, alsmede tegen de verheerlijking van de staat, hetgeen volgens hem zou leiden tot een ware "tijd van duisternis". Summi Pontificatus, 84[[650|84]]
Ondanks de christelijke verkondiging van liefde voor allen, zelfs voor je vijanden, werden door de eeuwen heen minderheden en mensen die in enig opzicht 'anders' waren door de heersende mentaliteit gestraft. Anti-joodse gevoelens in bepaalde christelijke kringen en de kloof die bestond tussen de kerk en het joodse volk leidden tot een algemeen voorkomende discriminatie, die soms uitliep op verdrijvingen of pogingen tot gedwongen bekering. In een groot deel van de 'christelijke' wereld was de juridische status van mensen die niet christelijk waren tot het einde van de achttiende eeuw niet altijd volledig gewaarborgd. Desondanks hielden de joden door heel de geschiedenis van het christendom heen vast aan hun religieuze tradities en de gebruiken binnen hun gemeenschap. Zij werden daarom met een zekere argwaan en wantrouwen bekeken. In tijden van crisis, als hongersnood, oorlog, pest of sociale spanningen, werd de joodse minderheid soms aangewezen als zondebok en werd zij het slachtoffer van geweld, plundering en zelfs slachtingen.
Rond het einde van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw hadden de joden in de meeste landen over het algemeen een positie verkregen die gelijk was aan die van andere burgers en bekleedde een aantal van hen invloedrijke functies in de samenleving. Maar in diezelfde historische context, met name in de negentiende eeuw, vatte er een vals en verhevigd nationalisme post. In een klimaat van ingrijpende sociale veranderingen werden de joden er vaak van beschuldigd naar verhouding te veel invloed te hebben. Zo begon zich in het grootste deel van Europa een meer of minder sterke vorm van anti-judaïsme te verspreiden, die in wezen meer van sociologische en politieke dan van godsdienstige aard was.
Tegelijkertijd staken er theorieën de kop op die de eenheid van het menselijk ras ontkenden en beweerden dat er een oorspronkelijke ongelijkheid tussen de verschillende rassen zou bestaan. In de twintigste eeuw gebruikte het nationaal-socialisme in Duitsland deze ideeën als een pseudo-wetenschappelijke basis voor het onderscheid tussen de zogenaamde Noords-Arische rassen en naar hun idee inferieure rassen. Verder versterkte zich in Duitsland een extreme vorm van nationalisme naar aanleiding van de nederlaag van 1918 en de zware maatregelen die door de overwinnaars waren opgelegd, met als gevolg dat velen het nationaal-socialisme als een oplossing voor de problemen van hun land beschouwden en hun politieke medewerking aan deze beweging verleenden.
De kerk in Duitsland reageerde met een veroordeling van racisme. Die veroordeling klonk het eerst in de prediking van enkele geestelijken, in de verkondiging van de katholieke bisschoppen en in de geschriften van katholieke journalisten. Al in februari en maart 1931 publiceerden kardinaal Bertram van Breslau, kardinaal Faulhaber en de bisschoppen van Beieren, de bisschoppen van de provincie Keulen en die van de provincie Freiburg pastorale brieven waarin zij het nationaal-socialisme en daarmee verbonden verheerlijking van ras en staat veroordeelden. Vgl. B. Statiewski (red.),... Vgl. B. Statiewski (red.), Akten deutscher Bischöfe über die Lage der Kirche, 1933-1945, vol. I, 1933-1934 (Mainz 1968), Appendix. De bekende Adventspreken van kardinaal Faulhaber in 1933, het jaar waarin het nationaal-socialisme aan de macht kwam, waarbij niet alleen katholieken maar ook protestanten en joden aanwezig waren, verwoordden een duidelijke afwijzing van de antisemitische nazi-propaganda. Vgl. L. Volk, Der Bayerische... Vgl. L. Volk, Der Bayerische Episkopat und der Nationalsozialismus 1930-1934 (Mainz 1966), 170-174. Na de Kristallnacht bad Bernhard Lichtenberg, proost van de kathedraal van Berlijn publiekelijk voor de joden. Hij zou later sterven in Dachau en is zalig verklaard.
Ook paus Pius XI sprak een ernstige veroordeling van het nazi-racisme uit in zijn encycliek Mit brennender Sorge[132] die op Passiezondag 1937 in de Duitse kerken werd voorgelezen, een stap die aanslagen en strafmaatregelen tegen geestelijken tot gevolg had. In een toespraak tot een groep Belgische pelgrims verklaarde Pius XI op 6 september 1938: "Antisemitisme is onaanvaardbaar. In geestelijk opzicht zijn wij allen Semieten." Toespraak tot de bedevaart van de Belgische Katholieke Radio[[1117]] Pius XII waarschuwde in zijn allereerste encycliek, Summi Pontificatus[650] van 20 oktober 1939, tegen theorieën die de eenheid van het menselijk ras ontkenden, alsmede tegen de verheerlijking van de staat, hetgeen volgens hem zou leiden tot een ware "tijd van duisternis". Summi Pontificatus, 84[[650|84]]
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Nazistisch antisemitisme en de Shoah
4
We mogen dus niet het verschil uit het oog verliezen tussen het antisemitisme, dat is gebaseerd op theorieën die in strijd zijn met de leer van de Kerk ten aanzien van de eenheid van het menselijk ras en de gelijkwaardigheid van alle rassen en volken, en de reeds lange tijd bestaande gevoelens van wantrouwen en vijandigheid die we aanduiden als anti-judaïsme, waaraan helaas ook christenen zich schuldig hebben gemaakt. De nationaal-socialistische ideologie ging nog verder, in de zin dat zij weigerde een transcendente werkelijkheid te erkennen als de bron van het leven en het criterium voor het moreel goede. Bijgevolg eigende een groep mensen en de daarmee verbonden staat zich een absolute status toe en besloten zij een einde te maken aan het bestaan van het joodse volk, een volk dat geroepen was om te getuigen van de ene God en de Wet van het Verbond. Op het niveau van theologische beschouwingen kunnen we het feit niet uit de weg gaan dat een groot deel van de nazi-partij zich niet alleen afkerig toonde van het idee van een goddelijke Voorzienigheid die ingreep in menselijke aangelegenheden, maar zelfs blijk gaf van een regelrechte haat jegens God zelf. Die houding leidde logischerwijs ook tot een afwijzing van het christendom en de wens om de kerk vernietigd te zien of op zijn minst onderworpen aan de belangen van de nazi-staat.
Het was deze extreme ideologie die de basis vormde voor de genomen maatregelen om de joden eerst uit hun huis te verdrijven en vervolgens uit te roeien. De Shoah was het werk van een door en door modern neo-heidens regime. Het antisemitisme van dit regime had zijn wortels buiten het christendom en heeft bij het nastreven van zijn doelstellingen niet geaarzeld om ook de kerk te bestrijden en haar leden te vervolgen.
Men kan zich echter afvragen of de nazi-vervolging van de joden niet werd vergemakkelijkt door de anti-joodse vooroordelen die in het hart en de geest van sommige christenen leefden. Maakten de anti-joodse gevoelens onder christenen hen minder gevoelig of zelfs onverschillig voor de vervolgingen die door het nationaal-socialisme tegen de joden werden ondernomen toen het aan de macht kwam?
Bij ieder antwoord op deze vraag moet in aanmerking worden genomen dat we hier te maken hebben met de geschiedenis van opvattingen en denkwijzen van mensen, die aan allerlei invloeden onderhevig zijn. Bovendien waren veel mensen zich in het geheel niet bewust van de Endlösung die tegen een geheel volk werd uitgevoerd. Anderen vreesden voor zichzelf en hun dierbaren. Sommigen maakten misbruik van de situatie en weer anderen werden gedreven door afgunst. Het antwoord op de vraag dient per geval gegeven te worden. Om dat te kunnen doen, moeten we weten wat mensen in een bepaalde situatie precies bewoog.
Aanvankelijk trachtten de leiders van het Derde Rijk de joden te verdrijven. Helaas waren de regeringen van een aantal westerse landen met een christelijke traditie, waaronder enkele landen in Noord- en Zuid-Amerika, te terughoudend in de openstelling van hun grenzen voor de vervolgde joden. Hoewel zij niet konden voorzien hoe ver de nazi's in hun misdadige bedoelingen zouden gaan, waren de politieke leiders van die landen wel op de hoogte van de grote problemen en gevaren waaraan de joden die binnen de grenzen van het Derde Rijk woonden, blootstonden. Het onder die omstandigheden sluiten van de grenzen voor joodse immigranten legt, of het nu werd ingegeven door anti-joodse gevoelens van vijandigheid of wantrouwen, door politieke lafheid of kortzichtigheid of door nationale zelfzucht, een zware last op het geweten van de betreffende autoriteiten.
In de landen waar de nazi's hun massale deportaties uitvoerden, had de wreedheid waarmee deze gedwongen transporten van hulpeloze mensen gepaard ging, het ergste moeten doen vermoeden. Hebben christenen alle mogelijke hulp verleend aan hen die werden vervolgd en in het bijzonder aan de vervolgde joden?
Velen hebben dat wel gedaan, maar sommigen niet. Zij die wel alles hebben gedaan wat ze konden om het leven van joden te helpen redden en daarbij zelfs hun eigen leven op het spel zetten, mogen niet vergeten worden. Tijdens en na de oorlog hebben joodse gemeenschappen en joodse leiders hun dank betuigd voor alles wat er voor hen gedaan was, inclusief hetgeen paus Pius XII persoonlijk of via zijn vertegenwoordigers heeft gedaan om het leven van honderdduizenden joden te redden. De wijsheid van de diplomatie...De wijsheid van de diplomatie van paus Pius XII is bij een aantal gelegenheden door toonaangevende joodse organisaties en personen openlijk geprezen. Zo verklaarde dr. Joseph Nathan, vertegenwoordiger van de Italiaanse Hebreeuwse Commissie op 7 september 1945: "Wij betuigen bovenal onze erkentelijkheid aan de paus en de religieuze mannen en vrouwen die, op instructie van de Heilige Vader, de vervolgden als hun broeders beschouwden en ons met grote inzet en zelfverloochening te hulp schoten, ongeacht de verschrikkelijke gevaren die zij daarbij liepen" (L'Osservatore Romano, 8 september 1945, 2). Op 21 september van dat jaar ontving Pius XII dr. A. Leo Kubowitzki, secretaris-generaal van het Joodse Wereldcongres op audiëntie, die kwam "om de Heilige Vader namens de Unie van Israëlitische Gemeenschappen zeer hartelijk te bedanken voor de inspanningen van de katholieke kerk tijdens de Tweede Wereldoorlog voor joden in heel Europa" (L'Osservatore Romano, 23 september 1945, 1). Op donderdag 29 november 1945 ontmoette de paus circa tachtig vertegenwoordigers van joodse vluchtelingen uit verschillende concentratiekampen in Duitsland, die zeiden "zeer vereerd te zijn de Heilige Vader persoonlijk te kunnen bedanken voor zijn goedheid jegens hen die in de periode van het nazi-fascisme vervolgd waren" (L'Osservatore Romano, 30 november 1945, 1). Na het overlijden van paus Pius XII, in 1958, stuurde Golda Meir een veelzeggende boodschap: "Wij delen in het verdriet van de mensheid. Toen ons volk door de gruwelijke marteling werd getroffen, verhief de paus zijn stem voor de slachtoffers. Het leven van onze tijd werd verrijkt door een stem die boven het tumult van de dagelijkse strijd uit sprak over de grote morele waarheden. Wij rouwen om een groot dienaar van de vrede." Vele katholieke bisschoppen, priesters, religieuzen en leken zijn om deze reden door de staat Israël geëerd.
Toch was - dat heeft paus Johannes Paulus II ook erkend - afgezien van die moedige mannen en vrouwen, het geestelijke verzet en de concrete actie van andere christenen niet wat men van de volgelingen van Christus had mogen verwachten. Het valt niet te zeggen hoeveel christenen in landen die door de nazi's of hun bondgenoten werden bezet of overheerst, ontzet waren door het verdwijnen van hun joodse buren, maar eenvoudigweg niet sterk genoeg waren om hun protest te laten horen. Voor christenen moet deze zware gewetenslast van hun broeders en zusters uit de Tweede Wereldoorlog een oproep tot boetedoening zijn. vgl: Toespraak tot de nieuwe ambassadeur van de Bondsrepubliek Duitsland bij de Heilige Stoel, (2)[[[3404|(2)]]]
Wij betreuren de fouten en de nalatigheid van deze zonen en dochters van de kerk ten diepste. We scharen ons achter de woorden van de verklaring Nostra Aetate[610] van het Tweede Vaticaans Concilie, die in ondubbelzinnige bewoordingen stelt: "Indachtig het met de joden gemeenschappelijk erfdeel en gedreven niet door politieke overwegingen maar door godsdienstige evangelische liefde, betreurt de kerk, die alle vervolgingen tegen wie ook verwerpt, bovendien de haat, de vervolgingen en de uitingen van antisemitisme die, wanneer en door wie ook tegen de joden zijn gericht." vgl: Nostra Aetate, 4[[[610|4]]]
We wijzen op en houden vast aan de woorden van paus Johannes Paulus II in zijn toespraak tot de joodse gemeenschap in Straatsburg in 1988: "Ik spreek hier bij u opnieuw de strengst mogelijke veroordeling uit over het antisemitisme en racisme, die in strijd zijn met de principes van het christendom." Tot joodse leiders (Straatsburg), (8)[[2669|(8)]] De katholieke Kerk wijst derhalve iedere vervolging van een volk of groep mensen, waar en wanneer dan ook, af. Ze veroordeelt alle vormen van volkerenmoord en de racistische ideologieën waaruit die voortkomen. Terugkijkend op deze eeuw zijn wij diep bedroefd over het geweld dat hele volken en landen in zijn greep gehad heeft. We wijzen in het bijzonder op de afslachting onder de Armeniërs, de talloze slachtoffers in de Oekraïne in de jaren dertig, de volkerenmoord op de zigeuners, die ook voortkwam uit racistische ideeën, en soortgelijke tragedies die zich hebben afgespeeld in Amerika, Afrika en de Balkan. Noch vergeten wij de miljoenen slachtoffers van de totalitaire ideologie in de Sovjetunie, in China, Cambodja en andere landen. Noch kunnen we het drama in het Midden-Oosten vergeten, waarvan de details bekend zijn. En ook op het moment dat wij deze beschouwing geven, "worden vele mensen nog altijd het slachtoffer van hun broeders". AAS 86 (1994), 816.[[2668|(9)]]
Het was deze extreme ideologie die de basis vormde voor de genomen maatregelen om de joden eerst uit hun huis te verdrijven en vervolgens uit te roeien. De Shoah was het werk van een door en door modern neo-heidens regime. Het antisemitisme van dit regime had zijn wortels buiten het christendom en heeft bij het nastreven van zijn doelstellingen niet geaarzeld om ook de kerk te bestrijden en haar leden te vervolgen.
Men kan zich echter afvragen of de nazi-vervolging van de joden niet werd vergemakkelijkt door de anti-joodse vooroordelen die in het hart en de geest van sommige christenen leefden. Maakten de anti-joodse gevoelens onder christenen hen minder gevoelig of zelfs onverschillig voor de vervolgingen die door het nationaal-socialisme tegen de joden werden ondernomen toen het aan de macht kwam?
Bij ieder antwoord op deze vraag moet in aanmerking worden genomen dat we hier te maken hebben met de geschiedenis van opvattingen en denkwijzen van mensen, die aan allerlei invloeden onderhevig zijn. Bovendien waren veel mensen zich in het geheel niet bewust van de Endlösung die tegen een geheel volk werd uitgevoerd. Anderen vreesden voor zichzelf en hun dierbaren. Sommigen maakten misbruik van de situatie en weer anderen werden gedreven door afgunst. Het antwoord op de vraag dient per geval gegeven te worden. Om dat te kunnen doen, moeten we weten wat mensen in een bepaalde situatie precies bewoog.
Aanvankelijk trachtten de leiders van het Derde Rijk de joden te verdrijven. Helaas waren de regeringen van een aantal westerse landen met een christelijke traditie, waaronder enkele landen in Noord- en Zuid-Amerika, te terughoudend in de openstelling van hun grenzen voor de vervolgde joden. Hoewel zij niet konden voorzien hoe ver de nazi's in hun misdadige bedoelingen zouden gaan, waren de politieke leiders van die landen wel op de hoogte van de grote problemen en gevaren waaraan de joden die binnen de grenzen van het Derde Rijk woonden, blootstonden. Het onder die omstandigheden sluiten van de grenzen voor joodse immigranten legt, of het nu werd ingegeven door anti-joodse gevoelens van vijandigheid of wantrouwen, door politieke lafheid of kortzichtigheid of door nationale zelfzucht, een zware last op het geweten van de betreffende autoriteiten.
In de landen waar de nazi's hun massale deportaties uitvoerden, had de wreedheid waarmee deze gedwongen transporten van hulpeloze mensen gepaard ging, het ergste moeten doen vermoeden. Hebben christenen alle mogelijke hulp verleend aan hen die werden vervolgd en in het bijzonder aan de vervolgde joden?
Velen hebben dat wel gedaan, maar sommigen niet. Zij die wel alles hebben gedaan wat ze konden om het leven van joden te helpen redden en daarbij zelfs hun eigen leven op het spel zetten, mogen niet vergeten worden. Tijdens en na de oorlog hebben joodse gemeenschappen en joodse leiders hun dank betuigd voor alles wat er voor hen gedaan was, inclusief hetgeen paus Pius XII persoonlijk of via zijn vertegenwoordigers heeft gedaan om het leven van honderdduizenden joden te redden. De wijsheid van de diplomatie...De wijsheid van de diplomatie van paus Pius XII is bij een aantal gelegenheden door toonaangevende joodse organisaties en personen openlijk geprezen. Zo verklaarde dr. Joseph Nathan, vertegenwoordiger van de Italiaanse Hebreeuwse Commissie op 7 september 1945: "Wij betuigen bovenal onze erkentelijkheid aan de paus en de religieuze mannen en vrouwen die, op instructie van de Heilige Vader, de vervolgden als hun broeders beschouwden en ons met grote inzet en zelfverloochening te hulp schoten, ongeacht de verschrikkelijke gevaren die zij daarbij liepen" (L'Osservatore Romano, 8 september 1945, 2). Op 21 september van dat jaar ontving Pius XII dr. A. Leo Kubowitzki, secretaris-generaal van het Joodse Wereldcongres op audiëntie, die kwam "om de Heilige Vader namens de Unie van Israëlitische Gemeenschappen zeer hartelijk te bedanken voor de inspanningen van de katholieke kerk tijdens de Tweede Wereldoorlog voor joden in heel Europa" (L'Osservatore Romano, 23 september 1945, 1). Op donderdag 29 november 1945 ontmoette de paus circa tachtig vertegenwoordigers van joodse vluchtelingen uit verschillende concentratiekampen in Duitsland, die zeiden "zeer vereerd te zijn de Heilige Vader persoonlijk te kunnen bedanken voor zijn goedheid jegens hen die in de periode van het nazi-fascisme vervolgd waren" (L'Osservatore Romano, 30 november 1945, 1). Na het overlijden van paus Pius XII, in 1958, stuurde Golda Meir een veelzeggende boodschap: "Wij delen in het verdriet van de mensheid. Toen ons volk door de gruwelijke marteling werd getroffen, verhief de paus zijn stem voor de slachtoffers. Het leven van onze tijd werd verrijkt door een stem die boven het tumult van de dagelijkse strijd uit sprak over de grote morele waarheden. Wij rouwen om een groot dienaar van de vrede." Vele katholieke bisschoppen, priesters, religieuzen en leken zijn om deze reden door de staat Israël geëerd.
Toch was - dat heeft paus Johannes Paulus II ook erkend - afgezien van die moedige mannen en vrouwen, het geestelijke verzet en de concrete actie van andere christenen niet wat men van de volgelingen van Christus had mogen verwachten. Het valt niet te zeggen hoeveel christenen in landen die door de nazi's of hun bondgenoten werden bezet of overheerst, ontzet waren door het verdwijnen van hun joodse buren, maar eenvoudigweg niet sterk genoeg waren om hun protest te laten horen. Voor christenen moet deze zware gewetenslast van hun broeders en zusters uit de Tweede Wereldoorlog een oproep tot boetedoening zijn. vgl: Toespraak tot de nieuwe ambassadeur van de Bondsrepubliek Duitsland bij de Heilige Stoel, (2)[[[3404|(2)]]]
Wij betreuren de fouten en de nalatigheid van deze zonen en dochters van de kerk ten diepste. We scharen ons achter de woorden van de verklaring Nostra Aetate[610] van het Tweede Vaticaans Concilie, die in ondubbelzinnige bewoordingen stelt: "Indachtig het met de joden gemeenschappelijk erfdeel en gedreven niet door politieke overwegingen maar door godsdienstige evangelische liefde, betreurt de kerk, die alle vervolgingen tegen wie ook verwerpt, bovendien de haat, de vervolgingen en de uitingen van antisemitisme die, wanneer en door wie ook tegen de joden zijn gericht." vgl: Nostra Aetate, 4[[[610|4]]]
We wijzen op en houden vast aan de woorden van paus Johannes Paulus II in zijn toespraak tot de joodse gemeenschap in Straatsburg in 1988: "Ik spreek hier bij u opnieuw de strengst mogelijke veroordeling uit over het antisemitisme en racisme, die in strijd zijn met de principes van het christendom." Tot joodse leiders (Straatsburg), (8)[[2669|(8)]] De katholieke Kerk wijst derhalve iedere vervolging van een volk of groep mensen, waar en wanneer dan ook, af. Ze veroordeelt alle vormen van volkerenmoord en de racistische ideologieën waaruit die voortkomen. Terugkijkend op deze eeuw zijn wij diep bedroefd over het geweld dat hele volken en landen in zijn greep gehad heeft. We wijzen in het bijzonder op de afslachting onder de Armeniërs, de talloze slachtoffers in de Oekraïne in de jaren dertig, de volkerenmoord op de zigeuners, die ook voortkwam uit racistische ideeën, en soortgelijke tragedies die zich hebben afgespeeld in Amerika, Afrika en de Balkan. Noch vergeten wij de miljoenen slachtoffers van de totalitaire ideologie in de Sovjetunie, in China, Cambodja en andere landen. Noch kunnen we het drama in het Midden-Oosten vergeten, waarvan de details bekend zijn. En ook op het moment dat wij deze beschouwing geven, "worden vele mensen nog altijd het slachtoffer van hun broeders". AAS 86 (1994), 816.[[2668|(9)]]
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 Samen vooruitkijken naar een gemeenschappelijke toekomst
5
Kijkend naar de toekomst van de betrekkingen tussen joden en christenen doen we in de eerste plaats een beroep op onze katholieke broeders en zusters om hun besef van de joodse wortels van hun geloof te hernieuwen. We vragen hen in gedachten te houden dat Jezus een afstammeling was van David; dat de Maagd Maria en de apostelen tot het joodse volk behoorden; dat de kerk voeding haalt uit de wortel van die goede olijfboom waarop de wilde olijftakken van de heidenen geënt zijn (Rom. 11, 17-24)[[b:Rom. 11, 17-24]]; dat de joden onze innig geliefde broeders zijn, in zekere zin zijn zij onze "oudere broers". Ontmoeting met de Joodse gemeenschap tijdens het bezoek aan de Synagoge van Rome, 4[[1171|4]]
Aan het einde van dit millennium wil de katholieke kerk uitdrukking geven aan haar grote smart over de fouten van zonen en dochters in alle tijden. Dit is een daad van berouw (teshoewa), aangezien wij, als leden van de kerk, zowel met de zonden als met de verdiensten van al haar kinderen verbonden zijn. De Kerk benadert de uitroeiing, de Shoah, die het joodse volk in de Tweede Wereldoorlog heeft ondergaan, met diep respect en intens medeleven. Het is niet puur een kwestie van woorden, maar ook een bindende plicht. "We zouden riskeren dat de slachtoffers van de meest wrede moorden opnieuw zouden sterven als wij niet vurig verlangen naar gerechtigheid, als wij ons niet inzetten om ervoor te zorgen dat het kwaad het goede niet overheerst, zoals het dat voor miljoenen kinderen van het joodse volk gedaan heeft. ... De mensheid mag niet toestaan dat dit alles nog een keer gebeurt." Tot een groep Joodse leiders en verantwoordelijken voor het geven van een concert ter gelegenheid van een herdenking van de Shoah, (3)[[3403|(3)]]
We bidden dat onze smart om de tragedie die het joodse volk in deze eeuw heeft ondergaan, tot een nieuwe band met het joodse volk zal leiden. Het is onze wens om het besef van zonden uit het verleden om te zetten in het stellige voornemen om te bouwen aan een nieuwe toekomst waarin geen anti-joodse gevoelens onder christenen en geen anti-christelijke gevoelens onder joden meer bestaan, maar waar sprake is van wederzijds respect, zoals het gelovigen past die de ene Schepper en Heer aanbidden en in Abraham een gemeenschappelijke vader in het geloof hebben.
Tot slot nodigen we alle mannen en vrouwen van goede wil uit om ernstig na te denken over de betekenis van de Shoah. De slachtoffers en de overlevenden vormen vanuit hun graf en met hun levendige getuigenis van wat zij hebben geleden, een luide stem die de aandacht van de gehele mensheid vraagt. Deze verschrikkelijke ervaring niet vergeten betekent dat men zich volledig bewust moet worden van de heilzame waarschuwing die erin besloten ligt: het rotte zaad van het anti-judaïsme en antisemitisme mag nooit meer de kans krijgen om wortel te schieten in het menselijk hart.
Aan het einde van dit millennium wil de katholieke kerk uitdrukking geven aan haar grote smart over de fouten van zonen en dochters in alle tijden. Dit is een daad van berouw (teshoewa), aangezien wij, als leden van de kerk, zowel met de zonden als met de verdiensten van al haar kinderen verbonden zijn. De Kerk benadert de uitroeiing, de Shoah, die het joodse volk in de Tweede Wereldoorlog heeft ondergaan, met diep respect en intens medeleven. Het is niet puur een kwestie van woorden, maar ook een bindende plicht. "We zouden riskeren dat de slachtoffers van de meest wrede moorden opnieuw zouden sterven als wij niet vurig verlangen naar gerechtigheid, als wij ons niet inzetten om ervoor te zorgen dat het kwaad het goede niet overheerst, zoals het dat voor miljoenen kinderen van het joodse volk gedaan heeft. ... De mensheid mag niet toestaan dat dit alles nog een keer gebeurt." Tot een groep Joodse leiders en verantwoordelijken voor het geven van een concert ter gelegenheid van een herdenking van de Shoah, (3)[[3403|(3)]]
We bidden dat onze smart om de tragedie die het joodse volk in deze eeuw heeft ondergaan, tot een nieuwe band met het joodse volk zal leiden. Het is onze wens om het besef van zonden uit het verleden om te zetten in het stellige voornemen om te bouwen aan een nieuwe toekomst waarin geen anti-joodse gevoelens onder christenen en geen anti-christelijke gevoelens onder joden meer bestaan, maar waar sprake is van wederzijds respect, zoals het gelovigen past die de ene Schepper en Heer aanbidden en in Abraham een gemeenschappelijke vader in het geloof hebben.
Tot slot nodigen we alle mannen en vrouwen van goede wil uit om ernstig na te denken over de betekenis van de Shoah. De slachtoffers en de overlevenden vormen vanuit hun graf en met hun levendige getuigenis van wat zij hebben geleden, een luide stem die de aandacht van de gehele mensheid vraagt. Deze verschrikkelijke ervaring niet vergeten betekent dat men zich volledig bewust moet worden van de heilzame waarschuwing die erin besloten ligt: het rotte zaad van het anti-judaïsme en antisemitisme mag nooit meer de kans krijgen om wortel te schieten in het menselijk hart.
16 maart 1998 Kardinaal Edward Idris Cassidy, voorzitter
Zijne hoogwaardige excellentie Pierre Duprey, vice-voorzitter
De eerwaarde Remi Hoeckman, o.p., secretaris
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Wij herinneren ons: een beschouwing over de Shoah (begeleidende brief)[262] - Brief van Paus Johannes Paulus IIExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 4
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/263-wij-herinneren-ons-een-beschouwing-over-de-shoah-document-nl