Bij gelegenheid van het zestiende eeuwfeest van de sterfdag van de Heilige Johannes Chrysostomos
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Bij gelegenheid van het zestiende eeuwfeest van de sterfdag van de Heilige Johannes Chrysostomos
Paus Benedictus XVI
10 augustus 2007
Pauselijke geschriften - Brieven
2007, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling uit het Italiaans: Chr. van Buijtenen, pr.
Noten worden later toegevoegd
Vertaling uit het Italiaans: Chr. van Buijtenen, pr.
Noten worden later toegevoegd
10 augustus 2007
28 februari 2024
2100
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Geëerde Broeders in het bisschopsambt en in het priesterschap, veelgeliefde broeders en zusters in Christus!
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
Inleiding
Het is dit jaar het zestiende eeuwfeest van de sterfdag van de heilige Johannes Chrysostomus, een grote Kerkvader naar wie de christenen van alle tijden met verering opzien. In de Kerk van de Oudheid onderscheidt Johannes Chrysostomus zich door het feit dat hij die "vruchtbare ontmoeting tussen de christelijke boodschap en de Helleense cultuur" heeft bevorderd die "een duurzame impact gehad heeft op de Kerken van het Oosten en het Westen" vgl: Tijdens de deelname Goddelijke Liturgie op het Hoogfeest van de heilige Apostel Andreas [[[1555|5]]]. Zowel het leven als het leerstellig onderricht van deze heilige Bisschop en Leraar weerklinken door alle eeuwen heen en wekken nog vandaag de dag een algemene bewondering. De pausen van Rome hebben in hem altijd een levende bron van wijsheid voor de Kerk erkend en hun aandacht voor zijn leraarschap heeft zich in de loop van de laatste eeuw nog verder toegespitst. Honderd jaar geleden heeft Pius X het vijftiende eeuwfeest van de sterfdag van de heilige Johannes herdacht door de Kerk uit te nodigen zijn deugden na te volgen vgl: Acta Sanctae Sedis, Ephemerides Romanae, 40 (1907) 453–455. [[[2153]]] . Paus Pius XII heeft de grote waarde belicht van de bijdrage die de heilige Johannes heeft geleverd aan de geschiedenis van de interpretatie van de Heilige Schriften met de theorie van de "condescendentie", ofwel de "synkatábasis". Door middel daarvan heeft Chrysostomus erkend dat "de woorden van God, in menselijke taal uitgedrukt, gelijkenis hebben gekregen met het menselijk spreken" vgl: Divino afflante Spiritu [[[614|21]]]. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft deze opmerking opgenomen in de dogmatische Constitutie Dei Verbum [576] over de goddelijke Openbaring. vgl: Dei Verbum [[[576|13]]] vgl: Tot Italiaanse professoren in de exegese bij gelegenheid van de 22e nationale Bijbelweek [[[2197]]] De zalige Johannes XXIII heeft het diepe begrip onderstreept dat Chrysostomus heeft van de innige band tussen de liturgie van de Eucharistie en de zorg voor de gehele Kerk vgl: AAS 51 (1959) 846–847 [[[726]]]. De Dienaar Gods Paulus VI heeft de manier onderstreept waarop hij "met zoveel welsprekendheid en zoveel verlichte vroomheid sprak over het geheim van de Eucharistie". vgl: Mysterium Fidei [[[392|17]]] vgl: Eucharistie en de heiliging van de priesters [[[656]]] vgl: Sacramentum Caritatis [[[1784|13]]] Ik wil hier herinneren aan het plechtige gebaar waarmee mijn veelgeliefde Voorganger, de dienaar Gods Johannes Paulus II, in november 2004 belangrijke relikwieën van de heilige Johannes Chrysostomus en Gregorius van Nazianze overhandigd heeft aan de oecumenische Patriarch van Constantinopel. De Paus merkte daarbij op hoe dat gebaar voor de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerken werkelijk "een gezegende gelegenheid" was "om onze gewonde geheugens te zuiveren en om onze weg van verzoening te verstevigen". vgl: Aan de Oecumenische Patriarch van Constantinopel Bartolomeüs I [[[2198]]] Zelf heb ik tijdens mijn apostolische reis naar Turkije, in de Kathedrale kerk zelf van de Patriarch van Constantinopel, de gelegenheid gehad om te herinneren aan "de uitmuntende heiligen en herders die over de Zetel van Constantinopel hebben gewaakt, onder wie de heilige Gregorius van Nazianze en de heilige Johannes Chrysostomus, die ook het Westen als Kerkleraren vereert... Waarlijk, zij zijn waardige voorsprekers voor ons ten overstaan van de Heer". vgl: Bij gelegenheid van de Vespers in de Patriarchale Kathedraal van St. George te Constantinopel [[[1554|3]]] Ik ben daarom verheugd dat de omstandigheid van het XVI-de eeuwfeest van de sterfdag van de heilige Johannes mij de gelegenheid biedt zijn lichtende gestalte in herinnering te brengen en aan de universele Kerk ter gemeenschappelijke stichting voor te houden.
Het is dit jaar het zestiende eeuwfeest van de sterfdag van de heilige Johannes Chrysostomus, een grote Kerkvader naar wie de christenen van alle tijden met verering opzien. In de Kerk van de Oudheid onderscheidt Johannes Chrysostomus zich door het feit dat hij die "vruchtbare ontmoeting tussen de christelijke boodschap en de Helleense cultuur" heeft bevorderd die "een duurzame impact gehad heeft op de Kerken van het Oosten en het Westen" vgl: Tijdens de deelname Goddelijke Liturgie op het Hoogfeest van de heilige Apostel Andreas [[[1555|5]]]. Zowel het leven als het leerstellig onderricht van deze heilige Bisschop en Leraar weerklinken door alle eeuwen heen en wekken nog vandaag de dag een algemene bewondering. De pausen van Rome hebben in hem altijd een levende bron van wijsheid voor de Kerk erkend en hun aandacht voor zijn leraarschap heeft zich in de loop van de laatste eeuw nog verder toegespitst. Honderd jaar geleden heeft Pius X het vijftiende eeuwfeest van de sterfdag van de heilige Johannes herdacht door de Kerk uit te nodigen zijn deugden na te volgen vgl: Acta Sanctae Sedis, Ephemerides Romanae, 40 (1907) 453–455. [[[2153]]] . Paus Pius XII heeft de grote waarde belicht van de bijdrage die de heilige Johannes heeft geleverd aan de geschiedenis van de interpretatie van de Heilige Schriften met de theorie van de "condescendentie", ofwel de "synkatábasis". Door middel daarvan heeft Chrysostomus erkend dat "de woorden van God, in menselijke taal uitgedrukt, gelijkenis hebben gekregen met het menselijk spreken" vgl: Divino afflante Spiritu [[[614|21]]]. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft deze opmerking opgenomen in de dogmatische Constitutie Dei Verbum [576] over de goddelijke Openbaring. vgl: Dei Verbum [[[576|13]]] vgl: Tot Italiaanse professoren in de exegese bij gelegenheid van de 22e nationale Bijbelweek [[[2197]]] De zalige Johannes XXIII heeft het diepe begrip onderstreept dat Chrysostomus heeft van de innige band tussen de liturgie van de Eucharistie en de zorg voor de gehele Kerk vgl: AAS 51 (1959) 846–847 [[[726]]]. De Dienaar Gods Paulus VI heeft de manier onderstreept waarop hij "met zoveel welsprekendheid en zoveel verlichte vroomheid sprak over het geheim van de Eucharistie". vgl: Mysterium Fidei [[[392|17]]] vgl: Eucharistie en de heiliging van de priesters [[[656]]] vgl: Sacramentum Caritatis [[[1784|13]]] Ik wil hier herinneren aan het plechtige gebaar waarmee mijn veelgeliefde Voorganger, de dienaar Gods Johannes Paulus II, in november 2004 belangrijke relikwieën van de heilige Johannes Chrysostomus en Gregorius van Nazianze overhandigd heeft aan de oecumenische Patriarch van Constantinopel. De Paus merkte daarbij op hoe dat gebaar voor de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerken werkelijk "een gezegende gelegenheid" was "om onze gewonde geheugens te zuiveren en om onze weg van verzoening te verstevigen". vgl: Aan de Oecumenische Patriarch van Constantinopel Bartolomeüs I [[[2198]]] Zelf heb ik tijdens mijn apostolische reis naar Turkije, in de Kathedrale kerk zelf van de Patriarch van Constantinopel, de gelegenheid gehad om te herinneren aan "de uitmuntende heiligen en herders die over de Zetel van Constantinopel hebben gewaakt, onder wie de heilige Gregorius van Nazianze en de heilige Johannes Chrysostomus, die ook het Westen als Kerkleraren vereert... Waarlijk, zij zijn waardige voorsprekers voor ons ten overstaan van de Heer". vgl: Bij gelegenheid van de Vespers in de Patriarchale Kathedraal van St. George te Constantinopel [[[1554|3]]] Ik ben daarom verheugd dat de omstandigheid van het XVI-de eeuwfeest van de sterfdag van de heilige Johannes mij de gelegenheid biedt zijn lichtende gestalte in herinnering te brengen en aan de universele Kerk ter gemeenschappelijke stichting voor te houden.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Het leven en de ambtsbediening van de heilige Johannes
De heilige Johannes Chrysostomus werd op de helft van de vierde eeuw geboren in Antiochië in Syrië. Hij kreeg volgens de traditionele praktijk van zijn tijd onderricht in de vrije kunsten (artes liberales) en bleek bijzonder begaafd in de kunst (ars) van het spreken in het openbaar. Tijdens zijn studies, toen hij nog jong was, vroeg hij om het doopsel en ontving hij de uitnodiging van zijn Bisschop Meletius om in de plaatselijke kerk de dienst van lector te vervullen. vgl: 1,1–3 (SCh 272,60–76) [[[1016]]] vgl: 5 (SCh 341,104–110) [[[2039]]] In die tijd werden de gelovigen verontrust door de moeilijkheid om een adequate manier te vinden om de godheid van Christus uit te drukken. Johannes had zich geschaard bij die orthodoxe geloven die, in overeenstemming met het Concilie van Nicea, de volledige godheid van Christus beleden, ook al leverde hem dat zelf in Antiochië niet de gunst van het keizerlijke bewind op. vgl: 2,15; 8,5–8 (SCh 234,226–8; 382–92) [[[2193]]] Na zijn Doopsel omhelsde Johannes het ascetische leven. Door de invloed van zijn leermeester Diodorus van Tarus, besloot hij voor zijn hele leven ongehuwd te blijven en wijdde hij zich aan het gebed, aan het strenge vasten en aan de studie van de Heilige Schrift. vgl: (PG 52,761–766) [[[2145]]] vgl: 6,3 (GCS, n.f. 1,313–315) [[[2188]]] vgl: 8,2 (GCS 50,350–351) [[[2189]]] Nadat hij uit Antiochië was weggegaan, leidde hij zes jaar lang een ascetisch leven in de woestijn van Syrië en begon hij traktaten te schrijven over het geestelijk leven. vgl: 5 (SCh 341,108–110) [[[2039]]] Vervolgens keerde hij terug naar Antiochië waar hij voor de tweede keer de Kerk diende als lector en later voor vijf jaar als diaken. Toen hij in 386 door Flavianus, Bisschop van Antiochië, tot het priesterschap geroepen werd, voegde hij bij het dienstwerk van het gebed en van de literaire werkzaamheid ook nog het dienstwerk van de prediking van het Woord van God. vgl: 5 (SCh 341,110–112) [[[2039]]] Gedurende de twaalf jaar van zijn priesterlijk dienstwerk in de Kerk van Antiochië onderscheidde Johannes zich bijzonder door zijn vermogen om de Heilige Schriften op een voor de gelovigen verstaanbare manier uit te leggen. In zij prediking spande hij zich ijverig in de eenheid van de Kerk te versterken door in zijn toehoorders de christelijke identiteit krachtiger te maken op een historisch moment dat deze zowel van binnenuit als van buitenaf werd bedreigd. Terecht beschouwde hij de eenheid van de christenen onder elkaar vooral afhankelijk van een naar waarheid begrijpen van het centrale mysterie van het geloof van de Kerk, dat van de allerheiligste Drie-eenheid en van de incarnatie, de vleeswording van het goddelijk woord. Maar omdat hij zich goed bewust was van de moeilijkheid van deze mysteries, spande Johannes zich ten zeerste in om het onderricht van de Kerk toegankelijk te maken voor de eenvoudige mensen in zijn gemeenschap, zowel in Antiochië, als later in Constantinopel. vgl: (SCh 28bis, 93–322) [[[2146]]] vgl: (PG 63,511–516) [[[2190]]] vgl: (PG 56,247–256) [[[2191]]] En hij verzuimde niet zich ook te richten tot de andersdenkenden, waarbij hij er de voorkeur aan gaf jegens hen geduld te gebruiken in plaats van hen agressief te bejegenen, want hij geloofde dat waar het erom gaat een theologische dwaling te overwinnen "niets efficiënter werkt dan de gematigdheid en de vriendelijkheid". vgl: 1,352–353 (SCh 28bis, 132) [[[2146]]]
Het robuuste geloof van Johannes en zijn bekwaamheid in het preken, gaven hem de mogelijkheid de Antiochenen tot bedaren te brengen toen in het begin van zijn priesterschap de Keizer de belastingdruk op de stad verhoogde en daarmee een oproer teweeg bracht tijdens welke enige publieke gebouwen werden verwoest. Na de opstand was het volk uit vrees voor de woede van de Keizer bijeengekomen in de kerk en verlangde van Johannes woorden van christelijke hoop en troost: "Als wij u niet zullen troosten, waar zult u dan troost kunnen vinden?", zei hij hun. vgl: 6,1 (PG 49,81) [[[1759]]] In zijn vastenpreken van dat jaar, doorliep Johannes nog eens de gebeurtenissen die met de opstand verbonden waren en herinnerde zijn toehoorders aan de houdingen die de burgerinzet van de christenen moeten kenmerken vgl: 2–21(PG 49,33–222) [[[1759]]], in het bijzonder het afzien van gewelddadige middelen bij het bevorderen van politieke en sociale veranderingen. vgl: 2,1–3 (PG 49,33–38) [[[1759]]] In dit perspectief spoorde hij de rijke gelovigen aan de naastenliefde te beoefenen jegens de armen, om een meer rechtvaardige stad op te bouwen en beval hij tegelijkertijd aan dat de meer gevormden een leraarstaak op zich zouden nemen en dat alle christenen in de kerken zouden samenkomen om elkaars lasten te leren dragen. vgl: 2,5; 12,2; 17,2 (PG 49,40. 129. 180) [[[1759]]] Bij gelegenheid wist hij zijn toehoorders ook te troosten door hun hoop te versterken en hen aan te moedigen vertrouwen te hebben in God, zowel voor het aardse heil als voor het eeuwige vgl: 3,2; 16,5 (PG 49,49–50; 168–169) [[[1759]]], want "verdrukking leidt tot volharding, volharding tot beproefde deugd en deze weer tot hoop" (Rom. 5, 3-4) [b:Rom. 5, 3-4]. vgl: 4,1 (PG 49,62), waar hij Rom. 5, 4 citeert [[[1759]]]
Na de Kerk van Antiochië gedurende twaalf jaar te hebben gediend als priester en predikant, werd Johannes in 398 Bisschop van Constantinopel en bleef daar 5 en een half jaar. In die functie werkte hij aan de hervorming van de clerus door de priesters zowel met woorden als met zijn voorbeeld aan te sporen om in overeenstemming met het Evangelie te leven. vgl: 6,4 (GCS, n.f. 1,315–316) [[[2188]]] vgl: 8,3 (GCS 50,352–353) [[[2189]]] vgl: 5 (SCh 341,112) [[[2039]]] Hij ondersteunde de monniken die in de stad leefden en droeg zorg voor hun materiële noden, maar hij probeerde oo hun leven te hervormen door te onderstrepen dat zij zich voorgenomen hadden zich uitsluitend aan het gebed te wijden en aan een teruggetrokken leven. vgl: De Lazaro 3,1 (PG 48,932) [[[1154]]] Er op lettend om elk vertoon van luxe te vermijden en een bescheiden levensstijl te voeren, hoewel hij toch Bisschop was van een hoofdstad van het keizerrijk, was hij heel vrijgevig in het uitdelen van aalmoezen aan de armen. Elke zondag en op de voornaamste feestdagen wijdde Johannes zich aan de prediking. Daarbij lette hij er zorgvuldig op dat zo te doen, dat het applaus, dat hij dikwijls voor zijn prediking ontving, hem er niet toe zou verleiden het Evangelie dat hij predikte af te zwakken. Soms klaagde hij er dan ook over dat dezelfde vergadering die zijn preken zo toeklapte, geen weet had van de aansporingen die zij bevatten om het christelijk leven authentiek te beleven. vgl: (PG 63,511–516) [[[2190]]] vgl: 30,4 (PG 60,226–228) [[[2148]]] vgl: (PG 56,263–270) [[[2192]]] Onvermoeibaar klaagde hij het contrast aan dat in de stad bestond tussen de buitensporige verkwisting van de rijken en de behoeftigheid van de armen en suggereerde hij de rijken de daklozen in hun huizen op te nemen. vgl: 35,5; 45,3–4 (PG 60,252; 318–319) [[[2148]]] vgl: 5 (SCh 341,124) [[[2039]]] Hij zag Christus in de armen. Daarom nodigde hij zijn toehoorders dat ook te doen en daarnaar te handelen. vgl: 1,4 (PG 62,304–305) [[[2043]]] Zo aanhoudend was zijn verdediging van de armen en zijn verwijt aan het adres van wie al te rijk was, dat hij er misnoegen en zelfs vijandschap jegens hem mee opriep van de kant van enkele rijken en van degenen die in de stad de politieke macht in handen hadden. vgl: 2 (PG 52,415–416) [[[2149]]]
Onder de bisschoppen van zijn tijd was Johannes buitengewoon vanwege zijn missionaire ijver. Hij zond missionarissen uit om het Evangelie te verspreiden onder hen die het nog niet gehoord hadden. vgl: 5,31 (GCS 44,330–331) [[[2193]]] vgl: ad Olympiadem 9,5 (SCh 13bis, 236–238) [[[2119]]] Hij bouwde gasthuizen voor de verzorging van de zieken. vgl: 5 (SCh 341,122) [[[2039]]] Toen hij in Constantinopel preekte over de Brief aan de Hebreeën, benadrukte hij dat de materiële bijstand van de Kerk zich moest uitstrekken tot iedere behoeftige, zonder rekening te houden met diens godsdienstige overtuiging: "de behoeftige behoort God toe, ook als hij heiden is of Jood. Ook als hij niet gelooft, is hij hulp waard". vgl: 10,4 (PG 63,88) [[[2147]]]
Uit hoofde van zijn rol als Bisschop van de hoofdstad van het oostelijk Keizerrijk moest Johannes bemiddelen in de delicate relaties tussen de Kerk en het keizerlijk hof. Dikwijls was hij voorwerp van vijandigheid van de kant van veel keizerlijke beambten, soms vanwege zijn vasthoudendheid in het bekritiseren van de buitensporige luxe waarmee zij zich omgaven. Tegelijkertijd bracht zijn positie als Aartsbisschop en metropoliet van Constantinopel hem in de moeilijke en delicate situatie van te moeten onderhandelen over een reeks van kerkelijke kwesties die tevens andere bisschoppen en andere zetels betroffen. Ten gevolge van de intriges die tegen hem werden opgezet door machtige, zowel kerkelijke als keizerlijke tegenstanders, werd hij tot twee keer toe door de keizer tot de ballingschap veroordeeld. Hij stierf op 14 september, nu 1600 jaar geleden, in Comana Pontica Red.: het huidige Gumenek in.. Red.: het huidige Gumenek in het noordoosten van Turkije op zijn reis naar het uiteindelijke doel van zijn tweede ballingschap, ver van zijn geliefde kudde van Constantinopel.
De heilige Johannes Chrysostomus werd op de helft van de vierde eeuw geboren in Antiochië in Syrië. Hij kreeg volgens de traditionele praktijk van zijn tijd onderricht in de vrije kunsten (artes liberales) en bleek bijzonder begaafd in de kunst (ars) van het spreken in het openbaar. Tijdens zijn studies, toen hij nog jong was, vroeg hij om het doopsel en ontving hij de uitnodiging van zijn Bisschop Meletius om in de plaatselijke kerk de dienst van lector te vervullen. vgl: 1,1–3 (SCh 272,60–76) [[[1016]]] vgl: 5 (SCh 341,104–110) [[[2039]]] In die tijd werden de gelovigen verontrust door de moeilijkheid om een adequate manier te vinden om de godheid van Christus uit te drukken. Johannes had zich geschaard bij die orthodoxe geloven die, in overeenstemming met het Concilie van Nicea, de volledige godheid van Christus beleden, ook al leverde hem dat zelf in Antiochië niet de gunst van het keizerlijke bewind op. vgl: 2,15; 8,5–8 (SCh 234,226–8; 382–92) [[[2193]]] Na zijn Doopsel omhelsde Johannes het ascetische leven. Door de invloed van zijn leermeester Diodorus van Tarus, besloot hij voor zijn hele leven ongehuwd te blijven en wijdde hij zich aan het gebed, aan het strenge vasten en aan de studie van de Heilige Schrift. vgl: (PG 52,761–766) [[[2145]]] vgl: 6,3 (GCS, n.f. 1,313–315) [[[2188]]] vgl: 8,2 (GCS 50,350–351) [[[2189]]] Nadat hij uit Antiochië was weggegaan, leidde hij zes jaar lang een ascetisch leven in de woestijn van Syrië en begon hij traktaten te schrijven over het geestelijk leven. vgl: 5 (SCh 341,108–110) [[[2039]]] Vervolgens keerde hij terug naar Antiochië waar hij voor de tweede keer de Kerk diende als lector en later voor vijf jaar als diaken. Toen hij in 386 door Flavianus, Bisschop van Antiochië, tot het priesterschap geroepen werd, voegde hij bij het dienstwerk van het gebed en van de literaire werkzaamheid ook nog het dienstwerk van de prediking van het Woord van God. vgl: 5 (SCh 341,110–112) [[[2039]]] Gedurende de twaalf jaar van zijn priesterlijk dienstwerk in de Kerk van Antiochië onderscheidde Johannes zich bijzonder door zijn vermogen om de Heilige Schriften op een voor de gelovigen verstaanbare manier uit te leggen. In zij prediking spande hij zich ijverig in de eenheid van de Kerk te versterken door in zijn toehoorders de christelijke identiteit krachtiger te maken op een historisch moment dat deze zowel van binnenuit als van buitenaf werd bedreigd. Terecht beschouwde hij de eenheid van de christenen onder elkaar vooral afhankelijk van een naar waarheid begrijpen van het centrale mysterie van het geloof van de Kerk, dat van de allerheiligste Drie-eenheid en van de incarnatie, de vleeswording van het goddelijk woord. Maar omdat hij zich goed bewust was van de moeilijkheid van deze mysteries, spande Johannes zich ten zeerste in om het onderricht van de Kerk toegankelijk te maken voor de eenvoudige mensen in zijn gemeenschap, zowel in Antiochië, als later in Constantinopel. vgl: (SCh 28bis, 93–322) [[[2146]]] vgl: (PG 63,511–516) [[[2190]]] vgl: (PG 56,247–256) [[[2191]]] En hij verzuimde niet zich ook te richten tot de andersdenkenden, waarbij hij er de voorkeur aan gaf jegens hen geduld te gebruiken in plaats van hen agressief te bejegenen, want hij geloofde dat waar het erom gaat een theologische dwaling te overwinnen "niets efficiënter werkt dan de gematigdheid en de vriendelijkheid". vgl: 1,352–353 (SCh 28bis, 132) [[[2146]]]
Het robuuste geloof van Johannes en zijn bekwaamheid in het preken, gaven hem de mogelijkheid de Antiochenen tot bedaren te brengen toen in het begin van zijn priesterschap de Keizer de belastingdruk op de stad verhoogde en daarmee een oproer teweeg bracht tijdens welke enige publieke gebouwen werden verwoest. Na de opstand was het volk uit vrees voor de woede van de Keizer bijeengekomen in de kerk en verlangde van Johannes woorden van christelijke hoop en troost: "Als wij u niet zullen troosten, waar zult u dan troost kunnen vinden?", zei hij hun. vgl: 6,1 (PG 49,81) [[[1759]]] In zijn vastenpreken van dat jaar, doorliep Johannes nog eens de gebeurtenissen die met de opstand verbonden waren en herinnerde zijn toehoorders aan de houdingen die de burgerinzet van de christenen moeten kenmerken vgl: 2–21(PG 49,33–222) [[[1759]]], in het bijzonder het afzien van gewelddadige middelen bij het bevorderen van politieke en sociale veranderingen. vgl: 2,1–3 (PG 49,33–38) [[[1759]]] In dit perspectief spoorde hij de rijke gelovigen aan de naastenliefde te beoefenen jegens de armen, om een meer rechtvaardige stad op te bouwen en beval hij tegelijkertijd aan dat de meer gevormden een leraarstaak op zich zouden nemen en dat alle christenen in de kerken zouden samenkomen om elkaars lasten te leren dragen. vgl: 2,5; 12,2; 17,2 (PG 49,40. 129. 180) [[[1759]]] Bij gelegenheid wist hij zijn toehoorders ook te troosten door hun hoop te versterken en hen aan te moedigen vertrouwen te hebben in God, zowel voor het aardse heil als voor het eeuwige vgl: 3,2; 16,5 (PG 49,49–50; 168–169) [[[1759]]], want "verdrukking leidt tot volharding, volharding tot beproefde deugd en deze weer tot hoop" (Rom. 5, 3-4) [b:Rom. 5, 3-4]. vgl: 4,1 (PG 49,62), waar hij Rom. 5, 4 citeert [[[1759]]]
Na de Kerk van Antiochië gedurende twaalf jaar te hebben gediend als priester en predikant, werd Johannes in 398 Bisschop van Constantinopel en bleef daar 5 en een half jaar. In die functie werkte hij aan de hervorming van de clerus door de priesters zowel met woorden als met zijn voorbeeld aan te sporen om in overeenstemming met het Evangelie te leven. vgl: 6,4 (GCS, n.f. 1,315–316) [[[2188]]] vgl: 8,3 (GCS 50,352–353) [[[2189]]] vgl: 5 (SCh 341,112) [[[2039]]] Hij ondersteunde de monniken die in de stad leefden en droeg zorg voor hun materiële noden, maar hij probeerde oo hun leven te hervormen door te onderstrepen dat zij zich voorgenomen hadden zich uitsluitend aan het gebed te wijden en aan een teruggetrokken leven. vgl: De Lazaro 3,1 (PG 48,932) [[[1154]]] Er op lettend om elk vertoon van luxe te vermijden en een bescheiden levensstijl te voeren, hoewel hij toch Bisschop was van een hoofdstad van het keizerrijk, was hij heel vrijgevig in het uitdelen van aalmoezen aan de armen. Elke zondag en op de voornaamste feestdagen wijdde Johannes zich aan de prediking. Daarbij lette hij er zorgvuldig op dat zo te doen, dat het applaus, dat hij dikwijls voor zijn prediking ontving, hem er niet toe zou verleiden het Evangelie dat hij predikte af te zwakken. Soms klaagde hij er dan ook over dat dezelfde vergadering die zijn preken zo toeklapte, geen weet had van de aansporingen die zij bevatten om het christelijk leven authentiek te beleven. vgl: (PG 63,511–516) [[[2190]]] vgl: 30,4 (PG 60,226–228) [[[2148]]] vgl: (PG 56,263–270) [[[2192]]] Onvermoeibaar klaagde hij het contrast aan dat in de stad bestond tussen de buitensporige verkwisting van de rijken en de behoeftigheid van de armen en suggereerde hij de rijken de daklozen in hun huizen op te nemen. vgl: 35,5; 45,3–4 (PG 60,252; 318–319) [[[2148]]] vgl: 5 (SCh 341,124) [[[2039]]] Hij zag Christus in de armen. Daarom nodigde hij zijn toehoorders dat ook te doen en daarnaar te handelen. vgl: 1,4 (PG 62,304–305) [[[2043]]] Zo aanhoudend was zijn verdediging van de armen en zijn verwijt aan het adres van wie al te rijk was, dat hij er misnoegen en zelfs vijandschap jegens hem mee opriep van de kant van enkele rijken en van degenen die in de stad de politieke macht in handen hadden. vgl: 2 (PG 52,415–416) [[[2149]]]
Onder de bisschoppen van zijn tijd was Johannes buitengewoon vanwege zijn missionaire ijver. Hij zond missionarissen uit om het Evangelie te verspreiden onder hen die het nog niet gehoord hadden. vgl: 5,31 (GCS 44,330–331) [[[2193]]] vgl: ad Olympiadem 9,5 (SCh 13bis, 236–238) [[[2119]]] Hij bouwde gasthuizen voor de verzorging van de zieken. vgl: 5 (SCh 341,122) [[[2039]]] Toen hij in Constantinopel preekte over de Brief aan de Hebreeën, benadrukte hij dat de materiële bijstand van de Kerk zich moest uitstrekken tot iedere behoeftige, zonder rekening te houden met diens godsdienstige overtuiging: "de behoeftige behoort God toe, ook als hij heiden is of Jood. Ook als hij niet gelooft, is hij hulp waard". vgl: 10,4 (PG 63,88) [[[2147]]]
Uit hoofde van zijn rol als Bisschop van de hoofdstad van het oostelijk Keizerrijk moest Johannes bemiddelen in de delicate relaties tussen de Kerk en het keizerlijk hof. Dikwijls was hij voorwerp van vijandigheid van de kant van veel keizerlijke beambten, soms vanwege zijn vasthoudendheid in het bekritiseren van de buitensporige luxe waarmee zij zich omgaven. Tegelijkertijd bracht zijn positie als Aartsbisschop en metropoliet van Constantinopel hem in de moeilijke en delicate situatie van te moeten onderhandelen over een reeks van kerkelijke kwesties die tevens andere bisschoppen en andere zetels betroffen. Ten gevolge van de intriges die tegen hem werden opgezet door machtige, zowel kerkelijke als keizerlijke tegenstanders, werd hij tot twee keer toe door de keizer tot de ballingschap veroordeeld. Hij stierf op 14 september, nu 1600 jaar geleden, in Comana Pontica Red.: het huidige Gumenek in.. Red.: het huidige Gumenek in het noordoosten van Turkije op zijn reis naar het uiteindelijke doel van zijn tweede ballingschap, ver van zijn geliefde kudde van Constantinopel.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Het leraarschap van de heilige Johannes
Vanaf de vijfde eeuw is Chrysostomus door heel de christelijke Kerk, oosters en westers, vereerd om zijn moedig getuigenis ter verdediging van het kerkelijk geloof en om zijn edelmoedige toewijding aan het herderlijk dienstwerk. Zijn leerstellig leraarschap en zijn prediking, evenals de zorg om de Heilige Liturgie, bezorgden hem al gauw de erkenning als Vader en Leraar van de Kerk. Ook zijn roem als predikant werd al vanaf de zesde eeuw erkend door hem de titel te geven van "gouden mond", in het Grieks "Chrysostomos". Over hem schrijft de heilige Augustinus: "Merk goed, Julianus, in wat voor vergadering ik je heb binnengeleid. Hier is Ambrosius van Milaan, ... hier is Johannes van Constantinopel, ... hier is Basilius, ... hier zijn ook de anderen, en hun wonderbare overeenstemming zou je moeten doen nadenken... Zij schitterden in de katholieke Kerk vanwege hun ijverige toeleg op de leer. Met geestelijke wapens toegerust en beschermd, hebben zij strijd gevoerd tegen de ketters en na de werken, die God hun had toevertrouwd, trouw tot een goed einde te hebben gebracht, slapen ze nu in de schoot van de vrede ... Dit is de plaats waar ik je heb binnengeleid. De vergadering van deze heiligen bestaat niet uit de menigte van heel het volk: zij zijn niet alleen zonen, maar ook Vaders van de Kerk". vgl: libri sex 1,7,30–31 (PL 44,661–662) [[[2194]]] Een bijzondere vermelding waard is vervolgens de buitengewone inspanning die de heilige Johannes Chrysostomus heeft verricht ter bevordering van de volledige gemeenschap of communio tussen de christenen van het Oosten en van het Westen. In het bijzonder was zijn bijdrage beslissend voor het beëindigen van het schisma dat de zetel van Antiochië scheidde van die van Rome en de andere westerse Kerken. Al kort na zijn wijding tot Bisschop van Constantinopel zond Johannes een delegatie naar Paus Siricius in Rome. Ter ondersteuning van deze missie, met het oog op zijn plan om een einde te maken aan het schisma, verkreeg hij de medewerking van de Bisschop van Alexandrië in Egypte. Paus Siricius reageerde positief op het diplomatieke initiatief van Johannes en zo werd het schisma op vredige wijze opgelost en de volledige gemeenschap tussen de Kerken hersteld.
Later, tegen het einde van zijn leven, toen hij naar Constantinopel teruggekeerd was van zijn eerste ballingschap, schreef Johannes aan Paus Innocentius en ook aan Bisschop Venerius van Milaan en Cromatius van Aquileia, om hun hulp te vragen bij zijn inspanning om de orde te herstellen in de Kerk van Constantinopel, die verdeeld geraakt was ten gevolge van de ongerechtigheden die jegens hem waren begaan. Johannes verzocht paus Innocentius en de andere westerse Bisschoppen met aandrang om een interventie die, zoals hij schrijft, "tot welwillendheid moge stemmen niet alleen jegens ons maar jegens de gehele Kerk". vgl: ad Innocentium papam I (SCh 342,93) [[[2119]]] In de gedachte van Chrysostomus immers is het zo dat, wanneer een deel van de Kerk aan een wonde lijdt, heel de Kerk aan diezelfde wonde lijdt. Paus Innocentius verdedigde Johannes in enkele brieven aan de Bisschoppen van het Oosten. vgl: 3 (SCh 341,64–68) [[[2039]]] vgl: 5 (PL 20,493–495) [[[2195]]] De Paus bevestigde zijn volledige gemeenschap met hem, en ignoreerde diens afzetting die hij onwettig achtte. vgl: 3 (SCh 341,66–68) [[[2039]]] Vervolgens schreef hij aan Johannes om hem te op te beuren vgl: 8,26 (GCS 50,384–385) [[[2189]]], en hij schreef ook aan de geestelijkheid en de gelovigen van Constantinopel om uiting te geven aan zijn volledige steun voor hun wettige Bisschop: "Johannes, uw Bisschop, heeft onterecht geleden", erkende hij. vgl: 8,26 (GCS 50,385-387) [[[2189]]] Bovendien riep de Paus een synode van Italiaanse en oosterse Bisschoppen bijeen met het doel gerechtigheid te verkrijgen voor de vervolgde Bisschop. vgl: 4 (SCh 341,84) [[[2039]]] Met de steun van de keizer van het Westen, zond de Paus een delegatie van westerse en oosterse bisschoppen naar Constantinopel, naar de keizer van het Oosten, om Johannes te verdedigen en te vragen dat een oecumenische synode van Bisschoppen hem recht zou doen. vgl: 3-4 (SCh 341,80-86) [[[2039]]] Toen kort voordat hij in ballingschap stierf deze plannen faalden, schreef Johannes aan Paus Innocentius om hem te bedanken voor de "grote vertroosting" die hij geput had uit de edelmoedige steun die hem bewezen was. vgl: ad Innocentium papam II (PG 52,535-536) [[[2119]]] In zijn brief bevestigde Johannes dat hij, ofschoon door de afstand van de ballingschap van hem gescheiden, "dag voor dag in gemeenschap" was met hem en hij zei: "Gij hebt zelfs de meest liefdevolle vader overtroffen in uw welwillendheid en ijver jegens ons". Toch smeekte hij te willen volharden in het zoeken van gerechtigheid voor hem en voor de Kerk van Constantinopel, want "de strijd die u te wachten staat, moet nu gevoerd worden voor bijna heel de wereld, voor een Kerk die tot de bodem toe vernederd wordt, voor een volk dat verstrooid is, voor een geestelijkheid die wordt belaagd, voor Bisschoppen die in ballingschap gestuurd worden, voor oude wetten die geschonden worden". Johannes schreef ook aan de andere westerse Bisschoppen om hen te bedanken voor hun steun vgl: 157-161 (PG 52,703-706) [[[2119]]], in Italië onder anderen aan Cromatius van Aquileia vgl: 155 (PG 52,702-703) [[[2119]]], aan Venerius van Milaan vgl: 182 (PG 52,714-715) [[[2119]]] en aan Gaudentius van Brescia. vgl: 184 (PG 52,715-716) [[[2119]]]
Zowel in Antiochië als in Constantinopel sprak hij hartstochtelijk over de eenheid van de Kerk die verspreid is over de wereld. Hij noteerde daarover: "In Rome beschouwen de gelovigen degenen die in India zijn als ledematen van hun eigen lichaam" vgl: 65,1 (PG 59,361-362) [[[1028]]] en hij onderstreepte dat er in de Kerk geen ruimte is voor verdeeldheden. "De Kerk," riep hij uit, "bestaat niet opdat wie verenigd zijn zich verdelen, maar opdat wie verdeeld zijn zich verenigen" vgl: 27,3 (PG 61,228) [[[1661]]] en hij vond in de Heilige Schriften de goddelijke bekrachtiging van deze eenheid. Prekend over de Eerste Brief van de heilige Paulus aan de Korintiërs, herinnerde hij zijn toehoorders eraan dat "Paulus over de Kerk spreekt als 'Kerk van God' (1 Kor. 1, 2) [[b:1 Kor. 1, 2]] en laat zien dat zij één moet zijn, want als zij "van God" is, is zij één, en dat is zij dan niet alleen in Korinte maar ook in de wereld; de naam Kerk is immers geen naam van scheiding, maar van eenheid en eendracht". vgl: 1,1 (PG 61,13) [[[1661]]]
Voor Johannes is de eenheid van de Kerk gefundeerd in Christus, het goddelijk Woord dat zich in zijn vleeswording verenigd heeft met de Kerk zoals het hoofd met zijn lichaam vgl: 30,1 (PG 61,249-251) [[[1661]]] vgl: 3,2-3 (PG 62,320) [[[2043]]] vgl: 3,2 (PG 62,26) [[[2044]]] : "Waar het hoofd is, daar is ook het lichaam" en daarom "is er geen scheiding tussen het hoofd en het lichaam". vgl: 3,2 (PG 62,26) [[[2044]]] Hij had begrepen dat in zijn vleeswording het goddelijk Woord niet alleen mens geworden is, maar zich ook met ons verenigd heeft door ons tot zijn lichaam te maken: "Omdat het voor hem niet genoeg was om mens te worden, om geslagen en gedood te worden, verenigt Hij zich met ons niet alleen door het geloof, maar maakt hij ons in feite ook tot zijn lichaam". vgl: 82,5 (PG 58,743) [[[9179]]] In zijn commentaar op de passage uit Paulus' Brief aan de Efeziërs: "Alles heeft Hij onder zijn voeten gelegd en Hemzelf, verheven boven alles, heeft Hij als Hoofd gegeven aan de Kerk, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die het al in alles vervult" (Ef. 1, 22-23) [[b:Ef. 1, 22-23]], legt Johannes uit dat het is "alsof het hoofd door het lichaam vervolledigd wordt, want het lichaam is samengesteld uit en wordt gevormd door zijn diverse delen. Zijn lichaam is dus samengesteld uit allen. Daarom wordt het hoofd vervolledigd en het lichaam vervolmaakt wanneer wij allen samengebonden en verenigd zijn." vgl: 3,2 (PG 62,26) [[[2044]]] vgl: 20,4 (PG 62,140-141) [[[2044]]] Johannes concludeert dan ook dat Christus alle leden van zijn Kerk met zich en onder elkaar verenigt. Ons geloof in Christus vraagt dat wij ons inspannen voor een daadwerkelijke, sacramentele eenheid onder de leden van de Kerk door een einde te maken aan alle verdeeldheden.
Voor Chrysostomus wordt van de kerkelijke eenheid die zich in Christus verwezenlijkt op een heel bijzondere manier getuigd in de Eucharistie. "Doctor eucharisticus", leraar van de eucharistie genoemd vanwege de breedte en diepte van zijn leer over het allerheiligst Sacrament vgl: Eucharistie en de heiliging van de priesters [[[656]]], leert hij dat de sacramentele eenheid van de Eucharistie de basis vormt van de kerkelijke eenheid in en door Christus. "Zeker, er zijn veel dingen om ons verenigd te houden. Één tafel wordt voor allen bereid... aan allen wordt dezelfde drank aangeboden, of beter, niet alleen dezelfde drank maar ook dezelfde beker. Onze Vader, die ons naar een tedere genegenheid wil leiden, heeft ook dit zo geordend, dat wij uit één en dezelfde beker drinken, iets wat hoort bij een intense liefde". vgl: 32,7 (PG 57,386) [[[867]]] Denkend over de woorden van de Eerste Brief van Paulus aan de Korintiërs: "Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het lichaam van Christus?" (1 Kor. 10, 16) [[b:1 Kor. 10, 16]], becommentarieert Johannes: voor de Apostel is het dus zo dat "zoals dat lichaam met Christus verenigd is, wij ook zo met Hem verenigd zijn door middel van dit brood". vgl: 24,2 (PG 61,200) [[[1661]]] vgl: 46,3 (PG 63, 260-261) [[[1028]]] vgl: 3,4 (PG 62,28-29) [[[2044]]] In het licht van de daarop volgende woorden van de Apostel: "Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood" (1 Kor. 10, 17) [[b:1 Kor. 10, 17]], argumenteert Johannes nog duidelijker: "Wat is het brood? Het Lichaam van Christus. En wat worden wij wanneer wij het eten? Het lichaam van Christus; niet veel lichamen, maar één enkel lichaam. Zoals het brood, hoewel samengesteld uit veel graankorrels, één wordt ... zo zijn ook wij verenigd met elkaar en met Christus ... Welnu, als wij door één en hetzelfde brood gevoed worden en allemaal één en hetzelfde worden, waarom laten wij dan niet dezelfde liefde zien, zodat wij ook onder dit aspect één en hetzelfde worden?" vgl: 24,2 (PG 61,200) [[[1661]]]
Het geloof van Chrysostomus in het mysterie van de liefde die de gelovigen met Christus en onder elkaar verbindt, bracht hem ertoe een diepe eerbied jegens de Eucharistie te uiten, een eerbied die hij in het bijzonder voedde in de viering van de Goddelijke Liturgie. Een van de rijkste uitdrukkingen van de oosterse Liturgie draagt juist zijn naam: "De Goddelijke Liturgie van de heilige Johannes Chrysostomus". Johannes begreep dat de Goddelijke Liturgie de gelovige geestelijk plaatst tussen het aardse leven en de hemelse werkelijkheden die hem door de Heer beloofd zijn. Aan Basilius de Grote uitte hij zijn eerbiedige vrees bij het vieren van de heilige geheimen met deze woorden: "Wanneer jij de Heer geofferd ziet liggen op het altaar en de priester die staande over het slachtoffer bidt ... kun jij dan nog denken dat je onder de mensen, dat je op aarde bent? Wordt je in tegendeel niet meteen weggevoerd naar de hemel?". De heilige riten, zegt Johannes, "zijn niet alleen prachtig om te zien, maar ook buitengewoon vanwege de eerbiedige vrees die zij wekken. Daar staat de priester ... die de Heilige Geest doet neerdalen, hij bidt langdurig dat de genade die over het offer neerdaalt, op die plaats de geesten van allen moge verlichten en hen schitterender maakt dan zilver dat in het vuur gezuiverd is. Wie zou dit eerbiedwaardig mysterie gering kunnen achten? vgl: 3,4 (SCh 272,142-146) [[[1016]]] vgl: Sacramentum Caritatis [[[1784|13]]]
Met grote diepgang ontwikkelt Chrysostomus het denken over de uitwerkingen van de sacramentele communie in de gelovigen: "Het bloed van Christus vernieuwt in ons het beeld van onze Koning, brengt een onzegbare schoonheid voort en laat niet toe dat de adel van onze zielen wordt vernietigd, maar bevloeit en voedt die voortdurend". vgl: 46,3 (PG 63,261) [[[1028]]] Daarom spoort Johannes de gelovigen dikwijls en met aandrang aan om waardig te naderen tot het altaar van de Heer, "niet lichtvaardig ... niet uit gewoonte of formaliteit", maar met "oprechtheid en zuiverheid van geest". vgl: 3,4 (PG 62,28) [[[2044]]] vgl: 24 (PG 61,197-206) [[[1661]]] vgl: 27,4 (PG 61,229-230) [[[1661]]] vgl: 15,4 (PG 62,583-586) [[[2196]]] vgl: 82,6 (PG 58,744-746) [[[9179]]] Onvermoeibaar herhaalt hij dat de voorbereiding op de Heilige Communie het berouw over de zonden moet omvatten en de dankbaarheid voor het offer dat Christus voor ons heil heeft gebracht. Daarom spoort hij de gelovigen aan volledig en devoot deel te nemen aan de riten van de Goddelijke Liturgie en in diezelfde gesteltenis de Heilige Communie te ontvangen: "Laat toch niet toe, zo smeken wij u, dat wij worden gedood door uw gebrek aan eerbied, maar nadert tot Hem met devotie en zuiverheid en wanneer u hem voor u geplaatst ziet, zegt dan tot u zelf: Uit kracht van dit lichaam ben ik geen arde meer en as, ben ik niet langer gevangen maar vrij; uit kracht hiervan is mijn hoop gesteld op het paradijs, hoop ik er de weldaden van te ontvangen, het erfdeel van de engelen, en met Christus te verkeren". vgl: 24,4 (PG 61,203) [[[1661]]]
Natuurlijk trekt hij uit de beschouwing van het Mysterie vervolgens ook de morele consequenties waarin hij zijn toehoorders betrekt: hij houdt hen voor dat de gemeenschap met het Lichaam en Bloed van Christus hen verplicht materiele hulp te verlenen aan de armen en de hongerigen die onder hen leven. vgl: 27,5 (PG 61,230-231) [[[1661]]] vgl: 5,3 (PG 54,602-603) [[[928]]] De tafel van de Heer is de plaats waar de gelovigen de arme en de behoeftige, die zij misschien eerst genegeerd hadden, erkennen en opnemen. vgl: 27,5 (PG 61,230) [[[1661]]] Hij spoort de gelovigen van alle tijden aan verder te kijken dan het altaar waarop het eucharistisch offer wordt opgedragen en Christus te zien in de persoon van de armen en voor ogen te houden dat het dankzij de hulp is die aan de behoeftigen is verleend, dat zij op het altaar van Christus een offer kunnen opdragen dat aan God welgevallig is. vgl: 20,3 (PG 61,540) [[[2046]]] vgl: 21,2-4 (PG 60,603-607) [[[2045]]]
Vanaf de vijfde eeuw is Chrysostomus door heel de christelijke Kerk, oosters en westers, vereerd om zijn moedig getuigenis ter verdediging van het kerkelijk geloof en om zijn edelmoedige toewijding aan het herderlijk dienstwerk. Zijn leerstellig leraarschap en zijn prediking, evenals de zorg om de Heilige Liturgie, bezorgden hem al gauw de erkenning als Vader en Leraar van de Kerk. Ook zijn roem als predikant werd al vanaf de zesde eeuw erkend door hem de titel te geven van "gouden mond", in het Grieks "Chrysostomos". Over hem schrijft de heilige Augustinus: "Merk goed, Julianus, in wat voor vergadering ik je heb binnengeleid. Hier is Ambrosius van Milaan, ... hier is Johannes van Constantinopel, ... hier is Basilius, ... hier zijn ook de anderen, en hun wonderbare overeenstemming zou je moeten doen nadenken... Zij schitterden in de katholieke Kerk vanwege hun ijverige toeleg op de leer. Met geestelijke wapens toegerust en beschermd, hebben zij strijd gevoerd tegen de ketters en na de werken, die God hun had toevertrouwd, trouw tot een goed einde te hebben gebracht, slapen ze nu in de schoot van de vrede ... Dit is de plaats waar ik je heb binnengeleid. De vergadering van deze heiligen bestaat niet uit de menigte van heel het volk: zij zijn niet alleen zonen, maar ook Vaders van de Kerk". vgl: libri sex 1,7,30–31 (PL 44,661–662) [[[2194]]] Een bijzondere vermelding waard is vervolgens de buitengewone inspanning die de heilige Johannes Chrysostomus heeft verricht ter bevordering van de volledige gemeenschap of communio tussen de christenen van het Oosten en van het Westen. In het bijzonder was zijn bijdrage beslissend voor het beëindigen van het schisma dat de zetel van Antiochië scheidde van die van Rome en de andere westerse Kerken. Al kort na zijn wijding tot Bisschop van Constantinopel zond Johannes een delegatie naar Paus Siricius in Rome. Ter ondersteuning van deze missie, met het oog op zijn plan om een einde te maken aan het schisma, verkreeg hij de medewerking van de Bisschop van Alexandrië in Egypte. Paus Siricius reageerde positief op het diplomatieke initiatief van Johannes en zo werd het schisma op vredige wijze opgelost en de volledige gemeenschap tussen de Kerken hersteld.
Later, tegen het einde van zijn leven, toen hij naar Constantinopel teruggekeerd was van zijn eerste ballingschap, schreef Johannes aan Paus Innocentius en ook aan Bisschop Venerius van Milaan en Cromatius van Aquileia, om hun hulp te vragen bij zijn inspanning om de orde te herstellen in de Kerk van Constantinopel, die verdeeld geraakt was ten gevolge van de ongerechtigheden die jegens hem waren begaan. Johannes verzocht paus Innocentius en de andere westerse Bisschoppen met aandrang om een interventie die, zoals hij schrijft, "tot welwillendheid moge stemmen niet alleen jegens ons maar jegens de gehele Kerk". vgl: ad Innocentium papam I (SCh 342,93) [[[2119]]] In de gedachte van Chrysostomus immers is het zo dat, wanneer een deel van de Kerk aan een wonde lijdt, heel de Kerk aan diezelfde wonde lijdt. Paus Innocentius verdedigde Johannes in enkele brieven aan de Bisschoppen van het Oosten. vgl: 3 (SCh 341,64–68) [[[2039]]] vgl: 5 (PL 20,493–495) [[[2195]]] De Paus bevestigde zijn volledige gemeenschap met hem, en ignoreerde diens afzetting die hij onwettig achtte. vgl: 3 (SCh 341,66–68) [[[2039]]] Vervolgens schreef hij aan Johannes om hem te op te beuren vgl: 8,26 (GCS 50,384–385) [[[2189]]], en hij schreef ook aan de geestelijkheid en de gelovigen van Constantinopel om uiting te geven aan zijn volledige steun voor hun wettige Bisschop: "Johannes, uw Bisschop, heeft onterecht geleden", erkende hij. vgl: 8,26 (GCS 50,385-387) [[[2189]]] Bovendien riep de Paus een synode van Italiaanse en oosterse Bisschoppen bijeen met het doel gerechtigheid te verkrijgen voor de vervolgde Bisschop. vgl: 4 (SCh 341,84) [[[2039]]] Met de steun van de keizer van het Westen, zond de Paus een delegatie van westerse en oosterse bisschoppen naar Constantinopel, naar de keizer van het Oosten, om Johannes te verdedigen en te vragen dat een oecumenische synode van Bisschoppen hem recht zou doen. vgl: 3-4 (SCh 341,80-86) [[[2039]]] Toen kort voordat hij in ballingschap stierf deze plannen faalden, schreef Johannes aan Paus Innocentius om hem te bedanken voor de "grote vertroosting" die hij geput had uit de edelmoedige steun die hem bewezen was. vgl: ad Innocentium papam II (PG 52,535-536) [[[2119]]] In zijn brief bevestigde Johannes dat hij, ofschoon door de afstand van de ballingschap van hem gescheiden, "dag voor dag in gemeenschap" was met hem en hij zei: "Gij hebt zelfs de meest liefdevolle vader overtroffen in uw welwillendheid en ijver jegens ons". Toch smeekte hij te willen volharden in het zoeken van gerechtigheid voor hem en voor de Kerk van Constantinopel, want "de strijd die u te wachten staat, moet nu gevoerd worden voor bijna heel de wereld, voor een Kerk die tot de bodem toe vernederd wordt, voor een volk dat verstrooid is, voor een geestelijkheid die wordt belaagd, voor Bisschoppen die in ballingschap gestuurd worden, voor oude wetten die geschonden worden". Johannes schreef ook aan de andere westerse Bisschoppen om hen te bedanken voor hun steun vgl: 157-161 (PG 52,703-706) [[[2119]]], in Italië onder anderen aan Cromatius van Aquileia vgl: 155 (PG 52,702-703) [[[2119]]], aan Venerius van Milaan vgl: 182 (PG 52,714-715) [[[2119]]] en aan Gaudentius van Brescia. vgl: 184 (PG 52,715-716) [[[2119]]]
Zowel in Antiochië als in Constantinopel sprak hij hartstochtelijk over de eenheid van de Kerk die verspreid is over de wereld. Hij noteerde daarover: "In Rome beschouwen de gelovigen degenen die in India zijn als ledematen van hun eigen lichaam" vgl: 65,1 (PG 59,361-362) [[[1028]]] en hij onderstreepte dat er in de Kerk geen ruimte is voor verdeeldheden. "De Kerk," riep hij uit, "bestaat niet opdat wie verenigd zijn zich verdelen, maar opdat wie verdeeld zijn zich verenigen" vgl: 27,3 (PG 61,228) [[[1661]]] en hij vond in de Heilige Schriften de goddelijke bekrachtiging van deze eenheid. Prekend over de Eerste Brief van de heilige Paulus aan de Korintiërs, herinnerde hij zijn toehoorders eraan dat "Paulus over de Kerk spreekt als 'Kerk van God' (1 Kor. 1, 2) [[b:1 Kor. 1, 2]] en laat zien dat zij één moet zijn, want als zij "van God" is, is zij één, en dat is zij dan niet alleen in Korinte maar ook in de wereld; de naam Kerk is immers geen naam van scheiding, maar van eenheid en eendracht". vgl: 1,1 (PG 61,13) [[[1661]]]
Voor Johannes is de eenheid van de Kerk gefundeerd in Christus, het goddelijk Woord dat zich in zijn vleeswording verenigd heeft met de Kerk zoals het hoofd met zijn lichaam vgl: 30,1 (PG 61,249-251) [[[1661]]] vgl: 3,2-3 (PG 62,320) [[[2043]]] vgl: 3,2 (PG 62,26) [[[2044]]] : "Waar het hoofd is, daar is ook het lichaam" en daarom "is er geen scheiding tussen het hoofd en het lichaam". vgl: 3,2 (PG 62,26) [[[2044]]] Hij had begrepen dat in zijn vleeswording het goddelijk Woord niet alleen mens geworden is, maar zich ook met ons verenigd heeft door ons tot zijn lichaam te maken: "Omdat het voor hem niet genoeg was om mens te worden, om geslagen en gedood te worden, verenigt Hij zich met ons niet alleen door het geloof, maar maakt hij ons in feite ook tot zijn lichaam". vgl: 82,5 (PG 58,743) [[[9179]]] In zijn commentaar op de passage uit Paulus' Brief aan de Efeziërs: "Alles heeft Hij onder zijn voeten gelegd en Hemzelf, verheven boven alles, heeft Hij als Hoofd gegeven aan de Kerk, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die het al in alles vervult" (Ef. 1, 22-23) [[b:Ef. 1, 22-23]], legt Johannes uit dat het is "alsof het hoofd door het lichaam vervolledigd wordt, want het lichaam is samengesteld uit en wordt gevormd door zijn diverse delen. Zijn lichaam is dus samengesteld uit allen. Daarom wordt het hoofd vervolledigd en het lichaam vervolmaakt wanneer wij allen samengebonden en verenigd zijn." vgl: 3,2 (PG 62,26) [[[2044]]] vgl: 20,4 (PG 62,140-141) [[[2044]]] Johannes concludeert dan ook dat Christus alle leden van zijn Kerk met zich en onder elkaar verenigt. Ons geloof in Christus vraagt dat wij ons inspannen voor een daadwerkelijke, sacramentele eenheid onder de leden van de Kerk door een einde te maken aan alle verdeeldheden.
Voor Chrysostomus wordt van de kerkelijke eenheid die zich in Christus verwezenlijkt op een heel bijzondere manier getuigd in de Eucharistie. "Doctor eucharisticus", leraar van de eucharistie genoemd vanwege de breedte en diepte van zijn leer over het allerheiligst Sacrament vgl: Eucharistie en de heiliging van de priesters [[[656]]], leert hij dat de sacramentele eenheid van de Eucharistie de basis vormt van de kerkelijke eenheid in en door Christus. "Zeker, er zijn veel dingen om ons verenigd te houden. Één tafel wordt voor allen bereid... aan allen wordt dezelfde drank aangeboden, of beter, niet alleen dezelfde drank maar ook dezelfde beker. Onze Vader, die ons naar een tedere genegenheid wil leiden, heeft ook dit zo geordend, dat wij uit één en dezelfde beker drinken, iets wat hoort bij een intense liefde". vgl: 32,7 (PG 57,386) [[[867]]] Denkend over de woorden van de Eerste Brief van Paulus aan de Korintiërs: "Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het lichaam van Christus?" (1 Kor. 10, 16) [[b:1 Kor. 10, 16]], becommentarieert Johannes: voor de Apostel is het dus zo dat "zoals dat lichaam met Christus verenigd is, wij ook zo met Hem verenigd zijn door middel van dit brood". vgl: 24,2 (PG 61,200) [[[1661]]] vgl: 46,3 (PG 63, 260-261) [[[1028]]] vgl: 3,4 (PG 62,28-29) [[[2044]]] In het licht van de daarop volgende woorden van de Apostel: "Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood" (1 Kor. 10, 17) [[b:1 Kor. 10, 17]], argumenteert Johannes nog duidelijker: "Wat is het brood? Het Lichaam van Christus. En wat worden wij wanneer wij het eten? Het lichaam van Christus; niet veel lichamen, maar één enkel lichaam. Zoals het brood, hoewel samengesteld uit veel graankorrels, één wordt ... zo zijn ook wij verenigd met elkaar en met Christus ... Welnu, als wij door één en hetzelfde brood gevoed worden en allemaal één en hetzelfde worden, waarom laten wij dan niet dezelfde liefde zien, zodat wij ook onder dit aspect één en hetzelfde worden?" vgl: 24,2 (PG 61,200) [[[1661]]]
Het geloof van Chrysostomus in het mysterie van de liefde die de gelovigen met Christus en onder elkaar verbindt, bracht hem ertoe een diepe eerbied jegens de Eucharistie te uiten, een eerbied die hij in het bijzonder voedde in de viering van de Goddelijke Liturgie. Een van de rijkste uitdrukkingen van de oosterse Liturgie draagt juist zijn naam: "De Goddelijke Liturgie van de heilige Johannes Chrysostomus". Johannes begreep dat de Goddelijke Liturgie de gelovige geestelijk plaatst tussen het aardse leven en de hemelse werkelijkheden die hem door de Heer beloofd zijn. Aan Basilius de Grote uitte hij zijn eerbiedige vrees bij het vieren van de heilige geheimen met deze woorden: "Wanneer jij de Heer geofferd ziet liggen op het altaar en de priester die staande over het slachtoffer bidt ... kun jij dan nog denken dat je onder de mensen, dat je op aarde bent? Wordt je in tegendeel niet meteen weggevoerd naar de hemel?". De heilige riten, zegt Johannes, "zijn niet alleen prachtig om te zien, maar ook buitengewoon vanwege de eerbiedige vrees die zij wekken. Daar staat de priester ... die de Heilige Geest doet neerdalen, hij bidt langdurig dat de genade die over het offer neerdaalt, op die plaats de geesten van allen moge verlichten en hen schitterender maakt dan zilver dat in het vuur gezuiverd is. Wie zou dit eerbiedwaardig mysterie gering kunnen achten? vgl: 3,4 (SCh 272,142-146) [[[1016]]] vgl: Sacramentum Caritatis [[[1784|13]]]
Met grote diepgang ontwikkelt Chrysostomus het denken over de uitwerkingen van de sacramentele communie in de gelovigen: "Het bloed van Christus vernieuwt in ons het beeld van onze Koning, brengt een onzegbare schoonheid voort en laat niet toe dat de adel van onze zielen wordt vernietigd, maar bevloeit en voedt die voortdurend". vgl: 46,3 (PG 63,261) [[[1028]]] Daarom spoort Johannes de gelovigen dikwijls en met aandrang aan om waardig te naderen tot het altaar van de Heer, "niet lichtvaardig ... niet uit gewoonte of formaliteit", maar met "oprechtheid en zuiverheid van geest". vgl: 3,4 (PG 62,28) [[[2044]]] vgl: 24 (PG 61,197-206) [[[1661]]] vgl: 27,4 (PG 61,229-230) [[[1661]]] vgl: 15,4 (PG 62,583-586) [[[2196]]] vgl: 82,6 (PG 58,744-746) [[[9179]]] Onvermoeibaar herhaalt hij dat de voorbereiding op de Heilige Communie het berouw over de zonden moet omvatten en de dankbaarheid voor het offer dat Christus voor ons heil heeft gebracht. Daarom spoort hij de gelovigen aan volledig en devoot deel te nemen aan de riten van de Goddelijke Liturgie en in diezelfde gesteltenis de Heilige Communie te ontvangen: "Laat toch niet toe, zo smeken wij u, dat wij worden gedood door uw gebrek aan eerbied, maar nadert tot Hem met devotie en zuiverheid en wanneer u hem voor u geplaatst ziet, zegt dan tot u zelf: Uit kracht van dit lichaam ben ik geen arde meer en as, ben ik niet langer gevangen maar vrij; uit kracht hiervan is mijn hoop gesteld op het paradijs, hoop ik er de weldaden van te ontvangen, het erfdeel van de engelen, en met Christus te verkeren". vgl: 24,4 (PG 61,203) [[[1661]]]
Natuurlijk trekt hij uit de beschouwing van het Mysterie vervolgens ook de morele consequenties waarin hij zijn toehoorders betrekt: hij houdt hen voor dat de gemeenschap met het Lichaam en Bloed van Christus hen verplicht materiele hulp te verlenen aan de armen en de hongerigen die onder hen leven. vgl: 27,5 (PG 61,230-231) [[[1661]]] vgl: 5,3 (PG 54,602-603) [[[928]]] De tafel van de Heer is de plaats waar de gelovigen de arme en de behoeftige, die zij misschien eerst genegeerd hadden, erkennen en opnemen. vgl: 27,5 (PG 61,230) [[[1661]]] Hij spoort de gelovigen van alle tijden aan verder te kijken dan het altaar waarop het eucharistisch offer wordt opgedragen en Christus te zien in de persoon van de armen en voor ogen te houden dat het dankzij de hulp is die aan de behoeftigen is verleend, dat zij op het altaar van Christus een offer kunnen opdragen dat aan God welgevallig is. vgl: 20,3 (PG 61,540) [[[2046]]] vgl: 21,2-4 (PG 60,603-607) [[[2045]]]
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Conclusie
Telkens als wij deze Vaders ontmoeten – heeft Paus Johannes Paulus II over een andere grote Vader en Leraar, de heilige Basilius, geschreven "worden wij erdoor bevestigd in het geloof en bemoedigd in de hoop". vgl: Patres Ecclesiae [[[1913|1]]] Het XVI-de eeuwfeest van de sterfdag van de heilige Johannes Chrysostomus biedt een heel gunstige gelegenheid om de studies over hen te vermeerderen, zijn onderricht boven te halen en de devotie voor hem te verspreiden. Bij de diverse initiatieven en vieringen die bij gelegenheid van dit XVI-de eeuwfeest worden georganiseerd, ben ik geestelijk aanwezig met een dankbaar hart en u alle goeds toewensend. Ook zou ik mijn vurig verlangen willen uitdrukken dat de Kerkvaders "in wier stem de constante christelijke overlevering weerklinkt" vgl: Psalm 136, 1-9: Zijn barmhartigheid duurt eeuwig [[[2199]]], steeds meer een vast referentiepunt worden voor alle theologen van de Kerk. Naar hen terugkeren betekent naar de bronnen teruggaan van de christelijke ervaring, om er de frisheid en echtheid van de proeven. Wat zou ik de theologen beter kunnen toewensen dan een hernieuwde inzet bij het opdelven van het wijze erfgoed van de heilige Vaders? Daar kan alleen maar een kostbare verrijking uit voortkomen voor hun reflectie, ook over de problemen van deze, onze tijden. Ik wil deze brief graag beëindigen met een laatste woord van de grote Leraar, waarin hij zijn gelovigen – en uiteraard ook ons – uitnodigt na te denken over de eeuwige waarden: "Hoelang nog zullen wij aan de tegenwoordige werkelijkheid gekluisterd zijn? Hoelang nog moet het duren voordat wij ons los kunnen rukken? Hoe lang nog zullen wij ons heil verwaarlozen? Laten wij weer voor de geest halen waarvoor Christus ons waardig hield. Laten wij Hem bedanken, Hem verheerlijken, niet alleen met ons geloof, maar ook met onze concrete werken. Dat wij de komende goederen mogen verkrijgen door de genade en de liefdevolle tederheid van onze Heer Jezus Christus, door Wie en met Wie eer zij aan de Vader en aan de Heilige Geest, nu en in de eeuwen der eeuwen. Amen. vgl: 46,4 (PG 63,262) [[[1028]]]
Aan allen mijn Zegen!
Telkens als wij deze Vaders ontmoeten – heeft Paus Johannes Paulus II over een andere grote Vader en Leraar, de heilige Basilius, geschreven "worden wij erdoor bevestigd in het geloof en bemoedigd in de hoop". vgl: Patres Ecclesiae [[[1913|1]]] Het XVI-de eeuwfeest van de sterfdag van de heilige Johannes Chrysostomus biedt een heel gunstige gelegenheid om de studies over hen te vermeerderen, zijn onderricht boven te halen en de devotie voor hem te verspreiden. Bij de diverse initiatieven en vieringen die bij gelegenheid van dit XVI-de eeuwfeest worden georganiseerd, ben ik geestelijk aanwezig met een dankbaar hart en u alle goeds toewensend. Ook zou ik mijn vurig verlangen willen uitdrukken dat de Kerkvaders "in wier stem de constante christelijke overlevering weerklinkt" vgl: Psalm 136, 1-9: Zijn barmhartigheid duurt eeuwig [[[2199]]], steeds meer een vast referentiepunt worden voor alle theologen van de Kerk. Naar hen terugkeren betekent naar de bronnen teruggaan van de christelijke ervaring, om er de frisheid en echtheid van de proeven. Wat zou ik de theologen beter kunnen toewensen dan een hernieuwde inzet bij het opdelven van het wijze erfgoed van de heilige Vaders? Daar kan alleen maar een kostbare verrijking uit voortkomen voor hun reflectie, ook over de problemen van deze, onze tijden. Ik wil deze brief graag beëindigen met een laatste woord van de grote Leraar, waarin hij zijn gelovigen – en uiteraard ook ons – uitnodigt na te denken over de eeuwige waarden: "Hoelang nog zullen wij aan de tegenwoordige werkelijkheid gekluisterd zijn? Hoelang nog moet het duren voordat wij ons los kunnen rukken? Hoe lang nog zullen wij ons heil verwaarlozen? Laten wij weer voor de geest halen waarvoor Christus ons waardig hield. Laten wij Hem bedanken, Hem verheerlijken, niet alleen met ons geloof, maar ook met onze concrete werken. Dat wij de komende goederen mogen verkrijgen door de genade en de liefdevolle tederheid van onze Heer Jezus Christus, door Wie en met Wie eer zij aan de Vader en aan de Heilige Geest, nu en in de eeuwen der eeuwen. Amen. vgl: 46,4 (PG 63,262) [[[1028]]]
Aan allen mijn Zegen!
Vanuit Castel Gandolfo, 10 augustus 2007, in het derde jaar van mijn Pontificaat,
BENEDICTUS PP. XVI
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Catecheses tijdens de Algemene Audiëntie op woensdagen:- 19-9-2007: H. Johannes Chrysostomos (1) - zijn jaren in Antiochië [2037]
- 26-9-2007: H. Johannes Chrysostomos (2) - zijn jaren in Constantinopel [2050]
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/2100-bij-gelegenheid-van-het-zestiende-eeuwfeest-van-de-sterfdag-nl