Mit brennender Sorge
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Mit brennender Sorge
De Katholieke Kerk in het Duitse Rijk
Paus Pius XI
14 maart 1937
Pauselijke geschriften - Encyclieken
1937, R.K. Werkliedenverbond
14 maart 1937
5 februari 2011
132
nl
Referenties naar dit document: 10
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
1
AAN DE EERBIEDWAARDIGE BROEDERS, AARTSBISSCHOPPEN EN BISSCHOPPEN VAN DUITSLAND EN DE ANDERE OPPERHERDERS, DIE IN VREDE EN GEMEENSCHAP LEVEN MET DE APOSTOLISCHE STOEL
Paus Pius XI
Eerbiedwaardige Broeders Heil en Apostolische Zegen.
Met brandende bezorgdheid en stijgende bevreemding slaan Wij sedert geruime tijd de lijdensweg der Kerk gade, de toenemende nood van de in gezindheid en daad Haar trouw blijvende belijders en belijdsters in het land en te midden van het volk, waaraan de H. Bonifatius eenmaal de licht en vreugde brengende boodschap van Christus en het Rijk Gods heeft verkondigd.
Paus Pius XI
Eerbiedwaardige Broeders Heil en Apostolische Zegen.
Met brandende bezorgdheid en stijgende bevreemding slaan Wij sedert geruime tijd de lijdensweg der Kerk gade, de toenemende nood van de in gezindheid en daad Haar trouw blijvende belijders en belijdsters in het land en te midden van het volk, waaraan de H. Bonifatius eenmaal de licht en vreugde brengende boodschap van Christus en het Rijk Gods heeft verkondigd.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Brief van de H. Edith Stein aan Paus Pius XI over de situatie in Duitsland [d:88]
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Deze Onze bezorgdheid is niet verminderd door datgene, wat de Ons aan Ons ziekbed bezoekende vertegenwoordigers van het Hoogwaardig Episcopaat volgens waarheid en plicht hebben medegedeeld. Naast veel troostvols en verheffends uit de belijdersstrijd van hun gelovigen hebben zij met al hun liefde jegens volk en vaderland en met al hun streven naar een weloverwogen oordeel ook veel bittere en verkeerde verschijnselen niet kunnen verzwijgen. Nadat wij van hun uiteenzettingen kennis hadden genomen, mochten wij met innige dank jegens God met den Apostel der Liefde uitroepen: Een grotere vreugde heb ik niet, dan wanneer ik hoor: mijn kinderen wandelen in de waarheid" (Joh. 3, 4) [b:Joh. 3, 4]. De vrijmoedigheid, passend aan Ons Apostolisch ambt, dat zo zwaar is van verantwoordelijkheid, alsook de wil, U en de gehele christelijke wereld de werkelijkheid in haar volle ernst voor ogen te stellen, eisen echter ook van Ons, dat Wij er aan toevoegen: Een grotere zorg, een bitterder herderlijk leed hebben Wij niet, dan wanneer Wij horen: "Velen verlaten de weg der waarheid". (2 Pt. 2, 2) [[b:2 Pt. 2, 2]]
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Het Rijks-Concordaat
3
Toen Wij, Eerbiedwaardige Broeders, in de zomer van het jaar 1933 de onderhandelingen betreffende een Concordaat, die de Rijksregering Ons in aanknoping aan een jaren oud vroeger ontwerp voorstelde, weer lieten opnemen en tot uw aller voldoening met een plechtig verdrag afsloten, werden Wij geleid door de vrijheid van de heilszending der Kerk in Duitsland en voor het heil van de aan Haar toevertrouwde zielen, tevens echter door de oprechte wens, aan de vreedzame verdere ontwikkeling en welvaart van het Duitse volk een belangrijke dienst te bewijzen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Derhalve hebben Wij destijds, ondanks vele ernstige bezwaren en slechts na hevige innerlijke strijd er toe besloten, Onze toestemming niet te weigeren. Wij wilden Onze trouwe zonen en dochters in Duitsland, voor zover het menselijkerwijze mogelijk was, de gespannen verhoudingen en het lijden besparen, die anders onder de toenmalige omstandigheden met zekerheid te verwachten zouden zijn geweest. Wij wilden aan allen metterdaad bewijzen, dat Wij, enkel en alleen Christus en wat van Christus is zoekende, aan niemand de vredeshand van de Moederkerk weigeren, die ze niet zelf van zich stoot.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Wanneer de door Ons met een zuivere bedoeling in de Duitse aarde geplante vredesboom niet de vruchten heeft voortgebracht, waarnaar Wij in het belang van Uw volk vurig hebben verlangd, dan zal niemand in de wijde wereld, die ogen heeft om te zien en oren om te horen, thans nog kunnen zeggen, dat de schuld daarvan ligt bij de Kerk en Haar Opperhoofd. De ervaring der afgelopen jaren doet duidelijk zien wie de verantwoordelijkheid draagt. Daardoor worden machinaties onthuld, die van het begin af aan geen ander doel kenden dan de vernietigingsstrijd. In de voren, waarin Wij getracht hebben het zaad van de ware vrede te zaaien, strooiden anderen - evenals de inimicus homo uit de H. Schrift (Mt. 13, 25) [b:Mt. 13, 25] - het onkruidzaad van wantrouwen, tweedracht, haat, laster, van heimelijke en openlijke, uit duizend bronnen gevoede en met alle middelen werkende principiële vijandschap tegen Christus en Zijn Kerk. Hen en slechts hen alleen, evenals hun heimelijke en openlijke trawanten, treft de verantwoordelijkheid, dat aan Duitslands horizon in plaats van de regenboog des vredes, de onweerswolk van een vernietigende godsdienststrijd zichtbaar is.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Wij zijn, Eerbiedwaardige Broeders, niet moede geworden, hun, die verantwoordelijk zijn voor het wel en wee van Uw land, de gevolgen uiteen te zetten, die uit het toelaten of zelfs het begunstigen van zulke stromingen noodzakelijkerwijze moesten ontstaan. Wij hebben alles gedaan, om de heiligheid van het plechtig gegeven woord, de onverbreekbaarheid van de vrijwillig aangegane verplichtingen te verdedigen tegen theorieën en praktijken, die - indien officieel goedgekeurd - geheel het vertrouwen zouden moeten doden en aan ieder ook in de toekomst gegeven woord zijn innerlijke waarde zouden moeten ontnemen.Wanneer eenmaal de tijd zal zijn gekomen, deze, Onze bemoeiingen voor de ogen der wereld bekend te maken, zullen alle goedgezinden weten, waar de behoeders en waar de verstoorders van de vrede gezocht moeten worden. Eenieder, wiens geest nog een rest van gevoel voor de waarheid, wiens hart nog een zweem van rechtvaardigheidszin heeft bewaard, zal dan moeten toegeven, dat in deze jaren na het sluiten van het concordaat, zo moeilijk en rijk aan gebeurtenissen, elk van Onze woorden en elke van Onze handelingen bepaald werden door de wet van trouw aan de gesloten overeenkomst. Hij zal echter ook met bevreemding en diep gevoelde afkeuring moeten constateren, hoe aan de andere zijde het verkeerd uitleggen, het ontduiken, het uithollen van het verdrag, ten slotte de min of meer openlijke schending van het verdrag tot een ongeschreven wet voor hun handelingen werden gemaakt.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
De door Ons ondanks alles getoonde gematigdheid was niet ingegeven door overwegingen van aards voordeel of zelfs maar van zwakheid die Ons niet zou betamen, maar enkel en alleen de wil, tegelijk met het onkruid niet misschien een waardevol gewas uit te rukken; door het voornemen, niet openlijk een oordeel uit te spreken vooraleer de geesten voor de onvermijdelijkheid van dit oordeel rijp zouden zijn geworden; door het vaste besluit, de trouw van anderen aan het verdrag niet definitief te loochenen, alvorens de harde taal der werkelijkheid de omhulsels zou hebben vaneengereten, waarmede een systematische vermomming de aanval tegen de Kerk had weten en nog weet te bedekken. Ook thans nog, nu de openlijke strijd tegen de door het Concordaat beschermde bijzondere school, nu de ontnomen vrijheid van stemmen van de Katholieke rechtmatige opvoeders de ontstellende ernst van de toestand en de ongekende gewetensnood van gelovige Christenen op een bijzonder belangrijk levensgebied der Kerk kenmerken, raadt Ons Onze Vaderlijke bezorgdheid voor het heil der zielen, rekening te houden met de mogelijk nog aanwezige, zij het dan ook geringe kansen op een weder nakomen van het verdrag en een verantwoorde toenadering niet buiten beschouwing te laten. Gevolg gevend aan het veelvuldig verzoek van het Hoogwaardig Episcopaat, zullen Wij ook in de toekomst niet moede worden, bij de leiders van Uw volk voor het geschonden recht op te komen en - onbekommerd om het welslagen of het mislukken van het ogenblik - enkel en alleen gehoorzamend aan Ons geweten en Onze Herderlijke zending, Ons te verzetten tegen een geesteshouding, die beschreven recht door openlijk of geheim geweld tracht te vernietigen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Het doel van het huidig schrijven, Eerbiedwaardige Broeders, is echter een ander. Evenals Gij Ons op Ons ziekbed liefderijk hebt bezocht, richten Wij Ons thans tot U en door U tot de Katholieke gelovigen in Duitsland, die - zoals alle lijdende en verdrukte kinderen - hun gemeenschappelijke Vader bijzonder na aan het hart liggen. In deze tijden, waarin hun geloof als zuiver goud in het vuur van de droefenis en de heimelijke en openlijke vervolging wordt beproefd, waarin zij omringd zijn door een in duizenderlei vorm georganiseerde beperking van godsdienstvrijheid, waarin het gemis aan waarheidsgetrouwe voorlichting en normale mogelijkheid tot verweer zwaar op hen drukt, hebben zij een dubbel recht op een woord van waarheid en sterking der ziel van Hem, tot Wiens eersten Voorganger dat woord, zo vol betekenis, was gericht: "Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet bezwijke, en gij van uw kant, versterk uw broederen" (Lc. 22, 32) [b:Lc. 22, 32].
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Zuiver Godsgeloof
9
Draagt zorg, Eerbiedwaardige Broeders, dat vóór alles het Godsgeloof, de eerste en niet te vervangen grondstag van iedere godsdienst, in de Duitse streken zuiver en onvervalst bewaard blijve. Niet hij is godgelovig, die het woord "God" oratorisch gebruikt, doch slechts hij, die aan dit verheven woord het ware en waardige Godsbegrip verbindt.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Hij, die in pantheïstische vaagheid God met het heelal vereenzelvigt, God in de wereld verwereldlijkt en de wereld in God vergoddelijkt, behoort niet tot degenen, die in God geloven.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Wie volgens de zogenaamd oud-Germaanse, vóór-Christelijke voorstelling het sombere onpersoonlijke noodlot in de plaats van de persoonlijke God stelt, loochent Gods wijsheid en voorzienigheid, die "vol kracht en goedheid van het ene einde der wereld tot het andere regeert" (Wijsh. 8, 1) [b:Wijsh. 8, 1] en alles ten goede leidt. Zo iemand kan er geen aanspraak op maken, gerekend te worden tot degenen, die in God geloven.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Wie het ras, of het volk, of de staat, of de staatsvorm, de dragers van de staatsmacht, of andere zeer voorname waarden van menselijke gemeenschapsvorming, die binnen de grenzen van de aardse ordening een belangrijke en eerbied afdwingende plaats innemen, uit haar aardse waardebepaling losmaakt, ze tot de hoogste van alle waarden, ook van de godsdienstwaarden en in afgoderij vergoddelijkt, die keert de door God geschapen en door God gewilde orde der dingen en vervalst ze. Zo iemand is ver verwijderd van het ware Godsgeloof en van een levensopvatting, die met dat geloof in overeenstemming is.
Referenties naar alinea 12: 1
Nell' Accogliere ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Slaat acht, Eerbiedwaardige Broeders, op het in geschrift toenemend misbruik, de driewerf heilige Naam Gods te gebruiken als een zinledig etiket voor enig min of meer willekeurig product van menselijk zoeken en verlangen. Tracht de U toevertrouwde gelovigen er toe te brengen, dat zij zulk een dwaling met die waakzame afwijzing tegemoet treden, welke zij verdient.
Onze God is de persoonlijke, boven het menselijke verheven almachtige, oneindig volmaakte God, Eén in de Drievuldigheid der Personen, driepersoonlijk in de Eénheid van het Goddelijk Wezen, de Schepper van al het geschapene, de Heer en Koning en laatste Voltooier der wereldgeschiedenis, Die geen afgoden naast zich duldt, noch dulden kan.
Onze God is de persoonlijke, boven het menselijke verheven almachtige, oneindig volmaakte God, Eén in de Drievuldigheid der Personen, driepersoonlijk in de Eénheid van het Goddelijk Wezen, de Schepper van al het geschapene, de Heer en Koning en laatste Voltooier der wereldgeschiedenis, Die geen afgoden naast zich duldt, noch dulden kan.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Deze God heeft Zijn geboden in een soevereine vorm gegeven. Zij zijn van kracht, onafhankelijk van tijd en ruimte, van land en ras. Evenals Gods zon alles bestraalt, wat een menselijk aanschijn draagt, zo kent ook Zijn wet geen voorrechten en uitzonderingen.
Regeerders en onderdanen, gekroonden en ongekroonden, machtigen en geringen, rijken en armen zijn in gelijke mate onderworpen aan Zijn woord. Uit de totaliteit van zijn rechten als Schepper vloeit uiteraard de totaliteit van Zijn aanspraak op gehoorzaamheid voort, zowel van het individu als van iedere soort van gemeenschap. Deze aanspraak op gehoorzaamheid omvat elk levensgebied, waarin vraagstukken van zedelijke aard aan de wet Gods moeten worden getoetst, om op die wijze veranderlijke menselijke voorschriften te voegen in het kader van de onveranderlijke voorschriften Gods.
Regeerders en onderdanen, gekroonden en ongekroonden, machtigen en geringen, rijken en armen zijn in gelijke mate onderworpen aan Zijn woord. Uit de totaliteit van zijn rechten als Schepper vloeit uiteraard de totaliteit van Zijn aanspraak op gehoorzaamheid voort, zowel van het individu als van iedere soort van gemeenschap. Deze aanspraak op gehoorzaamheid omvat elk levensgebied, waarin vraagstukken van zedelijke aard aan de wet Gods moeten worden getoetst, om op die wijze veranderlijke menselijke voorschriften te voegen in het kader van de onveranderlijke voorschriften Gods.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Slechts oppervlakkige geesten kunnen tot de dwaalleer vervallen, te spreken van een nationale God, van een nationale godsdienst; slechts dezen kunnen zich aan het ijdel beginnen wagen God, de Schepper van alles, de Koning, en Wetgever van alle volkeren, in vergelijking met Wiens grootheid "de naties nietig zijn als druppels aan de wateremmer" (Jes. 40, 15) [b:Jes. 40, 15], binnen de grenzen van een enkel volk, in de door het bloed bepaalde beperking van één enkel ras in te sluiten.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
De Bisschoppen van de Kerk van Christus, aangesteld voor hetgeen "op God betrekking heeft" (Hebr. 5, 10) [b:Hebr. 5, 10] moeten er voor waken, dat zulke verderfelijke dwalingen, die gewoonlijk door nog verderfelijker praktijken op de voet worden gevolgd, onder de gelovigen geen wortel schieten. Het is de heilige plicht van hun ambt, voor zover het in hun vermogen is, alles te doen, opdat de geboden van God als verplichtende grondslag van het zedelijk geordende particuliere en openbare leven geëerbiedigd en onderhouden worden; dat de majesteitsrechten van God, de Naam en het woord Gods niet worden onteerd (Tit. 2, 5) [[b:Tit. 2, 5]], dat de godslasteringen in woord en geschrift en in beeld, somtijds talrijk als de zandkorrels aan de zee, tot zwijgen worden gebracht; dat tegenover de uitdagende Prometheus-geest der godloochenaars, der godverachters en godhaters, het gebed van de gelovigen Om verzoening, dat als wierook onophoudelijk tot de Allerhoogste opstijgt en Zijn straffende hand tegenhoudt, nimmer verflauwe.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Wij danken U, Eerbiedwaardige Broeders, Uw Priesters en alle gelovigen, die, bij de verdediging der majesteitsrechten tegen een op aanvallen belust, van invloedrijke zijde helaas dikwerf begunstigd nieuw heidendom, hun Christenplicht hebben vervuld en nog vervullen. Deze dank is dubbel innig en verbonden met erkentelijke bewondering voor hen, die bij het uitoefenen van deze hun plicht, waardig werden bevonden, voor God aardse offers en aards leed op zich te mogen nemen.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Zuiver geloof in Christus
18
Geen Godsgeloof zal op den duur zuiver en onvervalst bewaard blijven, wanneer het niet gesteund wordt door het geloof in Christus. "Niemand kent de Zoon buiten de Vader en niemand kent de Vader buiten de Zoon en wien het de Zoon wil openbaren" (Mt. 11, 27) [b:Mt. 11, 27]. "Dit is het eeuwig leven, dat zij U kennen, de alleen ware God en Dien Gij gezonden hebt, Jezus Christus" (Joh. 17, 3) [b:Joh. 17, 3].
Niemand mag dus zeggen: ik ben godgelovig, dat is voor mijn godsdienst genoeg. Het woord van de Heiland heeft voor dergelijke uitvluchten geen plaats. "Wie de Zoon loochent, heeft ook niet de Vader; Wie de Zoon belijdt, bezit ook de Vader" (1 Joh. 2, 23) [b:1 Joh. 2, 23].
Niemand mag dus zeggen: ik ben godgelovig, dat is voor mijn godsdienst genoeg. Het woord van de Heiland heeft voor dergelijke uitvluchten geen plaats. "Wie de Zoon loochent, heeft ook niet de Vader; Wie de Zoon belijdt, bezit ook de Vader" (1 Joh. 2, 23) [b:1 Joh. 2, 23].
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
In Jezus Christus, den mensgeworden Zoon Gods, is de volheid van de Goddelijke Openbaring verschenen. "Op velerlei wijze en in verschillende vormen heeft God eens tot de vaderen door de profeten gesproken. In de volheid der tijden heeft Hij tot ons door de Zoon gesproken" (Hebr. 1, 1) [b:Hebr. 1, 1]. De Heilige Boeken van het Oude Verbond zijn geheel Gods woord, een organisch deel van Zijn Openbaring. In overeenstemming met de geleidelijke ontplooiing van de Openbaring ligt over hen nog de schemer van de tijd van voorbereiding op de volle zonnedag der Verlossing.
Zoals het bij geschiedenis- en wetboeken niet anders kan, zijn zij in vele details een spiegelbeeld van menselijke onvolmaaktheid, zwakheid en zonde. Naast onnoemelijk veel verhevens en edels verhalen zij ook van de vervlakking en verwereldlijking, die in het volk van het Oud Verbond, dat de drager was van Gods Openbaring en Belofte, steeds weer tot uiting kwamen. Voor elk niet door vooroordeel en hartstocht verblind oog straalt echter uit de menselijke tekortkomingen, waarvan de Bijbelse Geschiedenis gewaagt, des te schitterender het Goddelijk Licht van het tenslotte over alle feil en zonde triomferende Verlossingsplan.
Juist op zulk een vaak sombere achtergrond groeit de heilsleer uit tot perspectieven, die tegelijkertijd richting geven, waarschuwen, schokken, verheffen en gelukkig maken. Slechts verblinding en hoogmoed kunnen het oog sluiten voor hetgeen het Oude Testament bevat aan opvoedende waarden voor 's mensen eeuwig geluk.
Wie de Bijbelse Geschiedenis en de wijze lering van het Oud Verbond uit Kerk en school verbannen wil zien, verguist het woord Gods, verguist het Verlossingsplan van de Almachtige, maakt het begrensd en bekrompen menselijk verstand tot rechter over Gods plannen betreffende het wereldbestel. Hij loochent het geloof aan de waarachtige, in het vlees verschenen Christus, Die de menselijke natuur aannam uit het volk, dat Hem aan het kruis zou slaan. Hij staat niet begrijpend voor het werelddrama van de Zoon Gods, Die tegenover de snode daad van hen, die Hem kruisigden, de hogepriesterlijke goddelijke daad van de verlossingsdood stelde, waardoor het Nieuwe Verbond het Oude Verbond tot zijn vervulling en voltooiing bracht en het overtrof.
Zoals het bij geschiedenis- en wetboeken niet anders kan, zijn zij in vele details een spiegelbeeld van menselijke onvolmaaktheid, zwakheid en zonde. Naast onnoemelijk veel verhevens en edels verhalen zij ook van de vervlakking en verwereldlijking, die in het volk van het Oud Verbond, dat de drager was van Gods Openbaring en Belofte, steeds weer tot uiting kwamen. Voor elk niet door vooroordeel en hartstocht verblind oog straalt echter uit de menselijke tekortkomingen, waarvan de Bijbelse Geschiedenis gewaagt, des te schitterender het Goddelijk Licht van het tenslotte over alle feil en zonde triomferende Verlossingsplan.
Juist op zulk een vaak sombere achtergrond groeit de heilsleer uit tot perspectieven, die tegelijkertijd richting geven, waarschuwen, schokken, verheffen en gelukkig maken. Slechts verblinding en hoogmoed kunnen het oog sluiten voor hetgeen het Oude Testament bevat aan opvoedende waarden voor 's mensen eeuwig geluk.
Wie de Bijbelse Geschiedenis en de wijze lering van het Oud Verbond uit Kerk en school verbannen wil zien, verguist het woord Gods, verguist het Verlossingsplan van de Almachtige, maakt het begrensd en bekrompen menselijk verstand tot rechter over Gods plannen betreffende het wereldbestel. Hij loochent het geloof aan de waarachtige, in het vlees verschenen Christus, Die de menselijke natuur aannam uit het volk, dat Hem aan het kruis zou slaan. Hij staat niet begrijpend voor het werelddrama van de Zoon Gods, Die tegenover de snode daad van hen, die Hem kruisigden, de hogepriesterlijke goddelijke daad van de verlossingsdood stelde, waardoor het Nieuwe Verbond het Oude Verbond tot zijn vervulling en voltooiing bracht en het overtrof.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Het hoogtepunt der openbaring, in het Evangelie van Jezus Christus bereikt, is definitief, is verplichtend voor altijd. Deze Openbaring kent geen aanvullingen door mensenhand, zij kan nog veel minder vervangen en afgelost worden door de "Openbaringen", die zekere woordvoerders van heden uit de zogenaamde mythe van bloed en ras willen afleiden. Sedert Christus, de Gezalfde, het verlossingswerk heeft volbracht, de heerschappij der zonde heeft gebroken en voor ons de genade heeft verdiend kinderen Gods te worden, sedert dien is geen andere naam onder de hemel aan de mensen gegeven, waardoor zij zalig kunnen worden, dan alleen de Naam Jezus. (Hand. 4, 12) [[b:Hand. 4, 12]] Geen mens, al zouden alle wetenschap, alle vermogens, heel de uiterlijke macht der aarde in hem belichaamd zijn, kan een andere grondslag leggen dan die, welke in Christus is gelegd. (1 Kor. 3, 11) [[b:1 Kor. 3, 11]] Wie in heiligschennende miskenning van de tussen God en schepsel, tussen den Godmens en de mensenkinderen gapende wezensverschillen het waagt, enigen de grootste van alle tijden, zelfs boven Hem en tegenover Hem, die moet het zich laten zeggen, dat hij een valse profeet is, op wien het woord van de H. Schrift op ontstellende wijze van toepassing is: "Die in de Hemel woont, lacht om dezulken" (Ps. 2, 4) [b:Ps. 2, 4].
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Zuiver geloof in de Kerk
21
Het Geloof in Christus zal niet zuiver en onvervalst bewaard blijven, wanneer het niet gestut en omsloten wordt door het Geloof in de Kerk, "de zuil en de grondslag der waarheid" (1 Tim. 3, 15) [b:1 Tim. 3, 15].
Christus zelf, God, hoog geprezen in eeuwigheid, heeft deze zuil des Geloofs opgericht. Zijn gebod, naar de Kerk te luisteren (Mt. 18, 17) [[b:Mt. 18, 17]], uit de woorden en geboden der Kerk Zijn eigen woorden en geboden te horen (Lc. 10, 16) [[b:Lc. 10, 16]], geldt voor de mensen van alle tijden en van alle landen.
De Kerk, door de Verlosser gesticht, is één - voor alle volkeren en naties. Onder Haar koepel, die als Gods firmament de gehele aarde overwelft, is plaats en woning voor alle volkeren en talen, is ruimte voor de ontplooiing van alle bijzondere eigenschappen en voortreffelijkheden, door God de Schepper en Verlosser in ieder individu en in ieder volk neergelegd, van elke taak en roeping hun toegewezen. Het Moederhart der Kerk is ruim en groot genoeg, om in de met Gods bedoelingen strokende ontplooiing van zulke persoonlijke karaktereigenschappen en zulke persoonlijke begaafdheden meer de rijkdom der verscheidenheid te zien dan het gevaar voor afscheiding. Zij verheugt zich over het hoge geestelijke peil zowel van de enkeling als van de volkeren. Zij ziet in hetgeen zij waardevols tot stand brachten met moedervreugde en moedertrots vruchten der opvoeding en een vooruitgang, die Zij zegent en aanmoedigt, waar Zij dit voor Haar geweten doen kan. Maar Zij weet ook, dat aan deze vrijheid grenzen zijn gesteld door de Majesteit van het Gebod Gods, dat deze Kerk in alle essentiële punten als ondeelbare eenheid heeft gewild en gesticht. Wie aan deze eenheid en ondeelbaarheid raakt, berooft de Bruid van Christus van een der diademen, waarmede God zelf Haar heeft gekroond. Hij onderwerpt haar Goddelijke stichting, die op eeuwige grondslagen rust, aan een hernieuwd onderzoek en een vormwijziging door bouwmeesters, aan wie de Vader in de Hemel geen bouwopdracht heeft gegeven.
Christus zelf, God, hoog geprezen in eeuwigheid, heeft deze zuil des Geloofs opgericht. Zijn gebod, naar de Kerk te luisteren (Mt. 18, 17) [[b:Mt. 18, 17]], uit de woorden en geboden der Kerk Zijn eigen woorden en geboden te horen (Lc. 10, 16) [[b:Lc. 10, 16]], geldt voor de mensen van alle tijden en van alle landen.
De Kerk, door de Verlosser gesticht, is één - voor alle volkeren en naties. Onder Haar koepel, die als Gods firmament de gehele aarde overwelft, is plaats en woning voor alle volkeren en talen, is ruimte voor de ontplooiing van alle bijzondere eigenschappen en voortreffelijkheden, door God de Schepper en Verlosser in ieder individu en in ieder volk neergelegd, van elke taak en roeping hun toegewezen. Het Moederhart der Kerk is ruim en groot genoeg, om in de met Gods bedoelingen strokende ontplooiing van zulke persoonlijke karaktereigenschappen en zulke persoonlijke begaafdheden meer de rijkdom der verscheidenheid te zien dan het gevaar voor afscheiding. Zij verheugt zich over het hoge geestelijke peil zowel van de enkeling als van de volkeren. Zij ziet in hetgeen zij waardevols tot stand brachten met moedervreugde en moedertrots vruchten der opvoeding en een vooruitgang, die Zij zegent en aanmoedigt, waar Zij dit voor Haar geweten doen kan. Maar Zij weet ook, dat aan deze vrijheid grenzen zijn gesteld door de Majesteit van het Gebod Gods, dat deze Kerk in alle essentiële punten als ondeelbare eenheid heeft gewild en gesticht. Wie aan deze eenheid en ondeelbaarheid raakt, berooft de Bruid van Christus van een der diademen, waarmede God zelf Haar heeft gekroond. Hij onderwerpt haar Goddelijke stichting, die op eeuwige grondslagen rust, aan een hernieuwd onderzoek en een vormwijziging door bouwmeesters, aan wie de Vader in de Hemel geen bouwopdracht heeft gegeven.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
De goddelijke zending der Kerk, die onder mensen werkt en door mensen moet werken, moge op smartelijke wijze verduisterd worden door het menselijke, al te menselijke, dat bij tijden telkens en telkens weer als onkruid onder de tarwe van het Godsrijk woekert; wie het woord van de Heiland over de ergernis en de ergernisgevers kent, weet, hoe de Kerk en hoe ieder individu te oordelen heeft over datgene, wat zonde was en zonde is. Wie echter door deze veroordelenswaardige tegenstrijdigheden tussen geloof en leven, tussen woord en daad, tussen uiterlijk gedrag en innerlijke gezindheid bij enkelingen - ook al zouden ze talrijk zijn - de ontzaglijk grote schat van oprecht streven naar de deugd, van offervaardigheid, van broederliefde, van heldhaftige drang naar heiligheid vergeet of zelfs willens en wetens verzwijgt, die toont een beklagenswaardige verblinding en onrechtvaardigheid. Wanneer dan overduidelijk blijkt, dat hij, op hetzelfde ogenblik waarop het gemeenschappen van andere aard betreft die hem om redenen van sympathie of voordeel na aan het hart liggen, de strenge maatstaf vergeet, die hij aan de gehate Kerk aanlegt, dan toont hij zich in zijn zogenaamd gekwetst gevoel voor reinheid en zeden verwant met degenen, die, volgens het snijdend woord van den Heiland, wegens de splinter in het oog van hun broeder de balk in hun eigen oog niet zien.
Hoe weinig zuiver echter de bedoeling ook moge zijn van hen, die zich steeds bezighouden met het menselijke in de Kerk en daarvan een beroep, dikwerf zelfs een minderwaardige zaak maken, en ofschoon de op God berustende macht van den kerkelijken ambtsbekleder niet afhangt van het peil van zijn menselijke en zedelijke waarde, is toch geen tijdperk, geen individu, geen gemeenschap ontslagen van de plicht tot eerlijk gewetensonderzoek, tot onverbiddelijke loutering, tot ingrijpende vernieuwing van gezindheid en gedrag. In Onze Encycliek over het Priesterschap [1017], in Onze zendbrieven over de Katholieke Actie vgl: Non abbiamo bisogno [[[709]]] hebben allergrootste nadruk gewezen op de heilige van alle leden der Kerk en op de eerste plaats de leden van de Priesterlijke en Religieuze stand lekenapostolaat, om geloof en levenswijze in Wet Gods geëiste, door de Kerk met onverminderde nadruk verlangde harmonie te brengen. En ook thans herhalen Wij met diepe ernst: het is niet voldoende tot de Kerk van Christus te behoren. Men moet ook een levend lid dezer Kerk zijn in geest en in waarheid. En dat zijn slechts zij, die in de genade des Heren leven en voortdurend in Zijn tegenwoordigheid in onschuld of in oprecht gemeende en daadwerkelijke boete.
Wanneer de Apostel der volken, het "vat der uitverkiezing", zijn lichaam onder de tuchtroede der versterving hield, om niet, na anderen gepredikt te hebben, zelfverworpen te worden (1 Kor. 9, 27) [b:1 Kor. 9, 27], kan er dan voor de anderen, in wier handen de zorg en de uitbreiding van het Rijk Gods is gelegd, een andere weg mogelijk zijn dan die van de innigste verbondenheid tussen apostolaat en zelfheiliging? Slechts zó wordt aan de mensheid van heden en op de eerste plaats aan de tegenstanders van de Kerk getoond, dat het zout der aarde, dat het zuurdeeg van het Christendom niet verschaald is, maar in staat en bereid is de in twijfel en dwaling, in onverschilligheid en geestelijke radeloosheid verstrikte mensen van deze tijd, wier geloof verslapt is en die zich ver van God verwijderd hebben, de vernieuwing en verjonging der ziel te brengen, waaraan zij - of dit wordt toegegeven of ontkend - dringender dan ooit behoefte hebben. Een Christenheid, die in al haar leden zich op zichzelf bezint, die zich losmaakt van iedere vervlakking en verwereldlijking, die de geboden Gods en de geboden der H. Kerk ernstig opvat, die in liefde tot God en daadwerkelijke naastenliefde zichzelf getrouw blijft, zal de in haar diepste wezen lijdende, naar steun en leiding zoekende wereld een voorbeeld en een gids kunnen en moeten zijn, opdat niet een onuitsprekelijke ellende zal intreden en een verval, dat iedere voorstelling te boven gaat.
Hoe weinig zuiver echter de bedoeling ook moge zijn van hen, die zich steeds bezighouden met het menselijke in de Kerk en daarvan een beroep, dikwerf zelfs een minderwaardige zaak maken, en ofschoon de op God berustende macht van den kerkelijken ambtsbekleder niet afhangt van het peil van zijn menselijke en zedelijke waarde, is toch geen tijdperk, geen individu, geen gemeenschap ontslagen van de plicht tot eerlijk gewetensonderzoek, tot onverbiddelijke loutering, tot ingrijpende vernieuwing van gezindheid en gedrag. In Onze Encycliek over het Priesterschap [1017], in Onze zendbrieven over de Katholieke Actie vgl: Non abbiamo bisogno [[[709]]] hebben allergrootste nadruk gewezen op de heilige van alle leden der Kerk en op de eerste plaats de leden van de Priesterlijke en Religieuze stand lekenapostolaat, om geloof en levenswijze in Wet Gods geëiste, door de Kerk met onverminderde nadruk verlangde harmonie te brengen. En ook thans herhalen Wij met diepe ernst: het is niet voldoende tot de Kerk van Christus te behoren. Men moet ook een levend lid dezer Kerk zijn in geest en in waarheid. En dat zijn slechts zij, die in de genade des Heren leven en voortdurend in Zijn tegenwoordigheid in onschuld of in oprecht gemeende en daadwerkelijke boete.
Wanneer de Apostel der volken, het "vat der uitverkiezing", zijn lichaam onder de tuchtroede der versterving hield, om niet, na anderen gepredikt te hebben, zelfverworpen te worden (1 Kor. 9, 27) [b:1 Kor. 9, 27], kan er dan voor de anderen, in wier handen de zorg en de uitbreiding van het Rijk Gods is gelegd, een andere weg mogelijk zijn dan die van de innigste verbondenheid tussen apostolaat en zelfheiliging? Slechts zó wordt aan de mensheid van heden en op de eerste plaats aan de tegenstanders van de Kerk getoond, dat het zout der aarde, dat het zuurdeeg van het Christendom niet verschaald is, maar in staat en bereid is de in twijfel en dwaling, in onverschilligheid en geestelijke radeloosheid verstrikte mensen van deze tijd, wier geloof verslapt is en die zich ver van God verwijderd hebben, de vernieuwing en verjonging der ziel te brengen, waaraan zij - of dit wordt toegegeven of ontkend - dringender dan ooit behoefte hebben. Een Christenheid, die in al haar leden zich op zichzelf bezint, die zich losmaakt van iedere vervlakking en verwereldlijking, die de geboden Gods en de geboden der H. Kerk ernstig opvat, die in liefde tot God en daadwerkelijke naastenliefde zichzelf getrouw blijft, zal de in haar diepste wezen lijdende, naar steun en leiding zoekende wereld een voorbeeld en een gids kunnen en moeten zijn, opdat niet een onuitsprekelijke ellende zal intreden en een verval, dat iedere voorstelling te boven gaat.
Referenties naar alinea 22: 1
Dei Verbum ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Iedere ware en duurzame hervorming ging tenslotte van heiligen uit, van mensen die door liefde tot God en tot den naaste ontvlamd en gedreven werden.
Uit hun edelmoedige bereidvaardigheid, naar iedere roep van God te luisteren en deze op de eerste plaats in zichzelf te verwezenlijken, zijn zij in nederigheid en met het zelfvertrouwen van hen die geroepen zijn, tot lichtbakens en hervormers van hun tijd geworden. Waar de hervormingsijver niet uit de zuivere schoot van persoonlijke reinheid werd geboren, doch uiting en uitbarsting van hartstochtelijke opwellingen was, heeft hij verwarring gesticht in plaats van klaarheid te brengen, heeft hij afgebroken in plaats van op te bouwen; is hij niet zelden het uitgangspunt geweest voor dwaalwegen, die noodlottiger waren dan de gebreken, die men voornemens was of voorgaf te willen verbeteren.
Zeker - Gods Geest waait waar Hij wil (Joh. 3, 8) [[b:Joh. 3, 8]]. Hij kan uit stenen wegbereiders van zijn plannen verwekken (Mt. 3, 3; Lc. 3, 8) [[b:Mt. 3, 3; Lc. 3, 8]]. Hij kiest de werktuigen van Zijn wil overeenkomstig Zijn eigen plannen en niet overeenkomstig die van de mensen. Maar Hij die de Kerk gesticht en Haar in de Pinksterstorm ten leven heeft gewekt, Hij laat de fundamenten niet ineenstorten van wat Hijzelf gesticht heeft voor het eeuwig heil der mensen. Wie door de Geest Gods gedreven wordt, neemt vanzelf de passende innerlijke en uiterlijke houding aan tegenover de Kerk, de edele vrucht aan de Boom des Kruises, het Pinkstergeschenk van den Geest Gods aan de wereld, die leiding nodig heeft.
Uit hun edelmoedige bereidvaardigheid, naar iedere roep van God te luisteren en deze op de eerste plaats in zichzelf te verwezenlijken, zijn zij in nederigheid en met het zelfvertrouwen van hen die geroepen zijn, tot lichtbakens en hervormers van hun tijd geworden. Waar de hervormingsijver niet uit de zuivere schoot van persoonlijke reinheid werd geboren, doch uiting en uitbarsting van hartstochtelijke opwellingen was, heeft hij verwarring gesticht in plaats van klaarheid te brengen, heeft hij afgebroken in plaats van op te bouwen; is hij niet zelden het uitgangspunt geweest voor dwaalwegen, die noodlottiger waren dan de gebreken, die men voornemens was of voorgaf te willen verbeteren.
Zeker - Gods Geest waait waar Hij wil (Joh. 3, 8) [[b:Joh. 3, 8]]. Hij kan uit stenen wegbereiders van zijn plannen verwekken (Mt. 3, 3; Lc. 3, 8) [[b:Mt. 3, 3; Lc. 3, 8]]. Hij kiest de werktuigen van Zijn wil overeenkomstig Zijn eigen plannen en niet overeenkomstig die van de mensen. Maar Hij die de Kerk gesticht en Haar in de Pinksterstorm ten leven heeft gewekt, Hij laat de fundamenten niet ineenstorten van wat Hijzelf gesticht heeft voor het eeuwig heil der mensen. Wie door de Geest Gods gedreven wordt, neemt vanzelf de passende innerlijke en uiterlijke houding aan tegenover de Kerk, de edele vrucht aan de Boom des Kruises, het Pinkstergeschenk van den Geest Gods aan de wereld, die leiding nodig heeft.
Referenties naar alinea 23: 1
Dei Verbum ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
In uw streken, Eerbiedwaardige Broeders, gaan in steeds sterker koor stemmen op, die er toe aansporen uit de Kerk te treden. Onder de woordvoerders zijn er dikwerf, die door hun officiële positie de indruk trachten te wekken, alsof dit uittreden uit de Kerk en de daarmede verbonden trouweloosheid tegenover Christus de Koning, een buitengewoon overtuigende en verdienstelijke vorm van belijdenis van hun trouw aan de tegenwoordige staat zou betekenen. Met heimelijke en openlijke dwangmaatregelen, intimidaties, het dreigen met nadelige gevolgen voor hun maatschappelijk en burgerlijk bestaan, hun beroep, en zo verder, wordt op de geloofstrouw der Katholieken, met name van bepaalde klassen van Katholieke ambtenaren, een dwang gelegd, die even wederrechtelijk als mensonwaardig is.
Geheel Ons vaderlijk medegevoel en innigst medelijden is met hen, die hun trouw aan Christus en Zijn Kerk met zulk een hoge prijs moeten betalen. Maar hier is dan ook het punt bereikt waar het om het laatste en hoogste, om redding of ondergang gaat, en waar dientengevolge voor den gelovige de weg van heldhaftige zielskracht de enige weg is naar het eeuwig geluk. Wanneer de verleider of onderdrukker tot hem komt den Judas-eis uit de Kerk te treden, dan kan hij slechts - ook ten koste van zware aardse offers - het Woord van den Verlosser voorhouden: "Ga weg van mij Satan, want er staat geschreven: den Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen" (Mt. 4, 10; Lc. 4, 8) [b:Mt. 4, 10; Lc. 4, 8]. Tot de Kerk echter zal hij spreken: Gij, mijn Moeder vanaf de dagen mijner jeugd, mijn Troost in het leven, mijn Voorspreekster in het stervensuur, mijn tong moge aan mijn verhemelte kleven wanneer ik - bezwijkend voor aardse verlokkingen of bedreigingen - aan mijn doopbelofte ontrouw zou worden". Voor degenen echter die menen, dat een uiterlijk uittreden uit de Kerk te verenigen zou zijn met de innerlijke trouw aan de Kerk, moge het woord van den Verlosser als ernstige waarschuwing dienen: "Wie Mij verloochent voor de mensen, dien zal ook Ik verloochenen voor Mijn Vader, Die in den hemel is" (Lc. 12, 9) [b:Lc. 12, 9].
Geheel Ons vaderlijk medegevoel en innigst medelijden is met hen, die hun trouw aan Christus en Zijn Kerk met zulk een hoge prijs moeten betalen. Maar hier is dan ook het punt bereikt waar het om het laatste en hoogste, om redding of ondergang gaat, en waar dientengevolge voor den gelovige de weg van heldhaftige zielskracht de enige weg is naar het eeuwig geluk. Wanneer de verleider of onderdrukker tot hem komt den Judas-eis uit de Kerk te treden, dan kan hij slechts - ook ten koste van zware aardse offers - het Woord van den Verlosser voorhouden: "Ga weg van mij Satan, want er staat geschreven: den Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen" (Mt. 4, 10; Lc. 4, 8) [b:Mt. 4, 10; Lc. 4, 8]. Tot de Kerk echter zal hij spreken: Gij, mijn Moeder vanaf de dagen mijner jeugd, mijn Troost in het leven, mijn Voorspreekster in het stervensuur, mijn tong moge aan mijn verhemelte kleven wanneer ik - bezwijkend voor aardse verlokkingen of bedreigingen - aan mijn doopbelofte ontrouw zou worden". Voor degenen echter die menen, dat een uiterlijk uittreden uit de Kerk te verenigen zou zijn met de innerlijke trouw aan de Kerk, moge het woord van den Verlosser als ernstige waarschuwing dienen: "Wie Mij verloochent voor de mensen, dien zal ook Ik verloochenen voor Mijn Vader, Die in den hemel is" (Lc. 12, 9) [b:Lc. 12, 9].
Referenties naar alinea 24: 1
Dei Verbum ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 Zuiver geloof in het Primaatschap
25
Het geloof in de Kerk wordt niet zuiver en onvervalst bewaard, als het niet gesteund wordt door het geloof in het Primaatschap van den Bisschop van Rome. Op hetzelfde ogenblik dat Petrus aan het hoofd van alle Apostelen en Leerlingen zijn geloof in Christus, den Zoon van den levenden God beleed, kreeg hij, tot loon voor zijn geloof en zijn belijdenis, van Christus ten antwoord het woord over de bouw van Zijn Kerk, van de éne Kerk en wel op Petrus, de steenrots (Mt. 16, 18) [[b:Mt. 16, 18]]. Het geloof in Christus, in de Kerk, in het Primaatschap, staan dus met elkaar in een geheiligd verband. Waar en wettig gezag is overal een band van eenheid, een bron van kracht, een waarborg tegen verval en verbrokkeling, een veiligstelling voor de toekomst - in de hoogste en meest verheven betekenis van het woord daar, waar, zoals uitsluitend bij de Kerk het geval is, aan zulk een gezag de genadenrijke leiding van den H. Geest, Zijn onoverwinnelijke bijstand is beloofd.
Wanneer lieden, die niet eens in hun geloof in Christus één zijn, U een Duitse nationale Kerk voorhouden als ideaal en lokkend beeld, weet dan: Zij is niets dan een ontkenning van de éne Kerk van Christus, een openlijke verwaarlozing van het tot de gehele wereld gerichte zendingsbevel, dat slechts door een wereldkerk kan worden opgevolgd, dat zij alleen kan nakomen. De historische weg van andere nationale kerken, haar geestelijke verstarring, haar kneveling of onderdrukking door aardse machten, tonen de hopeloze onvruchtbaarheid, waartoe iedere rank die zich van de levende wijnstok der Kerk losmaakt, met onontkoombare zekerheid vervalt. Wie daarom tegenover zulk een verkeerde ontwikkeling dadelijk van het eerste begin af aan zijn waakzaam en onverbiddelijk "neen" stelt, dient niet alleen de zuiverheid van zijn Christelijk geloof, maar ook de gezondheid en levenskracht van zijn volk.
Wanneer lieden, die niet eens in hun geloof in Christus één zijn, U een Duitse nationale Kerk voorhouden als ideaal en lokkend beeld, weet dan: Zij is niets dan een ontkenning van de éne Kerk van Christus, een openlijke verwaarlozing van het tot de gehele wereld gerichte zendingsbevel, dat slechts door een wereldkerk kan worden opgevolgd, dat zij alleen kan nakomen. De historische weg van andere nationale kerken, haar geestelijke verstarring, haar kneveling of onderdrukking door aardse machten, tonen de hopeloze onvruchtbaarheid, waartoe iedere rank die zich van de levende wijnstok der Kerk losmaakt, met onontkoombare zekerheid vervalt. Wie daarom tegenover zulk een verkeerde ontwikkeling dadelijk van het eerste begin af aan zijn waakzaam en onverbiddelijk "neen" stelt, dient niet alleen de zuiverheid van zijn Christelijk geloof, maar ook de gezondheid en levenskracht van zijn volk.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 6 Aan H. Woorden en Begrippen geen verkeerde uitleg geven
26
Een bijzonder waakzaam oog zult gij, Eerbiedwaardige Broeders, moeten hebben, wanneer godsdienstige grondbegrippen van hun essentiële inhoud beroofd en in een profane zin worden uitgelegd.
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Openbaring in christelijke zin is het Woord Gods aan de mensen. Ditzelfde woord te gebruiken voor de "influisteringen" van bloed en ras, voor de verschijnselen uit de geschiedenis van een volk, is in ieder geval verwarrend. Zulke valse munt verdient niet in de taalschat van een gelovig Christen te worden opgenomen.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Geloof is het vast als waarheid aannemen van wat God geopenbaard heeft en door de Kerk te geloven voorhoudt: "de vaste overtuiging van het onzichtbare" (Hebr. 11, 1) [b:Hebr. 11, 1]. Het blijde en fiere vertrouwen op de toekomst van zijn volk, dat eenieder dierbaar is, betekent geheel iets anders dan geloven in godsdienstige zin. Het een tegen het ander te willen uitspelen, het een door het ander te willen vervangen en op grond daarvan te verlangen door den gelovigen Christen voor "gelovig" te worden gehouden, is een ijdel spel met woorden of een bewust verdoezelen van de grenzen of nog erger.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
" Onsterfelijkheid" in de christelijke zin is het blijven van den mens als persoonlijk individu na de lichamelijke dood - voor een eeuwig loon of voor een eeuwige straf. Wie met het woord onsterfelijkheid niets anders wil aanduiden dan het gezamenlijk blijven voortleven in het verdere bestaan van zijn volk voor een onbepaald lange toekomst hier op aarde, die verdraait en vervalst een van de grondwaarheden van het christelijk geloof, raakt aan de fundamenten van iedere godsdienstige wereldbeschouwing, volgens welke een zedelijke orde in de wereld wordt vereist. Wanneer hij geen Christen wil zijn, behoorde hij er tenminste van af te zien, de woordenschat van zijn ongeloof te verrijken uit de voorraad van christelijke begrippen.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
"Erfzonde" is de erfelijke, hoewel niet persoonlijke schuld van de nakomelingen van Adam, die in hem gezondigd hebben (Rom. 5, 12) [[b:Rom. 5, 12]], verlies van de genade en daarmede van het eeuwig leven, met de neiging tot het kwade, die ieder door genade, boete, strijd, zedelijk streven moet onderdrukken en overwinnen. Het lijden en sterven van den Zoon Gods heeft de wereld van de vloek van zonde en dood verlost, die op de nakomelingen overgaat. Het geloof in deze waarheden, waarop tegenwoordig in uw vaderland de goedkope spot van de tegenstanders van Christus gericht is, behoort tot het onvervreemdbaar bezit van de christelijke Godsdienst.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Het Kruis van Christus, al moge voor velen reeds Zijn Naam alleen een dwaasheid en een ergernis zijn geworden (1 Kor. 1, 23) [[b:1 Kor. 1, 23]] blijft voor den Christen het geheiligd teken der verlossing, de standaard van zedelijke grootheid en kracht. In zijn schaduw leven wij. Met het Kruis aan de lippen sterven wij. Op ons graf zal het staan als verkondiger van ons geloof, als getuige van onze naar het eeuwig licht gekeerde hoop.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
Nederigheid in de geest van het Evangelie en gebed om de hulp van Gods genade zijn met zelfrespect, zelfvertrouwen en heldengeest zeer wel te verenigen. De Kerk van Christus, die door alle tijden heen tot in onze dagen meer belijders en vrijwillige bloedgetuigen telt, dan welke andere geestelijke gemeenschap ook, heeft van zulk een zijde geen lessen nodig over heldhaftige gezindheid en heldhaftige prestaties. Met zijn onnozel gepraat over christelijke nederigheid als zijnde zelfverlaging en lafheid, maakt de weerzinwekkende hoogmoed van deze nieuwlichters zich zelf belachelijk.
Referenties naar alinea 32: 1
De Katholiek in het openbare leven van deze tijd ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Genade in de oneigenlijke betekenis zou alles kunnen genoemd worden wat het schepsel van den Schepper ontvangt. Genade in de eigenlijke en christelijke betekenis omvat echter de bovennatuurlijke bewijzen van Goddelijke liefde, de gunst en de werking van God, waardoor Hij den mens tot die diep innerlijke levensgemeenschap met Zichzelf verheft, die het Nieuwe Testament Kindschap Gods noemt. "Ziet welk een grote liefde de Vader ons heeft bewezen; wij heten kinderen Gods en zijn het ook" (1 Joh. 3, 1) [b:1 Joh. 3, 1]. Het afwijzen van deze bovennatuurlijke verheffing door de genade op grond van een zogenaamde Duitse geaardheid is een dwaling, een openlijke oorlogsverklaring aan een kernwaarheid van het Christendom. Het gelijkstellen van de bovennatuurlijke genade met de gaven der natuur is schending van de door de Godsdienst geschapen en gewijde woordenschat. De herders en hoeders van het volk Gods zullen er goed aan doen, deze roof aan de heilige schat der waarheid en dit werken aan de verwarring der geesten met waakzaamheid tegen te gaan.
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 7 Zedenleer en zedelijke orde
34
Op het ware en zuiver bewaarde Godsgeloof berust de zedelijkheid der mensen. Alle pogingen, de zedenleer en de zedelijke orde van de rotsbodem van het geloof weg te nemen en op het warrelende stuifzand van menselijke normen op te bouwen, brengen vroeg of laat het individu zowel als de gemeenschap tot moreel verval. De dwaas die in zijn hart zegt: "Er is geen God", zal wegen van zedelijk bederf bewandelen (Ps. 13, 1) [[b:Ps. 13, 1]]. Het getal van zulke dwazen, die zich thans vermeten zedelijkheid en godsdienst te scheiden, is legio geworden. Zij zien niet of willen niet zien, dat met het verbannen van het confessionele, d.w.z. van het klaar en duidelijk geformuleerde Christendom uit onderwijs en opvoeding, uit het streven naar nieuwe vormen voor het maatschappelijke en openbare leven, wegen begaan worden, die voeren tot geestelijke verarming en verval.
Geen dwang of geweld van de Staat, geen zuiver wereldse, zij het dan ook op zichzelf edele en hoge idealen zullen op den duur in staat zijn, de uit het geloof aan God en Christus voortkomende laatste en beslissende motieven te vervangen. Ontneemt men hem, die geroepen is de hoogste offers te brengen en afstand te doen van het nietige "ik" ten behoeve van het algemeen welzijn, de zedelijke steun die ligt in het eeuwige en goddelijke, in het opbeurende en troostrijke geloof aan de Looner van alle goed en de Straffer van alle kwaad, dan zal voor ontelbaar velen het eindresultaat niet zijn het aanvaarden van de plicht, maar het ontvluchten ervan. Het nauwgezet onderhouden van de 10 geboden Gods en van de geboden der H. Kerk, welke laatste niets anders zijn dan aanwijzingen voor het toepassen van de normen van het Evangelie, is voor eenieder afzonderlijk een onvergelijkelijke school van stelselmatige zelftucht, van zedelijke sterking en karaktervorming. Een school die veel verlangt, maar niet té veel. De goede God, die als Wetgever spreekt: "Gij zult", geeft in zijn genade ook de hulp te kunnen volbrengen. Zedelijkheid-vormende krachten van zulk een intense en diepe inwerking onbenut te laten of zelfs hun de weg te versperren naar het terrein van de volksopvoeding, is een onverantwoordelijk medewerken aan de godsdienstige ondervoeding van de volksgemeenschap. Het uitleveren van de zedenleer aan de subjectieve mening der mensen, die met de tijdstromigen wisselt, in plaats van haar te doen wortelen in de heilige wil van de eeuwige God, in Zijn geboden, zet voor vernietigende krachten deuren en poorten open. De hierdoor ingetreden verwaarlozing van de eeuwige richtlijnen van een objectieve zedenleer, dienende tot vorming der gewetens, tot veredeling van ieder levensgebied en van iedere levensordening, is een misdaad aan de toekomst van het volk, waarvan de komende geslachten de bittere vruchten zullen plukken.
Geen dwang of geweld van de Staat, geen zuiver wereldse, zij het dan ook op zichzelf edele en hoge idealen zullen op den duur in staat zijn, de uit het geloof aan God en Christus voortkomende laatste en beslissende motieven te vervangen. Ontneemt men hem, die geroepen is de hoogste offers te brengen en afstand te doen van het nietige "ik" ten behoeve van het algemeen welzijn, de zedelijke steun die ligt in het eeuwige en goddelijke, in het opbeurende en troostrijke geloof aan de Looner van alle goed en de Straffer van alle kwaad, dan zal voor ontelbaar velen het eindresultaat niet zijn het aanvaarden van de plicht, maar het ontvluchten ervan. Het nauwgezet onderhouden van de 10 geboden Gods en van de geboden der H. Kerk, welke laatste niets anders zijn dan aanwijzingen voor het toepassen van de normen van het Evangelie, is voor eenieder afzonderlijk een onvergelijkelijke school van stelselmatige zelftucht, van zedelijke sterking en karaktervorming. Een school die veel verlangt, maar niet té veel. De goede God, die als Wetgever spreekt: "Gij zult", geeft in zijn genade ook de hulp te kunnen volbrengen. Zedelijkheid-vormende krachten van zulk een intense en diepe inwerking onbenut te laten of zelfs hun de weg te versperren naar het terrein van de volksopvoeding, is een onverantwoordelijk medewerken aan de godsdienstige ondervoeding van de volksgemeenschap. Het uitleveren van de zedenleer aan de subjectieve mening der mensen, die met de tijdstromigen wisselt, in plaats van haar te doen wortelen in de heilige wil van de eeuwige God, in Zijn geboden, zet voor vernietigende krachten deuren en poorten open. De hierdoor ingetreden verwaarlozing van de eeuwige richtlijnen van een objectieve zedenleer, dienende tot vorming der gewetens, tot veredeling van ieder levensgebied en van iedere levensordening, is een misdaad aan de toekomst van het volk, waarvan de komende geslachten de bittere vruchten zullen plukken.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 8 Erkenning van het natuurrecht
35
Het is een noodlottig kenteken van deze tijd, om evenals de zedenleer, ook de grondslagen van het rechtswezen en de rechtspleging van het ware geloof aan God en van de geopenbaarde geboden Gods meer en meer los te maken.
Wij denken hier vooral aan het zogenaamde natuurrecht, dat door de vinger van den Schepper zelf in de tafelen van het mensenhart werd geschreven (Rom. 2, 14 v.) [[b:Rom. 2, 14 v.]] en door het gezonde, niet door zonde en hartstocht verblinde verstand van deze tafelen kan worden afgelezen. leder positief recht, van welken wetgever het ook afkomstig moge zijn, kan op zijn zedelijk gehalte en dus ook op zijn zedelijke autoriteit en het verplichten van de gewetens, getoetst worden aan de geboden van dit natuurrecht. Menselijke wetten, die met het natuurrecht in onoverbrugbare tegenspraak staan, lijden aan een aangeboren euvel, dat geen dwangmiddel, geen uiterlijke wetsontplooiing kan genezen. Met deze maatstaf moet ook het beginsel: "Recht is, wat voor het volk nuttig is" gemeten worden. Weliswaar kan aan de zin een juiste betekenis worden gegeven, wanneer men aanneemt, dat iets wat zedelijk ongeoorloofd is, nooit in staat is het ware welzijn van het volk te dienen. Intussen heeft reeds het oude heidendom erkend, dat de zin, om volkomen juist te zijn, eigenlijk omgekeerd moet worden en moet luiden: "Nooit is iets nuttig, wanneer het niet tevens zedelijk goed is. En niet, omdat het nuttig is, is het zedelijk goed, maar omdat het zedelijk goed is, is het ook nuttig" 3, 30 [[1379]]. Losgemaakt van deze regel der moraal zou dit beginsel in het internationale leven de eeuwige oorlogstoestand tussen de verschillende naties betekenen. In het leven van iedere staat afzonderlijk loochent hij, door overwegingen van nuttigheid en van recht met elkaar te vermengen, het fundamentele feit, dat de mens, als persoonlijkheid, door God gegeven rechten bezit, die gevrijwaard moeten blijven tegen iedere inbreuk van de kant der gemeenschap, die ten doel heeft deze rechten te loochenen, op te heffen of krachteloos te maken. Door het miskennen van deze waarheid vergeet men, dat het ware algemene welzijn tenslotte bepaald en erkend wordt uit de natuur van den mens met haar harmonisch evenwicht tussen persoonlijk recht en sociale verplichtingen, evenals uit het door diezelfde menselijke natuur bepaalde doel der gemeenschap. De gemeenschap is door den Schepper gewild als middel tot volle ontplooiing van de persoonlijke en sociale talenten die ieder afzonderlijk, gevend en nemend, tot welzijn van zichzelf en anderen productief moet maken. Ook die meer omvattende en hogere waarden, die niet door het individu, doch slechts door de gemeenschap verwezenlijkt kunnen worden, zijn door den Schepper tenslotte ter wille van den mens gewild, tot zijn natuurlijke en bovennatuurlijke ontwikkeling en voltooiing. Het afwijken van deze orde rukt aan de steunpilaren, waarop de gemeenschap rust en brengt daardoor rust, veiligheid, ja, het voortbestaan in gevaar.
Wij denken hier vooral aan het zogenaamde natuurrecht, dat door de vinger van den Schepper zelf in de tafelen van het mensenhart werd geschreven (Rom. 2, 14 v.) [[b:Rom. 2, 14 v.]] en door het gezonde, niet door zonde en hartstocht verblinde verstand van deze tafelen kan worden afgelezen. leder positief recht, van welken wetgever het ook afkomstig moge zijn, kan op zijn zedelijk gehalte en dus ook op zijn zedelijke autoriteit en het verplichten van de gewetens, getoetst worden aan de geboden van dit natuurrecht. Menselijke wetten, die met het natuurrecht in onoverbrugbare tegenspraak staan, lijden aan een aangeboren euvel, dat geen dwangmiddel, geen uiterlijke wetsontplooiing kan genezen. Met deze maatstaf moet ook het beginsel: "Recht is, wat voor het volk nuttig is" gemeten worden. Weliswaar kan aan de zin een juiste betekenis worden gegeven, wanneer men aanneemt, dat iets wat zedelijk ongeoorloofd is, nooit in staat is het ware welzijn van het volk te dienen. Intussen heeft reeds het oude heidendom erkend, dat de zin, om volkomen juist te zijn, eigenlijk omgekeerd moet worden en moet luiden: "Nooit is iets nuttig, wanneer het niet tevens zedelijk goed is. En niet, omdat het nuttig is, is het zedelijk goed, maar omdat het zedelijk goed is, is het ook nuttig" 3, 30 [[1379]]. Losgemaakt van deze regel der moraal zou dit beginsel in het internationale leven de eeuwige oorlogstoestand tussen de verschillende naties betekenen. In het leven van iedere staat afzonderlijk loochent hij, door overwegingen van nuttigheid en van recht met elkaar te vermengen, het fundamentele feit, dat de mens, als persoonlijkheid, door God gegeven rechten bezit, die gevrijwaard moeten blijven tegen iedere inbreuk van de kant der gemeenschap, die ten doel heeft deze rechten te loochenen, op te heffen of krachteloos te maken. Door het miskennen van deze waarheid vergeet men, dat het ware algemene welzijn tenslotte bepaald en erkend wordt uit de natuur van den mens met haar harmonisch evenwicht tussen persoonlijk recht en sociale verplichtingen, evenals uit het door diezelfde menselijke natuur bepaalde doel der gemeenschap. De gemeenschap is door den Schepper gewild als middel tot volle ontplooiing van de persoonlijke en sociale talenten die ieder afzonderlijk, gevend en nemend, tot welzijn van zichzelf en anderen productief moet maken. Ook die meer omvattende en hogere waarden, die niet door het individu, doch slechts door de gemeenschap verwezenlijkt kunnen worden, zijn door den Schepper tenslotte ter wille van den mens gewild, tot zijn natuurlijke en bovennatuurlijke ontwikkeling en voltooiing. Het afwijken van deze orde rukt aan de steunpilaren, waarop de gemeenschap rust en brengt daardoor rust, veiligheid, ja, het voortbestaan in gevaar.
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
De gelovige mens heeft een onvervreemdbaar recht, zijn geloof te belijden en het te beleven in vormen die met zijn aard overeenstemmen. Wetten, die het belijden en beleven van dit geloof onderdrukken of bemoeilijken, zijn met de natuurwet in tegenspraak.
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Consciëntieuze, zich van hun plicht als opvoeders bewuste ouders hebben een eerste en oorspronkelijk recht, de opvoeding van de hun door God geschonken kinderen in de geest van het ware Geloof en in overeenstemming met zijn grondbeginselen en voorschriften te bepalen. Wetten of andere maatregelen, die deze wil van de ouders, hun door het natuurrecht gegeven, in schoolkwesties uitschakelen, of door bedreiging en dwang machteloos maken, zijn in tegenspraak met het natuurrecht en zijn in hun diepste en laatste kern onzedelijk.
Referenties naar alinea 37: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
De Kerk, die door God is aangesteld het Goddelijk natuurrecht te beschermen en uit te leggen, kan daarom niet anders doen dan de schoolinschrijvingen van het jongste verleden, die hebben plaats gehad in een toestand van algemeen bekende onvrijheid, te verklaren voor een product van dwang, waaraan ieder rechtskarakter ontbreekt.
Referenties naar alinea 38: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 9 Aan de jeugd
39
Als Plaatsbekleder van Hem, Die in het Evangelie tot een jongeling gesproken heeft: "Wilt gij ten eeuwig leven ingaan, onderhoudt dan de geboden" (Mt. 19, 17) [b:Mt. 19, 17], richten Wij een bijzonder vaderlijk woord tot de jeugd.
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
Door duizenden tongen wordt heden voor uw oren een Evangelie verkondigd, dat niet door den Vader in de Hemel geopenbaard is. Duizenden pennen schrijven in dienst van een schijnchristendom, dat niet het Christendom is van Christus. Drukpers en radio overstromen u dag in dag uit met producten, waarvan de inhoud zich tegen het geloof en de Kerk keert en vallen op niets ontziende wijze en zonder enig respect datgene aan, wat voor u verheven en heilig moet zijn.
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
Wij weten dat velen, velen van u ter wille van uw trouw aan Geloof en Kerk, ter wille van uw lidmaatschap van kerkelijke door het concordaat beschermde verenigingen, sombere tijden van miskenning, verdenking, van beschimping, van het loochenen van uw trouw aan het vaderland, van veelvuldige benadeling in uw beroeps- en maatschappelijk leven moesten en nog moeten doorstaan. Het is Ons niet onbekend, hoe menige onbekende soldaat van Christus in uw gelederen staat, die met droefheid in het hart maar met opgeheven hoofd zijn lot draagt en slechts troost vindt in de gedachte, voor Jezus' Naam smaad te verduren (Hand. 5, 41) [[b:Hand. 5, 41]].
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
Thans, nu nieuwe gevaren en nieuwe spanningen dreigen, zeggen Wij tot deze jeugd: "Indien iemand u een ander Evangelie zou verkondigen dan dat, hetwelk gij hebt ontvangen" op de knieën van een vrome moeder, van de lippen van een gelovigen vader, uit het onderricht van een leermeester, die trouw is gebleven aan zijn God en zijn Kerk: "hij zij vervloekt" (Gal. 1, 9) [b:Gal. 1, 9]. Wanneer de staat een "staatsjeugd" sticht, die verplichte organisatie voor allen moet zijn, dan is het - afgezien van de rechten der kerkelijke verenigingen - een vanzelfsprekend en onvervreemdbaar recht van de jonge mannen zelf en van hun ouders, die tegenover God voor hen verantwoordelijk zijn, te eisen dat deze verplichte organisatie worde gezuiverd van iedere actie, voortkomend uit een geest van vijandigheid tegenover Christus en de Kerk, een actie, die tot in het jongste verleden, ja tot in onze dagen, de gelovige ouders in gewetensconflicten drijft, die niet zijn op te lossen, daar zij de staat niet kunnen geven wat in naam van de staat wordt verlangd, zonder aan God te ontroven wat Godes is.
Referenties naar alinea 42: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
Niemand denkt er aan, de jeugd van Duitsland hinderpalen te leggen op de weg, die haar naar de verwezenlijking van ware volksgemeenschap moet leiden, naar het beoefenen van edele vrijheidsliefde, naar onverbreekbare trouw aan het vaderland. Waartegen Wij Ons keren en keren moeten, is de gewilde en stelselmatig aangewakkerde tegenstelling, die men tussen deze pedagogische doeleinden en de godsdienstige opwerpt. En daarom roepen Wij deze jeugd toe: Zingt uw vrijheidsliederen, maar vergeet daarbij niet de vrijheid van de kinderen Gods! Laat de adeldom van deze niet te vervangen vrijheid niet wegkwijnen in de slavenketenen van zonde en zinnenlust. Wie het lied van trouw aan het aardse vaderland zingt, mag niet in ontrouw aan zijn God, aan zijn Kerk, aan zijn eeuwig vaderland een overloper en verrader worden.
Men spreekt veel tot u van heldhaftige grootheid in bewuste en onware tegenstelling tot de nederigheid van het Evangelie. Waarom verzwijgt men u dat er ook een heidendom is in de zedelijke strijd? Dat het bewaren van de reinheid, die men bezat op de dag van het H. Doopsel, een heldendaad is, die in de godsdienstige zowel als in de zedelijke orde zeker behoorde te zijn van de waardering die ze verdient.
Men praat u veel over de menselijke zwakheden in de geschiedenis der Kerk. Waarom verzwijgt men u de grootse daden, die de Kerk op haar weg door de eeuwen heen begeleid hebben, de heiligen die zij heeft voortgebracht, de zegen, die uit het levendige contact tussen deze Kerk en uw volk voor de westerse cultuurwereld voortvloeide? Men spreekt u veel over sport. Met mate beoefend, is de lichamelijke opvoeding een weldaad voor de jeugd. Aan het beoefenen van de sport wordt thans echter zo'n grote plaats ingeruimd, dat noch met de harmonische, volledige ontwikkeling van lichaam en geest, noch met de plichten ten opzichte van het familieleven, noch met het gebod van de Zondagsheiliging rekening wordt gehouden. Met een aan minachting grenzende onverschilligheid ontneemt men aldus de dag des Heren zijn karakter van heiligheid en ingekeerdheid, zoals deze met de beste Duitse traditie in overeenstemming is. Wij verwachten vol vertrouwen van de gelovige Katholieke jeugd, dat zij in deze moeilijke tijden, waarin zij wordt gedwongen toe te treden tot de staatsorganisaties, haar recht op Zondagsheiliging nadrukkelijk zal doen gelden, dat zij bij het krachtig maken van het lichaam haar onsterfelijke ziel niet zal vergeten, dat zij zich niet door het kwaad zal laten overwinnen, maar veeleer zal trachten, het goede over het kwade te laten triomferen (Rom. 12, 21) [[b:Rom. 12, 21]], dat haar hoogste en heiligste eerzucht deze zal blijven, in de renbaan van het eeuwige leven de zegekrans te behalen (1 Kor. 9, 24 v.) [[b:1 Kor. 9, 24 v.]].
Men spreekt veel tot u van heldhaftige grootheid in bewuste en onware tegenstelling tot de nederigheid van het Evangelie. Waarom verzwijgt men u dat er ook een heidendom is in de zedelijke strijd? Dat het bewaren van de reinheid, die men bezat op de dag van het H. Doopsel, een heldendaad is, die in de godsdienstige zowel als in de zedelijke orde zeker behoorde te zijn van de waardering die ze verdient.
Men praat u veel over de menselijke zwakheden in de geschiedenis der Kerk. Waarom verzwijgt men u de grootse daden, die de Kerk op haar weg door de eeuwen heen begeleid hebben, de heiligen die zij heeft voortgebracht, de zegen, die uit het levendige contact tussen deze Kerk en uw volk voor de westerse cultuurwereld voortvloeide? Men spreekt u veel over sport. Met mate beoefend, is de lichamelijke opvoeding een weldaad voor de jeugd. Aan het beoefenen van de sport wordt thans echter zo'n grote plaats ingeruimd, dat noch met de harmonische, volledige ontwikkeling van lichaam en geest, noch met de plichten ten opzichte van het familieleven, noch met het gebod van de Zondagsheiliging rekening wordt gehouden. Met een aan minachting grenzende onverschilligheid ontneemt men aldus de dag des Heren zijn karakter van heiligheid en ingekeerdheid, zoals deze met de beste Duitse traditie in overeenstemming is. Wij verwachten vol vertrouwen van de gelovige Katholieke jeugd, dat zij in deze moeilijke tijden, waarin zij wordt gedwongen toe te treden tot de staatsorganisaties, haar recht op Zondagsheiliging nadrukkelijk zal doen gelden, dat zij bij het krachtig maken van het lichaam haar onsterfelijke ziel niet zal vergeten, dat zij zich niet door het kwaad zal laten overwinnen, maar veeleer zal trachten, het goede over het kwade te laten triomferen (Rom. 12, 21) [[b:Rom. 12, 21]], dat haar hoogste en heiligste eerzucht deze zal blijven, in de renbaan van het eeuwige leven de zegekrans te behalen (1 Kor. 9, 24 v.) [[b:1 Kor. 9, 24 v.]].
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 10 Aan de priesters en kloosterlingen
44
Een bijzonder woord van erkentelijkheid, van aanmoediging en vermaning richten Wij tot de Priesters in Duitsland, op wie, in gehoorzaamheid aan hun Bisschoppen in zware tijden en onder moeilijke omstandigheden, de zware plicht rust, de kudde van Christus de juiste wegen te wijzen in leer en voorbeeld, in dagelijkse overgave, in apostolisch geduld. Wordt niet moede, beminde zonen en mededeelhebbers aan de eeuwige geheimen, den eeuwigen Hogepriester Jezus Christus te volgen in zijn Samaritaanse liefde en Zijn Samaritaanse zorg. Blijft standvastig dag na dag in onkreukbare wandel voor God, in onverzwakte zelftucht en zelfvolmaking, in medelijdende liefde jegens allen, die aan uw zorgen zijn toevertrouwd, vooral jegens degenen die bedreigd worden, de zwakken en de weifelenden. Weest leiders van de getrouwen, de steun van hen die struikelen, leraars van hen die twijfelen, de troosters der bedroefden, de onbaatzuchtige helpers en raadslieden van allen. De beproevingen en het lijden, die uw volk in de naoorlogse tijd heeft meegemaakt, zijn daaraan niet voorbijgegaan zonder sporen in zijn ziel achter te laten. Zij hebben spanningen en bitterheden achtergelaten, die slechts langzaam kunnen helen, die slechts volkomen overwonnen kunnen worden in de geest van onbaatzuchtige en daadwerkelijke liefde. Deze liefde, die de onmisbare wapenrusting van den Apostel is, vooral in de ontredderde en door haat ontwrichte wereld van thans, wensen Wij u en smeken Wij bij den Heer in overvloedige mate voor u af. Deze Apostolische liefde zal u helpen, vele onverdiende bitterheden, die gij op uw weg als priesters en zielzorgers thans talrijker ontmoet dan ooit tevoren, zoal niet te vergeten, dan toch te vergeven. Deze begrijpende en medelijdende liefde jegens de dwalenden, ja zelfs jegens degenen die u smaden, sluit evenwel niet in, en kan niet insluiten, op enige wijze afstand te doen van het verkondigen, het doen gelden, het moedige verdedigen van de waarheid en haar vrijmoedig toe toe te passen op de werkelijkheid die u omgeeft. De eerste, de meest van zelf sprekende liefdegave van den Priester aan zijn medemensen is het dienen van de waarheid en wel van de gehele waarheid, de ontmaskering en het weerleggen van de dwaling, onverschillig in welke vorm, in welke vermomming, onder welke grime zij zich ook moge vertonen. Daarvan afstand te doen zou niet slechts verraad aan God en uw heilige roeping zijn; het zou een misdaad zijn tegenover het ware welzijn van uw volk en uw vaderland. Hen allen die de, bij hun wijding afgelegde, eed van trouw aan hun Bisschoppen gestand deden, allen die, wegens het uitoefenen van hun herderlijke plicht, leed en vervolging hebben moeten dragen en nog moeten dragen, vergezelt - voor velen tot in de kerker en het concentratiekamp - de dank en de erkentelijkheid van den Vader der Christenheid.
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
De katholieke kloosterlingen van beiderlei geslacht geldt eveneens Onze vaderlijke dank, verbonden met innige deelneming aan het lot dat, ten gevolge van vijandige maatregelen tegenover de kloosterlingen, velen van hen heeft weggerukt uit de zegenrijke en hun liefgeworden beroepsbezigheden. Indien enkelen van hen hebben gefaald en zich hun roeping onwaardig hebben getoond, dan verminderen hun ook door de Kerk bestrafte misslagen de verdiensten niet van de overweldigende meerderheid, die in onbaatzuchtigheid en vrijwillige armoede er naar streefden, hun God en hun volk in overgave te dienen. De ijver, de trouw, het streven naar de deugd, de daadwerkelijke naastenliefde en hulpvaardigheid van de in zielzorg, ziekenverpleging en onderwijs werkzame orden zijn en blijven een roemrijke bijdrage tot het particuliere en openbare welzijn, waaraan zonder twijfel een latere, kalmere tijd meer recht zal laten wedervaren dan deze tijd van beroeringen. Wij vertrouwen op de leiders van de kloosterorden, dat zij in de moeilijkheden en beproevingen aanleiding zullen vinden, om door verdubbelde ijver, inniger gebedsleven, door heilige beroepsernst en echte kloostertucht van den Almachtige nieuwe zegen en nieuwe vruchtbaarheid over hun moeilijke arbeid af te smeken.
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 11 Aan de getrouwen uit de lekenstand
46
Voor Ons oog staat de onafzienbaar grote schare trouwe zonen en dochters, wie het leed van de Kerk in Duitsland en hun eigen leed niets heeft ontnomen van hun toewijding aan de zaak Gods, niets van hun tedere liefde jegens den Vader der Christenheid, niets van hun gehoorzaamheid jegens Bisschoppen en Priesters, niets van hun blijmoedige bereidheid, ook in de toekomst - wat er ook moge gebeuren - trouw te blijven aan wat zij geloofd en van hun voorvaderen als heilig erfdeel hebben ontvangen. Hun allen zenden Wij uit een ontroerd hart Onze Vaderlijke groet.
Referenties naar alinea 46: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
Op de eerste plaats aan de leden van de kerkelijke organisaties, die dapper en ten koste van dikwerf smartelijke offers, trouw bleven aan Christus en niet bereid waren afstand te doen van de rechten, die een plechtig, op goed vertrouwen gesloten verdrag aan de Kerk en aan hen zelf had gewaarborgd.
Referenties naar alinea 47: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
48
Pacem in Terris ->=geentekst=
Een bijzonder innige groet zenden Wij de Katholieke ouders. Hun door God gegeven rechten en plichten als opvoeders staan juist nu in het middelpunt van een strijd, die men zich nauwelijks noodlottiger kan voorstellen. De Kerk van Christus kan niet dan pas beginnen te treuren en te klagen wanneer de altaren verwoest worden, wanneer heiligschennende handen de Godshuizen in rook en vlammen doen opgaan. Wanneer men tracht, het tabernakel van de door het H. Doopsel geheiligde kinderziel door een aan Christus vijandige opvoeding te onteren, wanneer uit deze levende tempel Gods de godslamp van het geloof aan Christus weggerukt en in haar plaats het dwaallicht van een namaakgeloof moet worden gesteld, dat met het geloof van het Kruis niets meer heeft uit te staan - dan is de geestelijke tempelschending nabij, dan wordt het de plicht van iedere belijdende Christen, zijn verantwoordelijkheid duidelijk tegenover die van de tegenpartij te stellen, zijn geweten van ieder schuldig medewerken aan zulk een rampzalige en verderfelijke daad vrij te houden.
En hoe meer de tegenstanders hun best doen, hun duistere oogmerken te ontkennen en te verbloemen, des te meer is een waakzaam wantrouwen en een wantrouwende waakzaamheid, door bittere ervaring wakker geschud, geboden. Het formele behoud van een, bovendien door onbevoegden gecontroleerd en aan banden gelegd godsdienstonderricht in het kader van een onderwijs, dat in andere culturele vakken stelselmatig en hatelijk deze Godsdienst tegenwerkt, kan den gelovigen Christen nooit als een motief dienen, zich verantwoord te voelen, zulk een, de godsdienst vernietigend type van onderwijs vrijwillig goed te keuren. Wij weten, beminde katholieke ouders, dat van zulk een vrijwilligheid geen sprake kan zijn. Wij weten, dat een vrije en geheime stemming onder u zou betekenen: een overweldigend plebisciet voor het bijzonder onderwijs. En daarom zullen Wij ook in de toekomst niet moede worden, de verantwoordelijke instanties de wederrechtelijkheid van de tot dusver genomen dwangmaatregelen vrijmoedig voor te houden, alsook de plicht om de vrijheid van wilsuiting niet aan banden te leggen. Vergeet inmiddels één ding niet: van de door God gewilde band der verantwoordelijkheid, die u met uw kinderen verenigt, kan geen aardse macht u ontslaan. Niemand van hen, die u heden in uw rechten als opvoeders belagen en voorgeven de plichten van de opvoeding van u over te nemen, zal in uw plaats den eeuwigen Rechter kunnen antwoorden, wanneer Hij de vraag tot u richt: "Waar zijn zij, die Ik u gegeven heb?"- Moge ieder van u kunnen antwoorden: "Geen van hen, die Gij mij gegeven hebt, heb ik verloren" (Joh. 18, 9) [b:Joh. 18, 9].
En hoe meer de tegenstanders hun best doen, hun duistere oogmerken te ontkennen en te verbloemen, des te meer is een waakzaam wantrouwen en een wantrouwende waakzaamheid, door bittere ervaring wakker geschud, geboden. Het formele behoud van een, bovendien door onbevoegden gecontroleerd en aan banden gelegd godsdienstonderricht in het kader van een onderwijs, dat in andere culturele vakken stelselmatig en hatelijk deze Godsdienst tegenwerkt, kan den gelovigen Christen nooit als een motief dienen, zich verantwoord te voelen, zulk een, de godsdienst vernietigend type van onderwijs vrijwillig goed te keuren. Wij weten, beminde katholieke ouders, dat van zulk een vrijwilligheid geen sprake kan zijn. Wij weten, dat een vrije en geheime stemming onder u zou betekenen: een overweldigend plebisciet voor het bijzonder onderwijs. En daarom zullen Wij ook in de toekomst niet moede worden, de verantwoordelijke instanties de wederrechtelijkheid van de tot dusver genomen dwangmaatregelen vrijmoedig voor te houden, alsook de plicht om de vrijheid van wilsuiting niet aan banden te leggen. Vergeet inmiddels één ding niet: van de door God gewilde band der verantwoordelijkheid, die u met uw kinderen verenigt, kan geen aardse macht u ontslaan. Niemand van hen, die u heden in uw rechten als opvoeders belagen en voorgeven de plichten van de opvoeding van u over te nemen, zal in uw plaats den eeuwigen Rechter kunnen antwoorden, wanneer Hij de vraag tot u richt: "Waar zijn zij, die Ik u gegeven heb?"- Moge ieder van u kunnen antwoorden: "Geen van hen, die Gij mij gegeven hebt, heb ik verloren" (Joh. 18, 9) [b:Joh. 18, 9].
Referenties naar alinea 48: 2
Pacem in Terris ->=geentekst=Pacem in Terris ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
Pacem in Terris ->=geentekst=
Eerbiedwaardige Broeders! Wij zijn er van overtuigd, dat de woorden die Wij in dit beslissend uur tot u en door u tot de Katholieken van het Duitse Rijk richten, in de harten en in de daden van Onze getrouwe kinderen de weerklank zullen vinden, die beantwoordt aan de liefdevolle zorg van den gemeenschappelijke Vader. Wanneer Wij met buitengewone vurigheid iets van den Heer afsmeken, dan is het dit: dat Onze woorden ook hen mogen bereiken en tot nadenken stemmen, die reeds begonnen zijn zich te laten verstrikken door de verlokkingen en bedreigingen dergenen, die tegenover Christus en Zijn heilig Evangelie staan.
Referenties naar alinea 49: 2
Pacem in Terris ->=geentekst=Pacem in Terris ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
50
Elk woord van deze Zendbrief hebben Wij afgewogen op de weegschaal van de waarheid en van de liefde. Noch wilden Wij door zwijgen, dat in deze tijd niet passend zou zijn, medeschuldig worden aan de gebrekkige voorlichting, noch door nodeloze gestrengheid aan de verharding des harten van een hunner, die onder Onze verantwoordelijkheid als Opperherder gesteld zijn, en die Onze herderlijke liefde daarom niet minder geldt, omdat zij op het ogenblik wegen van dwaling en vervreemding bewandelen. Al mogen velen van hen, zich aan de gebruiken van hun nieuwe omgeving aanpassend, voor het verlaten vaderhuis en voor hun Vader zelf slechts woorden van ontrouw, van ondankbaarheid, of zelfs van krenking hebben, al mogen zij vergeten wat zij achter zich geworpen hebben, de dag zal komen waarop de huivering om hun verwijderd-zijn van God en om de verwaarlozing van hun ziel deze thans verloren zonen zal overweldigen, waarop het heimwee hen zal terugdrijven naar de "God, Die hun jeugd verblijdde" en naar de Kerk, wier Moederhand hun de weg naar de Hemelse Vader heeft gewezen. Dit ogenblik te verhaasten is het voorwerp van Ons onophoudelijk gebed.
Referenties naar alinea 50: 1
Dignitatis Humanae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
51
Evenals andere tijden in het bestaan van de Kerk, zo zal ook deze de voorbode zijn van nieuwe bloei en innerlijke loutering, wanneer de wil van Christus' getrouwen Hem te belijden en de bereidvaardigheid voor Hem te lijden, groot genoeg zijn, om tegenover de fysieke kracht van de verdrukkers het onvoorwaardelijk aanvaarden van een innig geloof, de onverwoestbaarheid van de zekere hoop op het eeuwig leven en de onweerstaanbare almacht van een krachtdadige liefde te stellen. De heilige Vasten- en Paastijd, die verinnerlijking en boete predikt en de blik van den Christen meer nog dan anders op het Kruis, tevens echter op de majesteit van den Verrezene doet richten, moge voor allen en ieder van u een met vreugde begroete en vlijtig benutte aanleiding zijn, verstand en hart, geest en gemoed te vervullen met de geest van heldhaftigheid, lijdzaamheid en overwinning, die van het Kruis van Christus uitstraalt. Dan - daarvan zijn Wij overtuigd - zullen de vijanden van de Kerk, die hun uur gekomen wanen, spoedig inzien dat zij te vroeg hebben gejuicht en te overhaast naar de graf- spade hebben gegrepen. Dan zal de dag komen waarop, in plaats van voorbarige triomfliederen van de vijanden van Christus, uit de harten en van de lippen van de aan Christus getrouwen het Te Deum der bevrijding ten Hemel mag stijgen: een Te Deum van dank aan den Allerhoogste; een Te Deum van vreugde, dat het Duitse volk ook in zijn thans dwalende leden de weg heeft betreden, die voert tot terugkeer naar de dienst van God, dat het in een door leed gelouterd geloof de knie weer buigt voor den Koning van tijd en eeuwigheid, Jezus Christus, en dat het in de strijd tegen degenen, die het christelijk Europa geheel en dat willen vernietigen, in eendrachtig samenwerken met alle goedgezinden van andere volken de roeping gaat vervuilen, door Gods raadsbesluiten aan dit volk toegewezen.
Referenties naar alinea 51: 1
Gravissimum Educationis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
52
"Hij, Die harten en nieren doorgrondt" (Ps. 7, 10) [b:Ps. 7, 10], is Onze getuige, dat Wij geen inniger verlangen koesteren dan het herstel van een ware vrede tussen Kerk en Staat in Duitsland. Wanneer echter - buiten Onze schuld - de vrede niet zijn zal, dan zal de Kerk Gods haar rechten en vrijheden verdedigen in Naam van den Almachtige, Wiens arm ook thans niet verkort is. "Vertrouwend op Hem, houden Wij niet op te bidden en te roepen" (Kol. 1, 9) [b:Kol. 1, 9] voor u, de kinderen der Kerk, dat de dagen van droefenis verkort en gij getrouw bevonden moogt worden op de dag der beproeving en ook voor de vervolgers en verdrukkers: de Vader van alle licht en van alle erbarming moge hun een Damascus-uur van inzicht schenken voor zichzelf en voor al de velen, die met hen gedwaald hebben en nog dwalen.
Referenties naar alinea 52: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
53
Met dit smeekgebed in het hart en op de lippen geven Wij als onderpand der Goddelijke hulp, als bijstand in Uw moeilijke en verantwoordelijke besluiten, als sterking in de strijd, als troost in het leed, U, de Bisschoppelijke Herders van Uw trouw volk, de Priesters en Kloosterlingen, de Lekenapostelen der Katholieke Actie, en allen, al Uw diocesanen - niet in de laatste plaats de zieken en gevangenen - in Vaderlijke liefde de Apostolische Zegen.
Gegeven ten Vaticane, op Passiezondag, de 14e Maart 1937.
PAUS PIUS XI.
Referenties naar alinea 53: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 10
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/132-mit-brennender-sorge-nl