Optatam Totius Ecclesiae
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Optatam Totius Ecclesiae
Over de priesteropleiding
2e Vaticaans Concilie
28 oktober 1965
Concilies en synodes - Decreten
1968, Ecclesia Docens 0748, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Vert. uit het Latijn
Tussentitels: redactie Ecclesia Docens
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Tussentitels: redactie Ecclesia Docens
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1968
Dr. M.H. Mulders C.ss.R.
Dr. J. Kahmann C.ss.R.
Dr. J. Kahmann C.ss.R.
24 maart 2025
675
nl
Referenties naar dit document: 18
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
uitklappen
- === Inleiding
De zo vurig verlangde vernieuwing van de gehele Kerk hangt voor een groot deel af van een priesterlijk ministerie, dat bezield is met de geest van Christus. Christus heeft gewild, dat de...Christus heeft gewild, dat de vooruitgang van het gehele volk Gods grotendeels afhankelijk zou zijn van het ministerie van de priesters, gelijk blijkt uit de woorden, waarmee de Heer de apostelen en hun opvolgers en hun medewerkers heeft aangesteld tot verkondigers van het Evangelie, tot leiders van het nieuwe uitverkoren volk Gods en tot beheerders van Gods geheimen. Dit wordt bevestigd door de uitspraken van Vaders en heiligen en door de talrijke documenten van de pausen. vgl: Haerent animo - Ad Clerum[[[387]]] vgl: Menti Nostrae[[[678]]] vgl: (Eccl. Doc. 0146, vooral blz. 34-76)[[[1017]]] vgl: (Eccl. Doc. 0726, blz. 11-56)[[[154]]] vgl: Summi Dei Verbum[[[1012]]]
In het volle bewustzijn hiervan bevestigt het Concilie met nadruk het uitermate grote belang van de priesteropleiding en stelt en het enkele fundamentele beginselen vast voor deze opleiding, die een bekrachtiging moeten vormen van de wetten, welke reeds door een eeuwenoude ervaring hun deugdelijkheid hebben bewezen, en die daaraan enkele nieuwe elementen toevoegen, beantwoordend aan de Constituties en Decreten van dit heilig Concilie en aan de veranderde tijdsomstandigheden. Vanwege de eenheid zelf van het katholieke priesterschap is deze priesterlijke vorming noodzakelijk voor alle priesters, zowel seculieren als regulieren, ongeacht de ritus, waartoe zij behoren. Bijgevolg moeten deze voorschriften, die rechtstreeks voor de diocesane geestelijkheid bestemd zijn met inachtneming van de juiste verhouding ook worden toegepast op alle priesterkandidaten.
In het volle bewustzijn hiervan bevestigt het Concilie met nadruk het uitermate grote belang van de priesteropleiding en stelt en het enkele fundamentele beginselen vast voor deze opleiding, die een bekrachtiging moeten vormen van de wetten, welke reeds door een eeuwenoude ervaring hun deugdelijkheid hebben bewezen, en die daaraan enkele nieuwe elementen toevoegen, beantwoordend aan de Constituties en Decreten van dit heilig Concilie en aan de veranderde tijdsomstandigheden. Vanwege de eenheid zelf van het katholieke priesterschap is deze priesterlijke vorming noodzakelijk voor alle priesters, zowel seculieren als regulieren, ongeacht de ritus, waartoe zij behoren. Bijgevolg moeten deze voorschriften, die rechtstreeks voor de diocesane geestelijkheid bestemd zijn met inachtneming van de juiste verhouding ook worden toegepast op alle priesterkandidaten.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Het programma van de priesteropleidingen in de afzonderlijke landen
1
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi ->=geentekst=
Ministrorum institutio ->=geentekst=
Omdat er vanwege de grote verscheidenheid van volken en landstreken slechts algemene wetten kunnen worden uitgevaardigd, moet er voor de afzonderlijke landen en ritussen een speciaal “Program voor de priesteropleiding” worden uitgewerkt. Dit moet worden opgesteld door de bisschoppenconferenties De gehele priesteropleiding,...De gehele priesteropleiding, d.w.z. de organisatie van het seminarie, de geestelijke vorming, het studieprogram, het gemeenschappelijk leven en de discipline van de studenten, oefening in de pastorale praktijk, dit alles moet aangepast worden aan de verschillende plaatselijke omstandigheden. Wat de grondbeginselen betreft, moet deze aanpassing volgens de algemene normen doorgevoerd worden voor de seculiere clerus door de bisschoppenconferenties en voor de reguliere geestelijkheid door de bevoegde oversten. vgl: (zie Algemene Statuten, toegevoegd aan de H. Congregatie van de religieuzen)[[[2658|(19)]]], op bepaalde tijden worden herzien en door de Apostolische Stoel worden goedgekeurd. Hierdoor zullen de algemene wetten aangepast worden aan de bijzondere omstandigheden van tijd en plaats, zodat de priesteropleiding altijd in overeenstemming kan zijn met de pastorale noden van die gebieden, waarin het priesterlijk ministerie moet worden uitgeoefend.
Referenties naar alinea 1: 4
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi ->=geentekst=
Ministrorum institutio ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Een intensere bevordering van de priesterroepingen
2
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Noodzaak voor roeping, roeping veronderstelt vrijheid ->=geentekst=
Ecclesiae de mysterio ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Getuigenis doet roepingen ontstaan ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de Roepingenzondag, 24 april 1988 ->=geentekst=
Roepingen bevorderen in de lokale Kerk ->=geentekst=
'Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed' (Joh. 10,10) ->=geentekst=
Wegen en middelen
Het bevorderen van de roepingen is een plicht van de gehele christengemeenschap Het gebrek aan roepingen is...Het gebrek aan roepingen is in de tegenwoordige tijd een van de voornaamste beproevingen, die de Kerk bijna overal doormaakt. vgl: Menti Nostrae, 64[[[678|64]]] “Het probleem van de priester- en kloosterroepingen is een voorwerp van dagelijkse zorg voor de paus; het is iets waarvoor hij vurig bidt en waarnaar heel zijn verlangen uitgaat”; L’Osservatore Romano van 17 december 1961: Eccl. Doc. 0744, blz. 68, n. 5).[[3673]], en deze plicht moet zij op de eerste plaats vervullen door een volwaardig christelijk leven. De kostbaarste inbreng leveren hier de gezinnen, die, bezield met een geest van geloof, hoop en liefde, als het ware het eerste seminarie zijn, en daarnaast de parochies, aan wier bloeiend leven de jonge mensen zelf deel hebben. De onderwijzers en allen, die zich op enigerlei wijze met de opvoeding van de kinderen en van de jeugd bezig houden, en heel bijzonder de katholieke verenigingen moeten de hun toevertrouwde jonge mensen zó trachten te vormen, dat dezen in staat zijn, de goddelijke roepstem te vernemen en bereidwillig te volgen. Alle priesters moeten hun apostolische ijver zoveel mogelijk tonen door het begunstigen van roepingen; zij moeten door hun eigen nederig, arbeidzaam en blijmoedig leven alsmede door hun onderlinge liefde als priesters en door hun broederlijke samenwerking het priesterschap voor de jongens aantrekkelijk maken.
Het is een taak van de bisschoppen, hun gelovigen aan te sporen tot het bevorderen van roepingen en alle krachten en initiatieven tot dit doel te bundelen. Zij moeten als een vader degenen helpen, in wie zij Gods roeping menen te zien en zich voor hen alle offers getroosten.
Deze actieve samenwerking van het gehele volk Gods voor de roepingen beantwoordt aan het werk van de Goddelijke Voorzienigheid, die aan de mensen door God uitgekozen om te delen in het hiërarchisch priesterschap van Christus, de nodige geschiktheid schenkt en hen met haar genade helpt, terwijl zij de wettige bedienaren van de Kerk de opdracht geeft, de geschiktheid van de kandidaten te onderzoeken en degenen, die met de juiste bedoeling en in volledige vrijheid zich voor dit zo verheven ambt aanbieden en waardig bevonden worden, te roepen en hen door het zegel van de Heilige Geest te wijden voor de eredienst van God en de dienst van de Kerk. A.A.S 48 (1956) 357 (Eccl. Doc. 0788, blz 21-23, nn. 12-17[[2658|(12-17)]] A.A.S. 55 (1963) 984-985 (Eccl. Doc. 0712, blz. 20-27, nn. 15-23).[[1012|15-23]]
Het heilig Concilie beveelt allereerst de traditionele middelen aan, waardoor allen kunnen meewerken aan dit doel, zoals een vurig gebed, christelijke boetegeest en ook een steeds grondiger voorlichting van de gelovigen door prediking, catechese en door de verschillende communicatiemiddelen, om hun zo een beter besef bij te brengen van de noodzakelijkheid, het wezen en de grootheid van de priesterroeping. Het Concilie beveelt bovendien, dat het Werk van de roepingen, hetwelk overeenkomstig de betreffende pauselijke documenten reeds op diocesaan, regionaal of nationaal niveau is ingericht of ingericht zal worden, methodisch en organisch het geheel van de pastorale activiteit voor de roepingen zal organiseren met gebruikmaking van alle geschikte middelen van de moderne psychologie en sociologie, en dat men die activiteit zowel met voorzichtigheid als met ijver zal trachten uit te breiden. vgl: A.A.S. 33 (1941) 479, en de daarbij behorende statuten en normen, door die Congregatie op 8 september 1943 gepromulgeerd[[[4950]]] vgl: A.A.S. 47 (1955) 266, met de daarbij behorende statuten en normen, door de Congregatie van de Religieuzen gepromulgeerd: A.A.S. 47 (1955) 298-301[[[4951]]] vgl: Perfectae Caritatis, (24)[[[677|(24)]]] vgl: Apostolicam Actuositatem, 15[[[653|15]]]
Het werk voor de roepingen moet zich grootmoedig uitstrekken tot over de grenzen van de afzonderlijke bisdommen, volken, religieuze gemeenschappen en ritussen, en het moet, rekening houdend met de noden van de universele Kerk, hulp verlenen vooral aan die gebieden, waar de arbeiders in de wijngaard des Heren het dringendst nodig zijn.
Het bevorderen van de roepingen is een plicht van de gehele christengemeenschap Het gebrek aan roepingen is...Het gebrek aan roepingen is in de tegenwoordige tijd een van de voornaamste beproevingen, die de Kerk bijna overal doormaakt. vgl: Menti Nostrae, 64[[[678|64]]] “Het probleem van de priester- en kloosterroepingen is een voorwerp van dagelijkse zorg voor de paus; het is iets waarvoor hij vurig bidt en waarnaar heel zijn verlangen uitgaat”; L’Osservatore Romano van 17 december 1961: Eccl. Doc. 0744, blz. 68, n. 5).[[3673]], en deze plicht moet zij op de eerste plaats vervullen door een volwaardig christelijk leven. De kostbaarste inbreng leveren hier de gezinnen, die, bezield met een geest van geloof, hoop en liefde, als het ware het eerste seminarie zijn, en daarnaast de parochies, aan wier bloeiend leven de jonge mensen zelf deel hebben. De onderwijzers en allen, die zich op enigerlei wijze met de opvoeding van de kinderen en van de jeugd bezig houden, en heel bijzonder de katholieke verenigingen moeten de hun toevertrouwde jonge mensen zó trachten te vormen, dat dezen in staat zijn, de goddelijke roepstem te vernemen en bereidwillig te volgen. Alle priesters moeten hun apostolische ijver zoveel mogelijk tonen door het begunstigen van roepingen; zij moeten door hun eigen nederig, arbeidzaam en blijmoedig leven alsmede door hun onderlinge liefde als priesters en door hun broederlijke samenwerking het priesterschap voor de jongens aantrekkelijk maken.
Het is een taak van de bisschoppen, hun gelovigen aan te sporen tot het bevorderen van roepingen en alle krachten en initiatieven tot dit doel te bundelen. Zij moeten als een vader degenen helpen, in wie zij Gods roeping menen te zien en zich voor hen alle offers getroosten.
Deze actieve samenwerking van het gehele volk Gods voor de roepingen beantwoordt aan het werk van de Goddelijke Voorzienigheid, die aan de mensen door God uitgekozen om te delen in het hiërarchisch priesterschap van Christus, de nodige geschiktheid schenkt en hen met haar genade helpt, terwijl zij de wettige bedienaren van de Kerk de opdracht geeft, de geschiktheid van de kandidaten te onderzoeken en degenen, die met de juiste bedoeling en in volledige vrijheid zich voor dit zo verheven ambt aanbieden en waardig bevonden worden, te roepen en hen door het zegel van de Heilige Geest te wijden voor de eredienst van God en de dienst van de Kerk. A.A.S 48 (1956) 357 (Eccl. Doc. 0788, blz 21-23, nn. 12-17[[2658|(12-17)]] A.A.S. 55 (1963) 984-985 (Eccl. Doc. 0712, blz. 20-27, nn. 15-23).[[1012|15-23]]
Het heilig Concilie beveelt allereerst de traditionele middelen aan, waardoor allen kunnen meewerken aan dit doel, zoals een vurig gebed, christelijke boetegeest en ook een steeds grondiger voorlichting van de gelovigen door prediking, catechese en door de verschillende communicatiemiddelen, om hun zo een beter besef bij te brengen van de noodzakelijkheid, het wezen en de grootheid van de priesterroeping. Het Concilie beveelt bovendien, dat het Werk van de roepingen, hetwelk overeenkomstig de betreffende pauselijke documenten reeds op diocesaan, regionaal of nationaal niveau is ingericht of ingericht zal worden, methodisch en organisch het geheel van de pastorale activiteit voor de roepingen zal organiseren met gebruikmaking van alle geschikte middelen van de moderne psychologie en sociologie, en dat men die activiteit zowel met voorzichtigheid als met ijver zal trachten uit te breiden. vgl: A.A.S. 33 (1941) 479, en de daarbij behorende statuten en normen, door die Congregatie op 8 september 1943 gepromulgeerd[[[4950]]] vgl: A.A.S. 47 (1955) 266, met de daarbij behorende statuten en normen, door de Congregatie van de Religieuzen gepromulgeerd: A.A.S. 47 (1955) 298-301[[[4951]]] vgl: Perfectae Caritatis, (24)[[[677|(24)]]] vgl: Apostolicam Actuositatem, 15[[[653|15]]]
Het werk voor de roepingen moet zich grootmoedig uitstrekken tot over de grenzen van de afzonderlijke bisdommen, volken, religieuze gemeenschappen en ritussen, en het moet, rekening houdend met de noden van de universele Kerk, hulp verlenen vooral aan die gebieden, waar de arbeiders in de wijngaard des Heren het dringendst nodig zijn.
Referenties naar alinea 2: 13
Het Christelijk gezin ondersteunen en beschermen ->=geentekst=Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Noodzaak voor roeping, roeping veronderstelt vrijheid ->=geentekst=
Ecclesiae de mysterio ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Getuigenis doet roepingen ontstaan ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de Roepingenzondag, 24 april 1988 ->=geentekst=
Roepingen bevorderen in de lokale Kerk ->=geentekst=
'Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed' (Joh. 10,10) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
De Klein-Seminaries en daarmee verwante instituten
In de Klein-Seminaries, gesticht met het doel om de kiemen van de roeping te ontwikkelen, moet men door een bijzondere godsdienstige vorming en op de eerste plaats door een degelijke geestelijke leiding de studenten voorbereiden op een leven, waarin zij Christus, de Verlosser, edelmoedig en met een rein hart volgen. Onder de vaderlijke leiding van hun oversten en met de nodige medewerking van de ouders moeten de studenten daar een leven leiden, dat volledig past bij hun leeftijd, mentaliteit en ontwikkeling en dat beantwoordt aan de normen van een gezonde psychologie; zij moeten daarbij de nodige ervaring van de wereld opdoen en zij mogen het geregeld contact met hun gezin niet verwaarlozen. vgl: Menti Nostrae, 73[[[678|73]]] Bovendien moet hetgeen verderop bepaald wordt omtrent de Groot-Seminaries, ook worden toegepast op het Klein-Seminarie, voor zover zijn doelstelling en aard dit toelaten. Het studieprogram moet van die aard zijn, dat de studenten zonder bezwaar hun studies kunnen voortzetten, als zij een andere levensstaat zouden kiezen.
Met dezelfde zorg moet men ook aandacht schenken aan de kiem van een roeping bij jongens en jonge mensen in bijzondere instituten, die vanwege plaatselijke omstandigheden tevens als Klein-Seminarie dienen, en eveneens bij hen, die hun opleiding krijgen in andere scholen of volgens een ander onderwijssysteem. Men zorge ook voor instituten en andere initiatieven voor late roepingen.
In de Klein-Seminaries, gesticht met het doel om de kiemen van de roeping te ontwikkelen, moet men door een bijzondere godsdienstige vorming en op de eerste plaats door een degelijke geestelijke leiding de studenten voorbereiden op een leven, waarin zij Christus, de Verlosser, edelmoedig en met een rein hart volgen. Onder de vaderlijke leiding van hun oversten en met de nodige medewerking van de ouders moeten de studenten daar een leven leiden, dat volledig past bij hun leeftijd, mentaliteit en ontwikkeling en dat beantwoordt aan de normen van een gezonde psychologie; zij moeten daarbij de nodige ervaring van de wereld opdoen en zij mogen het geregeld contact met hun gezin niet verwaarlozen. vgl: Menti Nostrae, 73[[[678|73]]] Bovendien moet hetgeen verderop bepaald wordt omtrent de Groot-Seminaries, ook worden toegepast op het Klein-Seminarie, voor zover zijn doelstelling en aard dit toelaten. Het studieprogram moet van die aard zijn, dat de studenten zonder bezwaar hun studies kunnen voortzetten, als zij een andere levensstaat zouden kiezen.
Met dezelfde zorg moet men ook aandacht schenken aan de kiem van een roeping bij jongens en jonge mensen in bijzondere instituten, die vanwege plaatselijke omstandigheden tevens als Klein-Seminarie dienen, en eveneens bij hen, die hun opleiding krijgen in andere scholen of volgens een ander onderwijssysteem. Men zorge ook voor instituten en andere initiatieven voor late roepingen.
Referenties naar alinea 3: 3
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 De organisatie van de Groot-Seminaries
4
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Ministrorum institutio ->=geentekst=
Het pastorale doel van de seminarieopleiding
De Groot-Seminaries zijn noodzakelijk voor de priesterlijke vorming. In deze seminaries moet de gehele opleiding er op gericht zijn om van de studenten, op het voorbeeld van onze Heer Jezus Christus, Leermeester, Priester en Herder, echte zielenherders te maken. vgl: Lumen Gentium, 28[[[617|28]]] Zij moeten dus worden voorbereid op de bediening van het woord: zodat zij het geopenbaarde woord Gods steeds beter verstaan, het door overweging in zich opnemen en het door hun prediking en door heel hun gedrag tot uitdrukking brengen. Zij moeten worden voorbereid op de bediening van de eredienst en van de heiliging, om in het gebed en in de liturgische viering het werk van het heil te kunnen verwezenlijken door het eucharistisch Offer en door de sacramenten. Zij moeten worden voorbereid op de pastorale bediening om voor de mensen Christus te kunnen vertegenwoordigen, die „niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Mc. 10, 45)[b:Mc. 10, 45] (Joh. 13, 12-17)[[b:Joh. 13, 12-17]], en om velen te winnen door de dienaars te worden van allen (1 Kor. 9, 19)[[b:1 Kor. 9, 19]].
Daarom moeten alle elementen van de geestelijke, intellectuele en disciplinaire vorming samengebundeld worden tot het bereiken van dit pastorale doel; en alle oversten en professoren moeten met ijver en eensgezindheid dit doel nastreven, in trouwe volgzaamheid aan het gezag van de bisschop.
De Groot-Seminaries zijn noodzakelijk voor de priesterlijke vorming. In deze seminaries moet de gehele opleiding er op gericht zijn om van de studenten, op het voorbeeld van onze Heer Jezus Christus, Leermeester, Priester en Herder, echte zielenherders te maken. vgl: Lumen Gentium, 28[[[617|28]]] Zij moeten dus worden voorbereid op de bediening van het woord: zodat zij het geopenbaarde woord Gods steeds beter verstaan, het door overweging in zich opnemen en het door hun prediking en door heel hun gedrag tot uitdrukking brengen. Zij moeten worden voorbereid op de bediening van de eredienst en van de heiliging, om in het gebed en in de liturgische viering het werk van het heil te kunnen verwezenlijken door het eucharistisch Offer en door de sacramenten. Zij moeten worden voorbereid op de pastorale bediening om voor de mensen Christus te kunnen vertegenwoordigen, die „niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Mc. 10, 45)[b:Mc. 10, 45] (Joh. 13, 12-17)[[b:Joh. 13, 12-17]], en om velen te winnen door de dienaars te worden van allen (1 Kor. 9, 19)[[b:1 Kor. 9, 19]].
Daarom moeten alle elementen van de geestelijke, intellectuele en disciplinaire vorming samengebundeld worden tot het bereiken van dit pastorale doel; en alle oversten en professoren moeten met ijver en eensgezindheid dit doel nastreven, in trouwe volgzaamheid aan het gezag van de bisschop.
Referenties naar alinea 4: 5
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Ministrorum institutio ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
De keuze, de vorming en het gedrag van de oversten en professoren
Omdat de vorming van de seminaristen afhangt van een verstandig reglement en vooral van de bekwaamheid van de opvoeders, moeten de oversten en professoren van de seminaries gekozen worden uit de allerbesten, vgl: "Met grote nauwgezetheid moet vooral de keuze geschieden van oversten en professoren... Geeft aan die heilige onderwijs-inrichtingen de deugdzaamste priesters. Ziet er geen gevaar in, ze te onttrekken aan bedieningen, die ogenschijnlijk wel gewichtiger zijn, maar die in werkelijkheid met deze niet te vervangen hoofdzaak niet kunnen vergeleken worden.”[[[1017|73]]] vgl: Dit beginsel om de besten te kiezen wordt opnieuw ingescherpt door Pius XII in zijn apostolische brief van 23 april 1947 tot de Ordinarissen van Brazilië: Discorsi e Radiomessaggi 9, pp. 579-580[[[4946]]] en zij moeten zich met alle zorg op hun taak voorbereiden door degelijke studie, een behoorlijke pastorale ervaring en een speciale geestelijke en pedagogische opleiding. Daarom moet men tot dit doel geschikte instituten oprichten of minstens cursussen organiseren, die op peil staan, en op bepaalde tijden zullen er congressen van seminarieoversten worden gehouden.
De oversten en professoren moeten er wel van overtuigd zijn, dat het succes van de vorming van hun studenten voor een groot stuk afhangt van hun eigen mentaliteit en levensgedrag. Onder de leiding van de rector moeten zij een hechte eenheid vormen in denken en handelen en zij moeten onder elkaar en met de studenten één gezin uitmaken, dat beantwoordt aan het gebed van de Heer: „mogen zij allen één zijn” (Joh. 17, 11)[b:Joh. 17, 11] en waarin de studenten vreugde vinden in hun roeping. De bisschop van zijn kant moet hen, die in dienst staan van het seminarie, door zijn blijvende en bijzondere genegenheid aanmoedigen, en voor de seminaristen zelf moet hij een echte vader zijn in Christus. Tenslotte: alle priesters zullen het seminarie beschouwen als het hart van het diocees en het graag hun steun schenken. Over de algemene plicht om hulp te verlenen aan de seminaries[[1012|14]]
Omdat de vorming van de seminaristen afhangt van een verstandig reglement en vooral van de bekwaamheid van de opvoeders, moeten de oversten en professoren van de seminaries gekozen worden uit de allerbesten, vgl: "Met grote nauwgezetheid moet vooral de keuze geschieden van oversten en professoren... Geeft aan die heilige onderwijs-inrichtingen de deugdzaamste priesters. Ziet er geen gevaar in, ze te onttrekken aan bedieningen, die ogenschijnlijk wel gewichtiger zijn, maar die in werkelijkheid met deze niet te vervangen hoofdzaak niet kunnen vergeleken worden.”[[[1017|73]]] vgl: Dit beginsel om de besten te kiezen wordt opnieuw ingescherpt door Pius XII in zijn apostolische brief van 23 april 1947 tot de Ordinarissen van Brazilië: Discorsi e Radiomessaggi 9, pp. 579-580[[[4946]]] en zij moeten zich met alle zorg op hun taak voorbereiden door degelijke studie, een behoorlijke pastorale ervaring en een speciale geestelijke en pedagogische opleiding. Daarom moet men tot dit doel geschikte instituten oprichten of minstens cursussen organiseren, die op peil staan, en op bepaalde tijden zullen er congressen van seminarieoversten worden gehouden.
De oversten en professoren moeten er wel van overtuigd zijn, dat het succes van de vorming van hun studenten voor een groot stuk afhangt van hun eigen mentaliteit en levensgedrag. Onder de leiding van de rector moeten zij een hechte eenheid vormen in denken en handelen en zij moeten onder elkaar en met de studenten één gezin uitmaken, dat beantwoordt aan het gebed van de Heer: „mogen zij allen één zijn” (Joh. 17, 11)[b:Joh. 17, 11] en waarin de studenten vreugde vinden in hun roeping. De bisschop van zijn kant moet hen, die in dienst staan van het seminarie, door zijn blijvende en bijzondere genegenheid aanmoedigen, en voor de seminaristen zelf moet hij een echte vader zijn in Christus. Tenslotte: alle priesters zullen het seminarie beschouwen als het hart van het diocees en het graag hun steun schenken. Over de algemene plicht om hulp te verlenen aan de seminaries[[1012|14]]
Referenties naar alinea 5: 1
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Strengheid bij de selectie
Overeenkomstig ieders aanleg en ontwikkeling zal men met zorg onderzoeken of de kandidaten de juiste bedoeling hebben, of zij vrij zijn, of zij de nodige geestelijke, morele en intellectuele geschiktheid bezitten en een voldoende fysieke en psychische gezondheid genieten, waarbij men ook dient te letten op een eventuele erfelijke aanleg. Ook moet men nagaan, of de kandidaten in staat zullen zijn, de lasten van het priesterschap te dragen en de pastorale taken uit te oefenen. vgl: Menti Nostrae, 74[[[678|74]]] vgl: A.A.S. 28 (1936) 41 (Eccl. Doc. 0146, n. 83, blz. 71-72)[[[4953|(83)]]]
In heel het proces van selectie en onderzoek van de seminaristen zij men altijd streng, al zou de priesternood ook nog zo groot zijn vgl: Ad Catholici Sacerdotii fastigium, 83[[[1017|83]]] , want God zal het zijn Kerk nooit aan priesters laten ontbreken, als men alleen maar waardige kandidaten tot de wijdingen toelaat, en anderen, die niet geschikt zijn, tijdig en op vaderlijke wijze in een andere richting stuurt en hen helpt om zich, in het besef van hun christelijke roeping, met alle krachten te wijden aan het lekenapostolaat.
Overeenkomstig ieders aanleg en ontwikkeling zal men met zorg onderzoeken of de kandidaten de juiste bedoeling hebben, of zij vrij zijn, of zij de nodige geestelijke, morele en intellectuele geschiktheid bezitten en een voldoende fysieke en psychische gezondheid genieten, waarbij men ook dient te letten op een eventuele erfelijke aanleg. Ook moet men nagaan, of de kandidaten in staat zullen zijn, de lasten van het priesterschap te dragen en de pastorale taken uit te oefenen. vgl: Menti Nostrae, 74[[[678|74]]] vgl: A.A.S. 28 (1936) 41 (Eccl. Doc. 0146, n. 83, blz. 71-72)[[[4953|(83)]]]
In heel het proces van selectie en onderzoek van de seminaristen zij men altijd streng, al zou de priesternood ook nog zo groot zijn vgl: Ad Catholici Sacerdotii fastigium, 83[[[1017|83]]] , want God zal het zijn Kerk nooit aan priesters laten ontbreken, als men alleen maar waardige kandidaten tot de wijdingen toelaat, en anderen, die niet geschikt zijn, tijdig en op vaderlijke wijze in een andere richting stuurt en hen helpt om zich, in het besef van hun christelijke roeping, met alle krachten te wijden aan het lekenapostolaat.
Referenties naar alinea 6: 3
Instructie over criteria ter onderscheiding van roepingen met betrekking tot personen met homoseksuele neigingen aangaande hun toelating tot het seminarie en de Heilige Wijdingen ->=geentekst=Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
De interdiocesane, regionale en nationale seminaries
Waar de afzonderlijke diocesen niet in staat zijn, een eigen seminarie in te richten, moet men streven naar de oprichting van interdiocesane, regionale of nationale seminaries om zo met meer succes de solide opleiding van de seminaristen, die hier altijd de eerste eis moet zijn, te verzekeren. Deze regionale of nationale seminaries moeten geleid worden volgens statuten, die door de betrokken bisschoppen zijn opgesteld Er wordt bepaald, dat alle betrokken bisschoppen moeten meewerken aan de opstelling van de Statuten voor regionale of nationale seminaries, waarbij het voorschrift van Canon 1357, Hoofdst. IV van het Kerkelijk Wetboek komt te vervallen.[[2620|(1357)]] en door de Apostolische Stoel zijn goedgekeurd.
In seminaries, die een groot aantal studenten hebben, zal men hen, met behoud van de eenheid van bestuur en van de wetenschappelijke opleiding, volgens een geschikt systeem verdelen in kleinere groepen om zo beter te kunnen voorzien in de priesterlijke vorming van de afzonderlijke seminaristen.
Waar de afzonderlijke diocesen niet in staat zijn, een eigen seminarie in te richten, moet men streven naar de oprichting van interdiocesane, regionale of nationale seminaries om zo met meer succes de solide opleiding van de seminaristen, die hier altijd de eerste eis moet zijn, te verzekeren. Deze regionale of nationale seminaries moeten geleid worden volgens statuten, die door de betrokken bisschoppen zijn opgesteld Er wordt bepaald, dat alle betrokken bisschoppen moeten meewerken aan de opstelling van de Statuten voor regionale of nationale seminaries, waarbij het voorschrift van Canon 1357, Hoofdst. IV van het Kerkelijk Wetboek komt te vervallen.[[2620|(1357)]] en door de Apostolische Stoel zijn goedgekeurd.
In seminaries, die een groot aantal studenten hebben, zal men hen, met behoud van de eenheid van bestuur en van de wetenschappelijke opleiding, volgens een geschikt systeem verdelen in kleinere groepen om zo beter te kunnen voorzien in de priesterlijke vorming van de afzonderlijke seminaristen.
Referenties naar alinea 7: 1
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 De noodzaak van een diepgaande geestelijke vorming
8
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Paschalis sollemnitatis ->=geentekst=
Inwendig leven en solide deugd
De geestelijke vorming van de seminaristen moet gelijke tred houden met de wetenschappelijke en pastorale vorming, en ze moet, vooral met de hulp van de geestelijke leider vgl: Menti Nostrae, 81-84[[[678|81-84]]] vgl: La formazione spirituale del candidato al sacerdozio[[[1695]]], zo gegeven worden, dat zij leren leven in een vertrouwelijke en voortdurende omgang met God de Vader door zijn Zoon Jezus Christus in de Heilige Geest. Omdat zij door de heilige wijding gelijkvormig zullen worden aan Christus, de Hogepriester, moeten zij het zich eigen maken om ook als vrienden innig met Hem verbonden te blijven in heel hun leven. vgl: Haerent animo - Ad Clerum, 16-17[[[387|16-17]]] vgl: Menti Nostrae, 8-9[[[678|8-9]]] vgl: Sacerdotii Nostri primordia, 26-27[[[154|26-27]]] Zij moeten zijn Paasmysterie zó beleven, dat zij het hun toevertrouwde volk daarin weten in te wijden. Men moet hen leren, Christus te zoeken in een getrouwe overweging van het woord Gods, in de actieve deelname aan de heilige mysteries van de Kerk, allereerst in de Eucharistie en het goddelijke Officie; vgl: Mediator Dei et hominum, 65-69,136-142[[[419|65-69.136-142]]] vgl: Sacrae Laudis, 12-16[[[159|12-16]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 16,17[[[570|16.17]]] vgl: Inter Oecumenici, 14-17[[[2709|14-17]]] in de bisschop, die hun de zending geeft, en in de mensen, tot wie zij gezonden worden, vooral in de armen, de kleinen, de zieken, de zondaars en de ongelovigen. De allerheiligste Maagd Maria, die door Christus Jezus op het kruis aan zijn leerling als Moeder is gegeven, zullen zij liefhebben en vereren met kinderlijk vertrouwen.
Men moet de oefeningen van godsvrucht, die door een eerbiedwaardige traditie van de Kerk worden aanbevolen, ten zeerste aanmoedigen, maar de godsdienstige vorming mag niet alleen maar bestaan in het verrichten van die oefeningen of in een religieus gevoel. De seminaristen moeten veeleer leren, te leven volgens het Evangelie, zich te versterken in het geloof, de hoop en de liefde teneinde zich door de beoefening daarvan de geest van gebed eigen te maken, Sacerdotii Nostri primordia, 25[[154|25]] kracht en bescherming voor hun roeping op te doen, en ook de andere deugden tot ontwikkeling te brengen en te groeien in de ijver om alle mensen voor Christus te winnen.
De geestelijke vorming van de seminaristen moet gelijke tred houden met de wetenschappelijke en pastorale vorming, en ze moet, vooral met de hulp van de geestelijke leider vgl: Menti Nostrae, 81-84[[[678|81-84]]] vgl: La formazione spirituale del candidato al sacerdozio[[[1695]]], zo gegeven worden, dat zij leren leven in een vertrouwelijke en voortdurende omgang met God de Vader door zijn Zoon Jezus Christus in de Heilige Geest. Omdat zij door de heilige wijding gelijkvormig zullen worden aan Christus, de Hogepriester, moeten zij het zich eigen maken om ook als vrienden innig met Hem verbonden te blijven in heel hun leven. vgl: Haerent animo - Ad Clerum, 16-17[[[387|16-17]]] vgl: Menti Nostrae, 8-9[[[678|8-9]]] vgl: Sacerdotii Nostri primordia, 26-27[[[154|26-27]]] Zij moeten zijn Paasmysterie zó beleven, dat zij het hun toevertrouwde volk daarin weten in te wijden. Men moet hen leren, Christus te zoeken in een getrouwe overweging van het woord Gods, in de actieve deelname aan de heilige mysteries van de Kerk, allereerst in de Eucharistie en het goddelijke Officie; vgl: Mediator Dei et hominum, 65-69,136-142[[[419|65-69.136-142]]] vgl: Sacrae Laudis, 12-16[[[159|12-16]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 16,17[[[570|16.17]]] vgl: Inter Oecumenici, 14-17[[[2709|14-17]]] in de bisschop, die hun de zending geeft, en in de mensen, tot wie zij gezonden worden, vooral in de armen, de kleinen, de zieken, de zondaars en de ongelovigen. De allerheiligste Maagd Maria, die door Christus Jezus op het kruis aan zijn leerling als Moeder is gegeven, zullen zij liefhebben en vereren met kinderlijk vertrouwen.
Men moet de oefeningen van godsvrucht, die door een eerbiedwaardige traditie van de Kerk worden aanbevolen, ten zeerste aanmoedigen, maar de godsdienstige vorming mag niet alleen maar bestaan in het verrichten van die oefeningen of in een religieus gevoel. De seminaristen moeten veeleer leren, te leven volgens het Evangelie, zich te versterken in het geloof, de hoop en de liefde teneinde zich door de beoefening daarvan de geest van gebed eigen te maken, Sacerdotii Nostri primordia, 25[[154|25]] kracht en bescherming voor hun roeping op te doen, en ook de andere deugden tot ontwikkeling te brengen en te groeien in de ijver om alle mensen voor Christus te winnen.
Referenties naar alinea 8: 7
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Paschalis sollemnitatis ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Verbondenheid met de Kerk, soberheid en gehoorzaamheid
De seminaristen moeten van het mysterie van de Kerk, dat vooral door dit Concilie is belicht, zó worden doordrongen, dat zij in nederige en kinderlijke liefde zich hechten aan de plaatsbekleder van Christus en later, als zij eenmaal priester zijn, als trouwe mede helpers van hun eigen bisschop achter hem staan, en eensgezindheid samenwerken met hun broeders. Door dit alles zullen zij getuigenis afleggen van de eenheid, die alle mensen voert tot Christus. vgl: Lumen Gentium, 28[[[617|28]]] Zij moeten met heel hun hart leren deelnemen aan het leven van de gehele Kerk overeenkomstig het woord van de heilige Augustinus: „In de mate, waarin men de Kerk van Christus liefheeft, bezit men de Heilige Geest.” 32, 8: P.L. 35, 1646[[859]] De seminaristen dienen duidelijk te begrijpen, dat zij niet bestemd zijn om te heersen of eer te genieten, maar dat zij zich geheel moeten wijden aan de dienst van God en aan het pastorale ministerie. Met bijzondere zorg moeten zij gevormd worden tot priesterlijke gehoorzaamheid, tot een sobere levenswijze en tot de geest van zelfverloochening, Menti Nostrae, 13-16,72,86-88[[678|13-16.72.86-88]] Sacerdotii Nostri primordia, (12-14,20-23)[[154|(12-14.20-23)]] vgl: Ecclesiam Suam, 55-57[[[91|55-57]]] vgl: Lumen Gentium, 8[[[617|8]]] zodat zij zich ook de gewoonte eigen maken om dingen, die in zich geoorloofd zijn, maar wellicht niet opportuun, bereidwillig na te laten en gelijkvormig te worden aan de gekruisigde Christus.
De seminaristen moeten terdege worden ingelicht omtrent de lasten, die zij op zich zullen nemen, zonder dat men ook maar iets van de moeilijkheden van het priesterleven voor hen verborgen houdt. Toch mogen zij in hun toekomstige werkkring niet als het ware uitsluitend het gevaarlijke gaan zien, maar zij moeten veeleer leren, uit hun pastorale activiteit zoveel mogelijk kracht te putten voor hun geestelijk leven.
De seminaristen moeten van het mysterie van de Kerk, dat vooral door dit Concilie is belicht, zó worden doordrongen, dat zij in nederige en kinderlijke liefde zich hechten aan de plaatsbekleder van Christus en later, als zij eenmaal priester zijn, als trouwe mede helpers van hun eigen bisschop achter hem staan, en eensgezindheid samenwerken met hun broeders. Door dit alles zullen zij getuigenis afleggen van de eenheid, die alle mensen voert tot Christus. vgl: Lumen Gentium, 28[[[617|28]]] Zij moeten met heel hun hart leren deelnemen aan het leven van de gehele Kerk overeenkomstig het woord van de heilige Augustinus: „In de mate, waarin men de Kerk van Christus liefheeft, bezit men de Heilige Geest.” 32, 8: P.L. 35, 1646[[859]] De seminaristen dienen duidelijk te begrijpen, dat zij niet bestemd zijn om te heersen of eer te genieten, maar dat zij zich geheel moeten wijden aan de dienst van God en aan het pastorale ministerie. Met bijzondere zorg moeten zij gevormd worden tot priesterlijke gehoorzaamheid, tot een sobere levenswijze en tot de geest van zelfverloochening, Menti Nostrae, 13-16,72,86-88[[678|13-16.72.86-88]] Sacerdotii Nostri primordia, (12-14,20-23)[[154|(12-14.20-23)]] vgl: Ecclesiam Suam, 55-57[[[91|55-57]]] vgl: Lumen Gentium, 8[[[617|8]]] zodat zij zich ook de gewoonte eigen maken om dingen, die in zich geoorloofd zijn, maar wellicht niet opportuun, bereidwillig na te laten en gelijkvormig te worden aan de gekruisigde Christus.
De seminaristen moeten terdege worden ingelicht omtrent de lasten, die zij op zich zullen nemen, zonder dat men ook maar iets van de moeilijkheden van het priesterleven voor hen verborgen houdt. Toch mogen zij in hun toekomstige werkkring niet als het ware uitsluitend het gevaarlijke gaan zien, maar zij moeten veeleer leren, uit hun pastorale activiteit zoveel mogelijk kracht te putten voor hun geestelijk leven.
Referenties naar alinea 9: 6
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Aan de Rooms-Katholieke bisschoppen van Nederland ->=geentekst=
Het priesterlijk celibaat
De seminaristen, die overeenkomstig de heilige en strenge wetten van hun eigen ritus de eerbiedwaardige traditie van het priestercelibaat volgen, moeten zorgvuldig voorbereid worden op die staat, waarin zij aan het huwelijk verzaken omwille van het rijk der hemelen (Mt. 19, 12)[[b:Mt. 19, 12]], zich met een onverdeeld hart wegschenken aan de Heer vgl: Sacra virginitas, 15-22[[[1939|15-22]]] geheel in overeenstemming met het nieuwe Verbond, waarin zij getuigenis afleggen van de verrijzenis van de toekomstige wereld (Lc. 20, 36)[[b:Lc. 20, 36]] vgl: 22: P.L. 4, 475[[[3671]]] vgl: I, 8, 52: P.L. 16, 203s[[[1534]]], en een krachtige hulp vinden om voortdurend de volmaakte liefde te beoefenen, die hen in staat stelt om in het priesterlijke ministerie alles voor allen te worden. vgl: Menti Nostrae, 17[[[678|17]]] Zij dienen te weten, met welk een dankbaarheid men die staat op zich moet nemen, niet alleen als een voorschrift van de kerkelijke wet, maar ook als een kostbare gave van God, die men nederig moet afsmeken, een gave, waaraan zij onder de stuwing en met de hulp van de Heilige Geest vrij en edelmoedig zullen trachten te beantwoorden.
De seminaristen behoren goed op de hoogte te zijn van de plichten en de waardigheid van het christelijk huwelijk, dat een afbeelding is van de liefde tussen Christus en de Kerk (Ef. 5, 32-33)[[b:Ef. 5, 32-33]], maar tevens moeten ze ook de hogere waarde weten te zien van de aan Christus toegewijde maagdelijkheid vgl: Sacra virginitas, (23-30)[[[1939|(23-30)]]], zodat door een rijp overlegde en edelmoedige keuze kunnen besluiten, zich geheel aan de Heer weg te schenken met lichaam en ziel.
Men moet hen waarschuwen voor de gevaren, die, vooral in de moderne maatschappij, hun kuisheid bedreigen. vgl: Menti Nostrae, 18-19,88[[[678|18-19.88]]] En met behulp van de geëigende goddelijke en menselijke middelen moeten zij leren, het verzaken aan het huwelijk zó in hun leven in te bouwen, dat zij, in plaats van door het celibaat ook maar de geringste belemmering te ondervinden voor hun leven en activiteit, veeleer hun hart en lichaam beter leren beheersen, tot een grotere rijpheid kunnen komen en de zaligspreking van het Evangelie volmaakter mogen ervaren.
De seminaristen, die overeenkomstig de heilige en strenge wetten van hun eigen ritus de eerbiedwaardige traditie van het priestercelibaat volgen, moeten zorgvuldig voorbereid worden op die staat, waarin zij aan het huwelijk verzaken omwille van het rijk der hemelen (Mt. 19, 12)[[b:Mt. 19, 12]], zich met een onverdeeld hart wegschenken aan de Heer vgl: Sacra virginitas, 15-22[[[1939|15-22]]] geheel in overeenstemming met het nieuwe Verbond, waarin zij getuigenis afleggen van de verrijzenis van de toekomstige wereld (Lc. 20, 36)[[b:Lc. 20, 36]] vgl: 22: P.L. 4, 475[[[3671]]] vgl: I, 8, 52: P.L. 16, 203s[[[1534]]], en een krachtige hulp vinden om voortdurend de volmaakte liefde te beoefenen, die hen in staat stelt om in het priesterlijke ministerie alles voor allen te worden. vgl: Menti Nostrae, 17[[[678|17]]] Zij dienen te weten, met welk een dankbaarheid men die staat op zich moet nemen, niet alleen als een voorschrift van de kerkelijke wet, maar ook als een kostbare gave van God, die men nederig moet afsmeken, een gave, waaraan zij onder de stuwing en met de hulp van de Heilige Geest vrij en edelmoedig zullen trachten te beantwoorden.
De seminaristen behoren goed op de hoogte te zijn van de plichten en de waardigheid van het christelijk huwelijk, dat een afbeelding is van de liefde tussen Christus en de Kerk (Ef. 5, 32-33)[[b:Ef. 5, 32-33]], maar tevens moeten ze ook de hogere waarde weten te zien van de aan Christus toegewijde maagdelijkheid vgl: Sacra virginitas, (23-30)[[[1939|(23-30)]]], zodat door een rijp overlegde en edelmoedige keuze kunnen besluiten, zich geheel aan de Heer weg te schenken met lichaam en ziel.
Men moet hen waarschuwen voor de gevaren, die, vooral in de moderne maatschappij, hun kuisheid bedreigen. vgl: Menti Nostrae, 18-19,88[[[678|18-19.88]]] En met behulp van de geëigende goddelijke en menselijke middelen moeten zij leren, het verzaken aan het huwelijk zó in hun leven in te bouwen, dat zij, in plaats van door het celibaat ook maar de geringste belemmering te ondervinden voor hun leven en activiteit, veeleer hun hart en lichaam beter leren beheersen, tot een grotere rijpheid kunnen komen en de zaligspreking van het Evangelie volmaakter mogen ervaren.
Referenties naar alinea 10: 7
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Aan de Rooms-Katholieke bisschoppen van Nederland ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Vorming tot menselijke rijpheid
De normen van de christelijke opvoeding moeten nauwgezet in acht worden genomen en op de juiste wijzen worden aangevuld met de moderne resultaten van een gezonde psychologie en pedagogie. Door een verstandige opleiding moet men in de seminaristen ook de noodzakelijke menselijke rijpheid aankweken, die als voornaamste kenmerken heeft: een bepaalde evenwichtigheid van karakter, de geschiktheid om weloverwogen beslissingen te nemen en om zich een juist oordeel te vormen over gebeurtenissen en personen. De seminaristen moeten leren, hun natuurlijke aard harmonisch te ontwikkelen, zij moeten zich karaktervastheid eigen maken en in het algemeen een hoogachting voor de deugden, die de mensen zozeer waarderen en die een aanbeveling vormen voor de dienaar van Christus Summi Dei Verbum, 29-32[[1012|29-32]], zoals oprechtheid, voortdurende zorg voor rechtvaardigheid, trouw aan het gegeven woord, aangename manieren, bescheidenheid en liefde in het spreken. De discipline van het seminarieleven moet beschouwd worden niet slechts als een krachtig hulpmiddel voor het gemeenschappelijk leven en voor de broederlijke liefde, maar ook als een noodzakelijk element in het geheel van de vorming, om namelijk zelfbeheersing te verkrijgen, een solide persoonlijke rijpheid op te doen en de andere karaktereigenschappen te ontwikkelen, die zo kostbaar zijn voor een goed geregelde en vruchtbare activiteit van de Kerk. Maar de discipline moet zó worden doorgevoerd, dat ze de seminaristen een innerlijke houding bijbrengt, waardoor zij het gezag van hun oversten aanvaarden uit innerlijke overtuiging, krachtens hun geweten (Rom. 13, 5)[[b:Rom. 13, 5]] en uit bovennatuurlijke motieven. Tevens echter moeten de regels van de discipline, in aansluiting aan de leeftijd van de leerlingen, zó worden toegepast, dat zij van de ene kant zichzelf geleidelijk leren beheersen en van de andere kant hun vrijheid op een verstandige manier leren gebruiken, hun geest van initiatief ontwikkelen vgl: Menti Nostrae, (74)[[[678|(74)]]] en samenwerken met collega’s en leken.
Heel de sfeer van het seminarie moet doortrokken zijn van toeleg op vroomheid en ingekeerdheid en van een streven naar onderling hulpbetoon, en ze moet als het ware reeds een inleiding vormen op het leven, dat de priester later zal moeten leiden.
De normen van de christelijke opvoeding moeten nauwgezet in acht worden genomen en op de juiste wijzen worden aangevuld met de moderne resultaten van een gezonde psychologie en pedagogie. Door een verstandige opleiding moet men in de seminaristen ook de noodzakelijke menselijke rijpheid aankweken, die als voornaamste kenmerken heeft: een bepaalde evenwichtigheid van karakter, de geschiktheid om weloverwogen beslissingen te nemen en om zich een juist oordeel te vormen over gebeurtenissen en personen. De seminaristen moeten leren, hun natuurlijke aard harmonisch te ontwikkelen, zij moeten zich karaktervastheid eigen maken en in het algemeen een hoogachting voor de deugden, die de mensen zozeer waarderen en die een aanbeveling vormen voor de dienaar van Christus Summi Dei Verbum, 29-32[[1012|29-32]], zoals oprechtheid, voortdurende zorg voor rechtvaardigheid, trouw aan het gegeven woord, aangename manieren, bescheidenheid en liefde in het spreken. De discipline van het seminarieleven moet beschouwd worden niet slechts als een krachtig hulpmiddel voor het gemeenschappelijk leven en voor de broederlijke liefde, maar ook als een noodzakelijk element in het geheel van de vorming, om namelijk zelfbeheersing te verkrijgen, een solide persoonlijke rijpheid op te doen en de andere karaktereigenschappen te ontwikkelen, die zo kostbaar zijn voor een goed geregelde en vruchtbare activiteit van de Kerk. Maar de discipline moet zó worden doorgevoerd, dat ze de seminaristen een innerlijke houding bijbrengt, waardoor zij het gezag van hun oversten aanvaarden uit innerlijke overtuiging, krachtens hun geweten (Rom. 13, 5)[[b:Rom. 13, 5]] en uit bovennatuurlijke motieven. Tevens echter moeten de regels van de discipline, in aansluiting aan de leeftijd van de leerlingen, zó worden toegepast, dat zij van de ene kant zichzelf geleidelijk leren beheersen en van de andere kant hun vrijheid op een verstandige manier leren gebruiken, hun geest van initiatief ontwikkelen vgl: Menti Nostrae, (74)[[[678|(74)]]] en samenwerken met collega’s en leken.
Heel de sfeer van het seminarie moet doortrokken zijn van toeleg op vroomheid en ingekeerdheid en van een streven naar onderling hulpbetoon, en ze moet als het ware reeds een inleiding vormen op het leven, dat de priester later zal moeten leiden.
Referenties naar alinea 11: 3
Tot de seminaristen in Philadelphia ->=geentekst=Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Immensae caritatis ->=geentekst=
Maatregelen voor een betere beoordeling van de geschiktheid der priesterkandidaten
Om aan de geestelijke vorming een hechtere basis te geven en om de seminaristen de aanvaarding van hun roeping volgens een rijp overlegde keuze gemakkelijker te maken, zullen de bisschoppen een geschikte tijd uittrekken voor een diepere geestelijke vorming. Het behoort ook tot hun taak, na te gaan, of het wenselijk is, de studies een tijdlang te laten onderbreken of een aangepaste pastorale oefeningstijd in te lassen om de geschiktheid van de kandidaten voor het priesterschap beter te kunnen toetsen. Eveneens is het de taak van de bisschoppen om, overeenkomstig de omstandigheden van de verschillende streken, de op het ogenblik geldende canonieke leeftijd voor het ontvangen van de wijdingen hoger te stellen, en ook om uit te maken, of het opportuun is, dat de seminaristen na beëindiging van hun theologische studies een bepaalde tijd als diaken blijven werken, voordat zij tot het priesterschap worden geroepen.
Om aan de geestelijke vorming een hechtere basis te geven en om de seminaristen de aanvaarding van hun roeping volgens een rijp overlegde keuze gemakkelijker te maken, zullen de bisschoppen een geschikte tijd uittrekken voor een diepere geestelijke vorming. Het behoort ook tot hun taak, na te gaan, of het wenselijk is, de studies een tijdlang te laten onderbreken of een aangepaste pastorale oefeningstijd in te lassen om de geschiktheid van de kandidaten voor het priesterschap beter te kunnen toetsen. Eveneens is het de taak van de bisschoppen om, overeenkomstig de omstandigheden van de verschillende streken, de op het ogenblik geldende canonieke leeftijd voor het ontvangen van de wijdingen hoger te stellen, en ook om uit te maken, of het opportuun is, dat de seminaristen na beëindiging van hun theologische studies een bepaalde tijd als diaken blijven werken, voordat zij tot het priesterschap worden geroepen.
Referenties naar alinea 12: 2
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=Immensae caritatis ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 De herziening van de kerkelijke studies
13
Universae Ecclesiae ->=geentekst=
De kennis van het Latijn en de andere oude talen
Alvorens de eigenlijke kerkelijke studies te beginnen, moeten de seminaristen dezelfde gymnasiale en wetenschappelijke opleiding hebben gehad, die in hun land voor de jonge mensen toegang tot de hogere studies. Zij moeten zich bovendien het Latijn zó eigen maken, dat zij de vele wetenschappelijke bronnen en kerkelijke documenten kunnen verstaan en benutten. vgl: Summi Dei Verbum, 41[[[1012|41]]] De studie van de liturgische taal van de eigen ritus moet als noodzakelijk worden beschouwd, en een voldoende kennis van de talen der heilige Schrift en van de traditie moet ten zeerste worden bevorderd.
Alvorens de eigenlijke kerkelijke studies te beginnen, moeten de seminaristen dezelfde gymnasiale en wetenschappelijke opleiding hebben gehad, die in hun land voor de jonge mensen toegang tot de hogere studies. Zij moeten zich bovendien het Latijn zó eigen maken, dat zij de vele wetenschappelijke bronnen en kerkelijke documenten kunnen verstaan en benutten. vgl: Summi Dei Verbum, 41[[[1012|41]]] De studie van de liturgische taal van de eigen ritus moet als noodzakelijk worden beschouwd, en een voldoende kennis van de talen der heilige Schrift en van de traditie moet ten zeerste worden bevorderd.
Referenties naar alinea 13: 2
Immensae caritatis ->=geentekst=Universae Ecclesiae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Een inleidingscursus
Bij de herziening van het program van de kerkelijke studies moet men vóór alles er op letten, dat de filosofische en theologische vakken beter worden opgezet en dat ze harmonisch samengaan om de geest van de studenten steeds meer open te stellen voor het Christusmysterie, dat heel de geschiedenis der mensheid beheerst, dat voortdurend inwerkt op de Kerk en dat vooral werkt door het ministerie van de priesters. vgl: Lumen Gentium, 7-8[[[617|7-8]]]
Om de seminaristen vanaf het begin van hun opleiding met deze visie vertrouwd te maken, moeten de kerkelijke studies aanvangen met een inleidingscursus, die zo lang zal duren als gewenst is.
In deze inleidingscursus moet het heilsmysterie zó worden behandeld, dat de studenten inzicht krijgen in de betekenis, het plan en het pastorale doel van de kerkelijke studies, en dat zij tevens leren, het geloof te maken tot de grondslag en de bezieling van heel hun eigen leven, en zij bevestigd worden in een persoonlijke en blijde toewijding aan hun roeping.
Bij de herziening van het program van de kerkelijke studies moet men vóór alles er op letten, dat de filosofische en theologische vakken beter worden opgezet en dat ze harmonisch samengaan om de geest van de studenten steeds meer open te stellen voor het Christusmysterie, dat heel de geschiedenis der mensheid beheerst, dat voortdurend inwerkt op de Kerk en dat vooral werkt door het ministerie van de priesters. vgl: Lumen Gentium, 7-8[[[617|7-8]]]
Om de seminaristen vanaf het begin van hun opleiding met deze visie vertrouwd te maken, moeten de kerkelijke studies aanvangen met een inleidingscursus, die zo lang zal duren als gewenst is.
In deze inleidingscursus moet het heilsmysterie zó worden behandeld, dat de studenten inzicht krijgen in de betekenis, het plan en het pastorale doel van de kerkelijke studies, en dat zij tevens leren, het geloof te maken tot de grondslag en de bezieling van heel hun eigen leven, en zij bevestigd worden in een persoonlijke en blijde toewijding aan hun roeping.
Referenties naar alinea 14: 1
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Fides et Ratio ->=geentekst=
Alma Parens ->=geentekst=
Donum Veritatis ->=geentekst=
Tot de deelnemers aan het Internationaal Congres ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van de encycliek Aeterni Patris ->=geentekst=
Het onderricht van de filosofie
De filosofische vakken zullen zó gedoceerd worden, dat men de studenten allereerst brengt tot een degelijke en samenhangende kennis van de mens, van de wereld en van God, daarbij steunend op het filosofisch erfgoed van blijvende waarde vgl: Humani Generis, 29-34[[[470|29-34]]], en tegelijk rekening houdend met de moderne filosofische onderzoekingen, vooral met die, welk in hun eigen land grote opgang maken, en met de vooruitgang van de moderne wetenschap, zodat de studenten een juiste kijk krijgen op de mentaliteit van de moderne wereld en zo behoorlijk worden voorbereid op de dialoog met de mensen van hun tijd. vgl: vv[[[91|60]]]
De geschiedenis van de filosofie moet zó worden gegeven, dat de studenten de fundamentele beginselen leren van de verschillende systemen, het ware daarin behouden, de diepste wortels van de dwalingen kunnen ontdekken en deze kunnen weerleggen.
De methode zelf van het onderwijs moet bij de seminaristen liefde opwekken voor een ernstig zoeken van de waarheid, voor het beschouwen en het bewijzen ervan, en tegelijkertijd moeten zij daardoor eerlijk de beperktheid van de menselijke kennis leren zien. Men bestede bijzonder aandacht aan de betrekkingen van de filosofie met de echte levensproblemen en met de vragen, die de geest van de studenten sterk bezig houden. Men helpe hen ook, het verband te zien tussen de filosofische kwesties en de heilsmysteries, die in de theologie beschouwd worden in het hoger licht van het geloof.
De filosofische vakken zullen zó gedoceerd worden, dat men de studenten allereerst brengt tot een degelijke en samenhangende kennis van de mens, van de wereld en van God, daarbij steunend op het filosofisch erfgoed van blijvende waarde vgl: Humani Generis, 29-34[[[470|29-34]]], en tegelijk rekening houdend met de moderne filosofische onderzoekingen, vooral met die, welk in hun eigen land grote opgang maken, en met de vooruitgang van de moderne wetenschap, zodat de studenten een juiste kijk krijgen op de mentaliteit van de moderne wereld en zo behoorlijk worden voorbereid op de dialoog met de mensen van hun tijd. vgl: vv[[[91|60]]]
De geschiedenis van de filosofie moet zó worden gegeven, dat de studenten de fundamentele beginselen leren van de verschillende systemen, het ware daarin behouden, de diepste wortels van de dwalingen kunnen ontdekken en deze kunnen weerleggen.
De methode zelf van het onderwijs moet bij de seminaristen liefde opwekken voor een ernstig zoeken van de waarheid, voor het beschouwen en het bewijzen ervan, en tegelijkertijd moeten zij daardoor eerlijk de beperktheid van de menselijke kennis leren zien. Men bestede bijzonder aandacht aan de betrekkingen van de filosofie met de echte levensproblemen en met de vragen, die de geest van de studenten sterk bezig houden. Men helpe hen ook, het verband te zien tussen de filosofische kwesties en de heilsmysteries, die in de theologie beschouwd worden in het hoger licht van het geloof.
Referenties naar alinea 15: 5
Fides et Ratio ->=geentekst=Fides et Ratio ->=geentekst=
Alma Parens ->=geentekst=
Donum Veritatis ->=geentekst=
Tot de deelnemers aan het Internationaal Congres ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van de encycliek Aeterni Patris ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi ->=geentekst=
Inter munera academiarum ->=geentekst=
Tot Albino Kardinaal Luciani, president van het comité ter promotie van de ‘Index Thomisticus' ->=geentekst=
Tot de deelnemers van het 9e Internationaal Thomistisch Congres ->=geentekst=
Tot de deelnemers aan het Internationaal Congres van de SITA (Internationale Sociëteit Thomas van Aquino) ->=geentekst=
De interpretatie van het dogma ->=geentekst=
Tot de deelnemers aan het 3e Internationaal Congres van de SITA (Internationale Sociëteit Thomas van Aquino) ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Con viva - Over de morele normen vervat in Humanae Vitae ->=geentekst=
Robotethiek – Mensen, machines en gezondheid ->=geentekst=
Een nieuwe Codex zal een middel zijn om de vruchten van het Concilie te verkrijgen ->=geentekst=
Het onderricht in de verschillende theologische vakken
De theologische vakken moeten in het licht van het geloof en onder de leiding van het kerkelijk leerambt vgl: Humani Generis, 18-21[[[470|18-21]]] vgl: (Eccl. Doc. 0188, blz. 123-125, nn. 6-7)[[[2792|(6-7)]]] vgl: (Eccl. Doc. 0718, blz. 24-27, nn. 5-7)[[[3328|(5-7)]]] vgl: Lumen Gentium, 25[[[617|25]]] zó worden gedoceerd, dat de seminaristen de katholieke leer nauwkeurig leren kennen uit de goddelijke openbaring, er diep in doordringen, er hun eigen geestelijk leven mee voeden vgl: Prol., n. 4: “Laat niemand menen, dat hij kan volstaan met lezen zonder het hart, met beschouwen zonder godsvrucht, met vorsen zonder bewondering, met nauwgezetheid zonder vreugde, met toeleg zonder vroomheid, met kennis zonder liefde, met inzicht zonder nederigheid, met studie zonder Gods genade, met bespiegeling zonder door God geschonken wijsheid” (S. Bonaventura, Opera Omnia V, Quaracchi 1891, p. 296).[[[1588]]] en ze kunnen verkondigen, uiteenzetten en verdedigen in hun priesterlijk ministerie.
Met speciale zorg dienen de seminaristen gevormd te worden in de studie van de heilige Schrift, die als het ware de ziel moet zijn van heel de theologie. vgl: Providentissimus Deus, (46)[[[615|(46)]]] Na een behoorlijke introductie moeten zij zorgvuldig worden ingewijd in de methode van de exegese; zij moeten de grote thema’s van de goddelijke Openbaring leren zien en uit de dagelijkse lezing en overweging van de heilige boeken een stimulans en een voedsel putten. vgl: A.A.S. 42 (1950) 502.[[[2212]]]
Bij het onderricht in de dogmatische theologie gaat men aldus te werk: Eerst geve men de Bijbelse thema’s; dan de inbreng van de Kerkvaders van het Oosten en het Westen voor de getrouwe overlevering en verklaring van elk der geopenbaarde waarheden; vervolgens late men de studenten de verdere geschiedenis van het dogma zien, waarbij men ook haar verband met de algemene kerkgeschiedenis moet laten uitkomen. vgl: “...de gewijde wetenschappen blijven altijd jong door de studie van deze heilige bron. Daarentegen wordt de speculatieve beschouwing, die een diepere studie van de geloofsschat verwaarloost, onvruchtbaar, zoals uit de ondervinding blijkt”[[[470|21]]] Verder moeten de seminaristen, teneinde zo volledig mogelijk de heilsmysteries te kunnen verduidelijken, daarin dieper leren doordringen en hun onderling verband leren begrijpen door middel van de speculatieve theologie en wel onder leiding van Sint-Thomas. vgl: A.A.S. 31 (1939) 247: “Door het aanbevelen van de leer van Sint-Thomas wordt de wedijver bij het zoeken en verbreiden van de waarheid... niet weggenomen, maar veeleer aangemoedigd en in veilige banen geleid” (Eccl. Doc. 0120, blz. 60, n. 8)[[[2539|8]]] vgl: “(de professoren) ...moeten met alle eerbied te rade gaan bij de leraars van de Kerk, onder wie de heilige Thomas van Aquino een zeer voorname plaats inneemt; want S. Thomas is een man met zoveel genialiteit, met zulk een oprechte liefde voor de waarheid, en met zulk een wijsheid bij het bestuderen, verklaren en tot synthese brengen van de hoogste waarheden, dat zijn theologie een doeltreffend hulpmiddel is niet alleen voor het veilig stellen van de grondslagen van het geloof, maar ook om te komen tot gelukkige en veilige resultaten van een gezonde ontwikkeling” (Eccl. Doc. 0718, blz. 27, n. 7)[[[3328|(7)]]] vgl: Tot de deelnemers aan het 6e Internationaal Congres over de leer van Sint-Thomas van Aquino, georganiseerd door de Pauselijke Academie van Sint-Thomas van Aquino[[[2546]]] Men moet hun duidelijk maken, hoe al deze mysteries altijd aanwezig en altijd werkzaam zijn in de liturgische handelingen vgl: Sacrosanctum Concilium, 7,16[[[570|7.16]]] en in heel het leven van de Kerk. Tenslotte zullen zij leren, de oplossing van de menselijke problemen te zoeken in het licht van de Openbaring, de eeuwige waarheden toe te passen op de steeds veranderende situatie van de mensheid en ze door te geven in een vorm, die aangepast is aan de moderne mens. vgl: Ecclesiam Suam, 70-71[[[91|70-71]]] vgl: Gaudium et Spes[[[575]]]
De andere theologische vakken moeten eveneens vernieuwd worden vanuit een levendiger contact met het Christusmysterie en met de heilsgeschiedenis. Bijzondere zorg zal besteed worden aan een grotere perfectie van de moraaltheologie. De wetenschappelijke uiteenzetting van het moraal moet meer gevoed worden door de leer van de heilige Schrift en moet goed doen uitkomen de verheven roeping van de gelovigen in Christus en hun plicht om in liefde vrucht voort te brengen voor het leven van de wereld. Insgelijks zal men bij het onderricht in het kerkelijk recht en in de kerkgeschiedenis het mysterie van de Kerk voor ogen houden volgens de Dogmatische Constitutie over de Kerk Lumen Gentium[617], die door dit heilig Concilie is afgekondigd. De heilige Liturgie, die beschouwd moet worden als de eerste en noodzakelijke bron van de echt christelijke geest, moet men doceren in de zin van artikel 15[570|15] en 16[570|16] van de Constitutie over de heilige Liturgie. vgl: Sacrosanctum Concilium, 10,14-16[[[570|10.14-16]]] Inter Oecumenici, 11-12[[2709|11-12]]
Op verstandige wijze rekening houdend met de verschillende plaatselijke omstandigheden zal men de seminaristen een betere kennis bijbrengen omtrent de Kerken en kerkelijke gemeenschappen, die gescheiden zijn van de Apostolische Stoel van Rome, opdat zij kunnen bijdragen tot het herstel van de eenheid onder alle christenen, overeenkomstig de voorschriften van het huidige Concilie. vgl: Unitatis Redintegratio, 1,9-10[[[618|1.9-10]]]
Zij moeten ook worden ingeleid in de kennis van de andere godsdiensten, die in de verschillende streken het meest verbreid zijn, om beter te kunnen onderscheiden wat deze door Gods Voorzienigheid aan goeds en waars bezitten, om de dwalingen te kunnen weerleggen en het volle licht der waarheid te kunnen meedelen aan hen, die het niet bezitten.
De theologische vakken moeten in het licht van het geloof en onder de leiding van het kerkelijk leerambt vgl: Humani Generis, 18-21[[[470|18-21]]] vgl: (Eccl. Doc. 0188, blz. 123-125, nn. 6-7)[[[2792|(6-7)]]] vgl: (Eccl. Doc. 0718, blz. 24-27, nn. 5-7)[[[3328|(5-7)]]] vgl: Lumen Gentium, 25[[[617|25]]] zó worden gedoceerd, dat de seminaristen de katholieke leer nauwkeurig leren kennen uit de goddelijke openbaring, er diep in doordringen, er hun eigen geestelijk leven mee voeden vgl: Prol., n. 4: “Laat niemand menen, dat hij kan volstaan met lezen zonder het hart, met beschouwen zonder godsvrucht, met vorsen zonder bewondering, met nauwgezetheid zonder vreugde, met toeleg zonder vroomheid, met kennis zonder liefde, met inzicht zonder nederigheid, met studie zonder Gods genade, met bespiegeling zonder door God geschonken wijsheid” (S. Bonaventura, Opera Omnia V, Quaracchi 1891, p. 296).[[[1588]]] en ze kunnen verkondigen, uiteenzetten en verdedigen in hun priesterlijk ministerie.
Met speciale zorg dienen de seminaristen gevormd te worden in de studie van de heilige Schrift, die als het ware de ziel moet zijn van heel de theologie. vgl: Providentissimus Deus, (46)[[[615|(46)]]] Na een behoorlijke introductie moeten zij zorgvuldig worden ingewijd in de methode van de exegese; zij moeten de grote thema’s van de goddelijke Openbaring leren zien en uit de dagelijkse lezing en overweging van de heilige boeken een stimulans en een voedsel putten. vgl: A.A.S. 42 (1950) 502.[[[2212]]]
Bij het onderricht in de dogmatische theologie gaat men aldus te werk: Eerst geve men de Bijbelse thema’s; dan de inbreng van de Kerkvaders van het Oosten en het Westen voor de getrouwe overlevering en verklaring van elk der geopenbaarde waarheden; vervolgens late men de studenten de verdere geschiedenis van het dogma zien, waarbij men ook haar verband met de algemene kerkgeschiedenis moet laten uitkomen. vgl: “...de gewijde wetenschappen blijven altijd jong door de studie van deze heilige bron. Daarentegen wordt de speculatieve beschouwing, die een diepere studie van de geloofsschat verwaarloost, onvruchtbaar, zoals uit de ondervinding blijkt”[[[470|21]]] Verder moeten de seminaristen, teneinde zo volledig mogelijk de heilsmysteries te kunnen verduidelijken, daarin dieper leren doordringen en hun onderling verband leren begrijpen door middel van de speculatieve theologie en wel onder leiding van Sint-Thomas. vgl: A.A.S. 31 (1939) 247: “Door het aanbevelen van de leer van Sint-Thomas wordt de wedijver bij het zoeken en verbreiden van de waarheid... niet weggenomen, maar veeleer aangemoedigd en in veilige banen geleid” (Eccl. Doc. 0120, blz. 60, n. 8)[[[2539|8]]] vgl: “(de professoren) ...moeten met alle eerbied te rade gaan bij de leraars van de Kerk, onder wie de heilige Thomas van Aquino een zeer voorname plaats inneemt; want S. Thomas is een man met zoveel genialiteit, met zulk een oprechte liefde voor de waarheid, en met zulk een wijsheid bij het bestuderen, verklaren en tot synthese brengen van de hoogste waarheden, dat zijn theologie een doeltreffend hulpmiddel is niet alleen voor het veilig stellen van de grondslagen van het geloof, maar ook om te komen tot gelukkige en veilige resultaten van een gezonde ontwikkeling” (Eccl. Doc. 0718, blz. 27, n. 7)[[[3328|(7)]]] vgl: Tot de deelnemers aan het 6e Internationaal Congres over de leer van Sint-Thomas van Aquino, georganiseerd door de Pauselijke Academie van Sint-Thomas van Aquino[[[2546]]] Men moet hun duidelijk maken, hoe al deze mysteries altijd aanwezig en altijd werkzaam zijn in de liturgische handelingen vgl: Sacrosanctum Concilium, 7,16[[[570|7.16]]] en in heel het leven van de Kerk. Tenslotte zullen zij leren, de oplossing van de menselijke problemen te zoeken in het licht van de Openbaring, de eeuwige waarheden toe te passen op de steeds veranderende situatie van de mensheid en ze door te geven in een vorm, die aangepast is aan de moderne mens. vgl: Ecclesiam Suam, 70-71[[[91|70-71]]] vgl: Gaudium et Spes[[[575]]]
De andere theologische vakken moeten eveneens vernieuwd worden vanuit een levendiger contact met het Christusmysterie en met de heilsgeschiedenis. Bijzondere zorg zal besteed worden aan een grotere perfectie van de moraaltheologie. De wetenschappelijke uiteenzetting van het moraal moet meer gevoed worden door de leer van de heilige Schrift en moet goed doen uitkomen de verheven roeping van de gelovigen in Christus en hun plicht om in liefde vrucht voort te brengen voor het leven van de wereld. Insgelijks zal men bij het onderricht in het kerkelijk recht en in de kerkgeschiedenis het mysterie van de Kerk voor ogen houden volgens de Dogmatische Constitutie over de Kerk Lumen Gentium[617], die door dit heilig Concilie is afgekondigd. De heilige Liturgie, die beschouwd moet worden als de eerste en noodzakelijke bron van de echt christelijke geest, moet men doceren in de zin van artikel 15[570|15] en 16[570|16] van de Constitutie over de heilige Liturgie. vgl: Sacrosanctum Concilium, 10,14-16[[[570|10.14-16]]] Inter Oecumenici, 11-12[[2709|11-12]]
Op verstandige wijze rekening houdend met de verschillende plaatselijke omstandigheden zal men de seminaristen een betere kennis bijbrengen omtrent de Kerken en kerkelijke gemeenschappen, die gescheiden zijn van de Apostolische Stoel van Rome, opdat zij kunnen bijdragen tot het herstel van de eenheid onder alle christenen, overeenkomstig de voorschriften van het huidige Concilie. vgl: Unitatis Redintegratio, 1,9-10[[[618|1.9-10]]]
Zij moeten ook worden ingeleid in de kennis van de andere godsdiensten, die in de verschillende streken het meest verbreid zijn, om beter te kunnen onderscheiden wat deze door Gods Voorzienigheid aan goeds en waars bezitten, om de dwalingen te kunnen weerleggen en het volle licht der waarheid te kunnen meedelen aan hen, die het niet bezitten.
Referenties naar alinea 16: 20
Fides et Ratio ->=geentekst=Veritatis Splendor ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi ->=geentekst=
Inter munera academiarum ->=geentekst=
Tot Albino Kardinaal Luciani, president van het comité ter promotie van de ‘Index Thomisticus' ->=geentekst=
Tot de deelnemers van het 9e Internationaal Thomistisch Congres ->=geentekst=
Tot de deelnemers aan het Internationaal Congres van de SITA (Internationale Sociëteit Thomas van Aquino) ->=geentekst=
De interpretatie van het dogma ->=geentekst=
Tot de deelnemers aan het 3e Internationaal Congres van de SITA (Internationale Sociëteit Thomas van Aquino) ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Con viva - Over de morele normen vervat in Humanae Vitae ->=geentekst=
Robotethiek – Mensen, machines en gezondheid ->=geentekst=
Een nieuwe Codex zal een middel zijn om de vruchten van het Concilie te verkrijgen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Gerichtheid van de opleiding op de innerlijke vorming
Omdat echter de wetenschappelijke opleiding gericht moet zijn niet op een louter meedelen van begrippen, maar op een werkelijke innerlijke vorming van de seminaristen, moet de didactische methode worden herzien met betrekking tot de lessen, de discussies en de praktische oefeningen en met betrekking tot een groter studie-interesse van de seminaristen zowel privé als in kleinere groepen. Met ijver zorge men voor de eenheid en degelijkheid van heel de opleiding, waarbij men een te grote hoeveelheid van vakken en lessen moet vermijden en kwesties, die van weinig of geen belang zijn of die tot de universitaire studies behoren, achterwege moet laten.
Omdat echter de wetenschappelijke opleiding gericht moet zijn niet op een louter meedelen van begrippen, maar op een werkelijke innerlijke vorming van de seminaristen, moet de didactische methode worden herzien met betrekking tot de lessen, de discussies en de praktische oefeningen en met betrekking tot een groter studie-interesse van de seminaristen zowel privé als in kleinere groepen. Met ijver zorge men voor de eenheid en degelijkheid van heel de opleiding, waarbij men een te grote hoeveelheid van vakken en lessen moet vermijden en kwesties, die van weinig of geen belang zijn of die tot de universitaire studies behoren, achterwege moet laten.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Universitaire studies van geschikte kandidaten
Het is de taak van de bisschoppen, ervoor te zorgen, dat jonge mensen, die daarvoor geschikt zijn door karakter, deugd en begaafdheid, naar speciale instituten, faculteiten of universiteiten worden gezonden, om aldus voor de gewijde wetenschappen en, voor zover het wenselijk is, ook voor de andere, priesters te krijgen met een hogere wetenschappelijke vorming, die opgewassen zijn tegen de verschillende eisen van het apostolaat. Nooit echter mag men hun geestelijke en pastorale vorming verwaarlozen, vooral niet vóór het ontvangen van de priesterwijding.
Het is de taak van de bisschoppen, ervoor te zorgen, dat jonge mensen, die daarvoor geschikt zijn door karakter, deugd en begaafdheid, naar speciale instituten, faculteiten of universiteiten worden gezonden, om aldus voor de gewijde wetenschappen en, voor zover het wenselijk is, ook voor de andere, priesters te krijgen met een hogere wetenschappelijke vorming, die opgewassen zijn tegen de verschillende eisen van het apostolaat. Nooit echter mag men hun geestelijke en pastorale vorming verwaarlozen, vooral niet vóór het ontvangen van de priesterwijding.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 6 De strikt pastorale vorming
19
21
Novo incipiente ->=geentekst=
21
De verschillende objecten van de pastorale vorming
De pastorale zorg, waarvan heel de opleiding van de seminaristen doortrokken moet zijn Het volmaakte beeld van de...Het volmaakte beeld van de zielzorger vindt men getekend in de nieuwere pauselijke documenten, die nadrukkelijk handelen over het leven, de eigenschappen en de opleiding van de priesters, vooral in de volgende documenten vgl: Haerent animo - Ad Clerum[[[387]]] vgl: Ad Catholici Sacerdotii fastigium[[[1017]]] vgl: Sacerdotii Nostri primordia[[[154]]] vgl: Summi Dei Verbum[[[1012]]] Verschillende gegevens...Verschillende gegevens omtrent de pastorale vorming vindt men ook in de encyclieken: (zie volgende noten) vgl: Mystici Corporis Christi[[[433]]] vgl: Mediator Dei et hominum[[[419]]] vgl: Evangelii Praecones[[[728]]] vgl: Sacra virginitas[[[1939]]] vgl: Musicae sacrae disciplina[[[1094]]] vgl: Princeps Pastorum[[[726]]] vgl: Sedes Sapientiae[[[2658]]] Pius XII, Johannes XXIII en...Pius XII, Johannes XXIII en Paulus VI hebben ook in hun toespraken tot seminaristen en priesters herhaaldelijk het beeld van de echte zielzorger getekend., vraagt ook een degelijk onderricht in hetgeen meer onmiddellijk betrekking heeft op het heilig ministerie, vooral in de catechese en de prediking, in de liturgische eredienst en de toediening van de sacramenten, in de werken van caritas, in het opvangen van hen, die dwalen en geen geloof hebben, en in andere pastorale werkzaamheden. Men lere hen, hoe zij geestelijke leiding moeten geven, zodat zij in staat zijn alle kinderen van de Kerk te vormen vooral tot een bewust en apostolisch christelijk leven en tot het vervullen van de plichten van hun staat. Met niet minder zorg moet men hen inwijden in de leiding van mannelijke en vrouwelijke religieuzen, om deze te kunnen steunen bij het volharden in hun roeping en bij hun geestelijke vooruitgang overeenkomstig de aard van de verschillende instituten. vgl: voor de betekenis van de staat, waarin men zich verplicht tot evangelische raden[[[617|43-47]]] vgl: Perfectae Caritatis[[[677]]]
In het algemeen moet men in de seminaristen de kwaliteiten tot ontwikkeling brengen, die hen volop geschikt maken voor de dialoog met anderen, zoals de kunst om te luisteren en om in een geest van liefde open te staan voor wat er omgaat in de menselijke samenleving. vgl: vv[[[91|58.67]]]
De pastorale zorg, waarvan heel de opleiding van de seminaristen doortrokken moet zijn Het volmaakte beeld van de...Het volmaakte beeld van de zielzorger vindt men getekend in de nieuwere pauselijke documenten, die nadrukkelijk handelen over het leven, de eigenschappen en de opleiding van de priesters, vooral in de volgende documenten vgl: Haerent animo - Ad Clerum[[[387]]] vgl: Ad Catholici Sacerdotii fastigium[[[1017]]] vgl: Sacerdotii Nostri primordia[[[154]]] vgl: Summi Dei Verbum[[[1012]]] Verschillende gegevens...Verschillende gegevens omtrent de pastorale vorming vindt men ook in de encyclieken: (zie volgende noten) vgl: Mystici Corporis Christi[[[433]]] vgl: Mediator Dei et hominum[[[419]]] vgl: Evangelii Praecones[[[728]]] vgl: Sacra virginitas[[[1939]]] vgl: Musicae sacrae disciplina[[[1094]]] vgl: Princeps Pastorum[[[726]]] vgl: Sedes Sapientiae[[[2658]]] Pius XII, Johannes XXIII en...Pius XII, Johannes XXIII en Paulus VI hebben ook in hun toespraken tot seminaristen en priesters herhaaldelijk het beeld van de echte zielzorger getekend., vraagt ook een degelijk onderricht in hetgeen meer onmiddellijk betrekking heeft op het heilig ministerie, vooral in de catechese en de prediking, in de liturgische eredienst en de toediening van de sacramenten, in de werken van caritas, in het opvangen van hen, die dwalen en geen geloof hebben, en in andere pastorale werkzaamheden. Men lere hen, hoe zij geestelijke leiding moeten geven, zodat zij in staat zijn alle kinderen van de Kerk te vormen vooral tot een bewust en apostolisch christelijk leven en tot het vervullen van de plichten van hun staat. Met niet minder zorg moet men hen inwijden in de leiding van mannelijke en vrouwelijke religieuzen, om deze te kunnen steunen bij het volharden in hun roeping en bij hun geestelijke vooruitgang overeenkomstig de aard van de verschillende instituten. vgl: voor de betekenis van de staat, waarin men zich verplicht tot evangelische raden[[[617|43-47]]] vgl: Perfectae Caritatis[[[677]]]
In het algemeen moet men in de seminaristen de kwaliteiten tot ontwikkeling brengen, die hen volop geschikt maken voor de dialoog met anderen, zoals de kunst om te luisteren en om in een geest van liefde open te staan voor wat er omgaat in de menselijke samenleving. vgl: vv[[[91|58.67]]]
Referenties naar alinea 19: 2
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=Novo incipiente ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Het benutten van diverse hulpmiddelen; apostolische geest
Zij moeten ook leren, de hulpmiddelen te benutten, die zij kunnen vinden in de pedagogie, de psychologie en de sociologie vgl: Mater et Magistra, 94[[[90|94]]], volgens de juiste methoden en de richtlijnen van het kerkelijk gezag. Verder moet men hen goed op de hoogte brengen van de manier, waarop zij het lekenapostolaat kunnen wekken en stimuleren vgl: Apostolicam Actuositatem, 25,30[[[653|25.30]]], en waarop zij allerlei doeltreffende apostolaatsvormen kunnen bevorderen; en zij moeten doordrongen worden van de echt katholieke geest, waardoor zij verder weten te zien dan de grenzen van hun eigen diocees, volk of ritus, en tegemoet weten te komen aan de noden van de gehele Kerk, met de innerlijke bereidheid om overal het Evangelie te gaan verkondigen. vgl: Lumen Gentium, 17[[[617|17]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 36-37[[[703|36-37]]]
Zij moeten ook leren, de hulpmiddelen te benutten, die zij kunnen vinden in de pedagogie, de psychologie en de sociologie vgl: Mater et Magistra, 94[[[90|94]]], volgens de juiste methoden en de richtlijnen van het kerkelijk gezag. Verder moet men hen goed op de hoogte brengen van de manier, waarop zij het lekenapostolaat kunnen wekken en stimuleren vgl: Apostolicam Actuositatem, 25,30[[[653|25.30]]], en waarop zij allerlei doeltreffende apostolaatsvormen kunnen bevorderen; en zij moeten doordrongen worden van de echt katholieke geest, waardoor zij verder weten te zien dan de grenzen van hun eigen diocees, volk of ritus, en tegemoet weten te komen aan de noden van de gehele Kerk, met de innerlijke bereidheid om overal het Evangelie te gaan verkondigen. vgl: Lumen Gentium, 17[[[617|17]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 36-37[[[703|36-37]]]
Referenties naar alinea 20: 4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Praktische voorbereiding op de zielzorg
Omdat het echter niet alleen aankomt op de theorie van het apostolaat, maar ook op de praktische oefening in het apostolaat, en op het aankunnen van eigen verantwoordelijkheid en het vermogen tot samenwerking, moeten de seminaristen gedurende hun studietijd, ook tijdens de vakanties, reeds worden ingewijd in de praktijk van de zielzorg door geëigende pastorale werkzaamheden. Deze zullen, volgens het verstandig oordeel van de bisschoppen, methodisch worden verricht onder leiding van deskundigen op dit gebied, waarbij men rekening dient te houden met de leeftijd van de kandidaten en de plaatselijke omstandigheden, en waarbij men de kracht van de bovennatuurlijke hulpmiddelen altijd voorop moet stellen. Zeer veel pauselijke documenten waarschuwen tegen het gevaar van het vergeten van het bovennatuurlijk doel bij de uitoefening van de zielzorg en van een althans praktisch onderschatten van de bovennatuurlijke hulpmiddelen; zie vooral de in eerste noot van alinea 19 aangehaalde documenten.[[al:19]]
Omdat het echter niet alleen aankomt op de theorie van het apostolaat, maar ook op de praktische oefening in het apostolaat, en op het aankunnen van eigen verantwoordelijkheid en het vermogen tot samenwerking, moeten de seminaristen gedurende hun studietijd, ook tijdens de vakanties, reeds worden ingewijd in de praktijk van de zielzorg door geëigende pastorale werkzaamheden. Deze zullen, volgens het verstandig oordeel van de bisschoppen, methodisch worden verricht onder leiding van deskundigen op dit gebied, waarbij men rekening dient te houden met de leeftijd van de kandidaten en de plaatselijke omstandigheden, en waarbij men de kracht van de bovennatuurlijke hulpmiddelen altijd voorop moet stellen. Zeer veel pauselijke documenten waarschuwen tegen het gevaar van het vergeten van het bovennatuurlijk doel bij de uitoefening van de zielzorg en van een althans praktisch onderschatten van de bovennatuurlijke hulpmiddelen; zie vooral de in eerste noot van alinea 19 aangehaalde documenten.[[al:19]]
Referenties naar alinea 21: 1
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 7 De verdere uitbouw van de opleiding na voltooiing van de studies
22
Inter Ea ->=geentekst=
De situatie vooral van de moderne samenleving maakt het noodzakelijk, de priesteropleiding ook na de voltooiing van de studies aan het seminarie voort te zetten en verder uit te bouwen. De nieuwere documenten van de...De nieuwere documenten van de H. Stoel dringen aan op een bijzondere zorg voor de jonge priesters. Te vermelden zij vooral: vgl: A.A.S. 41 (1949) 165-167[[[3371]]] vgl: A.A.S. 42 (1950) 691-193[[[678|90-99]]] vgl: (Eccl. Doc. 0788) en de daarbij behorende algemene statuten[[[2658]]] Toespraak tot de priesters...Toespraak tot de priesters van het Convict van Barcelona van 4 juni 1957: Discorsi e Radiomessaggi XIX, p. 271-273. Paulus VI Toespraak tot de priesters van het Instituut “Gian Matteo Giberti” uit het diocees van Verona, van 11 maart 1964. Daarom dienen de bisschoppenconferenties in de verschillende landen hiertoe de meest geschikte middelen aan te wenden, zoals: pastorale instituten, die samenwerken met goed uitgekozen parochies, regelmatig te houden bijeenkomsten en aangepaste praktische oefeningen, waardoor de jonge priesters op geestelijk, intellectueel en pastoraal gebied geleidelijk worden ingewijd in het priesterlijk leven en in het apostolaat, en de gelegenheid krijgen, deze beide steeds meer te vernieuwen en te verdiepen.
In hun verlangen om het werk, door het Concilie van Trente[d:21] begonnen, voort te zetten, vertrouwen de Vaders van dit heilig Concilie aan de oversten en professoren van de seminaries met een gerust hart de taak toe om de toekomstige priesters van Christus te vormen volgens de geest van vernieuwing, die door dit heilig Concilie zo is aangemoedigd, en zij sporen hen, die zich op het priesterlijk ministerie voorbereiden, dringend aan, er zich terdege van bewust te zijn, dat de hoop van de Kerk en het heil van de zielen in hun handen worden gelegd, en de richtlijnen van dit decreet bereidwillig te aanvaarden om zo overvloedige en altijddurende vruchten te kunnen voortbrengen.
In hun verlangen om het werk, door het Concilie van Trente[d:21] begonnen, voort te zetten, vertrouwen de Vaders van dit heilig Concilie aan de oversten en professoren van de seminaries met een gerust hart de taak toe om de toekomstige priesters van Christus te vormen volgens de geest van vernieuwing, die door dit heilig Concilie zo is aangemoedigd, en zij sporen hen, die zich op het priesterlijk ministerie voorbereiden, dringend aan, er zich terdege van bewust te zijn, dat de hoop van de Kerk en het heil van de zielen in hun handen worden gelegd, en de richtlijnen van dit decreet bereidwillig te aanvaarden om zo overvloedige en altijddurende vruchten te kunnen voortbrengen.
Referenties naar alinea 22: 2
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=Inter Ea ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 8 Besluit
23
Ik, PAULUS, bisschop van de katholieke Kerk.
Hier volgen de handtekeningen van de Vaders.
Dit alles, tot in alle onderdelen, wat in dit Decreet is vastgelegd, heeft de instemming van de Vaders van het heilig Concilie. En wij, krachtens het apostolisch gezag, door Christus aan ons verleend, geven, samen met de Concilievaders, in de Heilige Geest daaraan onze goedkeuring, bepalen het en stellen het vast, en wij bevelen datgene, wat aldus door de Synode is vastgesteld, tot Gods glorie te promulgeren.Rome, bij Sint-Pieter, 28 oktober 1965.
Ik, PAULUS, bisschop van de katholieke Kerk.
Hier volgen de handtekeningen van de Vaders.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- === Inleiding
De zo vurig verlangde vernieuwing van de gehele Kerk hangt voor een groot deel af van een priesterlijk ministerie, dat bezield is met de geest van Christus. 1Christus heeft gewild, dat de vooruitgang van het gehele volk Gods grotendeels afhankelijk zou zijn van het ministerie van de priesters, gelijk blijkt uit de woorden, waarmee de Heer de apostelen en hun opvolgers en hun medewerkers heeft aangesteld tot verkondigers van het Evangelie, tot leiders van het nieuwe uitverkoren volk Gods en tot beheerders van Gods geheimen. Dit wordt bevestigd door de uitspraken van Vaders en heiligen en door de talrijke documenten van de pausen. 2[[[387]]] 3[[[678]]] 4[[[1017]]] 5[[[154]]] 6[[[1012]]]
In het volle bewustzijn hiervan bevestigt het Concilie met nadruk het uitermate grote belang van de priesteropleiding en stelt en het enkele fundamentele beginselen vast voor deze opleiding, die een bekrachtiging moeten vormen van de wetten, welke reeds door een eeuwenoude ervaring hun deugdelijkheid hebben bewezen, en die daaraan enkele nieuwe elementen toevoegen, beantwoordend aan de Constituties en Decreten van dit heilig Concilie en aan de veranderde tijdsomstandigheden. Vanwege de eenheid zelf van het katholieke priesterschap is deze priesterlijke vorming noodzakelijk voor alle priesters, zowel seculieren als regulieren, ongeacht de ritus, waartoe zij behoren. Bijgevolg moeten deze voorschriften, die rechtstreeks voor de diocesane geestelijkheid bestemd zijn met inachtneming van de juiste verhouding ook worden toegepast op alle priesterkandidaten.
In het volle bewustzijn hiervan bevestigt het Concilie met nadruk het uitermate grote belang van de priesteropleiding en stelt en het enkele fundamentele beginselen vast voor deze opleiding, die een bekrachtiging moeten vormen van de wetten, welke reeds door een eeuwenoude ervaring hun deugdelijkheid hebben bewezen, en die daaraan enkele nieuwe elementen toevoegen, beantwoordend aan de Constituties en Decreten van dit heilig Concilie en aan de veranderde tijdsomstandigheden. Vanwege de eenheid zelf van het katholieke priesterschap is deze priesterlijke vorming noodzakelijk voor alle priesters, zowel seculieren als regulieren, ongeacht de ritus, waartoe zij behoren. Bijgevolg moeten deze voorschriften, die rechtstreeks voor de diocesane geestelijkheid bestemd zijn met inachtneming van de juiste verhouding ook worden toegepast op alle priesterkandidaten.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social medialees verder
https://rkdocumenten.nl/toondocument/675-optatam-totius-ecclesiae-nl