Mandement over de oprichting van de katholieke universiteit
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Mandement over de oprichting van de katholieke universiteit
De Bisschoppen van Nederland
8 september 1921
Bisschoppenconferenties - Mandementen - Nederland
150 jaar Herderlijke Brieven 1853-2003, uitg. Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen
Alineaverdeling: redactie
De oorspronkelijke spelling is gehandhaafd.Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
De oorspronkelijke spelling is gehandhaafd.Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1921
9 oktober 2024
9361
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
WIJ, Katholieken van Nederland, die thans „leven, gaan weldra heen, om ons bij den „Oppersten Rechter voor de eeuwigheid te verwantwoorden ; die Rechter zal niet verzuimen ons „te vragen, wie wij na ons achterlaten, om het „katholiek geloof in ons vaderland waardig te „vertegenwoordigen."
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaZoo spraken[9177|+3], niet lang na het herstel van het geregeld kerkelijk bestuur in deze landen, onze Doorluchtige Voorgangers, om hunne geloovigen te wijzen op de zware verantwoordelijkheid, die zij voor het opgroeiend geslacht droegen met name wat betreft het onderwijs. Zij hebben aan de Katholieken van ons vaderland de beginselen voorgehouden, om hen op te wekken, een echt katholiek onderwijs, in zoover het bestond, te benutten, in zoover het nog ontbrak, te helpen tot standbrengen en te bevorderen.
Hun woord is begrepen; het is eene leuze geworden en een program van krachtige actie. Lagere scholen verrezen alom; de inrichtingen voor middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs nemen steeds in aantal toe.
Dezelfde ernstige woorden, die onze Voorgangers in het bestuur van Christus' Kerk in Nederland tot uwe vaderen hebben gericht, meenen Wij te moeten herhalen voor U, B. G. Want hoeveel wij ook, dank meer dan vijftig jaren arbeid en strijd van onze edelste mannen, van al onze Katholieken, priesters en leeken, mochten bereiken, — er ontbreekt nog één onmisbare schakel in onze onderwijsorganisatie, één instelling van het allergrootste gewicht, die de kroon moet zetten op al ons werk voor het vrije onderwijs: de katholieke universiteit.
Hun woord is begrepen; het is eene leuze geworden en een program van krachtige actie. Lagere scholen verrezen alom; de inrichtingen voor middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs nemen steeds in aantal toe.
Dezelfde ernstige woorden, die onze Voorgangers in het bestuur van Christus' Kerk in Nederland tot uwe vaderen hebben gericht, meenen Wij te moeten herhalen voor U, B. G. Want hoeveel wij ook, dank meer dan vijftig jaren arbeid en strijd van onze edelste mannen, van al onze Katholieken, priesters en leeken, mochten bereiken, — er ontbreekt nog één onmisbare schakel in onze onderwijsorganisatie, één instelling van het allergrootste gewicht, die de kroon moet zetten op al ons werk voor het vrije onderwijs: de katholieke universiteit.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDe beginselen, door het Doorluchtig Episcopaat in het mandement van 1868[9177] vooral met het oog op het lager onderwijs ontwikkeld, gelden voor het onderwijs in zijn geheelen omvang, ook voor het middelbare en het hoogere, ja, in sommige opzichten op de eerste plaats voor het hoogere of universitaire.
Het onderwijs houdt op iederen trap verband met den godsdienst. Het doet dit zoowel om het onderwerp, dat behandeld wordt, als om den persoon, die het geeft, maar nergens geldt dit zoozeer als aan de universiteit.
Dit onderwijs immers omvat ook de godgeleerdheid en de wijsbegeerte, die zich onmiddelijk met de groote wereld- en levensvragen bezighouden; vele andere wetenschappen, die daar onderwezen worden, staan met deze vragen in het nauwste verband en enkele, die er slechts eene meer verwijderde betrekking mede hebben, komen, om de diepte van het onderzoek, toch met die vraagstukken in aanraking. Uit den aard der zaak dus zal dit onderwijs anders gegeven worden door een geloovige, dan door een ongeloovige, anders door een Katholiek dan door een niet-katholiek. Niet minder dan bij het onderricht zal de levensopvatting van den hoogleeraar naar voren komen bij den zoo gewenschten omgang met zijn studenten.
Het onderwijs houdt op iederen trap verband met den godsdienst. Het doet dit zoowel om het onderwerp, dat behandeld wordt, als om den persoon, die het geeft, maar nergens geldt dit zoozeer als aan de universiteit.
Dit onderwijs immers omvat ook de godgeleerdheid en de wijsbegeerte, die zich onmiddelijk met de groote wereld- en levensvragen bezighouden; vele andere wetenschappen, die daar onderwezen worden, staan met deze vragen in het nauwste verband en enkele, die er slechts eene meer verwijderde betrekking mede hebben, komen, om de diepte van het onderzoek, toch met die vraagstukken in aanraking. Uit den aard der zaak dus zal dit onderwijs anders gegeven worden door een geloovige, dan door een ongeloovige, anders door een Katholiek dan door een niet-katholiek. Niet minder dan bij het onderricht zal de levensopvatting van den hoogleeraar naar voren komen bij den zoo gewenschten omgang met zijn studenten.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaUit dit alles volgt, vooreerst: dat de opleiding aan eene universiteit, die niet is opgebouwd op katholieken grondslag, voor den katholieken student groote nadeelen meebrengt, omdat hij daar den invloed en de warmte zijner eigen levensovertuiging mist; vervolgens: dat hem daar niet zelden ernstige gevaren zullen dreigen. Meer dan voorheen heerscht immers in wetenschappelijke kringen een geest van ongeloof. Wanneer nu de hoogleeraar omgeven is van een glans van groote, soms schitterende wetenschap, zullen ook door hem verkondigde stellingen, die voortspruiten uit zijne niet-geloovige levensbeschouwing, al te licht worden aangezien als uitkomsten van wetenschap.- Dit gevaar is des te ernstiger, omdat de universiteit niet slechts tot doel heeft bestaande wetenschap mede te deelen, maar ook wil opleiden tot zelfstandig onderzoek m. a. w. den student wil maken tot een man, die persoonlijk voortbouwt op de grondslagen door het universitaire onderwijs gelegd. Zijn deze grondslagen aangetast door eene nietgeloovige, of ook door eene niet-katholieke, levensbeschouwing, dan zal de afgestudeerde dikwijls in heel zijn verder leven de gevolgen daarvan ondervinden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMaar, B. G., de vrees voor deze gevaren, hoe gewettigd ook, komt slechts op de tweede plaats. Zij veronderstelt de liefde tot de waarheid en deze heilige liefde dringt ons bovenal tot stichting eener eigen universiteit.
Gods Wijsheid en Liefde heeft den mensch het natuurlijk licht der rede geschonken. Volgens het woord van den Meester ontsteekt men echter geen licht om het onder de korenmaat te zetten, maar men zet het op den kandelaar om te schijnen voor allen, die in het huis zijn.
Als bezitters van het licht der rede zijn wij verplicht het onze bij te dragen tot vermeerdering van die natuurlijke menschelijke kennis, waaraan de maatschappij voor hare ontwikkeling behoefte heeft en waarvoor de universiteit het machtigste middel is. Daar worden niet alleen reeds verworven uitkomsten van wetenschap medegedeeld, maar daar wordt tevens gearbeid om nieuwe veroveringen voor de wetenschap te maken. Nieuwe velden worden ontgonnen, ongekende streken doorvorscht, het terrein van het menschelijk weten stap voor stap uitgebreid.
Dit is op zich zelf iets heerlijks; het is een der voornaamste middelen om het plan Gods te verwezenlijken: dat de mensch koning zij over de zichtbare schepping en door de ontwikkeling van zijn geest heerschappij voere over de dingen dezer aarde. Hielden wij ons daarbij afzijdig, lieten wij dat waarheidsonderzoek uitsluitend aan anderen over, dan zouden wij een ernstigen plicht verzuimen. De Kerk heeft dit nooit gedaan. Zij heeft steeds ook de ongewijde wetenschappen bevorderd en geëerd als een der edelste goederen der menschheid. Uit haar schoot is de universiteit voortgekomen en misschien werd hethooger onderwijs nooit met zooveel geestdrift gevolgd als in de eeuwen, dat de Kerk het openbare leven bezielde.
Met de stichting der R. K. Universiteit hopen Wij dan ook in hooge mate het deelnemen der Katholieken aan de beoefening der wetenschap te bevorderen.
Gods Wijsheid en Liefde heeft den mensch het natuurlijk licht der rede geschonken. Volgens het woord van den Meester ontsteekt men echter geen licht om het onder de korenmaat te zetten, maar men zet het op den kandelaar om te schijnen voor allen, die in het huis zijn.
Als bezitters van het licht der rede zijn wij verplicht het onze bij te dragen tot vermeerdering van die natuurlijke menschelijke kennis, waaraan de maatschappij voor hare ontwikkeling behoefte heeft en waarvoor de universiteit het machtigste middel is. Daar worden niet alleen reeds verworven uitkomsten van wetenschap medegedeeld, maar daar wordt tevens gearbeid om nieuwe veroveringen voor de wetenschap te maken. Nieuwe velden worden ontgonnen, ongekende streken doorvorscht, het terrein van het menschelijk weten stap voor stap uitgebreid.
Dit is op zich zelf iets heerlijks; het is een der voornaamste middelen om het plan Gods te verwezenlijken: dat de mensch koning zij over de zichtbare schepping en door de ontwikkeling van zijn geest heerschappij voere over de dingen dezer aarde. Hielden wij ons daarbij afzijdig, lieten wij dat waarheidsonderzoek uitsluitend aan anderen over, dan zouden wij een ernstigen plicht verzuimen. De Kerk heeft dit nooit gedaan. Zij heeft steeds ook de ongewijde wetenschappen bevorderd en geëerd als een der edelste goederen der menschheid. Uit haar schoot is de universiteit voortgekomen en misschien werd hethooger onderwijs nooit met zooveel geestdrift gevolgd als in de eeuwen, dat de Kerk het openbare leven bezielde.
Met de stichting der R. K. Universiteit hopen Wij dan ook in hooge mate het deelnemen der Katholieken aan de beoefening der wetenschap te bevorderen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWij ontvingen echter niet alleen het natuurlijk licht der rede, maar Gods genade schonk ons' tevens het bovennatuurlijk licht des geloofs. Dat licht mag niet verborgen blijven, ook dat licht moet op den kandelaar, ook met dat talent moet gewoekerd worden.
Als wij God, den Heer der wetenschappen, waardig willen dienen en verheerlijken, dan zal dat alleen kunnen gebeuren, wanneer wij Hem tegelijkertijd dienen als schenker van ons geloof, wanneer wij voortdurend het oog gericht houden op Christus, de ongeschapen Wijsheid, die in alles is de Weg, de Waarheid en het Leven.
Wij hebben daarom den heiligen plicht het licht van Gods Openbaring te laten schijnen over al ons doen en laten, ook over onzen wetenschappelijken arbeid. Die Openbaring moet onze zwakke rede beveiligen tegen dwaling en ons de hoogere beteekenis toonen van geheel dit aardsche leven. En ook daarvoor moeten wij hebben een eigen hoogeschool, waar onze katholieke overtuiging zich in volle breedte kan ontplooien; waar de gewijde en ongewijde wetenschappen kunnen samenwerken tot één grootsche orde; waar wij getuigenis kunnen afleggen van de heerlijke harmonie van natuur en genade, van gelooven en weten, van die heerlijke harmonie, die wij door Gods onvolprezen Goedheid het geluk hebben in ons zelf te bezitten. De Openbaring, door Sint Servaas en Sint Willibrord aan ons volk gebracht, moet uitstralen in vollen glans. Schuldenaren zijn wij, niet slechts van onwetenden, maar ook van geleerden.
Als wij God, den Heer der wetenschappen, waardig willen dienen en verheerlijken, dan zal dat alleen kunnen gebeuren, wanneer wij Hem tegelijkertijd dienen als schenker van ons geloof, wanneer wij voortdurend het oog gericht houden op Christus, de ongeschapen Wijsheid, die in alles is de Weg, de Waarheid en het Leven.
Wij hebben daarom den heiligen plicht het licht van Gods Openbaring te laten schijnen over al ons doen en laten, ook over onzen wetenschappelijken arbeid. Die Openbaring moet onze zwakke rede beveiligen tegen dwaling en ons de hoogere beteekenis toonen van geheel dit aardsche leven. En ook daarvoor moeten wij hebben een eigen hoogeschool, waar onze katholieke overtuiging zich in volle breedte kan ontplooien; waar de gewijde en ongewijde wetenschappen kunnen samenwerken tot één grootsche orde; waar wij getuigenis kunnen afleggen van de heerlijke harmonie van natuur en genade, van gelooven en weten, van die heerlijke harmonie, die wij door Gods onvolprezen Goedheid het geluk hebben in ons zelf te bezitten. De Openbaring, door Sint Servaas en Sint Willibrord aan ons volk gebracht, moet uitstralen in vollen glans. Schuldenaren zijn wij, niet slechts van onwetenden, maar ook van geleerden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHet kan niemand uwer, B.G., ontgaan, wat een kracht en welk een zegen er voor godsdienst en wetenschap beide en dus voor onze geheele samenleving moet uitgaan van de universiteit als centrale bron, waaraan gevoed zullen worden zoovele personen, die eenmaal onder ons eene leidende plaats zullen innemen: godgeleerden en wijsgeeren, rechtsgeleerden, staatslieden en volksleiders, geneesheeren en natuuronderzoekers, geschiedvorschers en leeraren.
De eigen universiteit moet en zal ons brengen die mannen en vrouwen, waaraan wij steeds meer behoefte hebben: mannen en vrouwen van wetenschappelijken zin, tevens levend en werkend uit ons heilig geloof, mannen en vrouwen, die allen des te beter vaderland en gemeenschap zullen dienen, naar gelang zij deze juister zullen zien in het licht van Gods Waarheid en van zijne alwijze en algoede Voorzienigheid.
Mogen wij dan, de waarheid houdend in liefde, in allen deele opgroeien in Hem, die ons hoofd is, Christus.
De eigen universiteit moet en zal ons brengen die mannen en vrouwen, waaraan wij steeds meer behoefte hebben: mannen en vrouwen van wetenschappelijken zin, tevens levend en werkend uit ons heilig geloof, mannen en vrouwen, die allen des te beter vaderland en gemeenschap zullen dienen, naar gelang zij deze juister zullen zien in het licht van Gods Waarheid en van zijne alwijze en algoede Voorzienigheid.
Mogen wij dan, de waarheid houdend in liefde, in allen deele opgroeien in Hem, die ons hoofd is, Christus.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaIs de oprichting eener katholieke hoogeschool een belang, ja een eisch van onzen heiligen godsdienst en daarom voor uwe Bisschoppen eene apostolische plicht, voor U allen, Katholieken van Nederland, is zij tevens eene plicht van dankbaarheid. Rijkdom van genade is de meest ernstige vermaning om verder mede te werken met Gods gaven.
Alles wat wij hebben en zijn, is een geschenk van Gods Goedheid. Wij vergeten het dikwijls, B. G., maar het brood, dat wij eten, de dag, dien wij leven, het loon voor onzen 'arbeid, onze voorspoed, de rust en vrede, die hier te lande bewaard bleef, het komt alles van God.
Voegt daarbij den onwaardeerbaren schat des geloofs, dien waarborg van geluk in dit en het andere leven; de vrijheid, die wij bezitten dit geloof te belijden; de prachtige ontwikkeling van ons katholiek vereenigingsleven, waardoor de schat des geloofs bij U en uwe kinderen zoo'n machtige bescherming vindt — en gij zult moeten erkennen, dat de vermaning tot dankbaarheid jegens God, die de Apostel aanhoudend voorhield aan de eerste Christenen, te midden van zooveel gevaren en lijden, voor ons, Katholieken van Nederland, geldt op zeer bijzondere wijze.
Dien dank brengt gij ook aan God door het steunen van allerlei goede werken. Hoe stichtend is in de laatste jaren uwe zorg opgebloeid voor de uitbreiding van het Godsrijk op aarde, voor het missiewerk, waaraan gij niet slechts geldelijken steun verleent, maar waarvoor gij uwe zonen en dochters bij honderden, ja duizenden, hebt afgestaan.
Maar B. G., het Godsrijk moet op de eerste plaats bevestigd en uitgebreid worden in het eigen land. Het machtigste middel daartoe is het onderwijs, van boven tot beneden doordrongen van echt katholieken geest, en de onmisbare sluitsteen van dezen bouw is de katholieke universiteit.
Alles wat wij hebben en zijn, is een geschenk van Gods Goedheid. Wij vergeten het dikwijls, B. G., maar het brood, dat wij eten, de dag, dien wij leven, het loon voor onzen 'arbeid, onze voorspoed, de rust en vrede, die hier te lande bewaard bleef, het komt alles van God.
Voegt daarbij den onwaardeerbaren schat des geloofs, dien waarborg van geluk in dit en het andere leven; de vrijheid, die wij bezitten dit geloof te belijden; de prachtige ontwikkeling van ons katholiek vereenigingsleven, waardoor de schat des geloofs bij U en uwe kinderen zoo'n machtige bescherming vindt — en gij zult moeten erkennen, dat de vermaning tot dankbaarheid jegens God, die de Apostel aanhoudend voorhield aan de eerste Christenen, te midden van zooveel gevaren en lijden, voor ons, Katholieken van Nederland, geldt op zeer bijzondere wijze.
Dien dank brengt gij ook aan God door het steunen van allerlei goede werken. Hoe stichtend is in de laatste jaren uwe zorg opgebloeid voor de uitbreiding van het Godsrijk op aarde, voor het missiewerk, waaraan gij niet slechts geldelijken steun verleent, maar waarvoor gij uwe zonen en dochters bij honderden, ja duizenden, hebt afgestaan.
Maar B. G., het Godsrijk moet op de eerste plaats bevestigd en uitgebreid worden in het eigen land. Het machtigste middel daartoe is het onderwijs, van boven tot beneden doordrongen van echt katholieken geest, en de onmisbare sluitsteen van dezen bouw is de katholieke universiteit.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaKunnen wij deze dus oprichten, dan is dat voor ons onafwijsbare plicht.
Welnu, wij kunnen het, Gode zij dank.
De Staat gaf ons de vrijheid; en de stoffelijke welvaart en de verstandelijke ontwikkeling van ons volk zijn beide tot zulk eene hoogte geklommen, dat wij in staat zijn bij ernstige inspanning de lasten van eene universiteit, al zijn deze nog zoo zwaar, behoorlijk te dragen. En zou de verwaarloozing van dien plicht ons niet dubbel zwaar drukken, waar eene protestantsche groep hier te lande, niet half zoo talrijk als wij, Katholieken, zich reeds sinds jaren het bezit eenef eigen universiteit wist te verzekeren?
Welnu, wij kunnen het, Gode zij dank.
De Staat gaf ons de vrijheid; en de stoffelijke welvaart en de verstandelijke ontwikkeling van ons volk zijn beide tot zulk eene hoogte geklommen, dat wij in staat zijn bij ernstige inspanning de lasten van eene universiteit, al zijn deze nog zoo zwaar, behoorlijk te dragen. En zou de verwaarloozing van dien plicht ons niet dubbel zwaar drukken, waar eene protestantsche groep hier te lande, niet half zoo talrijk als wij, Katholieken, zich reeds sinds jaren het bezit eenef eigen universiteit wist te verzekeren?
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWij behoeven echter gelukkig niet te vreezen, B. G., dat gij uw plicht in dezen niet voldoende zoudt beseffen. Uit talrijke uitingen is gebleken, dat het verlangen naar de eigen universiteit met ons wordt gedeeld in alle kringen. Dit is ons een bewijs, dat de overtuiging van wat wij U hebben voorgehouden, al in U leefde en dat het gewicht en de noodzakelijkheid der eigen hoogeschool reeds door U werd beseft. Dit besef is ons eene reden tot heilige vreugde, te meer omdat het een waarborg is, dat gij met ons zult medewerken; en dan twijfelen Wij niet of onze en uwe verlangens kunnen en zullen verwezenlijkt worden. Willen wij dit echter in de naaste toekomst bereiken dan zult gij U geen oogenblik ontveinzen, dat ernstige krachtsinspanning en groote offers van noode zijn.
Op de eerste plaats doen Wij daarom een beroep op uw gebed en zedelijken steun. Wij zullen gezamenlijke openbare gebeden voorschrijven, want indien de Heer het huis niet bouwt, werken de bouwlieden te vergeefs. Gij zult niet nalaten uwe vurigste gebeden met de onze te vereenigen, opdat de Heer ons werk zegene. In dat gebed volhardend, mogen wij vertrouwen, dat de goede God, die zijne Kerk in ons vaderland zoo zichtbaar beschermd en bijgestaan heeft, ook in deze zaak eene gunstige uitkomst zal geven.
Wij dringen er vervolgens met den H. Paulus, op aan, dat gij onze vreugde volkomen wilt maken door eensgezind te zijn, eenzelfde liefde hebbend, één van ziel en één van gevoelen, niets willend uit partijzucht of ijdele eer, niet lettend op uw eigen belang. Wilt door vrede en eensgezindheid de beslissingen uwer Bisschoppen en daardoor uw eigen werk steunen.
Naast geestelijken steun zult gij ook stoffelijke hulp willen bieden. Mochten wij verleden jaar Gode dank brengen voor de gelijkstelling van staatswege van het lager onderwijs, mogen het middelbaar en het voorbereidend hooger onderwijs rekenen op aanzienlijker rijkssteun, voor het hooger onderwijs zijn wij nagenoeg geheel aangewezen op eigen krachten. De hulp van rijkswege is thans eene uiterst geringe tegemoetkoming en de lasten zullen dus bijna geheel op onze schouders drukken. Zelfs als wij ons in de naaste toekomst beperken tot drie faculteiten, die van de Godgeleerdheid, die van de Rechten en die van de Letteren en Wijsbegeerte, zal uwe geldelijke hulp aanzienlijk, zeer aanzienlijk moeten zijn.
Maar het verleden is ons een waarborg voor de toekomst. Uit eigen middelen hebben onze vaderen in tallooze nooden van godsdienstigen en maatschappelijken aard voorzien. Gij hebt U kinderen getoond van den ouden stam, want het nog levend geslacht heeft in voorbeeldige milddadigheid het lager onderwijs gesteund. En wat wij gedurende zoo'n langen tijd vermochten voor het lager onderwijs, zouden wij dat niet vermogen voor het hooger? Ontheven van de geldelijke zorgen voor de talrijke lagere scholen grootendeels ook van die voor de middelbare en de voorbereidend hoogere, dienen wij nu onze krachten vooral samen te trekken op de ééne universiteit.
Wij vragen U groote offers, omdat wij weten, dat gij ze zult brengen. Offermoed is ten allen tijde het kenmerk geweest der katholieke Kerk. Lijden en offer hebben ons gereinigd en groot gemaakt en het tijdelijk, stoffelijk offer zal ons geestelijk rijker maken, volgens de goddelijke wet, dat hij, die zijn leven verliest, het zal vinden.
Welaan, Broeders en Zusters in Christus, die leeft in het rustige bezit van den schat des geloofs, — waar duizenden en duizenden uwer vaderen dien met hun leven moesten verdedigen, daar zult gij niet achterblijven om voor eene groote zaak van de aardsche goederen, waarover gij slechts als rentmeesters zijt aangesteld, mede te deelen, teneinde de geheele gemeenschap te sterken. Bedenkt hoe de jonge Christenkerk blijde alles te zamen bracht om allen te steunen, die gered werden tot hetzelfde leven.
Zijt gij met aardsche goederen gezegend, geeft dan mild aan het universiteitscomité, dat in uwe parochie is opgericht en zich binnenkort met de inzameling der giften zal belasten; hebt gij nauwelijks meer dan het noodige, zondert daarvan iets af: gij kent immers het Evangelieverhaal van het penningske der arme weduwe en nooit heeft eene bete broods U beter gesmaakt, dan die, welke gij gedeeld hebt met uwen medebroeder. Hebt gij zelf goud noch zilver, vergeet dan niet te geven, wat gij geven kunt, uw gebed, opdat onze katholieke universiteit gebouwd worde door U allen, niemand, ook niet de armste uitgezonderd.
Op de eerste plaats doen Wij daarom een beroep op uw gebed en zedelijken steun. Wij zullen gezamenlijke openbare gebeden voorschrijven, want indien de Heer het huis niet bouwt, werken de bouwlieden te vergeefs. Gij zult niet nalaten uwe vurigste gebeden met de onze te vereenigen, opdat de Heer ons werk zegene. In dat gebed volhardend, mogen wij vertrouwen, dat de goede God, die zijne Kerk in ons vaderland zoo zichtbaar beschermd en bijgestaan heeft, ook in deze zaak eene gunstige uitkomst zal geven.
Wij dringen er vervolgens met den H. Paulus, op aan, dat gij onze vreugde volkomen wilt maken door eensgezind te zijn, eenzelfde liefde hebbend, één van ziel en één van gevoelen, niets willend uit partijzucht of ijdele eer, niet lettend op uw eigen belang. Wilt door vrede en eensgezindheid de beslissingen uwer Bisschoppen en daardoor uw eigen werk steunen.
Naast geestelijken steun zult gij ook stoffelijke hulp willen bieden. Mochten wij verleden jaar Gode dank brengen voor de gelijkstelling van staatswege van het lager onderwijs, mogen het middelbaar en het voorbereidend hooger onderwijs rekenen op aanzienlijker rijkssteun, voor het hooger onderwijs zijn wij nagenoeg geheel aangewezen op eigen krachten. De hulp van rijkswege is thans eene uiterst geringe tegemoetkoming en de lasten zullen dus bijna geheel op onze schouders drukken. Zelfs als wij ons in de naaste toekomst beperken tot drie faculteiten, die van de Godgeleerdheid, die van de Rechten en die van de Letteren en Wijsbegeerte, zal uwe geldelijke hulp aanzienlijk, zeer aanzienlijk moeten zijn.
Maar het verleden is ons een waarborg voor de toekomst. Uit eigen middelen hebben onze vaderen in tallooze nooden van godsdienstigen en maatschappelijken aard voorzien. Gij hebt U kinderen getoond van den ouden stam, want het nog levend geslacht heeft in voorbeeldige milddadigheid het lager onderwijs gesteund. En wat wij gedurende zoo'n langen tijd vermochten voor het lager onderwijs, zouden wij dat niet vermogen voor het hooger? Ontheven van de geldelijke zorgen voor de talrijke lagere scholen grootendeels ook van die voor de middelbare en de voorbereidend hoogere, dienen wij nu onze krachten vooral samen te trekken op de ééne universiteit.
Wij vragen U groote offers, omdat wij weten, dat gij ze zult brengen. Offermoed is ten allen tijde het kenmerk geweest der katholieke Kerk. Lijden en offer hebben ons gereinigd en groot gemaakt en het tijdelijk, stoffelijk offer zal ons geestelijk rijker maken, volgens de goddelijke wet, dat hij, die zijn leven verliest, het zal vinden.
Welaan, Broeders en Zusters in Christus, die leeft in het rustige bezit van den schat des geloofs, — waar duizenden en duizenden uwer vaderen dien met hun leven moesten verdedigen, daar zult gij niet achterblijven om voor eene groote zaak van de aardsche goederen, waarover gij slechts als rentmeesters zijt aangesteld, mede te deelen, teneinde de geheele gemeenschap te sterken. Bedenkt hoe de jonge Christenkerk blijde alles te zamen bracht om allen te steunen, die gered werden tot hetzelfde leven.
Zijt gij met aardsche goederen gezegend, geeft dan mild aan het universiteitscomité, dat in uwe parochie is opgericht en zich binnenkort met de inzameling der giften zal belasten; hebt gij nauwelijks meer dan het noodige, zondert daarvan iets af: gij kent immers het Evangelieverhaal van het penningske der arme weduwe en nooit heeft eene bete broods U beter gesmaakt, dan die, welke gij gedeeld hebt met uwen medebroeder. Hebt gij zelf goud noch zilver, vergeet dan niet te geven, wat gij geven kunt, uw gebed, opdat onze katholieke universiteit gebouwd worde door U allen, niemand, ook niet de armste uitgezonderd.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaKatholieken van Nederland, uwe Bisschoppen, door den Heiligen Geest gesteld om Christus' Kerk in uw vaderland te besturen, roepen U op tot eene grootsche daad van geloofsbelijdenis. Naast de komst van onze eerste geloofsverkondigers, naast het herstel van onze godsdienstvrijheid en van het regelmatig kerkelijk bestuur achten Wij, en acht gij allen voorzeker met uwe Bisschoppen de stichting der katholieke universiteit eene der voornaamste gebeurtenissen in onze vaderlandsche kerkgeschiedenis.
Werkt dan allen zonder uitzondering, eensgezind en vol ijver in den Heer, naar beste krachten mede aan dezen verderen opbouw van de Stad Gods in ons dierbaar vaderland. Het geldt hier een gemeenschappelijk belang, eene gemeenschappelijke taak waartoe ieder geloovige het zijne kan bijdragen.
En moge de zegen van den almachtigen God, van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, nederdalen over deze onderneming en over U allen en steeds met U blijven.
Werkt dan allen zonder uitzondering, eensgezind en vol ijver in den Heer, naar beste krachten mede aan dezen verderen opbouw van de Stad Gods in ons dierbaar vaderland. Het geldt hier een gemeenschappelijk belang, eene gemeenschappelijke taak waartoe ieder geloovige het zijne kan bijdragen.
En moge de zegen van den almachtigen God, van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, nederdalen over deze onderneming en over U allen en steeds met U blijven.
+ HENRICUS VAN DE WETERING, Aartsbisschop van Utrecht.
+ AUGUSTINUS JOSEPHUS CALLIER, Bisschop van Haarlem.
+ LAURENTIUS SCHRIJNEN, Bisschop van Roermond.
+ PETRUS HOPMANS, Bisschop van Breda.
+ ARNOLD FRANS DIEPEN, Bisschop van 's-Hertogenbosch
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/9361-mandement-over-de-oprichting-van-de-katholieke-universiteit-nl