De betekenis van lagere bedieningen in de Heilige Liturgie
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
De betekenis van lagere bedieningen in de Heilige Liturgie
Mgr. Athanasius Schneider
21 januari 2021
Overige auteurs - Artikelen
2021, National Catholic Register / fortesinfide.nl
Werkvert. vanuit het Engels; alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
februari 2021
C. Mennen, pr.
24 maart 2023
8123
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Artikel 1 Het principe van de goddelijke wet in de liturgie
1
Over de aard van de heilige liturgie, d.w.z. de goddelijke eredienst, heeft God zelf tot ons gesproken door middel van zijn heilig Woord, en de Kerk heeft dit uitgelegd in haar plechtig leergezag. Hier is het eerste fundamentele aspect van de liturgie: God zelf zegt de mensen hoe zij Hem moeten eren; met andere woorden, het is God die concrete normen en wetten geeft voor de ontwikkeling, zelfs naar buiten toe, van de eredienst voor Zijn Goddelijke Majesteit.
In werkelijkheid is de mens gewond door de erfzonde; daarom wordt hij diep gekarakteriseerd door hoogmoed en onwetendheid, en nog dieper door de verleiding en de neiging om zichzelf in de plaats van God te stellen in het middelpunt van de eredienst, dat wil zeggen, de eredienst voor zichzelf te beoefenen in zijn verschillende impliciete en expliciete vormen. Wet en liturgische normen zijn dus noodzakelijk voor een authentieke goddelijke eredienst. Deze wetten en normen zijn te vinden in de goddelijke openbaring, in het geschreven woord van God en in het woord van God dat door de traditie wordt overgeleverd.
In werkelijkheid is de mens gewond door de erfzonde; daarom wordt hij diep gekarakteriseerd door hoogmoed en onwetendheid, en nog dieper door de verleiding en de neiging om zichzelf in de plaats van God te stellen in het middelpunt van de eredienst, dat wil zeggen, de eredienst voor zichzelf te beoefenen in zijn verschillende impliciete en expliciete vormen. Wet en liturgische normen zijn dus noodzakelijk voor een authentieke goddelijke eredienst. Deze wetten en normen zijn te vinden in de goddelijke openbaring, in het geschreven woord van God en in het woord van God dat door de traditie wordt overgeleverd.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
De goddelijke openbaring geeft ons een rijke en gedetailleerde liturgische wetgeving. Een heel boek van het Oude Testament is gewijd aan de liturgische wet, het boek Leviticus; en ten dele ook het boek Exodus. De afzonderlijke liturgische normen van de goddelijke eredienst in het Oude Testament hadden slechts een voorbijgaande waarde, daar hun doel was een voorafbeelding te zijn, gericht op de goddelijke eredienst, die in het Nieuwe Testament haar volheid zou bereiken. Bepaalde elementen hebben echter blijvende waarde: ten eerste het feit zelf van de noodzaak van liturgische wetgeving; ten tweede het feit dat er een gedetailleerde en rijke wetgeving van de goddelijke eredienst is; en ten slotte het feit dat de goddelijke eredienst volgens een hiërarchische orde wordt uitgevoerd. Deze hiërarchische orde wordt concreet voorgesteld als drieledig:
- hogepriester-priester
- priester
- leviet
- bisschop
- presbyter
- diaken/dienaar.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Jezus is niet gekomen om de wet af te schaffen, maar om haar tot voltooiing te brengen. (Mt. 5, 17)[[b:Mt. 5, 17]] Hij zei: “Totdat hemel en aarde voorbijgaan, zal niet één jota of één haaltje van de wet voorbijgaan, totdat alles vervuld is” (Mt. 5, 18)[b:Mt. 5, 18]. Dit geldt in het bijzonder voor de goddelijke eredienst, want de aanbidding van God is het eerste gebod van de decaloog. (Ex. 20, 3-5)[[b:Ex. 20, 3-5]] Het doel van de hele schepping is dit: engelen en mensen en zelfs irrationele schepselen moeten de goddelijke Majesteit loven en aanbidden, zoals het geopenbaarde gebed van het Sanctus zegt: “Hemel en aarde zijn vol van uw heerlijkheid”. (Jes. 6, 3)[b:Jes. 6, 3]
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Jezus Christus, hoogste aanbidder van de Vader en hoogste liturgische bedienaar
4
De eerste en meest volmaakte aanbidder van de Vader is Jezus Christus, de vleesgeworden Zoon van God. Zijn verlossingswerk had als voornaamste doel de Vader eer en heerlijkheid te geven in de plaats van de zondige mensheid, die niet in staat was God een waardige en aangename eredienst te brengen. Het herstel van de ware goddelijke eredienst en verzoening voor de goddelijke Majesteit, die geschonden werd door de ontelbare vormen van perversie in de eredienst, was het voornaamste doel van de menswording en het verlossingswerk.
Door zijn ware apostelen tot priesters van het Nieuwe Verbond te maken, heeft Jezus zijn priesterschap aan zijn Kerk nagelaten, en daarmee ook de openbare eredienst van het Nieuwe Testament, die als ritueel hoogtepunt het aanbieden van het Eucharistisch offer heeft. Hij leerde zijn apostelen, door de Heilige Geest, dat de eredienst van het Nieuwe Verbond de vervulling zou zijn van de eredienst van het Oude Verbond. Zo droegen de apostelen hun macht en liturgische dienst over in drie graden, dat wil zeggen in drie hiërarchische orden, naar analogie van de drie graden van de dienaren van het Oude Verbond.
Door zijn ware apostelen tot priesters van het Nieuwe Verbond te maken, heeft Jezus zijn priesterschap aan zijn Kerk nagelaten, en daarmee ook de openbare eredienst van het Nieuwe Testament, die als ritueel hoogtepunt het aanbieden van het Eucharistisch offer heeft. Hij leerde zijn apostelen, door de Heilige Geest, dat de eredienst van het Nieuwe Verbond de vervulling zou zijn van de eredienst van het Oude Verbond. Zo droegen de apostelen hun macht en liturgische dienst over in drie graden, dat wil zeggen in drie hiërarchische orden, naar analogie van de drie graden van de dienaren van het Oude Verbond.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Degene die de liturgie op de hoogste wijze uitvoert is Christus (in het Grieks: hó liturgós). Hij bevat in zich en oefent de totaliteit van de goddelijke eredienst uit, zelfs in de kleinste functies. In dit verband kunnen ook de woorden van Christus worden genoemd: “Ik ben onder u als iemand die dient” (Lc. 22, 27)[b:Lc. 22, 27]. Christus is de bedienaar; Hij is ook de “diaken” bij uitstek. Hetzelfde geldt voor de bisschop, als de hoogste bezitter van de liturgische dienst van Christus. Het bisschopsambt omvat alle bedieningen en diensten van de openbare eredienst: het ambt van het presbyterium, het ambt van het diaconaat, het ambt van de lagere wijdingen, dat wil zeggen ook de dienst van de misdienaars (“misdienaars”). Bij de pontificale Mis volgens de oudste vorm van de Romeinse ritus, draagt de bisschop alle gewaden, zelfs die van de lagere wijdingen. Bij afwezigheid van alle lagere bedienaren vervult de bisschop zelf alle liturgische functies van de presbyter, de diaken en zelfs van de lagere orden, d.w.z. de misdienaars. Bij afwezigheid van de diaken kunnen de subdiaken, de titularissen van de kleine orden of de misdienaars sommige functies van de diaken uitoefenen.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De traditie van de apostelen
6
De apostolische traditie heeft in de drievoudige hiërarchische orde van de Kerk de vervulling gezien van de drievoudige typologie van de goddelijke eredienst in het Oude Verbond. Hiervan getuigt paus Clemens I, leerling van de apostelen en derde opvolger van de apostel Petrus.
In zijn Brief aan de Korintiërs[984] stelt de heilige Clemens de liturgische orde die in het Oude Verbond door God was ingesteld, voor als voorbeeld voor de goede orde van de hiërarchie en de eredienst van elke christelijke gemeenschap. Sprekend over goddelijke eredienst, zegt hij:
“Laten we ordelijk doen wat God ons heeft opgedragen. Hij wilde dat wij op bepaalde tijden, op bepaalde uren, op bepaalde momenten de officies en de offeranden ordelijk en netjes zouden verrichten. Hij heeft zelfs naar zijn soevereine wil voorgeschreven op welke plaats en door wie alles moet worden gedaan wat met zijn eredienst te maken heeft, opdat alle functies die met een rein en oprecht hart en naar zijn wil worden verricht, hem welgevallig zullen zijn. De hogepriester heeft speciale taken (liturghíai), de priester een rang die hem toekomt (diakoníai), de Levieten een bepaald ambt, de leek (ho laikòs ànthropos) plichten die hem toekomen (laikóis prostágmasin).“ 40:1-3.5[[984]]
De apostolische traditie heeft in de drievoudige hiërarchische orde van de Kerk de vervulling gezien van de drievoudige typologie van de goddelijke eredienst in het Oude Verbond. Hiervan getuigt paus Clemens I, leerling van de apostelen en derde opvolger van de apostel Petrus.
In zijn Brief aan de Korintiërs[984] stelt de heilige Clemens de liturgische orde die in het Oude Verbond door God was ingesteld, voor als voorbeeld voor de goede orde van de hiërarchie en de eredienst van elke christelijke gemeenschap. Sprekend over goddelijke eredienst, zegt hij:
“Laten we ordelijk doen wat God ons heeft opgedragen. Hij wilde dat wij op bepaalde tijden, op bepaalde uren, op bepaalde momenten de officies en de offeranden ordelijk en netjes zouden verrichten. Hij heeft zelfs naar zijn soevereine wil voorgeschreven op welke plaats en door wie alles moet worden gedaan wat met zijn eredienst te maken heeft, opdat alle functies die met een rein en oprecht hart en naar zijn wil worden verricht, hem welgevallig zullen zijn. De hogepriester heeft speciale taken (liturghíai), de priester een rang die hem toekomt (diakoníai), de Levieten een bepaald ambt, de leek (ho laikòs ànthropos) plichten die hem toekomen (laikóis prostágmasin).“ 40:1-3.5[[984]]
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Paus Clemens begrijpt dat de beginselen van deze goddelijk gevestigde orde van het Oude Verbond moeten blijven functioneren in het leven van de Kerk, waarbij de meest duidelijke weerspiegeling van deze orde te vinden is in het liturgische leven, in de openbare eredienst van de Kerk. De heilige Paus trekt deze conclusie, toegepast op het leven en de eredienst van de christenen: “Zo, mijn broeders en zusters, moet ieder van u, op de plaats waar hij zich bevindt, God danken, leven met een rein geweten, zonder ooit af te wijken van de regels van uw ambt, (kanón tes leiturghías)” 41, 1[[984]]
Verderop vgl: 42,1 e.v.[[[984]]] beschrijft paus Clemens de hiërarchie van het Nieuwe Verbond, vervat in de Heer Jezus Christus zelf en geconcretiseerd in de zending van de apostelen. Deze werkelijkheid komt overeen met de door God gewilde orde (táxis). De heilige Clemens gebruikt hier precies de termen waarmee hij eerder de liturgische en hiërarchische orde van het Oude Verbond had beschreven.
Verderop vgl: 42,1 e.v.[[[984]]] beschrijft paus Clemens de hiërarchie van het Nieuwe Verbond, vervat in de Heer Jezus Christus zelf en geconcretiseerd in de zending van de apostelen. Deze werkelijkheid komt overeen met de door God gewilde orde (táxis). De heilige Clemens gebruikt hier precies de termen waarmee hij eerder de liturgische en hiërarchische orde van het Oude Verbond had beschreven.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Vanaf de vroegste eeuwen wist de Kerk dat de goddelijke eredienst moest plaatsvinden volgens een door God vastgestelde orde, naar het voorbeeld van de goddelijke orde die in het Oude Verbond was vastgesteld. Om een taak in de openbare eredienst te kunnen vervullen, was het dus noodzakelijk om tot een hiërarchische orde te behoren. Bijgevolg werd de christelijke eredienst, d.w.z. de eucharistische liturgie, gevierd in een hiërarchische orde, door personen die daartoe officieel waren aangewezen. Daarom vormden deze dienaren van de eredienst een orde, een heilige orde, verdeeld in drie graden: episcopaat, presbyteraat en diaconaat, parallel aan de drie graden van dienaren van de eredienst van het Oude Verbond: hogepriester, priesters en Levieten.
In de eerste eeuw noemde St. Clemens de dienst van de oudtestamentische Levieten “diakonia” 40,5[[984]] Wij kunnen hier dus de basis herkennen van de oude kerkelijke traditie, sinds tenminste de vijfde eeuw, die de christelijke diaken aanduidt met het woord “Leviet”, bijvoorbeeld in de Constitutiones Apostolicae 2, 26:3[[6358]] en in de geschriften van paus Leo de Grote. vgl: 6, 6[[[914]]] vgl: 14, 4[[[914]]] vgl: 59:7; 85:2[[[913]]]
In de eerste eeuw noemde St. Clemens de dienst van de oudtestamentische Levieten “diakonia” 40,5[[984]] Wij kunnen hier dus de basis herkennen van de oude kerkelijke traditie, sinds tenminste de vijfde eeuw, die de christelijke diaken aanduidt met het woord “Leviet”, bijvoorbeeld in de Constitutiones Apostolicae 2, 26:3[[6358]] en in de geschriften van paus Leo de Grote. vgl: 6, 6[[[914]]] vgl: 14, 4[[[914]]] vgl: 59:7; 85:2[[[913]]]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Het diaconaat
9
Een zeer duidelijk en belangrijk getuigenis van dit parallellisme tussen de hiërarchische graden van het Oude en het Nieuwe Verbond wordt gevonden in de riten van de wijding. De teksten van de wijdingsriten gaan terug tot zeer oude tijden, zoals blijkt uit de Traditio Apostolica[1159] en vervolgens uit de Sacramentaria van de Roomse Kerk. Deze teksten en riten zijn in hun essentiële formules gedurende vele eeuwen vrijwel onveranderd gebleven, tot op de dag van vandaag. De voorwoorden of wijdingsgebeden van de drie sacramentele orden verwijzen naar de hiërarchische en liturgische orde van het Oude Verbond.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
In de ritus van de bisschopswijding werd in het oude Romeinse Pontificale deze essentiële bevestiging uitgesproken: “De glorie van God moet worden gediend door gewijde orden” (gloriae Tuae sacris famulantur ordinibus). In het oude Pontificale wordt uitdrukkelijk het parallellisme vastgesteld tussen Aäron, de hogepriester, en de bisschoppelijke orde; in het nieuwe Pontificale is er slechts een algemene verwijzing naar. In de priesterwijding van beide Pontificalen wordt uitdrukkelijk verwezen naar de zeventig oudsten, de assistenten van Mozes in de woestijn. Wat de diaken betreft, wordt in het vroegere Pontificale uitdrukkelijk verklaard dat diakens de naam en de functie hebben van de Levieten van het Oude Testament: “quorum (levitarum) et nomen et officium tenetis”. In het oude Pontificale staat nog duidelijker: “Wees verkozen tot het Levitische ambt” (eligimini in levitico officio). Het nieuwe Pontificale vergelijkt in het wijdingsgebed het diaconaat ook met de Levieten.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
In de oudtestamentische eredienst verleenden de Levieten een hele reeks secundaire liturgische diensten ter ondersteuning en bijstand van de priesters. De diakens hadden dezelfde taak, zoals het biddend geloof en de liturgische praktijk van de Kerk uit de vroegste eeuwen getuigen. Wie geen plechtige aanstelling voor de eredienst had ontvangen, kon geen enkele liturgische functie vervullen, ook al was die functie van secundair belang of slechts een hulpfunctie. Deze secundaire en ondersteunende functies werden vervuld door diakens, de Levieten van het Nieuwe Testament, die niet als priesters werden beschouwd. Zo heeft de Kerk altijd geloofd en gebeden: de diaken wordt gewijd “non ad sacerdotium, sed ad ministerium”. 9[[1159|+26]] Dezelfde Traditio Apostolica[1159] (2e tot begin 3e eeuw) herhaalt: “De diaken ontvangt niet de geest waarin de priester deelneemt, maar de geest van het onder het gezag van de bisschop staan”. 8[[1159|+23]]
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Paus Benedictus XVI heeft een leerstellige en canonieke opheldering gegeven over het diaconaat. Met het Motu proprio Omnium in mentem[3310] van 26 oktober 2009 heeft de Paus de tekst van de canons 1008 en 1009[30|1008.1009] van het Wetboek van Canoniek Recht gecorrigeerd. De vorige tekst van canon 1008[30|1008] zei dat alle gewijde ambtsdragers die het sacrament van de Wijding ontvangen, de functie vervullen van onderricht, heiliging en bestuur “in persona Christi Capitis”. In de nieuwe formulering van hetzelfde canon zijn de uitdrukking in persona Christi Capitis en de vermelding van de drievoudige functie (tria munera) geschrapt. Aan canon 1009[30|1009] is een derde alinea toegevoegd:
“Zij die in de orde van het bisschops- of priesterambt zijn geroepen, ontvangen de opdracht en het vermogen om te handelen in de persoon van Christus, het Hoofd, maar diakens zijn bevoegd om het volk van God te dienen in de diakonia van de liturgie, het Woord en de naastenliefde (vim populo Dei serviendi)."
“Zij die in de orde van het bisschops- of priesterambt zijn geroepen, ontvangen de opdracht en het vermogen om te handelen in de persoon van Christus, het Hoofd, maar diakens zijn bevoegd om het volk van God te dienen in de diakonia van de liturgie, het Woord en de naastenliefde (vim populo Dei serviendi)."
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Het leergezag van de Kerk heeft deze noodzakelijke verduidelijking gebracht, zodat het diaconaat zowel leerstellig als liturgisch kan worden begrepen op een wijze die meer in overeenstemming is met de apostolische traditie en de grote traditie van de Kerk. Thomas van Aquino heeft bevestigd dat de diaken niet de bevoegdheid heeft om te onderwijzen, dat wil zeggen dat hij niet de “munus docendi” heeft in de strikte zin. Er is een verschil tussen de aard van de preek van de bisschop of priester enerzijds en die van de diaken anderzijds. De diaken kan alleen preken “per modum catechizantis”; daarentegen behoort de “modus docendi”, de leerstellige uiteenzetting van het Evangelie en het Geloof, toe aan de bisschop en de presbyter, aldus St. Thomas. vgl: Summa Theologiae Tertia Pars q. 67 a. 1 ad 1[[[t:iiia q. 67 a. 1 ad 1]]]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Wat de hiërarchische orde van de Kerk betreft, heeft het Concilie van Trente[d:21] een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de priesters en degenen die bedienaren worden genoemd. Het Concilie verklaart het volgende: “Naast het priesterschap zijn er in de Katholieke Kerk nog andere hoge en lage wijdingen” (sess. XXIII, cap. 2)[[695|3]] “In de katholieke kerk bestaat een door goddelijke beschikking ingestelde hiërarchie, bestaande uit bisschoppen, priesters en dienaren”. (Sess. XXIII, can. 6)[[695|14]] Het woord “dienaren” omvat zeker in de eerste plaats diakens, en uit het geciteerde tweede hoofdstuk[695|3], kan worden afgeleid dat ook de lagere wijdingen tot de hiërarchie behoren, hoewel zij niet op dezelfde wijze tot het ambtelijk priesterschap behoren als het episcopaat en het presbyterium. Diakens zijn geen “offeraars”, zij zijn geen priesters, en om deze reden heeft de grote traditie van de Kerk diakens niet beschouwd als gewone bedienaren van de sacramenten van het Doopsel en de uitdeling van het Communie.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
De hele traditie van de Kerk, zowel de oosterse als de westerse, heeft altijd het beginsel herhaald dat de diaken het liturgisch optreden van de bisschop of presbyter voorbereidt, bijstaat en assisteert. vgl: 11[[[2839]]] Het eerste Oecumenische Concilie van Nicea bevestigde reeds op ondubbelzinnige wijze deze uit de traditie overgeleverde waarheid en praktijk, door te zeggen :
“Dit grote en heilige Concilie vernam dat in bepaalde plaatsen en steden diakens aan priesters de genade van de heilige communie toedienen (gratiam sacrae communionis). Noch de canonieke normen (regula, kanòn), noch de gebruiken staan toe dat zij die niet de macht hebben om het offer te brengen (potestatem offerendi), het lichaam van Christus geven aan hen die de macht hebben om het offer te brengen.” (Can. 18)[[2594|(18)]]
De diaken dient het unieke en ondeelbare priesterschap van de bisschop en de presbyters op dezelfde wijze als de Levieten de hogepriester en de mozaïsche priesters dienen.
“Dit grote en heilige Concilie vernam dat in bepaalde plaatsen en steden diakens aan priesters de genade van de heilige communie toedienen (gratiam sacrae communionis). Noch de canonieke normen (regula, kanòn), noch de gebruiken staan toe dat zij die niet de macht hebben om het offer te brengen (potestatem offerendi), het lichaam van Christus geven aan hen die de macht hebben om het offer te brengen.” (Can. 18)[[2594|(18)]]
De diaken dient het unieke en ondeelbare priesterschap van de bisschop en de presbyters op dezelfde wijze als de Levieten de hogepriester en de mozaïsche priesters dienen.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Het diaconaat en de lagere wijdingen
16
Zonder priester te zijn, behoort de diaken niettemin tot de sacramentele en hiërarchische orde. Dit feit drukt deze waarheid uit: ondergeschikte of lagere liturgische functies behoren ook tot de ene ware priester Jezus Christus, aangezien Hij in de uitoefening van zijn priesterschap, door het offer van het Kruis, een dienaar, een bedienaar, een “diaken” is geworden. Bij het Laatste Avondmaal heeft Christus immers tot zijn apostelen, tot de priesters van het Nieuwe Verbond, gezegd: “Ik ben onder u als iemand die dient (ho diakonòn)” (Lc. 22, 27)[b:Lc. 22, 27], d.w.z. als een “diaken”. Het was om de diensten van bijstand tijdens de liturgie te verrichten, d.w.z. die functies die geen eigen priesterlijke macht vereisen, dat door goddelijke ordinantie een sacramentele wijding, namelijk het diaconaat, in de Kerk werd ingesteld. De liturgische diensten van het diaconaat, met uitzondering van de verkondiging van het Evangelie, zijn in de loop der tijden verdeeld over andere dienaren voor wie de Kerk niet-sacramentele wijdingen heeft ingesteld, met name het subdiaconaat, het lectoraat en de acolytaat. Bijgevolg is het beginsel dat alle liturgische functies die geen eigen priesterlijke macht vereisen, naar de wet en de natuur behoren tot het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen, niet geldig.
Bovendien is deze bewering in tegenspraak met het beginsel dat door de Goddelijke openbaring is vastgesteld in het Oude Verbond, waarin God (door Mozes) de orde van de Levieten instelde voor de lagere en niet-priesterlijke functies, en in het Nieuwe Verbond, waarin Hij (door de apostelen) de orde van de diakens instelde voor dit doel, d.w.z. voor de niet-priesterlijke functies in de liturgie.
Bovendien is deze bewering in tegenspraak met het beginsel dat door de Goddelijke openbaring is vastgesteld in het Oude Verbond, waarin God (door Mozes) de orde van de Levieten instelde voor de lagere en niet-priesterlijke functies, en in het Nieuwe Verbond, waarin Hij (door de apostelen) de orde van de diakens instelde voor dit doel, d.w.z. voor de niet-priesterlijke functies in de liturgie.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
De liturgische dienst van de diaken bevat in zichzelf ook de lagere en nog nederiger liturgische functies, omdat zij de ware aard van zijn orde en zijn naam tot uitdrukking brengen: dienaar, diákonos. Deze lagere of meer nederige liturgische functies kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het brengen van kaarsen, water en wijn naar het altaar (subdiaken, acoliet), het lezen van de lessen (subdiaken, voorlezer), het helpen bij exorcismes en het uitspreken van exorcismegebeden (exorcist), het bewaken van de kerkdeuren en het luiden van de klokken (portier). In de tijd van de apostelen waren het de diakens die al deze lagere diensten in de eredienst verrichtten, maar reeds in de tweede eeuw begon de Kerk, door een wijze beslissing, gebruik makend van een macht die haar door God geschonken was, de hogere niet-priesterlijke liturgische functies voor te behouden aan de diakens, en opende als het ware de schatkist van het diaconaat door de rijkdom ervan te verdelen, het diaconaat zelf op te splitsen en zo minder belangrijke ordes te creëren. vgl: voorwoord van Louis Bouyer de l’Oratoire, Casterman ed., Montreal 1965, p. 326[[[8124]]]
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Lange tijd bestonden er zo een klein aantal diakens door uitbreiding van andere lagere bedienaren. In de eerste eeuwen wilde de Kerk van Rome, uit eerbied voor de traditie van de apostelen, het aantal van zeven diakens niet overschrijden. Zo schreef paus Cornelius in Rome in de derde eeuw dat de Roomse Kerk zeven diakens telde. vgl: I, 6:43[[[1115]]] Ook in de vierde eeuw stelde een provinciale synode, die van Neocesarea (tussen 314 en 325 v. Chr.), dezelfde norm vast (vgl. Mansi II, 544). Dom Adrien Gréa gaf deze geestelijk en theologisch diepzinnige verklaring van de organische band tussen het diaconaat en de andere lagere of minder belangrijke ordes: “Aldus, naarmate de boom van de Kerk groeide, opende zich deze hoofdtak van het diaconaat, gehoorzamend aan de wetten van de goddelijke expansie, en splitste zich in verschillende takken, die de orde van het subdiaconaat vormden en de andere die minder belangrijke ordes werden genoemd”. vgl: voorwoord van Louis Bouyer de l’Oratoire, Casterman ed., Montreal 1965, p. 326[[[8124]]]
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Wat kan de reden zijn voor de bewonderenswaardige vruchtbaarheid van het diaconaat, waarvoor de lagere ordes zijn geboren? Het antwoord volgens Dom Gréa ligt in het feit dat er een wezenlijk verschil is tussen het priesterschap en het dienstwerk. Dit essentiële verschil zien we in het feit dat alleen het priesterschap handelt in persona Christi Capitis; het ambt van de diaconie daarentegen niet, zoals paus Benedictus XVI in herinnering bracht in het Motu proprio Omnium in mentem[3310]. Het priesterschap is eenvoudig en van nature ondeelbaar. Het priesterschap kan niet gedeeltelijk worden meegedeeld, hoewel het in verschillende graden kan worden bezeten. Het priesterschap is in handen van de bisschop als hoofd, en van de presbyter als deelnemer. In zijn essentie kan het priesterschap niet ontleed worden. vgl: p. 327[[[8124]]] Het dienstwerk daarentegen is volledig in handen van de diaconie, en het staat onbeperkt open voor deling, aangezien de vele functies van de dienaars alle gericht zijn op het priesterschap, dat zij moeten dienen. De goddelijke wijsheid heeft in de liturgische dienst, die niet strikt priesterlijk is, het karakter van deelbaarheid gelegd en het in het sacramentele diaconaat verankerd, maar de Kerk de vrijheid gelaten om, naar gelang van de behoeften en omstandigheden, op niet-sacramentele wijze de verschillende delen van het diaconaat te verdelen, die men in de lagere of minder belangrijke orden aantreft, met name de ambten van lectoraat en acolytaat.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Het Concilie van Trente[d:21], dat de structuur van de door God ingestelde hiërarchie dogmatisch vastlegde, koos de term “dienaars” naast de termen “bisschop” en “priesters”, en vermeed de term “diakens”. Waarschijnlijk heeft het Concilie in de term “dienaars” zowel het diaconaat als de lagere orden willen opnemen, om impliciet te zeggen dat de kleine orden deel uitmaken van het diaconaat. Dit is de formulering van Canon 6[695|14] van de XXIII zitting: “Indien iemand zegt, dat er in de katholieke Kerk geen hiërarchie is, ingesteld door goddelijke beschikking, bestaande uit bisschoppen, priesters en dienaren, laat hem dan anathema zijn”. “Men kan dus zeggen dat de lagere of minder belangrijke ordes zoals het lectoraat en de acolytaat hun wortel hebben in het diaconaat door de goddelijke instelling, maar in verschillende graden zijn gevormd en verdeeld door de kerkelijke instelling. vgl: voorwoord van Louis Bouyer de l’Oratoire, Casterman ed., Montreal 1965, p. 326[[[8124]]]
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 De historische evolutie van de lagere wijdingen
21
Reeds in de tweede eeuw wordt de aparte functie van de lezer in liturgische vieringen aangetroffen als een stabiele categorie van bedienaren van de liturgie, zoals Tertullianus getuigt. vgl: 41[[[983]]] Vóór Tertullianus vermeldt de H. Justinus degenen die het ambt hebben de Heilige Schrift te lezen tijdens de eucharistische liturgie. vgl: 67, 3[[[1026]]] Reeds in de derde eeuw bestonden in de Roomse Kerk alle kleine en grote wijdingen van de latere traditie van de Kerk, zoals blijkt uit een brief van paus Cornelius van het jaar 251: “In de Roomse Kerk zijn er zesenveertig presbyters, zeven diakens, zeven subdiakens, tweeënveertig acolieten, tweeënvijftig exorcisten, lectoren en dragers”. VI, 43, 11[[1115]]
Men mag niet vergeten dat deze hiërarchische structuur met zijn verschillende graden geen vernieuwing kon zijn, maar een traditie weerspiegelde, want drie jaar later schreef paus Stephanus I aan de heilige Cyprianus van Carthago dat er in de Roomse Kerk geen vernieuwingen zijn, waarbij hij de beroemde uitdrukking formuleerde: “nihil innovetur nisi quod traditum est”. Ep. 74, in Cyprianus[[8125]] Eusebius van Caesarea beschreef met deze woorden de houding van Paus Stephanus I, die zeker ook zijn voorgangers, de Romeinse Pausen, kenmerkte: “Stephanus nihil adversus traditionem, quae iam inde ab ultimis temporibus obtinuerat, innovandum ratus est” (Stephanus besloot geen vernieuwingen goed te keuren die in strijd waren met de traditie, die hij uit vroegere tijden had ontvangen). VII, 3:1[[1115]]
Men mag niet vergeten dat deze hiërarchische structuur met zijn verschillende graden geen vernieuwing kon zijn, maar een traditie weerspiegelde, want drie jaar later schreef paus Stephanus I aan de heilige Cyprianus van Carthago dat er in de Roomse Kerk geen vernieuwingen zijn, waarbij hij de beroemde uitdrukking formuleerde: “nihil innovetur nisi quod traditum est”. Ep. 74, in Cyprianus[[8125]] Eusebius van Caesarea beschreef met deze woorden de houding van Paus Stephanus I, die zeker ook zijn voorgangers, de Romeinse Pausen, kenmerkte: “Stephanus nihil adversus traditionem, quae iam inde ab ultimis temporibus obtinuerat, innovandum ratus est” (Stephanus besloot geen vernieuwingen goed te keuren die in strijd waren met de traditie, die hij uit vroegere tijden had ontvangen). VII, 3:1[[1115]]
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Op een zo belangrijk gebied als de hiërarchische structuur kon het bestaan van de vijf graden van ambtsdragers onder het diaconaat, in het midden van de derde eeuw, geen vernieuwing zijn tegen de traditie in. Het vreedzaam bestaan van deze graden onder het diaconaat veronderstelde dus een min of meer lange traditie en moest in de Roomse Kerk minstens dateren van de tweede eeuw, dus van het onmiddellijk na-apostolische tijdperk. Volgens de getuigenissen van alle liturgische documenten en die van de Kerkvaders vanaf de tweede eeuw behoorden de voorlezer en vervolgens ook de andere lagere liturgische ambten (portier, exorcist, acoliet, subdiaken) tot de clerus en werd hun deze functie door wijding verleend, zij het zonder handoplegging. De Oosterse Kerk gebruikte en gebruikt nog steeds twee verschillende uitdrukkingen. Voor de sacramentele wijdingen van het bisschops-, presbyterium- en diaconaat wordt het woord cheirotenia gebruikt, terwijl voor de wijdingen van minder belangrijke geestelijken (subdiakens, acolieten, voorlezers) het woord cheirotesia wordt gebruikt. Om aan te geven dat de functies van de lagere bedienaren dan de diaken op een bepaalde manier vervat zijn in en afgeleid zijn van het ambt van de diaken zelf, heeft de Kerk aan de lagere liturgische bedienaren ook de term ordo toegekend, dezelfde term waarmee de hiërarchische bedienaren van de sacramentele orde worden aangeduid, maar met de specificatie “kleine ordes” om hen te onderscheiden van de drie “grote ordes” (diaconaat, presbyterium, episcopaat) die een sacramenteel karakter hebben.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 7 De huidige situatie van lagere wijdingen
23
Sinds de eerste eeuwen, gedurende bijna duizend zevenhonderd jaar, heeft de Kerk de liturgische bedienaren onder het diaconaat, zowel in de liturgische boeken als in de canonieke teksten, voortdurend ordines genoemd. Deze traditie duurde tot het motu proprio Ministeria quaedam[291] van paus Paulus VI, in 1972, waarbij de lagere wijdingen en het subdiaconaat werden afgeschaft en in hun plaats de “bedieningen” van voorlezer en acoliet werden ingesteld om de actieve deelname van de lekengelovigen aan de liturgie te bevorderen, hoewel een dergelijke opvatting geen concrete steun vond in de teksten van het Tweede Vaticaans Concilie. Deze diensten van voorlezer en acoliet werden toen gekwalificeerd als “lekenbediening”. Bovendien was er een wijdverbreide bewering dat de liturgische dienst van lezer en acoliet een uitdrukking was die eigen was aan het gemeenschappelijk priesterschap van de leken. Op grond van dit argument kan geen overtuigende reden worden aangevoerd om vrouwen uit te sluiten van de officiële dienst van voorlezer en acoliet.
Dit argument stemt echter niet overeen met de sensus perennis Ecclesiae, want tot paus Paulus VI heeft de Kerk nooit geleerd dat de liturgische dienst van voorlezer en acoliet een uitdrukking zou zijn die eigen is aan het gemeenschappelijk priesterschap van de leken. De ononderbroken traditie van de universele Kerk heeft niet alleen vrouwen verboden de liturgische dienst van lectoraat en acoliet te verrichten, maar het kerkelijk recht heeft integendeel vrouwen verboden de lagere orden of het ambt van lectoraat en acoliet te ontvangen.
Dit argument stemt echter niet overeen met de sensus perennis Ecclesiae, want tot paus Paulus VI heeft de Kerk nooit geleerd dat de liturgische dienst van voorlezer en acoliet een uitdrukking zou zijn die eigen is aan het gemeenschappelijk priesterschap van de leken. De ononderbroken traditie van de universele Kerk heeft niet alleen vrouwen verboden de liturgische dienst van lectoraat en acoliet te verrichten, maar het kerkelijk recht heeft integendeel vrouwen verboden de lagere orden of het ambt van lectoraat en acoliet te ontvangen.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
In een gebaar van grote en duidelijke breuk met de ononderbroken en universele traditie van de Oosterse en Westerse Kerk, heeft paus Franciscus in het motu proprio Spiritus Domini[8063] van 10 januari 2021 can. 230 § 1[30|231] van het Wetboek van Canoniek Recht gewijzigd, waardoor vrouwen toegang krijgen tot het aangestelde ambt van lector en acoliet. Deze breuk met de ononderbroken en universele traditie van de Kerk, door paus Franciscus op het niveau van de wet uitgevaardigd, is echter eerder door zijn voorgangers, de pausen Paulus VI, Johannes Paulus II en Benedictus XVI, op het niveau van de praktijk gerealiseerd of getolereerd.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Een ander logisch gevolg zou het voorstel zijn om het sacramentele diaconaat voor vrouwen te vragen. Het feit dat paus Benedictus XVI opnieuw de traditionele leer heeft bevestigd dat de diaken niet de bevoegdheid heeft om te handelen in persona Christi capitis, omdat hij niet tot het priesterschap maar tot het dienstwerk is gewijd, is voor sommige theologen een gelegenheid geweest om op grond van dit argument te vragen dat vrouwen toegang krijgen tot het sacramentele diaconaat. Zij stellen dat, aangezien de diaken het priesterambt niet in zich draagt, het verbod op priesterwijding – definitief bevestigd door paus Johannes Paulus II in het document Ordinatio Sacerdotalis[231] van 1994 – volgens hen niet van toepassing zou zijn op het diaconaat.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Het moet worden bevestigd dat een sacramentele diaconale wijding van vrouwen in strijd zou zijn met de gehele traditie van de universele Kerk, zowel de oosterse als de westerse, en in strijd zou zijn met de door God ingestelde orde van de Kerk, aangezien het Concilie van Trente[d:21] dogmatisch de volgende waarheid heeft gedefinieerd: de door God ingestelde hiërarchie bestaat uit bisschoppen, priesters en dienaren, dat wil zeggen, in ieder geval ook uit diakens. vgl: sess. XXIII, can. 6[[[695|14]]] Bovendien heeft de beroemde liturg Aimé Georges Martimort met overtuigende historische en theologische bewijzen de theorie en de bewering van het bestaan van een vrouwelijk sacramenteel diaconaat weerlegd. vgl: Roma 1982[[[8127]]] vgl: in Leo Kardinal Scheffczyk, ed. Diakonat und Diakonissen, St. Ottilien 2002, pp. 67-106[[[8126]]]
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Het theologische argument dat de dienst van voorlezer en acoliet behoort tot het gemeenschappelijk priesterschap van de leken, is in tegenspraak met het reeds in het Oude Testament goddelijk vastgelegde beginsel, dat zegt: om een dienst, zelfs de meest nederige, in de openbare eredienst te kunnen verrichten, is het noodzakelijk dat de bedienaar een vaste of heilige aanstelling ontvangt. De apostelen behielden dit beginsel door de orde van diakens in te stellen door goddelijke openbaring, naar analogie van de Levieten uit het Oude Testament. Dit blijkt ook uit de toespelingen van paus Clemens I, een leerling van de apostelen. vgl: Ad Corinthios[[[984]]] De Kerk van de eerste eeuwen, en daarna de ononderbroken traditie, heeft dit theologisch beginsel van de goddelijke eredienst bewaard, dat verklaart dat om enige dienst aan het altaar of in de openbare eredienst te kunnen verrichten, het noodzakelijk is te behoren tot de orde van ambtsdragers, die voor dergelijke functies zijn aangewezen door middel van een speciale rite, die “wijding” wordt genoemd.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Daarom begon de Kerk reeds in de tweede eeuw de verschillende liturgische functies van de diaken, dat wil zeggen van de Leviet van het Nieuwe Testament, te verdelen over verschillende ambtsdragers of lagere orden. Toelating tot de liturgische dienst zonder dat men een kleine orde heeft ontvangen, is altijd beschouwd als een uitzondering. Als alternatief voor de lagere ordes, konden volwassen mannen of jongens het altaar bedienen. In deze gevallen verving het mannelijk geslacht op de een of andere manier de lagere niet-sacramentele wijding, aangezien de diaconale dienst en alle andere lagere dienstwerken, die tot het diaconaat behoorden, geen priesterlijke diensten waren. Het mannelijk geslacht was echter noodzakelijk omdat het, bij ontstentenis van een lagere wijding, de laatste schakel was die de liturgische bedienaren of plaatsvervangende lagere bedienaren symbolisch met het diaconaat verbond. Met andere woorden, het mannelijk geslacht van de lagere liturgische bedienaren was verbonden met het principe van de Levitische liturgische dienst, die op zijn beurt strikt gewijd was aan het priesterschap en er tegelijk ondergeschikt aan was, en voorbehouden aan het mannelijk geslacht door goddelijke beschikking in het Oude Verbond.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
In feite was Jezus Christus, die de ware “diaken” en “bedienaar” is van alle openbare erediensten van het Nieuwe Verbond, mannelijk. Daarom heeft de universele en ononderbroken tweeduizendjarige traditie van de Kerk, zowel in het Oosten als in het Westen, het ambt van openbare liturgische dienst voorbehouden aan het mannelijk geslacht in de sacramentele orde van het bisschopsambt, het priesterschap en het diaconaat, alsook in de lagere wijdingen van lagere bedieningen zoals het lectoraat en de acolytaat. Het vrouwelijk geslacht vindt zijn model van ambt en dienstbaarheid in de heilige Maagd Maria, Moeder van de Kerk, die zichzelf aanduidde met het woord “dienares”, ancilla (Latijn), doúle (Grieks), het equivalent van het mannelijke diákonos. Het is veelzeggend dat Maria niet zei: “Ik ben de diákona van de Heer”, maar “Ik ben de dienstmaagd van de Heer”.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
De liturgische dienst van de vrouw in de eucharistische liturgie, als voorlezer, acoliet en misdienaar, was totaal uitgesloten van de theologische gedachtegang van het geheel van de oud- en nieuwtestamentische tradities, evenals van de tweeduizend jaar oude traditie van de Kerk in Oost en West. vgl: Les diaconesses, Essai historique[[[8127]]] Er waren enkele uitzonderingen in het geval van vrouwelijke kloosters, waar de nonnen konden lezen; zij lazen echter niet in het priesterkoor of heiligdom, maar achter de gesloten poort, bijvoorbeeld bij sommige vrouwelijke kartuizers. vgl: Roma 1982, blz. 231 e.v.[[[8127]]]
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
De verkondiging van de Heilige Schrift tijdens de Eucharistieviering is door de Kerk nooit toevertrouwd aan personen die niet ten minste tot de lagere orden behoorden. Het Tweede Oecumenische Concilie van Nicea verbood een tegengestelde gewoonte en verklaarde: “De orde (taxis) moet worden bewaard in de heilige dingen en het behaagt God dat de verschillende taken van het priesterschap ijverig worden nageleefd. Omdat sommigen, die van jongs af aan de kerkelijke tonsuur hebben ontvangen, zonder verdere handoplegging door de bisschop (me cheirotesian labòntas), tijdens de eucharistische liturgie vanaf de ambo lezen (super ambonem irregulariter in collecta legentes; in het Grieks: en te synaxei) in strijd met de heilige canons (in het Grieks: a-kanonìstos), bevelen wij dat dit voortaan niet meer is toegestaan”. (can. XIV)[[7027|(14)]]
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
Deze norm is altijd gehandhaafd door de universele Kerk en in het bijzonder door de Roomse Kerk tot het moment na de liturgische hervorming na het Tweede Vaticaans Concilie, toen het leken – dat wil zeggen zij die niet in hogere of lagere ordes zijn gesteld – werd toegestaan om in het openbaar te lezen, zelfs tijdens plechtige missen, en dit werd geleidelijk zelfs toegestaan aan vrouwen. Bezorgd om het principe van de grote traditie te behouden, dat vereist dat de liturgische diensten worden uitgevoerd door bedienaren van de lagere orden, heeft het Concilie van Trente[d:21] de bisschoppen sterk aanbevolen ervoor te zorgen “dat de functies van de heilige ordes, van het diaconaat tot de ostiariaat, die in de Kerk bestaan sinds de apostolische tijden, alleen worden uitgeoefend door hen die in zulke orden zijn aangesteld”. cap. 17[[8129|(17)]] Het Concilie stond zelfs toe dat gehuwde mannen tot de lagere orden werden gewijd: “Als er geen ongehuwde geestelijken zijn om het ambt van de vier kleine ordes uit te oefenen, kunnen zij ook worden vervangen door gehuwde geestelijken”. cap. 17[[8129|(17)]] In de Romeinse liturgie kan, volgens de oudste of buitengewone vorm, de voorlezing in de eucharistische liturgie alleen worden gedaan door hen die ofwel de lagere ofwel de hogere wijdingen hebben ontvangen; in feite worden tot op de dag van vandaag de lagere wijdingen pontificaal toegediend in gemeenschappen die zich houden aan de usus antiquior. Deze vorm van de Romeinse liturgie bewaart dit beginsel, dat sinds de apostolische tijd is overgeleverd en door het Tweede Concilie van Nicea[d:222] in de 8e eeuw en door het Concilie van Trente[d:21] in de 16e eeuw opnieuw is bevestigd.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 8 De dienst van de lagere ordes en het priesterschap van Christus
33
Jezus Christus, de enige ware hogepriester van God, is tegelijkertijd de hoogste diaken. Men zou in zekere zin kunnen zeggen dat Christus ook de opperste subdiaken is, Christus is de opperste acoliet en de opperste exorcist, Christus is de opperste voorlezer en de opperste portier, Christus is de opperste misdienaar in de liturgie, want het hele bestaan van Christus en zijn heilsoperatie is een zeer nederige dienst geweest. Zijn priesterschap in het ministeriële priesterschap van de Kerk moet dus ook de lagere liturgische functies of de meest nederige liturgische diensten omvatten, zoals die van de voorlezer of de acoliet. Daarom maakt het diaconaat met zijn functies deel uit van het sacrament van de Wijding en impliciet ook van de lagere liturgische graden met hun functies, die altijd terecht ordines zijn genoemd, hoewel formeel niet-sacramenteel.
Dit is een andere theologische reden waarom de universele Kerk nooit vrouwen heeft toegelaten tot liturgische openbare ambten, zelfs niet in de lagere graden van lectoraat of acoliet. Men kan in het leven van Christus zien hoe Hij de functie van lezer vervulde. ((Vgl. Lc. 4, 16; toen Hij de Heilige Schrift las in de synagogedienst))[[b:Lc. 4, 16]] Men kan zeggen dat Christus de functie van ostiarus (deurwachter) uitoefende toen Hij de kooplieden uit de tempel van God verdreef. (Joh. 2, 15)[[b:Joh. 2, 15]] Christus oefende vaak de functie van exorcist uit, door onreine geesten uit te drijven. De functie van subdiaken of diaken werd bijvoorbeeld door Christus uitgeoefend tijdens het Laatste Avondmaal, toen Hij zich omgordde met het schort van een dienaar en de voeten waste van de apostelen, die bij datzelfde Avondmaal door Hem tot ware priesters van het Nieuwe Testament waren ingesteld. vgl: Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio, 2-5[[[694|2-5]]]
Dit is een andere theologische reden waarom de universele Kerk nooit vrouwen heeft toegelaten tot liturgische openbare ambten, zelfs niet in de lagere graden van lectoraat of acoliet. Men kan in het leven van Christus zien hoe Hij de functie van lezer vervulde. ((Vgl. Lc. 4, 16; toen Hij de Heilige Schrift las in de synagogedienst))[[b:Lc. 4, 16]] Men kan zeggen dat Christus de functie van ostiarus (deurwachter) uitoefende toen Hij de kooplieden uit de tempel van God verdreef. (Joh. 2, 15)[[b:Joh. 2, 15]] Christus oefende vaak de functie van exorcist uit, door onreine geesten uit te drijven. De functie van subdiaken of diaken werd bijvoorbeeld door Christus uitgeoefend tijdens het Laatste Avondmaal, toen Hij zich omgordde met het schort van een dienaar en de voeten waste van de apostelen, die bij datzelfde Avondmaal door Hem tot ware priesters van het Nieuwe Testament waren ingesteld. vgl: Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio, 2-5[[[694|2-5]]]
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
De nederige en lagere liturgische diensten maken ook deel uit van de grootheid en de aard van het ambt van priester en van het sacrament van de Heilige Wijding. Het zou een vergissing zijn, en een menselijke en wereldse opvatting, te beweren dat alleen de hogere liturgische functies (het verkondigen van het evangelie, het uitspreken van de consecratiewoorden) behoren tot het priesterambt, terwijl de lagere en nederigere liturgische functies (het uitspreken van de lezing en het bedienen van het altaar) behoren tot het algemene priesterschap van de lekengelovigen. In het koninkrijk van Christus is er geen discriminatie, geen wedijver om meer macht bij de uitoefening van de goddelijke eredienst; integendeel, alles is gericht op de werkelijkheid en op de eis van nederigheid, naar het model van Christus, de eeuwige Hogepriester.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
Dom Gréa liet ons deze bewonderenswaardige overwegingen na:
“Wanneer de bisschop of de priester een functie van het eenvoudige ambt vervullen, vervullen zij die met alle grootsheid die hun priesterschap aan hun optreden verleent; en het goddelijk hoofd van de pontifices, Jezus Christus zelf, heeft er niet voor teruggeschrokken de handelingen van de lagere bedienaren uit te oefenen en heeft hen allen verheven door de verhevenheid van zijn pontificaat. Als priester in de volheid van het priesterschap dat hij van zijn Vader had ontvangen (Ps. 109, 4; Hebr. 5, 1-10)[b:Ps. 109, 4; Hebr. 5, 1-10], wilde hij de plichten van de dienaren in zijn persoon heiligen. Bij de uitoefening daarvan verhief Hij hen door de waardigheid van zijn soeverein priesterschap en daalde tot hen neer zonder het te verlagen of te vernederen. ” Casterman ed., Montreal 1965, p. 109[[8124]]
“Wanneer de bisschop of de priester een functie van het eenvoudige ambt vervullen, vervullen zij die met alle grootsheid die hun priesterschap aan hun optreden verleent; en het goddelijk hoofd van de pontifices, Jezus Christus zelf, heeft er niet voor teruggeschrokken de handelingen van de lagere bedienaren uit te oefenen en heeft hen allen verheven door de verhevenheid van zijn pontificaat. Als priester in de volheid van het priesterschap dat hij van zijn Vader had ontvangen (Ps. 109, 4; Hebr. 5, 1-10)[b:Ps. 109, 4; Hebr. 5, 1-10], wilde hij de plichten van de dienaren in zijn persoon heiligen. Bij de uitoefening daarvan verhief Hij hen door de waardigheid van zijn soeverein priesterschap en daalde tot hen neer zonder het te verlagen of te vernederen. ” Casterman ed., Montreal 1965, p. 109[[8124]]
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Alle liturgische diensten in het heiligdom van de Kerk vertegenwoordigen Christus, de hoogste “diaken”, en daarom worden, volgens de perennis sensus van de Kerk en haar ononderbroken traditie, zowel de hogere als de lagere liturgische diensten verricht door personen van het mannelijk geslacht, die gesteld zijn in de sacramentele orde van het episcopaat, presbyteraat en diaconaat, of in de lagere bedieningen van het altaar, met name het lectoraat en de acolytaat.
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Het gemeenschappelijk priesterschap daarentegen wordt vertegenwoordigd door de personen die tijdens de liturgie in het middenschip van de kerk bijeen zijn en Maria voorstellen, de “dienstmaagd des Heren”, die het woord ontvangt en het vruchtbaar maakt in de wereld. De Heilige Maagd Maria zou nooit de functie van lezer of acoliet in de liturgie van de vroege Kerk hebben willen vervullen, en heeft die ook nooit vervuld. En zij zou zeer waardig zijn geweest om zo’n dienst te verrichten, daar zij heilig en onbevlekt is. Deelname aan de liturgie naar het model van Maria is de meest actieve en vruchtbare liturgische deelname die mogelijk is voor het gewone priesterschap en in het bijzonder voor vrouwen, omdat “de Kerk in Maria de hoogste uitdrukking ziet van het vrouwelijk genie”. Brief aan de Vrouwen, 10[[117|10]]
Athanasius Schneider,
hulpbisschop van het aartsbisdom Santa Maria in Astana
Referenties naar alinea 37: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/8123-de-betekenis-van-lagere-bedieningen-in-de-heilige-liturgie-nl