"Dominus prope est" - "De Heer is nabij" (Fil. 4, 5)
x
Informatie over dit document
"Dominus prope est" - "De Heer is nabij" (Fil. 4, 5)
Tot de kardinalen en de leden van de Romeinse curie bij de uitwisselingen van de Kerstgroeten 1984
Paus Johannes Paulus II
21 december 1984
Pauselijke geschriften - Toespraken
1985, Archief van de Kerken
21 december 1984
23 juni 2020
7789
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
1
Vereerde broeders en medewerkers,
'Dominus prope est' (De Heer is nabij) (Fil. 4, 5) [b:Fil. 4, 5]. Het steeds terugkerende, nu aanstaande heilige kerstfeest heeft ons opnieuw samengebracht voor de goede gewoonte elkaar onze wensen uit te wisselen. De kardinaaldeken heeft met geëigende en verheven bewoordingen de gemeenschappelijke gevoelens onder woorden gebracht en ons in de sfeer gebracht welke doortrokken is van de blijde verwachting welke eigen is aan dit feest dat zo dierbaar is aan het hart van allen. Ik dank hem met broederlijke genegenheid en met hem dank ik u allen voor uw aanwezigheid vandaag, waarin ik graag de bevestiging zie van de wil tot gemeenschap in de dienst van de kerk, welke de dagelijkse inspanning zowel haar edele als godsdienstige betekenis geeft.
'Dominus prope est' (De Heer is nabij). Met een hart vol dankbaarheid bereiden wij ons voor om samen met de herders in de heilige nacht neer te knielen voor de kribbe, waarbij de 'maagd en moeder', aangekondigd door de profeet Jesaja (Jes. 7, 14) [b:Jes. 7, 14], sidderende liefde waakt. Wij weten dat in dit breekbare menselijke wezen, dat nog niet in staat is een woord uit te brengen, het eeuwige Woord van God ons tegemoet treedt, de on geschapen Wijsheid welke het heelal bestuurt. Het is het licht van God dat 'schijnt in de duisternis' zoals de apostel Johannes zegt, die er vervolgens dadelijk met bittere werkelijkheidszin aan toevoegt: 'maar de duisternis nam het niet aan' (Joh. 1, 5) [b:Joh. 1, 5]. Licht en duisternis staan tegenover elkaar rond de voederbak waarin dit kind ligt: het licht van de waarheid en de duisternissen van de dwaling. Het is een confrontatie welke geen neutraliteit toestaat: men moet kiezen aan welke kant men wil staan. Het is een keuze waarbij ieder menselijk wezen zijn toekomst op het spel zet. Het kind van de kribbe zal eens volwassen geworden zeggen: 'Indien gij trouw blijft aan mijn woord zijt gij waarlijk mijn leerlingen. Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken' (Joh. 8, 31-32) [b:Joh. 8, 31-32].
'Dominus prope est' (De Heer is nabij) (Fil. 4, 5) [b:Fil. 4, 5]. Het steeds terugkerende, nu aanstaande heilige kerstfeest heeft ons opnieuw samengebracht voor de goede gewoonte elkaar onze wensen uit te wisselen. De kardinaaldeken heeft met geëigende en verheven bewoordingen de gemeenschappelijke gevoelens onder woorden gebracht en ons in de sfeer gebracht welke doortrokken is van de blijde verwachting welke eigen is aan dit feest dat zo dierbaar is aan het hart van allen. Ik dank hem met broederlijke genegenheid en met hem dank ik u allen voor uw aanwezigheid vandaag, waarin ik graag de bevestiging zie van de wil tot gemeenschap in de dienst van de kerk, welke de dagelijkse inspanning zowel haar edele als godsdienstige betekenis geeft.
'Dominus prope est' (De Heer is nabij). Met een hart vol dankbaarheid bereiden wij ons voor om samen met de herders in de heilige nacht neer te knielen voor de kribbe, waarbij de 'maagd en moeder', aangekondigd door de profeet Jesaja (Jes. 7, 14) [b:Jes. 7, 14], sidderende liefde waakt. Wij weten dat in dit breekbare menselijke wezen, dat nog niet in staat is een woord uit te brengen, het eeuwige Woord van God ons tegemoet treedt, de on geschapen Wijsheid welke het heelal bestuurt. Het is het licht van God dat 'schijnt in de duisternis' zoals de apostel Johannes zegt, die er vervolgens dadelijk met bittere werkelijkheidszin aan toevoegt: 'maar de duisternis nam het niet aan' (Joh. 1, 5) [b:Joh. 1, 5]. Licht en duisternis staan tegenover elkaar rond de voederbak waarin dit kind ligt: het licht van de waarheid en de duisternissen van de dwaling. Het is een confrontatie welke geen neutraliteit toestaat: men moet kiezen aan welke kant men wil staan. Het is een keuze waarbij ieder menselijk wezen zijn toekomst op het spel zet. Het kind van de kribbe zal eens volwassen geworden zeggen: 'Indien gij trouw blijft aan mijn woord zijt gij waarlijk mijn leerlingen. Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken' (Joh. 8, 31-32) [b:Joh. 8, 31-32].
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Het Woord van God komt door vlees te worden om onder ons te wonen (Joh. 1, 14) [[b:Joh. 1, 14]], om ons de onschatbare gave te brengen van de kennis van de waarheid: de waarheid over Hem, de waarheid over ons en over onze transcendente bestemming. De mens kan niet zichzelf maken noch zijn vrijheid tenzij op de grondslag van deze waarheid. Dit is daarom een uiterst kostbare gave welke bewaakt en verdedigd moet worden; het verlies van ook maar een deel van de volledige waarheid, dat het hart treft van dit 'in doeken gewikkelde' kind in de kribbe (Lc. 2, 12) [b:Lc. 2, 12], zou voor de mens een min of meer grote benadeling betekenen van de volledige verwezenlijking van zichzelf.
De Kerk die weet de bewaarster en bewaakster van deze waarheid te zijn, is zich daarvan bewust. Zij voelt zich daarom belast met een bijzondere dienst aan de mensheid: aan elke generatie welke de aarde komt bevolken moet zij de prachtige bestemming openbaren, welke God in zijn eniggeboren Zoon heeft voorbestemd voor ieder mensenkind, dat bereid is in het geloof het wonderbare initiatief van zijn liefde te aanvaarden. Daarom waakt de kerk, en in haar vooral de Romeinse zetel van Petrus, bij de wieg van Betlehem: zij waakt opdat deze transcendente waarden, welke de Schepper aan de mensheid heeft gegeven - de waarheid en de vrijheid in de waarheid. hetgeen wil zeggen de liefde - niet worden verduisterd en nog minder misvormd; zij waakt dat deze waarden ondanks alle tegengestelde stromingen, voortdurend worden vernieuwd en altijd meer versterkt in het leven van de enkelingen en de gezinnen, van de christelijke gemeenschap en de burgerlijke en tenslotte in het leven van de hele mensenfamilie.
De Kerk die weet de bewaarster en bewaakster van deze waarheid te zijn, is zich daarvan bewust. Zij voelt zich daarom belast met een bijzondere dienst aan de mensheid: aan elke generatie welke de aarde komt bevolken moet zij de prachtige bestemming openbaren, welke God in zijn eniggeboren Zoon heeft voorbestemd voor ieder mensenkind, dat bereid is in het geloof het wonderbare initiatief van zijn liefde te aanvaarden. Daarom waakt de kerk, en in haar vooral de Romeinse zetel van Petrus, bij de wieg van Betlehem: zij waakt opdat deze transcendente waarden, welke de Schepper aan de mensheid heeft gegeven - de waarheid en de vrijheid in de waarheid. hetgeen wil zeggen de liefde - niet worden verduisterd en nog minder misvormd; zij waakt dat deze waarden ondanks alle tegengestelde stromingen, voortdurend worden vernieuwd en altijd meer versterkt in het leven van de enkelingen en de gezinnen, van de christelijke gemeenschap en de burgerlijke en tenslotte in het leven van de hele mensenfamilie.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De Kerk tegenover de verschillende culturen
3
De Kerk heeft van deze waarden een bewustzijn dat tegelijk veelzijdig is en op eenheid gericht, zoals de dogmatische constitutie Lumen Gentium [617], waarvan de twintigste verjaardag van de afkondiging juist een maand geleden viel (21 november), op een heel bekende bladzijde goed in het licht stelde. In nummer 13 [617|13] van het fundamentele conciliedocument wordt aan de houding van de Kerk herinnerd tegenover de eigen 'rijkdommen, hulpbronnen en levensgewoonten' van de verschillende volkeren: de Kerk ziet daarin evenzovele 'gaven' die de verschillende culturen erdoor vormen en is daarom heel blij die te ontvangen, terwijl zij zich ook verplicht voelt ze uit te zuiveren, te bevestigen en te verheffen. Vooral door de universele aard welke haar tooit en onderscheidt, weet de Kerk dat zij deze 'gaven' in een hogere eenheid tot overeenstemming moet brengen, opdat ze bij zouden dragen aan de geleidelijke vestiging van het ene rijk van Christus. En 'dank zij deze algemeenheid brengen de afzonderlijke delen hun eigen gaven aan ten gunste van de andere delen en van de gehele Kerk. Zo groeit het geheel en groeien de afzonderlijke delen, die alle met elkaar in gemeenschap blijven en voor de volheid in de eenheid samenwerken'.
Er is meer: deze gedachtegang voortzettend biedt de tekst een grondstelling van de katholieke ecclesiologie. Deze brengt naar voren dat 'er in de kerkelijke gemeenschap op wettige wijze particuliere kerken bestaan, die hun eigen tradities bewaren doch het primaat van de zetel van Petrus erkennen. Deze neemt het voorzitterschap over heel de liefdesgemeenschap waar, beschermt de rechtmatige verscheidenheid en zorgt er tevens voor, dat het bijzondere de eenheid niet zou schaden, maar veeleer bevorderen'.
Men zou zich moeilijk duidelijker en dieper kunnen uitdrukken: de universele Kerk wordt voorgesteld als een gemeenschap van (particuliere) kerken en indirect als een gemeenschap van naties, talen en culturen. Elk van hen draagt haar eigen 'gaven' bij aan het geheel, zoals elke generatie en elk menselijk tijdperk, elke wetenschappelijke en sociale verworvenheid en de geleidelijk bereikte beschavingsniveaus die bijdragen.
Er is meer: deze gedachtegang voortzettend biedt de tekst een grondstelling van de katholieke ecclesiologie. Deze brengt naar voren dat 'er in de kerkelijke gemeenschap op wettige wijze particuliere kerken bestaan, die hun eigen tradities bewaren doch het primaat van de zetel van Petrus erkennen. Deze neemt het voorzitterschap over heel de liefdesgemeenschap waar, beschermt de rechtmatige verscheidenheid en zorgt er tevens voor, dat het bijzondere de eenheid niet zou schaden, maar veeleer bevorderen'.
Men zou zich moeilijk duidelijker en dieper kunnen uitdrukken: de universele Kerk wordt voorgesteld als een gemeenschap van (particuliere) kerken en indirect als een gemeenschap van naties, talen en culturen. Elk van hen draagt haar eigen 'gaven' bij aan het geheel, zoals elke generatie en elk menselijk tijdperk, elke wetenschappelijke en sociale verworvenheid en de geleidelijk bereikte beschavingsniveaus die bijdragen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Vandaag wordt veel aangedrongen op de 'bijzondere' christelijke ervaringen, welke de particuliere kerken opdoen in de sociaal-culturele samenhang, waarin elk van hen geroepen is te leven. Deze bijzondere ervaringen - zo wordt benadrukt - betreffen hetzij het woord van God dat gelezen en begrepen moet worden in het licht van gegevens die zich voordoen op de eigen bestaansweg: hetzij het liturgisch gebed dat moet putten uit de cultuur waarin de tekenen, gebaren en woorden zijn opgenomen, die voor de aanbidding, de eredienst en de viering dienen; hetzij de theologische bezinning welke zich moet bedienen van denkcategorieën die kenmerkend zijn voor iedere cultuur; hetzij tenslotte de kerkelijke gemeenschap zelf welke haar wortels heeft in de eucharistie, maar in haar concrete verklaring afhangt van de historisch-tijdelijke conditioneringen welke voortvloeien uit het opgenomen zijn in het milieu van een bepaald land of van een bepaald deel van de wereld.
Dat zijn perspectieven die niet zonder belang zijn voor de wegen van het theologisch onderzoek, welke zij lijken te openen ten opzichte van het onuitputtelijk mysterie van de Kerk en, meer nog, voor de mogelijkheden welke ze de gelovigen bieden om altijd vollediger de onmetelijke rijkdommen van het nieuwe door Christus gebrachte leven waar te nemen en zich eigen te maken. Maar het zijn perspectieven die om vruchtbaar te zijn de eerbiediging veronderstellen van een onontkoombare voorwaarde: deze ervaringen mogen niet op zichzelf of op onafhankelijke wijze, zo niet rechtstreeks in tegenstelling worden gezien met hetgeen de kerken in andere delen van de wereld beleven. Om authentieke ervaringen van de Kerk te vormen, moeten zij in overeenstemming zijn met die waartoe andere Christenen, in contact met verschillende culturele verbanden, menen geroepen te zijn te beleven om trouw te zijn aan de eisen die voortkomen uit het enige en identieke mysterie van Christus.
Dat zijn perspectieven die niet zonder belang zijn voor de wegen van het theologisch onderzoek, welke zij lijken te openen ten opzichte van het onuitputtelijk mysterie van de Kerk en, meer nog, voor de mogelijkheden welke ze de gelovigen bieden om altijd vollediger de onmetelijke rijkdommen van het nieuwe door Christus gebrachte leven waar te nemen en zich eigen te maken. Maar het zijn perspectieven die om vruchtbaar te zijn de eerbiediging veronderstellen van een onontkoombare voorwaarde: deze ervaringen mogen niet op zichzelf of op onafhankelijke wijze, zo niet rechtstreeks in tegenstelling worden gezien met hetgeen de kerken in andere delen van de wereld beleven. Om authentieke ervaringen van de Kerk te vormen, moeten zij in overeenstemming zijn met die waartoe andere Christenen, in contact met verschillende culturele verbanden, menen geroepen te zijn te beleven om trouw te zijn aan de eisen die voortkomen uit het enige en identieke mysterie van Christus.
Referenties naar alinea 4: 1
Fratelli tutti ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Deze verklaring raakt een centraal punt van de katholieke ecclesiologie en verdient te worden bekrachtigd. Toegeven aan 'isolationistische' richtingen of rechtstreeks 'middelpunt-vliedende' stromingen bevorderen is in strijd met de ecclesiologie van het Tweede Vaticaans Concilie. Lumen Gentium [617] maakt in het aangehaalde nummer 13 [617|13] de mogelijkheden duidelijk die een gezond pluralisme eigen zijn. Ze geeft evenwel met grote duidelijkheid nauwkeurig de grenzen ervan aan: het ware pluralisme is nooit een factor van verdeeldheid, maar een element dat bijdraagt aan de vorming van de eenheid binnen de universele gemeenschap van de Kerk.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Gemeenschap van geest, gemeenschap van hart
5a
Er bestaat namelijk tussen de afzonderlijke kerken een ontologische verhouding van wederkerige insluiting: elke particuliere Kerk is als verwezenlijking van de ene Kerk van Christus, op een of andere manier aanwezig in alle particuliere kerken, 'in en door hen bestaat de éne en enige katholieke kerk' Lumen Gentium [[617|23]] Deze ontologische verhouding moet op het dynamische vlak van het concrete leven tot uiting komen, indien de christelijke gemeenschap niet in tegenspraak wil komen met zichzelf: de kerkelijke grondkeuzen van de gelovigen van de ene gemeenschap moeten in overeenstemming gebracht kunnen worden met die van de gelovigen van de andere gemeenschappen, om aldus die gemeenschap van geest en hart mogelijk te maken waarvoor Christus tijdens het laatste avondmaal bad: 'Opdat allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U ... opdat zij volmaakt één zijn' (Joh. 17, 21.23) [b:Joh. 17, 21.23].
Referenties naar alinea 5a: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Een bijzondere verplichting van de Apostolische Stoel bestaat juist in het dienen van deze universele eenheid. Daarin bestaat zelfs het bijzondere ambt en, mogen we zeggen, het charisma van Petrus en van zijn opvolgers. Zei Christus soms niet tot hem vóór de donkere nacht van het verraad: 'Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou bezwijken. Wanneer ge eenmaal tot inkeer gekomen zijt, versterk dan op uw beurt uw broeders' (Lc. 22, 32) [b:Lc. 22, 32]? Hij is namelijk de 'steenrots' waarop Christus zijn Kerk heeft willen bouwen (Mt. 16, 18) [[b:Mt. 16, 18]]; en juist van het fundament wordt de hechte duurzaamheid van heel het gebouw verwacht. Daarom liet Jezus na de verrijzenis aan Petrus in een emotioneel geladen gesprek de bindende instructie na: 'Weid mijn lammeren ... Weid mijn schapen' (Joh. 21, 15-17) [b:Joh. 21, 15-17]. De enige opperherder is ongetwijfeld het mensgeworden Woord, Christus de Heer. De Paus maakt zich daarom met spontane geestdrift de woorden van de heilige Augustinus tot de zijne: 'Voor u zijn wij herders, maar onder die Herder zijn wij met u schapen... Vanaf deze plaats zijn wij voor u leraren, maar onder die ene Leermeester zijn wij met u in deze school medeleerlingen.' Ps. 126, 3 [[838]] Dat neemt evenwel niet weg, dat iedereen in de Kerk zijn bijzondere taak heeft, waarvan hij op een dag aan Christus zelf rekenschap zal moeten geven. In de loop van de eeuwen hebben de Pausen sterk de verantwoordelijkheid gevoeld voor de dienst aan de katholieke eenheid welke hen werd toevertrouwd en hebben zij op velerlei wijze gezocht daarin te voorzien door zich ook te omringen met ervaren medewerkers om beter te velerlei opdrachten van het ambt het hoofd te kunnen bieden.
Kort geleden heeft men in antwoord op de suggesties van de concilievergadering de curie willen 'internationaliseren', opdat de aanwezigheid van functionarissen afkomstig uit de verschillende delen van de wereld de dialoog zou vergemakkelijken met de kerken die op de verschillende continenten bestaan. Vanmorgen heb ik het genoegen een uitgelezen vertegenwoordiging te ontmoeten van de organismen waaruit de Romeinse curie is samengesteld. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik, zeergeliefde broeders in Christus, om u mijn waardering uit te spreken en u te danken voor de deskundige medewerking welke u mij edelmoedig verleent bij de dagelijkse vervulling van de opdrachten die eigen zijn aan mijn bediening. U beleeft met mij de 'zorg voor alle kerken' welke de 'dagelijkse last' vormde voor de apostel Paulus. (2 Kor. 11, 28) [[b:2 Kor. 11, 28]] Ze vormt ook de dagelijkse last van iedere Paus. Aan de opvolgers van Petrus komt het namelijk toe zo te handelen, dat die 'gaven' naar het centrum van de Kerk kunnen samenvloeien, waarop de aangehaalde concilietekst [617|23] zinspeelt, en aan hen komt het ook toe ervoor te zorgen dat die zelfde 'gaven' in onderlinge vergelijking verrijkt, kunnen terugvloeien naar de verschillende ledematen van het mystiek lichaam van Christus om er nieuwe aanzetten van ijver en leven aan te geven. Er bestaan gewone middelen om deze apostolische verplichting na te komen en daaronder vallen de bezoeken 'ad limina': in de loop van dit jaar heb ik het genoegen gehad de bisschoppenconferenties te ontvangen van Costa Rica, de Pacific, El Salvador, Taiwan, Togo, Lesotho, Peru, Griekenland, Sri Lanka, Venezuela, Argentinië, Chili, Equatoriaal Guinea, de Antillen, Bolivia en Paraguay.
Er bestaan ook buitengewone middelen, waaronder de bezoeken van de Paus aan de particuliere kerken op de verschillende continenten en de pelgrimages daarheen bijzonder doeltreffend zijn gebleken. Mij staat altijd levendig de dankbare herinnering aan de apostolische reis voor de geest, welke ik in begin mei heb gemaakt naar Korea, Papua Nieuw Guinea, de Solomon Eilanden en Thailand om de zorgen en verwachtingen van de jonge en veelbelovende kerken van die landen te delen. Betekenisvol was ook de reis welke mij in de maand juni naar Zwitserland bracht, welke mij de gelegenheid gaf de gemeenschapsbanden van de zetel van Rome met de edele kerken van die natie te versterken. Onvergetelijk blijven ook de beleefde emoties tijdens de reis in Canada, in contact met mensen die hun geloof beleven te midden van een hoogontwikkelde samenleving of met mensen die de evangelische boodschap ontvingen in de samenhang van de oude inheemse beschavingen. Belangrijk was tenslotte, ook al was het snel, de reis van half oktober, waarmee ik, met aandoen van Spanje, naar Santo Domingo ben gegaan, dat wil zeggen het land van waaruit bijna vijf eeuwen geleden de evangelisatie zich in de nieuwe wereld verbreidde. Bij die gelegenheid heb ik bovendien de bevolking van Puerto Rico kunnen ontmoeten.
Ik herinner me met vreugde ook de pastorale bezoeken die ik in de loop van het jaar in Italië heb afgelegd, en dat wil zeggen naar Bari, Bitonto, Viterbo, Fano, Alatri en vervolgens in begin oktober naar de kerken van Calabrië, tot en met de pelgrimage van afgelopen november naar de plaatsen die gewijd zijn aan de herinnering van de heilige Carolus bij het vierde eeuwfeest van zijn dood. De Apostolische Stoel onderhoudt een dicht net van contacten met alle particuliere kerken in voortdurende bezorgdheid geen enkele 'gave van boven' (Jak. 1, 17) [[b:Jak. 1, 17]] verloren te laten gaan, en tegelijk de onschatbare schat van de waarheid van God te beschermen met alles wat deze aan onvergankelijke waarde heeft voortgebracht in de vruchtbare grond van de christelijke generaties door de eeuwen heen. Geen bevooroordeelde afwijzing noch betreurenswaardige onwetendheid dus, maar voortdurende aandacht voor 'wat de Geest tot de kerken zegt' (Openb. 2, 7) [b:Openb. 2, 7], opdat alles wat authentiek van Hem komt tot voordeel kan strekken van het hele geheel van het mystiek lichaam van Christus.
Kort geleden heeft men in antwoord op de suggesties van de concilievergadering de curie willen 'internationaliseren', opdat de aanwezigheid van functionarissen afkomstig uit de verschillende delen van de wereld de dialoog zou vergemakkelijken met de kerken die op de verschillende continenten bestaan. Vanmorgen heb ik het genoegen een uitgelezen vertegenwoordiging te ontmoeten van de organismen waaruit de Romeinse curie is samengesteld. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik, zeergeliefde broeders in Christus, om u mijn waardering uit te spreken en u te danken voor de deskundige medewerking welke u mij edelmoedig verleent bij de dagelijkse vervulling van de opdrachten die eigen zijn aan mijn bediening. U beleeft met mij de 'zorg voor alle kerken' welke de 'dagelijkse last' vormde voor de apostel Paulus. (2 Kor. 11, 28) [[b:2 Kor. 11, 28]] Ze vormt ook de dagelijkse last van iedere Paus. Aan de opvolgers van Petrus komt het namelijk toe zo te handelen, dat die 'gaven' naar het centrum van de Kerk kunnen samenvloeien, waarop de aangehaalde concilietekst [617|23] zinspeelt, en aan hen komt het ook toe ervoor te zorgen dat die zelfde 'gaven' in onderlinge vergelijking verrijkt, kunnen terugvloeien naar de verschillende ledematen van het mystiek lichaam van Christus om er nieuwe aanzetten van ijver en leven aan te geven. Er bestaan gewone middelen om deze apostolische verplichting na te komen en daaronder vallen de bezoeken 'ad limina': in de loop van dit jaar heb ik het genoegen gehad de bisschoppenconferenties te ontvangen van Costa Rica, de Pacific, El Salvador, Taiwan, Togo, Lesotho, Peru, Griekenland, Sri Lanka, Venezuela, Argentinië, Chili, Equatoriaal Guinea, de Antillen, Bolivia en Paraguay.
Er bestaan ook buitengewone middelen, waaronder de bezoeken van de Paus aan de particuliere kerken op de verschillende continenten en de pelgrimages daarheen bijzonder doeltreffend zijn gebleken. Mij staat altijd levendig de dankbare herinnering aan de apostolische reis voor de geest, welke ik in begin mei heb gemaakt naar Korea, Papua Nieuw Guinea, de Solomon Eilanden en Thailand om de zorgen en verwachtingen van de jonge en veelbelovende kerken van die landen te delen. Betekenisvol was ook de reis welke mij in de maand juni naar Zwitserland bracht, welke mij de gelegenheid gaf de gemeenschapsbanden van de zetel van Rome met de edele kerken van die natie te versterken. Onvergetelijk blijven ook de beleefde emoties tijdens de reis in Canada, in contact met mensen die hun geloof beleven te midden van een hoogontwikkelde samenleving of met mensen die de evangelische boodschap ontvingen in de samenhang van de oude inheemse beschavingen. Belangrijk was tenslotte, ook al was het snel, de reis van half oktober, waarmee ik, met aandoen van Spanje, naar Santo Domingo ben gegaan, dat wil zeggen het land van waaruit bijna vijf eeuwen geleden de evangelisatie zich in de nieuwe wereld verbreidde. Bij die gelegenheid heb ik bovendien de bevolking van Puerto Rico kunnen ontmoeten.
Ik herinner me met vreugde ook de pastorale bezoeken die ik in de loop van het jaar in Italië heb afgelegd, en dat wil zeggen naar Bari, Bitonto, Viterbo, Fano, Alatri en vervolgens in begin oktober naar de kerken van Calabrië, tot en met de pelgrimage van afgelopen november naar de plaatsen die gewijd zijn aan de herinnering van de heilige Carolus bij het vierde eeuwfeest van zijn dood. De Apostolische Stoel onderhoudt een dicht net van contacten met alle particuliere kerken in voortdurende bezorgdheid geen enkele 'gave van boven' (Jak. 1, 17) [[b:Jak. 1, 17]] verloren te laten gaan, en tegelijk de onschatbare schat van de waarheid van God te beschermen met alles wat deze aan onvergankelijke waarde heeft voortgebracht in de vruchtbare grond van de christelijke generaties door de eeuwen heen. Geen bevooroordeelde afwijzing noch betreurenswaardige onwetendheid dus, maar voortdurende aandacht voor 'wat de Geest tot de kerken zegt' (Openb. 2, 7) [b:Openb. 2, 7], opdat alles wat authentiek van Hem komt tot voordeel kan strekken van het hele geheel van het mystiek lichaam van Christus.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het geloof in zijn authenticiteit verdedigen
7
In dit verband moet ook de bijzondere verantwoordelijkheid worden benadrukt welke heel het episcopaat heeft - 'cum Petro et sub Petro' (met Petrus en onder Petrus) - tegenover het 'geheel van de geloofsleer', welke door Christus aan de Kerk werd toevertrouwd, opdat ze ongeschonden zou worden bewaard en trouw onderwezen aan de menselijke generaties van elke tijd. Waarom zouden we ons namelijk niet de plechtige woorden herinneren, waarmee Jezus afscheid nam van de apostelen op het moment van zijn terugkeer naar de Vader? Ze vormen een nauwkeurige opdracht: 'Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen. .. en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb' (Mt. 28, 18-20) [b:Mt. 28, 18-20]). Alles! Geen deel van het 'geheel' mag worden terzijde gelegd, aangetast of verwaarloosd. Zich daarvan bewust richt de apostel Paulus tot de leerling Timoteüs het onvoorwaardelijk gebod: 'Bewaar het pand' (1 Tim. 6, 20) [b:1 Tim. 6, 20] en prent hem in: 'Verkondig het woord, dring aan te pas en te onpas, weerleg, berisp, bemoedig, in één woord, geef uw onderricht met groot geduld' (2 Tim. 4, 2) [b:2 Tim. 4, 2]. Elk historisch tijdperk staat namelijk aan de verleiding bloot 'de gezonde leer niet meer te verdragen' en 'zich een menigte leraren aan te schaffen naar eigen smaak, die hun oren sluiten voor de waarheid om te luisteren naar allerlei mythen.' (2 Tim. 4, 3-4) [[b:2 Tim. 4, 3-4]]
Aan deze verleiding staat ook onze tijd bloot. Daarom rust op de herders en leiders van het volk van God een nauwkeurige plicht: die van de verdediging van de authenticiteit van de evangelische leer tegen alles wat haar bederft en misvormt. Wij moeten ongetwijfeld weten te erkennen en aanvaarden wat onze generatie aan 'goeds' tot uitdrukking weet te brengen om het 'te zuiveren, te versterken en te verheffen'. Het concilie heeft ons daaraan herinnert. vgl: Lumen Gentium [[[617|13]]] Maar wij moeten ook met moed datgene afwijzen wat op zich de indruk van dwaling en zonde draagt; datgene wat op zich een wezenlijke bedreiging voor de waarheid en de moraliteit van de mens insluit; datgene wat een aanslag doet op de waardigheid van de mens en de onvervreemdbare rechten van enkelingen en naties door zich met bedrieglijke listen of met aanmatigend machtsmisbruik in de samenleving te verbreiden.
De Kerk heeft de plicht te waken om de ongeschondenheid van het geloof en de katholieke leer te verdedigen door te waarschuwen tegen de valstrikken welke haar proberen te verminken. Het is haar duidelijke taak, welke zij niet kan opgeven.
Aan deze verleiding staat ook onze tijd bloot. Daarom rust op de herders en leiders van het volk van God een nauwkeurige plicht: die van de verdediging van de authenticiteit van de evangelische leer tegen alles wat haar bederft en misvormt. Wij moeten ongetwijfeld weten te erkennen en aanvaarden wat onze generatie aan 'goeds' tot uitdrukking weet te brengen om het 'te zuiveren, te versterken en te verheffen'. Het concilie heeft ons daaraan herinnert. vgl: Lumen Gentium [[[617|13]]] Maar wij moeten ook met moed datgene afwijzen wat op zich de indruk van dwaling en zonde draagt; datgene wat op zich een wezenlijke bedreiging voor de waarheid en de moraliteit van de mens insluit; datgene wat een aanslag doet op de waardigheid van de mens en de onvervreemdbare rechten van enkelingen en naties door zich met bedrieglijke listen of met aanmatigend machtsmisbruik in de samenleving te verbreiden.
De Kerk heeft de plicht te waken om de ongeschondenheid van het geloof en de katholieke leer te verdedigen door te waarschuwen tegen de valstrikken welke haar proberen te verminken. Het is haar duidelijke taak, welke zij niet kan opgeven.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De bescherming van de waarheid is een plicht voor de Kerk
8
De Heilige Stoel volbrengt van zijn kant deze plicht tot bevordering en bescherming ten aanzien van de 'geloofsschat' met de bijzondere hulp van de Congregatie voor de geloofsleer [d:106]. Zoals bekend is na het Tweede Vaticaans Concilie de procedure waaraan het heilig dicasterium zich houdt bij het onderzoek van personen en geschriften die aan zijn oordeel worden onderworpen, gewijzigd met de bedoeling de betrokken personen alle waarborgen te bieden: de bescherming van de waarheid, welke een allerheiligste en noodzakelijke plicht van de Kerk is, wordt niet bereikt door op enigerlei wijze aan de waardigheid en de rechten van de personen voorbij te' gaan.
leder die de dingen met onbevangen objectiviteit wil bezien, kan, ook in het licht van de recente periode, niet ontkennen dat het vermelde dicasterium bij interventies voortdurend bezield is van de strenge normen van respect jegens de personen waarmee het in contact treedt. Men zou wensen dat deze laatsten altijd een even respectvolle houding aannamen tegenover dit dicasterium wanneer het hen privé of openbaar benadert om zich over hun werk uit te spreken. En eenzelfde beginsel zou ook moeten gelden voor alle leden van het volk van God, daar dit dicasterium niets anders voorheeft dan het grootste goed dat de Christen bezit, van alle valstrikken te vrijwaren, en dat is de authenticiteit en ongeschondenheid van zijn geloof
Het is ongetwijfeld heel belangrijk dat zich binnen de Kerk een eerlijke en open dialoog ontwikkelt tussen de verschillende elementen van het volk van God. Maar zo'n dialoog moet verstaan worden als een middel tot het zoeken van wat waar en juist is en niet als een gelegenheid om toe te geven aan woorden en houdingen die moeilijk verenigbaar lijken met een waarachtige geest van dialoog. Iedereen moet steeds de plicht voor ogen houden, welke hij ten aanzien van de waarheid heeft, vooral ten aanzien van die welke God heeft geopenbaard en waarvan de Kerk de bewaarster is.
leder die de dingen met onbevangen objectiviteit wil bezien, kan, ook in het licht van de recente periode, niet ontkennen dat het vermelde dicasterium bij interventies voortdurend bezield is van de strenge normen van respect jegens de personen waarmee het in contact treedt. Men zou wensen dat deze laatsten altijd een even respectvolle houding aannamen tegenover dit dicasterium wanneer het hen privé of openbaar benadert om zich over hun werk uit te spreken. En eenzelfde beginsel zou ook moeten gelden voor alle leden van het volk van God, daar dit dicasterium niets anders voorheeft dan het grootste goed dat de Christen bezit, van alle valstrikken te vrijwaren, en dat is de authenticiteit en ongeschondenheid van zijn geloof
Het is ongetwijfeld heel belangrijk dat zich binnen de Kerk een eerlijke en open dialoog ontwikkelt tussen de verschillende elementen van het volk van God. Maar zo'n dialoog moet verstaan worden als een middel tot het zoeken van wat waar en juist is en niet als een gelegenheid om toe te geven aan woorden en houdingen die moeilijk verenigbaar lijken met een waarachtige geest van dialoog. Iedereen moet steeds de plicht voor ogen houden, welke hij ten aanzien van de waarheid heeft, vooral ten aanzien van die welke God heeft geopenbaard en waarvan de Kerk de bewaarster is.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Ik zou ook alvorens te besluiten een toespeling willen maken op een punt, dat vandaag bijzonder gevoelig is, dat van de 'voorkeurskeuze voor de armen'. De Kerk heeft plechtig op het Tweede Vaticaans Concilie afgekondigd deze tot de hare te maken, door te verklaren: 'Zoals Christus ... omringt de Kerk met liefde al degenen die door menselijke zwakheid getroffen zijn; meer nog, in de armen en lijdenden erkent zij het evenbeeld van haar arme en lijdende Stichter; zij spant zich in om hun ellende te lenigen en Christus zelf is het die zij in hen wil dienen.' Lumen Gentium [[617|8]]
Deze 'keuze' welke vandaag met bijzondere kracht wordt benadrukt door de episcopaten van Latijns-Amerika, is door mij herhaaldelijk bekrachtigd, naar het voorbeeld trouwens van mijn onvergetelijke voorganger Paus Paulus VI. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik te bevestigen dat de verplichting jegens de armen een overheersende beweegreden vormt van mijn pastoraal handelen, de voortdurende zorg welke met mijn dagelijkse dienst aan het volk van God gepaard gaat. Ik heb deze 'keuze' tot de mijne gemaakt en doe dat nog, ik vereenzelvig me ermee. En ik meen dat het niet anders zou kunnen zijn, daar dit de eeuwige boodschap van het Evangelie is: zo deed Christus, zo deden de apostelen van Christus, zo deed de Kerk in de loop van haar tweeduizendjarige geschiedenis.
Tegenover de huidige vormen van uitbuiting van de armen kan de Kerk niet zwijgen. Zij herinnert de rijken ook aan hun duidelijke plichten. Sterk door het woord van God (Jes. 5, 8; Jer. 5, 25-28; Jak. 5, 1.3-4) [[b:Jes. 5, 8; Jer. 5, 25-28; Jak. 5, 1.3-4]] veroordeelt zij de niet geringe onrechtvaardigheden die helaas ook vandaag worden begaan ten koste van de armen.
Deze 'keuze' welke vandaag met bijzondere kracht wordt benadrukt door de episcopaten van Latijns-Amerika, is door mij herhaaldelijk bekrachtigd, naar het voorbeeld trouwens van mijn onvergetelijke voorganger Paus Paulus VI. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik te bevestigen dat de verplichting jegens de armen een overheersende beweegreden vormt van mijn pastoraal handelen, de voortdurende zorg welke met mijn dagelijkse dienst aan het volk van God gepaard gaat. Ik heb deze 'keuze' tot de mijne gemaakt en doe dat nog, ik vereenzelvig me ermee. En ik meen dat het niet anders zou kunnen zijn, daar dit de eeuwige boodschap van het Evangelie is: zo deed Christus, zo deden de apostelen van Christus, zo deed de Kerk in de loop van haar tweeduizendjarige geschiedenis.
Tegenover de huidige vormen van uitbuiting van de armen kan de Kerk niet zwijgen. Zij herinnert de rijken ook aan hun duidelijke plichten. Sterk door het woord van God (Jes. 5, 8; Jer. 5, 25-28; Jak. 5, 1.3-4) [[b:Jes. 5, 8; Jer. 5, 25-28; Jak. 5, 1.3-4]] veroordeelt zij de niet geringe onrechtvaardigheden die helaas ook vandaag worden begaan ten koste van de armen.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De keuze voor de armen
9a
Ja, de Kerk maakt de voorkeurskeuze voor de armen tot de hare. Een voorkeurskeuze, let wel: dus geen eenzijdige of uitsluitende keuze, omdat de heilsboodschap voor allen is bestemd. Een keuze die bovendien wezenlijk gebaseerd is op het woord van God en niet op criteria welke door de menswetenschappen of tegenovergestelde ideologieën worden geboden, die de armen dikwijls herleiden tot abstracte sociaal-politieke of economische categorieën. Maar een vaste en onherroepelijke keuze. Zoals ik onlangs in Santo Domingo heb gezegd, 'willen de Paus, de Kerk en haar hiërarchie de zaak van de armen, hun waardigheid, hun verheffing, hun rechten als persoon, hun verlangen naar een onontkoombare sociale rechtvaardigheid blijven behartigen.' Op naar het aanstaande halfmillennium door de voorkeurskeuze voor de armen te beleven in trouw aan het Evangelie [[5295|5]]
Referenties naar alinea 9a: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Maar de Apostolische Stoel, welke door de bijzondere zending die hem is toevertrouwd, van nabij de ervaringen van de Kerk in de verschillende delen van de Kerk deelt, weet dat de vormen van armoede waaraan de hedendaagse mens is blootgesteld, velerlei zijn, en ook tegenover deze andere vormen van armoede voelt hij zich moreel verplicht.
Naast, en in zekere zin tegenover de armoede waartegen de bisschoppenconferenties van Medellfn en Puebla hun stem hebben verheven, staat de armoede welke uit het ontberen van de geestelijke goederen voortvloeit, waarop de mens door zijn natuur recht heeft. Is soms een mens niet arm, die onderworpen is aan totalitaire regimes die hem beroven van de fundamentele vrijheid waarin zijn waardigheid als verstandelijk en verantwoordelijk persoon tot uitdrukking komt? Is een mens niet arm die door zijn gelijken wordt gekwetst in zijn innerlijke verhouding tot de waarheid, in zijn geweten, in zijn meest persoonlijke overtuigingen en in zijn godsdienstig geloof? Daaraan heb ik herinnerd in mijn vroegere toespraken, vooral in de encycliek Redemptor Hominis [237|17] en de toespraak die ik in 1979 voor de algemene vergadering van de Verenigde Naties heb uitgesproken [1942|14-20], toen ik sprak over de huidige gewelddaden die op het gebied van de geestelijke goederen van de mens worden gepleegd. Er is niet alleen de armoede die het lichaam treft; er is een andere, en een verradelijker armoede welke het geweten treft door het innerlijkste heiligdom van de persoonlijke waardigheid te schenden. In dit verband van een authentieke keuze van de Kerk voor de armen heeft een gebeurtenis plaats gehad, die dit jaar een grote weerklank heeft gehad: dat wil zeggen de publicatie van de Instructie over enkele aspecten van de 'theologie van de bevrijding' [1092]. Dit document is in tegenstelling tot enkele afwijkende interpretaties die ervan zijn gegeven, in plaats van in strijd met de keuze voor de armen, er veeleer een gezaghebbende bekrachtiging van door er tegelijk een verduidelijking en een verdieping van te verwezenlijken.
Door de innerlijke en wezenlijke band in het licht te stellen welke de bevrijding met de waarheid verbindt, verdedigt de Instructie de armen tegen bedrieglijke en gevaarlijke ideologische bevrijdingsvoorstellen, die vanuit werkelijke en aangrijpende situaties van ellende, van hen en van hun lijden alleen een voorwendsel zouden maken voor nieuwe en soms ernstiger onderdrukkingen. De herleiding van de evangelische boodschap tot alleen de sociaal-politieke dimensie berooft de armen van wat hun hoogste recht is: van de Kerk de gave te ontvangen van de hele waarheid over de mens en over de aanwezigheid van God in hun geschiedenis.
De herleiding van het menselijk wezen tot alleen de politieke sfeer is namelijk niet alleen een bedreiging voor de dimensie van het 'hebben', maar ook voor die van het 'zijn'. Zoals de Instructie [1092] terecht verklaart, kan alleen de volledigheid van de heilsboodschap ook de volledigheid van de bevrijding van de mens waarborgen. Libertatis nuntius [[1092|118]]
Voor deze bevrijding heeft de Kerk gestreden en strijdt ze nog aan de zijde van de armen door zich pleitbezorgster te maken van hun met voeten getreden rechten, als aanzetster tot allerlei soort sociale werken voor hun bescherming en verdediging, als verkondigster van het woord van God dat allen uitnodigt tot verzoening en boete. Het is geen toeval dat de apostolische exhortatie [759] welke ik onlangs heb gepubliceerd in het licht van de besluiten waartoe de zesde algemene vergadering van de bisschoppensynode [d:325] was gekomen, opnieuw het fundamentele evangelische thema van de bekering van het hart voorstelt, in de overtuiging dat de eerste bevrijding welke de mens moet worden geboden, die van het morele kwaad is, dat zich in zijn hart nestelt, omdat daar ook de oorzaak van de 'sociale zonde' en van elke onderdrukkende structuur ligt.
Naast, en in zekere zin tegenover de armoede waartegen de bisschoppenconferenties van Medellfn en Puebla hun stem hebben verheven, staat de armoede welke uit het ontberen van de geestelijke goederen voortvloeit, waarop de mens door zijn natuur recht heeft. Is soms een mens niet arm, die onderworpen is aan totalitaire regimes die hem beroven van de fundamentele vrijheid waarin zijn waardigheid als verstandelijk en verantwoordelijk persoon tot uitdrukking komt? Is een mens niet arm die door zijn gelijken wordt gekwetst in zijn innerlijke verhouding tot de waarheid, in zijn geweten, in zijn meest persoonlijke overtuigingen en in zijn godsdienstig geloof? Daaraan heb ik herinnerd in mijn vroegere toespraken, vooral in de encycliek Redemptor Hominis [237|17] en de toespraak die ik in 1979 voor de algemene vergadering van de Verenigde Naties heb uitgesproken [1942|14-20], toen ik sprak over de huidige gewelddaden die op het gebied van de geestelijke goederen van de mens worden gepleegd. Er is niet alleen de armoede die het lichaam treft; er is een andere, en een verradelijker armoede welke het geweten treft door het innerlijkste heiligdom van de persoonlijke waardigheid te schenden. In dit verband van een authentieke keuze van de Kerk voor de armen heeft een gebeurtenis plaats gehad, die dit jaar een grote weerklank heeft gehad: dat wil zeggen de publicatie van de Instructie over enkele aspecten van de 'theologie van de bevrijding' [1092]. Dit document is in tegenstelling tot enkele afwijkende interpretaties die ervan zijn gegeven, in plaats van in strijd met de keuze voor de armen, er veeleer een gezaghebbende bekrachtiging van door er tegelijk een verduidelijking en een verdieping van te verwezenlijken.
Door de innerlijke en wezenlijke band in het licht te stellen welke de bevrijding met de waarheid verbindt, verdedigt de Instructie de armen tegen bedrieglijke en gevaarlijke ideologische bevrijdingsvoorstellen, die vanuit werkelijke en aangrijpende situaties van ellende, van hen en van hun lijden alleen een voorwendsel zouden maken voor nieuwe en soms ernstiger onderdrukkingen. De herleiding van de evangelische boodschap tot alleen de sociaal-politieke dimensie berooft de armen van wat hun hoogste recht is: van de Kerk de gave te ontvangen van de hele waarheid over de mens en over de aanwezigheid van God in hun geschiedenis.
De herleiding van het menselijk wezen tot alleen de politieke sfeer is namelijk niet alleen een bedreiging voor de dimensie van het 'hebben', maar ook voor die van het 'zijn'. Zoals de Instructie [1092] terecht verklaart, kan alleen de volledigheid van de heilsboodschap ook de volledigheid van de bevrijding van de mens waarborgen. Libertatis nuntius [[1092|118]]
Voor deze bevrijding heeft de Kerk gestreden en strijdt ze nog aan de zijde van de armen door zich pleitbezorgster te maken van hun met voeten getreden rechten, als aanzetster tot allerlei soort sociale werken voor hun bescherming en verdediging, als verkondigster van het woord van God dat allen uitnodigt tot verzoening en boete. Het is geen toeval dat de apostolische exhortatie [759] welke ik onlangs heb gepubliceerd in het licht van de besluiten waartoe de zesde algemene vergadering van de bisschoppensynode [d:325] was gekomen, opnieuw het fundamentele evangelische thema van de bekering van het hart voorstelt, in de overtuiging dat de eerste bevrijding welke de mens moet worden geboden, die van het morele kwaad is, dat zich in zijn hart nestelt, omdat daar ook de oorzaak van de 'sociale zonde' en van elke onderdrukkende structuur ligt.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Bij deze inzet voor de bevrijding van de mens van de verschillende vormen van armoede die zijn volledige verwezenlijking verhinderen, stelt de Kerk zich in een houding van oprechtheid en vertrouwen open voor de dialoog met allen. Ze heeft deze bereidheid uitgesproken door de mond van Paus Johannes XXIII die voortdurend geneigd was eerder datgene te zoeken wat de mensen verenigt dan wat hen verdeelt; ze heeft het herhaald met de stem van Paulus VI, die aan dit thema zijn eerste encycliek Ecclesiam Suam [91] wijdde; ze heeft het tenslotte bekrachtigd met een bijzonder gezaghebbende verklaring op het Tweede Vaticaans Concilie, waarvoor 'geen welsprekender bewijs van de solidariteit, het respect en de liefde' van de Kerk ten aanzien van heel de mensenfamilie kan worden gegeven dan 'een dialoog ermee te beginnen' welke gebaseerd is op de waardigheid van de menselijke persoon en op de diepe betekenis van zijn activiteit in de wereld. vgl: Gaudium et Spes [[[575|3.40]]]
Degene die vandaag door een ondoorgrondelijk goddelijk plan op de cathedra van Petrus is gezeten, bekrachtigt zijn bereidheid de weg van een respectvolle en eerlijke dialoog met de hedendaagse wereld en met de instanties welke haar vertegenwoordigen, voort te zetten, omdat hij vertrouwen heeft in de mogelijkheden van het goede welke eigen zijn aan de menselijke natuur en in de vernieuwingskracht van de verlossing van Christus, welke in de geschiedenis werkzaam is. Het is namelijk mijn diepe overtuiging - en ik heb dat gezegd in de boodschap voor wereldvredesdag 1983 [6631] - dat 'de dialoog een centraal en onmisbaar element is voor het ethische denken van de mensen, wie ze ook zijn.' De dialoog tot vrede: een opdracht aan onze tijd [[6631|(16)]] Opdat een dergelijke dialoog echter zijn vruchten kan dragen, mogen de bevoegdheden van een ander niet worden overschreden en moet de Kerk haar eigenheid en vrijheid bewaren. Zij is namelijk 'op grond van eigen taak en bevoegdheid, op geen enkele wijze met een staat te vereenzelvigen noch aan enig politiek systeem gebonden' en blijft juist daarom 'teken en bescherming van de transcendentie van de menselijke persoon.' Gaudium et Spes [[575|76]]·
Degene die vandaag door een ondoorgrondelijk goddelijk plan op de cathedra van Petrus is gezeten, bekrachtigt zijn bereidheid de weg van een respectvolle en eerlijke dialoog met de hedendaagse wereld en met de instanties welke haar vertegenwoordigen, voort te zetten, omdat hij vertrouwen heeft in de mogelijkheden van het goede welke eigen zijn aan de menselijke natuur en in de vernieuwingskracht van de verlossing van Christus, welke in de geschiedenis werkzaam is. Het is namelijk mijn diepe overtuiging - en ik heb dat gezegd in de boodschap voor wereldvredesdag 1983 [6631] - dat 'de dialoog een centraal en onmisbaar element is voor het ethische denken van de mensen, wie ze ook zijn.' De dialoog tot vrede: een opdracht aan onze tijd [[6631|(16)]] Opdat een dergelijke dialoog echter zijn vruchten kan dragen, mogen de bevoegdheden van een ander niet worden overschreden en moet de Kerk haar eigenheid en vrijheid bewaren. Zij is namelijk 'op grond van eigen taak en bevoegdheid, op geen enkele wijze met een staat te vereenzelvigen noch aan enig politiek systeem gebonden' en blijft juist daarom 'teken en bescherming van de transcendentie van de menselijke persoon.' Gaudium et Spes [[575|76]]·
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Ontmoeting met Christus
12
Doordrongen van het licht en de warmte welke uit deze waarheden voortkomen, betreden wij de drempel van de stal van Betlehem. Hij die in "armoede" wordt geboren, vraagt ons ons met hoofd en hart naar de verschillende vormen van armoede te keren, welke de hedendaagse mens neerdrukken: Hij vraagt ons ze tegemoet te treden.
'Jezus Christus ... is om onzentwil arm geworden, opdat wij rijk zouden worden door zijn armoede.' (2 Kor. 8, 9) [[b:2 Kor. 8, 9]]
Alleen door in ons leven en in dat van onze gemeenschappen plaats te maken voor Christus, zullen wij het probleem van de velerlei vormen van armoede waaraan wij lijden, kunnen oplossen: wij zullen werkelijk 'rijk' kunnen worden, dat wil zeggen volledig mensen.
Het echte probleem blijft dus dit: aan Christus een burgerrecht toekennen in de verschillende 'werelden', waaruit de hedendaagse wereld is samengesteld. Hij, en Hij alleen, bezit het geheim om elk van onze 'vormen van armoede' aan te vullen en in onze harten de vreugde van de ware rijkdom te wekken, welke tenslotte de rijkdom van de liefde is.
Moge Hij uw harten, vereerde broeders, en die van uw medewerkers, met deze vreugde overstelpen. Moge het kerstfeest aan u en aan hen, aan de kinderen van de Kerk en aan alle mannen en vrouwen van de aarde een voorsmaak geven van de onuitsprekelijke vrede van die nieuwe wereld, waaraan de geboorte in de tijd van de Zoon van God op een gelukkige en onherroepelijke wijze een begin heeft gegeven. Moge de heilige maagd, die het mensgeworden Woord in haar schoot bergt, ons voorbereiden om Hem met een levend geloof en erkentelijke liefde te ontvangen.
Aan allen, zalig kerstfeest.
'Jezus Christus ... is om onzentwil arm geworden, opdat wij rijk zouden worden door zijn armoede.' (2 Kor. 8, 9) [[b:2 Kor. 8, 9]]
Alleen door in ons leven en in dat van onze gemeenschappen plaats te maken voor Christus, zullen wij het probleem van de velerlei vormen van armoede waaraan wij lijden, kunnen oplossen: wij zullen werkelijk 'rijk' kunnen worden, dat wil zeggen volledig mensen.
Het echte probleem blijft dus dit: aan Christus een burgerrecht toekennen in de verschillende 'werelden', waaruit de hedendaagse wereld is samengesteld. Hij, en Hij alleen, bezit het geheim om elk van onze 'vormen van armoede' aan te vullen en in onze harten de vreugde van de ware rijkdom te wekken, welke tenslotte de rijkdom van de liefde is.
Moge Hij uw harten, vereerde broeders, en die van uw medewerkers, met deze vreugde overstelpen. Moge het kerstfeest aan u en aan hen, aan de kinderen van de Kerk en aan alle mannen en vrouwen van de aarde een voorsmaak geven van de onuitsprekelijke vrede van die nieuwe wereld, waaraan de geboorte in de tijd van de Zoon van God op een gelukkige en onherroepelijke wijze een begin heeft gegeven. Moge de heilige maagd, die het mensgeworden Woord in haar schoot bergt, ons voorbereiden om Hem met een levend geloof en erkentelijke liefde te ontvangen.
Aan allen, zalig kerstfeest.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/7789-dominus-prope-est-de-heer-is-nabij-fil-4-5-nl