Brief aan de Oudere Mensen
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Brief aan de Oudere Mensen
Paus Johannes Paulus II
1 oktober 1999
Pauselijke geschriften - Brieven
Katholiek Nieuwsblad / Stg. InterKerk
1 oktober 1999
Katholiek Nieuwsblad
9 januari 2023
68
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- HOOFDSTUK 1 Geliefde oudere broeders en zusters!
1
"De maat van ons leven is zeventig jaar,
of als wij heel sterk zijn tachtig.
Het meeste daarvan is nog kwelling en zorg,
En snel komt het uur van vertrekken." (Ps. 90,10)
Toen de psalmist deze woorden neerschreef was zeventig jaar een indrukwekkende leeftijd. Slechts weinig mensen werden ouder. Dankzij medische ontwikkeling en ook verbeterde sociale en economische omstandigheden, komt het vandaag de dag in vele delen van de wereld tot een aanzienlijke verlenging van de levensduur. Toch valt niet te ontkennen dat de jaren voorbij vliegen. Ofschoon het leven wordt gekenmerkt door verdriet en ongemak, is het als geschenk te mooi en te waardevol om levensmoe te kunnen zijn.
Ook ik ben inmiddels oud geworden. En zo bespeur ik de wens, om met u, ouderen, in gesprek te komen. Ik doe dit vooral vanuit een dankbaarheid, die ik God verschuldigd ben voor de gaven en mogelijkheden, waarmee Hij mij tot en met de dag van vandaag rijkelijk heeft bedeeld. In mijn herinnering trekken de etappen voorbij van mijn leven, dat met de geschiedenis van een lang deel van deze eeuw vervlochten is. Voor mijn innerlijk oog krijgen de gezichten van ontelbare personen contouren. Enigen daarvan zijn mij bijzonder dierbaar. Het zijn herinneringen aan gewone en buitengewone gebeurtenissen, aan blijde momenten, evenals aan gebeurtenissen die door leed getekend zijn. Toch zie ik, hoe zich over allen de vaderlijke hand van God uitstrekt, die met voorzichtigheid en barmhartigheid zo goed mogelijk zorgt voor al dat wat in bestaan is geroepen. Hij verhoort ons steeds, "als wij Hem iets vragen overeenkomstig zijn wil" (1 Joh. 5, 14) [b:1 Joh. 5, 14]. Met de psalmist zeg ik tot Hem: "Van jongs af heb ik het ondervonden, en nu nog prijs ik Uw daden. Ook als ik oud en grijs geworden ben, verlaat mij dan niet, mijn God. Zolang ik Uw macht nog verkondigen kan, Uw kracht aan allen die na mij komen." (Ps. 71, 17-18) [b:Ps. 71, 17-18].
Mijn gedachten gaan vol genegenheid naar u allen, geliefde ouderen van elke taal en cultuur. Tot u richt ik deze brief in het jaar, dat de Verenigde Naties terecht heeft uitgeroepen tot het jaar van de oudere mens, om zo de gehele samenleving opmerkzaam te maken op situatie van degenen die ten gevolge van de last van de ouderdom, dikwijls met veelvoudige en moeilijke problemen te kampen hebben.
Waardevolle reflecties over dit thema heeft de Pauselijke Raad voor de Leken [d:90] reeds voorgelegd. De waardigheid van ouderen en hun missie in de Kerk en de wereld [[1999]] Met deze brief wil ik alleen duidelijk maken dat ik u geestelijk nabij ben. Want van jaar tot jaar voel ik, hoe in mij het begrip voor deze levensperiode steeds meer groeit. Daarmee gaat ook de behoefte gepaard om in rechtstreeks contact te treden met mijn leeftijdsgenoten. Met u wil ik over gemeenschappelijke ervaringen nadenken en alles richten op God, die ons met zijn liefde omarmt en ons met zijn Voorzienigheid steunt en leidt.
of als wij heel sterk zijn tachtig.
Het meeste daarvan is nog kwelling en zorg,
En snel komt het uur van vertrekken." (Ps. 90,10)
Toen de psalmist deze woorden neerschreef was zeventig jaar een indrukwekkende leeftijd. Slechts weinig mensen werden ouder. Dankzij medische ontwikkeling en ook verbeterde sociale en economische omstandigheden, komt het vandaag de dag in vele delen van de wereld tot een aanzienlijke verlenging van de levensduur. Toch valt niet te ontkennen dat de jaren voorbij vliegen. Ofschoon het leven wordt gekenmerkt door verdriet en ongemak, is het als geschenk te mooi en te waardevol om levensmoe te kunnen zijn.
Ook ik ben inmiddels oud geworden. En zo bespeur ik de wens, om met u, ouderen, in gesprek te komen. Ik doe dit vooral vanuit een dankbaarheid, die ik God verschuldigd ben voor de gaven en mogelijkheden, waarmee Hij mij tot en met de dag van vandaag rijkelijk heeft bedeeld. In mijn herinnering trekken de etappen voorbij van mijn leven, dat met de geschiedenis van een lang deel van deze eeuw vervlochten is. Voor mijn innerlijk oog krijgen de gezichten van ontelbare personen contouren. Enigen daarvan zijn mij bijzonder dierbaar. Het zijn herinneringen aan gewone en buitengewone gebeurtenissen, aan blijde momenten, evenals aan gebeurtenissen die door leed getekend zijn. Toch zie ik, hoe zich over allen de vaderlijke hand van God uitstrekt, die met voorzichtigheid en barmhartigheid zo goed mogelijk zorgt voor al dat wat in bestaan is geroepen. Hij verhoort ons steeds, "als wij Hem iets vragen overeenkomstig zijn wil" (1 Joh. 5, 14) [b:1 Joh. 5, 14]. Met de psalmist zeg ik tot Hem: "Van jongs af heb ik het ondervonden, en nu nog prijs ik Uw daden. Ook als ik oud en grijs geworden ben, verlaat mij dan niet, mijn God. Zolang ik Uw macht nog verkondigen kan, Uw kracht aan allen die na mij komen." (Ps. 71, 17-18) [b:Ps. 71, 17-18].
Mijn gedachten gaan vol genegenheid naar u allen, geliefde ouderen van elke taal en cultuur. Tot u richt ik deze brief in het jaar, dat de Verenigde Naties terecht heeft uitgeroepen tot het jaar van de oudere mens, om zo de gehele samenleving opmerkzaam te maken op situatie van degenen die ten gevolge van de last van de ouderdom, dikwijls met veelvoudige en moeilijke problemen te kampen hebben.
Waardevolle reflecties over dit thema heeft de Pauselijke Raad voor de Leken [d:90] reeds voorgelegd. De waardigheid van ouderen en hun missie in de Kerk en de wereld [[1999]] Met deze brief wil ik alleen duidelijk maken dat ik u geestelijk nabij ben. Want van jaar tot jaar voel ik, hoe in mij het begrip voor deze levensperiode steeds meer groeit. Daarmee gaat ook de behoefte gepaard om in rechtstreeks contact te treden met mijn leeftijdsgenoten. Met u wil ik over gemeenschappelijke ervaringen nadenken en alles richten op God, die ons met zijn liefde omarmt en ons met zijn Voorzienigheid steunt en leidt.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Geliefde broeders en zusters! Wanneer wij met onze gedachten naar het verleden terugkeren en tegelijkertijd een balans trachten op te maken, dan is dat iets dat voor de hand ligt voor onze leeftijd. Deze terugblik staat ons een kalme en meer zakelijke beoordeling toe van personen en situaties, zoals wij die op onze weg ontmoet hebben. In de loop der tijd verdwijnen de scherpe contouren van gebeurtenissen en hun pijnlijke kanten verschijnen in een milder licht. Helaas is er in het leven van iedere mens rijkelijk kommer en kwel. Dikwijls gaat het daarbij om problemen en smart, waarin de draagkracht van lichaam en ziel dikwijls hard op de proef wordt gesteld. Zelfs in het geloof kan men geschokt worden. Toch leert de ervaring ons, dat juist de dagelijkse lasten met de genade van de Heer de mens dikwijls rijper en zijn karakter sterker maken.
Boven al die gebeurtenissen uit denkt men in het bijzonder na over de tijd, die onverbiddelijk verstrijkt. "Onherroepelijk vergaat de tijd", oordeelde de oude Latijnse dichter Vergilius Fugit inreparabile tempus,.. Fugit inreparabile tempus, in: Georgica,III 284. De mens is in de tijd gedompeld: hij wordt in de tijd geboren, en in de tijd leeft en sterft de mens. Met de geboorte wordt een datum gezet, die de eerste van zijn leven is, en met de dood een volgende en tevens laatste: deze beiden data markeren als Alpha en Omega het begin en einde van zijn aardse geschiedenis, zoals de christelijke traditie dat onderstreept door deze letters van het Griekse alfabet in de grafsteen te beitelen. Ofschoon het bestaan van ieder van ons zo begrensd en broos is, troost ons toch de gedachte, dat wij door de kracht van de geest en ziel over de dood heen leven. Het geloof opent ons bovendien een hoop, die niet teleurgesteld wordt (Rom. 5, 5) [[b:Rom. 5, 5]]: Hij opent ons het uitzicht op de opstanding aan het einde der tijden. Niet voor niets wijst de Kerk in het feestelijke Paasvigilie met deze letters op Christus, die gisteren, vandaag en in eeuwigheid leeft: "Hij is: Begin en Einde, Alpha en Omega, Hem behoren tijd en eeuwigheid" Liturgie van de Paaswake Liturgie van de Paaswake. Ook wanneer de geschiedenis van de mens onderworpen is aan de tijd, wordt deze door Christus in de horizon van de onsterfelijkheid geplaatst. Hij "is mens onder de mensen geworden om begin met einde te verenigen, dat betekent de mens met God te verenigen" IV,20,4 [[848]].
Boven al die gebeurtenissen uit denkt men in het bijzonder na over de tijd, die onverbiddelijk verstrijkt. "Onherroepelijk vergaat de tijd", oordeelde de oude Latijnse dichter Vergilius Fugit inreparabile tempus,.. Fugit inreparabile tempus, in: Georgica,III 284. De mens is in de tijd gedompeld: hij wordt in de tijd geboren, en in de tijd leeft en sterft de mens. Met de geboorte wordt een datum gezet, die de eerste van zijn leven is, en met de dood een volgende en tevens laatste: deze beiden data markeren als Alpha en Omega het begin en einde van zijn aardse geschiedenis, zoals de christelijke traditie dat onderstreept door deze letters van het Griekse alfabet in de grafsteen te beitelen. Ofschoon het bestaan van ieder van ons zo begrensd en broos is, troost ons toch de gedachte, dat wij door de kracht van de geest en ziel over de dood heen leven. Het geloof opent ons bovendien een hoop, die niet teleurgesteld wordt (Rom. 5, 5) [[b:Rom. 5, 5]]: Hij opent ons het uitzicht op de opstanding aan het einde der tijden. Niet voor niets wijst de Kerk in het feestelijke Paasvigilie met deze letters op Christus, die gisteren, vandaag en in eeuwigheid leeft: "Hij is: Begin en Einde, Alpha en Omega, Hem behoren tijd en eeuwigheid" Liturgie van de Paaswake Liturgie van de Paaswake. Ook wanneer de geschiedenis van de mens onderworpen is aan de tijd, wordt deze door Christus in de horizon van de onsterfelijkheid geplaatst. Hij "is mens onder de mensen geworden om begin met einde te verenigen, dat betekent de mens met God te verenigen" IV,20,4 [[848]].
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Een gecompliceerde eeuw op de weg naar een hoopvolle toekomst
3
Wanneer ik mij tot oudere mensen richt, ben ik mij ervan bewust tot personen en over personen te spreken, die een lange weg achter zich hebben (Wijsh. 4, 13) [[b:Wijsh. 4, 13]]. Ik spreek tot mijn leeftijdsgenoten. Daarom valt het mij niet zwaar, naar een analogie in mijn persoonlijk leven te zoeken. Ons leven, geliefde broeders en zusters, is door de Voorzienigheid in deze twintigste eeuw geplaatst. Deze eeuw heeft van het verleden een complexe erfenis ontvangen en was zo getuige van talrijke en buitengewone gebeurtenissen.
Zoals vele andere tijden van de geschiedenis heeft ook deze eeuw licht en schaduw beleefd. Niet alles was duisternis. Vele positieve aspecten kunnen tegenover het negatieve worden geplaatst of zijn daar zelfs uit voortgekomen, omdat het collectieve geweten daar goed op heeft gereageerd. Het is inderdaad zo, dat er ongelooflijk geleden is door miljoenen en miljoenen mensen. Dat vergeten zou onrechtvaardig en zelfs gevaarlijk zijn! Men denkt slechts aan de conflicten, die op verschillende continenten uitbraken en die op grond van territoriale geschillen of als gevolg van haat onder etnische groepen zijn ontstaan. Als niet minder zwaarwegend mogen de omstandigheden van extreme armoede gelden, waardoor brede lagen van de samenleving op de zuidelijke helft van de aardbol getroffen zijn, om maar helemaal te zwijgen over de beschamende rassendiscriminatie en de systematische schendingen van de mensenrechten in vele naties. En wat moet men dan uiteindelijk zeggen met het oog op de grote wereldconflicten?
In de eerste helft van deze eeuw heeft zich dat twee keer afgespeeld. Een nooit eerder gekend aantal doden en verwoestingen was daarmee verbonden. De Eerste Wereldoorlog maaide miljoenen soldaten en burgers neer. Zovele mensenlevens aan het begin van hun jeugd- of zelfs kinderjaren werden weggerukt. En wat moet men zeggen van de Tweede Wereldoorlog? Na enkele decennia van relatieve vrede in de wereld is deze in Europa uitgebroken. Deze wereldoorlog was nog meer tragisch dan de voorafgaande en had verschrikkelijke gevolgen voor het leven van de naties en de continenten. Het was een totale oorlog, een onvoorstelbare mobilisatie van de haat, die zich op brutale manier ook op de weerloze burgerbevolking ontlaadde en gehele generaties heeft vernietigd. De oorlogsschade die aan de diverse fronten van de oorlogswaanzin werd geleden, is onmetelijk. Evenzo gruwelijk waren de moordpartijen in de vernietigingskampen, die inderdaad tot het Golgotha van onze eeuw zijn geworden.
Op de tweede helft van de eeuw drukte vele jaren het spook van de 'Koude Oorlog'. Oost en West stonden als twee grote ideologische machtsblokken tegenover elkaar en daarmee was een waanzinnige bewapeningswedloop verbonden. Voortdurend was er de dreiging van een atoomoorlog, die tot vernietiging van de mensheid zou hebben kunnen leiden vgl: Centesimus Annus [[[3|18]]]. In het laatste en nu ten einde gaande decennium hebben zich op het wereldtoneel snelle en belangrijke veranderingen voltrokken, die begonnen met de ineenstorting van de onderdrukkende totalitaire regimes in Europa. Dit gebeurde in een geweldloze strijd, waarin alleen van de wapens der waarheid en gerechtigheid gebruik werd gemaakt vgl: Centesimus Annus [[[3|23]]]. Zo is een moeizaam, maar vruchtbaar proces van dialoog en verzoening in gang gezet, dat een meer door ontspanning en solidariteit gekenmerkte samenleving tussen de volkeren tot doel heeft.
Te veel naties zijn nog steeds ver verwijderd van het kunnen genieten van de weldaden van vrede en vrijheid. Het gewelddadig conflict dat op de Balkan was uitgebroken, is in de afgelopen maanden opgelost. Dit gebied was reeds in de voorafgaande jaren schouwtoneel van een verschrikkelijke oorlog met etnische achtergronden. Opnieuw kwam het tot bloedvergieten, tot verwoestingen, en opnieuw werd de haat aangewakkerd. Toen het geweld van de wapens eindelijk zweeg, begon men met het oog op het nieuwe millennium, aan wederopbouw te denken. Ondertussen vlammen ook in andere continenten talrijke oorlogshaarden op en ontladen zich dikwijls moordpartijen en gewelddadigheden, die bij de media maar al te snel in vergetelheid raken.
Zoals vele andere tijden van de geschiedenis heeft ook deze eeuw licht en schaduw beleefd. Niet alles was duisternis. Vele positieve aspecten kunnen tegenover het negatieve worden geplaatst of zijn daar zelfs uit voortgekomen, omdat het collectieve geweten daar goed op heeft gereageerd. Het is inderdaad zo, dat er ongelooflijk geleden is door miljoenen en miljoenen mensen. Dat vergeten zou onrechtvaardig en zelfs gevaarlijk zijn! Men denkt slechts aan de conflicten, die op verschillende continenten uitbraken en die op grond van territoriale geschillen of als gevolg van haat onder etnische groepen zijn ontstaan. Als niet minder zwaarwegend mogen de omstandigheden van extreme armoede gelden, waardoor brede lagen van de samenleving op de zuidelijke helft van de aardbol getroffen zijn, om maar helemaal te zwijgen over de beschamende rassendiscriminatie en de systematische schendingen van de mensenrechten in vele naties. En wat moet men dan uiteindelijk zeggen met het oog op de grote wereldconflicten?
In de eerste helft van deze eeuw heeft zich dat twee keer afgespeeld. Een nooit eerder gekend aantal doden en verwoestingen was daarmee verbonden. De Eerste Wereldoorlog maaide miljoenen soldaten en burgers neer. Zovele mensenlevens aan het begin van hun jeugd- of zelfs kinderjaren werden weggerukt. En wat moet men zeggen van de Tweede Wereldoorlog? Na enkele decennia van relatieve vrede in de wereld is deze in Europa uitgebroken. Deze wereldoorlog was nog meer tragisch dan de voorafgaande en had verschrikkelijke gevolgen voor het leven van de naties en de continenten. Het was een totale oorlog, een onvoorstelbare mobilisatie van de haat, die zich op brutale manier ook op de weerloze burgerbevolking ontlaadde en gehele generaties heeft vernietigd. De oorlogsschade die aan de diverse fronten van de oorlogswaanzin werd geleden, is onmetelijk. Evenzo gruwelijk waren de moordpartijen in de vernietigingskampen, die inderdaad tot het Golgotha van onze eeuw zijn geworden.
Op de tweede helft van de eeuw drukte vele jaren het spook van de 'Koude Oorlog'. Oost en West stonden als twee grote ideologische machtsblokken tegenover elkaar en daarmee was een waanzinnige bewapeningswedloop verbonden. Voortdurend was er de dreiging van een atoomoorlog, die tot vernietiging van de mensheid zou hebben kunnen leiden vgl: Centesimus Annus [[[3|18]]]. In het laatste en nu ten einde gaande decennium hebben zich op het wereldtoneel snelle en belangrijke veranderingen voltrokken, die begonnen met de ineenstorting van de onderdrukkende totalitaire regimes in Europa. Dit gebeurde in een geweldloze strijd, waarin alleen van de wapens der waarheid en gerechtigheid gebruik werd gemaakt vgl: Centesimus Annus [[[3|23]]]. Zo is een moeizaam, maar vruchtbaar proces van dialoog en verzoening in gang gezet, dat een meer door ontspanning en solidariteit gekenmerkte samenleving tussen de volkeren tot doel heeft.
Te veel naties zijn nog steeds ver verwijderd van het kunnen genieten van de weldaden van vrede en vrijheid. Het gewelddadig conflict dat op de Balkan was uitgebroken, is in de afgelopen maanden opgelost. Dit gebied was reeds in de voorafgaande jaren schouwtoneel van een verschrikkelijke oorlog met etnische achtergronden. Opnieuw kwam het tot bloedvergieten, tot verwoestingen, en opnieuw werd de haat aangewakkerd. Toen het geweld van de wapens eindelijk zweeg, begon men met het oog op het nieuwe millennium, aan wederopbouw te denken. Ondertussen vlammen ook in andere continenten talrijke oorlogshaarden op en ontladen zich dikwijls moordpartijen en gewelddadigheden, die bij de media maar al te snel in vergetelheid raken.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Wanneer ons deze herinneringen en smartelijke actuele gebeurtenissen ook treurig stemmen, kunnen wij toch niet onvermeld laten, dat onze eeuw veelvuldige positieve signalen aan de horizon zag verschijnen, waaruit tegelijkertijd hoop voor het derde millennium geput kan worden. Er zijn weliswaar vele tekens van het tegenovergestelde, in het bijzonder wat het respect voor het leven van elke mens aangaat. Toch is het bewustzijn gegroeid voor de algemene mensenrechten, die in plechtige en voor alle volkeren bindende verklaringen zijn neergelegd. Tegelijkertijd heeft het bewustzijn van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren meer vorm gekregen in het kader van nationale en internationale betrekkingen, die door een geest van waardering voor culturele eigenheden en tegelijkertijd door respect voor minderheden worden geleid. De ineenstorting van totalitaire systemen, zoals in Oost-Europa, liet de omvangrijke waarneming groeien, hoe waardevol democratie en vrije markt zijn. Toch blijft het een enorme uitdaging om vrijheid en sociale gerechtigheid met elkaar te verbinden.
Als groot Godsgeschenk mag men waarderen, dat de religies met steeds grotere vastberadenheid een dialoog nastreven, die hen voor de wereld tot een wezenlijke bouwsteen van vrede en van eenheid maken moet.
Wat moet men zeggen van het feit, dat de waardigheid van de vrouw in het algemeen bewustzijn meer en meer word erkend? Zonder twijfel ligt nog een lange weg voor ons, maar de lijnen zijn uitgezet. Reden tot hoop ligt ook in de intensieve uitbreiding van de communicatiemiddelen, die het dankzij de hedendaagse techniek mogelijk maken om de traditionele grenzen te overwinnen. Zo geven zij ons het gevoel wereldburgers te zijn.
Op nog een verder belangrijk gebied heeft zich een rijpingsproces voorgedaan dat een nieuwe gevoeligheid voor het milieu aanduidt en dat ondersteuning verdient. Hoopvol zijn ook de grote medische ontwikkelingen en de voor het algemeen welzijn der mensen aangewende wetenschappen.
Er zijn aldus vele redenen waarom wij God mogen danken. Want ondanks alles liggen in deze eeuwwisseling grote mogelijkheden voor vrede en ontwikkeling. Uit de beproevingen die onze generatie heeft doorgemaakt, straalt een licht, dat de jaren van onze leeftijd kan verlichten. Op deze manier bevestigt zich een grondregel die het christelijke geloof geliefd en dierbaar is: Niet alleen dat leed en zorg de hoop nooit vernietigen, integendeel het fundament van de hoop zijn. Zo heeft het een bijzondere betekenis, dat wij aan een tijd zijn gehouden waarin deze eeuw en het millennium hun einde naderen. Een nieuw tijdperk van de mensheid wordt waarneembaar. Daarom houden wij ons er aan om over het feit van de daarheen snellende tijd na te denken, niet om ons met een onverbiddelijk lot te doen berusten, maar om de ons nog blijvende levensjaren zin en waarde te geven.
Als groot Godsgeschenk mag men waarderen, dat de religies met steeds grotere vastberadenheid een dialoog nastreven, die hen voor de wereld tot een wezenlijke bouwsteen van vrede en van eenheid maken moet.
Wat moet men zeggen van het feit, dat de waardigheid van de vrouw in het algemeen bewustzijn meer en meer word erkend? Zonder twijfel ligt nog een lange weg voor ons, maar de lijnen zijn uitgezet. Reden tot hoop ligt ook in de intensieve uitbreiding van de communicatiemiddelen, die het dankzij de hedendaagse techniek mogelijk maken om de traditionele grenzen te overwinnen. Zo geven zij ons het gevoel wereldburgers te zijn.
Op nog een verder belangrijk gebied heeft zich een rijpingsproces voorgedaan dat een nieuwe gevoeligheid voor het milieu aanduidt en dat ondersteuning verdient. Hoopvol zijn ook de grote medische ontwikkelingen en de voor het algemeen welzijn der mensen aangewende wetenschappen.
Er zijn aldus vele redenen waarom wij God mogen danken. Want ondanks alles liggen in deze eeuwwisseling grote mogelijkheden voor vrede en ontwikkeling. Uit de beproevingen die onze generatie heeft doorgemaakt, straalt een licht, dat de jaren van onze leeftijd kan verlichten. Op deze manier bevestigt zich een grondregel die het christelijke geloof geliefd en dierbaar is: Niet alleen dat leed en zorg de hoop nooit vernietigen, integendeel het fundament van de hoop zijn. Zo heeft het een bijzondere betekenis, dat wij aan een tijd zijn gehouden waarin deze eeuw en het millennium hun einde naderen. Een nieuw tijdperk van de mensheid wordt waarneembaar. Daarom houden wij ons er aan om over het feit van de daarheen snellende tijd na te denken, niet om ons met een onverbiddelijk lot te doen berusten, maar om de ons nog blijvende levensjaren zin en waarde te geven.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 De herfst van het leven
5
Wat is ouderdom? Dikwijls noemt men de ouderdom de herfst van het leven - zoals reeds Cicero deed vgl: Cato maior, seu de senectute, 19,70 [[[1379]]] - en men volgt daarmee de analogie, die door de jaargetijden en fasen aannemelijk worden gemaakt, zoals die in de natuur op elkaar volgen. Het is voldoende om de veranderingen van het landschap in de loop van het jaar waar te nemen, zoals de bergen en het vlakke land dat vertellen, de weiden, dalen en bossen, de bomen en planten. Er bestaat een grote overeenkomst tussen het bioritme van de mens en de kringlopen van de natuur. Gelijktijdig onderscheidt de mens zich van elke andere werkelijkheid, die hem omgeeft. Want hij is persoon. Geschapen en gevormd naar Gods beeld en gelijkenis, is hij een subject, dat met bewustzijn en verantwoordelijkheid is uitgerust. Maar ook in zijn geestelijke dimensie beleeft de mens de op elkaar volgende verschillende fasen, die allen direct vergankelijk zijn. De H. Ephraim de Syriër vergeleek het leven graag met de vingers van een hand. Enerzijds wilde hij daarmee aanduiden, dat de lengte van het leven niet verder reikt dan een handbreedte; anderzijds begreep hij dit vergelijk als een aanwijzing, dat net zo als elke vinger, ook elke levensfase zijn eigenaardigheid heeft: " De vingers zijn een afbeelding van de trappen, waarop de mens voorwaarts komt" Vanitas vanitatum, 5-6 [[1312]].
Wanneer dus kindertijd en jeugdjaren de perioden zijn, waarin zich de persoonlijkheid van de mens vormt, waarmee hij in de toekomst zal leven en, terwijl hij zich van de eigen mogelijkheden bewust wordt, plannen smeedt voor zijn volwassen leeftijd, zo heeft ook de ouderdom zijn goede kanten. Want terwijl - zoals de H. Hieronymus opmerkt - het opwellen der hartstochten afneemt, "verhoogt de ouderdom de wijsheid en geeft rijpere raad" Auget sapientiam, dat maturiora consilia", 2, prol. [[3622]]. De ouderdom is als het ware de grote tijd van de wijsheid, die in het algemeen vrucht der ervaring is, omdat de tijd zelf een grote leermeester is. Het gebed van de psalmist is ons bekend: "Leer ons zo onze dagen naar waarde te schatten en zo te komen tot wijsheid van hart" (Ps. 90, 12) [b:Ps. 90, 12].
Wanneer dus kindertijd en jeugdjaren de perioden zijn, waarin zich de persoonlijkheid van de mens vormt, waarmee hij in de toekomst zal leven en, terwijl hij zich van de eigen mogelijkheden bewust wordt, plannen smeedt voor zijn volwassen leeftijd, zo heeft ook de ouderdom zijn goede kanten. Want terwijl - zoals de H. Hieronymus opmerkt - het opwellen der hartstochten afneemt, "verhoogt de ouderdom de wijsheid en geeft rijpere raad" Auget sapientiam, dat maturiora consilia", 2, prol. [[3622]]. De ouderdom is als het ware de grote tijd van de wijsheid, die in het algemeen vrucht der ervaring is, omdat de tijd zelf een grote leermeester is. Het gebed van de psalmist is ons bekend: "Leer ons zo onze dagen naar waarde te schatten en zo te komen tot wijsheid van hart" (Ps. 90, 12) [b:Ps. 90, 12].
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 De oudere mensen in de Heiligen Schrift
6
"Jeugd en morgenlicht zijn zo voorbij", stelt Prediker vast (Pred. 11, 10) [b:Pred. 11, 10]. De Bijbel laat niet na bij tijd en wijle met een onverbloemd realisme op de vergankelijkheid van het leven en op de onverbiddelijk voortsnellende tijd te wijzen: "IJl en ijdel (...), ijl en ijdel, alles is ijdel" (Pred. 1, 2) [b:Pred. 1, 2]: Wie kent niet de strenge vermaning van deze oude wijze? Vooral wij oude mensen begrijpen dat, omdat wij door ervaring wijs zijn geworden. Ondanks dit nuchter realisme heeft de H. Schrift een zeer positieve visie op de waarde van het leven. De mens blijft altijd geschapen naar "Gods beeld" (Gen. 1, 26) [[b:Gen. 1, 26]], en elke levensfase heeft zijn eigen schoonheid en zijn eigen taken. Juist de voortgeschreden ouderdom krijgt grote aandacht, die zelfs zo ver gaat dat een lang leven als teken van goddelijke welwillendheid wordt gezien. (Gen. 11, 10-32) [[b:Gen. 11, 10-32]] Met Abraham, van wie het privilege der jaren bijzonder wordt onderstreept, neemt deze welwillendheid de kenmerken van een belofte aan: "Ik zal een groot volk van u maken. Ik zal u zegenen en uw naam groot maken, zodat gij een zegen zult zijn. Ik zal zegenen die u zegenen, maar die u versmaadt zal Ik vervloeken. Door u zal zegen komen over alle geslachten op aarde" (Gen. 12, 2-3) [b:Gen. 12, 2-3]. Aan zijn zijde is Sara, de vrouw die ziet hoe haar lichaam ouder wordt, doch die aan haar reeds verwelkte lichaam de kracht van God als compensatie voor de menselijke ontoegankelijkheid ervaart.
Mozes is reeds een oude man als God hem de opdracht geeft om het uitverkoren volk uit Egypte te leiden. De grote daden, die hij in opdracht van de Heer voor Israël volbrengt, vallen niet in zijn jonge jaren, maar in de tijd van zijn ouderdom. Als verder voorbeeld van oude mensen in de Bijbel wil ik Tobias noemen, die zich met bescheidenheid en moed blijft inspannen om Gods wet te vervullen, de armen te helpen en zijn blindheid geduldig te dragen, totdat hij het besliste ingrijpen van Gods engel ervoer. (Tob. 1-2) [[b:Tob. 1-2]] Ook wil ik nog Eleazar noemen, wiens martelaarschap een getuigenis is van unieke edelmoedigheid en dapperheid. (2 Makk. 6, 18-31) [[b:2 Makk. 6, 18-31]]
Mozes is reeds een oude man als God hem de opdracht geeft om het uitverkoren volk uit Egypte te leiden. De grote daden, die hij in opdracht van de Heer voor Israël volbrengt, vallen niet in zijn jonge jaren, maar in de tijd van zijn ouderdom. Als verder voorbeeld van oude mensen in de Bijbel wil ik Tobias noemen, die zich met bescheidenheid en moed blijft inspannen om Gods wet te vervullen, de armen te helpen en zijn blindheid geduldig te dragen, totdat hij het besliste ingrijpen van Gods engel ervoer. (Tob. 1-2) [[b:Tob. 1-2]] Ook wil ik nog Eleazar noemen, wiens martelaarschap een getuigenis is van unieke edelmoedigheid en dapperheid. (2 Makk. 6, 18-31) [[b:2 Makk. 6, 18-31]]
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Het Nieuwe Testament, dat doordrongen is van het licht van Christus, voert ons eveneens opmerkelijke hoog bejaarde figuren voor ogen. Het Evangelie van Lucas begint met het voorstellen van een echtpaar "op gevorderde leeftijd" (Lc. 1, 7) [b:Lc. 1, 7]: Elisabeth en Zacharias, de ouders van Johannes de Doper. De Heer toont hen zijn barmhartigheid (Lc. 1, 5-25.39-79) [[b:Lc. 1, 5-25.39-79]]: de oude Zacharias krijgt de aankondiging van de geboorte van een zoon te horen en hij zelf zwijgt daar niet over: "Ik ben oud en ook mijn vrouw is reeds op jaren" (Lc. 1, 18) [b:Lc. 1, 18]. Tijdens het bezoek van Maria aan haar bejaarde nicht Elisabeth roept deze vervuld van de heilige Geest tot haar uit: "Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot" (Lc. 1, 42) [b:Lc. 1, 42]; en bij de geboorte van Johannes de Doper sprak Zacharias de woorden van het gezang: Benedictus Dominus Deus (Lc. 1, 68; ev.) [b:Lc. 1, 68vv]. Zacharias en Elisabeth vormen een bewonderenswaardig echtpaar op gevorderde leeftijd en zijn vervuld van de geest van het gebed!
Als Maria en Jozef Jezus naar de tempel brengen, om Hem, de eerstgeborene, volgens de wet aan de Heer te wijden, ontmoeten zij daar de oude Simeon, die reeds lange tijd op de Messias had gewacht. Hij neemt het kind in zijn armen en prijst God met de woorden: Nunc dimittis (...) - "Uw dienaar laat gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan" (Lc. 2, 29) [b:Lc. 2, 29].
Aan zijn zijde treffen wij Anna, een vierentachtig jaar oude weduwe. Zij verbleef voortdurend in de tempel en smaakte de bijzondere vreugde Jezus te zien. De evangelist merkt op: Anna "dankte God en sprak over het kind tot allen, die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten" (Lc. 2, 38) [b:Lc. 2, 38].
Een oude man is ook Nicodemus, een leidende lid van de Hoge Raad. Hij zocht Jezus 's nacht op, omdat hij niet wilde dat iemand hem zou zien. Aan hem openbaart de goddelijke Meester, dat Hij de Zoon van God is en is gekomen om de wereld te redden. (Joh. 3, 1-21) [[b:Joh. 3, 1-21]] Wij ontmoeten Nicodemus opnieuw bij de begrafenis van Christus: hij brengt een mengsel van mirre en aloë mee, overwint de angst en geeft zich dan als leerling van de Gekruisigde uit. (Joh. 19, 38-40) [[b:Joh. 19, 38-40]] Hoe troostvol zijn deze getuigenissen! Zij herinneren ons eraan, dat de Heer mensen van elke leeftijd vraagt om hun talenten in te brengen. De dienst aan het Evangelie is geen kwestie van leeftijd.
En wat moet men van de oud geworden Petrus zeggen, die geroepen werd om van zijn geloof te getuigen door het martelaarschap? Tot hem zei Jezus op een dag: "Toen ge jong waart, deedt ge zelf uw gordel om en gingt waarheen ge wilde, maar wanneer ge oud zijt, zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt" (Joh. 21, 18) [b:Joh. 21, 18]. Dat zijn woorden, die mij als opvolger van Petrus rechtstreeks raken. Zij doen in mij de sterke drang opkomen om mijn handen naar Christus uit te strekken en aan zijn gebod te gehoorzamen: "Volg Mij!" (Joh. 21, 19) [b:Joh. 21, 19].
Als Maria en Jozef Jezus naar de tempel brengen, om Hem, de eerstgeborene, volgens de wet aan de Heer te wijden, ontmoeten zij daar de oude Simeon, die reeds lange tijd op de Messias had gewacht. Hij neemt het kind in zijn armen en prijst God met de woorden: Nunc dimittis (...) - "Uw dienaar laat gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan" (Lc. 2, 29) [b:Lc. 2, 29].
Aan zijn zijde treffen wij Anna, een vierentachtig jaar oude weduwe. Zij verbleef voortdurend in de tempel en smaakte de bijzondere vreugde Jezus te zien. De evangelist merkt op: Anna "dankte God en sprak over het kind tot allen, die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten" (Lc. 2, 38) [b:Lc. 2, 38].
Een oude man is ook Nicodemus, een leidende lid van de Hoge Raad. Hij zocht Jezus 's nacht op, omdat hij niet wilde dat iemand hem zou zien. Aan hem openbaart de goddelijke Meester, dat Hij de Zoon van God is en is gekomen om de wereld te redden. (Joh. 3, 1-21) [[b:Joh. 3, 1-21]] Wij ontmoeten Nicodemus opnieuw bij de begrafenis van Christus: hij brengt een mengsel van mirre en aloë mee, overwint de angst en geeft zich dan als leerling van de Gekruisigde uit. (Joh. 19, 38-40) [[b:Joh. 19, 38-40]] Hoe troostvol zijn deze getuigenissen! Zij herinneren ons eraan, dat de Heer mensen van elke leeftijd vraagt om hun talenten in te brengen. De dienst aan het Evangelie is geen kwestie van leeftijd.
En wat moet men van de oud geworden Petrus zeggen, die geroepen werd om van zijn geloof te getuigen door het martelaarschap? Tot hem zei Jezus op een dag: "Toen ge jong waart, deedt ge zelf uw gordel om en gingt waarheen ge wilde, maar wanneer ge oud zijt, zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt" (Joh. 21, 18) [b:Joh. 21, 18]. Dat zijn woorden, die mij als opvolger van Petrus rechtstreeks raken. Zij doen in mij de sterke drang opkomen om mijn handen naar Christus uit te strekken en aan zijn gebod te gehoorzamen: "Volg Mij!" (Joh. 21, 19) [b:Joh. 21, 19].
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De 92e psalm geeft als het ware een samenvatting van de glanzende getuigenissen van oude mensen, zoals wij die in de Bijbel vinden: "De vromen schieten als palmbomen op, als Libanonceders gedijend. (...) Ook als zij reeds oud zijn dragen zij vruchten, zij blijven sappig en fris. Zij wijzen uit hoe rechtvaardig de Heer is." (Ps. 92, 13.15-16) [[b:Ps. 92, 13.15-16]]. De Apostel Paulus stemt in met de psalmist, wanneer hij in de brief aan Titus schrijft: "Bejaarde mannen moeten matig zijn, ernstig, bezonnen, gezond in geloof, liefde en volharding. Zo moeten ook oudere vrouwen zich waardig gedragen (...). Zij moeten goede adviezen geven en de jongere vrouwen leren hun man en kinderen lief te hebben" (Tit. 2, 2-5) [b:Tit. 2, 2-5].
In het licht van wat de Bijbel leert en in de woordkeus ervan moet de ouderdom dus gezien worden als 'gunstige tijd' om het avontuur van het mens-zijn te voltooien. De ouderdom hoort thuis in het plan, dat God met elke mens heeft. Het is de tijdspanne, waarin alles samenkomt, opdat de mens de zin van het leven beter kan bevatten en tot wijsheid des harten kan komen. "Want het aanzien van de ouderdom berust niet op een lang leven - zoals het boek der Wijsheid zegt - en wordt niet afgemeten naar het aantal jaren. Neen, een mens is een grijsaard door zijn verstandigheid en hij is bejaard door zijn onbesproken leven" (Wijsh. 4, 8-9) [b:Wijsh. 4, 8-9]. De ouderdom presenteert de beslissende etappe van de menselijke rijpheid en is uitdrukking van de goddelijke zegen.
In het licht van wat de Bijbel leert en in de woordkeus ervan moet de ouderdom dus gezien worden als 'gunstige tijd' om het avontuur van het mens-zijn te voltooien. De ouderdom hoort thuis in het plan, dat God met elke mens heeft. Het is de tijdspanne, waarin alles samenkomt, opdat de mens de zin van het leven beter kan bevatten en tot wijsheid des harten kan komen. "Want het aanzien van de ouderdom berust niet op een lang leven - zoals het boek der Wijsheid zegt - en wordt niet afgemeten naar het aantal jaren. Neen, een mens is een grijsaard door zijn verstandigheid en hij is bejaard door zijn onbesproken leven" (Wijsh. 4, 8-9) [b:Wijsh. 4, 8-9]. De ouderdom presenteert de beslissende etappe van de menselijke rijpheid en is uitdrukking van de goddelijke zegen.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 Beschermers van de collectieve herinnering
9
In het verleden had men groot respect voor oude mensen. De Latijnse dichter Ovidius schreef in dit kader: "Groot was de hoogachting voor een grijsharig hoofd" - Magna fuit quondam capitis reverentia cani lib. V, v.57 [[8788]]. Enige eeuwen eerder vermaande de Griekse dichter Phokylides: "Acht de witte haren: bewijs de grijsaard dezelfde eer, die je aan je vader bewijst." Phokylides, Leerspreuken,.. Phokylides, Leerspreuken, XLII.
En vandaag de dag? Wanneer wij de huidige situatie nauwkeurig bezien, stellen wij vast, dat bij enige volken de ouderdom geacht wordt en een hoge waardering geniet; bij anderen daarentegen is dat, wegens een houding, die de directe nuttigheid en productiviteit van de mens op de eerste plaats stelt, heel wat minder het geval. Op grond van deze houding wordt de zogenaamde derde of vierde leeftijd dikwijls afgeschreven en de oude mensen zelf dienen zich af te vragen of hun bestaan nog wel nuttig is. Men gaat zelfs zover om met toenemende nadrukkelijkheid de euthanasie als de oplossing voor moeilijke situaties voor te stellen. Het begrip euthanasie heeft helaas in deze jaren voor vele mensen elk kenmerk van verschrikking verloren, dat euthanasie vanzelfsprekend bij diegenen wakker roept, die gevoelig zijn voor het respect voor het leven. Zeker, het kan voorkomen dat in gevallen van zware ziekten, die gepaard gaan met bijna ondraaglijk lijden, de daardoor getroffen mensen worden bekoord om maar helemaal op te geven. Dan kan het gebeuren dat hun verwanten of hun verplegers zich door een vals begrepen medelijden aangespoord voelen om de zogenaamde 'zachte dood' voor een verstandige oplossing te houden. In deze samenhang moet men eraan herinneren, dat de zedenwet het afzien van zogenaamde "therapeutische overijver" toestaat vgl: Evangelium Vitae [[[2|65]]] en slechts die behandelingen verlangt, die tot de normale eisen van medische verzorging behoren. Maar de euthanasie als een rechtstreeks veroorzaken van de dood, is iets heel anders! Euthanasie blijft, ongeacht bedoelingen en omstandigheden, een slechte handeling in zichzelf, een schending van de goddelijke wet, een belediging van de waardigheid van de menselijke persoon vgl: Evangelium Vitae [[[2|65]]].
En vandaag de dag? Wanneer wij de huidige situatie nauwkeurig bezien, stellen wij vast, dat bij enige volken de ouderdom geacht wordt en een hoge waardering geniet; bij anderen daarentegen is dat, wegens een houding, die de directe nuttigheid en productiviteit van de mens op de eerste plaats stelt, heel wat minder het geval. Op grond van deze houding wordt de zogenaamde derde of vierde leeftijd dikwijls afgeschreven en de oude mensen zelf dienen zich af te vragen of hun bestaan nog wel nuttig is. Men gaat zelfs zover om met toenemende nadrukkelijkheid de euthanasie als de oplossing voor moeilijke situaties voor te stellen. Het begrip euthanasie heeft helaas in deze jaren voor vele mensen elk kenmerk van verschrikking verloren, dat euthanasie vanzelfsprekend bij diegenen wakker roept, die gevoelig zijn voor het respect voor het leven. Zeker, het kan voorkomen dat in gevallen van zware ziekten, die gepaard gaan met bijna ondraaglijk lijden, de daardoor getroffen mensen worden bekoord om maar helemaal op te geven. Dan kan het gebeuren dat hun verwanten of hun verplegers zich door een vals begrepen medelijden aangespoord voelen om de zogenaamde 'zachte dood' voor een verstandige oplossing te houden. In deze samenhang moet men eraan herinneren, dat de zedenwet het afzien van zogenaamde "therapeutische overijver" toestaat vgl: Evangelium Vitae [[[2|65]]] en slechts die behandelingen verlangt, die tot de normale eisen van medische verzorging behoren. Maar de euthanasie als een rechtstreeks veroorzaken van de dood, is iets heel anders! Euthanasie blijft, ongeacht bedoelingen en omstandigheden, een slechte handeling in zichzelf, een schending van de goddelijke wet, een belediging van de waardigheid van de menselijke persoon vgl: Evangelium Vitae [[[2|65]]].
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Men dient dringend de juiste perspectieven terug te winnen waaruit het leven in zijn totaliteit gezien wordt. En dit juiste perspectief is de eeuwigheid, waarop het leven in elk van zijn fasen, de maatgevende voorbereiding is. Ook aan de ouderdom komt, in het zich ontwikkelende rijpingsproces van de mens op weg naar de eeuwigheid, zijn rol toe. Uit deze rijping moet echter ook de sociale groep, waartoe de oudere mens behoort, voordeel kunnen trekken.
Mensen op gevorderde leeftijd helpen ons om met meer wijsheid de aardse aangelegenheden onder ogen te zien, omdat zij door de wisselvalligheden van het leven ervaren en rijp zijn geworden. Zij zijn beschermers van de collectieve herinnering en de daartoe bevoorrechte vertolkers van de totaliteit van gemeenschappelijke idealen en waarden, waardoor het samenleven in de maatschappij gedragen en geleid wordt. Zou men oude mensen willen uitsluiten, dan wordt de schijn gewekt, dat - in naam van een moderniteit zonder herinnering - het verleden, waarin zich de wortels van de tegenwoordige tijd bevinden, wordt afgewezen. Dankzij hun rijpe ervaring zijn oudere mensen in staat om de jongere mensen waardevolle raad en aanwijzingen te geven.
Menselijke gebreken, die het meest zichtbaar met de ouderdom samenhangen, worden in dit licht tot een aanwijzing op wederzijdse afhankelijkheid en noodzakelijke solidariteit, die de generaties met elkaar verbinden. Want elke mens heeft de ander nodig en wordt rijker door de gaven en charisma's van allen. Heel treffend klinken in deze samenhang de overwegingen van een dichter, die veel voor mij betekent. Hij schrijft: "Eeuwig is niet alleen de toekomst, zij niet alleen! (...) Ja, ook het verleden behoort tot de eeuwigheid: Alles wat reeds gebeurt is, zal eens terugkeren, maar niet zoals het vroeger was (...). Het zal als idee terugkeren en niet als hetzelfde". C. Norwid, Ni dildo.. C. Norwid, Ni dildo przyszlosc, Post scriptum, I,vv.1-4.
Mensen op gevorderde leeftijd helpen ons om met meer wijsheid de aardse aangelegenheden onder ogen te zien, omdat zij door de wisselvalligheden van het leven ervaren en rijp zijn geworden. Zij zijn beschermers van de collectieve herinnering en de daartoe bevoorrechte vertolkers van de totaliteit van gemeenschappelijke idealen en waarden, waardoor het samenleven in de maatschappij gedragen en geleid wordt. Zou men oude mensen willen uitsluiten, dan wordt de schijn gewekt, dat - in naam van een moderniteit zonder herinnering - het verleden, waarin zich de wortels van de tegenwoordige tijd bevinden, wordt afgewezen. Dankzij hun rijpe ervaring zijn oudere mensen in staat om de jongere mensen waardevolle raad en aanwijzingen te geven.
Menselijke gebreken, die het meest zichtbaar met de ouderdom samenhangen, worden in dit licht tot een aanwijzing op wederzijdse afhankelijkheid en noodzakelijke solidariteit, die de generaties met elkaar verbinden. Want elke mens heeft de ander nodig en wordt rijker door de gaven en charisma's van allen. Heel treffend klinken in deze samenhang de overwegingen van een dichter, die veel voor mij betekent. Hij schrijft: "Eeuwig is niet alleen de toekomst, zij niet alleen! (...) Ja, ook het verleden behoort tot de eeuwigheid: Alles wat reeds gebeurt is, zal eens terugkeren, maar niet zoals het vroeger was (...). Het zal als idee terugkeren en niet als hetzelfde". C. Norwid, Ni dildo.. C. Norwid, Ni dildo przyszlosc, Post scriptum, I,vv.1-4.
Referenties naar alinea 10: 1
Ouder worden: onze toekomst ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 6 "Eer uw vader en uw moeder"
11
Waarom zullen wij verder niet aan de oude mens dat respect betonen, waaraan de gezonde tradities van vele culturen op elk deel van de aarde zoveel waarde gehecht hebben? Voor de volken van de regio, die onder bijbelse invloed stonden, was steeds de relatie met het gebod van de decaloog belangrijk: "Eer uw vader en uw moeder"; een plicht overigens, die algemeen erkend wordt. Het volledige en consequente gebruik van dit gebod ontsprong niet alleen uit de liefde van de kinderen voor hun ouders; maar ook werd de sterke band onderstreept die tussen de generaties bestaat. Waar het gebod "Eer uw vader en uw moeder" geaccepteerd wordt en trouw nagevolgd, weten de oude mensen dat zij geen enkele gevaar lopen, als een nutteloze en anderen in de weg staande last gezien te worden.
Het gebod leert nog iets: Degenen, die ons voorgegaan zijn, verdienen achting voor al het goede, dat zij gedaan hebben. "Vader en moeder" wijzen op het verleden, wijzen op de verbinding tussen de generaties, wijzen op de voorwaarde die per definitie het bestaan van een volk eerst mogelijk maakt. Volgens de twee in de Bijbel gegeven versies (Ex. 20, 2-17; Deut. 5, 6-21) [[b:Ex. 20, 2-17; Deut. 5, 6-21]] neemt dit goddelijke gebod op de tweede tafel, - waarop de plichten van de mens tegenover zichzelf en tegenover de samenleving zijn uiteen gezet, - de eerste plaats in. Het is verder het enige gebod, waarmee een belofte verbonden is: "Eer uw vader en uw moeder. Dan zult gij lang leven op de grond, die de Heer uw God u schenkt" (Ex. 20, 12) [b:Ex. 20, 12]. (Deut. 5, 16) [[b:Deut. 5, 16]]
Het gebod leert nog iets: Degenen, die ons voorgegaan zijn, verdienen achting voor al het goede, dat zij gedaan hebben. "Vader en moeder" wijzen op het verleden, wijzen op de verbinding tussen de generaties, wijzen op de voorwaarde die per definitie het bestaan van een volk eerst mogelijk maakt. Volgens de twee in de Bijbel gegeven versies (Ex. 20, 2-17; Deut. 5, 6-21) [[b:Ex. 20, 2-17; Deut. 5, 6-21]] neemt dit goddelijke gebod op de tweede tafel, - waarop de plichten van de mens tegenover zichzelf en tegenover de samenleving zijn uiteen gezet, - de eerste plaats in. Het is verder het enige gebod, waarmee een belofte verbonden is: "Eer uw vader en uw moeder. Dan zult gij lang leven op de grond, die de Heer uw God u schenkt" (Ex. 20, 12) [b:Ex. 20, 12]. (Deut. 5, 16) [[b:Deut. 5, 16]]
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
"Gij moet opstaan voor een grijsaard en eerbied hebben voor een bejaarde" (Lev. 19, 32) [b:Lev. 19, 32]. Het eer brengen aan de oudere mens omvat tegenover die oudere mens een drievoudige verplichting: acceptatie, hulp en waardering van zijn hoedanigheden. In vele kringen gebeurt dit bijna vanzelfsprekend, als was het uit gewoonte. Elders en in het bijzonder in de economisch welvarende naties, moet een nieuwe richting ingeslagen worden, opdat de mensen op gevorderde leeftijd met waardigheid oud kunnen worden zonder te moeten vrezen uiteindelijk niet meer mee te tellen. Het is nodig om te overtuigen, dat achting, respect en liefde tegenover de oudere mens, die ondanks het afnemen van zijn krachten zich als levendig deel van samenleving en maatschappij moet voelen, tot een werkelijk menselijke civilisatie behoort. Reeds Cicero schreef, dat "de last van de ouderdom lichter is voor degene, die voelen dat de jongeren van hen houden en hen respecteren" Levior fit senectus, eorum qui a iuventute coluntur et diliguntur, in: Cicero Cato maior, seu De senectute, 8,26 [[1379]].
Overigens blijft de menselijke geest, ofschoon hij aan het verouderingsproces van het lichaam deel neemt, in een bepaald opzicht steeds jong; hij moet slechts gericht blijven op het eeuwige leven. Dat blijvend jong-zijn maakt de menselijke geest dan tot een levendige ervaring, wanneer hij zich, met de innerlijke getuigenis van het goede geweten, verbindt met voorkomende, dankbare genegenheid van lieve mensen. De mens wordt aldus, zoals de H. Gregorius van Naziane schrijft, "geestelijk niet ouder; hij zal het geleidelijke einde als tijdpunt aannemen, dat door de noodzakelijke vrijheid werd vastgelegd. Zacht zal hij naar het hiernamaals overgaan, waar niemand onrijp of oud is, maar allen zich in de volkomenheid van de geestelijke ouderdom bevinden" Na de terugkeer van het land, nr. 11 [[1174]]. Wij allen kennen indrukwekkende voorbeelden van oude mensen met bewonderenswaardige jongheid en geestkracht. Voor wie naar hun toegaat, zijn zij door hun woorden een aansporing en met hun voorbeeld een troost. Moge de samenleving de oude mensen, die in verschillende regio's van de wereld - ik denk nu bijzonder aan Afrika - terecht als 'levende bibliotheken' der wijsheid, als behoeders van een onschatbaar erfgoed van menselijke en geestelijke getuigenissen, hooggeacht en gewaardeerd worden, volledig tot gelding laten komen. Het is waar, dat zij in het algemeen fysiek op hulp zijn aangewezen, maar evenzo is het waar dat zij op hun gevorderde leeftijd de stappen van de jonge mens ruggesteun kunnen bieden, die in de horizon van het leven naar buiten treden om te vragen, welke weg te gaan is.
Terwijl ik over de oudere mens spreek, kan ik er niet om heen mij ook te richten tot de jongeren. Ik nodig hen uit om de ouderen bij te staan. Ik roep u, jongelui, op om dit met liefde en edelmoedigheid te doen. De oude mensen zijn in staat om jullie veel meer terug te geven, dan je je kunt voorstellen. Het boek Jesus Sirach spreekt in deze samenhang de vermaning uit: "Versmaad de betogen der grijsaards niet, want ook zij hebben van hun vaders geleerd" (Sir. 8, 9) [b:Sir. 8, 9]; "Zoek het gezelschap van de ouderen en luister trouw naar hun wijsheid" (Sir. 6, 34) [b:Sir. 6, 34]; want de hoogbejaarde beschikt over een "aantrekkelijke wijsheid" (Sir. 25, 5) [b:Sir. 25, 5].
Overigens blijft de menselijke geest, ofschoon hij aan het verouderingsproces van het lichaam deel neemt, in een bepaald opzicht steeds jong; hij moet slechts gericht blijven op het eeuwige leven. Dat blijvend jong-zijn maakt de menselijke geest dan tot een levendige ervaring, wanneer hij zich, met de innerlijke getuigenis van het goede geweten, verbindt met voorkomende, dankbare genegenheid van lieve mensen. De mens wordt aldus, zoals de H. Gregorius van Naziane schrijft, "geestelijk niet ouder; hij zal het geleidelijke einde als tijdpunt aannemen, dat door de noodzakelijke vrijheid werd vastgelegd. Zacht zal hij naar het hiernamaals overgaan, waar niemand onrijp of oud is, maar allen zich in de volkomenheid van de geestelijke ouderdom bevinden" Na de terugkeer van het land, nr. 11 [[1174]]. Wij allen kennen indrukwekkende voorbeelden van oude mensen met bewonderenswaardige jongheid en geestkracht. Voor wie naar hun toegaat, zijn zij door hun woorden een aansporing en met hun voorbeeld een troost. Moge de samenleving de oude mensen, die in verschillende regio's van de wereld - ik denk nu bijzonder aan Afrika - terecht als 'levende bibliotheken' der wijsheid, als behoeders van een onschatbaar erfgoed van menselijke en geestelijke getuigenissen, hooggeacht en gewaardeerd worden, volledig tot gelding laten komen. Het is waar, dat zij in het algemeen fysiek op hulp zijn aangewezen, maar evenzo is het waar dat zij op hun gevorderde leeftijd de stappen van de jonge mens ruggesteun kunnen bieden, die in de horizon van het leven naar buiten treden om te vragen, welke weg te gaan is.
Terwijl ik over de oudere mens spreek, kan ik er niet om heen mij ook te richten tot de jongeren. Ik nodig hen uit om de ouderen bij te staan. Ik roep u, jongelui, op om dit met liefde en edelmoedigheid te doen. De oude mensen zijn in staat om jullie veel meer terug te geven, dan je je kunt voorstellen. Het boek Jesus Sirach spreekt in deze samenhang de vermaning uit: "Versmaad de betogen der grijsaards niet, want ook zij hebben van hun vaders geleerd" (Sir. 8, 9) [b:Sir. 8, 9]; "Zoek het gezelschap van de ouderen en luister trouw naar hun wijsheid" (Sir. 6, 34) [b:Sir. 6, 34]; want de hoogbejaarde beschikt over een "aantrekkelijke wijsheid" (Sir. 25, 5) [b:Sir. 25, 5].
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
De christelijke gemeenschap kan van de kalmte, waarmee de oudere mensen hun leven vorm geven, veel ontvangen. Ik denk vooral aan de evangelisatie. Hun werkzaamheid hangt in eerste instantie niet af van arbeidsprestatie. In hoeveel gezinnen ontvangen de kleinkinderen van de grootouders niet de eerste grondslagen van het geloof! Maar er zijn nog vele andere gebieden, waar de bijdrage van oude mensen weldadig kan uitwerken. De Geest handelt bij wie en waar Hij wil. Daartoe bedient Hij zich niet zelden van menselijke wegen, die in de ogen van de wereld weinig in tel lijken te zijn. Hoeveel mensen vinden begrip en troost bij oude, eenzame of zieke personen, die echter in staat zijn, door liefdevolle raad, door stil gebed en door de getuigenis van het met geduld aanvaarde lijden, anderen moed in te spreken! Juist terwijl de krachten afnemen en het prestatievermogen nalaat, worden deze, onze broeders en zusters, des te waardevoller in het mysterieuze plan van de Voorzienigheid. Ook in dit opzicht en niet alleen vanwege een klaarblijkelijke psychologische behoefte van de oude mens zelf, is de natuurlijke plaats om de toestand van het oud-zijn te beleven, de omgeving waarin hij thuis is. Dus onder familie, bekenden en vrienden, waar hij nog enige diensten kan verlenen.
Terwijl door het toenemen van de gemiddelde leeftijd de groep oudere mensen groeit, wordt het steeds dringender een cultuur te bevorderen, waarin de ouderdom geaccepteerd en gewaardeerd wordt en niet verbannen wordt naar de rand van de samenleving. Het ideaal blijft het verblijf van de oude mens in de familie, tegelijk met de garantie van daadwerkelijke sociale hulp voor de groeiende behoeften, die ouderdom of ziekte met zich meebrengen. Maar er zijn ook situaties, waar de omstandigheden zelf het onderbrengen in een 'bejaardenhuis' aanraden of onvermijdelijk maken, opdat de bejaarde zich kan verheugen in een samenleving met andere personen en een vakbekwame verzorging kan krijgen. Dergelijke huizen zijn daarom lovenswaardige instellingen, en de ervaring zegt, dat zij in de mate waarin zij zich niet alleen aan de criteria der organisatorische efficiëntie, maar ook laten inspireren door liefdevolle zorg, een waardevolle dienst kunnen verlenen. In dit kader is alles gemakkelijker, wanneer van de kant van familieleden, vrienden, bekenden en parochies een relatie met elke 'tehuis'-bewoner bestaat, die de desbetreffende helpt om zich als geliefde en voor de samenleving nog nuttige mens te voelen. En hoe moet men hier niet vol bewondering en dankbaarheid aan de religieuze congregaties en aan de groepen vrijwilligers denken, die zich met bijzondere zorg in het bijzonder aan de verzorging van oude mensen wijden - vooral de armsten onder hen, die verlaten zijn of zich in moeilijkheden bevinden?
Ik ben u, mijn geliefde bejaarde broeders en zusters, die vanwege uw gezondheid of waarom dan ook in een moeilijke situatie bevinden, steeds vol genegenheid nabij. Wanneer God ons lijden, dat door ziekte, eenzaamheid of om andere reden die met de gevorderde leeftijd verbonden zijn, toelaat, schenkt Hij ons steeds de genade en de kracht, opdat wij ons met nog meer liefde verenigen met het offer van zijn Zoon en nog intensiever aan zijn heilsplan deelnemen. Wees ervan van overtuigd: Hij is onze Vader, een Vader rijk aan liefde en barmhartigheid.
Op bijzondere wijze denk ik aan u, weduwen en weduwnaars, die de laatste etappe van uw levensweg alleen moet gaan; aan u, bejaarde broederen zuster-religieuzen, die jarenlang trouw de zaak van het rijk der hemelen hebt gediend; aan u, geliefde broeders in het priester- en bisschopsambt, die wegens het bereiken van de van de leeftijdsgrens de directe verantwoordelijkheid van het herdersambt hebt afgegeven. De Kerk heeft u nog steeds nodig. Zij weet de diensten te waarderen, die zij u op de diverse gebieden van het apostolaat nog toevertrouwt. Zij rekent op uw bijdrage die u door uw uitgebreid gebed kunt geven. Zij verwacht uw ervaren raad en wordt rijker door de getuigenis van het Evangelie die u dag op dag aflegt.
Terwijl door het toenemen van de gemiddelde leeftijd de groep oudere mensen groeit, wordt het steeds dringender een cultuur te bevorderen, waarin de ouderdom geaccepteerd en gewaardeerd wordt en niet verbannen wordt naar de rand van de samenleving. Het ideaal blijft het verblijf van de oude mens in de familie, tegelijk met de garantie van daadwerkelijke sociale hulp voor de groeiende behoeften, die ouderdom of ziekte met zich meebrengen. Maar er zijn ook situaties, waar de omstandigheden zelf het onderbrengen in een 'bejaardenhuis' aanraden of onvermijdelijk maken, opdat de bejaarde zich kan verheugen in een samenleving met andere personen en een vakbekwame verzorging kan krijgen. Dergelijke huizen zijn daarom lovenswaardige instellingen, en de ervaring zegt, dat zij in de mate waarin zij zich niet alleen aan de criteria der organisatorische efficiëntie, maar ook laten inspireren door liefdevolle zorg, een waardevolle dienst kunnen verlenen. In dit kader is alles gemakkelijker, wanneer van de kant van familieleden, vrienden, bekenden en parochies een relatie met elke 'tehuis'-bewoner bestaat, die de desbetreffende helpt om zich als geliefde en voor de samenleving nog nuttige mens te voelen. En hoe moet men hier niet vol bewondering en dankbaarheid aan de religieuze congregaties en aan de groepen vrijwilligers denken, die zich met bijzondere zorg in het bijzonder aan de verzorging van oude mensen wijden - vooral de armsten onder hen, die verlaten zijn of zich in moeilijkheden bevinden?
Ik ben u, mijn geliefde bejaarde broeders en zusters, die vanwege uw gezondheid of waarom dan ook in een moeilijke situatie bevinden, steeds vol genegenheid nabij. Wanneer God ons lijden, dat door ziekte, eenzaamheid of om andere reden die met de gevorderde leeftijd verbonden zijn, toelaat, schenkt Hij ons steeds de genade en de kracht, opdat wij ons met nog meer liefde verenigen met het offer van zijn Zoon en nog intensiever aan zijn heilsplan deelnemen. Wees ervan van overtuigd: Hij is onze Vader, een Vader rijk aan liefde en barmhartigheid.
Op bijzondere wijze denk ik aan u, weduwen en weduwnaars, die de laatste etappe van uw levensweg alleen moet gaan; aan u, bejaarde broederen zuster-religieuzen, die jarenlang trouw de zaak van het rijk der hemelen hebt gediend; aan u, geliefde broeders in het priester- en bisschopsambt, die wegens het bereiken van de van de leeftijdsgrens de directe verantwoordelijkheid van het herdersambt hebt afgegeven. De Kerk heeft u nog steeds nodig. Zij weet de diensten te waarderen, die zij u op de diverse gebieden van het apostolaat nog toevertrouwt. Zij rekent op uw bijdrage die u door uw uitgebreid gebed kunt geven. Zij verwacht uw ervaren raad en wordt rijker door de getuigenis van het Evangelie die u dag op dag aflegt.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 7 "Gij zult mij de weg van het leven wijzen om heel mijn vreugde te vinden bij U, bestendig geluk aan uw zijde." (Ps. 16,11)
14
Het is natuurlijk, dat men met het toenemen der jaren vertrouwd wordt met het denken aan de levensavond. Dat is niets anders, aldus herinneren ons de feiten, dan dat de rijen van onze verwanten, vrienden en bekenden uitgedund worden. Wij worden ons dat bij verschillende gelegenheden bewust, bijvoorbeeld bij familie-ontmoetingen en bij ontmoetingen van klasgenoten, bij samenkomsten met vrienden uit onze jonge jaren, met onze studiegenoten en met onze kameraden uit de diensttijd, met onze mede-seminaristen. De grens tussen leven en dood loopt dwars door onze gemeenschappen en komt voor ieder van ons onverbiddelijk naderbij. Wanneer het leven een pelgrimage is naar het hemelse thuisland, dan is de ouderdom de tijd vanwaar men vanzelf op de drempel van de eeuwigheid uitziet.
Desondanks hebben wij ouderen moeite ermee, om ons te wennen aan het uitzicht op deze overgang. Hij presenteert namelijk, in het door zonde gekenmerkte menselijke zijn, een donkere dimensie, die ons noodgedwongen treurig en angstig maakt. Hoe kon het dan ook anders zijn? De mens is geschapen om te leven, terwijl de dood - zoals ons de H. Schrift reeds op de eerste bladzijde duidelijk maakt (Gen. 2-3) [[b:Gen. 2-3]] - niet opgenomen was in het oorspronkelijke plan van God, maar een gevolg van de zonde is, de vrucht uit de "afgunst van de duivel" (Wijsh. 2, 24) [b:Wijsh. 2, 24]. Men begrijpt dus, waarom de mensen zich tegen deze duistere werkelijkheid verweren en verzetten. In deze samenhang is van betekenis, dat Jezus, "op allerlei manieren op de proef gesteld, afgezien dan van de zonde" (Hebr. 4, 15) [b:Hebr. 4, 15], zelf angst had voor de dood: "Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker aan Mij voorbij gaan" (Mt. 26, 39) [b:Mt. 26, 39]. En hoe kan men de tranen vergeten, die Hij aan het graf van zijn vriend Lazarus vergoot, ofschoon Hij zich gereed maakte hem in het leven terug te halen? (Joh. 11, 35) [[b:Joh. 11, 35]]. Hoezeer ook de dood in biologische opzicht rationeel begrijpelijk is, zo blijft het toch onmogelijk hem met 'natuurlijkheid' te beleven. De dood staat in tegenspraak met het diepste instinct van de mens.
Het Tweede Vaticaans Concilie zei daarover: "In het licht van de dood krijgt het raadsel van het menselijk bestaan zijn grootste dimensie. Niet alleen wordt de mens gefolterd door pijn en door de voortgaande afbraak van zijn lichaam, maar ook, ja zelfs nog meer, door de angst voor een eeuwige vernietiging" Gaudium et Spes [[575|18]]. De smart zou zonder meer ontroostbaar blijven, wanneer de dood het einde van alles zou zijn. De dood dwingt de mens ertoe, zich de radicale vragen naar de eigenlijke zin van het leven te stellen: Wat is er aan de andere kant van de muur, die de schaduw van de dood heeft opgericht? Betekent de dood het definitieve einde van het leven of is er iets dat over de dood heen reikt?
Desondanks hebben wij ouderen moeite ermee, om ons te wennen aan het uitzicht op deze overgang. Hij presenteert namelijk, in het door zonde gekenmerkte menselijke zijn, een donkere dimensie, die ons noodgedwongen treurig en angstig maakt. Hoe kon het dan ook anders zijn? De mens is geschapen om te leven, terwijl de dood - zoals ons de H. Schrift reeds op de eerste bladzijde duidelijk maakt (Gen. 2-3) [[b:Gen. 2-3]] - niet opgenomen was in het oorspronkelijke plan van God, maar een gevolg van de zonde is, de vrucht uit de "afgunst van de duivel" (Wijsh. 2, 24) [b:Wijsh. 2, 24]. Men begrijpt dus, waarom de mensen zich tegen deze duistere werkelijkheid verweren en verzetten. In deze samenhang is van betekenis, dat Jezus, "op allerlei manieren op de proef gesteld, afgezien dan van de zonde" (Hebr. 4, 15) [b:Hebr. 4, 15], zelf angst had voor de dood: "Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker aan Mij voorbij gaan" (Mt. 26, 39) [b:Mt. 26, 39]. En hoe kan men de tranen vergeten, die Hij aan het graf van zijn vriend Lazarus vergoot, ofschoon Hij zich gereed maakte hem in het leven terug te halen? (Joh. 11, 35) [[b:Joh. 11, 35]]. Hoezeer ook de dood in biologische opzicht rationeel begrijpelijk is, zo blijft het toch onmogelijk hem met 'natuurlijkheid' te beleven. De dood staat in tegenspraak met het diepste instinct van de mens.
Het Tweede Vaticaans Concilie zei daarover: "In het licht van de dood krijgt het raadsel van het menselijk bestaan zijn grootste dimensie. Niet alleen wordt de mens gefolterd door pijn en door de voortgaande afbraak van zijn lichaam, maar ook, ja zelfs nog meer, door de angst voor een eeuwige vernietiging" Gaudium et Spes [[575|18]]. De smart zou zonder meer ontroostbaar blijven, wanneer de dood het einde van alles zou zijn. De dood dwingt de mens ertoe, zich de radicale vragen naar de eigenlijke zin van het leven te stellen: Wat is er aan de andere kant van de muur, die de schaduw van de dood heeft opgericht? Betekent de dood het definitieve einde van het leven of is er iets dat over de dood heen reikt?
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Sinds de oudste tijden en tot in onze dagen ontbreekt het in de cultuur der mensheid niet aan oppervlakkige antwoorden, die ons het leven hier op aarde lijken te beperken. In het Oude Testament laat ons een plek in het boek Prediker aan de ouderdom denken, als of het om een zich in afbraak bevindend gebouw zou handelen. De dood zou dan de volledige en definitieve vernietiging zijn. (Pred. 12, 1-7) [[b:Pred. 12, 1-7]] Maar juist in het licht van deze pessimistische woorden krijgt het hoopvolle vooruitzicht, dat van de openbaring in zijn geheel en in het bijzonder van het Evangelie uitgaat, een grote betekenis: "God is geen God van doden, maar van levenden" (Lc. 20, 38) [b:Lc. 20, 38]. De Apostel Paulus getuigt, dat de God, die doden levend maakt (Rom. 4, 17) [[b:Rom. 4, 17]], ook ons sterfelijk lichaam levend zal maken. (Rom. 8, 11) [[b:Rom. 8, 11]] En Jezus zegt van zichzelf: "Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven" (Joh. 11, 25-26) [b:Joh. 11, 25-26].
Nadat Christus over de grenzen van de dood heen was gegaan, openbaarde Hij het leven, zoals dat aan de andere kant van die grens bestaat, in een nog door geen enkel mens onderzocht gebied, dat eeuwigheid heet. Jezus Christus is de eerste getuige van het onsterfelijke leven; in Hem openbaart zich de hoop op onsterfelijkheid. "In onze angst, omdat wij moeten sterven, troost ons uw belofte dat wij eens onsterfelijk zullen zijn met Hem" Romeins Missaal, Prefatie I.. Romeins Missaal, Prefatie I van de overledenen. Na deze woorden, die de liturgie de gelovigen als troost aanbiedt in het uur van afscheid van een geliefde mens, volgt een hoopvolle aankondiging: "Gij, God, neemt het leven niet van ons af, Gij maakt het nieuw, dat geloven wij op uw woord: en als ons aardse huis, ons lichaam, afgebroken wordt, heeft Jezus al een plaats voor ons bereid, in uw huis, om daar voorgoed te wonen" Romeins Missaal, Prefatie I.. Romeins Missaal, Prefatie I van de overledenen. In Christus wordt de dood als dramatische en ontstellende werkelijkheid vrijgekocht en veranderd om het gelaat van een "broeder" aan te nemen, die ons tot in de armen van de Vader leidt. vgl: Cantico delle creature - Cantico di frate sole [[[926]]]
Nadat Christus over de grenzen van de dood heen was gegaan, openbaarde Hij het leven, zoals dat aan de andere kant van die grens bestaat, in een nog door geen enkel mens onderzocht gebied, dat eeuwigheid heet. Jezus Christus is de eerste getuige van het onsterfelijke leven; in Hem openbaart zich de hoop op onsterfelijkheid. "In onze angst, omdat wij moeten sterven, troost ons uw belofte dat wij eens onsterfelijk zullen zijn met Hem" Romeins Missaal, Prefatie I.. Romeins Missaal, Prefatie I van de overledenen. Na deze woorden, die de liturgie de gelovigen als troost aanbiedt in het uur van afscheid van een geliefde mens, volgt een hoopvolle aankondiging: "Gij, God, neemt het leven niet van ons af, Gij maakt het nieuw, dat geloven wij op uw woord: en als ons aardse huis, ons lichaam, afgebroken wordt, heeft Jezus al een plaats voor ons bereid, in uw huis, om daar voorgoed te wonen" Romeins Missaal, Prefatie I.. Romeins Missaal, Prefatie I van de overledenen. In Christus wordt de dood als dramatische en ontstellende werkelijkheid vrijgekocht en veranderd om het gelaat van een "broeder" aan te nemen, die ons tot in de armen van de Vader leidt. vgl: Cantico delle creature - Cantico di frate sole [[[926]]]
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Het geloof verlicht zo het mysterie van de dood en schenkt de ouderdom kalmte. Ouderdom wordt zo niet meer als een passief wachten op een vernietigende gebeurtenis gezien en ervaren, maar als veelbelovende benadering van het doel der volle rijpheid. Ouderdom zijn de jaren, die met dat gevoel geleefd moeten worden, dat men zich vol vertrouwen overgeeft in de handen van God, van de omzichtig overleggende en barmhartige Vader; het is een tijd, die voor verdieping van het geestelijke leven, door intensivering van het gebed en de plicht tot liefdevolle overgave aan de broeders en zusters, creatief moet worden benut. Daarom verdienen al die sociale initiatieven lof, die het de oudere mens mogelijk maken, zich zowel lichamelijk, intellectueel als in de intermenselijke betrekkingen verder te ontwikkelen en zich daardoor ook nuttig te maken door zijn eigen tijd, zijn vaardigheden en zijn ervaring aan de anderen aan te bieden. Op deze manier behoudt en doet men de levensvreugde toenemen, die in wezen een geschenk van God is.
Van de andere kant staat deze levensvreugde niet in tegenspraak met het verlangen naar de eeuwigheid, dat in allen aangroeit, die een diepe geestelijke ervaring doormaken. Dat getuigen de levens der heiligen.
Hier herinnert ons het Evangelie aan de woorden van de oude Simeon, die verklaart bereid te zijn om te sterven, nadat hij de verwachte Messias in zijn armen kon sluiten: "Uw dienaar laat gij, Heer, naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd" (Lc. 2, 29-30) [b:Lc. 2, 29-30]. De Apostel Paulus voelde zich als het ware heen en weer getrokken tussen de wens verder te leven om het Evangelie te verkondigen, en het verlangen naar "heen te gaan om met Christus te zijn" (Fil. 1, 23) [b:Fil. 1, 23]. De H. Ignatius van Antiochië getuigde, terwijl hij vol vreugde het martelaarschap onderging, in zijn hart de stem van de heilige Geest te horen. Deze leek op het levend "water", dat in zijn innerlijk ontsprong en hem de uitnodiging toefluisterde: "Kom tot de Vader" ]b:Rom. 7, 2]. En zo zijn er meer voorbeelden.
Zij werpen geen schaduw op de waarde van het aardse leven, dat ondanks beperkingen en lijden, mooi is en tot en met het einde geleefd moet worden. Deze voorbeelden herinneren ons er echter aan, dat dit leven niet de laatste waarde is, en dat aldus naar christelijke opvatting de levensavond de contouren van een 'overgang' aanneemt van een van het ene leven tot het andere leven geslagen brug, een brug tussen de breekbare en onzekere vreugde van deze aarde en van de volkomen vreugde, die de Heer heeft bereid voor zijn trouwe dienaars: "Ga binnen in de vreugde van uw Heer!" (Mt. 25, 21) [b:Mt. 25, 21].
Van de andere kant staat deze levensvreugde niet in tegenspraak met het verlangen naar de eeuwigheid, dat in allen aangroeit, die een diepe geestelijke ervaring doormaken. Dat getuigen de levens der heiligen.
Hier herinnert ons het Evangelie aan de woorden van de oude Simeon, die verklaart bereid te zijn om te sterven, nadat hij de verwachte Messias in zijn armen kon sluiten: "Uw dienaar laat gij, Heer, naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd" (Lc. 2, 29-30) [b:Lc. 2, 29-30]. De Apostel Paulus voelde zich als het ware heen en weer getrokken tussen de wens verder te leven om het Evangelie te verkondigen, en het verlangen naar "heen te gaan om met Christus te zijn" (Fil. 1, 23) [b:Fil. 1, 23]. De H. Ignatius van Antiochië getuigde, terwijl hij vol vreugde het martelaarschap onderging, in zijn hart de stem van de heilige Geest te horen. Deze leek op het levend "water", dat in zijn innerlijk ontsprong en hem de uitnodiging toefluisterde: "Kom tot de Vader" ]b:Rom. 7, 2]. En zo zijn er meer voorbeelden.
Zij werpen geen schaduw op de waarde van het aardse leven, dat ondanks beperkingen en lijden, mooi is en tot en met het einde geleefd moet worden. Deze voorbeelden herinneren ons er echter aan, dat dit leven niet de laatste waarde is, en dat aldus naar christelijke opvatting de levensavond de contouren van een 'overgang' aanneemt van een van het ene leven tot het andere leven geslagen brug, een brug tussen de breekbare en onzekere vreugde van deze aarde en van de volkomen vreugde, die de Heer heeft bereid voor zijn trouwe dienaars: "Ga binnen in de vreugde van uw Heer!" (Mt. 25, 21) [b:Mt. 25, 21].
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 8 Een levensgelukwens
17
Terwijl ik u, mijn geliefde bejaarde broeders en zusters, in deze geest wens om met rustige aanvaarding de jaren te leven, die de Heer voor eenieder bereid heeft, bemerk ik bij mijzelf het spontane verlangen om u tot het laatste aan de gevoelens te laten deelhebben, die mij aan het eind van mijn leven bewegen, na meer dan twintig jaar dienst op de Stoel van Petrus en in afwachting van het voor de deur staande derde millennium.
Ondanks de beperkingen, die met de ouderdom zijn verbonden, bewijst de levensvreugde mij goede diensten. Daarvoor dank ik de Heer. Het is schoon om zich tot en met het einde voor de zaak van het Rijk van God te laten opbranden. Tegelijkertijd ervaar ik een grote vrede, wanneer ik aan het ogenblik denk, waarop de Heer mij tot zich zal roepen: van het leven in het leven! Daarom komt mij dikwijls, en zonder enige zweem van treurnis, een gebed op de lippen, dat de priester na de viering van de eucharistie uitspreekt: "In hora mortis meae voca me, et iube me venire ad te" - in het uur van de dood, roep mij en laat mij tot u komen. Dat is het gebed van de christelijke hoop, dat aan de vreugde over het huidige ogenblik geen afbraak doet, terwijl het de toekomst aan de bescherming van de goddelijke Goedheid overlaat.
Ondanks de beperkingen, die met de ouderdom zijn verbonden, bewijst de levensvreugde mij goede diensten. Daarvoor dank ik de Heer. Het is schoon om zich tot en met het einde voor de zaak van het Rijk van God te laten opbranden. Tegelijkertijd ervaar ik een grote vrede, wanneer ik aan het ogenblik denk, waarop de Heer mij tot zich zal roepen: van het leven in het leven! Daarom komt mij dikwijls, en zonder enige zweem van treurnis, een gebed op de lippen, dat de priester na de viering van de eucharistie uitspreekt: "In hora mortis meae voca me, et iube me venire ad te" - in het uur van de dood, roep mij en laat mij tot u komen. Dat is het gebed van de christelijke hoop, dat aan de vreugde over het huidige ogenblik geen afbraak doet, terwijl het de toekomst aan de bescherming van de goddelijke Goedheid overlaat.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
"Iube me venire ad te!" Dat is het diepste verlangen van het menselijk hart, ook bij degenen die zich daarvan niet bewust zijn.
Geef, o Heer van het leven, dat wij ons daarvan duidelijk bewust worden en elke etappe van ons leven genieten als geschenk vol met verdere beloften.
Laat uw wil geschieden en neem ons elke dag in uw barmhartige armen.
En wanneer het ogenblik van de definitieve 'overgang' aangebroken is, laat ons deze dan met blij hart aanvaarden, zonder te treuren over wat wij achterlaten. Immers, wanneer wij na lang zoeken U ontmoeten, zullen wij elke waarachtige waarde terugvinden, die wij hier op aarde hebben ervaren. Ook zullen wij al degenen terugzien, die ons in geloof en hoop vooruit zijn gegaan. En gij, Maria, Moeder van de pelgrimerende mensheid, bid voor ons "nu en in het uur van onze dood". Breng ons steeds dichter bij Jezus, uw geliefde Zoon en onze Broeder, Heer van het leven en van de heerlijkheid. Amen!
Geef, o Heer van het leven, dat wij ons daarvan duidelijk bewust worden en elke etappe van ons leven genieten als geschenk vol met verdere beloften.
Laat uw wil geschieden en neem ons elke dag in uw barmhartige armen.
En wanneer het ogenblik van de definitieve 'overgang' aangebroken is, laat ons deze dan met blij hart aanvaarden, zonder te treuren over wat wij achterlaten. Immers, wanneer wij na lang zoeken U ontmoeten, zullen wij elke waarachtige waarde terugvinden, die wij hier op aarde hebben ervaren. Ook zullen wij al degenen terugzien, die ons in geloof en hoop vooruit zijn gegaan. En gij, Maria, Moeder van de pelgrimerende mensheid, bid voor ons "nu en in het uur van onze dood". Breng ons steeds dichter bij Jezus, uw geliefde Zoon en onze Broeder, Heer van het leven en van de heerlijkheid. Amen!
Uit het Vaticaan, 1 oktober 1999.
Johannes Paulus PP. II
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/68-brief-aan-de-oudere-mensen-nl