Expergiscere homo - Tot de Romeinse Curie bij gelegenheid van het uitwisselen van de Kerstwensen 2005
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Expergiscere homo - Tot de Romeinse Curie bij gelegenheid van het uitwisselen van de Kerstwensen 2005
Sala Clementina
Paus Benedictus XVI
22 december 2005
Pauselijke geschriften - Toespraken
2005, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Positief, uitg. Thomas More Genootschap, Vlaanderen
Vert. uit het Italiaans
Tussentitels, alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Tussentitels, alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
22 december 2005
Redactie / Positief
3 mei 2024
1787
nl
Referenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- 1 - Inleiding en over Paus Johannes Paulus II
1
Met deze uitnodiging van de heilige Augustinus om de authentieke betekenis van het kerstfeest van Christus te begrijpen, open ik mijn ontmoeting met u, beste medewerkers van de Romeinse Curie, nu we het kerstfeest naderen. Tot ieder van u richt ik mijn meest hartelijke groet en dank ik u voor de gevoelens van toewijding en genegenheid, waarvan de kardinaal-deken, naar wie mijn dankbare gedachten uitgaan, zich een effectieve tolk heeft gemaakt. God werd mens voor ons: dat is de boodschap die zich elk jaar vanuit de stille grot van Bethlehem verspreidt naar de verste uithoeken van de aarde. Kerstmis is een feest van licht en vrede, een dag van innerlijke verwondering en vreugde die zich door het hele universum verspreidt, omdat 'God mens is geworden'. Vanuit de nederige grot van Bethlehem richt de eeuwige Zoon van God, die een klein Kind is geworden, zich tot ieder van ons: Hij daagt ons uit, Hij nodigt ons uit om in Hem herboren te worden, zodat wij samen met Hem eeuwig kunnen leven in de gemeenschap van de Heilige Drie-eenheid.
Met ons hart gevuld met de vreugde die voortkomt uit dit besef, kijken we terug naar de gebeurtenissen van het jaar dat ten einde loopt. Achter ons liggen grote gebeurtenissen die het leven van de Kerk diepgaand hebben getekend. Ik denk allereerst aan het vertrek van onze geliefde heilige vader Johannes Paulus II, voorafgegaan door een lange weg van lijden en geleidelijk verlies van spraakvermogen. Geen enkele paus heeft ons zoveel teksten nagelaten als hij; geen enkele paus heeft eerder de hele wereld kunnen bezoeken en rechtstreeks tot mensen op alle continenten kunnen spreken zoals hij deed. Maar uiteindelijk viel hem een pad van lijden en stilte ten deel. Onvergetelijk blijven voor ons de beelden van Palmzondag toen hij, met een olijftak in zijn hand en getekend door pijn, voor het raam stond en ons de zegen van de Heer gaf, toen hij op het punt stond zijn weg naar het kruis te gaan. Vervolgens is er het beeld van toen hij in zijn privékapel, met het kruisbeeld in de hand, deelnam aan de kruisweg in het Colosseum, waar hij zo vaak zelf de processie met het kruis had geleid. Tenslotte de stille zegen van Paaszondag, waarin we door alle pijn heen de belofte van opstanding, van eeuwig leven, zagen oplichten. De Heilige Vader heeft ons door zijn woorden en daden grote dingen gegeven; maar niet minder belangrijk is de les die hij ons gaf vanuit de leerstoel van het lijden en de stilte. In zijn laatste boek Herinnering en identiteit [4983] heeft hij ons een interpretatie van het lijden nagelaten die geen theologische of filosofische theorie is, maar een vrucht die gerijpt is doorheen zijn persoonlijke lijdensweg, die hij aflegde met de steun van het geloof in de gekruisigde Heer. Deze interpretatie die hij in geloof had uitgewerkt en die zin gaf aan zijn geleefde lijden, in gemeenschap met dat van de Heer, sprak door zijn stille pijn heen en veranderde die in een grote boodschap. Zowel aan het begin als aan het eind van bovengenoemd boek toont de paus zich diep geraakt door het schouwspel van de macht van het kwaad dat wij in de zojuist afgesloten eeuw op dramatische wijze hebben mogen ervaren. Hij zegt letterlijk: 'Het was geen kleinschalig kwaad ... Het was een kwaad van gigantische proporties, een kwaad dat gebruik maakte van staatsstructuren om zijn snode werk uit te voeren, een kwaad dat als een systeem werd opgezet' (p. 198). Is het kwaad onoverwinnelijk? Is het de ware ultieme macht in de geschiedenis? Door de ervaring van het kwaad was de kwestie van de verlossing voor paus Wojtila de essentiële en centrale vraag geworden van zijn leven en denken als christen. Is er een grens waartegen de macht van het kwaad breekt? Ja, het bestaat, antwoordt de paus in zijn boek en in zijn encycliek over de verlossing [237]. De kracht die een grens stelt aan het kwaad is de goddelijke barmhartigheid. Tegenover het geweld, de opzichtigheid van het kwaad staat in de geschiedenis - als Gods 'totaal andere', als Gods eigen macht- de goddelijke barmhartigheid. Het lam is sterker dan de draak, zouden we met de Apokalyps kunnen zeggen.
Heren kardinalen, eerwaarde broeders in het bisschops- en priesterambt, beste broeders en zusters,'Expergiscere, homo: quia pro te Deus factus est homo - Ontwaak, mens, want voor u is God mens geworden'. 185 [[3598]]
Met deze uitnodiging van de heilige Augustinus om de authentieke betekenis van het kerstfeest van Christus te begrijpen, open ik mijn ontmoeting met u, beste medewerkers van de Romeinse Curie, nu we het kerstfeest naderen. Tot ieder van u richt ik mijn meest hartelijke groet en dank ik u voor de gevoelens van toewijding en genegenheid, waarvan de kardinaal-deken, naar wie mijn dankbare gedachten uitgaan, zich een effectieve tolk heeft gemaakt. God werd mens voor ons: dat is de boodschap die zich elk jaar vanuit de stille grot van Bethlehem verspreidt naar de verste uithoeken van de aarde. Kerstmis is een feest van licht en vrede, een dag van innerlijke verwondering en vreugde die zich door het hele universum verspreidt, omdat 'God mens is geworden'. Vanuit de nederige grot van Bethlehem richt de eeuwige Zoon van God, die een klein Kind is geworden, zich tot ieder van ons: Hij daagt ons uit, Hij nodigt ons uit om in Hem herboren te worden, zodat wij samen met Hem eeuwig kunnen leven in de gemeenschap van de Heilige Drie-eenheid.
Met ons hart gevuld met de vreugde die voortkomt uit dit besef, kijken we terug naar de gebeurtenissen van het jaar dat ten einde loopt. Achter ons liggen grote gebeurtenissen die het leven van de Kerk diepgaand hebben getekend. Ik denk allereerst aan het vertrek van onze geliefde heilige vader Johannes Paulus II, voorafgegaan door een lange weg van lijden en geleidelijk verlies van spraakvermogen. Geen enkele paus heeft ons zoveel teksten nagelaten als hij; geen enkele paus heeft eerder de hele wereld kunnen bezoeken en rechtstreeks tot mensen op alle continenten kunnen spreken zoals hij deed. Maar uiteindelijk viel hem een pad van lijden en stilte ten deel. Onvergetelijk blijven voor ons de beelden van Palmzondag toen hij, met een olijftak in zijn hand en getekend door pijn, voor het raam stond en ons de zegen van de Heer gaf, toen hij op het punt stond zijn weg naar het kruis te gaan. Vervolgens is er het beeld van toen hij in zijn privékapel, met het kruisbeeld in de hand, deelnam aan de kruisweg in het Colosseum, waar hij zo vaak zelf de processie met het kruis had geleid. Tenslotte de stille zegen van Paaszondag, waarin we door alle pijn heen de belofte van opstanding, van eeuwig leven, zagen oplichten. De Heilige Vader heeft ons door zijn woorden en daden grote dingen gegeven; maar niet minder belangrijk is de les die hij ons gaf vanuit de leerstoel van het lijden en de stilte. In zijn laatste boek Herinnering en identiteit [4983] heeft hij ons een interpretatie van het lijden nagelaten die geen theologische of filosofische theorie is, maar een vrucht die gerijpt is doorheen zijn persoonlijke lijdensweg, die hij aflegde met de steun van het geloof in de gekruisigde Heer. Deze interpretatie die hij in geloof had uitgewerkt en die zin gaf aan zijn geleefde lijden, in gemeenschap met dat van de Heer, sprak door zijn stille pijn heen en veranderde die in een grote boodschap. Zowel aan het begin als aan het eind van bovengenoemd boek toont de paus zich diep geraakt door het schouwspel van de macht van het kwaad dat wij in de zojuist afgesloten eeuw op dramatische wijze hebben mogen ervaren. Hij zegt letterlijk: 'Het was geen kleinschalig kwaad ... Het was een kwaad van gigantische proporties, een kwaad dat gebruik maakte van staatsstructuren om zijn snode werk uit te voeren, een kwaad dat als een systeem werd opgezet' (p. 198). Is het kwaad onoverwinnelijk? Is het de ware ultieme macht in de geschiedenis? Door de ervaring van het kwaad was de kwestie van de verlossing voor paus Wojtila de essentiële en centrale vraag geworden van zijn leven en denken als christen. Is er een grens waartegen de macht van het kwaad breekt? Ja, het bestaat, antwoordt de paus in zijn boek en in zijn encycliek over de verlossing [237]. De kracht die een grens stelt aan het kwaad is de goddelijke barmhartigheid. Tegenover het geweld, de opzichtigheid van het kwaad staat in de geschiedenis - als Gods 'totaal andere', als Gods eigen macht- de goddelijke barmhartigheid. Het lam is sterker dan de draak, zouden we met de Apokalyps kunnen zeggen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Aan het einde van het boek [4983], in een terugblik op de aanslag van 13 mei 1981 en ook gebaseerd op zijn ervaring van zijn reis met God en de wereld, verdiept Johannes Paulus II dit antwoord verder. De grens aan de macht van het kwaad, de macht die het uiteindelijk overwint, is - zo vertelt hij ons - het lijden van God, het lijden van de Zoon van God aan het kruis: 'Het lijden van de gekruisigde God is niet slechts één vorm van lijden onder andere ( ... ) Christus heeft, door voor ons allen te lijden, het lijden een nieuwe betekenis gegeven, het in een nieuwe dimensie, in een nieuwe orde gebracht: dat van de liefde ( ... ) De passie van Christus aan het kruis heeft het lijden een radicaal nieuwe betekenis gegeven, het heeft het van binnenuit getransformeerd ( ... ) Het is het lijden dat het kwaad verbrandt en verteert met de vlam van de liefde ( ... ) Elk menselijk: lijden, elke pijn, elk gebrek houdt een belofte van verlossing in ( ... ) Het kwaad ( ... ) bestaat in de wereld ook om in ons de liefde op te wekken, die zelfgave is ( ... ) aan hen die door het lijden worden bezocht ( ... ) Christus is de Verlosser van de wereld: 'Door zijn wonden zijn wij genezen' (Jes. 53, 5) [b:Jes. 53, 5]'. Dit alles is geen aangeleerde theologie, maar een uitdrukking van een geloof dat in het lijden wordt beleefd en gerijpt. Natuurlijk: moeten we alles doen om het lijden te verlichten en het onrecht dat het lijden van onschuldigen veroorzaakt te voorkomen. Wij moeten echter ook alles doen opdat de mensen de zin van het lijden ontdekken en zo hun eigen lijden kunnen aanvaarden en verenigen met het lijden van Christus. Zo versmelt het met de verlossende liefde en wordt daardoor een kracht tegen het kwaad in de wereld. De wereldwijde reactie op de dood van de paus was een overweldigende uiting van dankbaarheid voor het feit dat hij zich in zijn ambt volledig aan God heeft aangeboden voor de wereld; een dankbaarheid voor het feit dat hij, in een wereld vol haat en geweld, ons opnieuw heeft geleerd hoe we moeten liefhebben en lijden in dienst van anderen; hij heeft ons als het ware de Verlosser, de verlossing, laten zien en ons de zekerheid gegeven dat het kwaad in feite niet het laatste woord heeft in de wereld.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Twee andere gebeurtenissen, opnieuw op initiatief van paus Johannes Paulus II, wil ik nu noemen, zij het kort: het gaat om de Wereldjongerendagen in Keulen [d:2] en de bisschoppensynode over de Eucharistie [d:82], waarmee ook het door paus Johannes Paulus II ingeluide Jaar van de Eucharistie [d:5] werd afgesloten.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 2 - Wereld Jongeren Dag, Keulen 2005
4
De Wereldjongerendagen [d:2] zijn in de herinnering van allen die aanwezig waren, gebleven als een groot geschenk. Meer dan een miljoen jongeren kwamen in de stad Keulen, gelegen aan de Rijn, en in de naburige steden bijeen om samen het Woord van God te horen, samen te bidden, de sacramenten van verzoening en Eucharistie te ontvangen, samen te zingen en te vieren, zich in het bestaan te verheugen en de eucharistische Heer te aanbidden en te ontvangen tijdens de grote bijeenkomsten op zaterdagavond en zondag. Gedurende al die dagen heerste er gewoon vreugde. Ongeacht de veiligheidsdiensten had de politie niets te doen de Heer had zijn familie bijeengebracht, alle grenzen en barrières gevoelig overwonnen, en in de grote gemeenschap tussen ons had Hij ons zijn aanwezigheid laten ervaren. Het voor die dagen gekozen motto: 'Laten we gaan en Hem aanbidden', bevatte twee grote beelden die vanaf het begin de juiste aanpak begunstigden. Allereerst was er het beeld van de pelgrimstocht, het beeld van de mens die, verder kijkend dan zijn eigen zaken en zijn dagelijkse routine, op zoek gaat naar zijn wezenlijke bestemming, de waarheid, het juiste leven, God. Dit beeld van de mens op weg naar het doel van het leven bevatte nog twee duidelijke aanwijzingen. Allereerst was er de uitnodiging om de wereld om ons heen niet slechts te zien als het ruwe materiaal waarmee we iets kunnen doen, maar om te proberen daarin het 'handschrift van de Schepper' te ontdekken, de scheppende rede en liefde waaruit de wereld is geboren en waarvan het universum tot ons spreekt, als we aandachtig worden, als onze innerlijke zintuigen ontwaken en een waarnemingsvermogen krijgen voor de diepere dimensies van de werkelijkheid. Een tweede element was de uitnodiging om te luisteren naar de historische openbaring die ons als enige de sleutel kan bieden om het stille mysterie van de schepping te begrijpen en ons concreet de weg wijst naar de ware Meester van de wereld en de geschiedenis, die verborgen ligt in de armoede van de stal in Bethlehem. Het andere beeld in het motto van de Wereldjongerendagen was de man in aanbidding: 'Wij zijn gekomen om Hem te aanbidden'. Voor elke activiteit en elke verandering in de wereld moet er aanbidding zijn. Alleen zij maakt ons werkelijk vrij; alleen zij geeft ons de criteria voor ons handelen. Juist in een wereld waarin criteria voor oriëntatie geleidelijk verdwijnen en ieder zichzelf tot criterium dreigt te maken, is het essentieel de nadruk te leggen op aanbidding. Voor alle aanwezigen blijft de intense stilte van die miljoen jongeren onvergetelijk, een stilte die ons allen verenigde en verheugde toen de Heer in het Sacrament op het altaar werd geplaatst. We bewaren de beelden van Keulen in ons hart; ze zijn een aanwijzing die blijft werken. Zonder individuele namen te noemen, wil ik bij deze gelegenheid allen bedanken die de Wereldjongerendagen mogelijk hebben gemaakt; maar laten we vooral samen de Heer danken, want uiteindelijk kon alleen Hij ons deze dagen geven zoals wij ze hebben beleefd.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 3 - Bisschoppensynode
5
Het woord "aanbidding" leidt ons naar de tweede grote gebeurtenis waarover ik het zou willen hebben: de Bisschoppensynode [d:82] en het Jaar van de Eucharistie [d:5]. Paus Johannes Paulus II had ons met de encycliek Ecclesia de Eucharistia [87] en met de Apostolische Brief Mane nobiscum, Domine [351] reeds de essentiële aanwijzingen gegeven, en tezelfdertijd, met zijn persoonlijke ervaring van het eucharistisch geloof, had hij de leer van de Kerk concreet omschreven. Daarnaast had de Congregatie voor de Eredienst, in nauw verband met de encycliek, de Instructie Redemptionis Sacramentum [569] gepubliceerd, als praktische steun voor de juiste toepassing van de conciliaire Constitutie over de liturgie en de liturgische hervorming. Was het na dat alles echt mogelijk om nog iets nieuws te zeggen over het geheel van de leer, of die nadien alsnog te ontwikkelen? De grote ervaring van de Synode was precies het moment waarop men, in de tussenkomsten van de Concilievaders, de rijkdom van het eucharistisch leven van de Kerk van vandaag weerspiegeld zag en waarop het onuitputtelijk karakter van haar eucharistisch geloof tot uiting kwam. Wat de Concilievaders hebben gedacht en uitgedrukt zal, nauw aansluitend bij de Voorstellen van de Synode [1446], in een post-synodaal document moeten worden voorgesteld. Ik wou enkel maar nog eens een bepaald punt onderstrepen dat we onlangs nog hebben aangestipt in de context van de Wereldjongerendag [d:2]: de aanbidding van de verrezen Heer die in de Eucharistie aanwezig is in vlees en bloed, met lichaam en ziel, met zijn goddelijkheid en zijn menselijkheid. Voor mij is het ontroerend om te zien hoe overal in de Kerk de vreugde van de eucharistische aanbidding ontwaakt en dat de vruchten ervan tot uiting komen. In de loop van de liturgische hervorming werden de Mis en de aanbidding buiten de Mis vaak gezien als tegengesteld aan mekaar: volgens een dan geldende opvatting zou het eucharistisch Brood ons niet zijn gegeven om te worden aanschouwd, maar om te worden genuttigd. In de ervaring van het gebed van de Kerk is sindsdien het onzinnige van zulke tegenstelling tot uiting gekomen. Augustinus had reeds gezegd:
" ... nemo autem il/am carnem manducat, nisi prius adoraverit; ... peccemus non adorando - Dat niemand van dit brood ete zonder het vooraf te aanbidden; ... wij zouden zondigen als wij het niet aanbaden". Ps. 98, 9 CCLXXXIX, 1385 [[838]]In feite ontvangen we in de Eucharistie niet simpelweg om het even wat. ZIJ betekent ontmoeting en éénwording van mensen; nochtans is de Persoon die ons tegemoet treedt en die met ons één wil worden, de Zoon van God. Een dergelijke éénwordlng kan enkel maar gebeuren doorheen de aanbidding. De Eucharistie ontvangen betekent het aanbidden van Hem die we ontvangen. Het is zo, en enkel maar zo dat wij één worden met Hem. Dat is de reden waarom de ontwikkeling van de eucharistische aanbidding zoals ze vorm kreeg In de Middeleeuwen, het meest coherente gevolg was van het eucharistisch mysterie zelf: enkel in de aanbidding kan een diep en waarachtig onthaal rijpen. Juist in die persoonlijke daad van ontmoeting met de Heer rijpt vervolgens de sociale zending die in de Eucharistie besloten ligt en die de grenzen wil neerhalen, niet enkel tussen de Heer en ons, maar ook tussen ons en onze medemensen.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 4 - Tweede Vaticaans Concilie: hermeneutiek van de continuïteit
6
Bij de opening van het Pastoraal Congres van het bisdom Rome over het thema: “Het toebehoren tot de Kerk en de pastorale medeverantwoordelijkheid” (fragmenten) ->=geentekst=
De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Persbericht van de Heilige Stoel met betrekking tot de situatie van de Priesterbroederschap Sint-Pius X ->=geentekst=
Nota con indicazioni pastorali per l’Anno della fede ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
Propositiones van de 13e Gewone Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de viering van de 450e verjaardag van de sluiting van het Concilie van Trente ->=geentekst=
De laatste gebeurtenis van dit jaar, waar ik bij deze gelegenheid bij wil stilstaan, is het feit dat veertig jaar geleden van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4]. Deze gebeurtenis laat vragen opkomen zolas: Welk resultaat had het Concilie? Is het op een goede manier ontvangen? Wat was aan de ontvangst goed, wat was twijfelachtig en wat verkeerd? Wat moet er nog gedaan worden? Niemand kan ontkennen dat in veel delen van de Kerk de ontvangst van het Concilie moeilijk is geweest, ook niet wanneer men op datgene, wat in deze jaren gebeurd is, niet de beschrijvingen wil leggen van de situatie van de kerk na het Concilies van Nicea [d:222], zoals de grote Kerkvader Basilius ons gegeven heeft. Hij vergelijkt de situatie met die van een slachtveld in een stormachtige nacht en zegt daarvan onder andere: "Het geweldige geschreeuw van degenen die zich elkaar bestrijden, het onverstandige gezwets, het schrille geluid van de aanhoudende alarmbellen, al datgene heeft bijna de gehele Kerk vervuld en met weglatingen of toevoegingen de juiste leer van de Kerk vervalst..." XXX, 77; PG 32, 213 A; SCh 17bis, pag. 524 [[881]]
Wij willen dit dramatische beeld niet direct op de na-Concilaire periode toepassen, maar iets, van wat er gebeurd is, komt daarin wel tot uitdrukking. De vraag komt op, waarom de ontvangst van het Concilie in een groot deel van de Kerk zo moeilijk is geweest. Uiteindelijk hangt alles af van een correctie uitleg van het Concilie of - zoals we zouden zeggen - van een correcte hermeneutiek, van een juiste duiden en toepassing. Het probleem van de ontvangst komt voort uit het feit dat twee tegengestelde hermenutieken met elkaar geconfronteerd werden en strijdig zijn aan elkaar. De heeft verwarring gesticht, de andere heeft vrucht gedragen, wat in stilte gebeurde, maar wel steeds duidelijker zichtbaar werd en draagt nog steeds vrucht. Aan de ene kant is er een uitleg, die ik de "hermeneutiek van de discontinuïteit en van de breuk" wil noemen. Deze heeft niet zelden de medewerking van de massamedia en ook een deel van de modernde theologie heeft hier gebruik van gemaakt. Aan de andere kant is er de "hermeneutiek van de hervorming", die een vernieuwing van het ene subject Kerk, die de Heer ons geschonken heeft, doorvoert in een blijvende continuïteit. De Kerk is een subject dat met de tijd meegroeit en zich verder ontwikkelt, daarbij steeds zich zelf blijft, het Volk Gods als een subject op zijn weg. De hermeneutiek van de discontinuïteit heeft het risico een breuk tussen de voor-Concilaire en de na-Concilaire Kerk. Haar vertegenwoordigers stellen, dat de Concilieteksten op zich niet werkelijk de geest van het Concilie tot uitdrukking brengen. Zij zijn een resultaat van compromissen, die gesloten werden om de eenheid te herstellen, waarbij vele oude en intussen nutteloze zaken meegesleept werden en weer opnieuw bevestigd moesten worden. In deze compromissen komt echter niet de ware geest van het Concilie tevoorschijn, maar in het elan voor het nieuwe, dat in de teksten vervat ligt. Alleen in dit nieuwe elan ligt de ware geest van het Concilie en hier moet men op aansluiten en op die manier voortgaan. Alleen omdat de teksten de ware geest van het Concilie en zijn nieuwheid slechts onvolledig tot uitdrukking brengen, zou het noodzakelijk zijn moedig aan deze teksten voorbij te gaan en nieuwe ruimtes te zoeken, die de diepere, maar ook niet scherp omschreven doelstellingen van het Concilie tot uitdrukking brengen. Met één woord, men moet niet de Concilieteksten, maar haar geest volgen.
Door deze omstandigheden ontstaat natuurlijk een groot speelveld voor de vragen, hoe deze geest te omschrijven is en als gevog daarvan is er ruimte voor speculatie. Daardoor is er al van het begin een verkeerd begrip van wat het wezen van wat een Concilie is. Het wordt zo tot een soort grondwetgevende vergadering beschouwd die een oude grondwet buiten werking kan stellen en een nieuwe daarvoor in de plaats stelt. Een grondwetgevende vergadering heeft echter een opdrachtgever en moet door deze opdrachtgever, het volk dus,waarvoor de grondwet dient, geratificeerd worden. Maar de Concilievaders hadden echter niet een dergelijke opdracht en niemand heeft ooit hen deze opdracht gegeven. Er kon ook niemand hun die geven, omdat de eigenlijke kerkelijke grondwet van de Heer komt, en zij is ons gegeven geworden, opdat wij het eeuwige leven zouden bereiken en uit dit perspectief ook het leven in de tijd en de tijd zelf verlichtend. De Bisschoppen zijn door het Sacrament, dat ze ontvangen hebben, bewaarders van de gaven van de Heer. Zij zijn "beheerders van het geheim van de Heer" (1 Kor. 4, 1) [b:1 Kor. 4, 1]; als zodanig moeten zij "trouw en verstandig" (Lc. 12, 41-48) [[b:Lc. 12, 41-48]] bevonden worden. Dit betekent, dat zij de gaven van de Heer op een juiste manier moeten beheren, opdat het niet in het verborgene blijft, maar vrucht draagt en de Heer aan het einde tot de beheerders kan zeggen: "Omdat gij trouw zijt geweest met het kleinste zal ik u een grotere opgave geven" (Mt. 25, 14-30; Lc. 19, 11-27) [[b:Mt. 25, 14-30; Lc. 19, 11-27]]. In deze Bijbelse gelijkenis wordt de dynamiek van de trouw beschreven, die voor de dienst van de Heer van belang is, en hierin wordt duidelijk, hoe in een Concilie de dynamiek en de trouw één moeten zijn.
Wij willen dit dramatische beeld niet direct op de na-Concilaire periode toepassen, maar iets, van wat er gebeurd is, komt daarin wel tot uitdrukking. De vraag komt op, waarom de ontvangst van het Concilie in een groot deel van de Kerk zo moeilijk is geweest. Uiteindelijk hangt alles af van een correctie uitleg van het Concilie of - zoals we zouden zeggen - van een correcte hermeneutiek, van een juiste duiden en toepassing. Het probleem van de ontvangst komt voort uit het feit dat twee tegengestelde hermenutieken met elkaar geconfronteerd werden en strijdig zijn aan elkaar. De heeft verwarring gesticht, de andere heeft vrucht gedragen, wat in stilte gebeurde, maar wel steeds duidelijker zichtbaar werd en draagt nog steeds vrucht. Aan de ene kant is er een uitleg, die ik de "hermeneutiek van de discontinuïteit en van de breuk" wil noemen. Deze heeft niet zelden de medewerking van de massamedia en ook een deel van de modernde theologie heeft hier gebruik van gemaakt. Aan de andere kant is er de "hermeneutiek van de hervorming", die een vernieuwing van het ene subject Kerk, die de Heer ons geschonken heeft, doorvoert in een blijvende continuïteit. De Kerk is een subject dat met de tijd meegroeit en zich verder ontwikkelt, daarbij steeds zich zelf blijft, het Volk Gods als een subject op zijn weg. De hermeneutiek van de discontinuïteit heeft het risico een breuk tussen de voor-Concilaire en de na-Concilaire Kerk. Haar vertegenwoordigers stellen, dat de Concilieteksten op zich niet werkelijk de geest van het Concilie tot uitdrukking brengen. Zij zijn een resultaat van compromissen, die gesloten werden om de eenheid te herstellen, waarbij vele oude en intussen nutteloze zaken meegesleept werden en weer opnieuw bevestigd moesten worden. In deze compromissen komt echter niet de ware geest van het Concilie tevoorschijn, maar in het elan voor het nieuwe, dat in de teksten vervat ligt. Alleen in dit nieuwe elan ligt de ware geest van het Concilie en hier moet men op aansluiten en op die manier voortgaan. Alleen omdat de teksten de ware geest van het Concilie en zijn nieuwheid slechts onvolledig tot uitdrukking brengen, zou het noodzakelijk zijn moedig aan deze teksten voorbij te gaan en nieuwe ruimtes te zoeken, die de diepere, maar ook niet scherp omschreven doelstellingen van het Concilie tot uitdrukking brengen. Met één woord, men moet niet de Concilieteksten, maar haar geest volgen.
Door deze omstandigheden ontstaat natuurlijk een groot speelveld voor de vragen, hoe deze geest te omschrijven is en als gevog daarvan is er ruimte voor speculatie. Daardoor is er al van het begin een verkeerd begrip van wat het wezen van wat een Concilie is. Het wordt zo tot een soort grondwetgevende vergadering beschouwd die een oude grondwet buiten werking kan stellen en een nieuwe daarvoor in de plaats stelt. Een grondwetgevende vergadering heeft echter een opdrachtgever en moet door deze opdrachtgever, het volk dus,waarvoor de grondwet dient, geratificeerd worden. Maar de Concilievaders hadden echter niet een dergelijke opdracht en niemand heeft ooit hen deze opdracht gegeven. Er kon ook niemand hun die geven, omdat de eigenlijke kerkelijke grondwet van de Heer komt, en zij is ons gegeven geworden, opdat wij het eeuwige leven zouden bereiken en uit dit perspectief ook het leven in de tijd en de tijd zelf verlichtend. De Bisschoppen zijn door het Sacrament, dat ze ontvangen hebben, bewaarders van de gaven van de Heer. Zij zijn "beheerders van het geheim van de Heer" (1 Kor. 4, 1) [b:1 Kor. 4, 1]; als zodanig moeten zij "trouw en verstandig" (Lc. 12, 41-48) [[b:Lc. 12, 41-48]] bevonden worden. Dit betekent, dat zij de gaven van de Heer op een juiste manier moeten beheren, opdat het niet in het verborgene blijft, maar vrucht draagt en de Heer aan het einde tot de beheerders kan zeggen: "Omdat gij trouw zijt geweest met het kleinste zal ik u een grotere opgave geven" (Mt. 25, 14-30; Lc. 19, 11-27) [[b:Mt. 25, 14-30; Lc. 19, 11-27]]. In deze Bijbelse gelijkenis wordt de dynamiek van de trouw beschreven, die voor de dienst van de Heer van belang is, en hierin wordt duidelijk, hoe in een Concilie de dynamiek en de trouw één moeten zijn.
Referenties naar alinea 6: 9
Caritas in Veritate ->=geentekst=Bij de opening van het Pastoraal Congres van het bisdom Rome over het thema: “Het toebehoren tot de Kerk en de pastorale medeverantwoordelijkheid” (fragmenten) ->=geentekst=
De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Persbericht van de Heilige Stoel met betrekking tot de situatie van de Priesterbroederschap Sint-Pius X ->=geentekst=
Nota con indicazioni pastorali per l’Anno della fede ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
Propositiones van de 13e Gewone Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de viering van de 450e verjaardag van de sluiting van het Concilie van Trente ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Persbericht van de Heilige Stoel met betrekking tot de situatie van de Priesterbroederschap Sint-Pius X ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
De hermeneutiek van de discontinuïteit staat tegenover de hermeneutiek van de hervorming, waarover allereerst Paus Johannes XXIII in zijn toespraak bij de opening van het Concilie [126] op 11 oktober 1962 sprak en daarna Paus Paulus VI in de toespraak bij de sluiting [751] op 7 december 1965. Ik wil hier de welbekende woorden van Johannes XXIII citeren, die deze hermeneutiek op niet mis te verstane wijze tot uitdrukking heeft gebracht wanneer hij zegt dat het Concilie: "Wij hebben echter niet alleen de plicht deze kostbare schat te bewaren, alsof wij ons alleen met het verleden bezighouden, maar wij moeten ons thans moedig en zonder vrees aan het werk zetten, dat door onze tijd wordt vereist, door verder te gaan op de weg, die de Kerk bijna twintig eeuwen gegaan is. ... men moet deze veilige en onveranderlijke leer, waaraan men een trouwe onderdanigheid dient te bewijzen, op zo'n manier onderzoeken en verklaren, dat zij aan onze tijd wordt aangepast. De substantie zelf van het Geloof of de waarheden van onze eerbiedwaardige leer dienen onderscheiden te worden van de wijze waarop zij geformuleerd worden, waarbij men echter dezelfde zin en betekenis moet behouden." Gaudet Mater Ecclesia [[126|28.30]]. Het is duidelijk, dat de poging een bepaalde waarheid opnieuw te formuleren, het noodzakelijk maakt er opnieuw over na te denken en in een nieuwe, levendige betrekking tot haar te gaan staan. Maar het is eveneens duidelijk dat het nieuwe woord alleen dan kan volgroeien wanneer het voortkomt uit een bewust begrip van de daarin vervatte waarheid en dat de reflectie over het geloof anderzijds het noodzakelijk maakt dat men dit geloof ook beleeft. In deze zin was het programma, dat Paus Johannes XXIII meegegeven had, zeer verplichtend, als ook de verbinding van trouw en dynamiek zeer verplichtend is. Maar overal waar de ontvangst van het Concilie op deze uitleg zich georiënteerd heeft, is nieuw leven ontstaan en zijn nieuwe vruchten tot wasdom gekomen. Veertig jaar na het Concilie kunnen we vaststellen dat haar positieve gevolgen groter en levenskrachtiger zijn, als dat men ten tijde van de onrust van 1968 gedacht heeft. Heden zien wij, dat het goede zaad, ook wanneer het zich langzaam heeft ontwikkeld, toch groeit en zo groeit ook onze diepe dankbaarheid voor het werk dat het Concilie volbracht heeft.
Referenties naar alinea 7: 5
Caritas in Veritate ->=geentekst=De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Persbericht van de Heilige Stoel met betrekking tot de situatie van de Priesterbroederschap Sint-Pius X ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Persbericht van de Heilige Stoel met betrekking tot de situatie van de Priesterbroederschap Sint-Pius X ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
Paulus VI heeft vervolgens in de toespraak bij de afsluiting van het Concilie [751] nog een speciale reden genoemd, waarom de hermeneutiek van de discontinuïteit overtuigend lijkt te zijn. In de grote controverses om de mens, die karakteristiek zijn voor het moderne leven, moest het Concilie zich in het bijzonder wijden aan het thema van de antropologie. Het moest gaan over de verhouding tussen de Kerk en haar geloof aan de ene kant en de mens en de huidige wereld aan de andere kant. vgl: Hodie Concilium Oecumenicum [[[751|1]]] Het probleem wordt nog duidelijker wanneer we in plaats van de term "huidige wereld" een ander, meer treffende uitdrukking kiezen: het Concilie moest de verhouding tussen Kerk en het moderne leven nieuw aangeven. Deze verhouding heeft een zeer problematisch begin gehad met het proces tegen Galileï. Vervolgens was het volledig gebroken, toen Kant het "Religion innerhalb der Grenzen der blossen Vernuft" - "Religie binnen de grenzen van gewone verstand" beschreef en ten tijde van de radicale fase van de Franse revolutie een overheid- en mensbeeld verspreid werd, waarbij de Kerk en het geloof feitelijk geen ruimte meer gegeven werd. Het conflict tussen het geloof van de Kerk met een radicaal liberalisme en ook met natuurwetenschappen, die zich aanmatigen met hun kennis de gehele werkelijkheid tot aan haar einde te beschrijven en zich vast had voorgenomen de "hypothese God" overbodig te maken, heeft in de 19e eeuw van de kant van de Kerk onder Pius IX tot harde en radicale veroordelingen geleid tegen zo'n geest van modern leven. Het leek erop dat er geen gebied meer was die open zou kunnen staan voor een positief en vruchtbaar begrip en deze werd door diegenen, die zich als vertegenwoordiger van het moderne leven voelden, ook drastisch afgewezen. In de tussentijd heeft ook het modernisme een ontwikkeling doorgemaakt. Het valt op dat de Amerikaanse revolutie een modern staatsbestel bood, dat anders was dan hetgeen, door de radicale tendensen vanuit de tweede fase van de Franse revolutie, naar voren was gekomen en ontworpen was. De natuurwetenschappen zijn begonnen steeds meer na te denken over de eigen grenzen, die door hun eigen methodes werden opgelegd, die, hoewel ook grote dingen zijn voortgebracht, toch niet in staat waren om de gehele werkelijkheid te omvatten. Zo begonnen beide zijden steeds meer openheid naar elkaar toe te tonen. In de tijd tussen de beide Wereldoorlogen en eens temeer na de Tweede Wereldoorlog hebben Katholieke staatsmannen bewezen dat er een seculiere staat kan bestaan die echter niet waardeneutraal is, maar die zijn leven uit de grote bron van de Christelijke ethiek haalt. De Katholieke sociale leer, die zich steeds meer ontwikkeld heeft, werd tot een belangrijk model naast het radicale liberalisme en de marxistische staatstheorie. De natuurwetenschappen, die zondermeer een eigen methode aanmatigden, waartoe God geen toegang had, merkte steeds duidelijker, dat deze methode niet de volle werkelijkheid omvatte en opende daarom de deuren weer voor God, omdat zij wisten dat de werkelijkheid groter is dan de natuurwetenschappelijke methode en datgene wat ermee beschreven kan worden. Men kan zeggen dat zich drie probleemgebieden gevormd hebben, die nu, ten tijde van het Tweede Vaticaans Concilie, op een antwoord wachtten.
- Vooral was het noodzakelijk de verhouding tussen geloof en moderne wetenschappen nieuw aan te geven. Dit gold overigens niet alleen de natuurwetenschappen, maar ook de historische wetenschappen, omdat in een bepaalde school vertegenwoordigers zaten van de historisch-kritische methode als ultieme wijze om de Bijbel uit te leggen en die - omdat zij ervan uitgaan dat zij de enige manier van Schriftuitleg menen te bezitten - op belangrijke punten de uitleg, die ontstaan is in het geloof en de Kerk, tegen spreken.
- Ten tweede moest de verhouding opnieuw bepaald worden tussen de Kerk en de moderne staat. Een staat waarvan de burgers behoren tot diverse religies en ideologieën, tegenover deze religies onpartijdig moet zijn en die eenvoudigweg alleen de verantwoordelijkheid heeft overgenomen om een geordend en tolerant samenleven van burgers mogelijk te maken en de vrijheid om de eigen religie te mogen uitoefenen.
- Daarmee is, ten derde, zeer algemeen het probleem van de religieuze tolerantie verbonden - en daarvoor was het nodig een nieuwe plaatsbepaling te geven van de verhouding van het Christelijk geloven met de wereldreligies. Vanwege de jongste misdaden, die onder het nationaal-socialistische bewind waren gebeurd, en zonder meer terugkijkend op een lange en moeilijke geschiedenis, moest in het bijzonder de verhouding tussen de Kerk en het geloof van Israël opnieuw beoordeeld en bepaald worden.
Referenties naar alinea 8: 5
Caritas in Veritate ->=geentekst=De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Persbericht van de Heilige Stoel met betrekking tot de situatie van de Priesterbroederschap Sint-Pius X ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Caritas in Veritate ->=geentekst=
De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Persbericht van de Heilige Stoel met betrekking tot de situatie van de Priesterbroederschap Sint-Pius X ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
Al deze thema's hebben een grote reikwijdte - het waren de grote thema's in de tweede helft van het Concilie - en het is niet mogelijk om binnen het kader van deze toespraak hier dieper op in te gaan. Het is duidelijk dat op al deze terreinen, die in het geheel bezien één en hetzelfde probleem hebben, een soort discontinuïteit kon ontstaan en dat op een bepaalde wijze een discontinuïteit is ontstaan. Echter, toch werd duidelijk dat, nadat men tussen verscheidene concrete historische situaties en haar uitdagingen duidelijkheid had gekregen, ten principale de continuïteit niet opgegeven was - een feit dat op het eerste gezicht makkelijk over het hoofd gezien kan worden. Juist in dit samenspel tussen continuïteit en discontinuïteit op verschillende niveaus ligt de natuur van de ware hervorming. Binnen dit ontwikkelingsproces van het nieuwe onder handhaving van de continuïteit moeten we leren - beter, dan het tot dan toe het geval is geweest - te begrijpen, dat de beslissingen van de Kerk met betrekking tot het voorbijgaande, niet tot het wezenlijke behorende vragen - bijvoorbeeld met betrekking tot bepaalde concrete vormen van liberalisme of een vrijere uitleg van de Schrift - noodzakelijkerwijze ook zelfs voorbijgaande antwoorden moeten zijn, omdat zij betrekking hebben op een bepaalde in zichzelf veranderlijke werkelijkheid. Men moet leren te accepteren dat bij dergelijke beslissingen, waarbij alleen basisprincipes een blijvend aspect vormen, deze zelf op de achtergrond blijven, maar waarbij beslissingen wel op haar gebaseerd zijn. De concrete omstandigheden, die van de historische situaties afhangen en daarom aan verandering onderhevig kunnen zijn, zijn daarom niet op dezelfde wijze blijvend. Zo kunnen de principiële basisbeslissingen hun geldigheid behouden, terwijl de wijze waarop ze toegepast worden kunnen veranderen naargelang nieuwe omstandigheden zich voordoen. Zo wordt bijvoorbeeld de godsdienstvrijheid, wanneer zij tot uitdrukking brengt dat de mens niet in staat is de waarheid te vinden en tengevolge daarvan het relativisme de rang van wet geeft, van het niveau van een maatschappelijke en historische noodzakelijkheid op een haar niet passend niveau van de metafysiek verheven en zo haar ware zin ontnomen. Dat heeft tot gevolg dat zij door diegenen, die geloven dat de mens in staat is de waarheid van God te kennen en op basis van de in de waarheid vervatte waardigheid aan deze bevestiging gebonden zijn, niet geaccepteerd kan worden. Iets geheel anders is het de godsdienstvrijheid als noodzakelijk te beschouwen voor het menselijk samenleven of ook als gevolg van het feit, dat de waarheid niet van buiten af opgedrongen kan worden, maar dat de mens het zich door een proces van innerlijke overtuiging eigen kan maken. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft met het decreet over de godsdienstvrijheid een wezenlijk grondprincipe van de moderne staat erkend en overgenomen en tegelijk een diep verankerd erfenis van de Kerk weer opgepakt. Die mag weten, dat dit volledig in overeenstemming is met de leer van Jezus (Mt. 22, 21) [[b:Mt. 22, 21]], evenals met de Kerk van de martelaren, met de martelaren van alle tijden. De vroege Kerk heeft met grote vanzelfsprekendheid voor de keizer en voor de politieke verantwoordelijken gebeden, omdat zij dit als hun verplichting beschouwden (1 Tim. 2, 2) [[b:1 Tim. 2, 2]]; hoewel zij voor de keizeer baden, hebben zij toch geweigerd hem te aanbidden en hebben daarmee zeer duidelijk de staatsreligie afgewezen. De martelaren van de vroege Kerk zijn voor hun geloof in de God gestorven, die Zich in Jezus Christus heeft geopenbaard en daarmee zijn ze ook voor de gewetensvrijheid en voor de vrijheid, het eigen geloof te belijden, gestorven. Het is een belijdenis, die door geen staat afgedwongen kan worden, die men echter alleen maar door de genade van God in de vrijheid van het eigen geweten zich eigen kan maken. Een missionaire Kerk, die zich verplicht weet haar boodschap aan alle volkeren te verkondigen, moet zich zonder meer inzetten voor de godsdienstvrijheid. Zij wil de gave van de waarheid, die voor alle mensen beschikbaar is, doorgeven en verzekerd daarmee tegelijkertijd de volkeren en regeringen niet hun identiteit en cultuur te willen vernietigen. Integendeel, zij geeft antwoord op datgene waar ze in hun binnenste op wachten - een antwoord, die de veelheid van culturen niet vernietigd, maar de eenheid onder de mensen en daarmee ook de vrede onder de volkeren vergroot.
Referenties naar alinea 9: 6
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=Caritas in Veritate ->=geentekst=
De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Persbericht van de Heilige Stoel met betrekking tot de situatie van de Priesterbroederschap Sint-Pius X ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Persbericht van de Heilige Stoel met betrekking tot de situatie van de Priesterbroederschap Sint-Pius X ->=geentekst=
Porta Fidei ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] heeft met de hernieuwde definitie van de verhouding tussen het geloof van de Kerk en bepaalde basiselementen van het moderne denken, enige, in het verleden gemaakte beslissingen, heroverwogen en ook gecorrigeerd, maar ondanks deze schijnbare discontinuïteit heeft zij haar ware natuur en haar identiteit bewaard en verdiept. De Kerk was en is voor en na het Concilie dezelfde ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk, die zich op weg weet door de tijden. Zij "trekt voort op haar pelgrimstocht te midden van de vervolgingen van de wereld en de vertroostingen van God" Lumen Gentium [[617|8]]. Wanneer iemand verwacht had, dat het principiële "ja" tegen het moderne alle spanningen zou laten varen en zo de verwachtte "openstelling tegenover de wereld" alles in de zuivere harmonie zou veranderen, dan heeft hij de innerlijke spanningen en ook de tegenspraak binnen het moderne onderschat. Het heeft geleid tot een gevaarlijke onderschatting van de zwakte van de menselijke natuur, die van alle eeuwen is en door iedere historische context een bedreiging vormt voor wat de weg van de mens voorstelt. Deze gevaren zijn door de beschikbaarheid van nieuwe mogelijkheden en door de nieuwe macht die de mensen over de materie en over zichzelf heeft niet verdwenen, maar integendeel, zij nemen nieuwe vormen aan. Als we naar de huidige geschiedenis kijken zien we dit duidelijk. Ook in onze tijd blijft de Kerk een "teken van tegenspraak" (Lc. 2, 34) [b:Lc. 2, 34]. Deze titel heeft Paus Johannes Paulus II niet zonder reden gebruikt toen hij in 1976, als kardinaal, de meditaties hield voor Paus Paulus VI en de Romeinse Curie. Het kon niet de bedoeling van het Concilie zijn, deze tegenspraak van het Evangelie met de gevaren en dwalingen van de mensen op te heffen. Zonder twijfel wilde het juist de tegenstellingen wegnemen die gebaseerd zijn op dwalingen of overbodig waren, om onze wereld de eisen van het Evangelie in zijn gehele grootsheid en duidelijkheid te tonen. De stap, die het Concilie gezet heeft, om een handreiking te doen naar het moderne en die ten onrechte als "opening tegenover de wereld is aangegeven", behoort uiteindelijk tot het nooit eindigende probleem van de verhoudingen van geloof en rede, dat steeds weer nieuwe vormen aanneemt. De situatie, waarvoor het Concilie zich geplaatst zag, kan men zonder meer vergelijken met gebeurtenissen in vroegere perioden. De H. Petrus heeft in zijn eerste Brief de Christenen opgeroepen bereid te zijn iedereen een antwoord ("apo-logia") te geven, die naar de "logos" van de basis van het geloof vragen (1 Pt. 3, 15) [[b:1 Pt. 3, 15]]. Dat betekent, dat het Bijbelse geloof met de Griekse cultuur in gesprek is gegaan, een band met haar is aangegaan en door haar betekenis heeft moeten leren, wat zowel de verschillen zijn, maar ook waar de raakpunten en affiniteiten met hen bevindt in de door God gegeven rede te herkennen. Toen in de 13e eeuw door de Joodse en Arabische filosofen het gedachtegoed van Aristoteles in aanraking kwam met het Middeleeuwse Christendom, dat in de traditie van Plato stond, en geloof en rede gevaar liepen in een onoverkoombare tegenspraak op elkaar af te stevenen, was het vooral de H. Thomas van Aquino [d:242] die het samenbrengen van geloof en de Aristotelische filosofie als bemiddelaar op zich genomen heeft en zo het geloof in een positieve verhouding bracht met de vormen van de argumentaties van de rede, zoals die in zijn tijd heersten. De moeilijke dialoog tussen de moderne rede en het Christelijk geloof, dat met het proces tegen Galileï in het begin onder een slecht gesternte begonnen was, kende natuurlijk diverse fases, maar met het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] kwam het moment, waarop het doordenken op een bredere basis noodzakelijk was geworden. Haar inhoud is in de Concilieteksten natuurlijk alleen in grote trekken aangegeven, maar de richting is wel wezenlijk aangegeven, zodat de dialoog door kan gaan, en wel met grotere openheid van geest, maar ook met de duidelijke onderscheiding van de geesten, hetgeen de wereld terecht op het moment van ons verwacht. Daarom kunnen we met grote dankbaarheid terugkijken op het Tweede Vaticaans Concilie [d:4]. Wanneer we het met behulp van de goede hermeneutiek lezen en ontvangen, dan kan het een grote kracht zijn voor de steeds noodzakelijke vernieuwing van de Kerk en steeds meer tot een dergelijke kracht worden.
Referenties naar alinea 10: 6
Caritas in Veritate ->=geentekst=De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Persbericht van de Heilige Stoel met betrekking tot de situatie van de Priesterbroederschap Sint-Pius X ->=geentekst=
Porta Fidei ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Het Tweede Vaticaans Concilie: betrouwbaar kompas ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 5 - Pauskeuze
11
Afsluitend moet ik wellicht ook nog 19 april van dit jaar [497] noemen, waarop het Kardinalencollege mij, tot mijn grote schrik, tot opvolger van Paus Johannes Paulus II, tot opvolger van de H. Petrus op de Bisschopszetel van Rome gekozen heeft. Een dergelijke opgave lag buiten alles wat ik mij toen als mijn roeping had kunnen voorstellen. Zo kan ik alleen maar met een grote mate van vertrouwen op God gehoorzaam mijn "ja" tot deze keuze uitspreken. Zoals toen, zo vraag ik ook vandaag aan allen uw gebed, op welke kracht en hulp ik reken. Tegelijk wil ik op dit moment iedereen van harte denken die zich met zoveel vertrouwen, goedheid en begrip aanvaard heeft en mijn nog steeds aanvaarden en mij dagelijks in hun gebeden begeleiden.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 6 - Afsluiting
12
Het Kerstfeest is al zeer nabij. God de Heer is de gevaren die in de geschiedenis dreigden, niet met uiterlijk geweld tegemoet getreden, zoals we dat vanuit ons aardse perspectief verwacht zouden hebben. Zijn wapen is de goedheid. Hij heeft Zich als Kind, die in een stal geboren werd, geopenbaard. Precies op dezelfde wijze treedt Hij de vernietigende kracht tegemoet van de geheel op iets anders gerichte machten. Precies toont Hij ons wat redding brengt. Wij willen Hem in deze Kerstdagen, net als de herders en de Wijzen uit het Oosten vol vertrouwen tegemoet gaan.
Bidden wij Maria, ons naar de Heer te brengen. Bidden wij Hemzelf, dat Hij Zijn aangezicht over laat lichten.Met deze verwachtingen schenk ik u van harte mijn Apostolische Zegen.
Bidden wij Hem, dat Hij het geweld in deze wereld overwint en ons de macht van Zijn goedheid moge laten ervaren.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Samenvatting [n:497]
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1787-expergiscere-homo-tot-de-romeinse-curie-bij-gelegenheid-van-nl