Het Tweede Vaticaans Concilie - herinneringen en hoop van een ooggetuige
x
Informatie over dit document
Het Tweede Vaticaans Concilie - herinneringen en hoop van een ooggetuige
In een vrije rede, zonder voorbereide tekst - Ontmoeting met priesters van het Bisdom Rome
Aula Paulus VI
Paus Benedictus XVI
14 februari 2013
Pauselijke geschriften - Toespraken
2013, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk
Vert. vanuit het Italiaans
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
14 februari 2013
Dr. Jörgen Vijgen
14 september 2022
4883
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
Eminentie,Het is voor mij een bijzonder geschenk van de Voorzienigheid dat ik, vooraleer het Petrusambt [4868] te verlaten, mijn clerus, de clerus van Rome kan ontmoeten. Het is steeds een grote vreugde te zien dat de Kerk leeft, zoals in Rome de Kerk levendig is; er zijn herders die, in de geest van de hoogste Herder, de kudde van de Heer leiden. Het is een clerus die werkelijk katholiek is, universeel en dit beantwoordt aan het wezen van de Kerk van Rome: de universaliteit, de katholiciteit van alle volkeren, alle rassen, alle culturen in zich dragen. Tegelijkertijd ben ik de kardinaal-vicaris {Agostino Vallini} zeer dankbaar. Hij helpt om in hetzelfde Rome opnieuw roepingen wakker te maken en te vinden want, indien Rome enerzijds de stad van de universaliteit moet zijn, dan moet het anderzijds ook een stad zijn met haar eigen sterk en robuust geloof, van waaruit ook roepingen ontstaan. En ik ben ervan overtuigd dat met de hulp van de Heer we de roepingen kunnen vinden die Hij ons geeft en deze kunnen begeleiden en helpen om te groeien om zo dienstbaar te zijn voor het werk in de wijngaard van de Heer.
Geliefde broeders in het bisschopsambt en het priesterschap
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Jullie hebben vandaag voor het graf van Sint-Petrus het Credo beleden. In het Jaar van het Geloof [d:354] lijkt mij het een zeer gepaste, misschien zelfs noodzakelijke daad, dat de clerus van Rome zich verenigd rond het graf van de Apostel tegen wie de Heer heeft gezegd: “Aan u vertrouw ik mijn Kerk toe. Op u bouw ik mijn Kerk”. (Mt. 16, 18-19) [[b:Mt. 16, 18-19]] Staande voor de Heer en samen met Petrus hebben jullie beleden: “Gij zijt Christus, de Zoon van de levende God”. (Mt. 16, 15-16) [[b:Mt. 16, 15-16]] Op deze wijze groeit de Kerk: samen met Petrus, Christus belijden, Christus volgen. En laten wij dit altijd doen. Ik ben jullie zeer dankbaar voor jullie gebed dat ik, zoals ik woensdag heb gezegd, op een bijna fysieke wijze gevoeld heb. Zelfs wanneer ik mij nu terugtrek, dan toch ben ik in gebed steeds dicht bij jullie en ik ben er zeker van dat ook jullie dicht bij mij zullen zijn, ook al blijf ik voor de wereld verborgen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 Kleine "babbel" over Vaticanum II
3
Gezien de omstandigheden van mijn leeftijd heb ik voor vandaag geen grote, echte toespraak kunnen voorbereiden zoals men zou kunnen verwachten. Veeleer denk ik aan een kleine babbel over het Tweede Vaticaans Concilie zoals ik het meegemaakt heb. Ik begin met een anekdote. In 1959 werd ik benoemd tot professor aan de Universiteit van Bonn, waar de studenten, de seminaristen van het bisdom van Keulen en van andere omliggende bisdommen studeerden. Zo ben ik in contact gekomen met kardinaal Frings, de kardinaal van Keulen. Kardinaal Siri van Genua – ik denk dat het in 1961 was – had een lezingenreeks door verschillende Europese kardinalen georganiseerd over het Concilie en hij had ook de aartsbisschop van Keulen uitgenodigd om één van deze lezingen te geven, met als titel: “Het Concilie en de wereld van het moderne denken”. De kardinaal had mij uitgenodigd – de jongste van de professoren – om een project te schrijven; dit beviel hem en hij stelde de tekst aan de mensen te Genua voor zoals ik deze had geschreven. Eventjes later nodigde Paus Johannes XXIII kardinaal Frings uit om bij hem te komen. De kardinaal was bang dat hij misschien iets gezegd had dat niet correct was of verkeerd en dat hij geroepen werd om een blaam te krijgen en misschien ook om het kardinaalsrood af te nemen. Ja. Toen zijn secretaris hem voor de audiëntie hielp bij het aankleden, zei de kardinaal: “Misschien draag ik nu voor de laatste keer deze kleren”. Hij ging naar binnen, Paus Johannes XXIII komt hem tegemoet, omarmt hem en zegt: “Dank u, Eminentie, U hebt de dingen gezegd die ik wilde zeggen maar ik kon de woorden niet vinden.” En zo wist de kardinaal dat hij op de juiste weg zat en heeft hij mij uitgenodigd mee te gaan naar het Concilie, eerst als zijn persoonlijke expert en vervolgens, tijdens de eerste periode {van het Concilie} – ik denk dat het in november 1962 was – werd ik genoemd tot officiële peritus van het Concilie.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
We zijn naar het Concilie gegaan niet enkel met vreugde maar met enthousiasme. Er was een ongelooflijke verwachting. Wij hoopten dat men alles zou vernieuwen, dat er een nieuw Pinksteren zou komen, een nieuw tijdperk voor de Kerk want de Kerk was nog redelijk robuust in die tijd, de zondagspraktijk nog goed, de priesterroepingen en de roepingen tot het religieuze leven waren wel al een beetje verminderd maar nog voldoende. Nochtans voelde men dat de Kerk niet meer vooruit ging, zich terugtrok, dat de Kerk eerder iets van het verleden leek dan draagster van de toekomst. En op dat moment hoopten wij dat deze relatie zich zou vernieuwen, veranderen; dat de Kerk opnieuw de kracht van morgen en de kracht van vandaag zou zijn. We wisten dat de relatie tussen de Kerk en de moderne periode, vanaf het begin, ietwat van een tegenstelling had, te beginnen met de dwaling van de Kerk in de zaak van Galileo Galilei. Men wilde dit verkeerde begin corrigeren en opnieuw de vereniging tussen Kerk en de betere krachten van de wereld vinden om zo de toekomst van de mensheid en de ware vooruitgang te openen. Op deze manier waren wij vol van hoop en enthousiasme en met de wil om ons deel bij te dragen aan deze zaak. Ik herinner mij dat de Romeinse Synode [d:255] beschouwd werd als een negatief model. Men zegt – ik weet niet of dit waar is – dat de voorbereide teksten voorgelezen werden in de Basiliek van Sint-Jan en dat de deelnemers aan de Synode door middel van applaus deze teksten goedgekeurd hadden en op deze manier was de Synode verlopen. De Bisschoppen zeiden: ‘Neen, zo doen we het niet. Wij zijn Bisschoppen, wij zelf zijn het subject van de Synode, wij willen niet enkel goedkeuren wat reeds gedaan is geworden, maar wij willen zelf het subject, de dragers van het Concilie zijn.’ Zo zei ook kardinaal Frings, die bekend stond voor zijn absolute, bijna scrupuleuze, trouw aan de Heilige Vader: ‘Hier zijn wij in een andere functie. De Paus heeft ons bijeengeroepen als Vaders, om een oecumenisch Concilie te zijn, een subject dat de Kerk vernieuwt. Op deze manier willen wij onze rol opnemen’.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Het eerste ogenblik waarop zich deze houding toonde, was meteen de eerste dag. Er was voorzien dat op deze eerste dag de Commissies zouden gekozen worden en er waren lijsten voorbereid – op onpartijdige wijze, zo probeerde men – van genomineerden en deze lijsten dienden gestemd te worden. Maar de Vaders zeiden meteen: ‘Neen, wij willen niet enkel voorbereide lijsten stemmen. Wij zijn het subject’. Dus diende men de stemming uit te stellen want de Vaders zelf wilden elkaar wat leren kennen, ze wilden zelf deze lijsten voorbereiden. En zo is het gegaan. De kardinalen Liénart van Rijsel en Frings van Keulen hebben openlijk gezegd: ‘Zo niet. Wij willen onze lijsten maken en onze kandidaten kiezen’. Dit was geen revolutionaire daad maar een gewetensdaad, een daad van verantwoordelijkheid van de kant van de Concilievaders.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
En zo begon een hele reeks van activiteiten om elkaar te leren kennen. Wij kregen veel bezoek in het ‘College dell’Anima’ waar wij woonden; de kardinaal was zeer gekend en we hebben kardinalen vanuit geheel de wereld gezien. Ik herinner mij zeer goed de rijzige en sierlijke figuur van Mons. Etchegaray, die toen secretaris was van de Franse Bisschoppenconferentie, ontmoetingen met kardinalen, enz. En dit was typisch voor geheel het Concilie: kleine ontmoetingen, dwarsverbindingen. Zo heb ik grote figuren als Pater de Lubac, Daniélou, Congar, etc. leren kennen. We hebben verschillende bisschoppen leren kennen; in het bijzonder herinner ik mij Bisschop Elchinger van Straatsburg, enzovoort. Dit was reeds een ervaring van de universaliteit en de concrete realiteit van de Kerk, de Kerk die niet zomaar verordeningen van boven ontvangt, maar samen groeit en vooruit gaat, altijd onder de leiding natuurlijk van de Opvolger van Petrus.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Allen kwamen, zoals ik zei, met grote verwachtingen; nooit was er een Concilie van deze dimensie georganiseerd, maar niet allen wisten hoe te werk te gaan. Zij die het meest voorbereid waren, laten we zeggen zij die de meest uitgesproken doelen hadden, waren het Franse, Duitse, Belgische en Nederlandse episcopaat, de zogenaamde “Rijnlandse alliantie”. In het eerste deel van het Concilie waren zij het die de weg aanwezen; daarna breidde de activiteiten zich uit en allen hebben steeds meer deelgenomen aan de creativiteit van het Concilie. De Fransen en de Duitsers hadden verschillende gemeenschappelijke interesses, ook al waren er tamelijk verschillende accenten. Het eerste, eenvoudige – schijnbaar eenvoudige- doel was de hervorming van de liturgie, reeds begonnen was met Pius XII [d:241], die de liturgie van de Goede Week had hervormd. Het tweede doel was de ecclesiologie; het derde, het Woord van God, de Openbaring; en tot slot ook de oecumene. De Fransen, méér dan de Duitsers, wilden ook nog het probleem behandelen van de relatie tussen Kerk en wereld.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Liturgie
8
Laten we beginnen met het eerste doel. Na de Eerste Wereldoorlog was in Centraal- en West-Europe de liturgische beweging ontstaan, een herontdekking van de rijkdom en de diepgang van de liturgie die tot dan toe nagenoeg opgesloten lag in het Romeins Missaal van de priester, terwijl de mensen baden met hun eigen gebedenboeken. Deze waren gemaakt volgens het hart van de mensen in die zin dat men probeerde de hoge inhoud en taal van de klassieke liturgie te vertalen in meer emotionele woorden, woorden die dichter bij het hart van het volk aanleunden. Maar er waren quasi twee parallelle liturgieën: de priester met de misdienaars, die de Mis celebreerde volgens het Missaal, en de leken, die in de Mis samen baden met hun eigen gebedenboeken en die, wat de kern betrof, wisten wat zich op het altaar voltrok. Maar nu was de schoonheid, de diepgang, de historische, menselijke en geestelijke rijkdom van het Missaal herontdekt alsook de noodzaak dat niet enkel een vertegenwoordiger van het volk, een kleine misdienaar, zou zeggen: “Et cum spiritu tuo” etc., maar dat er werkelijk een dialoog tussen priester en volk zou zijn, dat werkelijk de liturgie van het altaar en de liturgie van het volk één liturgie zou zijn, een actieve participatie, dat de rijkdommen zouden aankomen bij het volk; en op deze manier heeft men de liturgie herontdekt, vernieuwd.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Terugkijkend denk ik dat het zeer goed is geweest dat men begonnen is met de liturgie. Op deze manier komt het primaatschap van God, het primaatschap van de aanbidding naar voren. “Operi Dei nihil praeponatur” {Laat niets de voorkeur hebben op het werk van God}: deze woorden van de Regel van Sint-Benedictus vgl: 43,3 [[[934 |+ 623 ]]] verschijnen zo als de hoogste regel van het Concilie. Iemand had de kritiek dat het Concilie over vele dingen gesproken heeft maar niet over God. Het heeft gesproken over God! En het was de eerste daad, dit wezenlijk spreken over God en alle mensen, geheel het heilige volk openen voor de aanbidding van God, in de gemeenschappelijke viering van de liturgie van het Lichaam en Bloed van Christus. In deze zin, verder dan de praktische factoren die ontradend werkten om meteen te beginnen met controversiële thema’s, was het werkelijk, laten we zeggen, een daad van de Voorzienigheid dat er aan het begin van het Concilie is de liturgie, God, de aanbidding. Ik wil hier niet ingaan op de details van de discussies, maar het is steeds de moeite waard om, naast de praktische realisaties, in te gaan op het Concilie zelf, op de diepgang en de essentiële ideeën van het Concilie.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Er waren, zou ik zeggen, verschillende: allereerst het Paasmysterie als centrum van het Christen-zijn en dus van het christelijk leven, van het jaar, van de christelijke tijd, uitgedrukt in de Paastijd en de Zondag die altijd de dag van de Verrijzenis is. Altijd opnieuw beginnen wij onze tijd met de Verrijzenis, met de ontmoeting met de Verrezene en vanuit de ontmoeting met de Verrezene gaan we naar de wereld. In deze zin is het spijtig dat vandaag de Zondag omgevormd wordt tot weekend, terwijl het in feite de eerste dag is, het begin. Inwendig moeten we dit blijven voor ogen houden: het is het begin, het begin van de Schepping, het is het begin van de herschepping in de Kerk, de ontmoeting met de Schepper en met de Verrezen Christus. Ook is deze tweevoudige inhoud van de Zondag belangrijk: het is de eerste dag, dit wil zeggen het feest van de Schepping, wij staan op het fundament van de Schepping, wij geloven in God de Schepper; en het is de ontmoeting met de Verrezene die de Schepping hernieuwt; het ware doel van Christus is de schepping van een wereld die het antwoord is op de liefde van Christus.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Vervolgens waren er de principes: de verstaanbaarheid, in tegenstelling tot het opgesloten zijn in een onbekende, niet-gesproken taal, en ook de actieve participatie. Helaas zijn deze principes ook slecht begrepen. Verstaanbaarheid wil niet zeggen banaliteit want de grote teksten van de liturgie – ook indien zij, met dank aan God, uitgesproken worden in de moedertaal – zijn niet gemakkelijk om te verstaan en vragen een permanente vorming van de christen zodat deze groeit en steeds meer binnendringt in de diepgang van het mysterie en op deze manier tot verstaan kan komen. En ook het Woord van God – indien ik dag na dag nadenk over de lectuur van het Oude Testament en ook over de lectuur van de brieven van Paulus en de Evangelies: wie kan zeggen dat hij dit meteen verstaat enkel en alleen omdat het uitgesproken wordt in de eigen taal? Enkel een permanente vorming van het hart en van de geest kan werkelijk verstaanbaarheid scheppen en ook een participatie die méér is dan een uitwendige handeling, een intreden van de persoon, van mijn bestaan in de gemeenschap van de Kerk en zo in de gemeenschap met Christus.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 De Kerk
12
Tweede thema: de Kerk. We weten dat het Eerste Vaticaans Concilie door de Frans-Duitse oorlog onderbroken werd en zo is dit Concilie achtergebleven met een eenzijdigheid, een fragment want de leer over het pauselijk primaatschap – dat God zij dank in dat historisch moment voor de Kerk gedefinieerd werd en dat zeer noodzakelijk was voor de komende tijden – was enkel een element van een bredere ecclesiologie, voorzien en voorbereid door dit Concilie. En zo was wat overbleef een fragment. Men kon zeggen: indien dit fragment gebleven was zoals het is, dan waren we op weg naar een eenzijdigheid: de Kerk zou enkel het primaatschap van de paus zijn. Dus vanaf het begin was er de intentie de ecclesiologie van Vaticanum I [d:217] te vervolledigen, in een eenheid, die nog gevonden moest worden, samen te brengen, een volledige ecclesiologie. Ook hier leken de omstandigheden zeer gunstig want, na de Eerste Wereldoorlog, was de betekenis van de Kerk op een nieuwe wijze ontstaan. Romano Guardini zei: “De Kerk begint opnieuw te ontwaken in de zielen van de gelovigen”. En een protestantse bisschop sprak over “de eeuw van de Kerk”. Vooral werd het begrip van het Mystiek Lichaam van Christus, voorzien door Vaticanum I, herontdekt. Men wilde zeggen en begrijpen dat de Kerk niet een organisatie is, iets met structuren, juridisch, institutioneel – het is ook dit – maar een organisme, een levendige werkelijkheid, die binnendringt in mijn ziel zodat ik zelf, met mijn eigen gelovige ziel, een constructief element ben van de Kerk als zodanig. In deze zin had Pius XII [d:241] de Encycliek ‘ Mystici Corporis Christi [433]’ geschreven als een stap voorwaarts naar een voltooiing van de ecclesiologie van Vaticanum I.
Tweede thema: de Kerk. We weten dat het Eerste Vaticaans Concilie door de Frans-Duitse oorlog onderbroken werd en zo is dit Concilie achtergebleven met een eenzijdigheid, een fragment want de leer over het pauselijk primaatschap – dat God zij dank in dat historisch moment voor de Kerk gedefinieerd werd en dat zeer noodzakelijk was voor de komende tijden – was enkel een element van een bredere ecclesiologie, voorzien en voorbereid door dit Concilie. En zo was wat overbleef een fragment. Men kon zeggen: indien dit fragment gebleven was zoals het is, dan waren we op weg naar een eenzijdigheid: de Kerk zou enkel het primaatschap van de paus zijn. Dus vanaf het begin was er de intentie de ecclesiologie van Vaticanum I [d:217] te vervolledigen, in een eenheid, die nog gevonden moest worden, samen te brengen, een volledige ecclesiologie. Ook hier leken de omstandigheden zeer gunstig want, na de Eerste Wereldoorlog, was de betekenis van de Kerk op een nieuwe wijze ontstaan. Romano Guardini zei: “De Kerk begint opnieuw te ontwaken in de zielen van de gelovigen”. En een protestantse bisschop sprak over “de eeuw van de Kerk”. Vooral werd het begrip van het Mystiek Lichaam van Christus, voorzien door Vaticanum I, herontdekt. Men wilde zeggen en begrijpen dat de Kerk niet een organisatie is, iets met structuren, juridisch, institutioneel – het is ook dit – maar een organisme, een levendige werkelijkheid, die binnendringt in mijn ziel zodat ik zelf, met mijn eigen gelovige ziel, een constructief element ben van de Kerk als zodanig. In deze zin had Pius XII [d:241] de Encycliek ‘ Mystici Corporis Christi [433]’ geschreven als een stap voorwaarts naar een voltooiing van de ecclesiologie van Vaticanum I.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Ik zou zeggen dat de theologische discussie van de jaren dertig en veertig, ook van de jaren twintig, volledig in het teken stond van dit woord ‘ Mystici Corporis Christi [433]’. Het was een ontdekking die in die tijd veel vreugde heeft gebracht en in deze context is ook de uitdrukking gegroeid: Wij zijn de Kerk, de Kerk is niet een structuur; wij, christenen, allen samen, zijn allen het levendige Lichaam van de Kerk. Natuurlijk is dit geldig in de zin dat wij, het ware ‘wij’ van de gelovigen, samen met het ‘Ik’ van Christus, de Kerk zijn. Ieder van ons, niet ‘een wij’, een groep die zichzelf tot Kerk verklaart. Neen: dit ‘wij zijn de Kerk’ vereist precies dat ik mij invoeg in het grote ‘wij’ van de gelovigen van alle tijden en plaatsen. Dit was dus het eerste idee: de ecclesiologie op een theologische manier voltooien. Maar een structurele manier werd ook nagestreefd: naast de opvolging van Petrus, deze unieke functie van Petrus, op een betere manier de functie van de Bisschoppen, van het bisschoppelijke Lichaam definiëren. Om dit te doen heeft men het woord “collegialiteit” gevonden, een woord waarover veel gediscussieerd is, met verwoede en –ik zou zeggen- ietwat overdreven discussies. Maar dit was het woord – misschien zou er ook een ander woord zijn, maar dit woord was dienstig – om uit te drukken dat de Bisschoppen samen de voortzetting zijn van de Twaalf, van het Lichaam van de Apostelen. Wij hebben toen gezegd: enkel één Bisschop, de Bisschop van Rome, is opvolger van één bepaalde Apostel, de Apostel Petrus. Al de anderen worden opvolgers van de Apostelen door binnen te treden in het Lichaam dat het Lichaam van de Apostelen voortzet. En zo is precies het Lichaam van de Bisschoppen, het college van Bisschoppen, de voortzetting van het Lichaam van de Twaalf en op deze manier bezit het een eigen noodzakelijkheid, functie, rechten en plichten. Voor velen leek dit een strijd om macht en misschien heeft er ook iemand gedacht aan zijn macht, maar in de kern ging het niet over macht, maar over de complementariteit van factoren en over de volledigheid van het Lichaam van de Kerk met de Bisschoppen, de opvolgers van de Apostelen, als dragende elementen; en ieder van hen is een dragend element van de Kerk, samen met dit grote Lichaam.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Laten we zeggen dat dit de twee fundamentele elementen waren. Nu was er bij het zoeken naar een volledige, theologische visie op de ecclesiologie in de tussentijd, na de jaren veertig, in de jaren vijftig, wat kritiek ontstaan op het begrip ‘Lichaam van Christus’: ‘mystiek’ zou te zeer spiritueel zijn, te exclusief. Er werd toen het begrip ‘volk van God’ binnengebracht. Het Concilie heeft terecht dit element aanvaard, een element dat de Vaders beschouwden als een uitdrukking van de continuïteit tussen het Oude en het Nieuwe Testament. In de tekst van het Nieuwe Testament verwijst de uitdrukking “Laos tou Theou”, welke correspondeert aan de teksten van het Oude Testament – het lijkt mij dat hierop slechts twee uitzonderingen zijn -, naar het oude Volk van God, naar de "goim" {Joden}, die, tussen de volkeren van de wereld, hét Volk van God zijn. De anderen, wij heidenen, zijn niet uit zichzelf het Volk van God; wij worden kinderen van Abraham en dus Volk van God door in te treden in de gemeenschap met Christus, het enige zaad van Abraham. En door binnen te treden in gemeenschap met Hem, door één te zijn met Hem, zijn ook wij Volk van God. Het begrip ‘Volk van God’ impliceert dus continuïteit tussen de beide Testamenten, continuïteit van de geschiedenis van God met de wereld, met de mensen, maar het impliceert ook een christologisch element. Het is enkel door de christologie dat wij Volk van God worden en zo laten beide begrippen zich combineren. En het Concilie heeft besloten een trinitaire vorm te geven aan de ecclesiologie: Volk van God de Vader, Lichaam van Christus, Tempel van de Heilige Geest.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Maar enkel ná het Concilie kwam er een element aan het licht dat ietwat verborgen ook in het Concilie zelf te vinden is, nl. het verband tussen Volk van God en Lichaam van Christus en dat is de ‘communio’ met Christus in de eucharistische vereniging. Hier is het dat wij Lichaam van Christus worden; met andere woorden, de relatie tussen Volk van God en Lichaam van Christus schept een nieuwe werkelijkheid: de ‘communio’. Na het Concilie is er ontdekt, ik zou zeggen, hoe het Concilie werkelijk dit concept heeft gevonden, naar dit concept heeft geleid: de ‘communio’ als centraal begrip. Ik zou zeggen dat filologisch dit concept in het Concilie nog niet volledig tot wasdom is gekomen, maar het is vrucht van het Concilie dat het concept van ‘communio’ steeds meer de uitdrukking is geworden van het wezen van de Kerk, ‘communio’ in diversie dimensies: ‘communio’ met de Drie-ene God – Hij is zelf ‘communio’ tussen Vader, Zoon en Heilige Geest-, sacramentele ‘communio’, concrete ‘communio’ in het bisschopsambt en in het leven van de Kerk.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Openbaring
16
Het probleem van de Openbaring was nog méér conflictueus. Hier ging het om de relatie tussen Schrift en Openbaring en het waren vooral de exegeten die geïnteresseerd waren in een grotere vrijheid. Zij voelden zich ietwat – laten we zeggen – in een ondergeschikte situatie ten aanzien van de protestanten die bezig waren de grote ontdekkingen aan het doen, terwijl de katholieken zich een beetje ‘gehandicapt’ voelen in de noodzaak om zich te onderwerpen aan het Leergezag. Hier stond dus een heel concrete strijd op het spel: welke vrijheid bezitten de exegeten? Hoe leest men op goede wijze de Schrift? Wat wil zeggen ‘Overlevering’? Het was een strijd met vele dimensies, een strijd die ik nu niet kan uiteenzetten maar belangrijk is dat de Schrift zeker en vast het Woord van God is en dat de Kerk onder de Schrift staat, gehoorzaamt aan het Woord van God en niet boven de Schrift staat. En nochtans is de Schrift de Schrift enkel en alleen omdat er de levende Kerk is, het levende subject van de Schrift. Zonder het levende subject van de Kerk is de Schrift enkel een boek en levert de Schrift verschillende interpretaties maar niet de uiteindelijke helderheid.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Zoals ik zei was hier de strijd moeilijk. Een tussenkomst van Paus Paulus VI was hierin beslissend. Deze interventie toont helemaal de delicate natuur van de Paus, zijn verantwoordelijkheid voor het verloop van het Concilie, maar ook zijn groot respect voor het Concilie. Er was het idee ontstaan dat de Schrift compleet is, dat men er alles in kan vinden. Men heeft dus geen nood aan de Overlevering en daarom heeft het Leergezag hierin niets te zeggen. Welnu, de Paus heeft aan Concilie veertien formuleringen, denk ik, gegeven van een zin, in te voegen in de tekst over de Openbaring en hij gaf aan ons, aan de Vaders, de vrijheid om één van deze veertien formuleringen te kiezen. Maar hij zei: ‘Één ervan moeten jullie kiezen om de tekst volledig te maken’. Ik herinner mij ongeveer de formule “non omnis certitudo de veritatibus fidei potest sumi ex Sacra Scriptura”, met andere woorden, de zekerheid vanwege de Kerk over het geloof wordt niet enkel vanuit een geïsoleerd boek geboren, maar heeft nood aan het verlichte subject Kerk, gedragen door de Heilige Geest. Alleen op die manier spreekt dan de Schrift en bezit zij geheel haar gezag. Deze zin die wij hebben gekozen in de doctrinele commissie, één van de veertien formules, is beslissend, zou ik zeggen, om aan te tonen dat de Kerk onmisbaar en noodzakelijk is en om zo te begrijpen wat wil zeggen ‘Overlevering’, het levende Lichaam waarin vanaf het begin dit Woord leeft en waarvan het Woord zijn licht verkrijgt en waarin het geboren is. Het feit van de canon is reeds een kerkelijk feit: dat deze geschriften de Schrift uitmaken is het resultaat van een verlichting door de Kerk, die in zichzelf deze canon van de Schrift gevonden heeft. Het heeft deze canon gevonden, niet geschapen en door altijd en enkel in deze ‘communio’ met de levende Kerk te zijn kan men de Schrift als Woord van God, als Woord dat ons leidt in het leven en in de dood, verstaan en lezen.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Dit was, zoals ik zei, een tamelijk moeilijke strijd maar dankzij de Paus en dankzij, laten wij zeggen, het licht van de Heilige Geest die aanwezig was op het Concilie, is er een document [576] gekomen dat één van de mooiste en ook vernieuwende documenten is van geheel het Concilie, een document dat ook nu nog méér moet bestudeerd worden. Ook vandaag immers neigt de exegese ertoe de Schrift buiten de Kerk te lezen, buiten het geloof, enkel in de zogenaamde geest van de historisch-kritische methode. Dit is een belangrijke methode maar nooit zo belangrijk dat zij in staat is met een laatste zekerheid oplossingen te bieden. Enkel indien wij geloven dat dit geen menselijke woorden zijn maar woorden van God en enkel indien men het levende subject beleeft als datgene tot wie God gesproken heeft en spreekt, kunnen wij de Heilige Schrift goed interpreteren. En zoals ik gezegd heb in het voorwoord van mijn boek over Jezus vgl: Jezus van Nazareth - Het leven van Jezus - tussen Zijn doop in de Jordaan en de Gedaanteverandering [[[3675]]] is er hier nog veel te doen om te komen tot een lezing die werkelijk in de geest van het Concilie plaatsvindt. Op dit gebied is de toepassing van het Concilie nog niet voltooid, er is nog werk aan de winkel.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 5 Oecumene
19
Tot slot, de oecumene. Ik wil nu niet deze problematiek bespreken maar het was evident, vooral na al datgene wat de Christenen ten tijde van het nazisme hadden meegemaakt, dat de Christenen de eenheid zouden kunnen vinden, ten minste deze eenheid proberen te vinden, maar het was ook duidelijk dat enkel God deze eenheid kan geven. En we zijn nog op deze weg. Welnu, met deze thema’s had de “Rijnlandse alliantie” haar werk gedaan.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Het tweede deel van het Concilie was veel uitgebreider. Met grote urgentie verscheen het thema ‘de wereld van vandaag, de moderne tijd, en de Kerk’ en zo ook de thema’s van de verantwoordelijkheid voor de opbouw van deze wereld, van de maatschappij, de verantwoordelijkheid voor de toekomst van deze wereld en de eschatologische hoop, de morele verantwoordelijkheid van de christen en waar deze zijn leidraad vindt; en dan de godsdienstvrijheid, de vooruitgang en de relaties met de andere religies. Op dat moment namen werkelijk alle delen van het Concilie deel aan het debat, niet enkel Amerika, de Verenigde Staten vanuit een sterke interesse voor de godsdienstvrijheid. In de derde periode van het Concilie zeiden deze tegen de Paus: ‘Wij kunnen niet naar huis gaan zonder een verklaring over de godsdienstvrijheid, gestemd door het Concilie, op zak te hebben. De Paus heeft de moed en de beslistheid gehad, het geduld om de tekst binnen te brengen in de vierde periode, om zo een rijp en tamelijke complete consensus te vinden onder de Concilievaders. Ik zeg, niet enkel de Amerikanen hebben krachtig deelgenomen aan het Concilie, maar ook Latijns-Amerika, dat zich goed bewust was van de ellende van het volk, van een katholiek continent, en van de verantwoordelijkheid van het geloof voor de situatie van deze mensen. En zo ook hebben Afrika en Azië de noodzaak ingezien van de interreligieuze dialoog. Er zijn problemen gegroeid die wij Duitsers – dat is inderdaad zo – aan het begin niet gezien hadden. Ik kan dit alles nu niet beschrijven. Het grootse document " Gaudium et Spes [575]" heeft zeer goed het probleem geanalyseerd tussen christelijke eschatologie en wereldlijke vooruitgang, tussen verantwoordelijkheid voor de maatschappij van morgen en de verantwoordelijkheid van de christen ten overstaan van de eeuwigheid, en zo heeft het ook de christelijke ethiek, de fundamenten, vernieuwd. Maar, laten we zeggen onverwacht, is buiten dit grootse document, een document gegroeid dat op meer synthetische en concrete wijze beantwoordde aan de uitdagingen van de tijd, namelijk " Nostra Aetate [610]". Vanaf het begin waren onze Joodse vrienden aanwezig; zij hebben, vooral aan ons Duitsers, maar niet enkel aan ons, gezegd dat na de trieste gebeurtenissen van het nazisme, de katholieke Kerk iets moet zeggen over het Oude Testament, over het Joodse volk. Ze zeiden: ‘Ook indien het duidelijk is dat de Kerk niet verantwoordelijk is voor de Shoah, het waren toch Christenen die in grote mate deze misdrijven begaan hebben; wij moeten ons christelijk bewustzijn verdiepen en vernieuwen, ook wanneer we weten dat de echte christenen zich steeds verzet hebben tegen deze zaken.’ En zo was het duidelijk dat de verhouding met de wereld van het oude Volk van God onderwerp van reflectie moest zijn. Men begrijpt ook dat de Arabische landen – de Bisschoppen van de Arabische landen – hiermee niet gelukkig waren: zij vreesden een verheerlijking van de staat Israël, iets wat zij natuurlijk niet wilden. Ze zeiden: ‘Goed, een echt theologische verwijzing naar het Joodse volk is goed, is noodzakelijk, maar indien jullie hierover gaan spreken, spreek dan ook over de Islam; enkel op die manier is er een evenwicht; ook de Islam is een grote uitdaging en de Kerk moet ook haar relatie tot de Islam verduidelijken. Dit was iets wat wij, op dat moment, niet erg begrepen hebben, een beetje maar niet erg. Vandaag weten wij hoe noodzakelijk dit is.
Het tweede deel van het Concilie was veel uitgebreider. Met grote urgentie verscheen het thema ‘de wereld van vandaag, de moderne tijd, en de Kerk’ en zo ook de thema’s van de verantwoordelijkheid voor de opbouw van deze wereld, van de maatschappij, de verantwoordelijkheid voor de toekomst van deze wereld en de eschatologische hoop, de morele verantwoordelijkheid van de christen en waar deze zijn leidraad vindt; en dan de godsdienstvrijheid, de vooruitgang en de relaties met de andere religies. Op dat moment namen werkelijk alle delen van het Concilie deel aan het debat, niet enkel Amerika, de Verenigde Staten vanuit een sterke interesse voor de godsdienstvrijheid. In de derde periode van het Concilie zeiden deze tegen de Paus: ‘Wij kunnen niet naar huis gaan zonder een verklaring over de godsdienstvrijheid, gestemd door het Concilie, op zak te hebben. De Paus heeft de moed en de beslistheid gehad, het geduld om de tekst binnen te brengen in de vierde periode, om zo een rijp en tamelijke complete consensus te vinden onder de Concilievaders. Ik zeg, niet enkel de Amerikanen hebben krachtig deelgenomen aan het Concilie, maar ook Latijns-Amerika, dat zich goed bewust was van de ellende van het volk, van een katholiek continent, en van de verantwoordelijkheid van het geloof voor de situatie van deze mensen. En zo ook hebben Afrika en Azië de noodzaak ingezien van de interreligieuze dialoog. Er zijn problemen gegroeid die wij Duitsers – dat is inderdaad zo – aan het begin niet gezien hadden. Ik kan dit alles nu niet beschrijven. Het grootse document " Gaudium et Spes [575]" heeft zeer goed het probleem geanalyseerd tussen christelijke eschatologie en wereldlijke vooruitgang, tussen verantwoordelijkheid voor de maatschappij van morgen en de verantwoordelijkheid van de christen ten overstaan van de eeuwigheid, en zo heeft het ook de christelijke ethiek, de fundamenten, vernieuwd. Maar, laten we zeggen onverwacht, is buiten dit grootse document, een document gegroeid dat op meer synthetische en concrete wijze beantwoordde aan de uitdagingen van de tijd, namelijk " Nostra Aetate [610]". Vanaf het begin waren onze Joodse vrienden aanwezig; zij hebben, vooral aan ons Duitsers, maar niet enkel aan ons, gezegd dat na de trieste gebeurtenissen van het nazisme, de katholieke Kerk iets moet zeggen over het Oude Testament, over het Joodse volk. Ze zeiden: ‘Ook indien het duidelijk is dat de Kerk niet verantwoordelijk is voor de Shoah, het waren toch Christenen die in grote mate deze misdrijven begaan hebben; wij moeten ons christelijk bewustzijn verdiepen en vernieuwen, ook wanneer we weten dat de echte christenen zich steeds verzet hebben tegen deze zaken.’ En zo was het duidelijk dat de verhouding met de wereld van het oude Volk van God onderwerp van reflectie moest zijn. Men begrijpt ook dat de Arabische landen – de Bisschoppen van de Arabische landen – hiermee niet gelukkig waren: zij vreesden een verheerlijking van de staat Israël, iets wat zij natuurlijk niet wilden. Ze zeiden: ‘Goed, een echt theologische verwijzing naar het Joodse volk is goed, is noodzakelijk, maar indien jullie hierover gaan spreken, spreek dan ook over de Islam; enkel op die manier is er een evenwicht; ook de Islam is een grote uitdaging en de Kerk moet ook haar relatie tot de Islam verduidelijken. Dit was iets wat wij, op dat moment, niet erg begrepen hebben, een beetje maar niet erg. Vandaag weten wij hoe noodzakelijk dit is.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Toen wij ook begonnen te werken over de Islam, zei men ons: ‘Maar er zijn ook andere wereldgodsdiensten: geheel Azië! Denk maar aan het boeddhisme, het Hindoeïsme, etc. En op deze manier, in tegenstelling tot een verklaring die in het begin enkel over oude Volk van God zou gaan, heeft men een tekst gemaakt over de interreligieuze dialoog en hiermee liep men dertig jaar voorop op iets waarvan de intensiteit en het belang nadien duidelijk is geworden. Ik kan op dit thema nu niet nader ingaan maar indien men de tekst leest, dan ziet men dat deze zeer beknopt is en voorbereid door mensen die verstand hadden van de realiteit. De verklaring beschrijft beknopt, met weinig woorden, wat essentieel is. Zo ook het fundament van een dialoog, in verschil, in verscheidenheid, in het geloof in de uniciteit van Christus, die één is; en het is niet mogelijk voor een gelovige te denken dat de religies allen variaties op een thema zijn. Neen, er is een werkelijkheid van de levende God die gesproken heeft en het is één God, het is één mensgeworden God, en dus één Woord van God, dat werkelijk Woord van God is. Maar er is de religieuze ervaring, met een soort menselijk licht van de schepping, en dus is het noodzakelijk en mogelijk in dialoog te treden en zich zo wederzijds te openen en allen te openen voor de vrede van God, voor al zijn kinderen, voor geheel zijn familie.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Deze twee documenten dus, godsdienstvrijheid en ‘ Nostra Aetate [610]’, verbonden met ‘ Gaudium et Spes [575]’ zijn een zeer belangrijke trilogie, waarvan het belang zich enkel in de loop van de decennia getoond heeft en wij zijn nog bezig beter te begrijpen het samengaan van de uniciteit van de Openbaring van God, de uniciteit van de mensgeworden God in Christus, en de veelheid van religies, waarmee wij de vrede zoeken en ook het geopende hart voor het licht van de Heilige Geest, die verlicht en leidt naar Christus.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 6 Concilie van de Vaders - Concilie van de media
23
Ik zou nu nog een derde punt willen toevoegen. Er bestond het Concilie van de Vaders, het ware Concilie, maar er was ook het Concilie van de media. Dit was bijna een Concilie op zichzelf en de wereld heeft het Concilie langs deze weg waargenomen, langs de media. Dus het Concilie dat meteen en effectief het volk bereikt heeft, was het Concilie van de media, niet dat van de Vaders. En terwijl het Concilie van de Vaders zich gerealiseerd heeft binnen het geloof – het was een Concilie van het geloof dat op zoek was naar inzicht, dat zocht zichzelf te begrijpen en de tekenen van God op dat moment te begrijpen, dat zocht te antwoorden op de uitdaging van God op dat moment en in het Woord van God het woord voor vandaag en morgen te vinden – terwijl geheel het Concilie, zoals ik zei, zich bewoog binnen het geloof, als fides quaerens intellectum (geloof op zoek naar inzicht), heeft het Concilie van de journalisten zich natuurlijk niet binnen het geloof gerealiseerd maar binnen de categorieën van de media van vandaag, dit wil zeggen buiten het geloof, met een onderscheiden hermeneutiek. Het was een politieke hermeneutiek: voor de media was het Concilie een politieke strijd, een strijd om macht tussen verschillende stromingen in de Kerk. Het was evident dat de media positie zouden innemen voor dat gedeelte dat hen het meest passend leek met hun wereld. Er waren er die probeerden de Kerk te decentraliseren, de macht voor de Bisschoppen en vervolgens, door middel van het “Volk van God”, de macht voor het volk, de leken. Er was deze drievoudige vraag: de macht van de Paus, vervolgens overgedragen op de macht van de Bisschoppen en op de macht van allen, volkssoevereiniteit. Natuurlijk, voor hen was dit het gedeelte dat bevestigd, afgekondigd diende te worden en een voorkeursbehandeling diende te krijgen. En zo ook voor de liturgie: zij waren niet geïnteresseerd in de liturgie als geloofsdaad maar in iets waar men dingen doet die verstaanbaar zijn, een activiteit van de gemeenschap, een profaan iets. En we weten dat er een tendens was, een tendens die men ook vanuit de geschiedenis onderbouwde, om te zeggen: de sacraliteit is een heidens iets, eventueel ook iets van het Oude Testament. In het Nieuwe Testament geldt enkel dat Christus buiten gestorven is, dit wil zeggen, buiten de muren, in de profane wereld. Sacraliteit moest dus beëindigd worden, profanatie ook van de eredienst: de eredienst is geen eredienst maar een handeling van het samen-zijn, van de gemeenschappelijke participatie en zo ook participatie als activiteit. Deze vertalingen, deze banaliseringen van het idee van het Concilie zijn zeer hevig geweest in de praktijken van de toepassingen van de liturgische hervorming. Deze praktijken zijn ontstaan in een visie op het Concilie die buiten de eigen leessleutel van het Concilie ligt, buiten het geloof. En zo ook in het vraagstuk over de Schrift: de Schrift is een historisch boek dat historisch dient behandelt te worden en niets anders, en zo verder.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Wij weten dat dit Concilie van de media toegankelijk was voor allen. Daarom was dit het dominerende Concilie, het meest effectieve en het heeft zeer veel opschudding veroorzaakt, zeer veel problemen, werkelijk zeer veel ellende: seminaries werden gesloten, kloosters werden gesloten, een gebanaliseerde liturgie... en het ware Concilie had het moeilijk om zich te concretiseren, om zich te realiseren; het virtuele Concilie was veel sterker dan het werkelijke Concilie. Maar de werkelijke kracht van het Concilie was aanwezig en geleidelijk aan realiseert het zich steeds meer en wordt het de ware kracht en ook de ware hervorming en ware vernieuwing van de Kerk. We zien - zo lijkt mij - dat vijftig jaar na het Concilie dit virtuele Concilie uiteenvalt, verliest en dat het ware Concilie met al haar geestelijke kracht naar voren komt. En het is onze taak, precies in dit Jaar van het Geloof [d:354] en te beginnen met dit Jaar van het Geloof, om ervoor te zorgen dat dit ware Concilie, met haar kracht van de Heilige Geest, zich realiseert en dat de Kerk werkelijk vernieuwd wordt. Ik hoop dat de Heer ons helpt.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 6 Slot en zegen
25
Ik, teruggetrokken met mijn gebed, zal altijd met jullie zijn en samen gaan we verder met de Heer, in de zekerheid: de Heer overwint! Dank u!
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/4883-het-tweede-vaticaans-concilie-herinneringen-en-hoop-van-een-nl