Pastores Dabo Vobis

x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:

Informatie over dit document

Pastores Dabo Vobis
N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen
Paus Johannes Paulus II
25 maart 1992
Pauselijke geschriften - Postsynodale Apostolische Exhortaties
1992, Stg. R.K. Voorlichting, Oegstgeest
1992
RK Voorlichting
23 oktober 2023
724
nl
Toon meer

Referenties naar dit document: 20

Open uitgebreid overzicht

Referenties naar dit document van thema's en berichten

Open uitgebreid overzicht

Extra opties voor dit document

Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social media
- Inleiding
1
“Ik zal u herders geven naar mijn hart” (Jer. 3, 15)[b:Jer. 3, 15]. Met deze woorden van de profeet Jeremia belooft God aan zijn volk dat Hij het nooit verstoken zal laten van herders die het bijeenbrengen en leiden: "Dan stel Ik herders over hen (ofwel over mijn schapen) aan, die hen werkelijk weiden. Ze hoeven niet meer bang of angstig te zijn” (Jer. 23, 4)[b:Jer. 23, 4].

De Kerk, het volk van God, ervaart steeds dat deze profetische aankondiging vervuld wordt en het blijft met vreugde dank brengen aan de Heer. Zij weet dat Jezus Christus zelf de levende, hoogste en definitieve vervulling is van de belofte van God: “Ik ben de goede herder” (Joh. 10, 11)[b:Joh. 10, 11]. Hij, “de grote herder der schapen” (Heb. 13, 20)[b:Heb. 13, 20], heeft aan de apostelen en hun opvolgers de taak toevertrouwd om de kudde van God te weiden 1[[b:Joh. 21, 15]]2[[b:1 Pt. 5, 2]].

Zonder de priesters zou de Kerk in het bijzonder niet kunnen leven in de fundamentele gehoorzaamheid die ten grondslag ligt aan haar bestaan en haar zending in de geschiedenis: de gehoorzaamheid aan het gebod van Jezus: “Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen” (Mt. 28, 19)[b:Mt. 28, 19], en: “Doet dit tot een gedachtenis aan Mij” (Lc. 22,19)[b:Lc. 22,19] 3[[b:1 Kor. 11, 24]], ofwel aan het gebod om de Blijde Boodschap te verkondigen en iedere dag het offer te vernieuwen van zijn lichaam en bloed, gegeven en vergoten voor het leven van de wereld.

In geloof weten wij dat de belofte van de Heer niet onvervuld kan blijven. Juist deze belofte is de reden en de kracht voor de vreugde van de Kerk om de bloei en de groei in aantal van de priesterroepingen, welke zich in sommige delen van de wereld voordoen. Zij vormt ook de grondslag en de stimulans voor een akt van groter geloof en levendigere hoop bij het ernstige priestergebrek in andere delen van de wereld.

Wij worden allen uitgenodigd om het volledige vertrouwen te delen in de ononderbroken vervulling van de belofte van God, waarvan de synodevaders op duidelijke en krachtige wijze hebben willen getuigen: “Vol vertrouwen in de belofte van Christus die gezegd heeft: “Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (Mt. 28, 20)[b:Mt. 28, 20] en in het besef van de voortdurende werking van de heilige Geest in de Kerk gelooft de synode innig dat het de Kerk nooit geheel zal ontbreken aan gewijde bedienaren (...). Ook al is er in verschillende streken en gebrek aan priesters, toch zal de Vader nooit ophouden roepingen in de Kerk op te wekken”. 4[[2521|(2)]]

Zoals ik bij de sluiting van de synode heb gezegd, bestaat het eerste antwoord dat de Kerk geeft op de crisis in de priesterroeping “in een akt van volledig vertrouwen op de heilige Geest. Wij zijn diep overtuigd dat deze vertrouwvolle overgave nooit teleurgesteld zal worden, als wij maar trouw blijven aan de ontvangen genade”. 5[[2520|(5)]]

Referenties naar alinea 1: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Trouw blijven aan de ontvangen genade! De gave van God heft de vrijheid van de mens immers niet op, maar wekt haar op, ontwikkelt haar en vereist haar. Daarom gaat in de Kerk het algehele vertrouwen op de onvoorwaardelijke trouw van God aan zijn belofte samen met de zware verantwoordelijkheid om mee te werken met het handelen van de roepende God, om de voorwaarden te schepen en in stand te houden waarin het goede zaad dat God heeft gezaaid wortel kan schieten en overvloedige vrucht kan dragen. De kerk mag nooit ophouden om aan de Heer van de oogst te vragen arbeiders te sturen voor het oogsten 6[[b:Mt. 9, 38]], om aan de nieuwe generaties op heldere en moedige wijze de roeping voor te houden, om ze te helpen de waarachtigheid van de roeping door God te onderscheiden en daarop edelmoedig te antwoorden, om bijzondere zorg te besteden aan de vorming van de kandidaten voor het priesterschap. De vorming van de toekomstige diocesane en religieuze priesters en de volhardende zorg voor hun persoonlijke heiliging in hun dienstwerk en voor het aanhoudend aggiornamento van hun pastorale werk in de loop van heel hun leven worden door de Kerk beschouwd als één van de meest delicate en belangrijke taken voor de toekomst van de evangelisatie van de mensheid. Dit vormingswerk van de Kerk is een voortzetting in de tijd van het werk van Christus, dat de evangelist Marcus weergeeft met de volgende woorden: “Jezus ging de berg op en riep tot zich die Hij zelf wilde; en zij kwamen bij Hem. Hij stelde er twaalf aan om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden om te prediken, met de macht de duivels uit te drijven” (Mc. 3, 13-15)[b:Mc. 3, 13-15]. Men kan stellen dat de Kerk deze bladzijde van het evangelie in haar geschiedenis steeds opnieuw verwezenlijkt heeft, zij het min of meer intens en op verschillende wijzen, door middel van het werk van de vorming van de kandidaten voor het priesterschap en van de priesters zelf. Maar de Kerk voelt zich nu geroepen om wat de Meester met zijn apostelen gedaan heeft met hernieuwde zorg te verwezenlijken, daartoe aangespoord door de diepgaande en snelle veranderingen van de maatschappij en de cultuur in onze tijd, door de veelheid en de verscheidenheid van de contexten waarin zij het evangelie verkondigt en ervan getuigt, door de gunstige ontwikkeling van het aantal priesterroepingen in verschillende bisdommen van de wereld, door de dringende noodzakelijkheid van een nieuwe verificatie van de inhoud en de methoden van de priestervorming, door de bezorgdheid van de bisschoppen en hun gemeenschappen vanwege het aanhoudend tekort aan geestelijken, door de absolute noodzaak dat de “nieuwe evangelisatie” in de priesters haar eerste “nieuwe evangelisatoren” vindt. Dit vormt juist de historische en culturele context waarin de jongste gewone algemene vergadering van de bisschoppensynode geplaatst was. Zij was gewijd aan “de vorming van de priesters in de huidige omstandigheden”, met de bedoeling om vijf en twintig jaren na het einde van het concilie het onderricht daarvan over dit onderwerp te voltooien en het in de huidige omstandigheden meer actueel en doeltreffend te maken. 7[[[2521|1]]]

Referenties naar alinea 2: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De Kerk heeft de problemen van het leven, het ambt en de vorming van de priesters meermalen behandeld, in samenhang met de teksten van het Tweede Vaticaans Concilie over de priesterstand en –opleiding 8[[[617|28]]] 9[[[704]]] 10[[[675]]] en met de bedoeling de rijke en gezagvolle leer daarvan concreet toe te passen op de verschillende situaties. De bisschoppensynoden zijn daarvoor de meest bijzondere gelegenheden geweest. Vanaf de eerste algemene vergadering in oktober 1967 heeft de synode vijf algemene bijeenkomsten gewijd aan het thema van de vernieuwing van de seminaries. Dat werk heeft op beslissende wijze de uitwerking gestimuleerd van het document van de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding “Fundamentele normen voor de priestervorming”. 11[[[2567]]]

Vooral de tweede gewone algemene vergadering van 1971 heeft de helft van haar werkzaamheden besteed aan het gewijde priesterschap. De vruchten van deze lange synodale bespreking, die hernomen en samengevat zijn in enige “aanbevelingen”, welke aan mijn voorganger Paus Paulus VI zijn voorgelegd en voorgelezen zijn bij de opening synode van 1974, betroffen voornamelijk de leer over het gewijde priesterschap en enige aspecten van de priesterlijke spiritualiteit en bediening.

Ook bij vele andere gelegenheden is het leergezag van de Kerk blijven getuigen van zijn zorg voor het leven en het dienstwerk van de priesters. Men kan zeggen dat er in de jaren na het Concilie geen interventie van het leergezag is geweest welke niet in zekere mate, expliciet of impliciet, betrekking hadden op de zin van de aanwezigheid van de priesters in de gemeenschap, op hun rol en op hun noodzakelijkheid voor de Kerk en voor het leven van de wereld.

De laatste jaren is van verschillende kanten opgemerkt dat het nodig is terug te komen op het onderwerp van het priesterschap en het te behandelen vanuit een relatief nieuw gezichtspunt dat meer aangepast is aan de huidige situatie van Kerk en cultuur. De aandacht heeft zich verplaatst van het probleem van de identiteit van de priester naar de problemen die verband houdt met de vorming van de priester en met de kwaliteit van het priesterleven. De nieuwe generatie van hen die tot het priesterschap geroepen worden vertoont in feite kenmerken welke aanzienlijk verschillen van die van hun onmiddellijke voorgangers; zij leeft in een wereld die in vele opzichten nieuw is en zich voortdurend en snel ontwikkelt. Met dat alles moet wel rekening gehouden worden in de programmering en de realisering van de opvoeding tot het gewijde priesterschap.

Verder lijken de priesters die al kortere of langere tijd hun bediening uitoefenen, nu te lijden onder een buitensporige verstrooiing in de steeds toenemende pastorale activiteiten Zij voelen zich tegenover de moeilijkheden van de hedendaagse maatschappij en cultuur gedwongen om hun levensstijl en de prioriteiten van hun pastorale taken opnieuw te overdenken, terwijl zij steeds meer de noodzaak voelen van een blijvende vorming.

Welnu, de zorgen en de overwegingen van de bisschoppensynode van 1990 waren gewijd aan de vermeerdering van de priesterroepingen, aan de vorming van de kandidaten opdat zij Jezus kennen en volgen en zich voorbereiden op een leven in het sacrament van de wijding dat hen gelijkvorming maakt aan Christus, het Hoofd en de Herder, de Dienaar en de Bruidegom van de Kerk, aan het uitstippelen van wegen voor een blijvende vorming die op realistische en doelmatige wijze het dienstwerk en het geestelijke leven van de priesters kunnen ondersteunen.

Deze synode heeft ook willen antwoorden op een verzoek van de voorafgaande synode over de roeping en de zending van de leken in de Kerk en in de wereld. De leken zelf hebben gevraagd om de inzet van de priesters voor de vorming teneinde op passende wijze geholpen te worden in de vervulling van de gezamenlijke kerkelijke zending. Inderdaad “hoe meer het apostolaat van de leken zich ontwikkelt, des te sterker voelt men de behoefte aan goed gevormde priesters, aan heilige priesters. Zo manifesteert het leven zelf van het volk Gods de leer van het Tweede Vaticaans Concilie over de verhouding tussen het algemeen priesterschap en het ambtelijk of hiërarchisch priesterschap. In het mysterie van de Kerk heeft de hiërarchie het karakter van een dienst 12[[[617|10]]]. Hoe meer men de zin van de eigen roeping van de leken verdiept, des te meer verduidelijkt men wat eigen is aan het priesterschap”. 13[[2520|(3)]]

Referenties naar alinea 3: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
In de typische kerkelijke ervaring van de synode, d.w.z. in “een bijzondere ervaring van de gemeenschap van de bisschoppen in de universaliteit, die de zin van de universele kerk, de verantwoordelijkheid van de bisschoppen voor de universele Kerk en haar zending, in affectieve en effectieve gemeenschap rondom Petrus” 14[[2520|1]] verstrekt, heeft de stem van verschillende particuliere kerken klaar en duidelijk weerklonken en op deze synode voor het eerst ook de stem van enige kerken van het oosten. De kerken hebben hun geloof beleden in de vervulling van de belofte van God: “Ik zal u herders geven naar mijn hart” (Jer. 3, 15)[b:Jer. 3, 15] en zij hebben hun pastorale inzet voor het bevorderen van de roepingen en voor de vorming van de priesters hernieuwd, in het besef dat de toekomst van de Kerk, haar ontwikkeling en haar universele heilszending, daarvan afhangen. Ik herneem nu het rijke erfgoed van de overwegingen, richtlijnen en aanwijzingen, die het werk van de synodevaders voorbereid en begeleid hebben. Door deze apostolische exhortatie verenig ik mijn stem als bisschop van Rome en opvolger van Petrus met hun stem en ik richt haar tot het hart van alle gelovigen en van ieder van hen, in het bijzonder tot het hart van de priesters en van hen die belast zijn met de delicate taak van hun vorming. Ja, ik wil alle priesters, zowel de diocesane als de religieuze, en ieder van hen ontmoeten door deze exhortatie. Met de stem en het hart van de synodevaders maak ik de woorden en de gevoelens van de “slotboodschap van de synode aan het volk Gods[2568]” tot mijne: “Met een dankbaar gemoed en vol bewondering richten wij ons tot u die onze eerste medewerkers zijt in de apostolische dienst. Uw werk is werkelijk noodzakelijk en onvervangbaar in de Kerk. U draagt de last van de priesterlijke bediening en onderhoudt het dagelijks contact met de gelovigen. U bent bedienaars van de Eucharistie, beheerders van de goddelijke barmhartigheid in het sacrament van de boete, vertroosters van de zielen, gidsen van alle gelovigen in de stormachtige moeilijkheden van het leven. Wij groeten u van ganser harte, betuigen u onze dankbaarheid en sporen u aan om met een blij en bereidwillig gemoed te volharden in dit leven. Geeft niet toe aan moedeloosheid. Ons werk is niet het onze maar dat van God. Hij die ons geroepen en gezonden heeft blijft met ons alle dagen van ons leven. Wij werken immers in opdracht van Christus”. 15[[2568]]

Referenties naar alinea 4: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media