Ecclesiam Suam
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Ecclesiam Suam
Over de Kerk
Paus Paulus VI
6 augustus 1964
Pauselijke geschriften - Encyclieken
1964, Katholiek Archief, 19e jrg. nr 42/43 pag 1077-1149
Vert. uit het Latijn
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
6 augustus 1964
Katholiek Archief
22 november 2024
91
nl
Referenties naar dit document: 37
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
1
ENCYCLIEK AAN ZIJN EERBIEDWAARDIGE BROEDERS, PATRIARCHEN, PRIMATEN, AARTSBISSCHOPPEN, BISSCHOPPEN EN ANDERE PLAATSELIJKE ORDINARII, DIE VREDE EN GEMEENSCHAP MET DE APOSTOLISCHE STOEL ONDERHOUDEN, AAN DE GEESTELIJKHEID EN DE GELOVIGEN VAN DE GEHELE WERELD, EN AAN ALLE MENSEN VAN GOEDE WIL
Eerbiedwaardige Broeders en dierbare Zonen, onze groet en apostolische ZegenDe Kerk is door Jezus Christus gesticht met de bedoeling dat zij voor alle mensen een welwillende moeder zou zijn en de uitdeelster van het heil. Het valt daarom niet te verwonderen dat zij steeds de bijzondere liefde en buitengewone toewijding heeft ondervonden van allen, aan wie de ijver voor de eer van de hoogste God en het eeuwig welzijn van de mensen ter harte gaan. Onder hen hebben zich vanzelfsprekend de plaatsvervangers van Christus op aarde, een ontelbaar aantal bisschoppen en priesters en een bewonderenswaardige menigte heilige Christenen onderscheiden.
Referenties naar alinea 1: 1
Opdat het duidelijk is dat Christus en niemand anders de Kerk leidt en redt ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Iedereen zal het daarom redelijk vinden dat wij bij de uitgave van onze eerste Encycliek, nadat wij door het ondoorgrondelijk besluit van God tot het hoogste Bisschopsambt geroepen werden, onze liefdevolle en eerbiedige aandacht als vanzelf richten op de Kerk.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Wat is de bedoeling van deze Encycliek
Daarom nemen wij hier de taak op ons alle mensen steeds meer duidelijk te maken, hoe belangrijk het voor de mensheid is en hoezeer het de Katholieke Kerk ter harte gaat, dat zij beide elkaar ontmoeten, leren kennen en hoogachten.
Daarom nemen wij hier de taak op ons alle mensen steeds meer duidelijk te maken, hoe belangrijk het voor de mensheid is en hoezeer het de Katholieke Kerk ter harte gaat, dat zij beide elkaar ontmoeten, leren kennen en hoogachten.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Door de welwillendheid van God hebben wij vorig jaar op het feest van de H. Aartsengel Michaël bij het begin van de tweede zitting van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie[d:4] het voorrecht gehad ons persoonlijk tot U te richten op een samenkomst in de basiliek van Sint Pieter. Wij hebben toen gezegd, dat wij het plan hadden, volgens de gewoonte van iedere Paus bij het begin van zijn pontificaat, ook schriftelijk een vaderlijk en broederlijk woord tot U te richten. Wij wilden enige gedachten meedelen, die zich in onze geest opdringen en in de praktijk zeer nuttig lijken als leidraad voor de aanvang van onze taak als Paus.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
In feite is het echter moeilijk zulke gedachten uit te drukken, omdat wij die moeten putten uit een zorgvuldige overweging van de goddelijke leer, indachtig het woord van Christus: "Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem die Mij gezonden heeft". (Joh. 7, 16)[b:Joh. 7, 16] Bovendien is het nodig deze gedachten aan te passen aan de tegenwoordige toestand van de Kerk, nu naar binnen haar leven door langdurige beproeving zeer sterk is en tegelijkertijd naar buiten haar krachten zich intensief richten op het apostolaat. Tenslotte mag ons niet de tegenwoordige toestand ontgaan van de mensheid, waarop onze zending gericht is.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Wat het niet bedoeld
Toch is het niet onze bedoeling iets nieuws naar voren te brengen of volledig te zijn; daartoe dient de toegewijde inspanning van het Oecumenisch Concilie[d:4]. Dat werk willen wij met onze eenvoudige, geschreven toespraak allerminst verstoren, maar veeleer prijzen en aanmoedigen.
Toch is het niet onze bedoeling iets nieuws naar voren te brengen of volledig te zijn; daartoe dient de toegewijde inspanning van het Oecumenisch Concilie[d:4]. Dat werk willen wij met onze eenvoudige, geschreven toespraak allerminst verstoren, maar veeleer prijzen en aanmoedigen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Bij de uitgave van deze Encycliek is het niet ons voornemen een plechtig stuk samen te stellen, vooral ter behandeling van hoofdstukken uit de katholieke leer; ook willen wij niet bepaalde leerstellingen van morele of sociologische aard meedelen, maar U een eenvoudig bericht sturen, zoals tussen broeders en huisgenoten past. Wij willen immers met dit schrijven slechts overeenkomstig onze plicht ons hart voor U openleggen, om aan de gemeenschap van geloof en liefde, die tussen ons gelukkig bestaat, een steeds sterkere binding en grotere vreugde te geven. Zo willen wij onze pastorale waakzaamheid dagelijks vergroten, de zittingen van het Oecumenisch Concilie[d:4] vruchtbaarder maken en ook enkele leerstellige en praktische beginselen beter in het licht stellen. Zij kunnen goed dienen als richtlijn voor de geestelijke en apostolische activiteit van de kerkelijke overheid en van hen die haar gehoorzaamheid verschuldigd zijn en medewerking verlenen of althans voor haar activiteit een welwillende belangstelling tonen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Drievoudige zorg van de Kerk
8
Zonder enige aarzeling zeggen wij U, eerbiedwaardige Broeders, dat vooral drie gedachten ons bezig houden bij het overzien van de zeer verheven taak, die de goddelijke Voorzienigheid ons tegen onze verlangens en zonder onze verdiensten heeft opgedragen: het besturen van de Kerk van Christus. Want Zij heeft ons aangesteld tot bisschop van Rome en dus tot opvolger van de heilige apostel Petrus, de sleuteldrager van het Rijk der Hemelen en plaatsbekleder van Christus, die Petrus tot de eerste herder over Zijn gehele kudde heeft aangesteld.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Diepere zelfkennis noodzakelijk
In de eerste plaats hebben wij de overtuiging dat de Kerk een grondig zelfonderzoek nodig heeft. Zij moet haar eigen mysterie overwegen. Voor haar eigen onderricht en bemoediging moet zij dieper doordringen in de leer over haar oorsprong, haar wezen, de uitvoering van haar zending en over haar doel. Deze leer is haar weliswaar reeds bekend en zij is in de vorige eeuw ontwikkeld en verbreid, maar men kan zeggen dat zij toch nooit voldoende bestudeerd en begrepen is. Zij bevat immers "de volvoering van het Geheim, dat van de eeuwen her verborgen gebleven is in God... om door middel van de Kerk bekend te worden" (Ef. 3, 9-10)[[b:Ef. 3, 9-10]], dat wil zeggen de schat van Gods verborgen plannen, die door toedoen van de Kerk moeten worden uiteengezet. Want dit leerstuk wekt heden meer dan andere de aandachtige belangstelling van ieder mens, die zich voorgenomen heeft Christus trouw te volgen, en dan toch des te meer van hen, die, zoals gij, eerbiedwaardige Broeders, en wij "door de Heilige Geest zijn aangesteld als opzieners om de Kerk van God te weiden". (Hand. 20, 28)[[b:Hand. 20, 28]]
In de eerste plaats hebben wij de overtuiging dat de Kerk een grondig zelfonderzoek nodig heeft. Zij moet haar eigen mysterie overwegen. Voor haar eigen onderricht en bemoediging moet zij dieper doordringen in de leer over haar oorsprong, haar wezen, de uitvoering van haar zending en over haar doel. Deze leer is haar weliswaar reeds bekend en zij is in de vorige eeuw ontwikkeld en verbreid, maar men kan zeggen dat zij toch nooit voldoende bestudeerd en begrepen is. Zij bevat immers "de volvoering van het Geheim, dat van de eeuwen her verborgen gebleven is in God... om door middel van de Kerk bekend te worden" (Ef. 3, 9-10)[[b:Ef. 3, 9-10]], dat wil zeggen de schat van Gods verborgen plannen, die door toedoen van de Kerk moeten worden uiteengezet. Want dit leerstuk wekt heden meer dan andere de aandachtige belangstelling van ieder mens, die zich voorgenomen heeft Christus trouw te volgen, en dan toch des te meer van hen, die, zoals gij, eerbiedwaardige Broeders, en wij "door de Heilige Geest zijn aangesteld als opzieners om de Kerk van God te weiden". (Hand. 20, 28)[[b:Hand. 20, 28]]
Referenties naar alinea 9: 2
Mirificus eventus ->=geentekst=Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Uit dit duidelijk en vurig zelfbewustzijn van de Kerk volgt een spontaan verlangen het ideaalbeeld, dat Christus voor zijn Kerk als Zijn heilige en onbesmette Bruid heeft gewild (Ef. 5, 27)[[b:Ef. 5, 27]], te vergelijken met haar feitelijk gelaat, dat zich tegenwoordig aan onze ogen voordoet. Door Gods genade toont dit gelaat inderdaad de trekken, die haar goddelijke Stichter daarin beeft geprent en die in de loop der eeuwen van de Heilige Geest een levendiger uitdrukking gekregen hebben. Zij moeten daardoor steeds meer aan de oorspronkelijke opzet van haar Stichter beantwoorden en tevens aan de aard en het karakter van de mensheid, die de Kerk door de verkondiging van het Evangelie voor zich tracht te winnen. Toch is zo'n gelaat nooit zo volmaakt, aantrekkelijk, heilig en stralend, dat men kan zeggen dat het aan de oorspronkelijke opzet van zijn Ontwerper volledig beantwoordt.
Referenties naar alinea 10: 1
Evangelii Gaudium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Vernieuwing is onvermijdelijk
Hieruit volgt dat de Kerk met een sterke en vurige geestdrift haar eigen vernieuwing nastreeft, een verbetering dus van de fouten, die haar leden toegelaten hebben en die door haar zelfkennis, als in de spiegel van haar voorbeeld Christus, worden aangewezen en veroordeeld. Hier hebt Gij dan, eerbiedwaardige Broeders, de inhoud van de tweede gedachte, die ons bezig houdt: de leden van de Kerk moeten het tot hun taak rekenen hun fouten te verbeteren en naar grotere volmaaktheid te streven; bedachtzaam moet zij de middelen kiezen om de genoemde vernieuwing te bereiken. Deze gedachte delen wij U mee, niet alleen om met meer moed over te gaan tot het doorvoeren van de nodige verbeteringen, maar ook om van U bij zo'n delicate en moeilijke onderneming instemming, raad en hulp te ontvangen.
Hieruit volgt dat de Kerk met een sterke en vurige geestdrift haar eigen vernieuwing nastreeft, een verbetering dus van de fouten, die haar leden toegelaten hebben en die door haar zelfkennis, als in de spiegel van haar voorbeeld Christus, worden aangewezen en veroordeeld. Hier hebt Gij dan, eerbiedwaardige Broeders, de inhoud van de tweede gedachte, die ons bezig houdt: de leden van de Kerk moeten het tot hun taak rekenen hun fouten te verbeteren en naar grotere volmaaktheid te streven; bedachtzaam moet zij de middelen kiezen om de genoemde vernieuwing te bereiken. Deze gedachte delen wij U mee, niet alleen om met meer moed over te gaan tot het doorvoeren van de nodige verbeteringen, maar ook om van U bij zo'n delicate en moeilijke onderneming instemming, raad en hulp te ontvangen.
Referenties naar alinea 11: 1
Evangelii Gaudium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Dialoog uitbreiden
Uit deze twee gedachten van ons, en zeker ook van U, volgt vanzelf de derde: zij betreft de betrekkingen die de Kerk moet onderhouden met de hele wereld die haar omringt en te midden waarvan zij leeft en haar werk verricht.
Uit deze twee gedachten van ons, en zeker ook van U, volgt vanzelf de derde: zij betreft de betrekkingen die de Kerk moet onderhouden met de hele wereld die haar omringt en te midden waarvan zij leeft en haar werk verricht.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Een gedeelte van die wereld heeft, zoals ieder weet, het christelijk geloof diep in zich opgenomen en daaruit zoveel kracht en rechtschapenheid geput dat ieder volk dikwijls - ook al waardeert het dat niet ten volle - het beste van zijn cultuurbezit aan dit geloof te danken heeft; maar daarna hebben zij zich in de laatste eeuwen van de christelijke stam van bun beschaving afgescheiden en verwijderd. Het andere deel van de mensheid, en wel het grootste in deze wereld, strekt zich uit over het onafzienbare gebied van de jonge volkeren. In dit geheel van de mensheid heeft de Kerk echter niet één, maar honderd mogelijkheden van contact met anderen. Daarvan zijn er sommige werkelijk open en zelfs gemakkelijk, andere delicaat en gecompliceerd; tenslotte staat een zeer groot aantal helaas geheel afwijzend tegenover een vriendschappelijk gesprek.
Referenties naar alinea 13: 1
Tot de Kardinalen bij gelegenheid van het uitwisselen van Kerstwensen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Hier stelt zich dus voor de Kerk het probleem van het aangaan van een dialoog met de moderne mens. Het zal de taak van het Concilie zijn het probleem in zijn omvang en ingewikkeldheid vast te stellen en er naar vermogen een redelijk goede oplossing aan te geven. De noodzaak dit probleem op te lossen legt zo'n druk op onze geest, een prikkel en als het ware een innerlijke drang, dat het naar onze mening goed is dit voor ons zelf en ook voor U, eerbiedwaardige Broeders, enigszins te verklaren, want Gij hebt deze bezorgde ervaring niet minder dan wij. Daardoor zullen wij beter voorbereid zijn op de discussies en beraadslagingen die volgens ons allen over zo'n ernstige en ingewikkelde materie op het Concilie behoren te worden gehouden.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Uit de samenvatting die wij tot hier toe van onze Encycliek gegeven hebben, hebt Gij gemakkelijk begrepen, dat wij niet van plan zijn hierin alle zware en dringende problemen te behandelen, die tegenwoordig voor de mensheid evenzeer als voor de Kerk in het brandpunt staan, zoals:
- de Internationale vrede en de sociale vrede;
- het gebrek en de honger, die ook nu grote mensenmassa's treffen;
- de opgang van jonge volkeren naar vrijheid en ontwikkeling;
- de vergelijking van stromingen in het moderne denken met de christelijke cultuur;
- de moeilijke omstandigheden van zoveel volkeren en zo grote delen van de Kerk, waar men te kort doet aan de rechten van de vrije burger en de menselijke persoon;
- de moraalproblemen die verband houden met het toenemend aantal geboorten, en dergelijke meer.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Vrede een zaak van speciale urgentie
Toch moeten wij hier wel naar voren brengen dat wij ons bewust zijn van de plicht onze volhardende en welwillende aandacht op het grote, algemene probleem van de vrede te richten en daaraan bovendien onze voortdurende, doeltreffende zorg te besteden. Deze zorg wordt bepaald door de omvang van ons ambt en verwerpt daarom ieder tijdelijk eigenbelang en werkelijk politieke overwegingen. Zij is echter gericht op medewerking aan de opvoeding van de mensheid tot een houding en een gedrag, die zich verzetten tegen hevige conflicten, die mensenlevens kosten, en gericht zijn op een rechtvaardige, redelijke en vreedzame regeling van de internationale betrekkingen. Ook zullen wij al onze aandacht en zorg richten op de verkondiging van de hoogste menselijke beginselen, die mateloos egoïsme en zelfzucht - de oorzaak van militaire botsingen - kunnen verminderen. Zo willen wij naar vermogen bijdragen tot een harmonische samenleving en een vruchtbare samenwerking tussen de volkeren. Wij zullen ook, wanneer de gelegenheid zich voordoet, zorgen dat onze hulp niet ontbreekt om strijdende naties tot een eervolle en broederlijke overeenkomst te brengen. Wij vergeten immers nooit dat deze liefdedienst slechts een plicht is, die door de ontwikkeling van de wetenschap en van de internationale instellingen nog dringender wordt in het besef van onze zending in deze wereld. Wij bedoelen onze zending om de mensen in broederlijke liefde te verbinden, zoals dat gevorderd wordt door het rijk van rechtvaardigheid en vrede, dat Christus door Zijn komst in deze wereld gesticht heeft.
Toch moeten wij hier wel naar voren brengen dat wij ons bewust zijn van de plicht onze volhardende en welwillende aandacht op het grote, algemene probleem van de vrede te richten en daaraan bovendien onze voortdurende, doeltreffende zorg te besteden. Deze zorg wordt bepaald door de omvang van ons ambt en verwerpt daarom ieder tijdelijk eigenbelang en werkelijk politieke overwegingen. Zij is echter gericht op medewerking aan de opvoeding van de mensheid tot een houding en een gedrag, die zich verzetten tegen hevige conflicten, die mensenlevens kosten, en gericht zijn op een rechtvaardige, redelijke en vreedzame regeling van de internationale betrekkingen. Ook zullen wij al onze aandacht en zorg richten op de verkondiging van de hoogste menselijke beginselen, die mateloos egoïsme en zelfzucht - de oorzaak van militaire botsingen - kunnen verminderen. Zo willen wij naar vermogen bijdragen tot een harmonische samenleving en een vruchtbare samenwerking tussen de volkeren. Wij zullen ook, wanneer de gelegenheid zich voordoet, zorgen dat onze hulp niet ontbreekt om strijdende naties tot een eervolle en broederlijke overeenkomst te brengen. Wij vergeten immers nooit dat deze liefdedienst slechts een plicht is, die door de ontwikkeling van de wetenschap en van de internationale instellingen nog dringender wordt in het besef van onze zending in deze wereld. Wij bedoelen onze zending om de mensen in broederlijke liefde te verbinden, zoals dat gevorderd wordt door het rijk van rechtvaardigheid en vrede, dat Christus door Zijn komst in deze wereld gesticht heeft.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Maar als wij ons nu beperken tot enkele opmerkingen van methodologische aard over het eigen leven van de Kerk, verliezen wij die grote problemen niet uit het oog. Aan enkele daarvan zal het Concilie[d:4] immers zijn aandacht besteden, en wij zullen ons bij de vervulling van ons apostolisch ambt, als God bezieling geeft en kracht, op de bestudering ervan toeleggen en ze trachten op te lossen.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Zelfonderzoek
18
Tot de taken die de Kerk in deze tijd moet vervullen, behoort naar onze mening noodzakelijk het verwerven van een diepere kennis van zichzelf, van de schat van de waarheid, waarover zij als erfgename en bewaakster is aangesteld, en van de zending die haar in deze wereld is toevertrouwd. Want de Kerk moet thans, voordat zij begint aan de studie van de afzonderlijke problemen en zich bezint op de houding die zij tegenover de menselijke samenleving moet aannemen, nadenken over zichzelf. Zij zal daardoor de goddelijke plannen die zij ten uitvoer moet leggen, beter leren kennen; zij zal meer licht, nieuwe energie en grotere vreugde vinden in het vervullen van haar zending en tenslotte zal zij betere middelen verwerven voor een nauwer, efficiënter en vruchtbaarder contact met de mensengemeenschap, waartoe zij ook zelf behoort, al is zij daarvan door eigen, onmiskenbare karaktertrekken onderscheiden.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Een geloofsact
19
Deze daad van herbezinning door de Kerk lijkt ons geheel in overeenstemming met de wijze die God gekozen heeft om zich aan de mensen te openbaren en met hen in de godsdienstige verhouding te treden die door de Kerk wordt verwezenlijkt en tegelijk in de Kerk haar uitdrukking vindt. Want als de goddelijke openbaring "vele malen en op velerlei wijzen" (Hebr. 1, 1)[b:Hebr. 1, 1] tot stand is gekomen en steunt op historisch betrouwbare menselijke feiten, dan is zij toch in het menselijk leven doorgedrongen met de middelen die eigen zijn aan het menselijk woord en de genade van God. Aan deze genade worden de mensen innerlijk deelachtig door het aanhoren van de heilsboodschap en de daarop volgende geloofsact, die het begin vormt van onze rechtvaardigmaking.
Referenties naar alinea 19: 1
Evangelii Gaudium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
De waakzaamheid van de trouwe volgelingen van de Heer. Wij willen ons bezinnen op de oorsprong en het wezen van de nieuwe, vitale betrekkingen die de godsdienst van Christus tot stand gebracht heeft tussen God en de mens. En wij zouden wensen dat deze bezinning de betekenis krijgt van een act van volgzame instemming met de woorden die onze goddelijke Leraar tot Zijn toehoorders gericht heeft en vooral tot Zijn leerlingen, onder wie ook wij met het volste recht nu Ons zelf gaarne rekenen. Uit de talrijke aansporingen, die Christus onze Heer met aandrang en herhaaldelijk tot Zijn leerlingen gericht heeft, zouden wij de waarschuwing willen vermelden, waarvan allen, die trouwe volgelingen van Christus willen zijn, ook thans de kracht moeten erkennen: wij bedoelen die van de christelijke waakzaamheid.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
De aansporing van Christus tot waakzaamheid
Inderdaad moet deze waarschuwing van onze Leraar in de eerste plaats verstaan worden van de waakzaamheid van de mens voor zijn levenseinde, dat hem vroeg of laat treft. Maar juist omdat deze waakzaamheid altijd actief moet zijn in het bewustzijn van de trouwe dienaar, moet zij het zedelijk gedrag bepalen, en dus de levenswijze, die de christen in deze wereld eigen dient te zijn.
De oproep van onze Heer tot waakzaamheid heeft echter ook betrekking op gebeurtenissen die nabij kunnen zijn, namelijk de gevaren en bekoringen, die het zedelijk gedrag bederven en de mens van het juiste pad afbrengen. (Mt. 26, 41)[[b:Mt. 26, 41]] Daarom vindt men in het Evangelie gemakkelijk een ononderbroken aansporing tot een hoogstaand denken en handelen. Was dit niet juist het onderwerp van de prediking van Johannes de Doper, waarmee in het Evangelie het openbare leven van Jezus Christus begint? En heeft ook Jezus Christus de mensen niet uitgenodigd het Rijk van God innerlijk te aanvaarden? (Lc. 17, 21)[[b:Lc. 17, 21]] Christus roept zowel het psychologisch als het zedelijk besef tot hun volheid als voorwaarde voor de mens om de goddelijke gaven van waarheid en genade te ontvangen op een wijze die aan zijn waardigheid is aangepast. En het bewustzijn van de leerling zorgt, dat hij zich later herinnert (Mt. 26, 75; Lc. 24, 8; Joh. 14, 26; Joh. 16, 4)[[b:Mt. 26, 75; Lc. 24, 8; Joh. 14, 26; Joh. 16, 4]] wat Jezus geleerd heeft en wat met Hem is geschied. Tot rijpheid gekomen zal deze kennis de geest doen begrijpen, wie Jezus geweest is en wat Hij geleerd heeft en tot stand gebracht.
Inderdaad moet deze waarschuwing van onze Leraar in de eerste plaats verstaan worden van de waakzaamheid van de mens voor zijn levenseinde, dat hem vroeg of laat treft. Maar juist omdat deze waakzaamheid altijd actief moet zijn in het bewustzijn van de trouwe dienaar, moet zij het zedelijk gedrag bepalen, en dus de levenswijze, die de christen in deze wereld eigen dient te zijn.
De oproep van onze Heer tot waakzaamheid heeft echter ook betrekking op gebeurtenissen die nabij kunnen zijn, namelijk de gevaren en bekoringen, die het zedelijk gedrag bederven en de mens van het juiste pad afbrengen. (Mt. 26, 41)[[b:Mt. 26, 41]] Daarom vindt men in het Evangelie gemakkelijk een ononderbroken aansporing tot een hoogstaand denken en handelen. Was dit niet juist het onderwerp van de prediking van Johannes de Doper, waarmee in het Evangelie het openbare leven van Jezus Christus begint? En heeft ook Jezus Christus de mensen niet uitgenodigd het Rijk van God innerlijk te aanvaarden? (Lc. 17, 21)[[b:Lc. 17, 21]] Christus roept zowel het psychologisch als het zedelijk besef tot hun volheid als voorwaarde voor de mens om de goddelijke gaven van waarheid en genade te ontvangen op een wijze die aan zijn waardigheid is aangepast. En het bewustzijn van de leerling zorgt, dat hij zich later herinnert (Mt. 26, 75; Lc. 24, 8; Joh. 14, 26; Joh. 16, 4)[[b:Mt. 26, 75; Lc. 24, 8; Joh. 14, 26; Joh. 16, 4]] wat Jezus geleerd heeft en wat met Hem is geschied. Tot rijpheid gekomen zal deze kennis de geest doen begrijpen, wie Jezus geweest is en wat Hij geleerd heeft en tot stand gebracht.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
De geboorte van de Kerk en haar verlichting met de kennis van haar goddelijke zending zijn de twee karakteristieke gebeurtenissen van het Pinksterfeest; zij vonden op hetzelfde ogenblik plaats en zullen ook in de toekomst samen voortgang maken. De Kerk zal immers vooruitgaan in haar organisatie, in haar bestuur, in het gemeenschappelijk leven van haar gelovigen en tegelijk steeds meer in de kennis van haar zending, van haar ondoorgrondelijk wezen, van haar leer en van de opdracht die zij moet volbrengen volgens de wens van de Apostel: "En dit is mijn bede: moge Uw liefde steeds meer toenemen in helder inzicht en fijngevoeligheid". (Fil. 1, 9)[b:Fil. 1, 9]
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Hernieuwde belijdenis van het geloof
Nog op een andere wijze kunnen wij deze aansporing formuleren; en wij richten die tot ieder van U, eerbiedwaardige Broeders, tot hen die aan Uw zorgen zijn toevertrouwd en daarom onder Uw en onder ons toezicht staan, en ook tot de gemeenschap van de gelovigen in haar geheel, dat is tot de Kerk. Wij sporen allen aan tot een bewuste, levendige en vurige geloofsact in Jezus Christus, onze Heer. Ons godsdienstig leven moeten wij thans vorm geven door een geloofsbelijdenis die krachtig en overtuigd is, zij het ook altijd nederig en sidderend, zoals volgens het Evangelie van Johannes die van de blindgeborene was, van wie Jezus Christus met een even grote goedheid als macht de ogen geopend heeft: "Heer, ik geloof"; (Joh. 9, 38)[b:Joh. 9, 38] of zoals die van Martha volgens hetzelfde Evangelie: "Ja, Heer, ik geloof vast dat Gij de Christus zijt, de Zoon van God, die in de wereld komt"; (Joh. 11, 27)[b:Joh. 11, 27] of zoals die van Simon, later Petrus genoemd, in de ons zo dierbare formulering: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God" (Mt. 16, 16)[b:Mt. 16, 16].
Maar waarom durven wij U uit te nodigen tot deze daad van kerkelijk zelfbewustzijn en tot deze uitdrukkelijke, zij het slechts innerlijke geloofsbelijdenis?
Nog op een andere wijze kunnen wij deze aansporing formuleren; en wij richten die tot ieder van U, eerbiedwaardige Broeders, tot hen die aan Uw zorgen zijn toevertrouwd en daarom onder Uw en onder ons toezicht staan, en ook tot de gemeenschap van de gelovigen in haar geheel, dat is tot de Kerk. Wij sporen allen aan tot een bewuste, levendige en vurige geloofsact in Jezus Christus, onze Heer. Ons godsdienstig leven moeten wij thans vorm geven door een geloofsbelijdenis die krachtig en overtuigd is, zij het ook altijd nederig en sidderend, zoals volgens het Evangelie van Johannes die van de blindgeborene was, van wie Jezus Christus met een even grote goedheid als macht de ogen geopend heeft: "Heer, ik geloof"; (Joh. 9, 38)[b:Joh. 9, 38] of zoals die van Martha volgens hetzelfde Evangelie: "Ja, Heer, ik geloof vast dat Gij de Christus zijt, de Zoon van God, die in de wereld komt"; (Joh. 11, 27)[b:Joh. 11, 27] of zoals die van Simon, later Petrus genoemd, in de ons zo dierbare formulering: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God" (Mt. 16, 16)[b:Mt. 16, 16].
Maar waarom durven wij U uit te nodigen tot deze daad van kerkelijk zelfbewustzijn en tot deze uitdrukkelijke, zij het slechts innerlijke geloofsbelijdenis?
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
De redenen hiervoor zijn talrijk en naar onze mening komen zij alle voort uit de bijzondere omstandigheden, waarin zich de Kerk thans bevindt.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De huidige staat van de Kerk
25
De Kerk moet nadenken over zichzelf en zij moet voelen dat zij een krachtig leven bezit. Zij moet naar een grotere zelfkennis streven, als zij haar zending wil vervullen en aan de wereld de boodschap van redding en broederliefde wil brengen. Zij moet Christus in zichzelf ervaren, volgens het woord van de apostel Paulus: "Dat Christus door het geloof in uw hart Zijn intrek neemt". (Ef. 3, 17)[b:Ef. 3, 17]
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Diep geworteld in een veranderende wereld
Iedereen weet dat de Kerk vervlochten is met de maatschappij, daarvan deel uitmaakt, daaruit haar leden krijgt, daaraan kostbare cultuurschatten ontleent, daarvan de wisselvalligheden ondergaat en de welvaart bevordert. Men weet ook dat de mensheid in deze tijd op weg is naar wijzigingen, omwentelingen en ontwikkelingen, die niet alleen haar uiterlijke levensgewoonten maar ook haar manier van denken grondig veranderen. De opvattingen van de mensen, hun beschaving en hun geestesgesteldheid ondergaan diepe wijzigingen door de grote wetenschappelijke, technische en sociale vooruitgang, en door de wijsgerige en politieke stromingen, die overal in de maatschappij doordringen.
Als de golven van de zee omringt en schokt dit alles de Kerk. De mensen, die zich aan de leiding van de Kerk toevertrouwen, ondervinden sterk de invloed van dit klimaat in de wereld. Het gevolg is dat een dreigend gevaar voor duizeling, bedwelming en verwarring de stevigheid van het kerkelijk organisme kan doen schudden. Veel mensen brengt dit tot het aanvaarden van de vreemdste opvattingen, alsof de Kerk zichzelf zou moeten verloochenen en geheel nieuwe en onverwachte levensnormen zou moeten invoeren. Vormt bijvoorbeeld het modernisme, dat wij thans nog zien opleven in sommige vormen van godsdienstig leven die met de ware katholieke godsdienst onverenigbaar zijn, niet een periode van verdrukking, die op de zuivere leer en regels van Christus' Kerk is uitgeoefend door psychologisch-culturele strevingen die de profane wereld eigen zijn?
Als doeltreffende bescherming tegen deze talrijke gevaren, die van verschillende kanten dreigen, bestaat naar onze mening een geschikt geneesmiddel, als de Kerk een dieper zelfbewustzijn tracht te krijgen en beter weet, wat zij in werkelijkheid is volgens de bedoeling van Jezus Christus. Deze bedoeling wordt in de Heilige Schrift en de apostolische traditie volledig bewaard en, zoals wij weten, door de kerkelijke traditie uitgelegd en verklaard in het licht en onder de leiding van de Heilige Geest. Hij is, als wij Zijn steun inroepen en naar Hem luisteren, altijd tot hulp bereid om de belofte van Christus geheel in vervulling te doen gaan: "Maar de Helper, de Heilige Geest, die de Vader in Mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen, wat Ik u heb gezegd". (Joh. 14, 26)[b:Joh. 14, 26]
Iedereen weet dat de Kerk vervlochten is met de maatschappij, daarvan deel uitmaakt, daaruit haar leden krijgt, daaraan kostbare cultuurschatten ontleent, daarvan de wisselvalligheden ondergaat en de welvaart bevordert. Men weet ook dat de mensheid in deze tijd op weg is naar wijzigingen, omwentelingen en ontwikkelingen, die niet alleen haar uiterlijke levensgewoonten maar ook haar manier van denken grondig veranderen. De opvattingen van de mensen, hun beschaving en hun geestesgesteldheid ondergaan diepe wijzigingen door de grote wetenschappelijke, technische en sociale vooruitgang, en door de wijsgerige en politieke stromingen, die overal in de maatschappij doordringen.
Als de golven van de zee omringt en schokt dit alles de Kerk. De mensen, die zich aan de leiding van de Kerk toevertrouwen, ondervinden sterk de invloed van dit klimaat in de wereld. Het gevolg is dat een dreigend gevaar voor duizeling, bedwelming en verwarring de stevigheid van het kerkelijk organisme kan doen schudden. Veel mensen brengt dit tot het aanvaarden van de vreemdste opvattingen, alsof de Kerk zichzelf zou moeten verloochenen en geheel nieuwe en onverwachte levensnormen zou moeten invoeren. Vormt bijvoorbeeld het modernisme, dat wij thans nog zien opleven in sommige vormen van godsdienstig leven die met de ware katholieke godsdienst onverenigbaar zijn, niet een periode van verdrukking, die op de zuivere leer en regels van Christus' Kerk is uitgeoefend door psychologisch-culturele strevingen die de profane wereld eigen zijn?
Als doeltreffende bescherming tegen deze talrijke gevaren, die van verschillende kanten dreigen, bestaat naar onze mening een geschikt geneesmiddel, als de Kerk een dieper zelfbewustzijn tracht te krijgen en beter weet, wat zij in werkelijkheid is volgens de bedoeling van Jezus Christus. Deze bedoeling wordt in de Heilige Schrift en de apostolische traditie volledig bewaard en, zoals wij weten, door de kerkelijke traditie uitgelegd en verklaard in het licht en onder de leiding van de Heilige Geest. Hij is, als wij Zijn steun inroepen en naar Hem luisteren, altijd tot hulp bereid om de belofte van Christus geheel in vervulling te doen gaan: "Maar de Helper, de Heilige Geest, die de Vader in Mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen, wat Ik u heb gezegd". (Joh. 14, 26)[b:Joh. 14, 26]
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Dit kunnen wij ook zeggen van de dwalingen die zich binnen de Kerk zelf voordoen. Daarin vallen degenen, die slechts een onvolledige kennis hebben van de Kerk en haar zending en niet voldoende rekening houden met de goddelijke openbaring en het leergezag dat door Christus zelf is ingesteld.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Het bewustzijn in de moderne geestesgesteldheid
Overigens is deze behoefte zich te bezinnen op reeds gekende waarheden om die in de innerlijke spiegel van de eigen geest te beschouwen, karakteristiek voor de geestesgesteldheid van de moderne mens. Zijn geest buigt zich graag over zichzelf en geniet dan van de zekerheid en de klaarheid in het licht van zijn eigen zelfbewustzijn. Men moet toegeven dat deze gewoonte niet vrij is van ernstige gevaren. Beroemde wijsgerige stromingen hebben deze activiteit van het menselijk verstand onderzocht en verheerlijkt; zij hebben haar de definitieve en hoogste werkwijze genoemd en zelfs de maat en de bron van de werkelijkheid en zij zijn zover gegaan dat zij tot duistere, treurige, tegenstrijdige en volkomen onjuiste conclusies gekomen zijn. Dit neemt zeker niet weg dat de opvoeding tot het zoeken van de waarheid die zich in het diepst van het bewustzijn weerspiegelt, op zich hoog te waarderen valt en tegenwoordig voor een verfijnde uiting van de moderne geestescultuur wordt gehouden. Het is zelfs mogelijk dat deze oefening van het bewustzijn, als zij goed verbonden is met een vorming van de geest om de waarheid te ontdekken waar die samenvalt met het objectieve zijn, aan de mens die zich daaraan wijdt, steeds meer zijn eigen bestaanswijze, zijn geestelijke waardigheid en zijn vermogen tot kennen en handelen openbaart.
Overigens is deze behoefte zich te bezinnen op reeds gekende waarheden om die in de innerlijke spiegel van de eigen geest te beschouwen, karakteristiek voor de geestesgesteldheid van de moderne mens. Zijn geest buigt zich graag over zichzelf en geniet dan van de zekerheid en de klaarheid in het licht van zijn eigen zelfbewustzijn. Men moet toegeven dat deze gewoonte niet vrij is van ernstige gevaren. Beroemde wijsgerige stromingen hebben deze activiteit van het menselijk verstand onderzocht en verheerlijkt; zij hebben haar de definitieve en hoogste werkwijze genoemd en zelfs de maat en de bron van de werkelijkheid en zij zijn zover gegaan dat zij tot duistere, treurige, tegenstrijdige en volkomen onjuiste conclusies gekomen zijn. Dit neemt zeker niet weg dat de opvoeding tot het zoeken van de waarheid die zich in het diepst van het bewustzijn weerspiegelt, op zich hoog te waarderen valt en tegenwoordig voor een verfijnde uiting van de moderne geestescultuur wordt gehouden. Het is zelfs mogelijk dat deze oefening van het bewustzijn, als zij goed verbonden is met een vorming van de geest om de waarheid te ontdekken waar die samenvalt met het objectieve zijn, aan de mens die zich daaraan wijdt, steeds meer zijn eigen bestaanswijze, zijn geestelijke waardigheid en zijn vermogen tot kennen en handelen openbaart.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Zelf-onderzoek al een eind op weg
Men weet ook dat de Kerk in de laatste tijd zich met meer ijver is gaan toeleggen op het bestuderen van zichzelf. Bijdragen tot dit werk hebben uitstekende geleerden, grote en diepzinnige geesten, gezaghebbende theologische scholen, bewegingen voor pastoraal en missie, belangwekkende godsdienstige experimenten en vooral gedenkwaardige pauselijke leerstukken geleverd.
Men weet ook dat de Kerk in de laatste tijd zich met meer ijver is gaan toeleggen op het bestuderen van zichzelf. Bijdragen tot dit werk hebben uitstekende geleerden, grote en diepzinnige geesten, gezaghebbende theologische scholen, bewegingen voor pastoraal en missie, belangwekkende godsdienstige experimenten en vooral gedenkwaardige pauselijke leerstukken geleverd.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Het zou te ver voeren om ook maar in het kort de overvloedige theologische literatuur over de Kerk te vermelden die uit haar midden in de 19e en de 20ste eeuw is voortgekomen. Het zou ook te ver voeren om alle documenten over zo'n veelomvattend en belangrijk onderwerp te vermelden die van het katholiek Episcopaat en van de Apostolische Stoel zijn uitgegaan. Sinds het Concilie van Trente[d:21] getracht heeft de schade te herstellen van de crisis die in de zestiende eeuw veel leden van de Kerk heeft afgescheiden, heeft de leer over de Kerk gezagvolle beoefenaars gevonden en zich bijgevolg sterk ontwikkeld.
Het zij voldoende hier te verwijzen naar de leer van het Eerste Vaticaans Oecumenisch Concilie[d:217] over dit onderwerp, om te laten zien hoe nodig het is dat zielzorgers en leraren, maar ook de katholieken en alle christenen, hun aandacht richten op de leer over de Kerk en daarbij stilstaan als bij een noodzakelijke onderbreking op de weg naar Christus en heel Zijn werk. En als het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie[d:4] slechts de voortzetting en voltooiing van het eerste genoemd is, dan is dit juist vanwege de verplichting die erop rust de leer over de Kerk opnieuw te onderzoeken en vast te leggen.
Om kort te zijn willen wij hierop niet verder ingaan, want deze stof is U goed bekend uit de catechese en de spiritualiteit, die thans wijd in de Kerk verbreid zijn.
Toch moeten wij althans twee documenten met bijzondere lof vermelden, de Encycliek Satis Cognitum[638] van Paus Leo XIII uit 1896 en de Encycliek Mystici Corporis Christi[433] van Paus Pius XII uit 1943. Deze documenten bieden ons een uitgebreide en heldere leer over die goddelijke instelling, waardoor Christus Zijn verlossingswerk op aarde voortzet en waarover wij hier spreken. Het zij voldoende hier slechts te herinneren aan de aanvangswoorden van het tweede pauselijke document, die in de theologie over de Kerk reeds het hoogste gezag verworven hebben en overvloedige stof bieden voor een geestelijke overweging over dit mysterie van goddelijke barmhartigheid, dat voor ons allen van belang is.
Deze meesterlijke woorden van onze grote voorganger luiden: "De leer over het mystieke Lichaam van Christus, dat de Kerk is, stamt oorspronkelijk uit de mond van Onze Verlosser zelf. Zij werpt het volle licht op de nooit volprezen weldaad van onze innigste vereniging met een zo verheven Hoofd. Zij is ongetwijfeld zo heerlijk en voortreffelijk dat zij alle mensen die door de Geest van God bewogen worden, uitnodigt haar te overwegen, hun verstand verlicht en hen krachtig aanzet tot de heilzame werken, die met haar grondregels in overeenstemming zijn". Mystici Corporis Christi, 1[[433|1]]
Het zij voldoende hier te verwijzen naar de leer van het Eerste Vaticaans Oecumenisch Concilie[d:217] over dit onderwerp, om te laten zien hoe nodig het is dat zielzorgers en leraren, maar ook de katholieken en alle christenen, hun aandacht richten op de leer over de Kerk en daarbij stilstaan als bij een noodzakelijke onderbreking op de weg naar Christus en heel Zijn werk. En als het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie[d:4] slechts de voortzetting en voltooiing van het eerste genoemd is, dan is dit juist vanwege de verplichting die erop rust de leer over de Kerk opnieuw te onderzoeken en vast te leggen.
Om kort te zijn willen wij hierop niet verder ingaan, want deze stof is U goed bekend uit de catechese en de spiritualiteit, die thans wijd in de Kerk verbreid zijn.
Toch moeten wij althans twee documenten met bijzondere lof vermelden, de Encycliek Satis Cognitum[638] van Paus Leo XIII uit 1896 en de Encycliek Mystici Corporis Christi[433] van Paus Pius XII uit 1943. Deze documenten bieden ons een uitgebreide en heldere leer over die goddelijke instelling, waardoor Christus Zijn verlossingswerk op aarde voortzet en waarover wij hier spreken. Het zij voldoende hier slechts te herinneren aan de aanvangswoorden van het tweede pauselijke document, die in de theologie over de Kerk reeds het hoogste gezag verworven hebben en overvloedige stof bieden voor een geestelijke overweging over dit mysterie van goddelijke barmhartigheid, dat voor ons allen van belang is.
Deze meesterlijke woorden van onze grote voorganger luiden: "De leer over het mystieke Lichaam van Christus, dat de Kerk is, stamt oorspronkelijk uit de mond van Onze Verlosser zelf. Zij werpt het volle licht op de nooit volprezen weldaad van onze innigste vereniging met een zo verheven Hoofd. Zij is ongetwijfeld zo heerlijk en voortreffelijk dat zij alle mensen die door de Geest van God bewogen worden, uitnodigt haar te overwegen, hun verstand verlicht en hen krachtig aanzet tot de heilzame werken, die met haar grondregels in overeenstemming zijn". Mystici Corporis Christi, 1[[433|1]]
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
De Vaticaanse Concilies
Wij menen dat deze uitnodiging voor ons ook nu nog dringt en wel zo, dat zij aan de grootste noden van de Kerk beantwoordt. Wij willen daarom aan die uitnodiging gevolg geven en haar door deze Encycliek herhalen. Met onze steeds grotere kennis van het mystieke Lichaam zullen wij de goddelijke zin van dit mysterie beter kunnen waarderen. Hierdoor zullen wij onze geest met de krachtigste hulpmiddelen versterken en steeds beter inzetten voor de opdrachten van onze zending en voor de noden van de mensheid. Deze opgave lijkt ons niet moeilijk, wanneer wij letten op de reeds genoemde grote opbloei van studies, die de Kerk tot onderwerp hebben, en van de andere kant bedenken dat de blik van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie[d:4] in het bijzonder daarop gericht is.
Wij stellen het zeer op prijs hier een verdiende lof toe te kennen aan de geleerden die vooral in de laatste jaren in volledige onderwerping aan het kerkelijk leergezag en met groot talent om de leer te onderzoeken en uiteen te zetten, veel moeizame en vruchtbare arbeid besteed hebben aan de studie van de ecclesiologie. Zij hebben niet slechts in de theologische scholen maar in discussies met geleerde en ontwikkelde personen, bij de verdediging en verbreiding van de leer, ook bij de geestelijke verzorging van de gelovigen en in gesprekken met onze afgescheiden broeders talrijke toelichtingen gegeven op de leer over de Kerk, waarvan sommige een hoge waarde en een groot nut bezitten.
Wij menen dat deze uitnodiging voor ons ook nu nog dringt en wel zo, dat zij aan de grootste noden van de Kerk beantwoordt. Wij willen daarom aan die uitnodiging gevolg geven en haar door deze Encycliek herhalen. Met onze steeds grotere kennis van het mystieke Lichaam zullen wij de goddelijke zin van dit mysterie beter kunnen waarderen. Hierdoor zullen wij onze geest met de krachtigste hulpmiddelen versterken en steeds beter inzetten voor de opdrachten van onze zending en voor de noden van de mensheid. Deze opgave lijkt ons niet moeilijk, wanneer wij letten op de reeds genoemde grote opbloei van studies, die de Kerk tot onderwerp hebben, en van de andere kant bedenken dat de blik van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie[d:4] in het bijzonder daarop gericht is.
Wij stellen het zeer op prijs hier een verdiende lof toe te kennen aan de geleerden die vooral in de laatste jaren in volledige onderwerping aan het kerkelijk leergezag en met groot talent om de leer te onderzoeken en uiteen te zetten, veel moeizame en vruchtbare arbeid besteed hebben aan de studie van de ecclesiologie. Zij hebben niet slechts in de theologische scholen maar in discussies met geleerde en ontwikkelde personen, bij de verdediging en verbreiding van de leer, ook bij de geestelijke verzorging van de gelovigen en in gesprekken met onze afgescheiden broeders talrijke toelichtingen gegeven op de leer over de Kerk, waarvan sommige een hoge waarde en een groot nut bezitten.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
Wij vertrouwen er daarom op dat het grote werk van het Concilie de lichtende hulp van de Heilige Geest blijft genieten en tot een goed einde komt. Zo groot is immers de bereidwilligheid om de goddelijke ingevingen op te volgen. Zo vurig is het verlangen een dieper en vollediger onderzoek in te stellen naar de oorspronkelijke gedachten van Christus en hun noodzakelijke en gerechtvaardigde ontwikkeling in de loop der tijden. Zo groot is de bezorgdheid dat de studie van de goddelijke waarheden bijdraagt tot de eenheid van de mensen en niet tot hun verdeeldheid in onvruchtbare discussies en droevige afscheidingen, maar hen juist brengt tot een grotere helderheid en eensgezindheid. Dit zal eer geven aan God, vreugde aan de Kerk en een goed voorbeeld aan de wereld.
Referenties naar alinea 32: 1
Mirificus eventus ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Het toekomstige pad
33
Met opzet zien wij in deze Encycliek af van iedere persoonlijke mening over leerstellige punten die verband houden met de Kerk en ter beoordeling zijn voorgelegd aan het Concilie[d:4], waarover wij tot voorzitter geroepen zijn. Voor het ogenblik willen wij aan zo'n verheven en gezagvolle vergadering de vrijheid laten van onderzoek en discussie. Wij houden ons echter overeenkomstig de apostolische taak van leraar en herder, die wij als hoofd van de Kerk vervullen, het moment en de wijze voor, waarop wij onze mening bekend zullen maken en dan zullen wij zeer blij zijn, indien ons oordeel volledig met dat van de Concilievaders overeenstemt.
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Toch kunnen wij niet voorbijgaan aan een korte vermelding van de resultaten die wij verwachten van het Concilie zelf of van het werk dat de Kerk, zoals wij hierboven gezegd hebben, moet ondernemen om tot een diepere en sterkere zelfkennis te komen. Deze resultaten hebben wij tot doel gesteld aan ons apostolisch ambt, toen wij er de aangename en overstelpende verplichtingen van op ons genomen hebben. Zij vormen als het ware het program van ons pontificaat en dit willen wij U, eerbiedwaardige Broeders, in het kort, maar openhartig meedelen om bij de verwezenlijking ervan gesteund te worden door Uw raad, Uw instemming en Uw medewerking. En terwijl wij onze gedachten voor U ontvouwen, doen wij dit, dunkt ons, voor alle zonen van Gods Kerk. Wij koesteren zelfs de hoop dat de echo van onze stem ook hen bereikt die zich buiten de geopende deuren van Christus' schaapstal bevinden.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
Herontdekken van het Mystieke Lichaam
Als eerste vrucht van een verdiepte zelfkennis bij de Kerk verwachten wij de herontdekking van haar vitale verbondenheid met Christus. De zaak is zeer bekend, maar fundamenteel, onmisbaar en nooit voldoende begrepen, overwogen en genoemd. Wat zouden wij niet moeten zeggen over deze centrale waarheid van heel ons godsdienstig erfgoed? Gelukkig zijt Gij reeds goed van deze leer op de hoogte. Daarom willen wij hieraan op het ogenblik niets toevoegen dan de aansporing deze leer altijd te willen beschouwen als de hoofdzaak en als een leidraad voor Uw geestelijk leven en Uw prediking van het Woord van God.
Meer dan onze aansporing moge die van onze voorganger Pius XII in zijn genoemde Encycliek Mystici Corporis Christi[433] U helpen: "Wij moeten er ons aan gewennen in de Kerk Christus zelf te zien. Het is immers Christus, die in Zijn Kerk leeft, door haar onderwijst, bestuurt en heiligheid verleent. Het is ook Christus, die zich op telkens andere wijzen in de leden van Zijn gemeenschap openbaart". Mystici Corporis Christi, 94[[433|94]]
Hoe graag zouden wij hier ingaan op de uitspraken die ons uit de Heilige Schrift, de Vaders, kerkleraren en heiligen bij de overweging van dit lichtende geloofspunt te binnen komen! Heeft Jezus zelf niet gezegd dat Hij de wijnstok is en wij de ranken? (Joh. 15, 1-6)[[b:Joh. 15, 1-6]] Hebben wij niet heel de rijke leer van Sint Paulus voor ogen, die zonder ophouden ons eraan herinnert: "Gij zijt één in Christus Jezus" en ons aanspoort: "dat wij in ieder opzicht naar Hem toegroeien, die het Hoofd is: Christus; van wie heel het Lichaam ..." (Gal. 3, 28)[b:Gal. 3, 28] en ons waarschuwt: "Alles en in alles is Christus". (Ef. 4, 15-16)[b:Ef. 4, 15-16]
Het zij voldoende hier voor alle kerkleraren Sint Augustinus aan te halen: "...laten wij ons verheugen en dank brengen, omdat wij niet slechts Christenen geworden zijn, maar Christus. Begrijpt gij, broeders, de genade van God, die voor ons het Hoofd is? Weest vol bewondering en vreugde: wij zijn Christus geworden. Als Hij immers het Hoofd is, zijn wij de ledematen: een heel mens, Hij en wij... De volheid van Christus is dus: het hoofd en de ledematen. Wat is: het hoofd en de ledematen? Christus en de Kerk". 21, 8: PL 35, 1568[[859]]
Als eerste vrucht van een verdiepte zelfkennis bij de Kerk verwachten wij de herontdekking van haar vitale verbondenheid met Christus. De zaak is zeer bekend, maar fundamenteel, onmisbaar en nooit voldoende begrepen, overwogen en genoemd. Wat zouden wij niet moeten zeggen over deze centrale waarheid van heel ons godsdienstig erfgoed? Gelukkig zijt Gij reeds goed van deze leer op de hoogte. Daarom willen wij hieraan op het ogenblik niets toevoegen dan de aansporing deze leer altijd te willen beschouwen als de hoofdzaak en als een leidraad voor Uw geestelijk leven en Uw prediking van het Woord van God.
Meer dan onze aansporing moge die van onze voorganger Pius XII in zijn genoemde Encycliek Mystici Corporis Christi[433] U helpen: "Wij moeten er ons aan gewennen in de Kerk Christus zelf te zien. Het is immers Christus, die in Zijn Kerk leeft, door haar onderwijst, bestuurt en heiligheid verleent. Het is ook Christus, die zich op telkens andere wijzen in de leden van Zijn gemeenschap openbaart". Mystici Corporis Christi, 94[[433|94]]
Hoe graag zouden wij hier ingaan op de uitspraken die ons uit de Heilige Schrift, de Vaders, kerkleraren en heiligen bij de overweging van dit lichtende geloofspunt te binnen komen! Heeft Jezus zelf niet gezegd dat Hij de wijnstok is en wij de ranken? (Joh. 15, 1-6)[[b:Joh. 15, 1-6]] Hebben wij niet heel de rijke leer van Sint Paulus voor ogen, die zonder ophouden ons eraan herinnert: "Gij zijt één in Christus Jezus" en ons aanspoort: "dat wij in ieder opzicht naar Hem toegroeien, die het Hoofd is: Christus; van wie heel het Lichaam ..." (Gal. 3, 28)[b:Gal. 3, 28] en ons waarschuwt: "Alles en in alles is Christus". (Ef. 4, 15-16)[b:Ef. 4, 15-16]
Het zij voldoende hier voor alle kerkleraren Sint Augustinus aan te halen: "...laten wij ons verheugen en dank brengen, omdat wij niet slechts Christenen geworden zijn, maar Christus. Begrijpt gij, broeders, de genade van God, die voor ons het Hoofd is? Weest vol bewondering en vreugde: wij zijn Christus geworden. Als Hij immers het Hoofd is, zijn wij de ledematen: een heel mens, Hij en wij... De volheid van Christus is dus: het hoofd en de ledematen. Wat is: het hoofd en de ledematen? Christus en de Kerk". 21, 8: PL 35, 1568[[859]]
Referenties naar alinea 35: 1
God legt zichzelf in onze handen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
De sleutel van een volwasssen geloof
De Kerk is mysterie Wij weten goed dat dit een mysterie is, het mysterie van de Kerk. Als wij met Gods hulp daarop de blik van onze geest gericht houden, zullen wij met geestelijke weldaden overladen worden, en juist met die, waaraan de Kerk, lijkt ons, in deze tijd het meest behoefte heeft. Christus zal persoonlijk aanwezig zijn en zelfs zal Zijn leven in ieders ziel en in het geheel van het mystieke Lichaam werkzaam worden, doordat wij ons oefenen in een levend en bezielend geloof, volgens het reeds aangehaalde woord van de apostel: "Dat Christus door het geloof in uw hart Zijn intrek neemt". (Ef. 3, 17)[b:Ef. 3, 17]
Inderdaad is het bewust beleven van het mysterie van de Kerk een daad van rijp en doorleefd geloof. Het geeft ook dit "kerkbesef", waarvan de echte christen doordrongen is, opgegroeid als hij is in de school van Gods woord, gevoed met de genade van de sacramenten en de onuitsprekelijke ingevingen van de Heilige Geest, geoefend in de praktijk van de evangelische deugden, geheel opgenomen in het leven en de cultuur van de kerkelijke gemeenschap, en diep verheugd over zijn bezit van het koninklijk priesterschap, dat het volk van God toekomt.
De Kerk is mysterie Wij weten goed dat dit een mysterie is, het mysterie van de Kerk. Als wij met Gods hulp daarop de blik van onze geest gericht houden, zullen wij met geestelijke weldaden overladen worden, en juist met die, waaraan de Kerk, lijkt ons, in deze tijd het meest behoefte heeft. Christus zal persoonlijk aanwezig zijn en zelfs zal Zijn leven in ieders ziel en in het geheel van het mystieke Lichaam werkzaam worden, doordat wij ons oefenen in een levend en bezielend geloof, volgens het reeds aangehaalde woord van de apostel: "Dat Christus door het geloof in uw hart Zijn intrek neemt". (Ef. 3, 17)[b:Ef. 3, 17]
Inderdaad is het bewust beleven van het mysterie van de Kerk een daad van rijp en doorleefd geloof. Het geeft ook dit "kerkbesef", waarvan de echte christen doordrongen is, opgegroeid als hij is in de school van Gods woord, gevoed met de genade van de sacramenten en de onuitsprekelijke ingevingen van de Heilige Geest, geoefend in de praktijk van de evangelische deugden, geheel opgenomen in het leven en de cultuur van de kerkelijke gemeenschap, en diep verheugd over zijn bezit van het koninklijk priesterschap, dat het volk van God toekomt.
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Hierarchie een instrument
Het mysterie van de Kerk is niet een eenvoudig voorwerp van theologische kennis; het moet een doorleefd feit zijn, waarvan de gelovige een aan zijn aard aangepaste ervaring kan bezitten, zelfs voordat hij er een duidelijk begrip van heeft. De gemeenschap van de gelovigen kan de innerlijke zekerheid vinden dat zij tot het mystiek Lichaam van Christus behoort. Zij moet er zich dan rekenschap van geven dat het volgens de instelling van God de taak van de kerkelijke hiërarchie is de Christenen in te wijden, tot het leven te wekken, te onderrichten, te heiligen en te besturen. (1 Pt. 2, 9)[[b:1 Pt. 2, 9]]
Door dit gezegend kanaal stort Christus over Zijn mystieke ledematen de uitmuntendste gaven van Zijn waarheid en Zijn genade uit, en van Hem ontvangt het mystieke Lichaam, terwijl het onderweg is op aarde (Gal. 4, 19; 1 Kor. 4, 15)[[b:Gal. 4, 19; 1 Kor. 4, 15]], de eigen zichtbare structuur, zijn voortreffelijke eenheid, het functioneel karakter van zijn organisme, zijn harmonische verscheidenheid en zijn geestelijke schoonheid. De beelden zijn ontoereikend om de werkelijkheid en de diepte van dit mysterie in bevattelijke begrippen uit te drukken. Toch moeten wij na die vermelde beeldspraak van het mystieke Lichaam, die Sint Paulus gebruikt, nog een andere vermelden, want zij stamt af van Christus zelf: die van het gebouw, waarvan Hij de ontwerper en uitvoerder is. Het is gegrondvest op een mens, die van nature weliswaar wankel is maar door Christus is omgevormd in een hechte rots, die door Gods wonderlijke gave een blijvende onvergankelijkheid bezit: "Op deze steenrots zal Ik Mijn Kerk bouwen". (Mt. 16, 18)[b:Mt. 16, 18]
Het mysterie van de Kerk is niet een eenvoudig voorwerp van theologische kennis; het moet een doorleefd feit zijn, waarvan de gelovige een aan zijn aard aangepaste ervaring kan bezitten, zelfs voordat hij er een duidelijk begrip van heeft. De gemeenschap van de gelovigen kan de innerlijke zekerheid vinden dat zij tot het mystiek Lichaam van Christus behoort. Zij moet er zich dan rekenschap van geven dat het volgens de instelling van God de taak van de kerkelijke hiërarchie is de Christenen in te wijden, tot het leven te wekken, te onderrichten, te heiligen en te besturen. (1 Pt. 2, 9)[[b:1 Pt. 2, 9]]
Door dit gezegend kanaal stort Christus over Zijn mystieke ledematen de uitmuntendste gaven van Zijn waarheid en Zijn genade uit, en van Hem ontvangt het mystieke Lichaam, terwijl het onderweg is op aarde (Gal. 4, 19; 1 Kor. 4, 15)[[b:Gal. 4, 19; 1 Kor. 4, 15]], de eigen zichtbare structuur, zijn voortreffelijke eenheid, het functioneel karakter van zijn organisme, zijn harmonische verscheidenheid en zijn geestelijke schoonheid. De beelden zijn ontoereikend om de werkelijkheid en de diepte van dit mysterie in bevattelijke begrippen uit te drukken. Toch moeten wij na die vermelde beeldspraak van het mystieke Lichaam, die Sint Paulus gebruikt, nog een andere vermelden, want zij stamt af van Christus zelf: die van het gebouw, waarvan Hij de ontwerper en uitvoerder is. Het is gegrondvest op een mens, die van nature weliswaar wankel is maar door Christus is omgevormd in een hechte rots, die door Gods wonderlijke gave een blijvende onvergankelijkheid bezit: "Op deze steenrots zal Ik Mijn Kerk bouwen". (Mt. 16, 18)[b:Mt. 16, 18]
Referenties naar alinea 37: 1
Het penningske van de weduwe ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
Cultiveer een hogere spiritualiteit
Er zijn veel problemen die thans de geleerden op het gebied van de ecclesiologie bezig houden, zoals de vraag, hoe de Kerk tegelijk zichtbaar en geestelijk is, vrij en onderworpen aan tucht, hoe zij een gemeenschapskarakter bezit en een hiërarchische structuur, reeds heilig is en altijd op weg naar heiliging, het contemplatieve leven beoefent en tegelijk het actieve, enz. Maar als wij het versterkende "kerkbesef" in onszelf aanwakkeren en door een hoogstaande en zorgvuldige opvoeding bij de gelovigen ontwikkelen, zullen wij voor deze problemen in de praktijk een duidelijke oplossing vinden door het leven van de Kerk in het licht van de leer te ervaren.
Maar dit "kerkbesef' zal vooral een ander voordeel geven, dat van een uitstekende spiritualiteit, die zich voedt met de lezing van de Heilige Schrift, de Vaders en kerkleraren, en met alle hulpmiddelen die dit bewustzijn in de Kerk kunnen vormen. Wij bedoelen het nauwkeurig en systematisch godsdienstonderricht, de actieve deelname aan de liturgie, die onvergelijkelijke oefenschool van woorden, tekens en tot God gerichte gebeden, de stille en vurige overdenking van de goddelijke waarheden en tenslotte de edelmoedige overgave aan het contemplatieve gebed.
Het streven naar de christelijke volmaaktheid moet inderdaad ook nu nog beschouwd worden als de belangrijkste bron waaruit de Kerk haar geestelijke krachten put. Het is haar eigen wijze om de uitstraling van de Geest van Christus te ontvangen en de oorspronkelijke en onvervangbare uitdrukking van het godsdienstig en sociaal werk van de Kerk; het is ook de zekerste bescherming en de oorzaak van steeds nieuwe kracht bij het moeilijke contact met de profane wereld.
Er zijn veel problemen die thans de geleerden op het gebied van de ecclesiologie bezig houden, zoals de vraag, hoe de Kerk tegelijk zichtbaar en geestelijk is, vrij en onderworpen aan tucht, hoe zij een gemeenschapskarakter bezit en een hiërarchische structuur, reeds heilig is en altijd op weg naar heiliging, het contemplatieve leven beoefent en tegelijk het actieve, enz. Maar als wij het versterkende "kerkbesef" in onszelf aanwakkeren en door een hoogstaande en zorgvuldige opvoeding bij de gelovigen ontwikkelen, zullen wij voor deze problemen in de praktijk een duidelijke oplossing vinden door het leven van de Kerk in het licht van de leer te ervaren.
Maar dit "kerkbesef' zal vooral een ander voordeel geven, dat van een uitstekende spiritualiteit, die zich voedt met de lezing van de Heilige Schrift, de Vaders en kerkleraren, en met alle hulpmiddelen die dit bewustzijn in de Kerk kunnen vormen. Wij bedoelen het nauwkeurig en systematisch godsdienstonderricht, de actieve deelname aan de liturgie, die onvergelijkelijke oefenschool van woorden, tekens en tot God gerichte gebeden, de stille en vurige overdenking van de goddelijke waarheden en tenslotte de edelmoedige overgave aan het contemplatieve gebed.
Het streven naar de christelijke volmaaktheid moet inderdaad ook nu nog beschouwd worden als de belangrijkste bron waaruit de Kerk haar geestelijke krachten put. Het is haar eigen wijze om de uitstraling van de Geest van Christus te ontvangen en de oorspronkelijke en onvervangbare uitdrukking van het godsdienstig en sociaal werk van de Kerk; het is ook de zekerste bescherming en de oorzaak van steeds nieuwe kracht bij het moeilijke contact met de profane wereld.
Referenties naar alinea 38: 1
Het penningske van de weduwe ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
De betekenis van het doopsel
Het is nodig dat zij die het doopsel ontvangen hebben en door de kracht van dit sacrament zijn ingelijfd in het mystieke lichaam van Christus, de Kerk, aan deze gebeurtenis opnieuw het grootste belang hechten. In het bijzonder moeten zij de waarde erkennen van hun verheffing en meer nog van hun wedergeboorte, waardoor zij het geluk ontvangen hebben van het kindschap Gods, de waardigheid van Christus' broeders en het voorrecht van de genade en de vreugde die voortkomen uit de inwoning van de Heilige Geest.
Zo zijn zij zelfs geroepen tot een nieuw leven, waarin men niets menselijks verliest behalve de ongelukkige gevolgen van de erfzonde, al het menselijke kan ontwikkelen tot zijn volmaakte uitdrukkingsvorm en het de overvloedigste en zuiverste vruchten kan laten voortbrengen. Dat men Christen is en het doopsel ontvangen heeft, mag dus niet beschouwd worden als een onbelangrijke en te verwaarlozen zaak. Dit feit moet zich diep en vruchtbaar in het bewustzijn van iedere gedoopte prenten. Hij moet evenals de Christenen in de oudheid het doopsel zien als een "verlichting": het laat op hem het levenwekkende licht van de goddelijke waarheid vallen, het opent voor hem de hemel, verlicht zijn aardse bestaan en stelt hem in staat als zoon van het licht zijn weg te gaan naar het zien van God, de bron van het eeuwig geluk.
Het is nodig dat zij die het doopsel ontvangen hebben en door de kracht van dit sacrament zijn ingelijfd in het mystieke lichaam van Christus, de Kerk, aan deze gebeurtenis opnieuw het grootste belang hechten. In het bijzonder moeten zij de waarde erkennen van hun verheffing en meer nog van hun wedergeboorte, waardoor zij het geluk ontvangen hebben van het kindschap Gods, de waardigheid van Christus' broeders en het voorrecht van de genade en de vreugde die voortkomen uit de inwoning van de Heilige Geest.
Zo zijn zij zelfs geroepen tot een nieuw leven, waarin men niets menselijks verliest behalve de ongelukkige gevolgen van de erfzonde, al het menselijke kan ontwikkelen tot zijn volmaakte uitdrukkingsvorm en het de overvloedigste en zuiverste vruchten kan laten voortbrengen. Dat men Christen is en het doopsel ontvangen heeft, mag dus niet beschouwd worden als een onbelangrijke en te verwaarlozen zaak. Dit feit moet zich diep en vruchtbaar in het bewustzijn van iedere gedoopte prenten. Hij moet evenals de Christenen in de oudheid het doopsel zien als een "verlichting": het laat op hem het levenwekkende licht van de goddelijke waarheid vallen, het opent voor hem de hemel, verlicht zijn aardse bestaan en stelt hem in staat als zoon van het licht zijn weg te gaan naar het zien van God, de bron van het eeuwig geluk.
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
Men ziet gemakkelijk welk praktisch program deze overwegingen aan ons en aan ons ambt opleggen. Maar tot onze vreugde stellen wij vast dat men reeds in heel de Kerk dit program ten uitvoer brengt en met een wijze en vorige ijver bevordert.
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De vernieuwing
41
Wij hebben ook het dringend verlangen dat de Kerk van God zo moge zijn als Christus haar wenst: één, heilig en geheel gericht op de volmaaktheid, waartoe Hij haar heeft geroepen en waarvoor Hij haar de middelen geschonken heeft. De Kerk is immers volmaakt in de ideale voorstelling die de Verlosser zich van haar gevormd heeft, maar zolang zij onderweg is op aarde moet zij ernaar streven de volmaaktheid in haar feitelijke bestaan tot uitdrukking te brengen. Dit is de grote morele opgave, die het leven van de Kerk beheerst; op grond daarvan wordt haar inspanning beoordeeld; daardoor wordt zij aangespoord, op haar fouten gewezen en gesteund; deze opgave doet haar zuchten en bidden, vervult haar met berouw en hoop, geeft haar kracht en vertrouwen, verantwoordelijkheid en verdiensten.
Het is een probleem dat inherent is aan de theologische waarheden die het menselijk leven beheersen. Want zonder beroep op de leer die Christus onderwezen heeft en die op Zijn gezag door de Kerk wordt overgeleverd, is de mens niet in staat een oordeel te vormen over zichzelf, zijn wezen, zijn oorspronkelijke volmaaktheid en de noodlottige gevolgen van de erfzonde. Zo kan hij ook niet oordelen over zijn vermogen het goede te doen en over de hulp die hij nodig heeft om het goede te verlangen en te verwezenlijken, evenmin over de zin en het doel van dit leven, de waarden waarnaar de mens verlangt of waarover hij reeds beschikt, de norm van volmaaktheid en heiligheid en de middelen om aan het leven de hoogste graad van schoonheid en volheid te geven.
Met een niet aflatende ijver moet de Kerk trachten de wegen van haar Heer te leren kennen. Discussies over de volmaaktheid zijn in de loop der eeuwen met veel nut en grote afwisseling in de Kerk gehouden en wij zonden willen dat zij opnieuw de bijzondere belangstelling krijgen die zij verdienen en dit niet zozeer voor de uitwerking van nieuwe theorieën dan wel voor de ontwikkeling van nieuwe krachten waarmee men zich toelegt op de heiligheid die Christus ons geleerd heeft en die Hij door Zijn voorbeeld, woord, hulp en opvoeding binnen ons bereik heeft gebracht. Deze heiligheid wordt door de kerkelijke, traditie bevestigd en door het gemeenschappelijk handelen van haar leden versterkt; de figuur van iedere heilige werpt daarop een eigen licht.
Het is een probleem dat inherent is aan de theologische waarheden die het menselijk leven beheersen. Want zonder beroep op de leer die Christus onderwezen heeft en die op Zijn gezag door de Kerk wordt overgeleverd, is de mens niet in staat een oordeel te vormen over zichzelf, zijn wezen, zijn oorspronkelijke volmaaktheid en de noodlottige gevolgen van de erfzonde. Zo kan hij ook niet oordelen over zijn vermogen het goede te doen en over de hulp die hij nodig heeft om het goede te verlangen en te verwezenlijken, evenmin over de zin en het doel van dit leven, de waarden waarnaar de mens verlangt of waarover hij reeds beschikt, de norm van volmaaktheid en heiligheid en de middelen om aan het leven de hoogste graad van schoonheid en volheid te geven.
Met een niet aflatende ijver moet de Kerk trachten de wegen van haar Heer te leren kennen. Discussies over de volmaaktheid zijn in de loop der eeuwen met veel nut en grote afwisseling in de Kerk gehouden en wij zonden willen dat zij opnieuw de bijzondere belangstelling krijgen die zij verdienen en dit niet zozeer voor de uitwerking van nieuwe theorieën dan wel voor de ontwikkeling van nieuwe krachten waarmee men zich toelegt op de heiligheid die Christus ons geleerd heeft en die Hij door Zijn voorbeeld, woord, hulp en opvoeding binnen ons bereik heeft gebracht. Deze heiligheid wordt door de kerkelijke, traditie bevestigd en door het gemeenschappelijk handelen van haar leden versterkt; de figuur van iedere heilige werpt daarop een eigen licht.
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
Heiliging van de wereld
Dit streven naar geestelijke en morele vooruitgang ontvangt steeds meer steun van de uiterlijke omstandigheden waarin zich het leven van de Kerk voltrekt. De Kerk kan immers niet onverschillig blijven voor de veranderingen in de wereld rondom haar, die een veelzijdige invloed uitoefent op het praktisch gedrag van de Kerk en daaraan voorwaarden stelt. Zoals ieder weet, staat de Kerk niet los van de wereld, maar zij leeft in de wereld. Haar leden ondergaan de invloed van de wereld, nemen haar beschaving in zich op, aanvaarden haar wetten en maken zich haar gewoonten eigen. Dit contact van de Kerk met de menselijke samenleving schept een situatie die altijd, maar vooral tegenwoordig vol problemen is.
Het christelijk leven, dat de Kerk beschermt en ontwikkelt, moet voortdurend en krachtig verdedigd worden tegen iedere afwijking, profanatie en verstikking; het moet als het ware immuun gemaakt worden voor het contact met de dwaling en het kwaad. Maar van de andere kant moet het christelijk leven zich ook aanpassen aan de gewoonten in het denken en onderhandelen, die in het aardse milieu bestaan en als het ware worden opgelegd, althans voor zover die verenigbaar zijn met de wezenlijke eisen van het eigen godsdienstig en zedelijk program. Zelfs moet men positief staan tegenover deze levensvormen en trachten ze te verbeteren, te veredelen en te heiligen. Dit is een andere taak die de Kerk zonder ophouden verplicht tot zelfonderzoek en morele waakzaamheid. In onze tijd is dit een dringende en ernstige eis.
Dit streven naar geestelijke en morele vooruitgang ontvangt steeds meer steun van de uiterlijke omstandigheden waarin zich het leven van de Kerk voltrekt. De Kerk kan immers niet onverschillig blijven voor de veranderingen in de wereld rondom haar, die een veelzijdige invloed uitoefent op het praktisch gedrag van de Kerk en daaraan voorwaarden stelt. Zoals ieder weet, staat de Kerk niet los van de wereld, maar zij leeft in de wereld. Haar leden ondergaan de invloed van de wereld, nemen haar beschaving in zich op, aanvaarden haar wetten en maken zich haar gewoonten eigen. Dit contact van de Kerk met de menselijke samenleving schept een situatie die altijd, maar vooral tegenwoordig vol problemen is.
Het christelijk leven, dat de Kerk beschermt en ontwikkelt, moet voortdurend en krachtig verdedigd worden tegen iedere afwijking, profanatie en verstikking; het moet als het ware immuun gemaakt worden voor het contact met de dwaling en het kwaad. Maar van de andere kant moet het christelijk leven zich ook aanpassen aan de gewoonten in het denken en onderhandelen, die in het aardse milieu bestaan en als het ware worden opgelegd, althans voor zover die verenigbaar zijn met de wezenlijke eisen van het eigen godsdienstig en zedelijk program. Zelfs moet men positief staan tegenover deze levensvormen en trachten ze te verbeteren, te veredelen en te heiligen. Dit is een andere taak die de Kerk zonder ophouden verplicht tot zelfonderzoek en morele waakzaamheid. In onze tijd is dit een dringende en ernstige eis.
Referenties naar alinea 42: 1
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
Hulp door het Concilie
Ook in dit opzicht valt de viering van het Concilie zeer gelukkig. De pastorale opzet die het voorstaat, het praktische doel van aanpassing van de canonieke bepalingen, het verlangen om de praktijk van het christelijk leven zo gemakkelijk mogelijk te maken zonder te kort te doen aan het bovennatuurlijke karakter van dit leven, bezorgen dit Concilie nu reeds een bijzondere verdienste, nog voor de meeste besluiten die wij ervan verwachten, zijn afgekondigd.
Deze Kerkvergadering wekt immers bij zielzorgers en gelovigen het verlangen het kenmerk van bovennatuurlijke echtheid in het christelijk leven te bewaren en te versterken. Zij herinnert allen aan de plicht dit kenmerk werkelijk en energiek in hun gedrag tot uitdrukking te brengen. Zij brengt de zwakken ertoe goed te worden, de goeden zich te verbeteren, de besten edelmoedig te zijn en de edelmoedigen heilig te worden. Zij biedt aan de heiligheid nieuwe uitdrukkingsvormen, zij maakt de liefde vindingrijk en zij wekt nieuwe geestdrift op voor plichtsbetrachting en christelijke heldhaftigheid.
Ook in dit opzicht valt de viering van het Concilie zeer gelukkig. De pastorale opzet die het voorstaat, het praktische doel van aanpassing van de canonieke bepalingen, het verlangen om de praktijk van het christelijk leven zo gemakkelijk mogelijk te maken zonder te kort te doen aan het bovennatuurlijke karakter van dit leven, bezorgen dit Concilie nu reeds een bijzondere verdienste, nog voor de meeste besluiten die wij ervan verwachten, zijn afgekondigd.
Deze Kerkvergadering wekt immers bij zielzorgers en gelovigen het verlangen het kenmerk van bovennatuurlijke echtheid in het christelijk leven te bewaren en te versterken. Zij herinnert allen aan de plicht dit kenmerk werkelijk en energiek in hun gedrag tot uitdrukking te brengen. Zij brengt de zwakken ertoe goed te worden, de goeden zich te verbeteren, de besten edelmoedig te zijn en de edelmoedigen heilig te worden. Zij biedt aan de heiligheid nieuwe uitdrukkingsvormen, zij maakt de liefde vindingrijk en zij wekt nieuwe geestdrift op voor plichtsbetrachting en christelijke heldhaftigheid.
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
44
Vanzelfsprekend komt het aan het Concilie[d:4] toe vast te stellen, welke hervormingen in de kerkelijke wetgeving ingevoerd moeten worden. De postconciliaire commissies - vooral de commissie die wij reeds ingesteld hebben voor de herziening van het kerkelijk wetboek - zullen trachten aan de besluiten van de oecumenische kerkvergadering een concrete vorm te geven. Het zal dus aan U zijn, eerbiedwaardige Broeders, om ons aan te geven, welke maatregelen getroffen moeten worden om het gelaat van de heilige Kerk te zuiveren en te verjongen. Wij stellen het echter op prijs nog eens ons voornemen duidelijk maken deze hervorming te bevorderen.
Hoe dikwijls is in de loop der eeuwen zo'n voornemen verbonden geweest met het houden van een oecumenisch concilie! Moge dit opnieuw het geval zijn en nu niet om bepaalde ketterijen uit de Kerk te bannen of algemeen verbreide wantoestanden op te heffen, die er God zij dank binnen de Kerk niet zijn, maar om het mystieke Lichaam van Christus als zichtbare gemeenschap een nieuwe geestelijke kracht te schenken door het te reinigen van de fouten van zijn talrijke leden en aan te sporen tot nieuwe plichtsbetrachting.
Hoe dikwijls is in de loop der eeuwen zo'n voornemen verbonden geweest met het houden van een oecumenisch concilie! Moge dit opnieuw het geval zijn en nu niet om bepaalde ketterijen uit de Kerk te bannen of algemeen verbreide wantoestanden op te heffen, die er God zij dank binnen de Kerk niet zijn, maar om het mystieke Lichaam van Christus als zichtbare gemeenschap een nieuwe geestelijke kracht te schenken door het te reinigen van de fouten van zijn talrijke leden en aan te sporen tot nieuwe plichtsbetrachting.
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Een vorm van vernieuwing is noodzakelijk
45
Om dit, met Gods hulp, te bereiken zij het ons vergund U hier vooraf enige overwegingen aan te bieden. Zij kunnen het werk van de vernieuwing vergemakkelijken en de nodige moed geven, want deze vernieuwing zal niet mogelijk zijn zonder enig offer. Zij kunnen ook dienen als richtlijnen die het naar onze mening mogelijk maken de vernieuwing met meer succes te bereiken.
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
46
De natuur van de Kerk is niet in het geding
In de eerste plaats moeten wij enkele beginselen noemen die aangeven in welke richting de vernieuwing ondernomen moet worden. Zij kan geen betrekking hebben op het wezen of de fundamentele structuren van de Katholieke Kerk. Wij zouden het woord hervorming verkeerd gebruiken als wij het die betekenis geven. Wij kunnen onze geliefde Kerk, de heilige Kerk van God, niet van ontrouw beschuldigen. Wij beschouwen het als het grootste voorrecht haar leden te zijn en van haar ontvangen wij in onze geest het getuigenis, dat wij "kinderen van God zijn" (Rom. 8, 16)[b:Rom. 8, 16]. Het is geen blijk van trots, aanmatiging, onbuigzaamheid of dwaasheid, maar de uiting van een lichtende zekerheid en een vreugdevolle overtuiging, dat wij waarachtige leden zijn van het Lichaam van Christus, de echte erfgenamen van het Evangelie van Christus, de rechtstreekse opvolgers van de apostelen, en dat wij in ons zelf, binnen het rijke erfgoed van waarheden en praktijken die kenmerkend zijn voor de Katholieke Kerk zoals zij thans is, het ongewijzigde, altijd levende erfdeel bezitten van de oorspronkelijke, apostolische traditie.
Als dit voor ons een feit is om trots op te zijn, of liever een reden om altijd God dank te brengen, dan bepaalt het tegelijk onze verantwoordelijkheid tegenover God (Ef. 5, 20)[[b:Ef. 5, 20]], aan wie wij over zo'n grote weldaad rekenschap moeten afleggen, tegenover de Kerk, waarop wij onze zekerheid moeten overbrengen en ook ons verlangen en ons voornemen de schat te bewaren - het "toevertrouwde goed" waarvan Sint Paulus spreekt - en tenslotte ook tegenover onze afgescheiden broeders en de gehele wereld, want allen zijn zij geroepen om met ons de gave van God te delen.
In de eerste plaats moeten wij enkele beginselen noemen die aangeven in welke richting de vernieuwing ondernomen moet worden. Zij kan geen betrekking hebben op het wezen of de fundamentele structuren van de Katholieke Kerk. Wij zouden het woord hervorming verkeerd gebruiken als wij het die betekenis geven. Wij kunnen onze geliefde Kerk, de heilige Kerk van God, niet van ontrouw beschuldigen. Wij beschouwen het als het grootste voorrecht haar leden te zijn en van haar ontvangen wij in onze geest het getuigenis, dat wij "kinderen van God zijn" (Rom. 8, 16)[b:Rom. 8, 16]. Het is geen blijk van trots, aanmatiging, onbuigzaamheid of dwaasheid, maar de uiting van een lichtende zekerheid en een vreugdevolle overtuiging, dat wij waarachtige leden zijn van het Lichaam van Christus, de echte erfgenamen van het Evangelie van Christus, de rechtstreekse opvolgers van de apostelen, en dat wij in ons zelf, binnen het rijke erfgoed van waarheden en praktijken die kenmerkend zijn voor de Katholieke Kerk zoals zij thans is, het ongewijzigde, altijd levende erfdeel bezitten van de oorspronkelijke, apostolische traditie.
Als dit voor ons een feit is om trots op te zijn, of liever een reden om altijd God dank te brengen, dan bepaalt het tegelijk onze verantwoordelijkheid tegenover God (Ef. 5, 20)[[b:Ef. 5, 20]], aan wie wij over zo'n grote weldaad rekenschap moeten afleggen, tegenover de Kerk, waarop wij onze zekerheid moeten overbrengen en ook ons verlangen en ons voornemen de schat te bewaren - het "toevertrouwde goed" waarvan Sint Paulus spreekt - en tenslotte ook tegenover onze afgescheiden broeders en de gehele wereld, want allen zijn zij geroepen om met ons de gave van God te delen.
Referenties naar alinea 46: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
Herstel maar geen vermindering
Als wij hier spreken van hervorming, moet dit dus niet verstaan worden in de zin van een verandering, maar veeleer van een versterking van de wil om voor de Kerk de gelaatstrekken te behouden die zij van Christus gekregen heeft, en haar zelfs een volmaakt uiterlijk terug te geven, dat aan haar oerbeeld beantwoordt maar tegelijk in overeenstemming is met de noodzakelijke ontwikkeling. Door die ontwikkeling heeft de Kerk vanuit die oorspronkelijke opzet, als een boom uit het zaad, haar wettige historische en concrete vorm gekregen.
Laten wij niet de illusie koesteren dat wij de Kerk, die als een schitterende tempel tot de eer van God groot en indrukwekkend geworden is, moeten terugbrengen tot de geringe afmetingen uit de oudheid, alsof die kleine omvang de enig juiste zou zijn. Laten wij ook niet geestdriftig worden voor het verlangen naar vernieuwing van de kerkelijke organisatie langs charismatische weg, alsof een nieuwe en waarachtige verschijningsvorm van de Kerk zou kunnen voortkomen uit persoonlijke ideeën, die ongetwijfeld oprecht zijn en soms op de overtuiging berusten dat zij uit een goddelijke ingeving stemmen, maar die aldus in het grondplan van de Kerk willekeurige dromen van niet gefundeerde vernieuwingen zouden invoeren.
Wij moeten de Kerk dienen zoals zij is, en van haar houden met een goed begrip voor haar geschiedenis en in een nederig onderzoek naar de wil van God. Hij helpt de Kerk en leidt haar, ook al laat Hij toe dat door de menselijke zwakheid de zuiverheid van haar gelaatstrekken en de schoonheid van haar optreden worden verduisterd. Op deze zuiverheid en op deze schoonheid richt zich onze inspanning; dit is wat wij trachten te bevorderen.
Als wij hier spreken van hervorming, moet dit dus niet verstaan worden in de zin van een verandering, maar veeleer van een versterking van de wil om voor de Kerk de gelaatstrekken te behouden die zij van Christus gekregen heeft, en haar zelfs een volmaakt uiterlijk terug te geven, dat aan haar oerbeeld beantwoordt maar tegelijk in overeenstemming is met de noodzakelijke ontwikkeling. Door die ontwikkeling heeft de Kerk vanuit die oorspronkelijke opzet, als een boom uit het zaad, haar wettige historische en concrete vorm gekregen.
Laten wij niet de illusie koesteren dat wij de Kerk, die als een schitterende tempel tot de eer van God groot en indrukwekkend geworden is, moeten terugbrengen tot de geringe afmetingen uit de oudheid, alsof die kleine omvang de enig juiste zou zijn. Laten wij ook niet geestdriftig worden voor het verlangen naar vernieuwing van de kerkelijke organisatie langs charismatische weg, alsof een nieuwe en waarachtige verschijningsvorm van de Kerk zou kunnen voortkomen uit persoonlijke ideeën, die ongetwijfeld oprecht zijn en soms op de overtuiging berusten dat zij uit een goddelijke ingeving stemmen, maar die aldus in het grondplan van de Kerk willekeurige dromen van niet gefundeerde vernieuwingen zouden invoeren.
Wij moeten de Kerk dienen zoals zij is, en van haar houden met een goed begrip voor haar geschiedenis en in een nederig onderzoek naar de wil van God. Hij helpt de Kerk en leidt haar, ook al laat Hij toe dat door de menselijke zwakheid de zuiverheid van haar gelaatstrekken en de schoonheid van haar optreden worden verduisterd. Op deze zuiverheid en op deze schoonheid richt zich onze inspanning; dit is wat wij trachten te bevorderen.
Referenties naar alinea 47: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
48
Vermijd teveel aanpassingen
Wij moeten deze overtuiging in ons versterken om een ander gevaar te vermijden dat uit het verlangen naar hervorming kan voortkomen. Overigens dreigt dit gevaar niet zozeer bij ons, die met een juist verantwoordelijkheidsbesef de kudde weiden, dan wel in de opvatting van veel gelovigen, die menen dat de hervorming van de Kerk vooral moet bestaan in de aanpassing van hun gevoelens en hun gedragingen aan die van de wereld. De verleiding die van het profane leven uitgaat is tegenwoordig bijzonder sterk. Daarom lijkt velen de aanpassing onvermijdelijk en zelfs verstandig. Wie niet diep geworteld is in het geloof en het onderhouden van de kerkelijke voorschriften, kan gemakkelijk denken dat het ogenblik gekomen is om zich aan de profane levensopvatting aan te passen als de beste en de enige die een Christen zich kan en moet eigen maken.
Dit verschijnsel openbaart zich ook op het gebied van de wijsbegeerte, want hoeveel vermag de mode in het rijk van het denken, terwijl dit vrij en autonoom moet zijn, alleen moet verlangen naar de waarheid en zich moet richten naar het gezag van beproefde meesters? Het verschijnsel openbaart zich eveneens in de praktijk, waar met steeds meer moeite en onzekerheid de lijn van het zedelijk juiste en de correcte handelwijze wordt vastgesteld.
Wij moeten deze overtuiging in ons versterken om een ander gevaar te vermijden dat uit het verlangen naar hervorming kan voortkomen. Overigens dreigt dit gevaar niet zozeer bij ons, die met een juist verantwoordelijkheidsbesef de kudde weiden, dan wel in de opvatting van veel gelovigen, die menen dat de hervorming van de Kerk vooral moet bestaan in de aanpassing van hun gevoelens en hun gedragingen aan die van de wereld. De verleiding die van het profane leven uitgaat is tegenwoordig bijzonder sterk. Daarom lijkt velen de aanpassing onvermijdelijk en zelfs verstandig. Wie niet diep geworteld is in het geloof en het onderhouden van de kerkelijke voorschriften, kan gemakkelijk denken dat het ogenblik gekomen is om zich aan de profane levensopvatting aan te passen als de beste en de enige die een Christen zich kan en moet eigen maken.
Dit verschijnsel openbaart zich ook op het gebied van de wijsbegeerte, want hoeveel vermag de mode in het rijk van het denken, terwijl dit vrij en autonoom moet zijn, alleen moet verlangen naar de waarheid en zich moet richten naar het gezag van beproefde meesters? Het verschijnsel openbaart zich eveneens in de praktijk, waar met steeds meer moeite en onzekerheid de lijn van het zedelijk juiste en de correcte handelwijze wordt vastgesteld.
Referenties naar alinea 48: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
Valse filosofieën
Het naturalisme bedreigt de oorspronkelijke opvatting van het Christendom. Het relativisme, dat alles goed vindt en van gelijke waarde acht, ondermijnt het absolute karakter van de christelijke beginselen.
De gewoonte iedere inspanning en ieder ongemak uit de gangbare praktijk van het leven te bannen, leidt tot de beschuldiging dat de christelijke discipline en ascese nutteloos en vervelend zijn.
Soms zelfs leidt het apostolisch verlangen naar contact met profane kringen en verzoening met de moderne geestesgesteldheid, vooral van de jeugd, tot een verzaken aan de eigen christelijke levenswijze en die waardige houding, waaraan dit streven naar toenadering en opvoedkundige beïnvloeding zijn zin en zijn kracht moet ontlenen. Gebeurt het niet dikwijls dat de jeugdige clerus of zelfs een ijverig kloosterling met de beste bedoeling om door te dringen in de volksmassa of in bepaalde kringen, zich daaraan zoekt aan te passen in plaats van zich ervan te onderscheiden? Het gevolg is dan, dat hij door een zinloze navolging de werkelijke vrucht van zijn apostolaat tenietdoet.
Het grote beginsel van Christus, dat wij in de wereld moeten zijn maar niet van de wereld, dringt zich op in al zijn actualiteit en zwaarte. Wij mogen daarom blij zijn, wanneer Christus, die "altijd leeft om onze voorspraak te zijn" (Heb. 7, 25)[[b:Heb. 7, 25]], ook nu Zijn hoog verheven en toepasselijk gebed voor ons tot Zijn hemelse Vader richt: "Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad" (Joh. 17, 15)[b:Joh. 17, 15].
Het naturalisme bedreigt de oorspronkelijke opvatting van het Christendom. Het relativisme, dat alles goed vindt en van gelijke waarde acht, ondermijnt het absolute karakter van de christelijke beginselen.
De gewoonte iedere inspanning en ieder ongemak uit de gangbare praktijk van het leven te bannen, leidt tot de beschuldiging dat de christelijke discipline en ascese nutteloos en vervelend zijn.
Soms zelfs leidt het apostolisch verlangen naar contact met profane kringen en verzoening met de moderne geestesgesteldheid, vooral van de jeugd, tot een verzaken aan de eigen christelijke levenswijze en die waardige houding, waaraan dit streven naar toenadering en opvoedkundige beïnvloeding zijn zin en zijn kracht moet ontlenen. Gebeurt het niet dikwijls dat de jeugdige clerus of zelfs een ijverig kloosterling met de beste bedoeling om door te dringen in de volksmassa of in bepaalde kringen, zich daaraan zoekt aan te passen in plaats van zich ervan te onderscheiden? Het gevolg is dan, dat hij door een zinloze navolging de werkelijke vrucht van zijn apostolaat tenietdoet.
Het grote beginsel van Christus, dat wij in de wereld moeten zijn maar niet van de wereld, dringt zich op in al zijn actualiteit en zwaarte. Wij mogen daarom blij zijn, wanneer Christus, die "altijd leeft om onze voorspraak te zijn" (Heb. 7, 25)[[b:Heb. 7, 25]], ook nu Zijn hoog verheven en toepasselijk gebed voor ons tot Zijn hemelse Vader richt: "Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad" (Joh. 17, 15)[b:Joh. 17, 15].
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
50
"Aggiornamento" is het leidende principe
Hiermee willen wij niet doen geloven dat de volmaaktheid bestaat in een verstarring van de vormen die de Kerk in de loop der eeuwen heeft aangenomen en in een verzet tegen aanpassing aan tegenwoordig gangbare en aanvaardbare opvattingen en gebruiken. Het nu beroemd geworden woord "aggiornamento" van onze vereerde voorganger Johannes XXIII zal altijd voor onze geest blijven als de leidende gedachte van ons program. Wij hebben dit woord bekrachtigd als leidraad voor het Oecumenisch Concilie en wij zullen er telkens aan herinneren ter bevordering van de zich steeds verjongende vitaliteit in de Kerk, van het altijd waakzaam vermogen om de tekenen van de tijd te verstaan en van een altijd jeugdige beweeglijkheid, die steeds en overal, "alles keurt en het goede behoudt." (1 Tess. 5, 21)[[b:1 Tess. 5, 21]]
Hiermee willen wij niet doen geloven dat de volmaaktheid bestaat in een verstarring van de vormen die de Kerk in de loop der eeuwen heeft aangenomen en in een verzet tegen aanpassing aan tegenwoordig gangbare en aanvaardbare opvattingen en gebruiken. Het nu beroemd geworden woord "aggiornamento" van onze vereerde voorganger Johannes XXIII zal altijd voor onze geest blijven als de leidende gedachte van ons program. Wij hebben dit woord bekrachtigd als leidraad voor het Oecumenisch Concilie en wij zullen er telkens aan herinneren ter bevordering van de zich steeds verjongende vitaliteit in de Kerk, van het altijd waakzaam vermogen om de tekenen van de tijd te verstaan en van een altijd jeugdige beweeglijkheid, die steeds en overal, "alles keurt en het goede behoudt." (1 Tess. 5, 21)[[b:1 Tess. 5, 21]]
Referenties naar alinea 50: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
51
Gehoorzaamheid aan de wil van Christus, niet minder maar meer nodig
Toch zij het tot ons aller aansporing en nut nog eens gezegd: niet zozeer door de verandering van haar uiterlijke wetgeving zal de Kerk haar jeugd kunnen vernieuwen dan wel door een innerlijke binding van gehoorzaamheid aan Christus en dus van eerbied voor de wetten die de Kerk zichzelf oplegt om het voetspoor van Christus te volgen. Hier ligt het geheim van haar vernieuwing, haar "metanoia" en haar beoefening van de volmaaktheid.
Het onderhouden van de kerkelijke wetten kan inderdaad verlicht worden door de vereenvoudiging van sommige voorschriften en door een groter vertrouwen op de tegenwoordige Christen, die zijn plichten beter kent en een rijper oordeel heeft over de wijze waarop hij die kan vervullen. Maar toch blijven de wezenlijke eisen van de zedenwet onaangetast. Want het christelijk leven zoals de Kerk dat voorschrijft en vastlegt in een geheel van verstandige voorschriften, zal altijd trouw, toewijding, versterving en zelfopoffering eisen. Het zal altijd gekenmerkt zijn als de "smalle weg" waarover de Heer ons spreekt. Het zal van ons, Christenen van nu, niet minder en misschien zelfs meer zedelijke inspanning eisen dan van de Christenen vroeger, en een bereidheid te gehoorzamen, die tegenwoordig niet minder noodzakelijk is dan in het verleden, die misschien moeilijker is en zeker verdienstelijker, omdat zij meer door goddelijke dan door menselijke motieven geleid wordt. Men kan de Kerk niet versterken door zich te conformeren aan de geest van de wereld en de tucht van een zedelijke ascese te weigeren, door onverschilligheid tegenover de vrije zeden van onze tijd, door zich te onttrekken aan het wettige gezag van een verstandige overheid en door de apathie ten aanzien van tegenstrijdige opvattingen in het moderne denken. Zo kan men de Kerk niet geschikt maken om de invloed te ondergaan van de gaven van de Heilige Geest en haar de authentieke navolging garanderen van Christus. Zo kan men haar ook niet een bezorgde liefde bijbrengen voor de medebroeders en het vermogen de heilsboodschap aan anderen mee te delen. Integendeel, daarvoor is onze bereidheid nodig volgens de genade van God te leven, onze trouw aan het Evangelie van Christus en saamhorigheid tussen hiërarchie en gemeente. Een volgeling van Christus is niet slap en willoos maar sterk en trouw.
Toch zij het tot ons aller aansporing en nut nog eens gezegd: niet zozeer door de verandering van haar uiterlijke wetgeving zal de Kerk haar jeugd kunnen vernieuwen dan wel door een innerlijke binding van gehoorzaamheid aan Christus en dus van eerbied voor de wetten die de Kerk zichzelf oplegt om het voetspoor van Christus te volgen. Hier ligt het geheim van haar vernieuwing, haar "metanoia" en haar beoefening van de volmaaktheid.
Het onderhouden van de kerkelijke wetten kan inderdaad verlicht worden door de vereenvoudiging van sommige voorschriften en door een groter vertrouwen op de tegenwoordige Christen, die zijn plichten beter kent en een rijper oordeel heeft over de wijze waarop hij die kan vervullen. Maar toch blijven de wezenlijke eisen van de zedenwet onaangetast. Want het christelijk leven zoals de Kerk dat voorschrijft en vastlegt in een geheel van verstandige voorschriften, zal altijd trouw, toewijding, versterving en zelfopoffering eisen. Het zal altijd gekenmerkt zijn als de "smalle weg" waarover de Heer ons spreekt. Het zal van ons, Christenen van nu, niet minder en misschien zelfs meer zedelijke inspanning eisen dan van de Christenen vroeger, en een bereidheid te gehoorzamen, die tegenwoordig niet minder noodzakelijk is dan in het verleden, die misschien moeilijker is en zeker verdienstelijker, omdat zij meer door goddelijke dan door menselijke motieven geleid wordt. Men kan de Kerk niet versterken door zich te conformeren aan de geest van de wereld en de tucht van een zedelijke ascese te weigeren, door onverschilligheid tegenover de vrije zeden van onze tijd, door zich te onttrekken aan het wettige gezag van een verstandige overheid en door de apathie ten aanzien van tegenstrijdige opvattingen in het moderne denken. Zo kan men de Kerk niet geschikt maken om de invloed te ondergaan van de gaven van de Heilige Geest en haar de authentieke navolging garanderen van Christus. Zo kan men haar ook niet een bezorgde liefde bijbrengen voor de medebroeders en het vermogen de heilsboodschap aan anderen mee te delen. Integendeel, daarvoor is onze bereidheid nodig volgens de genade van God te leven, onze trouw aan het Evangelie van Christus en saamhorigheid tussen hiërarchie en gemeente. Een volgeling van Christus is niet slap en willoos maar sterk en trouw.
Referenties naar alinea 51: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
52
Wij weten dat ons betoog te lang zou worden, als wij ook maar in grote lijnen het program van het christelijk leven in onze tijd zouden willen schetsen. Wij hebben niet de bedoeling dit werk nu te ondernemen. Gij kent trouwens de morele noden van onze tijd. Daarom zult Gij zonder ophouden de gelovigen opwekken tot begrip voor de waardigheid, de zuiverheid en de ernst van het christelijk leven. Gij zult niet nalaten op de meest geschikte wijze, ook in het openbaar, te wijzen op de morele gevaren en de gebreken van onze tijd. Wij herinneren ons allen de plechtige aansporing die de Heilige Schrift tot ons richt: "Ik ken uw werken, uw inspanning en uw standvastigheid. Ik weet dat gij de bozen niet kunt verdragen" (Hand. 2, 2)[b:Hand. 2, 2]. Daarom zullen wij ons allen inspannen om waakzame en ijverige zielzorgers te zijn. Het Oecumenisch Concilie[d:4] zal ons nieuwe en nuttige richtlijnen geven en wij allen moeten er ons reeds nu op voorbereiden ze te aanvaarden en uit te voeren.
Referenties naar alinea 52: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Twee fundamentele Evangelische voorwaarden
53
Toch kunnen wij hier niet voorbijgaan aan twee bijzondere punten. Naar het ons voorkomt raken zij aan enkele belangrijke behoeften en verplichtingen en kunnen zij de stof bieden voor een algemeen oriënterende beschouwing over een gezonde vernieuwing van het kerkelijk leven.
Referenties naar alinea 53: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
54
De geest van armoede
In de eerste plaats wijzen wij op de geest van armoede. Naar onze overtuiging wordt die geest in het Evangelie openlijk verkondigd en geëist; hij is ten nauwste verbonden met het plan dat ons voorbereidt op het Rijk van God, maar wordt zwaar bedreigd in de waardering van de tegenwoordige geestesgesteldheid.
Toch is de geest van armoede nodig: hij doet ons onze zwakheden uit het verleden en de schadelijke gevolgen daarvan kennen; hij maakt duidelijk hoe onze levensstijl moet zijn en wat de beste methode is om de godsdienst van Christus aan de zielen te verkondigen.
Wij weten dat het moeilijk is deze geest van armoede naar behoren te beleven. Daarom menen wij hierover in deze brief uitdrukkelijk te moeten spreken. Overigens zijn wij niet van plan op dit gebied bijzondere canonieke voorschriften uit te vaardigen. Veeleer willen wij U, eerbiedwaardige Broeders, vragen om de steun van Uw instemming, Uw raad en Uw voorbeeld. Gij zijt de gezagvolle verklaarders van de beste ingevingen, waardoor de Geest van Christus klopt in de heilige Kerk. Van U verwachten wij, dat Gij uiteenzet, hoe zielzorgers en gelovigen hun woorden en hun gedrag met de armoede in overeenstemming brengen: "Die gezindheid moet onder u heersen, die Jezus Christus bezielde" (Fil. 2, 5)[b:Fil. 2, 5], zo spoort de Apostel ons aan. Gij zult ons ook zeggen welke richtlijnen wij samen voor het kerkelijk leven moeten opstellen om op de hulp van God en op geestelijke waarden, maar niet op tijdelijke middelen te vertrouwen. Die normen moeten ons zelf eraan herinneren en de wereld erop wijzen dat deze waarden belangrijker zijn dan economische goederen. Zij geven ook aan dat het bezit en het gebruik van de economische goederen beperkt moet worden en ondergeschikt gemaakt aan hetgeen dienstig is voor een behoorlijke uitoefening van ons apostolisch ambt.
In de eerste plaats wijzen wij op de geest van armoede. Naar onze overtuiging wordt die geest in het Evangelie openlijk verkondigd en geëist; hij is ten nauwste verbonden met het plan dat ons voorbereidt op het Rijk van God, maar wordt zwaar bedreigd in de waardering van de tegenwoordige geestesgesteldheid.
Toch is de geest van armoede nodig: hij doet ons onze zwakheden uit het verleden en de schadelijke gevolgen daarvan kennen; hij maakt duidelijk hoe onze levensstijl moet zijn en wat de beste methode is om de godsdienst van Christus aan de zielen te verkondigen.
Wij weten dat het moeilijk is deze geest van armoede naar behoren te beleven. Daarom menen wij hierover in deze brief uitdrukkelijk te moeten spreken. Overigens zijn wij niet van plan op dit gebied bijzondere canonieke voorschriften uit te vaardigen. Veeleer willen wij U, eerbiedwaardige Broeders, vragen om de steun van Uw instemming, Uw raad en Uw voorbeeld. Gij zijt de gezagvolle verklaarders van de beste ingevingen, waardoor de Geest van Christus klopt in de heilige Kerk. Van U verwachten wij, dat Gij uiteenzet, hoe zielzorgers en gelovigen hun woorden en hun gedrag met de armoede in overeenstemming brengen: "Die gezindheid moet onder u heersen, die Jezus Christus bezielde" (Fil. 2, 5)[b:Fil. 2, 5], zo spoort de Apostel ons aan. Gij zult ons ook zeggen welke richtlijnen wij samen voor het kerkelijk leven moeten opstellen om op de hulp van God en op geestelijke waarden, maar niet op tijdelijke middelen te vertrouwen. Die normen moeten ons zelf eraan herinneren en de wereld erop wijzen dat deze waarden belangrijker zijn dan economische goederen. Zij geven ook aan dat het bezit en het gebruik van de economische goederen beperkt moet worden en ondergeschikt gemaakt aan hetgeen dienstig is voor een behoorlijke uitoefening van ons apostolisch ambt.
Referenties naar alinea 54: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
55
Geen conflict met economische realiteit
Onze korte opmerking over de verhevenheid en de noodzakelijkheid van de geest van armoede, die kenmerkend is voor het Evangelie van Christus, ontslaat ons niet van de plicht erop te wijzen dat deze geest van armoede ons allerminst verhindert de economie op haar juiste waarde te schatten en daarvan een geoorloofd gebruik te maken. De economie heeft een gigantische ontwikkeling doorgemaakt, die vooral in menselijk en sociaal opzicht de grondslag vormt van de moderne beschaving. Wij menen zelfs dat de innerlijke vrijheid, die de geest van evangelische armoede ons geeft, ons meer ontvankelijk maakt om de menselijke verschijnselen te begrijpen die met de economie verbonden zijn. Dit is het geval wanneer wij een rechtvaardig en dikwijls streng oordeel vellen over de rijkdom en de vooruitgang die daaruit voortkomt, wanneer wij oplettend en onbaatzuchtig hulp verlenen aan de armen en ook wanneer wij verlangen dat de economische goederen geen bron worden van strijd, egoïsme en hoogmoed onder de mensen, maar volgens het recht en billijkheid in dienst worden gesteld van het algemeen welzijn en dus met meer zorgvuldigheid worden verdeeld. Alles wat verband houdt met deze economische goederen, is ondergeschikt aan de geestelijke en eeuwige waarden, maar noodzakelijk voor het tegenwoordige leven. De leerling van het Evangelie is in staat zich daarover een wijs oordeel te vormen en daaraan een humane medewerking te verlenen. De wetenschap, de techniek en vooral de arbeid hebben onze zeer levendige belangstelling en het brood dat hiervan het resultaat is, is heilig voor de tafel en voor het altaar. De sociale leer van de Kerk laat hierover geen twijfel bestaan en wij maken graag van de gelegenheid gebruik om opnieuw onze warme instemming met deze nuttige leer te betuigen.
Onze korte opmerking over de verhevenheid en de noodzakelijkheid van de geest van armoede, die kenmerkend is voor het Evangelie van Christus, ontslaat ons niet van de plicht erop te wijzen dat deze geest van armoede ons allerminst verhindert de economie op haar juiste waarde te schatten en daarvan een geoorloofd gebruik te maken. De economie heeft een gigantische ontwikkeling doorgemaakt, die vooral in menselijk en sociaal opzicht de grondslag vormt van de moderne beschaving. Wij menen zelfs dat de innerlijke vrijheid, die de geest van evangelische armoede ons geeft, ons meer ontvankelijk maakt om de menselijke verschijnselen te begrijpen die met de economie verbonden zijn. Dit is het geval wanneer wij een rechtvaardig en dikwijls streng oordeel vellen over de rijkdom en de vooruitgang die daaruit voortkomt, wanneer wij oplettend en onbaatzuchtig hulp verlenen aan de armen en ook wanneer wij verlangen dat de economische goederen geen bron worden van strijd, egoïsme en hoogmoed onder de mensen, maar volgens het recht en billijkheid in dienst worden gesteld van het algemeen welzijn en dus met meer zorgvuldigheid worden verdeeld. Alles wat verband houdt met deze economische goederen, is ondergeschikt aan de geestelijke en eeuwige waarden, maar noodzakelijk voor het tegenwoordige leven. De leerling van het Evangelie is in staat zich daarover een wijs oordeel te vormen en daaraan een humane medewerking te verlenen. De wetenschap, de techniek en vooral de arbeid hebben onze zeer levendige belangstelling en het brood dat hiervan het resultaat is, is heilig voor de tafel en voor het altaar. De sociale leer van de Kerk laat hierover geen twijfel bestaan en wij maken graag van de gelegenheid gebruik om opnieuw onze warme instemming met deze nuttige leer te betuigen.
Referenties naar alinea 55: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
56
Hoogste positie van de liefde
De tweede opmerking die wij willen maken, betreft de geest van de liefde. Maar staat dit onderwerp niet reeds vooraan in Uw belangstelling? Is de liefde niet de centrale gedachte in de heilseconomie van het Oude en Nieuwe Testament? Is het geestelijk leven van de Kerk niet gericht op de liefde? Is de liefde niet de meest lichtende en verheugende ontdekking waartoe het theologisch onderzoek en de beoefening van de vroomheid leiden? Want zonder ophouden overweegt men de schatten van de Heilige Schrift en de sacramenten, die de Kerk heeft geërfd, die zij bewaart, onderwijst en uitdeelt.
Evenals onze voorgangers en de krans van heiligen, die onze tijd aan de Kerk in de hemel en op aarde geschonken heeft, en in overeenstemming met het godsdienstig gevoelen van het gelovig volk hebben wij de overtuiging dat de liefde thans de plaats moet innemen die haar toekomt, de eerste en voornaamste in de rangorde van godsdienstige en zedelijke waarden. Dit geldt niet alleen voor de theoretische beoordeling maar ook voor de praktische verwerkelijking van het christelijke bestaan.
Dit moet gezegd worden van de liefde voor God, die zelf Zijn liefde heeft uitgestort over ons, maar ook van de liefde waarmee wij op onze beurt onze naaste, en dus alle mensen, moeten bejegenen. De liefde verklaart alles, de liefde bezielt ons, de liefde maakt alles mogelijk. De liefde vernieuwt alles, de liefde "houdt alles uit, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt Zij" (1 Kor. 13, 7)[b:1 Kor. 13, 7]. Wie van ons weet dit niet? En als wij dit weten, is dit dan niet het uur van de liefde?
De tweede opmerking die wij willen maken, betreft de geest van de liefde. Maar staat dit onderwerp niet reeds vooraan in Uw belangstelling? Is de liefde niet de centrale gedachte in de heilseconomie van het Oude en Nieuwe Testament? Is het geestelijk leven van de Kerk niet gericht op de liefde? Is de liefde niet de meest lichtende en verheugende ontdekking waartoe het theologisch onderzoek en de beoefening van de vroomheid leiden? Want zonder ophouden overweegt men de schatten van de Heilige Schrift en de sacramenten, die de Kerk heeft geërfd, die zij bewaart, onderwijst en uitdeelt.
Evenals onze voorgangers en de krans van heiligen, die onze tijd aan de Kerk in de hemel en op aarde geschonken heeft, en in overeenstemming met het godsdienstig gevoelen van het gelovig volk hebben wij de overtuiging dat de liefde thans de plaats moet innemen die haar toekomt, de eerste en voornaamste in de rangorde van godsdienstige en zedelijke waarden. Dit geldt niet alleen voor de theoretische beoordeling maar ook voor de praktische verwerkelijking van het christelijke bestaan.
Dit moet gezegd worden van de liefde voor God, die zelf Zijn liefde heeft uitgestort over ons, maar ook van de liefde waarmee wij op onze beurt onze naaste, en dus alle mensen, moeten bejegenen. De liefde verklaart alles, de liefde bezielt ons, de liefde maakt alles mogelijk. De liefde vernieuwt alles, de liefde "houdt alles uit, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt Zij" (1 Kor. 13, 7)[b:1 Kor. 13, 7]. Wie van ons weet dit niet? En als wij dit weten, is dit dan niet het uur van de liefde?
Referenties naar alinea 56: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
57
Maria, de meest liefhebbende Lerares
Dit ideaal van een christelijke volmaaktheid die nederig en diep wordt beleefd, richt onze aandacht vanzelf op Maria, want zij heeft deze volmaaktheid die nederig en op wonderlijke wijze weerspiegeld. Zelfs op aarde heeft zij die beleefd en in de hemel geniet zij daarvan nu de glans en de Zaligheid. Gelukkig bloeit thans in de Kerk de verering van Maria en wij richten bij deze gelegenheid graag onze aandachtige bewondering op de allerheiligste maagd en moeder van Christus en daarom moeder van God en onze moeder, want zij is het model van de christelijke volmaaktheid, de spiegel van de ware deugden en het wonder van waarachtige menselijkheid.
Naar onze mening kan de Mariaverering veel bijdragen tot de beleving van het Evangelie. Van haar, de gelukzalige, de liefste, de nederigste, de onbevlekte, die het voorrecht gehad heeft het menselijk vlees in de glans van zijn oorspronkelijk onschuld aan het Woord van God te schenken, hebben wij op onze pelgrimstocht naar het Heilig Land de waarachtige beleving van het Christendom willen leren.
Als tot een liefdevolle opvoedster richten wij ook nu tot haar onze smekende ogen, terwijl wij ons met U, eerbiedwaardige Broeders, onderhouden over de geestelijke en morele vernieuwing van het leven in de Kerk.
Dit ideaal van een christelijke volmaaktheid die nederig en diep wordt beleefd, richt onze aandacht vanzelf op Maria, want zij heeft deze volmaaktheid die nederig en op wonderlijke wijze weerspiegeld. Zelfs op aarde heeft zij die beleefd en in de hemel geniet zij daarvan nu de glans en de Zaligheid. Gelukkig bloeit thans in de Kerk de verering van Maria en wij richten bij deze gelegenheid graag onze aandachtige bewondering op de allerheiligste maagd en moeder van Christus en daarom moeder van God en onze moeder, want zij is het model van de christelijke volmaaktheid, de spiegel van de ware deugden en het wonder van waarachtige menselijkheid.
Naar onze mening kan de Mariaverering veel bijdragen tot de beleving van het Evangelie. Van haar, de gelukzalige, de liefste, de nederigste, de onbevlekte, die het voorrecht gehad heeft het menselijk vlees in de glans van zijn oorspronkelijk onschuld aan het Woord van God te schenken, hebben wij op onze pelgrimstocht naar het Heilig Land de waarachtige beleving van het Christendom willen leren.
Als tot een liefdevolle opvoedster richten wij ook nu tot haar onze smekende ogen, terwijl wij ons met U, eerbiedwaardige Broeders, onderhouden over de geestelijke en morele vernieuwing van het leven in de Kerk.
Referenties naar alinea 57: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Dialoog
58
Gravissimum Educationis ->=geentekst=
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
De ontwereldlijking van de Kerk ->=geentekst=
In de derde plaats moeten wij de aandacht vestigen op de houding die de Katholieke Kerk in dit uur van de wereldgeschiedenis moet aannemen. Deze houding wordt gekenmerkt door de zorg voor de contacten die de Kerk moet onderhouden met de mensheid. Als de Kerk zichzelf steeds beter leert kennen en als zij zichzelf tracht te vormen naar het voorbeeld dat Christus haar voorhoudt, onderscheidt zij zich diep van het menselijk milieu, waarin zij leeft en waarop zij zich richt.
Referenties naar alinea 58: 4
Gaudium et Spes ->=geentekst=Gravissimum Educationis ->=geentekst=
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
De ontwereldlijking van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
59
Motieven voor een dialoog
Op dit onderscheid wijst ons het Evangelie, wanneer het spreekt over de "wereld" in de zin van de mensheid die afkerig staat tegenover het licht van het geloof en het geschenk van de genade. In een argeloos optimisme pocht zij en gelooft dat haar eigen krachten voldoende zijn om een volledige, langdurige en vruchtbare welvaart te bereiken; of zij stort zich in een vreselijk pessimisme en verklaart dat haar eigen fouten, gebreken en morele zwakheden noodzakelijk en ongeneeslijk zijn, en als bewijzen van vrijheid en oorspronkelijkheid misschien zelfs begerenswaard.
Het Evangelie kent de menselijke ellende, stelt haar in het licht met een doordringende en soms ontwapenende oprechtheid, verontschuldigt en geneest haar, maar het geeft niet toe aan de illusie, dat de mens van nature goed is, alsof hij zichzelf genoeg zou zijn en niets nodig zou hebben dan de vrijheid zich naar eigen inzicht te ontplooien. Evenmin geeft het Evangelie toe aan een wanhopige berusting in een ongeneeslijke bedorvenheid van de menselijke natuur. Het Evangelie is licht, nieuwheid, kracht, wedergeboorte en redding. Daarom schenkt het een eigen vorm van nieuw leven. Het Nieuwe Testament geeft ons daarover herhaaldelijk een prachtig onderricht en met name Sint Paulus waarschuwt ons: "Stemt uw gedrag niet af op deze wereld maar verandert U zelf door de vernieuwing van uw inzicht, zodat gij kunt onderscheiden wat de wil is van God, wat goed is, Hem welgevallig en volmaakt" (Rom. 12, 2)[b:Rom. 12, 2].
Op dit onderscheid wijst ons het Evangelie, wanneer het spreekt over de "wereld" in de zin van de mensheid die afkerig staat tegenover het licht van het geloof en het geschenk van de genade. In een argeloos optimisme pocht zij en gelooft dat haar eigen krachten voldoende zijn om een volledige, langdurige en vruchtbare welvaart te bereiken; of zij stort zich in een vreselijk pessimisme en verklaart dat haar eigen fouten, gebreken en morele zwakheden noodzakelijk en ongeneeslijk zijn, en als bewijzen van vrijheid en oorspronkelijkheid misschien zelfs begerenswaard.
Het Evangelie kent de menselijke ellende, stelt haar in het licht met een doordringende en soms ontwapenende oprechtheid, verontschuldigt en geneest haar, maar het geeft niet toe aan de illusie, dat de mens van nature goed is, alsof hij zichzelf genoeg zou zijn en niets nodig zou hebben dan de vrijheid zich naar eigen inzicht te ontplooien. Evenmin geeft het Evangelie toe aan een wanhopige berusting in een ongeneeslijke bedorvenheid van de menselijke natuur. Het Evangelie is licht, nieuwheid, kracht, wedergeboorte en redding. Daarom schenkt het een eigen vorm van nieuw leven. Het Nieuwe Testament geeft ons daarover herhaaldelijk een prachtig onderricht en met name Sint Paulus waarschuwt ons: "Stemt uw gedrag niet af op deze wereld maar verandert U zelf door de vernieuwing van uw inzicht, zodat gij kunt onderscheiden wat de wil is van God, wat goed is, Hem welgevallig en volmaakt" (Rom. 12, 2)[b:Rom. 12, 2].
Referenties naar alinea 59: 1
Gravissimum Educationis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
60
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
Dit verschil tussen het christelijke en het profane leven komt ook voort uit onze rechtvaardigmaking en het besef dat wij daarvan hebben. Deze rechtvaardigmaking is in ons tot stand gekomen doordat wij, zoals reeds gezegd, deel gekregen hebben aan het Paasmysterie en vooral aan het doopsel, dat wij als een werkelijke wedergeboorte moeten beschouwen. Ook Sint Paulus wijst ons daarop: "Bij ons doopsel in Christus Jezus zijn wij ondergedompeld tot deelneming aan Zijn dood. Wij dus met Hem begraven door het doopsel tot deelneming aan Zijn dood; daardoor zullen ook wij, zoals Christus door de macht van Zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven leiden" (Rom. 6, 3-4)[b:Rom. 6, 3-4].
Referenties naar alinea 60: 2
Gravissimum Educationis ->=geentekst=Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
61
Het zal zeer nuttig zijn dat ook de Christen van thans zich altijd deze bijzondere en wonderlijke vorm van leven bewust is, want zij steunt hem bij de vreugde om zijn waardigheid en zij beschermt hem tegen de besmetting van de menselijke ellende rondom hem en tegen de verleiding van de aardse schittering die hem omringt.
Referenties naar alinea 61: 1
Gravissimum Educationis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
62
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=
Sint Paulus gaf in dit verband de Christenen van de eerste generatie de raad: "Vormt geen ongelijk span met de ongelovigen. Want wat heeft heiligheid te maken met slechtheid? Of wat heeft licht uit te staan met duisternis?... Of wat heeft een gelovige gemeen met een ongelovige?" (2 Kor. 6, 14-15)[b:2 Kor. 6, 14-15] Bij de opvoeding tot Christen zal men de leerling van onze tijd steeds moeten herinneren aan deze bevoorrechte positie en de verplichting die daaruit voortvloeit, om in de wereld te leven zonder van de wereld te zijn. Dit was de wens van Jezus voor Zijn leerlingen: "Ik vraag niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben" (Joh. 17, 15-16)[b:Joh. 17, 15-16]. Dit gebed maakt de Kerk tot het hare.
Referenties naar alinea 62: 2
Gravissimum Educationis ->=geentekst=Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
63
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=
Niet afzijdig, maar bezorgd en beminnend
Overigens betekent dit onderscheid geen scheiding en nog minder onverschilligheid, angst en minachting. Wanneer de Kerk zich onderscheidt van de mensheid, houdt dit niet een tegenstelling in, maar veeleer een verbinding. Een arts die de gevaren van een besmettelijke ziekte kent, tracht zichzelf en anderen tegen de infectie te beschermen, maar wijdt zich tegelijk aan de genezing van degenen die erdoor zijn aangetast. Zo maakt ook de Kerk van de barmhartigheid die haar door de goedheid van God is geschonken, geen exclusief voorrecht en zij vindt in haar eigen geluk geen aanleiding tot onverschilligheid tegenover degenen die dit geluk niet hebben bereikt. Haar eigen redding geeft haar juist reden tot grotere belangstelling en meer liefde voor ieder die haar nabij is en voor ieder die zij bij haar streven naar een algemene geloofsverspreiding kan bereiken.
Overigens betekent dit onderscheid geen scheiding en nog minder onverschilligheid, angst en minachting. Wanneer de Kerk zich onderscheidt van de mensheid, houdt dit niet een tegenstelling in, maar veeleer een verbinding. Een arts die de gevaren van een besmettelijke ziekte kent, tracht zichzelf en anderen tegen de infectie te beschermen, maar wijdt zich tegelijk aan de genezing van degenen die erdoor zijn aangetast. Zo maakt ook de Kerk van de barmhartigheid die haar door de goedheid van God is geschonken, geen exclusief voorrecht en zij vindt in haar eigen geluk geen aanleiding tot onverschilligheid tegenover degenen die dit geluk niet hebben bereikt. Haar eigen redding geeft haar juist reden tot grotere belangstelling en meer liefde voor ieder die haar nabij is en voor ieder die zij bij haar streven naar een algemene geloofsverspreiding kan bereiken.
Referenties naar alinea 63: 2
Gravissimum Educationis ->=geentekst=Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
64
Uitleg van de term
Als de Kerk, zoals wij gezegd hebben, zich werkelijk ervan bewust is, hoe zij volgens de wil van God moet zijn, ontstaat in haar een bijzondere volheid van kracht en een behoefte deze kracht aan allen mee te delen. Zij zal dit doen in het heldere besef van een zending die zij van God heeft ontvangen en een boodschap die zij overal moet verkondigen. Hieruit volgt de verplichting tot Evangelieverkondiging, de opdracht tot missiearbeid en de plicht tot apostolaat. Een houding van trouwe instandhouding is onvoldoende. Natuurlijk moeten wij de schat van waarheid en genade, die als erfenis van de christelijke traditie tot ons is gekomen, in stand houden en zelfs verdedigen. "Bewaar het u toevertrouwde goed" (1 Tim. 6, 20)[b:1 Tim. 6, 20] is de waarschuwing van Sint Paulus. Maar de Kerk voldoet niet volledig aan haar plicht ten aanzien van de gaven die zij bezit, door die in stand te houden en te verdedigen. Want het erfdeel dat Christus aan de Kerk heeft toevertrouwd, brengt als vanzelf de plicht mee het te verspreiden, aan te bieden en te verkondigen. Dit is ons goed bekend. "Gaat dus en maakt alle volkeren tot Mijn leerlingen" (Mt. 28, 19)[b:Mt. 28, 19]. Zo luidt de laatste opdracht van Christus aan Zijn apostelen. Hun naam "apostel" duidt op een zending waaraan men zich niet mag onttrekken.
Voor die innerlijke liefdesdrang, die zich naar buiten wil omzetten in een liefdesgave, zullen wij de tegenwoordig gangbare naam gebruiken van "dialoog".
Als de Kerk, zoals wij gezegd hebben, zich werkelijk ervan bewust is, hoe zij volgens de wil van God moet zijn, ontstaat in haar een bijzondere volheid van kracht en een behoefte deze kracht aan allen mee te delen. Zij zal dit doen in het heldere besef van een zending die zij van God heeft ontvangen en een boodschap die zij overal moet verkondigen. Hieruit volgt de verplichting tot Evangelieverkondiging, de opdracht tot missiearbeid en de plicht tot apostolaat. Een houding van trouwe instandhouding is onvoldoende. Natuurlijk moeten wij de schat van waarheid en genade, die als erfenis van de christelijke traditie tot ons is gekomen, in stand houden en zelfs verdedigen. "Bewaar het u toevertrouwde goed" (1 Tim. 6, 20)[b:1 Tim. 6, 20] is de waarschuwing van Sint Paulus. Maar de Kerk voldoet niet volledig aan haar plicht ten aanzien van de gaven die zij bezit, door die in stand te houden en te verdedigen. Want het erfdeel dat Christus aan de Kerk heeft toevertrouwd, brengt als vanzelf de plicht mee het te verspreiden, aan te bieden en te verkondigen. Dit is ons goed bekend. "Gaat dus en maakt alle volkeren tot Mijn leerlingen" (Mt. 28, 19)[b:Mt. 28, 19]. Zo luidt de laatste opdracht van Christus aan Zijn apostelen. Hun naam "apostel" duidt op een zending waaraan men zich niet mag onttrekken.
Voor die innerlijke liefdesdrang, die zich naar buiten wil omzetten in een liefdesgave, zullen wij de tegenwoordig gangbare naam gebruiken van "dialoog".
Referenties naar alinea 64: 1
Gravissimum Educationis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
65
De Kerk moet in een dialoog treden met de wereld waarin zij leeft. De Kerk wordt zelf woord, boodschap en dialoog.
Referenties naar alinea 65: 1
Gravissimum Educationis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
66
Zoals bekend, zal dit belangrijk aspect van het hedendaagse leven van de Kerk onderwerp zijn van een diepgaande gedachtewisseling op het Oecumenisch Concilie[d:4]. Daarom willen wij niet treden in een concrete behandeling van de thema's die tot dit onderzoek behoren en laten aan de Concilievaders de taak die in vrijheid te bespreken. Het is slechts onze bedoeling, eerbiedwaardige Broeders, U bij het begin van de derde zittingsperiode van het Concilie[d:4] enige punten in overweging te geven ter verduidelijking van de motieven die de Kerk drijven tot de dialoog, van de te volgen methode en het te bereiken doel. Wij willen de geesten voorbereiden, maar niet de zaken uitmaken.
Referenties naar alinea 66: 1
Gravissimum Educationis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
67
Gravissimum Educationis ->=geentekst=
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
Ontmoeting met de wereld van de cultuur Cultureel centrum van Belém, Lissabon ->=geentekst=
Jongeren, geloof en de onderscheiding van de roeping (Slotdocument) ->=geentekst=
Een synodale Kerk op zending ->=geentekst=
Pauselijke Voorgangers
Wij kunnen niet anders doen in de overtuiging dat de dialoog het kenmerk moet zijn van ons apostolisch ambt, want wij zijn de erfgenaam van een handelwijze en een pastorale gerichtheid die ons zijn overgeleverd door onze voorgangers van de laatste honderd jaar, vanaf de grote en wijze Paus Leo XIII. Hij was als het ware de verpersoonlijking van de verstandige Schriftgeleerde uit het Evangelie, die "gelijkt op een huisvader die uit zijn voorraad nieuw en oud te voorschijn haalt" (Mt. 13, 25)[b:Mt. 13, 25]. Met meesterlijk talent hernam hij de uitoefening van het leerambt door de Apostolische Stoel en richtte zijn onderwijs op de problemen van de moderne tijd gezien in het licht van het woord van Christus. Zoals Gij weet, zijn zijn opvolgers hem hierin gevolgd.
Wij kunnen niet anders doen in de overtuiging dat de dialoog het kenmerk moet zijn van ons apostolisch ambt, want wij zijn de erfgenaam van een handelwijze en een pastorale gerichtheid die ons zijn overgeleverd door onze voorgangers van de laatste honderd jaar, vanaf de grote en wijze Paus Leo XIII. Hij was als het ware de verpersoonlijking van de verstandige Schriftgeleerde uit het Evangelie, die "gelijkt op een huisvader die uit zijn voorraad nieuw en oud te voorschijn haalt" (Mt. 13, 25)[b:Mt. 13, 25]. Met meesterlijk talent hernam hij de uitoefening van het leerambt door de Apostolische Stoel en richtte zijn onderwijs op de problemen van de moderne tijd gezien in het licht van het woord van Christus. Zoals Gij weet, zijn zijn opvolgers hem hierin gevolgd.
Referenties naar alinea 67: 6
Christus Dominus ->=geentekst=Gravissimum Educationis ->=geentekst=
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
Ontmoeting met de wereld van de cultuur Cultureel centrum van Belém, Lissabon ->=geentekst=
Jongeren, geloof en de onderscheiding van de roeping (Slotdocument) ->=geentekst=
Een synodale Kerk op zending ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
68
Hebben onze voorgangers, vooral Pius XI en Pius XII[d:241], niet als een schitterend en kostbaar erfgoed hun leer nagelaten, die de vrucht was van een liefdevolle en bezonnen poging niet in abstracte formuleringen maar in de concrete taal van de moderne mens het goddelijk en menselijk denken te verbinden? En wat is deze apostolische poging anders dan een dialoog?
Heeft onze onmiddellijke voorganger Johannes XXIII in zijn onderricht geen blijk gegeven van vertrouwen en openheid voor een zo groot mogelijke toenadering tot de ervaring en het begrip van de eigentijdse mens? Streeft het Concilie zelf op grond van het pastorale doel dat het zich heeft gesteld, niet terecht naar een doordringen van de christelijke boodschap in het denken, het spreken, de cultuur, de gewoonten en de gevoelens van de onstuimige mensheid die thans de aarde bevolkt? Voordat wij de wereld bekeren en juist om de wereld te bekeren, moeten wij eerst toenadering tot haar zoeken en een gesprek beginnen.
Heeft onze onmiddellijke voorganger Johannes XXIII in zijn onderricht geen blijk gegeven van vertrouwen en openheid voor een zo groot mogelijke toenadering tot de ervaring en het begrip van de eigentijdse mens? Streeft het Concilie zelf op grond van het pastorale doel dat het zich heeft gesteld, niet terecht naar een doordringen van de christelijke boodschap in het denken, het spreken, de cultuur, de gewoonten en de gevoelens van de onstuimige mensheid die thans de aarde bevolkt? Voordat wij de wereld bekeren en juist om de wereld te bekeren, moeten wij eerst toenadering tot haar zoeken en een gesprek beginnen.
Referenties naar alinea 68: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
69
Wat onze eigen nederige persoon betreft, wij spreken niet graag over ons zelf en wensen niet de aandacht van anderen op ons te vestigen. Maar wanneer wij hier ons zelf voorstellen aan het wereldepiscopaat en het christenvolk, kunnen wij niet verzwijgen dat wij bij ons voornemen willen blijven. Wij willen, als onze geringe krachten het toelaten en vooral de genade van God de middelen schenkt, in dezelfde lijn en met dezelfde inspanning toenadering blijven zoeken tot de mensen, onder wie wij door de beschikking van de Voorzienigheid mogen leven. Met alle respect, toewijding en liefde willen wij trachten hen te begrijpen, hun de gaven van de waarheid en de genade aan te bieden waarover Christus ons als bewaker heeft aangesteld, en hen deelachtig te maken aan onze wonderlijke schat van verlossing en hoop. Diep in onze geest staan de woorden van Christus geprent, die wij door bescheiden maar ingespannen arbeid tot de onze willen maken: "God heeft Zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te veroordelen, maar met de bedoeling dat de wereld door Hem wordt gered". (Joh. 3, 17)[b:Joh. 3, 17]
Referenties naar alinea 69: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Dialoog van het heil
70
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
De bovenaardse oorsprong van de dialoog, eerbiedwaardige Broeders, vinden wij in Gods eigen plan. De godsdienst is van nature een verhouding tussen God en mens. Het gebed brengt deze verhouding tot uitdrukking in een dialoog. De openbaring, als de bovennatuurlijke verhouding met de mensheid, die door God uit eigen beweging hersteld is, kan men zich voorstellen als een dialoog waarin het Woord van God spreekt door de menswording en vandaar in het evangelie. De vaderlijke en verheven dialoog tussen God en de mensen, die door de ongelukkige val van Adam was afgebroken, is in de loop van de geschiedenis hervat. De heilsgeschiedenis bevat juist deze lange en afwisselende dialoog die God met de mens begint en in een wonderlijke verscheidenheid voortzet.
In dit "gesprek" (Bar. 3, 38)[[b:Bar. 3, 38]] van Christus met de mensen laat God iets begrijpen van zichzelf en van het mysterie van Zijn leven, dat één is in wezen maar drievoudig in de personen. Ook zegt Hij, hoe Hij door ons wil worden gekend: als Liefde; en hoe Hij door ons wil worden geëerd en gediend: ons hoogste gebod is de Liefde. De dialoog wordt volkomen en vertrouwelijk. Het kind wordt ertoe uitgenodigd en de mysticus gaat er volledig in op.
In dit "gesprek" (Bar. 3, 38)[[b:Bar. 3, 38]] van Christus met de mensen laat God iets begrijpen van zichzelf en van het mysterie van Zijn leven, dat één is in wezen maar drievoudig in de personen. Ook zegt Hij, hoe Hij door ons wil worden gekend: als Liefde; en hoe Hij door ons wil worden geëerd en gediend: ons hoogste gebod is de Liefde. De dialoog wordt volkomen en vertrouwelijk. Het kind wordt ertoe uitgenodigd en de mysticus gaat er volledig in op.
Referenties naar alinea 70: 2
Ut Unum Sint ->=geentekst=Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
71
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
Geeft licht op de nieuwe dialoog
Wij moeten steeds oog hebben voor deze reële en ontzettende gespreksverhouding, die God door Christus in de Heilige Geest met ons heeft tot stand gebracht. Daardoor begrijpen wij welk contact wij, als Kerk, met de mensen moeten leggen en verstevigen.
Wij moeten steeds oog hebben voor deze reële en ontzettende gespreksverhouding, die God door Christus in de Heilige Geest met ons heeft tot stand gebracht. Daardoor begrijpen wij welk contact wij, als Kerk, met de mensen moeten leggen en verstevigen.
Referenties naar alinea 71: 2
Ut Unum Sint ->=geentekst=Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
72
Aan ons het initiatief
De dialoog over onze redding is door God uit eigen beweging begonnen, want "Hij (God) heeft ons het eerst liefgehad" (1 Joh. 4, 10)[b:1 Joh. 4, 10]. Wij moeten het initiatief nemen om deze dialoog uit te breiden tot de mensen en niet wachten totdat anderen ons hiertoe roepen.
De dialoog over onze redding is door God uit eigen beweging begonnen, want "Hij (God) heeft ons het eerst liefgehad" (1 Joh. 4, 10)[b:1 Joh. 4, 10]. Wij moeten het initiatief nemen om deze dialoog uit te breiden tot de mensen en niet wachten totdat anderen ons hiertoe roepen.
Referenties naar alinea 72: 1
Ut Unum Sint ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
73
Christus Dominus ->=geentekst=
Belangloze liefde
De dialoog over onze redding is voortgekomen uit de liefde en de goedheid van God, want "zozeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven" (Joh. 3, 16)[b:Joh. 3, 16]. Daarom mag slechts een vurige en belangeloze liefde ons tot de dialoog brengen.
De dialoog over onze redding is voortgekomen uit de liefde en de goedheid van God, want "zozeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven" (Joh. 3, 16)[b:Joh. 3, 16]. Daarom mag slechts een vurige en belangeloze liefde ons tot de dialoog brengen.
Referenties naar alinea 73: 2
Ut Unum Sint ->=geentekst=Christus Dominus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
74
Christus Dominus ->=geentekst=
Niet beperkt, zichzelf zoekende of zonder berekening
De dialoog over onze redding werd niet gemeten naar de verdiensten van degenen tot wie bij gericht was en evenmin naar de resultaten die hij opgeleverd zou hebben of die zouden hebben ontbroken, want "niet de gezonden hebben een geneesheer nodig" (Lc. 5, 31)[b:Lc. 5, 31]. Daarom moet ook onze dialoog onbeperkt zijn en zonder berekening.
De dialoog over onze redding werd niet gemeten naar de verdiensten van degenen tot wie bij gericht was en evenmin naar de resultaten die hij opgeleverd zou hebben of die zouden hebben ontbroken, want "niet de gezonden hebben een geneesheer nodig" (Lc. 5, 31)[b:Lc. 5, 31]. Daarom moet ook onze dialoog onbeperkt zijn en zonder berekening.
Referenties naar alinea 74: 2
Ut Unum Sint ->=geentekst=Christus Dominus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
75
Christus Dominus ->=geentekst=
Op niemand is een fysieke dwang uitgeoefend om deel te nemen aan de dialoog over onze redding. Het was een grote aandrang van de liefde en als deze uitnodiging een zware verantwoordelijkheid gelegd heeft voor ieder tot wie zij gericht was (Mt. 11, 21)[[b:Mt. 11, 21]], dan heeft zij hun toch de moeilijkheid gelaten de dialoog te aanvaarden of te weigeren. (Mt. 12, 38-42)[[b:Mt. 12, 38-42]] Christus heeft zelfs het aantal wonderen en hun bewijskracht aangepast aan de omstandigheden en de geestelijke instelling van Zijn toehoorders (Mt. 13, 13-17)[[b:Mt. 13, 13-17]], met de bedoeling hun vrije instemming met de goddelijke openbaring gemakkelijker te maken zonder dat zij de verdienste van deze instemming zouden verliezen.
Evenzo zal onze zending, al bestaat zij in de verkondiging van onbetwistbare waarbeden en een onmisbare redding, toch geen teken vertonen van uiterlijke dwang. Alleen met de geoorloofde middelen van menselijke voorkomendheid, innerlijke overreding en gemeenschappelijk overleg en altijd met respect voor ieders persoonlijke en staatkundige vrijheid zal zij het geschenk van de redding aanbieden.
Evenzo zal onze zending, al bestaat zij in de verkondiging van onbetwistbare waarbeden en een onmisbare redding, toch geen teken vertonen van uiterlijke dwang. Alleen met de geoorloofde middelen van menselijke voorkomendheid, innerlijke overreding en gemeenschappelijk overleg en altijd met respect voor ieders persoonlijke en staatkundige vrijheid zal zij het geschenk van de redding aanbieden.
Referenties naar alinea 75: 2
Ut Unum Sint ->=geentekst=Christus Dominus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
76
Christus Dominus ->=geentekst=
maar universeel
De dialoog over onze redding is opengesteld voor allen en heeft zich tot allen gericht zonder enig onderscheid. (Kol. 3, 11)[[b:Kol. 3, 11]] Daarom moet ook onze dialoog naar mogelijkheid algemeen zijn, dus katholiek en geschikt voor allen, behalve voor hen die volstrekt weigeren of hun instemming steeds voorwenden.
De dialoog over onze redding is opengesteld voor allen en heeft zich tot allen gericht zonder enig onderscheid. (Kol. 3, 11)[[b:Kol. 3, 11]] Daarom moet ook onze dialoog naar mogelijkheid algemeen zijn, dus katholiek en geschikt voor allen, behalve voor hen die volstrekt weigeren of hun instemming steeds voorwenden.
Referenties naar alinea 76: 2
Ut Unum Sint ->=geentekst=Christus Dominus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
77
Christus Dominus ->=geentekst=
Dignitatis Humanae ->=geentekst=
Jongeren, geloof en de onderscheiding van de roeping (Slotdocument) ->=geentekst=
en reddingbrengend
De dialoog over onze redding heeft een normale ontwikkeling gekend, een geleidelijke vooruitgang (Mt. 13, 31)[[b:Mt. 13, 31]] uit een bescheiden begin, dat voorafgegaan is aan de volledige ontplooiing. Ook onze dialoog zal rekening moeten houden met de traagheid van het psychologisch en historisch rijpingsproces en hij zal het uur moeten afwachten waarop God hem vruchtbaar maakt. Dit is geen reden om tot morgen uit te stellen, wat wij vandaag kunnen voltooien. Onze dialoog moet de bekommernis kennen om het geschikte moment en de zin voor de waarde van de tijd. (Ef. 5, 16)[[b:Ef. 5, 16]] Vandaag, en dus iedere dag, moet bij worden hervat, en wel door ons zonder onze wederpartij af te wachten.
De dialoog over onze redding heeft een normale ontwikkeling gekend, een geleidelijke vooruitgang (Mt. 13, 31)[[b:Mt. 13, 31]] uit een bescheiden begin, dat voorafgegaan is aan de volledige ontplooiing. Ook onze dialoog zal rekening moeten houden met de traagheid van het psychologisch en historisch rijpingsproces en hij zal het uur moeten afwachten waarop God hem vruchtbaar maakt. Dit is geen reden om tot morgen uit te stellen, wat wij vandaag kunnen voltooien. Onze dialoog moet de bekommernis kennen om het geschikte moment en de zin voor de waarde van de tijd. (Ef. 5, 16)[[b:Ef. 5, 16]] Vandaag, en dus iedere dag, moet bij worden hervat, en wel door ons zonder onze wederpartij af te wachten.
Referenties naar alinea 77: 4
Ut Unum Sint ->=geentekst=Christus Dominus ->=geentekst=
Dignitatis Humanae ->=geentekst=
Jongeren, geloof en de onderscheiding van de roeping (Slotdocument) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Dialoog als een methode
78
Het beste van alle benaderingen
Natuurlijk kunnen de betrekkingen tussen de Kerk en de wereld op talrijke en onderling verschillende wijzen tot stand komen. In theorie zou de Kerk het voornemen kunnen maken deze contacten tot een minimum te beperken om zich terug te trekken uit het verkeer met de profane maatschappij. Zij zou zich kunnen voornemen het kwaad in de wereld op te heffen door daartegen banvloeken te richten en kruistochten te ondernemen. Van de andere kant zou zij zoveel toenadering tot de profane maatschappij kunnen zoeken, dat zij een overwegende invloed of zelf een theocratische macht verwerft, en zo meer.
Het lijkt ons echter dat de verhouding van de Kerk tot de wereld zich beter kan uitdrukken in de vorm van een dialoog, zonder dat wij daarmee andere geoorloofde vormen willen uitsluiten. En deze dialoog moet niet altijd hetzelfde zijn maar aangepast aan de aard van de wederpartij en de feitelijke omstandigheden. Men spreekt anders met kinderen dan met volwassenen en anders met een gelovige dan met een ongelovige. Voor de vorm van een dialoog pleiten de vroeger verbreide gewoonte zo de betrekkingen tussen het heilige en het profane op te vatten, het dynamisme dat de moderne maatschappij verandert, haar talrijke verschijningsvormen en ook de geestelijke rijpheid van de moderne mens, die godsdienstig of niet, door zijn opvoeding en beschaving de geschiktheid verworven heeft te denken, te spreken en behoorlijk een dialoog te voeren. Deze vorm van contact wijst bij degene die haar tot stand brengt op een streven naar wellevendheid, hoogachting, welwillendheid en goedheid. Zij laat zich niet in met bevooroordeelde kritiek, beledigende en telkens herhaalde polemieken en met ijdel en nutteloos gepraat.
Natuurlijk kunnen de betrekkingen tussen de Kerk en de wereld op talrijke en onderling verschillende wijzen tot stand komen. In theorie zou de Kerk het voornemen kunnen maken deze contacten tot een minimum te beperken om zich terug te trekken uit het verkeer met de profane maatschappij. Zij zou zich kunnen voornemen het kwaad in de wereld op te heffen door daartegen banvloeken te richten en kruistochten te ondernemen. Van de andere kant zou zij zoveel toenadering tot de profane maatschappij kunnen zoeken, dat zij een overwegende invloed of zelf een theocratische macht verwerft, en zo meer.
Het lijkt ons echter dat de verhouding van de Kerk tot de wereld zich beter kan uitdrukken in de vorm van een dialoog, zonder dat wij daarmee andere geoorloofde vormen willen uitsluiten. En deze dialoog moet niet altijd hetzelfde zijn maar aangepast aan de aard van de wederpartij en de feitelijke omstandigheden. Men spreekt anders met kinderen dan met volwassenen en anders met een gelovige dan met een ongelovige. Voor de vorm van een dialoog pleiten de vroeger verbreide gewoonte zo de betrekkingen tussen het heilige en het profane op te vatten, het dynamisme dat de moderne maatschappij verandert, haar talrijke verschijningsvormen en ook de geestelijke rijpheid van de moderne mens, die godsdienstig of niet, door zijn opvoeding en beschaving de geschiktheid verworven heeft te denken, te spreken en behoorlijk een dialoog te voeren. Deze vorm van contact wijst bij degene die haar tot stand brengt op een streven naar wellevendheid, hoogachting, welwillendheid en goedheid. Zij laat zich niet in met bevooroordeelde kritiek, beledigende en telkens herhaalde polemieken en met ijdel en nutteloos gepraat.
Referenties naar alinea 78: 1
Christus Dominus ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
79
Bij deze vorm van contact beogen wij uit respect voor de waardigheid en de vrijheid van de ander zeker niet onmiddellijk zijn bekering, maar toch willen wij zijn voordeel en zouden wij hem willen voorbereiden op een vollediger uitwisseling van gevoelens en overtuigingen.
Referenties naar alinea 79: 1
Christus Dominus ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
80
Daarom onderstelt de dialoog bij ons zo'n geestesgesteldheid als wij bij onze omgeving willen vormen en ontwikkelen: de houding van hem die in zich het gewicht van zijn apostolische taak voelt, die ziet dat hij zijn eigen redding niet meer kan scheiden van de zorg voor de redding van anderen en zich voortdurend bekommert om de algemene verspreiding van de boodschap die hem is toevertrouwd.
Referenties naar alinea 80: 1
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
81
De eigen karaktertrekken van de dialoog
De dialoog is dus een vorm van apostolaatsuitoefening en een middel tot geestelijk contact. Hij heeft de volgende kenmerken.
De dialoog is dus een vorm van apostolaatsuitoefening en een middel tot geestelijk contact. Hij heeft de volgende kenmerken.
- Vóór alles is klaarheid nodig, want de dialoog veronderstelt en eist dat men elkaar begrijpt. Hij vormt een overdracht van gedachten en een uitnodiging tot het gebruik van de hogere menselijke vermogens. Dit alleen zou reeds een voldoende titel zijn om de dialoog te rangschikken onder de edelste uitingen van de menselijke activiteit en beschaving. Deze eerste vereiste is ook voldoende om onze apostolische ijver op te wekken voor de herziening van al onze taalvormen. Wij dienen na te gaan of zij begrijpelijk, aan de ontwikkeling van de mensen aangepast en beschaafd zijn.
- De tweede eigenschap van ons gesprek moet de gematigdheid zijn, die wij van Christus zelf moeten leren. Hij heeft ons immers aangespoord: "Leert van Mij, want ik ben kalm en nederig van hart" (Mt. 11, 29)[b:Mt. 11, 29]. De echte dialoog is niet hoogmoedig, scherp of beledigend. Hij bezit een gezag in zichzelf, dat hierop berust dat hij de waarheid uitlegt, de liefde betoont en het goede voorbeeld geeft. Deze dialoog is niet dwingend en opdringerig, maar vredelievend, gematigd; verdraagzaam en edelmoedig.
- In de derde plaats is vertrouwen nodig zowel op de kracht van het eigen woord als op de bereidheid tot aanvaarden bij de wederpartij. Dit bevordert het onderling contact en de vriendschap; het verenigt de geesten in aanhankelijkheid aan een Goed, dat iedere egoïstische bedoeling uitsluit.
- Tenslotte vereist de dialoog een opvoedkundige prudentie, die zorgvuldig rekening houdt met de psychologische en morele gesteldheid van de toehoorder (Mt. 7, 6)[b:Mt. 7, 6], naargelang die jong is, onontwikkeld, onvoorbereid, achterdochtig of vijandig. Om niet onaangenaam en onbegrijpelijk te zijn probeert de spreker de gevoeligheid van de ander te leren kennen en zichzelf en zijn voordracht zo nodig daaraan aan te passen.
Referenties naar alinea 81: 1
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
82
Wanneer men zo de dialoog voert, gaat de waarheid samen met de liefde, en begrip met genegenheid.
Referenties naar alinea 82: 1
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
83
Diepere kennis door een bredere toepassing
In de dialoog ontdekt men gemakkelijk hoe verschillend de wegen zijn die naar het licht van het geloof leiden en hoe het mogelijk is ze op hetzelfde punt te laten samenkomen. Hoewel deze wegen uiteenlopen, kunnen zij elkaar soms toch aanvullen, als wij bij onze redenering niet op platgetreden paden blijven, maar ons dwingen tot een verdieping van het onderzoek en een verbetering van de terminologie. Deze geduldige oefening in het denken zal ons ook in de opvattingen van anderen elementen van waarheid doen ontdekken, zij zal ons verplichten ons onderricht met grote oprechtheid te formuleren en zij zal de moeite belonen die wij genomen hebben om de leer uiteen te zetten tegenover de tegenwerpingen en het langzame opnamevermogen van anderen. Zo kunnen wij wijze mensen worden; zo worden wij leermeesters.
In de dialoog ontdekt men gemakkelijk hoe verschillend de wegen zijn die naar het licht van het geloof leiden en hoe het mogelijk is ze op hetzelfde punt te laten samenkomen. Hoewel deze wegen uiteenlopen, kunnen zij elkaar soms toch aanvullen, als wij bij onze redenering niet op platgetreden paden blijven, maar ons dwingen tot een verdieping van het onderzoek en een verbetering van de terminologie. Deze geduldige oefening in het denken zal ons ook in de opvattingen van anderen elementen van waarheid doen ontdekken, zij zal ons verplichten ons onderricht met grote oprechtheid te formuleren en zij zal de moeite belonen die wij genomen hebben om de leer uiteen te zetten tegenover de tegenwerpingen en het langzame opnamevermogen van anderen. Zo kunnen wij wijze mensen worden; zo worden wij leermeesters.
Referenties naar alinea 83: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Manieren van dialoog
84
En in welke vorm moeten wij de dialoog over onze redding tot uitdrukking brengen?
Referenties naar alinea 84: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
85
Er zijn veel vormen, want de dialoog staat zo nodig open voor experimenten, hij zoekt de geschikte middelen, hij laat zich niet binden door zinlose apriorismen en hij legt zich niet vast op een verstarde terminologie die alle kracht verloren heeft en de mensen niet meer aanspreekt. Hier stelt zich een ernstig probleem: hoe moet de zending van de Kerk worden aangepast aan het leven van de mensen in een bepaalde tijd, op een bepaalde plaats en in een bepaalde maatschappelijke situatie?
Referenties naar alinea 85: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
86
De cruciale vraag
In hoever moet de Kerk zich aanpassen aan de historische en plaatselijke omstandigheden waarin zij haar zending vervult?
In hoever moet de Kerk zich aanpassen aan de historische en plaatselijke omstandigheden waarin zij haar zending vervult?
Referenties naar alinea 86: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
87
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
De condities vooraf
Hoe moet zij zich beschermen tegen het gevaar van een relativisme dat haar trouw aan de geloofs- en zedenleer zou aantasten? Maar hoe maakt zij zich tegelijk geschikt voor een toenadering tot allen om allen te redden naar het voorbeeld van de Apostel: "Ik ben alles geworden voor allen om allen te redden"? (1 Kor. 9, 22)[b:1 Kor. 9, 22]
Men redt de wereld niet van buiten af. Zoals het Woord van God, dat mensgeworden is, moeten wij ons tot op zekere hoogte de levensnormen eigen maken van degenen, die wij de boodschap van Christus willen brengen. Zonder afstand te scheppen door te hechten aan privileges en zonder de barrière: van een onbegrijpelijke taal moeten wij, als wij tenminste gehoord en begrepen willen worden, de gewone, beschaafde en fatsoenlijke gebruiken overnemen, vooral die van de onaanzienlijksten. Zelfs voor wij spreken, dienen wij te luisteren naar de stem en nog meer naar het hart van de mensen. Wij moeten proberen de mensen te begrijpen, zo mogelijk te respecteren en als zij het verdienen, aan hun verlangens tegemoet te komen.
Wij moeten als broeders van de mensen handelen, juist omdat wij hun herders, vaders en leermeesters willen zijn. Het klimaat van de dialoog wordt bepaald door de vriendschap en nog meer door de dienstbaarheid. Dit alles zullen wij moeten onthouden en trachten te verwezenlijken overeenkomstig de leer en het voorbeeld van Christus. (Joh. 13, 14-17)[[b:Joh. 13, 14-17]]
Hoe moet zij zich beschermen tegen het gevaar van een relativisme dat haar trouw aan de geloofs- en zedenleer zou aantasten? Maar hoe maakt zij zich tegelijk geschikt voor een toenadering tot allen om allen te redden naar het voorbeeld van de Apostel: "Ik ben alles geworden voor allen om allen te redden"? (1 Kor. 9, 22)[b:1 Kor. 9, 22]
Men redt de wereld niet van buiten af. Zoals het Woord van God, dat mensgeworden is, moeten wij ons tot op zekere hoogte de levensnormen eigen maken van degenen, die wij de boodschap van Christus willen brengen. Zonder afstand te scheppen door te hechten aan privileges en zonder de barrière: van een onbegrijpelijke taal moeten wij, als wij tenminste gehoord en begrepen willen worden, de gewone, beschaafde en fatsoenlijke gebruiken overnemen, vooral die van de onaanzienlijksten. Zelfs voor wij spreken, dienen wij te luisteren naar de stem en nog meer naar het hart van de mensen. Wij moeten proberen de mensen te begrijpen, zo mogelijk te respecteren en als zij het verdienen, aan hun verlangens tegemoet te komen.
Wij moeten als broeders van de mensen handelen, juist omdat wij hun herders, vaders en leermeesters willen zijn. Het klimaat van de dialoog wordt bepaald door de vriendschap en nog meer door de dienstbaarheid. Dit alles zullen wij moeten onthouden en trachten te verwezenlijken overeenkomstig de leer en het voorbeeld van Christus. (Joh. 13, 14-17)[[b:Joh. 13, 14-17]]
Referenties naar alinea 87: 2
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
88
Gevaren
Maar het gevaar blijft, want het apostolaatswerk gaat gepaard met risico's. Onze bekommernis om de toenadering tot onze medebroeders mag ons er niet toe brengen iets te kort te doen aan de waarheid. Onze dialoog mag geen verzwakking betekenen van onze plicht het geloof te behouden. Het apostolaat duldt geen twijfelachtig compromis om een vergelijk treffen, waar het gaat om de beginselen die bepalend zijn voor het denken en handelen volgens onze christelijke geloofsbelijdenis.
Want ireniësme en syncretisme zijn uiteindelijk slechts vormen van scepticisme ten aanzien van de kracht en de inhoud van het woord van God, dat wij willen verkondigen. Alleen wie volledig trouw is aan de leer van Christus, kan het apostolaat doeltreffend uitoefenen.
Maar het gevaar blijft, want het apostolaatswerk gaat gepaard met risico's. Onze bekommernis om de toenadering tot onze medebroeders mag ons er niet toe brengen iets te kort te doen aan de waarheid. Onze dialoog mag geen verzwakking betekenen van onze plicht het geloof te behouden. Het apostolaat duldt geen twijfelachtig compromis om een vergelijk treffen, waar het gaat om de beginselen die bepalend zijn voor het denken en handelen volgens onze christelijke geloofsbelijdenis.
Want ireniësme en syncretisme zijn uiteindelijk slechts vormen van scepticisme ten aanzien van de kracht en de inhoud van het woord van God, dat wij willen verkondigen. Alleen wie volledig trouw is aan de leer van Christus, kan het apostolaat doeltreffend uitoefenen.
Referenties naar alinea 88: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
89
Aanwijzingen van het Concilie
En alleen wie zijn roeping ten volle beleeft, kan zich vrijwaren tegen besmetting met de dwalingen waarmee hij in aanraking komt. De prediking is onvervangbaar en van het hoogste belang. Naar onze mening zal de stem van het Concilie bij de behandeling van de kwesties die betrekking hebben op het werk van de Kerk in de wereld van vandaag, enige theoretische en praktische normen aangeven die als leidraad kunnen dienen voor de dialoog met onze tijdgenoten. Bij de problemen die betrekking hebben op de eigenlijke apostolische zending van de Kerk en op de telkens wisselende omstandigheden waarin deze zending zich ontplooit, zal naar onze mening de leiding van de Kerk bij gelegenheid met wijsheid en kracht zekere grenzen, normen en wegen vaststellen om te zorgen dat de dialoog levendig en vruchtbaar blijft.
En alleen wie zijn roeping ten volle beleeft, kan zich vrijwaren tegen besmetting met de dwalingen waarmee hij in aanraking komt. De prediking is onvervangbaar en van het hoogste belang. Naar onze mening zal de stem van het Concilie bij de behandeling van de kwesties die betrekking hebben op het werk van de Kerk in de wereld van vandaag, enige theoretische en praktische normen aangeven die als leidraad kunnen dienen voor de dialoog met onze tijdgenoten. Bij de problemen die betrekking hebben op de eigenlijke apostolische zending van de Kerk en op de telkens wisselende omstandigheden waarin deze zending zich ontplooit, zal naar onze mening de leiding van de Kerk bij gelegenheid met wijsheid en kracht zekere grenzen, normen en wegen vaststellen om te zorgen dat de dialoog levendig en vruchtbaar blijft.
Referenties naar alinea 89: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
90
Prediking is de eerste Apostolaat
Daarom willen wij dit onderwerp laten rusten en wij beperken ons ertoe nog eens te wijzen op het hoogste belang dat de prediking van het woord van God behoudt. In het kader van het katholieke apostolaat en met name van de dialoog die ons hier aangaat, krijgt het zelfs nog grotere betekenis. Geen enkel communicatiemiddel, met inbegrip van de pers, radio en televisie, hoe machtig ook door de vindingen van de techniek, kan de prediking vervangen.
Apostolaat en prediking zijn in zekere zin gelijkwaardig. De prediking is de eerste vorm van apostolaat. Ons apostolaat, eerbiedwaardige Broeders, is vóór alles dienst van het woord. Wij begrijpen dit volkomen, maar toch lijkt het goed daaraan nu te herinneren om ons pastorale handelen de juiste richting te geven. Wij moeten niet terug naar de studie van de menselijke welsprekendheid of van een ijdele retoriek, maar van de echte kunst om het woord van God te verkondigen.
Daarom willen wij dit onderwerp laten rusten en wij beperken ons ertoe nog eens te wijzen op het hoogste belang dat de prediking van het woord van God behoudt. In het kader van het katholieke apostolaat en met name van de dialoog die ons hier aangaat, krijgt het zelfs nog grotere betekenis. Geen enkel communicatiemiddel, met inbegrip van de pers, radio en televisie, hoe machtig ook door de vindingen van de techniek, kan de prediking vervangen.
Apostolaat en prediking zijn in zekere zin gelijkwaardig. De prediking is de eerste vorm van apostolaat. Ons apostolaat, eerbiedwaardige Broeders, is vóór alles dienst van het woord. Wij begrijpen dit volkomen, maar toch lijkt het goed daaraan nu te herinneren om ons pastorale handelen de juiste richting te geven. Wij moeten niet terug naar de studie van de menselijke welsprekendheid of van een ijdele retoriek, maar van de echte kunst om het woord van God te verkondigen.
Referenties naar alinea 90: 1
Presbyterorum Ordinis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
91
Wij moeten zoeken naar de wetten die aan deze kunst haar eenvoud, helderheid, kracht en gezag geven. Dan overwinnen wij onze natuurlijke ontoereikendheid bij het gebruik van een geestelijk instrument dat zo verheven en geheimvol is als het woord, en er ontstaat een edele wedijver met allen die tegenwoordig door hun welsprekendheid een sterke invloed uitoefenen, omdat zij toegang hebben tot het forum van de publieke opinie. Aan de Heer zelf moeten wij deze belangrijke en meeslepende gave vragen (Jer. 1, 6)[[b:Jer. 1, 6]] om waardig te zijn aan het geloof werkelijk een krachtig vertrekpunt te geven (Rom. 10, 17)[[b:Rom. 10, 17]] en onze boodschap te verbreiden tot het einde der aarde. (Ps. 18, 5; Rom. 10, 18)[[b:Ps. 18, 5; Rom. 10, 18]]
Laten wij dus de bepalingen over de dienst van het woord in de Constitutie van het Concilie over de heilige Liturgie[570] ijverig en vaardig toepassen. Laat ook het catechismusonderricht aan het christenvolk en alle anderen tot wie het zich kan richten, altijd steunen op een deskundige formulering, een verstandige methode en een volhardende praktijk. Moge het worden bekrachtigd door het getuigenis van een echt goed leven en naar verdere ontwikkeling streven. Moge het de toehoorders brengen tot de veiligheid van het geloof, tot besef voor de aansluiting van Gods Woord op het menselijk leven en tot een eerste kennis van het goddelijk licht.
Laten wij dus de bepalingen over de dienst van het woord in de Constitutie van het Concilie over de heilige Liturgie[570] ijverig en vaardig toepassen. Laat ook het catechismusonderricht aan het christenvolk en alle anderen tot wie het zich kan richten, altijd steunen op een deskundige formulering, een verstandige methode en een volhardende praktijk. Moge het worden bekrachtigd door het getuigenis van een echt goed leven en naar verdere ontwikkeling streven. Moge het de toehoorders brengen tot de veiligheid van het geloof, tot besef voor de aansluiting van Gods Woord op het menselijk leven en tot een eerste kennis van het goddelijk licht.
Referenties naar alinea 91: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De Kerk in dialoog
92
Tenslotte moeten wij iets zeggen over degenen tot wie ons gesprek zich richt, maar zelfs op dit punt willen wij niet op de stem van het Concilie vooruitlopen. En die stem zal zich spoedig doen horen, als het God belieft.
Referenties naar alinea 92: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
93
Boodschap voor iedereen
Wanneer wij echter in het algemeen spreken over de houding van gesprekspartner, die de Katholieke Kerk thans met vernieuwde ijver moet aannemen, willen wij volstaan met de opmerking dat zij bereid moet zijn tot een dialoog met alle mensen van goede wil, zowel binnen als buiten haar eigen bereik.
Wanneer wij echter in het algemeen spreken over de houding van gesprekspartner, die de Katholieke Kerk thans met vernieuwde ijver moet aannemen, willen wij volstaan met de opmerking dat zij bereid moet zijn tot een dialoog met alle mensen van goede wil, zowel binnen als buiten haar eigen bereik.
Referenties naar alinea 93: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
94
Niemand valt buiten de moederlijke bezorgdheid van de Kerk. Niemand staat buiten haar dienst. Niemand is haar vijand, als hij niet zelf wil. Niet voor niets noemt de Kerk zich katholiek. Niet voor niets heeft zij de opdracht in de wereld de eenheid, de liefde en de vrede te bevorderen.
Referenties naar alinea 94: 1
‘Ik was vreemdeling en gij hebt mij gastvrijheid verleend’ ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
95
Moeilijkheden onderkennen
De Kerk is zich de ontzettende omvang van zo'n zending diep bewust. Zij kent het statistisch verschil tussen haar eigen aantal en dat van de wereldbevolking. Zij kent de grenzen van haar krachten. Zij kent ook haar eigen zwakheden en de fouten van haar leden. Zij is er bovendien van overtuigd dat de ontvangst van het Evangelie uiteindelijk niet afhangt van enige apostolische inspanning of van een gunstige omstandigheid van tijdelijke aard, want het geloof is een gave van God. En God alleen bepaalt in de wereld de volgorde en het uur van de redding.
De Kerk weet echter dat zij zaad, zuurdeeg, zout en licht van de wereld is. De Kerk kent het uitzonderlijk nieuwe van de moderne tijd, maar met een eenvoudig vertrouwen gaat zij verder op de weg van de geschiedenis en zegt tot de mensen: "Ik bezit dat wat gij zoekt, dat wat gij nodig hebt".
Met deze woorden belooft zij geen aards geluk, maar zij biedt iets aan haar licht en haar genade om het geluk zo goed mogelijk te bereiken, en zij onderhoudt de mensen over hun bovenwereldse bestemming. Ook spreekt zij met hen over waarheid, rechtvaardigheid, vrijheid, vooruitgang, eendracht, vrede en beschaving. Van deze woorden kent de Kerk het geheim, want Christus heeft het haar toevertrouwd. Daarom heeft de Kerk een boodschap voor alle groepen mensen, voor de kinderen en voor de jeugd, voor geleerden en intellectuelen, voor de arbeiderswereld en de sociale klassen, voor de kunstenaars, de politici en de staatslieden, vooral voor de armen, de eenzamen, de lijdenden en ook voor de stervenden; kortom voor allen.
De Kerk is zich de ontzettende omvang van zo'n zending diep bewust. Zij kent het statistisch verschil tussen haar eigen aantal en dat van de wereldbevolking. Zij kent de grenzen van haar krachten. Zij kent ook haar eigen zwakheden en de fouten van haar leden. Zij is er bovendien van overtuigd dat de ontvangst van het Evangelie uiteindelijk niet afhangt van enige apostolische inspanning of van een gunstige omstandigheid van tijdelijke aard, want het geloof is een gave van God. En God alleen bepaalt in de wereld de volgorde en het uur van de redding.
De Kerk weet echter dat zij zaad, zuurdeeg, zout en licht van de wereld is. De Kerk kent het uitzonderlijk nieuwe van de moderne tijd, maar met een eenvoudig vertrouwen gaat zij verder op de weg van de geschiedenis en zegt tot de mensen: "Ik bezit dat wat gij zoekt, dat wat gij nodig hebt".
Met deze woorden belooft zij geen aards geluk, maar zij biedt iets aan haar licht en haar genade om het geluk zo goed mogelijk te bereiken, en zij onderhoudt de mensen over hun bovenwereldse bestemming. Ook spreekt zij met hen over waarheid, rechtvaardigheid, vrijheid, vooruitgang, eendracht, vrede en beschaving. Van deze woorden kent de Kerk het geheim, want Christus heeft het haar toevertrouwd. Daarom heeft de Kerk een boodschap voor alle groepen mensen, voor de kinderen en voor de jeugd, voor geleerden en intellectuelen, voor de arbeiderswereld en de sociale klassen, voor de kunstenaars, de politici en de staatslieden, vooral voor de armen, de eenzamen, de lijdenden en ook voor de stervenden; kortom voor allen.
Referenties naar alinea 95: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
96
In termen van concentrische cirkels
Men zou kunnen menen dat wij ons met deze woorden te veel laten meeslepen door het enthousiasme voor onze zending en niet voldoende rekening houden met de werkelijke toestand waarin zich de mensheid ten opzichte van de Katholieke Kerk bevindt. Toch is dit niet het geval, want wij onderkennen de werkelijke toestand zeer goed en om daarvan een kort overzicht te geven kunnen wij, dunkt ons, een indeling maken van de mensheid in concentrische cirkels rondom het middelpunt waarin de hand van God ons heeft geplaatst.
Men zou kunnen menen dat wij ons met deze woorden te veel laten meeslepen door het enthousiasme voor onze zending en niet voldoende rekening houden met de werkelijke toestand waarin zich de mensheid ten opzichte van de Katholieke Kerk bevindt. Toch is dit niet het geval, want wij onderkennen de werkelijke toestand zeer goed en om daarvan een kort overzicht te geven kunnen wij, dunkt ons, een indeling maken van de mensheid in concentrische cirkels rondom het middelpunt waarin de hand van God ons heeft geplaatst.
Referenties naar alinea 96: 1
Tertio millennio adveniente ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
97
De eerste cirkel: alles wat menselijk is
Er is een eerste, onmetelijke cirkel, waarvan wij met onze ogen de omtrek niet kunnen bepalen, want hij vervaagt aan de horizon. Hij omvat de mensheid in haar geheel, de wereld. Wij zien de afstand vandaar tot bij ons, maar voelen ons toch aan deze cirkel verwant. Al het menselijke gaat ons aan. Wij delen met heel de mensheid de natuur, het leven met al zijn gaven en al zijn problemen. Wij aanvaarden ons deelgenootschap in deze primaire gemeenschap van allen. Wij delen haar elementaire behoeften. De nieuwe en soms sublieme vindingen van haar talent juichen wij toe. Wij willen echter zedelijke waarheden, die van vitaal belang zijn en nuttig voor allen, in het licht stellen en in het menselijk geweten versterken. Overal waar de mens tracht zichzelf en de wereld te begrijpen, kunnen wij contact onderhouden. Overal waar de volken vergaderen om de rechten en plichten van de mens vast te stellen, rekenen wij het ons tot een eer, wanneer men ons toestaat daaraan deel te nemen. Als de mens een ziel bezit, die "van nature christelijk is", willen wij haar hoogachten en een dialoog met haar beginnen.
Er is een eerste, onmetelijke cirkel, waarvan wij met onze ogen de omtrek niet kunnen bepalen, want hij vervaagt aan de horizon. Hij omvat de mensheid in haar geheel, de wereld. Wij zien de afstand vandaar tot bij ons, maar voelen ons toch aan deze cirkel verwant. Al het menselijke gaat ons aan. Wij delen met heel de mensheid de natuur, het leven met al zijn gaven en al zijn problemen. Wij aanvaarden ons deelgenootschap in deze primaire gemeenschap van allen. Wij delen haar elementaire behoeften. De nieuwe en soms sublieme vindingen van haar talent juichen wij toe. Wij willen echter zedelijke waarheden, die van vitaal belang zijn en nuttig voor allen, in het licht stellen en in het menselijk geweten versterken. Overal waar de mens tracht zichzelf en de wereld te begrijpen, kunnen wij contact onderhouden. Overal waar de volken vergaderen om de rechten en plichten van de mens vast te stellen, rekenen wij het ons tot een eer, wanneer men ons toestaat daaraan deel te nemen. Als de mens een ziel bezit, die "van nature christelijk is", willen wij haar hoogachten en een dialoog met haar beginnen.
Referenties naar alinea 97: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
98
Wij herinneren echter ons zelf en alle anderen eraan dat onze houding volkomen belangeloos is: wij hebben geen enkel politiek of tijdelijk doel. Anderzijds willen wij alle hoogstaande, menselijke en aardse waarden aanvaarden en opheffen tot een bovennatuurlijk en christelijk niveau. De Kerk stelt zich niet gelijk met de cultuur, maar bevordert haar.
Referenties naar alinea 98: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
99
De loochening van God een groeiend kwaad
Wij weten overigens dat er binnen deze eindeloze cirkel velen en helaas zeer velen zijn die geen enkele godsdienst belijden. Wij weten ook dat er velen zijn die een van de talrijke vormen van atheïsme aanhangen. En het is ons bekend dat sommigen deze boosheid openlijk belijden en daarvoor strijden als voor een program van menselijke opvoeding en politiek gedrag. Zij doen dit in de oprechte, maar noodlottige overtuiging dat zij de mens bevrijden van verouderde en verkeerde ideeën over het leven en de wereld, en zij beweren dat zij die vervangen door een wetenschappelijke opvatting die in overeenstemming is met de tegenwoordige vooruitgang.
Wij weten overigens dat er binnen deze eindeloze cirkel velen en helaas zeer velen zijn die geen enkele godsdienst belijden. Wij weten ook dat er velen zijn die een van de talrijke vormen van atheïsme aanhangen. En het is ons bekend dat sommigen deze boosheid openlijk belijden en daarvoor strijden als voor een program van menselijke opvoeding en politiek gedrag. Zij doen dit in de oprechte, maar noodlottige overtuiging dat zij de mens bevrijden van verouderde en verkeerde ideeën over het leven en de wereld, en zij beweren dat zij die vervangen door een wetenschappelijke opvatting die in overeenstemming is met de tegenwoordige vooruitgang.
Referenties naar alinea 99: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
100
Dit is het meest verontrustende verschijnsel van onze tijd. De theorie waarop de ontkenning van God berust, is naar onze vaste overtuiging fundamenteel onjuist; zij is niet in overeenstemming met de diepste en wezenlijkste eisen van het verstand; zij ontneemt aan de redelijke wereldorde haar authentieke en vruchtbare grondslag; zij geeft het menselijk bestaan geen formule om de problemen op te lossen maar een leeg dogma dat het leven verlaagt en somber maakt en iedere sociale orde die beweert daarop gebouwd te zijn, in de wortel aantast. Dit is geen bevrijding maar een dramatische poging het licht van de levende God uit te doven. Daarom zullen wij ons met alle kracht verzetten tegen het voortdringende kwaad van de godloochening. Wij zullen dit doen in het hoogste belang van de waarheid, uit een heilige plicht tot trouwe belijdenis van Christus en Zijn Evangelie en uit een hartstochtelijke en nooit aflatende liefde voor het lot van de mensheid. Wij doen dit ook in het onwrikbaar vertrouwen dat de, moderne mens zich in de godsdienst die het katholicisme hem biedt, nog geroepen voelt tot een beschaving, die niet ten onder gaat maar zich steeds verder ontwikkelt tot de natuurlijke en bovennatuurlijke vervolmaking van de menselijke geest. Door de genade van God is deze geest in staat tot een vreedzaam en eervol bezit van de tijdelijke goederen en staat hij toch open voor de hoop op de eeuwige goederen.
Referenties naar alinea 100: 1
Tot de deelnemers aan het 6e Internationaal Congres over de leer van Sint-Thomas van Aquino, georganiseerd door de Pauselijke Academie van Sint-Thomas van Aquino ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
101
Onderdrukking door het communisme
Om deze redenen worden wij evenals onze Voorgangers en allen, die zich om godsdienstige waarden bekommeren, genoodzaakt tot een veroordeling van de ideologische stelsels die God loochenen en de Kerk vervolgen. Deze stelsels gaan dikwijls samen met een economische, sociale en politieke bestuursvorm, zoals vooral het geval is, in het atheïstische communisme. Men zou kunnen zeggen dat het niet zozeer gaat om een veroordeling onzerzijds dan om een radicale ideeëntegenstelling en een gewelddadige onderdrukking van de kant van deze stelsels zelf en van de regeringen die daarop steunen. Overigens is dit in feite meer bedoeld als een klacht van slachtoffers dan als een gerechtelijke uitspraak.
Om deze redenen worden wij evenals onze Voorgangers en allen, die zich om godsdienstige waarden bekommeren, genoodzaakt tot een veroordeling van de ideologische stelsels die God loochenen en de Kerk vervolgen. Deze stelsels gaan dikwijls samen met een economische, sociale en politieke bestuursvorm, zoals vooral het geval is, in het atheïstische communisme. Men zou kunnen zeggen dat het niet zozeer gaat om een veroordeling onzerzijds dan om een radicale ideeëntegenstelling en een gewelddadige onderdrukking van de kant van deze stelsels zelf en van de regeringen die daarop steunen. Overigens is dit in feite meer bedoeld als een klacht van slachtoffers dan als een gerechtelijke uitspraak.
Referenties naar alinea 101: 1
Fratelli tutti ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
102
De gedachte aan een dialoog wordt in zulke omstandigheden moeilijk, om niet te zeggen, onmogelijk, al weigeren wij ook nu nog iemand à priori uit te sluiten, die aanhanger is van genoemde stelsels en regeringsvormen. Voor wie de waarheid bemint, staat de discussie altijd open. Maar de moeilijkheden stijgen enorm door hindernissen van morele aard. Zij zijn het gevolg van een gebrek aan voldoende vrijheid in denken en handelen en van het misbruik dat in de discussie gemaakt wordt van termen, die niet meer dienen voor het zoeken en uitdrukken van de waarheid maar voor een vooropgezet eigenbelang.
Referenties naar alinea 102: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
103
Daarom maakt de dialoog plaats voor het stilzwijgen. Zo zwijgt bijvoorbeeld de Kerk van de stilte; zij spreekt alleen door haar lijden en voegt dit bij het lijden van een onderdrukte en vernederende gemeenschap, waarin de rechten van de geest worden overweldigd door de machthebbers. Wanneer wij in deze omstandigheden een discussie zouden aangaan, hoe kunnen wij dan komen tot een dialoog? Het zou niet meer zijn dan "een stem van iemand die roept in de Woestijn" (Mc. 1, 3)[b:Mc. 1, 3]. Het stilzwijgen, de jammerkreet, het geduld en de nooit aflatende liefde vormen dan het getuigenis dat de Kerk nog kan geven en dat zelfs de dood niet kan verstikken.
Referenties naar alinea 103: 1
Gaudium et Spes ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
104
Tot de deelnemers aan het 6e Internationaal Congres over de leer van Sint-Thomas van Aquino, georganiseerd door de Pauselijke Academie van Sint-Thomas van Aquino ->=geentekst=
De uitdaging om te begrijpen, te antwoorden en te corrigeren
Het handhaven en verdedigen van de godsdienst en de geestelijke waarden, waarvoor de godsdienst opkomt, moet krachtig en eerlijk geschieden. Daarom moeten wij uit pastorale bezorgdheid in de geest van de moderne atheïst zoeken naar de verborgen oorzaken van zijn verwarring en zijn ontkenning van het godsbestaan. Het is duidelijk dat deze oorzaken talrijk zijn en gecompliceerd. Dit besef maakt ons oordeel voorzichtig en de weerlegging doeltreffender. Soms vinden wij de oorzaak in de behoefte aan een verhevener en zuiverder voorstelling van het goddelijke dan wellicht in bepaalde onvolkomen vormen van taal en eredienst gebruikelijk is. Wij moeten trachten deze vormen zo zuiver en helder mogelijk te maken, zodat zij een betere uitdrukking worden van het heilige dat zij aanduiden.
Het valt ons op, dat deze atheïsten gedreven worden door een hevig, maar dikwijls ook edelmoedig verlangen, door een hartstochtelijk en niet te verwezenlijken idealisme. Zij dromen van rechtvaardigheid en vooruitgang en streven naar een hoogste sociale orde, die als het ware hun god is. Dit doel vervangt bij hen het Absolute en Noodzakelijke. Hieruit blijkt dat men niet ontkomt aan het verlangen naar het goddelijk Beginsel en Einddoel. Het transcendente en immanente karakter daarvan zullen wij in ons leerambt met geduld en wijsheid moeten verklaren.
Wij merken op dat deze mensen soms in een argeloos enthousiasme een consequent beroep doen op de menselijke logica om een wetenschappelijke verklaring op te stellen van het heelal. Dit onderzoek is des te minder aanvechtbaar naarmate het meer gebaseerd is op de regels van de logica, die dikwijls niet verschillen van die in onze klassieke school. Juist tegen de bedoeling van hen die denken hier een onoverwinnelijk wapen voor de verdediging van hun atheïsme gevonden te hebben, leidt dit onderzoek uit eigen innerlijke kracht op metafysische en logische gronden tot een nieuwe en beslissende erkenning van de hoogste God.
Is er onder ons iemand die hulp kan verlenen bij dit noodzakelijke denkproces, dat atheïstische staatslieden en geleerden graag op een bepaald punt doen ophouden, zodat zij zich het hoogste licht ontnemen dat inzicht verschaft in de kosmos? Hier kan men begrip bijbrengen voor de objectieve waarheid over het kosmisch heelal, zodat de geest wordt getroffen door het besef van Gods aanwezigheid en op de lippen de nederige en stamelende woorden komen van een gelukkig gebed.
Het valt ons op dat deze atheïsten soms ook gedreven worden door edele gevoelens en een afkeer hebben van de middelmatigheid en het egoïsme, dat tegenwoordig zoveel sociale milieus ontsiert. Zij maken een handig gebruik van zegswijzen en uitspraken uit het Evangelie over menselijke solidariteit, wederzijds hulpbetoon en medelijden.
Het handhaven en verdedigen van de godsdienst en de geestelijke waarden, waarvoor de godsdienst opkomt, moet krachtig en eerlijk geschieden. Daarom moeten wij uit pastorale bezorgdheid in de geest van de moderne atheïst zoeken naar de verborgen oorzaken van zijn verwarring en zijn ontkenning van het godsbestaan. Het is duidelijk dat deze oorzaken talrijk zijn en gecompliceerd. Dit besef maakt ons oordeel voorzichtig en de weerlegging doeltreffender. Soms vinden wij de oorzaak in de behoefte aan een verhevener en zuiverder voorstelling van het goddelijke dan wellicht in bepaalde onvolkomen vormen van taal en eredienst gebruikelijk is. Wij moeten trachten deze vormen zo zuiver en helder mogelijk te maken, zodat zij een betere uitdrukking worden van het heilige dat zij aanduiden.
Het valt ons op, dat deze atheïsten gedreven worden door een hevig, maar dikwijls ook edelmoedig verlangen, door een hartstochtelijk en niet te verwezenlijken idealisme. Zij dromen van rechtvaardigheid en vooruitgang en streven naar een hoogste sociale orde, die als het ware hun god is. Dit doel vervangt bij hen het Absolute en Noodzakelijke. Hieruit blijkt dat men niet ontkomt aan het verlangen naar het goddelijk Beginsel en Einddoel. Het transcendente en immanente karakter daarvan zullen wij in ons leerambt met geduld en wijsheid moeten verklaren.
Wij merken op dat deze mensen soms in een argeloos enthousiasme een consequent beroep doen op de menselijke logica om een wetenschappelijke verklaring op te stellen van het heelal. Dit onderzoek is des te minder aanvechtbaar naarmate het meer gebaseerd is op de regels van de logica, die dikwijls niet verschillen van die in onze klassieke school. Juist tegen de bedoeling van hen die denken hier een onoverwinnelijk wapen voor de verdediging van hun atheïsme gevonden te hebben, leidt dit onderzoek uit eigen innerlijke kracht op metafysische en logische gronden tot een nieuwe en beslissende erkenning van de hoogste God.
Is er onder ons iemand die hulp kan verlenen bij dit noodzakelijke denkproces, dat atheïstische staatslieden en geleerden graag op een bepaald punt doen ophouden, zodat zij zich het hoogste licht ontnemen dat inzicht verschaft in de kosmos? Hier kan men begrip bijbrengen voor de objectieve waarheid over het kosmisch heelal, zodat de geest wordt getroffen door het besef van Gods aanwezigheid en op de lippen de nederige en stamelende woorden komen van een gelukkig gebed.
Het valt ons op dat deze atheïsten soms ook gedreven worden door edele gevoelens en een afkeer hebben van de middelmatigheid en het egoïsme, dat tegenwoordig zoveel sociale milieus ontsiert. Zij maken een handig gebruik van zegswijzen en uitspraken uit het Evangelie over menselijke solidariteit, wederzijds hulpbetoon en medelijden.
Referenties naar alinea 104: 2
Gaudium et Spes ->=geentekst=Tot de deelnemers aan het 6e Internationaal Congres over de leer van Sint-Thomas van Aquino, georganiseerd door de Pauselijke Academie van Sint-Thomas van Aquino ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
105
Zullen wij niet ooit in staat zijn deze uitdrukkingen voor zedelijke waarden tot hun werkelijke, christelijke bronnen terug te brengen? Wij herinneren daarom graag aan de woorden van onze voorganger Johannes XXIII, in zijn Encycliek Pacem in Terris[53], waar hij zegt dat de leer van zulke bewegingen, wanneer zij eenmaal uitgewerkt en vastgelegd is, altijd hetzelfde blijft, maar de bewegingen zelf een geleidelijke ontwikkeling kunnen doormaken en zelfs ingrijpende veranderingen kunnen ondergaan. vgl: Pacem in Terris, 134[[[53|134]]] Wij geven daarom de hoop niet op dat het eens met de Kerk tot een dialoog zal komen, die vruchtbaarder zal zijn dan de dialoog van onze tijd, die niet meer is dan een onvermijdelijke afkeuring en een klacht onzerzijds.
Referenties naar alinea 105: 1
Gaudium et Spes ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
106
De dialoog omwille van de vrede
Wij kunnen onze blik niet afwenden van dit overzicht over de tegenwoordige wereld zonder het uitspreken van een vurige wens. Wij hopen dat ons voornemen tot het ontwikkelen en verbeteren van onze dialoog overeenkomstig de verschillende en talrijke aspecten die hij vertoont, zal bijdragen tot de vrede onder de mensen. De dialoog is immers een methode die de menselijke verhoudingen tracht te regelen met behulp van een redelijke en eerlijke taal. Hij schenkt een schat van ervaring en wijsheid om in allen de overweging van de hoogste waarden te verlevendigen.
Een dialoog zoals wij die willen, zonder eigenbelang, onbevooroordeeld en open, bevordert op zich reeds een vrijwillige en eervolle vrede. Deze dialoog verafschuwt iedere vorm van onoprechtheid, naijver, bedrog en verraad, en veroordeelt de aanvalsoorlog, die gericht is op verovering en overheersing, als een rampzalige misdaad. De dialoog raakt noodzakelijk de menselijke verhouding in de toporganen van een volk, in het lichaam zelf en in de grondslagen die gevormd worden door de maatschappelijke standen, het gezin en het individu. De dialoog doordringt alle instellingen en alle mensen met de zin en de smaak voor de vrede en met de plicht de vrede te bewaren.
Wij kunnen onze blik niet afwenden van dit overzicht over de tegenwoordige wereld zonder het uitspreken van een vurige wens. Wij hopen dat ons voornemen tot het ontwikkelen en verbeteren van onze dialoog overeenkomstig de verschillende en talrijke aspecten die hij vertoont, zal bijdragen tot de vrede onder de mensen. De dialoog is immers een methode die de menselijke verhoudingen tracht te regelen met behulp van een redelijke en eerlijke taal. Hij schenkt een schat van ervaring en wijsheid om in allen de overweging van de hoogste waarden te verlevendigen.
Een dialoog zoals wij die willen, zonder eigenbelang, onbevooroordeeld en open, bevordert op zich reeds een vrijwillige en eervolle vrede. Deze dialoog verafschuwt iedere vorm van onoprechtheid, naijver, bedrog en verraad, en veroordeelt de aanvalsoorlog, die gericht is op verovering en overheersing, als een rampzalige misdaad. De dialoog raakt noodzakelijk de menselijke verhouding in de toporganen van een volk, in het lichaam zelf en in de grondslagen die gevormd worden door de maatschappelijke standen, het gezin en het individu. De dialoog doordringt alle instellingen en alle mensen met de zin en de smaak voor de vrede en met de plicht de vrede te bewaren.
Referenties naar alinea 106: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
107
De tweede cirkel: zij die in God geloven
Vervolgens zien wij rondom ons de lijnen van een tweede cirkel die eveneens onmetelijk is maar minder ver van ons verwijderd. Hij omvat vooral de mensen die de ene en hoogste God aanbidden zoals wij. Wij bedoelen de zonen van het Joodse volk, die onze liefdevolle eerbied verdienen en trouw zijn aan wat wij de oudtestamentische godsdienst noemen.
Verder bedoelen wij degenen, die God aanbidden volgens de opvatting van het monotheïsme, zoals vooral de mohammedanen. Om het ware en het goede in hun godsdienst verdienen zij onze bewondering.
Tenslotte doelen wij op de aanhangers van de grote Afro-aziatische godsdiensten.
Natuurlijk kunnen wij met deze verschillende vormen van godsdienst niet instemmen. Wij kunnen ook geen onverschillige houding aannemen, alsof alle godsdiensten, ieder op eigen wijze, gelijkwaardig zouden zijn en hun aanhangers zouden ontslaan van de plicht te onderzoeken, of God voor de wijze waarop hij gekend, bemind en gediend wil worden, een volmaakte en definitieve vorm heeft geopenbaard, die vrij is van iedere dwaling. Eerlijkheidshalve moeten wij zelfs uiting geven aan onze overtuiging dat er slechts één ware godsdienst is en dat dit de christelijke is. En wij moeten hopen dat zij als zodanig zal worden erkend door allen die God zoeken en aanbidden.
Vervolgens zien wij rondom ons de lijnen van een tweede cirkel die eveneens onmetelijk is maar minder ver van ons verwijderd. Hij omvat vooral de mensen die de ene en hoogste God aanbidden zoals wij. Wij bedoelen de zonen van het Joodse volk, die onze liefdevolle eerbied verdienen en trouw zijn aan wat wij de oudtestamentische godsdienst noemen.
Verder bedoelen wij degenen, die God aanbidden volgens de opvatting van het monotheïsme, zoals vooral de mohammedanen. Om het ware en het goede in hun godsdienst verdienen zij onze bewondering.
Tenslotte doelen wij op de aanhangers van de grote Afro-aziatische godsdiensten.
Natuurlijk kunnen wij met deze verschillende vormen van godsdienst niet instemmen. Wij kunnen ook geen onverschillige houding aannemen, alsof alle godsdiensten, ieder op eigen wijze, gelijkwaardig zouden zijn en hun aanhangers zouden ontslaan van de plicht te onderzoeken, of God voor de wijze waarop hij gekend, bemind en gediend wil worden, een volmaakte en definitieve vorm heeft geopenbaard, die vrij is van iedere dwaling. Eerlijkheidshalve moeten wij zelfs uiting geven aan onze overtuiging dat er slechts één ware godsdienst is en dat dit de christelijke is. En wij moeten hopen dat zij als zodanig zal worden erkend door allen die God zoeken en aanbidden.
Referenties naar alinea 107: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
108
Gemeenschappelijke idealen op veler terrein
Toch willen wij onze eerbiedige waardering uitspreken voor de geestelijke en morele waarden, die in de verschillende niet-christelijke godsdiensten voorhanden zijn. Graag zouden wij met hen de idealen aanmoedigen en verdedigen, die wij op het gebied van de godsdienstvrijheid, de broederschap onder de mensen, de wetenschap en de cultuur, de sociale voorzieningen en de burgerlijke orde gemeenschappelijk hebben. Een dialoog over deze gemeenschappelijke idealen is van onze kant mogelijk en wij zullen niet nalaten daartoe telkens de gelegenheid te bieden, wanneer dit in een eerlijke wederzijdse achting welwillend zal worden aanvaard.
Toch willen wij onze eerbiedige waardering uitspreken voor de geestelijke en morele waarden, die in de verschillende niet-christelijke godsdiensten voorhanden zijn. Graag zouden wij met hen de idealen aanmoedigen en verdedigen, die wij op het gebied van de godsdienstvrijheid, de broederschap onder de mensen, de wetenschap en de cultuur, de sociale voorzieningen en de burgerlijke orde gemeenschappelijk hebben. Een dialoog over deze gemeenschappelijke idealen is van onze kant mogelijk en wij zullen niet nalaten daartoe telkens de gelegenheid te bieden, wanneer dit in een eerlijke wederzijdse achting welwillend zal worden aanvaard.
Referenties naar alinea 108: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
109
De derde cirkel: onze gescheiden christelijke broeders
Een derde cirkel, dichter bij ons, omvat degenen die zich christen noemen. Binnen dit bereik staat de dialoog open, die men oecumenisch noemt. Op sommige terreinen heeft deze dialoog reeds het stadium van een positieve ontwikkeling bereikt. Wij zouden veel kunnen zeggen over dit onderwerp, dat zo ingewikkeld en delicaat is, maar onze uiteenzetting hier is slechts een begin. Wij beperken ons thans tot enkele punten die reeds bekend zijn.
Wij houden ons graag aan het beginsel: eerst naar voren brengen wat men gemeen heeft, dan pas ingaan op hetgeen ons scheidt. Dit is een goede en vruchtbare basis voor onze dialoog. Tot de voortzetting ervan zijn wij van harte bereid, maar wij willen nog meer: op veel punten, waarin wij verschillen, op het gebied van de traditie, de spiritualiteit, de kerkelijke wetgeving en de eredienst, zijn wij genegen te onderzoeken, hoe wij aan de rechtmatige verlangens van onze nog gescheiden medechristenen tegemoet kunnen komen. Niets verlangen wij vuriger dan hen in een volmaakte eenheid van geloof en liefde te omarmen.
Toch moeten wij zeggen dat wij onmogelijk afbreuk kunnen doen aan de zuiverheid van het geloof en de eisen van de liefde. Wij zien hier weerstanden en gevoelens van wantrouwen, maar nu de Katholieke Kerk het initiatief genomen heeft tot het herstel van de éne schaapstal van Christus, zal zij met alle geduld en omzichtigheid op de ingeslagen weg verder gaan. Haar voorrechten, die de gescheiden broeders nog altijd van haar verwijderd houden, zal zij blijven verklaren. Deze voorrechten zijn immers niet de vrucht van historische ambities of ongezonde theologische bespiegelingen; zij komen voort uit de wil van God en wanneer men ze in hun ware betekenis begrijpt, zijn zij een weldaad voor allen en bevorderen zij onze onderlinge eenheid, onze gemeenschappelijke vrijheid en onze gezamenlijke volheid van christelijk leven. De Katholieke Kerk zal niet ophouden zich door gebed en boete geschikt te maken om de begeerde verzoening waardig te worden.
Een derde cirkel, dichter bij ons, omvat degenen die zich christen noemen. Binnen dit bereik staat de dialoog open, die men oecumenisch noemt. Op sommige terreinen heeft deze dialoog reeds het stadium van een positieve ontwikkeling bereikt. Wij zouden veel kunnen zeggen over dit onderwerp, dat zo ingewikkeld en delicaat is, maar onze uiteenzetting hier is slechts een begin. Wij beperken ons thans tot enkele punten die reeds bekend zijn.
Wij houden ons graag aan het beginsel: eerst naar voren brengen wat men gemeen heeft, dan pas ingaan op hetgeen ons scheidt. Dit is een goede en vruchtbare basis voor onze dialoog. Tot de voortzetting ervan zijn wij van harte bereid, maar wij willen nog meer: op veel punten, waarin wij verschillen, op het gebied van de traditie, de spiritualiteit, de kerkelijke wetgeving en de eredienst, zijn wij genegen te onderzoeken, hoe wij aan de rechtmatige verlangens van onze nog gescheiden medechristenen tegemoet kunnen komen. Niets verlangen wij vuriger dan hen in een volmaakte eenheid van geloof en liefde te omarmen.
Toch moeten wij zeggen dat wij onmogelijk afbreuk kunnen doen aan de zuiverheid van het geloof en de eisen van de liefde. Wij zien hier weerstanden en gevoelens van wantrouwen, maar nu de Katholieke Kerk het initiatief genomen heeft tot het herstel van de éne schaapstal van Christus, zal zij met alle geduld en omzichtigheid op de ingeslagen weg verder gaan. Haar voorrechten, die de gescheiden broeders nog altijd van haar verwijderd houden, zal zij blijven verklaren. Deze voorrechten zijn immers niet de vrucht van historische ambities of ongezonde theologische bespiegelingen; zij komen voort uit de wil van God en wanneer men ze in hun ware betekenis begrijpt, zijn zij een weldaad voor allen en bevorderen zij onze onderlinge eenheid, onze gemeenschappelijke vrijheid en onze gezamenlijke volheid van christelijk leven. De Katholieke Kerk zal niet ophouden zich door gebed en boete geschikt te maken om de begeerde verzoening waardig te worden.
Referenties naar alinea 109: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
110
Het Pausschap een kennelijk obstakel
In dit verband bedroeft ons één gedachte: op grond van het ere- en jurisdictieprimaat dat Christus aan Zijn apostel Petrus verleend heeft en dat wij van hem hebben geërfd, worden juist wij, die de verzoening nastreven, door veel gescheiden broeders beschouwd als degenen die deze verzoening belet.
Zeggen sommigen niet dat de opheffing van het primaat van de Paus de vereniging van de gescheiden kerken met de Katholieke Kerk zou vergemakkelijken? Wij smeken onze gescheiden broeders de onhoudbaarheid van deze onderstelling te willen overdenken. Want niet alleen zou de Katholieke Kerk zonder de Paus niet meer zijn wat zij is, ook zou door het ontbreken van het opperste, doeltreffende en beslissende herdersambt van Petrus in de Kerk van Christus de eenheid verloren gaan. Tevergeefs zou men dan nog streven naar een herstel van de eenheid, want men zou zich richten naar normen die de enig ware, door Christus vastgestelde norm moeten vervangen. "Er zouden in de Kerk evenveel schisma's zijn als priesters", schrijft de H. Hieronymus terecht. n. 9: PL 23, 173[[4969]]
Wij willen ook opmerken dat dit centrale punt in de heilige Kerk niet bedoeld is als een overmacht die steunt op geestelijke hoogmoed of menselijke heerszucht, maar als een primaat van dienstbaarheid, ambtsvervulling en liefde. Het is dus geen holle retoriek, wanneer men aan de plaatsbekleder van Christus de titel toekent "de geringste onder de dienaren van God".
In dit verband bedroeft ons één gedachte: op grond van het ere- en jurisdictieprimaat dat Christus aan Zijn apostel Petrus verleend heeft en dat wij van hem hebben geërfd, worden juist wij, die de verzoening nastreven, door veel gescheiden broeders beschouwd als degenen die deze verzoening belet.
Zeggen sommigen niet dat de opheffing van het primaat van de Paus de vereniging van de gescheiden kerken met de Katholieke Kerk zou vergemakkelijken? Wij smeken onze gescheiden broeders de onhoudbaarheid van deze onderstelling te willen overdenken. Want niet alleen zou de Katholieke Kerk zonder de Paus niet meer zijn wat zij is, ook zou door het ontbreken van het opperste, doeltreffende en beslissende herdersambt van Petrus in de Kerk van Christus de eenheid verloren gaan. Tevergeefs zou men dan nog streven naar een herstel van de eenheid, want men zou zich richten naar normen die de enig ware, door Christus vastgestelde norm moeten vervangen. "Er zouden in de Kerk evenveel schisma's zijn als priesters", schrijft de H. Hieronymus terecht. n. 9: PL 23, 173[[4969]]
Wij willen ook opmerken dat dit centrale punt in de heilige Kerk niet bedoeld is als een overmacht die steunt op geestelijke hoogmoed of menselijke heerszucht, maar als een primaat van dienstbaarheid, ambtsvervulling en liefde. Het is dus geen holle retoriek, wanneer men aan de plaatsbekleder van Christus de titel toekent "de geringste onder de dienaren van God".
Referenties naar alinea 110: 1
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
111
Op dit plan beweegt zich onze dialoog en nog voor hij zich ontplooit in broederlijke gesprekken drukt hij zich uit in een samenspraak met de hemelse Vader door het uitstorten van een hoopvol gebed.
Referenties naar alinea 111: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
112
Hereniging is veelbelovend
Wij stellen met vreugde en vertrouwen vast, eerbiedwaardige Broeders, dat dit uitgestrekt en gevarieerd gebied van de afgescheiden christenen geheel van een geestelijk elan doortrokken is. Dit lijkt ons voor de toekomst te wijzen op een gunstige ontwikkeling, waardoor zij opnieuw hun plaats in de ene Kerk van Christus zullen innemen.
Wij smeken de Heilige Geest de "oecumenische beweging" te bezielen. Gaarne geven wij opnieuw uiting aan onze ontroering en vreugde over de liefdevolle en vooral ook hoopvolle ontmoeting[294] die wij te Jeruzalem met patriarch Athenagoras hebben gehad. Met eerbied en dankbaarheid willen wij de waarnemers van de afgescheiden Kerken bij het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie[d:4] begroeten en gaarne verzekeren wij nogmaals dat wij met een heilige belangstelling onze aandacht gevestigd houden op alle geestelijke verschijnselen, die verband houden met het probleem van de eenheid en in het brandpunt staan bij personen, groepen en gemeenschappen met een levendig en edel godsdienstig leven. Met eerbiedwaardige liefde groeten wij al deze christenen en wij verwachten dat het ons in een oprechte en liefdevolle dialoog nog meer gegeven zal zijn met hen de zaak van Christus en de eenheid die Hij in Zijn Kerk heeft gewild, te bevorderen.
Wij stellen met vreugde en vertrouwen vast, eerbiedwaardige Broeders, dat dit uitgestrekt en gevarieerd gebied van de afgescheiden christenen geheel van een geestelijk elan doortrokken is. Dit lijkt ons voor de toekomst te wijzen op een gunstige ontwikkeling, waardoor zij opnieuw hun plaats in de ene Kerk van Christus zullen innemen.
Wij smeken de Heilige Geest de "oecumenische beweging" te bezielen. Gaarne geven wij opnieuw uiting aan onze ontroering en vreugde over de liefdevolle en vooral ook hoopvolle ontmoeting[294] die wij te Jeruzalem met patriarch Athenagoras hebben gehad. Met eerbied en dankbaarheid willen wij de waarnemers van de afgescheiden Kerken bij het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie[d:4] begroeten en gaarne verzekeren wij nogmaals dat wij met een heilige belangstelling onze aandacht gevestigd houden op alle geestelijke verschijnselen, die verband houden met het probleem van de eenheid en in het brandpunt staan bij personen, groepen en gemeenschappen met een levendig en edel godsdienstig leven. Met eerbiedwaardige liefde groeten wij al deze christenen en wij verwachten dat het ons in een oprechte en liefdevolle dialoog nog meer gegeven zal zijn met hen de zaak van Christus en de eenheid die Hij in Zijn Kerk heeft gewild, te bevorderen.
Referenties naar alinea 112: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
113
Laatste cirkel: De binnenkerkelijke dialoog
Tenslotte richt zich onze dialoog tot de zonen van het Huis van God, de éne, heilige en apostolische Kerk, waarvan de Kerk van Rome "de moeder en het hoofd is". Hoe graag zouden wij van deze dialoog met huisgenoten genieten in een volheid van geloof, liefde en goede werken! Hoe graag zouden wij willen dat deze dialoog indringend is en vertrouwelijk, ontvankelijk voor alle waarheden en deugden en voor alle waarden van ons dogmatisch en geestelijk erfgoed. Hoezeer wensen wij dat hij oprecht is en bezield met een waarachtige vroomheid, bereid naar de vele stemmen van de moderne wereld te luisteren en in staat de katholieken tot werkelijk goede mensen te maken, wijs, vrij, evenwichtig en sterk!
Tenslotte richt zich onze dialoog tot de zonen van het Huis van God, de éne, heilige en apostolische Kerk, waarvan de Kerk van Rome "de moeder en het hoofd is". Hoe graag zouden wij van deze dialoog met huisgenoten genieten in een volheid van geloof, liefde en goede werken! Hoe graag zouden wij willen dat deze dialoog indringend is en vertrouwelijk, ontvankelijk voor alle waarheden en deugden en voor alle waarden van ons dogmatisch en geestelijk erfgoed. Hoezeer wensen wij dat hij oprecht is en bezield met een waarachtige vroomheid, bereid naar de vele stemmen van de moderne wereld te luisteren en in staat de katholieken tot werkelijk goede mensen te maken, wijs, vrij, evenwichtig en sterk!
Referenties naar alinea 113: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
114
Gehoorzaamheid nog steeds uit te oefenen
Wij zouden dus aan de interne verhoudingen in de Kerk het karakter willen geven van een dialoog tussen de leden van een gemeenschap die gebouwd is op het beginsel van de liefde. Maar dit heft de gehoorzaamheid niet op. Immers, iedere goed geordende gemeenschap en met name de hiërarchische inrichting van de Kerk veronderstelt de uitoefening van gezag en de plicht zich daaraan te onderwerpen. Het gezag in de Kerk is een instelling van Christus, het vertegenwoordigt Hem, is de officiële drager van Zijn Woord en de uitdrukking van Zijn herderlijke liefde. De gehoorzaamheid komt dus voort uit het geloof, zij wordt een school van evangelische nederigheid en maakt degene die gehoorzaamt deelachtig aan de wijsheid, de eenheid, het goede voorbeeld en de liefde, die een steun zijn voor het Lichaam van de Kerk. Zowel hij die beveelt, als hij die gehoorzaamt, verwerft de eer een navolger van Christus te zijn, die "gehoorzaam geworden is tot de dood". (Fil. 2, 8)[b:Fil. 2, 8]
Wij zouden dus aan de interne verhoudingen in de Kerk het karakter willen geven van een dialoog tussen de leden van een gemeenschap die gebouwd is op het beginsel van de liefde. Maar dit heft de gehoorzaamheid niet op. Immers, iedere goed geordende gemeenschap en met name de hiërarchische inrichting van de Kerk veronderstelt de uitoefening van gezag en de plicht zich daaraan te onderwerpen. Het gezag in de Kerk is een instelling van Christus, het vertegenwoordigt Hem, is de officiële drager van Zijn Woord en de uitdrukking van Zijn herderlijke liefde. De gehoorzaamheid komt dus voort uit het geloof, zij wordt een school van evangelische nederigheid en maakt degene die gehoorzaamt deelachtig aan de wijsheid, de eenheid, het goede voorbeeld en de liefde, die een steun zijn voor het Lichaam van de Kerk. Zowel hij die beveelt, als hij die gehoorzaamt, verwerft de eer een navolger van Christus te zijn, die "gehoorzaam geworden is tot de dood". (Fil. 2, 8)[b:Fil. 2, 8]
Referenties naar alinea 114: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
115
Bovendien wordt bij de dialoog de gezagsuitoefening zelf tot gehoorzaamheid, indien de overheid er zich tegenover haar ondergeschikten van bewust is, dat haar dienende taak gericht moet zijn op waarheid en liefde. Met gehoorzaamheid bedoelen wij het onderhouden van de kerkelijke voorschriften en de onderwerping aan de wettige overheid in een geest van bereidwilligheid en gelijkmoedigheid, zoals dat vrije en liefdevolle zonen past.
De geest van onafhankelijkheid, kritiek en verzet is onverenigbaar met de liefde, die de bezielende kracht is van de solidariteit, de eensgezindheid en de vrede in de Kerk, en hij doet de dialoog gemakkelijk verkeren in ruzie, woordenstrijd en tweedracht. Een onverkwikkelijke vertoning is dit, al komt het maar al te gemakkelijk voor, en dit ondanks de waarschuwing van Sint Paulus: "Laat onder U geen verdeeldheid bestaan". (1 Kor. 1, 10)[b:1 Kor. 1, 10]
De geest van onafhankelijkheid, kritiek en verzet is onverenigbaar met de liefde, die de bezielende kracht is van de solidariteit, de eensgezindheid en de vrede in de Kerk, en hij doet de dialoog gemakkelijk verkeren in ruzie, woordenstrijd en tweedracht. Een onverkwikkelijke vertoning is dit, al komt het maar al te gemakkelijk voor, en dit ondanks de waarschuwing van Sint Paulus: "Laat onder U geen verdeeldheid bestaan". (1 Kor. 1, 10)[b:1 Kor. 1, 10]
Referenties naar alinea 115: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
116
Een goed begin - Nog een lange weg te gaan
Het is onze vurige wens dat de dialoog die reeds lang binnen de kerkelijke gemeenschap gevoerd wordt, een nieuwe bezieling krijgt, nieuwe onderwerpen en nieuwe deelnemers. Daardoor zal de vitaliteit en de heiligheid van Christus' mystieke Lichaam op aarde toenemen.
Zonder aarzelen steunen wij alles wat bijdraagt tot de verbreiding van de leer, die de Kerk bewaart en beheert. Het liturgisch en innerlijk leven en de prediking hebben wij reeds vermeld. Wij moeten hier nog noemen: de school, de pers, de sociale acties, de missie en de caritas, onderwerpen die ook op het Concilie aan de orde komen. Allen die onder leiding van het bevoegde gezag deelnemen aan de levenwekkende dialoog binnen de Kerk, willen wij aanmoedigen en zegenen, vooral de priesters, de religieuzen en de leken, die in de Katholieke Actie of in andere verenigingen en acties voor Christus strijden.
Het is onze vurige wens dat de dialoog die reeds lang binnen de kerkelijke gemeenschap gevoerd wordt, een nieuwe bezieling krijgt, nieuwe onderwerpen en nieuwe deelnemers. Daardoor zal de vitaliteit en de heiligheid van Christus' mystieke Lichaam op aarde toenemen.
Zonder aarzelen steunen wij alles wat bijdraagt tot de verbreiding van de leer, die de Kerk bewaart en beheert. Het liturgisch en innerlijk leven en de prediking hebben wij reeds vermeld. Wij moeten hier nog noemen: de school, de pers, de sociale acties, de missie en de caritas, onderwerpen die ook op het Concilie aan de orde komen. Allen die onder leiding van het bevoegde gezag deelnemen aan de levenwekkende dialoog binnen de Kerk, willen wij aanmoedigen en zegenen, vooral de priesters, de religieuzen en de leken, die in de Katholieke Actie of in andere verenigingen en acties voor Christus strijden.
Referenties naar alinea 116: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
117
Tot onze vreugde en troost bemerken wij dat deze dialoog zowel in de schoot van de Kerk als met haar naaste omgeving reeds begonnen is. De Kerk leeft thans meer dan ooit! Toch lijkt het bij nader toezien alsof alles nog gedaan moet worden. Het werk begint nu en eindigt nooit. Dit is de wet van onze pelgrimstocht over de aarde en in de tijd. Dit is de gewone plicht van ons ambt, eerbiedwaardige Broeders, en alles spoort ons tegenwoordig aan dit ambt in een vernieuwde vorm actiever en intensiever te vervullen.
Referenties naar alinea 117: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
118
Terwijl wij deze waarschuwing tot U richten, stellen wij ons vertrouwen op Uw medewerking en bieden U onze medewerking aan. Deze eenheid van doelstelling en handelen vragen wij en beloven wij nu, een jaar nadat wij onder de naam van de apostel der heidenen en, God geve ook met iets van zijn geestdrift, de Stoel van Petrus bestegen hebben.
Referenties naar alinea 118: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
119
Terwijl wij zo de eenheid van Christus onder ons vieren, schenken wij U bij de voltooiing van onze eerste Encycliek in de naam des Heren onze broederlijke en vaderlijke apostolische zegen en wij breiden die gaarne uit tot de gehele Kerk en tot heel de mensheid.
Rome, Sint Pieter, op het feest van de Gedaanteverandering van onze Heer Jezus Christus, 6 augustus 1964,
in het tweede jaar van ons pontificaat. Paus Paulus VI
Referenties naar alinea 119: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 37
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/91-ecclesiam-suam-nl