Vos Estis Lux Mundi (ad experimentum)
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Vos Estis Lux Mundi (ad experimentum)
Gij zijt het licht der wereld. Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op een berg ligt!
Paus Franciscus
7 mei 2019
Pauselijke geschriften - Motu Proprio
2019, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk
De bijgaande tekst is een Werkvertaling vanuit het Italiaans: Stg. InterKerk m.m.v. T. Boesten (Secr. comm. Kerkrechtelijke Aangelegenheden Religieuzen KNR)
Aan de hier gepubliceerde versie kunnen geen rechten ontleend worden.
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Aan de hier gepubliceerde versie kunnen geen rechten ontleend worden.
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
juni 2019
T. Boesten
21 juni 2023
7369
nl
Referenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
"Gij zijt het licht van de wereld.... Een stad op een heuvel kan niet verborgen worden" (Mt. 5, 14) [b:Mt. 5, 14]. Onze Heer Jezus Christus roept iedere gelovige op om een lichtend voorbeeld te zijn van deugd, integriteit en heiligheid. Wij allen zijn in feite geroepen om concreet te getuigen van het geloof in Christus in ons leven en in het bijzonder in onze relatie met anderen.
De misdaden van seksueel misbruik beledigen Onze Heer, veroorzaken lichamelijke, psychische en geestelijke schade aan de slachtoffers en schaden de gemeenschap van de gelovigen. Om ervoor te zorgen dat deze verschijnselen, in al hun vormen, zich nooit meer voordoen, is een voortdurende en diepgaande bekering van de harten nodig, die wordt bevestigd door concrete en doeltreffende acties waarbij iedereen in de Kerk betrokken is, zodat persoonlijke heiligheid en morele inzet kunnen bijdragen tot de bevordering van de volledige geloofwaardigheid van de evangelische boodschap en de doeltreffendheid van de zending van de Kerk. Dit wordt alleen mogelijk door de genade van de Heilige Geest die in ons hart wordt uitgestort, zoals we altijd de woorden van Jezus in gedachten moeten houden: "want los van Mij kunt gij niets" (Joh. 15, 5) [b:Joh. 15, 5]. Ook al is er al zoveel bereikt, we moeten blijven leren van de bittere lessen uit het verleden, met een hoopvolle blik op de toekomst.
Deze verantwoordelijkheid ligt vooral bij de opvolgers van de apostelen, die door God als herderlijk leiders van zijn volk zijn uitverkoren, en vraagt van hen de vaste wil om de weg van de Goddelijke Meester op de voet te volgen. Vanwege hun ambt regeren de bisschoppen, "De bisschoppen besturen de hun aangewezen particuliere Kerken als plaatsbekleders en afgezanten van Christus, door hun raad, hun aansprongen, hun voor beeld, maar ook door hun gezag en hun gewijde macht, die zij echter alleen aanwenden om hun kudde hoger beseffend, dat wie de voornaamste is, moet zijn als jongste en die bevelen geeft als iemand die dient". Lumen Gentium [[617|27]] Wat de opvolgers van de apostelen meer in het bijzonder aangaat, gaat al diegenen aan die op verschillende manieren bedieningen in de Kerk op zich nemen, of de evangelische raden belijden, of geroepen zijn om het christelijke volk te dienen. Daarom is het goed dat er op universeel niveau procedures worden aangenomen om deze misdaden, die het vertrouwen van de gelovigen aantasten, te voorkomen en te bestrijden.
Ik wens dat dit engagement op een volledig kerkelijke manier wordt uitgevoerd, zodat het uitdrukking kan geven aan de gemeenschap die ons verenigt, in wederzijds luisteren en openstaan voor de bijdragen van hen die dit bekeringsproces van groot belang vinden.
Daarom bepaal ik:
De misdaden van seksueel misbruik beledigen Onze Heer, veroorzaken lichamelijke, psychische en geestelijke schade aan de slachtoffers en schaden de gemeenschap van de gelovigen. Om ervoor te zorgen dat deze verschijnselen, in al hun vormen, zich nooit meer voordoen, is een voortdurende en diepgaande bekering van de harten nodig, die wordt bevestigd door concrete en doeltreffende acties waarbij iedereen in de Kerk betrokken is, zodat persoonlijke heiligheid en morele inzet kunnen bijdragen tot de bevordering van de volledige geloofwaardigheid van de evangelische boodschap en de doeltreffendheid van de zending van de Kerk. Dit wordt alleen mogelijk door de genade van de Heilige Geest die in ons hart wordt uitgestort, zoals we altijd de woorden van Jezus in gedachten moeten houden: "want los van Mij kunt gij niets" (Joh. 15, 5) [b:Joh. 15, 5]. Ook al is er al zoveel bereikt, we moeten blijven leren van de bittere lessen uit het verleden, met een hoopvolle blik op de toekomst.
Deze verantwoordelijkheid ligt vooral bij de opvolgers van de apostelen, die door God als herderlijk leiders van zijn volk zijn uitverkoren, en vraagt van hen de vaste wil om de weg van de Goddelijke Meester op de voet te volgen. Vanwege hun ambt regeren de bisschoppen, "De bisschoppen besturen de hun aangewezen particuliere Kerken als plaatsbekleders en afgezanten van Christus, door hun raad, hun aansprongen, hun voor beeld, maar ook door hun gezag en hun gewijde macht, die zij echter alleen aanwenden om hun kudde hoger beseffend, dat wie de voornaamste is, moet zijn als jongste en die bevelen geeft als iemand die dient". Lumen Gentium [[617|27]] Wat de opvolgers van de apostelen meer in het bijzonder aangaat, gaat al diegenen aan die op verschillende manieren bedieningen in de Kerk op zich nemen, of de evangelische raden belijden, of geroepen zijn om het christelijke volk te dienen. Daarom is het goed dat er op universeel niveau procedures worden aangenomen om deze misdaden, die het vertrouwen van de gelovigen aantasten, te voorkomen en te bestrijden.
Ik wens dat dit engagement op een volledig kerkelijke manier wordt uitgevoerd, zodat het uitdrukking kan geven aan de gemeenschap die ons verenigt, in wederzijds luisteren en openstaan voor de bijdragen van hen die dit bekeringsproces van groot belang vinden.
Daarom bepaal ik:
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- TITEL I Algemene voorschriften
1
3
4
6
3
4
6
Art. 1 - Toepassingsgebied
§1. Deze normen zijn van toepassing op meldingen betreffende geestelijken of leden van de Instituten van het Gewijde Leven of Sociëteiten van het Apostolisch Leven en betreffen:
§1. Deze normen zijn van toepassing op meldingen betreffende geestelijken of leden van de Instituten van het Gewijde Leven of Sociëteiten van het Apostolisch Leven en betreffen:
- overtredingen van het zesde gebod van de Decaloog, bestaande uit:
- het dwingen van iemand, door geweld of bedreiging of door misbruik van het gezag, om seksuele handelingen te verrichten of te ondergaan;
- het verrichten van seksuele handelingen met een minderjarige of kwetsbare persoon;
- de productie, vertonen, bezit of verspreiding, ook langs elektronische weg, van kinderpornografie, alsmede door het werven of aanmoedigen van een minderjarige of een kwetsbare persoon om deel te nemen aan pornografische voorstellingen;
- gedrag van de in artikel 6 [al:6] bedoelde personen, bestaande uit handelingen of nalatigheden die bedoeld zijn om civielrechtelijke of kerkelijke onderzoeken, zowel administratief als strafrechtelijk, tegen een geestelijk of religieus persoon met betrekking tot de onder a. van dit lid genoemde delicten te belemmeren of te vermijden.
- "minderjarige": een persoon die jonger is dan achttien jaar of die volgens de wet aan een minderjarige gelijk wordt gesteld;
- "kwetsbare persoon": een persoon die zich in een staat van ziekte, lichamelijke of geestelijke handicap of verlies van persoonlijke vrijheid bevindt die, zelfs bij gelegenheid, zijn begripsvermogen of vrije wil beperkt, of zijn vermogen zich tegen het strafbare feit te verzetten;
- "kinderpornografie": elke voorstelling van een minderjarige, ongeacht de gebruikte middelen, die betrokken is bij expliciete seksuele handelingen, ongeacht of deze echt of gesimuleerd zijn, en elke voorstelling van de geslachtsorganen van minderjarigen voor hoofdzakelijk seksuele doeleinden.
Referenties naar alinea 1: 1
Rescriptum "ex Audientia SS.mi" - waarmee de Instructie over de geheimhouding bij juridische procedures wordt gepromulgeerd ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Art. 2 - Ontvangst van meldingen en gegevensbescherming
§1. Rekening houdend met de bepalingen die door de respectieve bisschoppenconferenties, de bisschoppensynoden van de Patriarchale Kerken en de Groot-Aartsbisschoppelijke Kerken, of door de Raden van Hiërarchen van Metroppolitane Kerken sui iuris, kunnen worden aangenomen, moeten de diocesen of eparchieën binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze normen een of meer openbare, stabiele en gemakkelijk toegankelijke systemen voor het indienen van meldingen instellen, zo nodig door het oprichten van een specifiek kerkelijk bureau. De diocesen en de eparchieën stellen de Pauselijke Vertegenwoordiger in kennis van de instelling van de in dit lid bedoelde systemen.
§2. De inlichtingen bedoeld in dit artikel worden zodanig beschermd en behandeld dat de veiligheid, de integriteit en de vertrouwelijkheid ervan overeenkomstig de canones 471 2° CIC [30|471] en 244 §2, 2° CCEO [574|(244)] worden gewaarborgd.
§3. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, §3 [al:3], zendt de Ordinaris die de melding heeft ontvangen deze onverwijld door aan de Ordianris van de plaats waar de feiten zich zouden hebben voorgedaan, alsmede aan de Ordinaris van de gemelde persoon. Deze handelen handelen overeenkomstig de wet zoals die in het specifieke geval is voorzien..
§4. Voor de toepassing van deze titel worden eparchieën gelijkgesteld met diocesen en wordt de Hiërarch gelijkgesteld met de Ordinaris.
§1. Rekening houdend met de bepalingen die door de respectieve bisschoppenconferenties, de bisschoppensynoden van de Patriarchale Kerken en de Groot-Aartsbisschoppelijke Kerken, of door de Raden van Hiërarchen van Metroppolitane Kerken sui iuris, kunnen worden aangenomen, moeten de diocesen of eparchieën binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze normen een of meer openbare, stabiele en gemakkelijk toegankelijke systemen voor het indienen van meldingen instellen, zo nodig door het oprichten van een specifiek kerkelijk bureau. De diocesen en de eparchieën stellen de Pauselijke Vertegenwoordiger in kennis van de instelling van de in dit lid bedoelde systemen.
§2. De inlichtingen bedoeld in dit artikel worden zodanig beschermd en behandeld dat de veiligheid, de integriteit en de vertrouwelijkheid ervan overeenkomstig de canones 471 2° CIC [30|471] en 244 §2, 2° CCEO [574|(244)] worden gewaarborgd.
§3. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, §3 [al:3], zendt de Ordinaris die de melding heeft ontvangen deze onverwijld door aan de Ordianris van de plaats waar de feiten zich zouden hebben voorgedaan, alsmede aan de Ordinaris van de gemelde persoon. Deze handelen handelen overeenkomstig de wet zoals die in het specifieke geval is voorzien..
§4. Voor de toepassing van deze titel worden eparchieën gelijkgesteld met diocesen en wordt de Hiërarch gelijkgesteld met de Ordinaris.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
2
4
2
4
Art. 3 - Meldingen
§1. Behoudens het bepaalde in de canones 1548 §2 CIC [30|1548] en 1229 §2 CCEO [574|(1229)], wanneer een geestelijke of een lid van een Instituten van het Gewijde Leven of Sociëteiten van het Apostolisch Leven kennis heeft gekregen van een van de in artikel 1 [al:1] bedoelde feiten of gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een van de in artikel 1 [al:1] genoemde feiten is gepleegd, is deze persoon verplicht dit onverwijld te melden aan de plaatselijke Ordinaris waar de gebeurtenissen zouden hebben plaatsgevonden of aan een andere Ordinaris volgens de in de canones 134 CIC [30|134] en 984 CCEO [574|(984)] bedoelde personen, met uitzondering van wat is bepaald in § 3 van dit artikel.
§2. Elke persoon kan een melding indienen over de in artikel 1 [al:1] bedoelde gedragingen, volgens de in het vorige artikel [al:1] bedoelde methoden of op enige andere passende wijze.
§3. Indien de melding betrekking heeft op een van de in artikel 6 [al:6] genoemde personen, moet het worden gericht aan de op basis van de artikelen 8 en 9 [al:8.9] aangewezen Autoriteit. De melding kan steeds rechtstreeks of via de Pauselijke Vertegenwoordiger naar de Heilige Stoel worden gestuurd.
§4. De melding moet zoveel mogelijk gegevens bevatten, zoals tijd en plaats van de feiten, van de betrokken of geïnformeerde personen en van elke andere omstandigheid die nuttig kan zijn voor een juiste beoordeling van de feiten.
§5. Informatie kan ook ex officio (ambtshalve) worden verkregen.
§1. Behoudens het bepaalde in de canones 1548 §2 CIC [30|1548] en 1229 §2 CCEO [574|(1229)], wanneer een geestelijke of een lid van een Instituten van het Gewijde Leven of Sociëteiten van het Apostolisch Leven kennis heeft gekregen van een van de in artikel 1 [al:1] bedoelde feiten of gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een van de in artikel 1 [al:1] genoemde feiten is gepleegd, is deze persoon verplicht dit onverwijld te melden aan de plaatselijke Ordinaris waar de gebeurtenissen zouden hebben plaatsgevonden of aan een andere Ordinaris volgens de in de canones 134 CIC [30|134] en 984 CCEO [574|(984)] bedoelde personen, met uitzondering van wat is bepaald in § 3 van dit artikel.
§2. Elke persoon kan een melding indienen over de in artikel 1 [al:1] bedoelde gedragingen, volgens de in het vorige artikel [al:1] bedoelde methoden of op enige andere passende wijze.
§3. Indien de melding betrekking heeft op een van de in artikel 6 [al:6] genoemde personen, moet het worden gericht aan de op basis van de artikelen 8 en 9 [al:8.9] aangewezen Autoriteit. De melding kan steeds rechtstreeks of via de Pauselijke Vertegenwoordiger naar de Heilige Stoel worden gestuurd.
§4. De melding moet zoveel mogelijk gegevens bevatten, zoals tijd en plaats van de feiten, van de betrokken of geïnformeerde personen en van elke andere omstandigheid die nuttig kan zijn voor een juiste beoordeling van de feiten.
§5. Informatie kan ook ex officio (ambtshalve) worden verkregen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Art. 4 - Bescherming van de persoon die de melding indient
§1. Het doen van een melding overeenkomstig artikel 3 [al:3] vormt geen schending van het beroepsgeheim.
§2. Behoudens de bepalingen van de canones 1390 CIC [30|1390] en 1452 en 1454 CCEO [574|(1452.1454)], zijn benadeling, vergeldingsmaatregelen of discriminatie als gevolg van het indienen van een melding verboden en en kan vormen aannemen van de in artikel 1, §1, onder b) [al:1] bedoelde gedragingen.
§3. Een zwijgplicht kan aan geen enkele persoon worden opgelegd met betrekking tot de inhoud van zijn of haar melding.
§1. Het doen van een melding overeenkomstig artikel 3 [al:3] vormt geen schending van het beroepsgeheim.
§2. Behoudens de bepalingen van de canones 1390 CIC [30|1390] en 1452 en 1454 CCEO [574|(1452.1454)], zijn benadeling, vergeldingsmaatregelen of discriminatie als gevolg van het indienen van een melding verboden en en kan vormen aannemen van de in artikel 1, §1, onder b) [al:1] bedoelde gedragingen.
§3. Een zwijgplicht kan aan geen enkele persoon worden opgelegd met betrekking tot de inhoud van zijn of haar melding.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Art. 5 - Zorg voor personen
§1. De kerkelijke Autoriteiten verbinden zich ertoe ervoor te zorgen dat degenen die verklaren dat zij schade hebben geleden, samen met hun familie, waardig en met respect worden behandeld, en doen hen in het bijzonder het aanbod van:
§1. De kerkelijke Autoriteiten verbinden zich ertoe ervoor te zorgen dat degenen die verklaren dat zij schade hebben geleden, samen met hun familie, waardig en met respect worden behandeld, en doen hen in het bijzonder het aanbod van:
- acceptatie, luisteren en begeleiding, ook door middel van specifieke diensten;
- geestelijke bijstand;
- medische, therapeutische en psychologische bijstand, afhankelijk van het specifieke geval..
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- TITEL II Bepalingen voor Bisschoppen en de aan hun gelijkgestelden
6
1
3
1
3
Art. 6 - Subjectief toepassingsgebied
De in deze titel bedoelde procedurele normen hebben betrekking op de in artikel 1 [al:1] bedoelde gedragingen van:
De in deze titel bedoelde procedurele normen hebben betrekking op de in artikel 1 [al:1] bedoelde gedragingen van:
- Kardinalen, Patriarchen, bisschoppen en legaten van de Romeinse paus;
- geestelijken die de pastorale leiders zijn of zijn geweest van een bepaalde kerk of van een daarmee gelijkgestelde entiteit, Latijnse of Oosterse, met inbegrip van de Personele Ordinariaten, voor de feiten die durante munere (tijdens de duur van het kerkelijke ambt) zijn gepleegd;
- geestelijken die geestelijke leiders zijn of zijn geweest van een personele prelatuur, voor feiten die durante munere zijn gepleegd;
- degenen die de hoogste moderatoren zijn of zijn geweest van de Instituten van het Gewijde Leven of Sociëteiten van het Apostolisch Leven van pauselijk recht, alsmede van de kloosters sui iuris, voor de feiten die durante munere zijn gepleegd..
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Art. 7 - Bevoegde Dicasterie
§1. Voor de toepassing van deze titel wordt onder "bevoegde Dicasterie" verstaan de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106], met betrekking tot de delicten die haar volgens de geldende normen zijn voorbehouden, alsmede, in alle andere gevallen en voor zover het gaat om hun respectieve bevoegdheden, volgens de wet die eigen is aan de Romeinse Curie [d:41]:
§3. De in deze titel bedoelde communicatie tussen de Metropoliet en de Heilige Stoel vindt plaats via de Pauselijke Vertegenwoordiger.
§1. Voor de toepassing van deze titel wordt onder "bevoegde Dicasterie" verstaan de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106], met betrekking tot de delicten die haar volgens de geldende normen zijn voorbehouden, alsmede, in alle andere gevallen en voor zover het gaat om hun respectieve bevoegdheden, volgens de wet die eigen is aan de Romeinse Curie [d:41]:
- de Congregatie voor de Oosterse Kerken [d:107];
- de Congregatie voor de Bisschoppen [d:111];
- de Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren [d:114];
- de Congregatie voor de Clerus [d:116];
- de Congregatie voor de Instituten van het Gewijde Leven en de Sociëteiten van het Apostolisch Leven [d:118].
§3. De in deze titel bedoelde communicatie tussen de Metropoliet en de Heilige Stoel vindt plaats via de Pauselijke Vertegenwoordiger.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
3
3
Art. 8 - Procedure die van toepassing is in geval van een melding betreffende een bisschop van de Latijnse Kerk
§1. De autoriteit die een melding ontvangt, stuurt het zowel naar de Heilige Stoel als naar het Metropoliet van de kerkelijke provincie waar de gemelde persoon gedomicilieerd is.
§2. Indien de melding betrekking heeft op de Metropoliet, of als de Metropolitane zetel vacant is, wordt ze doorgestuurd naar de Heilige Stoel en naar de suffragane bisschop met de grootste anciënniteit, op wie in dat geval de bepalingen van toepassing zijn die gelden voor de Metropoliet.
§3. Indien de melding betrekking heeft op een pauselijk legaat, wordt het rechtstreeks aan het Staatssecretariaat [d:105] toegezonden.
§1. De autoriteit die een melding ontvangt, stuurt het zowel naar de Heilige Stoel als naar het Metropoliet van de kerkelijke provincie waar de gemelde persoon gedomicilieerd is.
§2. Indien de melding betrekking heeft op de Metropoliet, of als de Metropolitane zetel vacant is, wordt ze doorgestuurd naar de Heilige Stoel en naar de suffragane bisschop met de grootste anciënniteit, op wie in dat geval de bepalingen van toepassing zijn die gelden voor de Metropoliet.
§3. Indien de melding betrekking heeft op een pauselijk legaat, wordt het rechtstreeks aan het Staatssecretariaat [d:105] toegezonden.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
3
3
Art. 9 - Procedure van toepassing op bisschoppen van Oosterse Katholieke Kerken
§1. Meldingen over een bisschop van een Patriarchale, Groot-Aartsbisschoppelijke of Metropolitane kerk sui iuris worden doorgestuurd naar de betreffende Patriarch, Groot-Aartsbisschop of grootstedelijke van de kerk sui iuris.
§2. Indien de melding betrekking heeft op een Metropoliet van een Patriarchale of Groot-Aartsbisschoppelijke kerk, die zijn ambt uitoefent op het grondgebied van deze kerken, wordt het doorgestuurd naar de betreffende Patriarch of Groot-Aartsbisschop.
§3. In de voorgaande gevallen zal de Autoriteit, die de melding ontvangt, het ook doorsturen naar de Heilige Stoel.
§4. Indien de aangeklaagde een bisschop of een Metropoliet buiten het grondgebied van het Patriarchaat, de Groot-Aartsbisschoppelijke of de Metropolitane kerk sui iuris is, wordt de melding naar de Heilige Stoel doorgestuurd.
§5. Indien het verslag betrekking heeft op een Patriarch, een Groot-Aartsbisschop, een Metropoliet van een kerk sui iuris of een bisschop van de andere Oosters Katholieke Kerken sui iuris, zal het worden doorgestuurd naar de Heilige Stoel.
§ 6. De volgende bepalingen met betrekking tot de Metropoliet zijn van toepassing op de kerkelijke autoriteit waaraan de melding op basis van dit artikel zal worden toegezonden.
§1. Meldingen over een bisschop van een Patriarchale, Groot-Aartsbisschoppelijke of Metropolitane kerk sui iuris worden doorgestuurd naar de betreffende Patriarch, Groot-Aartsbisschop of grootstedelijke van de kerk sui iuris.
§2. Indien de melding betrekking heeft op een Metropoliet van een Patriarchale of Groot-Aartsbisschoppelijke kerk, die zijn ambt uitoefent op het grondgebied van deze kerken, wordt het doorgestuurd naar de betreffende Patriarch of Groot-Aartsbisschop.
§3. In de voorgaande gevallen zal de Autoriteit, die de melding ontvangt, het ook doorsturen naar de Heilige Stoel.
§4. Indien de aangeklaagde een bisschop of een Metropoliet buiten het grondgebied van het Patriarchaat, de Groot-Aartsbisschoppelijke of de Metropolitane kerk sui iuris is, wordt de melding naar de Heilige Stoel doorgestuurd.
§5. Indien het verslag betrekking heeft op een Patriarch, een Groot-Aartsbisschop, een Metropoliet van een kerk sui iuris of een bisschop van de andere Oosters Katholieke Kerken sui iuris, zal het worden doorgestuurd naar de Heilige Stoel.
§ 6. De volgende bepalingen met betrekking tot de Metropoliet zijn van toepassing op de kerkelijke autoriteit waaraan de melding op basis van dit artikel zal worden toegezonden.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
12
14
17
12
14
17
Art. 10 - Eerste taken van de Metropoliet
§1. Tenzij de melding duidelijk ongegrond is, verzoekt de Metropoliet onmiddellijk, van het bevoegde Dicasterie, dat hij wordt aangewezen om het onderzoek te beginnen. Als de Metropoliet de melding kennelijk ongegrond acht, zal hij de Pauselijke Vertegenwoordiger hiervan op de hoogte stellen.
§2. Het Dicasterie zal onverwijld en in elk geval binnen dertig dagen na ontvangst van de eerste melding van de Pauselijke Vertegenwoordiger of het verzoek tot aanwijzing door de Metropoliet, de nodige instructies geven over de wijze waarop in het specifieke geval te werk moet worden gegaan.
§1. Tenzij de melding duidelijk ongegrond is, verzoekt de Metropoliet onmiddellijk, van het bevoegde Dicasterie, dat hij wordt aangewezen om het onderzoek te beginnen. Als de Metropoliet de melding kennelijk ongegrond acht, zal hij de Pauselijke Vertegenwoordiger hiervan op de hoogte stellen.
§2. Het Dicasterie zal onverwijld en in elk geval binnen dertig dagen na ontvangst van de eerste melding van de Pauselijke Vertegenwoordiger of het verzoek tot aanwijzing door de Metropoliet, de nodige instructies geven over de wijze waarop in het specifieke geval te werk moet worden gegaan.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Art. 11 - Toewijzing van het onderzoek aan een andere persoon dan de Metropoliet
§1. Indien het bevoegde Dicasterie het passend acht om het onderzoek toe te vertrouwen aan een andere persoon dan het Metropoliet, wordt het Metropoliet hiervan op de hoogte gesteld. De Metropoliet verstrekt alle relevante informatie en documenten aan de door het Dicasterie aangewezen persoon.
§2. In het geval bedoeld in de vorige paragraaf, zijn de volgende bepalingen met betrekking tot het Metropoliet van toepassing op de persoon die belast is met het uitvoeren van het onderzoek.
§1. Indien het bevoegde Dicasterie het passend acht om het onderzoek toe te vertrouwen aan een andere persoon dan het Metropoliet, wordt het Metropoliet hiervan op de hoogte gesteld. De Metropoliet verstrekt alle relevante informatie en documenten aan de door het Dicasterie aangewezen persoon.
§2. In het geval bedoeld in de vorige paragraaf, zijn de volgende bepalingen met betrekking tot het Metropoliet van toepassing op de persoon die belast is met het uitvoeren van het onderzoek.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Art. 12 - Uitvoering van het onderzoek
§1. Zodra hij is aangesteld door het bevoegde Dicasterie en, handelend in overeenstemming met de ontvangen instructies, zal de Metropoliet, hetzij persoonlijk of via een of meer geschikte personen:
§3. Indien er gegronde redenen zijn om te concluderen dat informatie of documenten met betrekking tot het onderzoek dreigen te worden verwijderd of vernietigd, neemt het Metropoliet de nodige maatregelen voor de bewaring ervan.
§4. Ook wanneer gebruik wordt gemaakt van andere personen, blijft de Metropoliet niettemin verantwoordelijk voor de leiding en het verloop van het onderzoek, alsook voor de tijdige uitvoering van de instructies bedoeld in artikel 10, § 2 [al:10].
§5. De Metropoliet wordt bijgestaan door een notaris die vrijelijk wordt benoemd overeenkomstig de canones 483 §2 CIC [30|483] en 253 §2 CCEO [574|(253)].
§6. De Metropoliet is verplicht onpartijdig en vrij van belangenconflicten te handelen. Indien hij vindt dat hij zich in een belangenconflict bevindt of niet in staat is de nodige onpartijdigheid in acht te nemen om de integriteit van het onderzoek te waarborgen, is hij verplicht zich terug te trekken en de omstandigheid te melden aan het bevoegde Dicasterie.
§7. De onderzochte persoon geniet het vermoeden van onschuld.
§ 8. Indien het bevoegde Dicasterie hierom verzoekt, informeert de Metrolpoliet de betreffende persoon, die het onderzoek hem/haar aanbelangt, hoort zijn of haar relaas van de feiten en nodigt hem/haar uit om een verweerschrift in te dienen. In dergelijke gevallen kan de onderzochte persoon zich laten bijstaan door een raadsman.
§9. Om de dertig dagen stuurt de Metropoliet een statusrapport over de stand van zaken van het onderzoek naar het bevoegde Dicasterie.
§1. Zodra hij is aangesteld door het bevoegde Dicasterie en, handelend in overeenstemming met de ontvangen instructies, zal de Metropoliet, hetzij persoonlijk of via een of meer geschikte personen:
- relevante informatie over de feiten verzamelen;
- zich toegang verschaffen tot de informatie en documenten die nodig zijn voor het onderzoek en die worden bewaard in de archieven van de kerkelijke diensten;
- waar nodig de medewerking van andere Ordinarissen of Hiërarchieën verkrijgt wanneer dat nodig is;
- informatie vragen aan personen en instellingen, met inbegrip van civiele instellingen, die nuttige elementen voor het onderzoek kunnen verschaffen.
§3. Indien er gegronde redenen zijn om te concluderen dat informatie of documenten met betrekking tot het onderzoek dreigen te worden verwijderd of vernietigd, neemt het Metropoliet de nodige maatregelen voor de bewaring ervan.
§4. Ook wanneer gebruik wordt gemaakt van andere personen, blijft de Metropoliet niettemin verantwoordelijk voor de leiding en het verloop van het onderzoek, alsook voor de tijdige uitvoering van de instructies bedoeld in artikel 10, § 2 [al:10].
§5. De Metropoliet wordt bijgestaan door een notaris die vrijelijk wordt benoemd overeenkomstig de canones 483 §2 CIC [30|483] en 253 §2 CCEO [574|(253)].
§6. De Metropoliet is verplicht onpartijdig en vrij van belangenconflicten te handelen. Indien hij vindt dat hij zich in een belangenconflict bevindt of niet in staat is de nodige onpartijdigheid in acht te nemen om de integriteit van het onderzoek te waarborgen, is hij verplicht zich terug te trekken en de omstandigheid te melden aan het bevoegde Dicasterie.
§7. De onderzochte persoon geniet het vermoeden van onschuld.
§ 8. Indien het bevoegde Dicasterie hierom verzoekt, informeert de Metrolpoliet de betreffende persoon, die het onderzoek hem/haar aanbelangt, hoort zijn of haar relaas van de feiten en nodigt hem/haar uit om een verweerschrift in te dienen. In dergelijke gevallen kan de onderzochte persoon zich laten bijstaan door een raadsman.
§9. Om de dertig dagen stuurt de Metropoliet een statusrapport over de stand van zaken van het onderzoek naar het bevoegde Dicasterie.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Art. 13 - Betrokkenheid van gekwalificeerde personen
§1. In overeenstemming met eventuele richtlijnen van de bisschoppenconferentie, de bisschoppensynode of de raad van Hiërarchen over de wijze waarop de Metropoliet kan worden bijgestaan bij het uitvoeren van het onderzoek, kunnen de bisschoppen van de desbetreffende provincie, individueel of gezamenlijk, lijsten opstellen van gekwalificeerde personen waaruit de Metropoliet de personen kan kiezen die het meest geschikt zijn om te assisteren bij het onderzoek, in overeenstemming met de behoeften van het individuele geval en in het bijzonder rekening houdend met de samenwerking die de lekengelovigen overeenkomstig de canones 228 CIC [30|228] en 408 CCEO [574|(408)] kunnen bieden.
§2. Het staat de Metropoliet echter vrij om andere, even gekwalificeerde personen te kiezen.
§3. Elke persoon die de Metropoliet bij het onderzoek bijstaat, moet onpartijdig handelen en moet vrij zijn van belangenconflicten. Indien hij van mening is dat hij in een belangenconflict verkeert of niet in staat is de nodige onpartijdigheid in acht te nemen om de integriteit van het onderzoek te waarborgen, is hij verplicht zich terug te trekken en de omstandigheden aan het Metropoliet te melden.
§4. De personen die de Metropoliet bijstaan, leggen de eed af dat zij hun taak naar behoren zullen vervullen.
§1. In overeenstemming met eventuele richtlijnen van de bisschoppenconferentie, de bisschoppensynode of de raad van Hiërarchen over de wijze waarop de Metropoliet kan worden bijgestaan bij het uitvoeren van het onderzoek, kunnen de bisschoppen van de desbetreffende provincie, individueel of gezamenlijk, lijsten opstellen van gekwalificeerde personen waaruit de Metropoliet de personen kan kiezen die het meest geschikt zijn om te assisteren bij het onderzoek, in overeenstemming met de behoeften van het individuele geval en in het bijzonder rekening houdend met de samenwerking die de lekengelovigen overeenkomstig de canones 228 CIC [30|228] en 408 CCEO [574|(408)] kunnen bieden.
§2. Het staat de Metropoliet echter vrij om andere, even gekwalificeerde personen te kiezen.
§3. Elke persoon die de Metropoliet bij het onderzoek bijstaat, moet onpartijdig handelen en moet vrij zijn van belangenconflicten. Indien hij van mening is dat hij in een belangenconflict verkeert of niet in staat is de nodige onpartijdigheid in acht te nemen om de integriteit van het onderzoek te waarborgen, is hij verplicht zich terug te trekken en de omstandigheden aan het Metropoliet te melden.
§4. De personen die de Metropoliet bijstaan, leggen de eed af dat zij hun taak naar behoren zullen vervullen.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Art. 14 - Duur van het onderzoek
§1. Het onderzoek moet worden afgerond binnen de termijn van negentig dagen of binnen een termijn die anders is bepaald in de in artikel 10, §2 [al:10] bedoelde instructies.
§2. Op gerechtvaardigde gronden kan de Metropoliet het bevoegde Dicasterie verzoeken de termijn te verlengen.
§1. Het onderzoek moet worden afgerond binnen de termijn van negentig dagen of binnen een termijn die anders is bepaald in de in artikel 10, §2 [al:10] bedoelde instructies.
§2. Op gerechtvaardigde gronden kan de Metropoliet het bevoegde Dicasterie verzoeken de termijn te verlengen.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Art. 15 - Voorzorgsmaatregelen
Indien de feiten of omstandigheden zulks vereisen, stelt het Metropoliet het bevoegde Dicasterie voor bepalingen of passende voorzorgsmaatregelen ten aanzien van de persoon tegen wie een onderzoek wordt ingesteld, vast te stellen.
Indien de feiten of omstandigheden zulks vereisen, stelt het Metropoliet het bevoegde Dicasterie voor bepalingen of passende voorzorgsmaatregelen ten aanzien van de persoon tegen wie een onderzoek wordt ingesteld, vast te stellen.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Art. 16 - Oprichting van een fonds
§1. De kerkelijke provincies, bisschoppenconferenties, bisschoppensynoden en raden van Hiërarchen kunnen een fonds oprichten, op te richten volgens de normen van de canones 116 en 1303 §1, 1° CIC [30|116.103] en 1047 CCEO [574|(1047)] en te beheren volgens de normen van het canonieke recht, dat tot doel heeft de kosten van het onderzoek te dragen.
§2. Op verzoek van het aangewezen Metropoliet, worden de fondsen die nodig zijn voor het onderzoek hem ter beschikking gesteld door de beheerder van het fonds; het Metropoliet blijft verplicht om na afloop van het onderzoek een rekening voor te leggen aan de beheerder.
§1. De kerkelijke provincies, bisschoppenconferenties, bisschoppensynoden en raden van Hiërarchen kunnen een fonds oprichten, op te richten volgens de normen van de canones 116 en 1303 §1, 1° CIC [30|116.103] en 1047 CCEO [574|(1047)] en te beheren volgens de normen van het canonieke recht, dat tot doel heeft de kosten van het onderzoek te dragen.
§2. Op verzoek van het aangewezen Metropoliet, worden de fondsen die nodig zijn voor het onderzoek hem ter beschikking gesteld door de beheerder van het fonds; het Metropoliet blijft verplicht om na afloop van het onderzoek een rekening voor te leggen aan de beheerder.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Art. 17 - Toezending van de documenten en het votum
§1. Na afloop van het onderzoek zendt de Metropoliet de akten naar het bevoegde Dicasterie, samen met zijn votum met betrekking tot de resultaten van het onderzoek en in antwoord op eventuele vragen in de instructies die op grond van artikel 10, lid 2 [al:10], worden gesteld.
§2. Tenzij er verdere instructies van de bevoegde rechtbank zijn, stoppen de volmachten van de Metropoliet na afloop van het onderzoek.
§3. In overeenstemming met de instructies van het bevoegde Dicasterie stelt de Metropoliet de persoon die beweert benadeeld te zijn, of zijn wettelijke vertegenwoordigers, op verzoek in kennis van de uitkomst van het onderzoek.
§1. Na afloop van het onderzoek zendt de Metropoliet de akten naar het bevoegde Dicasterie, samen met zijn votum met betrekking tot de resultaten van het onderzoek en in antwoord op eventuele vragen in de instructies die op grond van artikel 10, lid 2 [al:10], worden gesteld.
§2. Tenzij er verdere instructies van de bevoegde rechtbank zijn, stoppen de volmachten van de Metropoliet na afloop van het onderzoek.
§3. In overeenstemming met de instructies van het bevoegde Dicasterie stelt de Metropoliet de persoon die beweert benadeeld te zijn, of zijn wettelijke vertegenwoordigers, op verzoek in kennis van de uitkomst van het onderzoek.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
N.v.d.v.: Enige verduidelijking over het discussiepunt betreffende nr. 17 §3. Als vertaling is voorgesteld: de persoon die een strafbaar feit heeft gemeld, echter wellicht is hier de aangeklaagde bedoeld. De vertaling vult misschien iets te veel in. De verschillende vertalingen spreken over het algemeen van iets in de sfeer van: de persoon die heeft gemeld te zijn benadeeld. Hier is niet de aangeklaagde bedoeld, maar de melder. Dit omdat het vanzelfsprekend is dat de aangeklaagde bericht krijgt. Het nieuwe aan dit stuk is dat ook de melder in kennis moet worden gesteld van het eindoordeel. Dit is slechts een opinie of interpretatie en het woord is aan de experts.Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Art. 18 - Vervolgmaatregelen
Tenzij het besluit om in een aanvullend onderzoek te voorzien, handelt het bevoegde Dicasterie verder in overeenstemming met de wetgeving voor het specifieke geval.
Tenzij het besluit om in een aanvullend onderzoek te voorzien, handelt het bevoegde Dicasterie verder in overeenstemming met de wetgeving voor het specifieke geval.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Art. 19 - Naleving van de nationale wetgeving
Deze normen zijn van toepassing onverminderd de rechten en verplichtingen die in elke plaats zijn vastgelegd in de nationale wetgeving, met name de rechten en verplichtingen met betrekking tot eventuele rapportageverplichtingen aan de bevoegde burgerlijke autoriteiten.
Deze normen zijn van toepassing onverminderd de rechten en verplichtingen die in elke plaats zijn vastgelegd in de nationale wetgeving, met name de rechten en verplichtingen met betrekking tot eventuele rapportageverplichtingen aan de bevoegde burgerlijke autoriteiten.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- === Slot
20
De huidige normen zijn ad experimentum goedgekeurd voor drie jaar.
Ik stel vast dat de huidige apostolische brief in de vorm van Motu Proprio door publicatie in L' Osservatore Romano, die op 1 juni 2019 in werking treedt, en vervolgens in de Acta Apostolicae Sedis zal worden gepubliceerd.
Gegeven in Rome, bij de Sint-Pieter, op 7 mei 2019, het zevende jaar van mijn pontificaat.
FRANCISCUS
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/7369-estis-lux-mundi-nl-ad-experimentum-nl