De zending van Christus de Verlosser
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Redemptoris Missio
De zending van Christus de Verlosser
Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht
Paus Johannes Paulus II
7 december 1990
Pauselijke geschriften - Encyclieken
Stichting R.K. Voorlichting
1991
Stg. RKVoorlichting
17 juni 2023
4
nl
Referenties naar dit document: 28
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
Eerbiedwaardige Broeders en geliefde Zonen. Heil en Apostolische Zegen!
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
Eucharistie en Missie ->=geentekst=
Christus het licht der volkeren? En wie zijn dan in onze tijd de "magiërs", de Wijzen die Hem zoeken? ->=geentekst=
"Maar gij zult kracht ontvangen van de Heilige Geest die over u komt, om mijn getuigen te zijn" (Hand. 1, 8) ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20,21) ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
De zending van Christus de Verlosser, welke aan de Kerk is toevertrouwd, is nog lang niet voltooid. Een blik op het geheel van de mensheid op het eind van het tweede millennium na zijn komst toont aan dat die zending pas aan haar begin staat en dat wij ons met alle kracht moeten inzetten om haar te dienen. De Geest spoort ons aan om Gods grote daden te verkondigen: ”Dat ik het evangelie predik, is voor mij geen reden om te roemen: ik kan niet anders. Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig!” (1 Kor. 9, 16)[b:1 Kor. 9, 16].
Ik voel het als een dringende plicht deze uitroep van Sint Paulus in naam van de gehele Kerk te herhalen. Van het begin van mijn pontificaat af heb ik willen reizen tot het uiteinde der aarde om uiting te geven aan deze zorg voor de missie, en juist het directe contact met de volken die Christus niet kennen heeft mij nog meer overtuigd van de urgentie van de missieactiviteit, waaraan ik deze encycliek wijdt.
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft het leven en de activiteit van de Kerk willen vernieuwen overeenkomstig de noden van de huidige wereld; het heeft het missiekarakter daarvan benadrukt en gebaseerd op de dynamiek van de trinitaire zending zelf. De drang tot missioneren behoort dus tot de innerlijke natuur van het christelijk leven en geeft ook bezieling aan de oecumenische beweging: ”Dat zij allen één mogen zijn (...) opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt” (Joh. 17, 21)[b:Joh. 17, 21].
Ik voel het als een dringende plicht deze uitroep van Sint Paulus in naam van de gehele Kerk te herhalen. Van het begin van mijn pontificaat af heb ik willen reizen tot het uiteinde der aarde om uiting te geven aan deze zorg voor de missie, en juist het directe contact met de volken die Christus niet kennen heeft mij nog meer overtuigd van de urgentie van de missieactiviteit, waaraan ik deze encycliek wijdt.
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft het leven en de activiteit van de Kerk willen vernieuwen overeenkomstig de noden van de huidige wereld; het heeft het missiekarakter daarvan benadrukt en gebaseerd op de dynamiek van de trinitaire zending zelf. De drang tot missioneren behoort dus tot de innerlijke natuur van het christelijk leven en geeft ook bezieling aan de oecumenische beweging: ”Dat zij allen één mogen zijn (...) opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt” (Joh. 17, 21)[b:Joh. 17, 21].
Referenties naar alinea 1: 8
Dominus Iesus ->=geentekst=Eucharistie en Missie ->=geentekst=
Christus het licht der volkeren? En wie zijn dan in onze tijd de "magiërs", de Wijzen die Hem zoeken? ->=geentekst=
"Maar gij zult kracht ontvangen van de Heilige Geest die over u komt, om mijn getuigen te zijn" (Hand. 1, 8) ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20,21) ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
“De volken wandelen bij haar licht” (Openb. 21,24) ->=geentekst=
“De volken wandelen bij haar licht” (Openb. 21,24) ->=geentekst=
Oproep tot edelmoedigheid van de Christenen voor Afrika ->=geentekst=
Terugblik op de apostolische reis naar Malta ->=geentekst=
Het opbouwen van de kerkelijke gemeenschap is de belangrijkste missie ->=geentekst=
Toon betrokkenheid met het lot van migranten - Geloof werkt door barmhartigheid ->=geentekst=
“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20,21) ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Jaar van het Geloof - Het geloof van de Kerk ->=geentekst=
Ga, en maak alle volkeren tot leerling! (Mt. 28, 19) ->=geentekst=
Praedicate Evangelium ->=geentekst=
Laten wij samen met de jongeren het Evangelie aan allen brengen ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Het Concilie heeft reeds veel vrucht gehad voor de missie: de lokale kerken met eigen bisschoppen, geestelijkheid en apostolische krachten zijn vermenigvuldigd: de christelijke gemeenschappen hebben een grotere plaats gekregen in het leven van de volken; de gemeenschap tussen de kerken leidt tot een levendige uitwisseling van geestelijke goederen; de inzet van de leken voor evangelisatie brengt verandering in het kerkelijk leven; de particuliere kerken stellen zich open voor ontmoeting, dialoog en samenwerking met de leden van andere christelijke kerken en andere godsdiensten. Vooral dringt zich steeds meer een nieuw bewustzijn op, nl. het bewustzijn dat de missie alle christenen aangaat, alle bisdommen en parochies, kerkelijke instellingen en verenigingen. Maar in deze ”nieuwe lente” van het christendom is er een negatieve tendens die niet verborgen mag blijven. Het onderhavige document wil helpen deze tendens te overwinnen. De specifieke zending ad gentes lijkt in een fase van vertraging te verkeren, wat zeker niet in de lijn van de aanwijzingen van het Concilie en van het latere kerkelijke onderricht ligt. Innerlijke en uiterlijke moeilijkheden hebben het elan voor de missie van de Kerk onder de niet-christenen verzwakt; dit feit moet allen die in Christus geloven zorg baren. Want in de geschiedenis van de Kerk is de drang tot missionering steeds een teken van vitaliteit geweest, zoals de afname ervan teken is van een geloofscrisis “Hoeveel innerlijke spanningen, die sommige lokale kerken en instellingen verzwakken en verscheuren, zouden niet verdwijnen bij de vaste overtuiging dat het heil van de lokale gemeenschappen verkregen wordt door de medewerking aan het missiewerk, opdat dit zich mag uitstrekken tot het uiteinde der aarde!” (Insegnamenti X (1972), 522[[2670]].
Vijf en twintig jaar na de sluiting van het Concilie en de publicatie van het decreet over de missieactiviteit Ad Gentes Divinitus[703] en vijftien jaar na de publicatie van de Apostolische Exhortatie Evangelii Nuntiandi[519] van Paus Paulus VI z.g. wil ik de Kerk uitnodigen tot een hernieuwde inzet voor de missie en het onderricht van mijn voorgangers dienaangaande voortzetten vgl: Maximum Illud[[[641]]] vgl: Rerum Ecclesiae[[[642]]] vgl: Evangelii Praecones[[[728]]] vgl: Fidei donum[[[645]]] vgl: Princeps Pastorum[[[726]]] Het onderhavige document heeft vooral een intern doel: de vernieuwing van het geloof en van het christelijk leven. De zending vernieuwt inderdaad de Kerk, versterkt het geloof en de christelijke identiteit en geeft nieuwe geestdrift en nieuwe motivatie. Het geloof wordt krachtiger als het aan anderen gegeven wordt. De nieuwe evangelisatie van de christelijke volken zal inspiratie en steun vinden door de inzet voor de universele zending.
Maar wat mij nog meer aanspoort om de dringende noodzaak van de missionaire evangelisatie te verkondigen, is dat zij de eerste dienst is die de Kerk aan iedere mens en aan de gehele mensheid kan verlenen en in de huidige wereld, die verbazingwekkende veroveringen kent, maar de zin de laatste werkelijkheden en van het bestaan zelf verloren lijkt te hebben. In mijn eerste encycliek heb ik geschreven: ”Christus, de Verlosser, maakt de mens ten volle aan de mens zelf duidelijk (...). De mens die zichzelf ten diepste wil begrijpen (...) moet zich (...) tot Christus wenden(...). De verlossing die werd verwezenlijkt door het kruis, heeft aan de mens voorgoed zijn waarde en bestaanszin in de wereld teruggeschonken” Redemptor Hominis, 10[[237|10]]
Er zijn nog andere motieven en doelen: voldoen aan de vele verzoeken om een dergelijk document; twijfels en dubbelzinnigheden omtrent de missie ad gentes verdrijven en de verdienstelijke broeders en zusters die zich aan de missieactiviteit wijden, en allen die hen daarbij helpen, bevestigen in hun inzet; de missieroepingen bevorderen; de theologen aanmoedigen om de verschillende aspecten van de missie te verdiepen en systematisch uiteen te zetten; nieuw elan geven aan de missie in specifieke zin en de particuliere kerken, vooral de jongere, aanzetten om missionarissen te zenden en te ontvangen; de niet-christenen en in het bijzonder de overheden van de landen waarop de missieactiviteit zich richt, verzekeren dat deze activiteit slechts één doel heeft: de mens te dienen door hem Gods liefde te openbaren, welke verschenen is in Jezus Christus.
Vijf en twintig jaar na de sluiting van het Concilie en de publicatie van het decreet over de missieactiviteit Ad Gentes Divinitus[703] en vijftien jaar na de publicatie van de Apostolische Exhortatie Evangelii Nuntiandi[519] van Paus Paulus VI z.g. wil ik de Kerk uitnodigen tot een hernieuwde inzet voor de missie en het onderricht van mijn voorgangers dienaangaande voortzetten vgl: Maximum Illud[[[641]]] vgl: Rerum Ecclesiae[[[642]]] vgl: Evangelii Praecones[[[728]]] vgl: Fidei donum[[[645]]] vgl: Princeps Pastorum[[[726]]] Het onderhavige document heeft vooral een intern doel: de vernieuwing van het geloof en van het christelijk leven. De zending vernieuwt inderdaad de Kerk, versterkt het geloof en de christelijke identiteit en geeft nieuwe geestdrift en nieuwe motivatie. Het geloof wordt krachtiger als het aan anderen gegeven wordt. De nieuwe evangelisatie van de christelijke volken zal inspiratie en steun vinden door de inzet voor de universele zending.
Maar wat mij nog meer aanspoort om de dringende noodzaak van de missionaire evangelisatie te verkondigen, is dat zij de eerste dienst is die de Kerk aan iedere mens en aan de gehele mensheid kan verlenen en in de huidige wereld, die verbazingwekkende veroveringen kent, maar de zin de laatste werkelijkheden en van het bestaan zelf verloren lijkt te hebben. In mijn eerste encycliek heb ik geschreven: ”Christus, de Verlosser, maakt de mens ten volle aan de mens zelf duidelijk (...). De mens die zichzelf ten diepste wil begrijpen (...) moet zich (...) tot Christus wenden(...). De verlossing die werd verwezenlijkt door het kruis, heeft aan de mens voorgoed zijn waarde en bestaanszin in de wereld teruggeschonken” Redemptor Hominis, 10[[237|10]]
Er zijn nog andere motieven en doelen: voldoen aan de vele verzoeken om een dergelijk document; twijfels en dubbelzinnigheden omtrent de missie ad gentes verdrijven en de verdienstelijke broeders en zusters die zich aan de missieactiviteit wijden, en allen die hen daarbij helpen, bevestigen in hun inzet; de missieroepingen bevorderen; de theologen aanmoedigen om de verschillende aspecten van de missie te verdiepen en systematisch uiteen te zetten; nieuw elan geven aan de missie in specifieke zin en de particuliere kerken, vooral de jongere, aanzetten om missionarissen te zenden en te ontvangen; de niet-christenen en in het bijzonder de overheden van de landen waarop de missieactiviteit zich richt, verzekeren dat deze activiteit slechts één doel heeft: de mens te dienen door hem Gods liefde te openbaren, welke verschenen is in Jezus Christus.
Referenties naar alinea 2: 15
Vita Consecrata ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
“De volken wandelen bij haar licht” (Openb. 21,24) ->=geentekst=
“De volken wandelen bij haar licht” (Openb. 21,24) ->=geentekst=
Oproep tot edelmoedigheid van de Christenen voor Afrika ->=geentekst=
Terugblik op de apostolische reis naar Malta ->=geentekst=
Het opbouwen van de kerkelijke gemeenschap is de belangrijkste missie ->=geentekst=
Toon betrokkenheid met het lot van migranten - Geloof werkt door barmhartigheid ->=geentekst=
“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20,21) ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Jaar van het Geloof - Het geloof van de Kerk ->=geentekst=
Ga, en maak alle volkeren tot leerling! (Mt. 28, 19) ->=geentekst=
Praedicate Evangelium ->=geentekst=
Laten wij samen met de jongeren het Evangelie aan allen brengen ->=geentekst=
Bij gelegenheid van de 100e verjaardag van de publicatie van "Maximum Illud" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Opent de deuren voor Christus, alle volken! Zijn evangelie doet niets af aan de vrijheid van de mens, aan de eerbied die verschuldigd is aan de culturen, aan het goede dat in alle godsdiensten aanwezig is. Als u Christus aanvaardt, stelt u zich open voor het definitieve Woord van God, voor Hem in wie God zich geheel geopenbaard heeft en de weg aangewezen heeft om tot Hem te komen. Het aantal mensen die Christus niet kennen en niet tot de Kerk horen, neemt steeds toe, ja, sinds het einde van het Concilie is het bijna verdubbeld. Het is duidelijk dat de missionering voor deze onmetelijke mensheid die de Vader bemint en voor welke Hij zijn Zoon gezonden heeft, dringend noodzakelijk is.
Anderzijds biedt onze tijd nieuwe mogelijkheden voor de Kerk op dit gebied: de ineenstorting van ideologieën en politieke systemen van onderdrukking; de openstelling van de grenzen en de vorming van een wereld die meer één is dank zij de toename van de contacten; de versterking onder de volken van de evangelische waarden, die Jezus in zijn leven belichaamd heeft (vrede, rechtvaardigheid, broederschap, zorg voor de geringsten); een type van economische en technische ontwikkeling zonder ziel, die evenwel prikkelt tot het zoeken van de waarheid over God, de mens en de zin van het leven.
God opent voor de Kerk de horizonten van een mensheid die meer voorbereid is op de uitzaaiing van het evangelie. Ik voel dat het ogenblik gekomen is om alle krachten in de Kerk aan te wenden voor de nieuwe evangelisatie en voor de nieuwe missie ad gentes. Geen christengelovige, geen instelling van de Kerk mag zich onttrekken aan deze hoogste plicht om Christus te verkondigen aan alle volkeren.
Anderzijds biedt onze tijd nieuwe mogelijkheden voor de Kerk op dit gebied: de ineenstorting van ideologieën en politieke systemen van onderdrukking; de openstelling van de grenzen en de vorming van een wereld die meer één is dank zij de toename van de contacten; de versterking onder de volken van de evangelische waarden, die Jezus in zijn leven belichaamd heeft (vrede, rechtvaardigheid, broederschap, zorg voor de geringsten); een type van economische en technische ontwikkeling zonder ziel, die evenwel prikkelt tot het zoeken van de waarheid over God, de mens en de zin van het leven.
God opent voor de Kerk de horizonten van een mensheid die meer voorbereid is op de uitzaaiing van het evangelie. Ik voel dat het ogenblik gekomen is om alle krachten in de Kerk aan te wenden voor de nieuwe evangelisatie en voor de nieuwe missie ad gentes. Geen christengelovige, geen instelling van de Kerk mag zich onttrekken aan deze hoogste plicht om Christus te verkondigen aan alle volkeren.
Referenties naar alinea 3: 2
Missie is de verkondiging van vergeving’ ->=geentekst=Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Jezus Christus de enige redder
4
”Altijd, en bijzonder nu, is het de primaire taak van de Kerk om de menselijke geest, het besef en de ervaring van de hele mensheid te leiden en te richten naar het mysterie van Christus”, zoals ik in mijn eerste programencycliek opgemerkt heb Redemptor Hominis, 14[[237|14]]. De universele zending van de Kerk komt voort uit het geloof in Jezus Christus, zoals die beleden wordt in de trinitaire geloofsbelijdenis: ”Ik geloof (...) in één Heer Jezus Christus, eniggeboren Zoon van God, voor alle tijden geboren uit de Vader (...). Hij is voor ons, mensen, en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald. Hij heeft het vlees aangenomen door de Heilige Geest uit de maagd Maria, en is mens geworden” Credo van Nicea - Constantinopel[[66]]. In het gebeuren van de verlossing ligt het heil van allen, ”daar iedereen door het verlossingsmysterie wordt omvat en Christus zich dank zij dit mysterie in elke tijd met hem verenigt” Redemptor Hominis, 13[[237|13]]. De missie kan alleen begrepen en gefundeerd worden in het geloof. Toch vragen sommigen zich af, ook vanwege de moderne veranderingen en de verspreiding van nieuwe theologische ideeën: Is de missie onder de niet-christenen nog wel actueel? Is zij niet vervangen door de dialoog tussen de godsdiensten? Is de verheffing van de mens niet een voldoende oogmerk? Sluit de eerbied voor het en de vrijheid niet elk voornemen om te bekeren uit? Kan men niet in onverschillig welke godsdienst het heil vinden? Waarom dus missie?
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 ”Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij” (Joh. 14, 6)
5
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Als wij teruggaan tot de oorsprong van de Kerk, dan vinden wij de duidelijke bevestiging dat Christus de enige Redder van allen is, de enige die God kan openbaren en naar God kan voeren. Petrus antwoordt aan de Joodse religieuze overheden die de apostelen ondervragen over de lamme die hij genezen heeft: ”Door de naam van Jezus Christus, de Nazarener, die gij gekruisigd hebt maar die God uit de doden heeft doen opstaan (...) staat deze man hier gezond voor u (...). Geen andere naam onder de hemel is aan de mensen gegeven waarin wij gered moeten worden” (Hand. 4, 10.12)[b:Hand. 4, 10.12]. Deze uitspraak, die gericht is tot het Sanhedrin, heeft een universele waarde, daar voor allen –joden en heidenen – het heil alleen van Jezus Christus kan komen. De universaliteit van dit heil in Christus wordt in heel het Nieuwe Testament bevestigd: Sint Petrus erkent in de verrezen Christus de Heer: ”Want, schrijft hij, al zijn er ook zogenaamde goden, hetzij in de hemel hetzij op aarde – en in deze zin zijn er ongetwijfeld goden en heren in menigte – toch is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie het al voortkomt en voor wie wij bestemd zijn, en één Heer, Jezus Christus, door wie het al bestaat en wij in het bijzonder” (1 Kor. 8, 5-6)[b:1 Kor. 8, 5-6]. Hij bevestigt de ene God en de ene Heer in tegenstelling tot de menigte ”goden” en ”heren” die het volk aannam. Paulus reageert tegen het polytheïsme van het godsdienstige milieu van zijn tijd en doet het karakteristieke kenmerk van het christelijk geloof uitkomen: geloof in één God en in één Heer, die door God gezonden is.
In het evangelie van Johannes bevat die universaliteit van Christus’ heil de verschillende aspecten van zijn zending van genade, waarheid en openbaring: het Woord is ”het ware Licht, dat iedere mens verlicht (Joh. 1, 9)[b:Joh. 1, 9]. En ook:”Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die in de schoot des Vaders is, Hij heeft Hem doen kennen” (Joh. 1, 18)[b:Joh. 1, 18] (Mt. 11, 27)[[b:Mt. 11, 27]] . God openbaart zich definitief en volledig door zijn eniggeboren Zoon: “Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door de Zoon, die Hij erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat en door wie Hij het heelal heeft geschapen” (Heb. 1, 1-2)[b:Heb. 1, 1-2] (Joh. 14, 6)[[b:Joh. 14, 6]] In dit definitieve Woord van zijn openbaring heeft God zich op de meest volledige wijze doen kennen; Hij heeft aan de mensheid gezegd wie Hij is. Deze definitieve zelfopenbaring van God is het fundamentele motief waarom de Kerk krachtens haar natuur missionair is. Zij moet het evangelie verkondigen, d.w.z. de volheid van de waarheid die God ons over zichzelf heeft doen kennen.
Christus is de enige middelaar tussen God en de mensen. “Want God is één, één is ook de middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als losprijs voor allen: op de vastgestelde tijd legde Hij zijn getuigenis af. En ik ben daarvoor aangesteld als heraut en apostel – ik spreek de waarheid, ik lieg niet – om de volkeren te onderrichten in het ware geloof” (1 Tim. 2, 5-7)[b:1 Tim. 2, 5-7] (Heb. 4, 14-16)[[b:Heb. 4, 14-16]]. De mensen kunnen dus alleen door Christus in gemeenschap met God treden, onder de werking van de Geest. Verre van een obstakel te zijn voor de opgang naar God, is deze enige en universele bemiddeling van Christus de weg die God zelf vastgelegd heeft, en Christus is zich daarvan geheel bewust. Gedeeltelijke bemiddelingen van verschillende soort en orde zijn niet uitgesloten, maar deze ontlenen hun betekenis en waarde uitsluitend aan de bemiddeling van Christus en kunnen niet gezien worden als parallelle en complementaire bemiddelingen.
In het evangelie van Johannes bevat die universaliteit van Christus’ heil de verschillende aspecten van zijn zending van genade, waarheid en openbaring: het Woord is ”het ware Licht, dat iedere mens verlicht (Joh. 1, 9)[b:Joh. 1, 9]. En ook:”Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die in de schoot des Vaders is, Hij heeft Hem doen kennen” (Joh. 1, 18)[b:Joh. 1, 18] (Mt. 11, 27)[[b:Mt. 11, 27]] . God openbaart zich definitief en volledig door zijn eniggeboren Zoon: “Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door de Zoon, die Hij erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat en door wie Hij het heelal heeft geschapen” (Heb. 1, 1-2)[b:Heb. 1, 1-2] (Joh. 14, 6)[[b:Joh. 14, 6]] In dit definitieve Woord van zijn openbaring heeft God zich op de meest volledige wijze doen kennen; Hij heeft aan de mensheid gezegd wie Hij is. Deze definitieve zelfopenbaring van God is het fundamentele motief waarom de Kerk krachtens haar natuur missionair is. Zij moet het evangelie verkondigen, d.w.z. de volheid van de waarheid die God ons over zichzelf heeft doen kennen.
Christus is de enige middelaar tussen God en de mensen. “Want God is één, één is ook de middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als losprijs voor allen: op de vastgestelde tijd legde Hij zijn getuigenis af. En ik ben daarvoor aangesteld als heraut en apostel – ik spreek de waarheid, ik lieg niet – om de volkeren te onderrichten in het ware geloof” (1 Tim. 2, 5-7)[b:1 Tim. 2, 5-7] (Heb. 4, 14-16)[[b:Heb. 4, 14-16]]. De mensen kunnen dus alleen door Christus in gemeenschap met God treden, onder de werking van de Geest. Verre van een obstakel te zijn voor de opgang naar God, is deze enige en universele bemiddeling van Christus de weg die God zelf vastgelegd heeft, en Christus is zich daarvan geheel bewust. Gedeeltelijke bemiddelingen van verschillende soort en orde zijn niet uitgesloten, maar deze ontlenen hun betekenis en waarde uitsluitend aan de bemiddeling van Christus en kunnen niet gezien worden als parallelle en complementaire bemiddelingen.
Referenties naar alinea 5: 4
Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek ->=geentekst=Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Dominus Iesus ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Het is in strijd met het christelijk geloof om een scheiding in te voeren tussen het Woord en Jezus Christus. Sint Jan stelt duidelijk dat hetzelfde Woord dat in het begin bij God was, vlees is geworden (Joh. 1, 2.14)[[b:Joh. 1, 2.14]]. Jezus is het mens geworden Woord, een enkele en ondeelbare persoon. Men kan Jezus niet van Christus scheiden of spreken van een “historische Jezus” die zou verschillen van de “Christus van het geloof”. De Kerk kent en belijdt Jezus als “de Christus, de Zoon van de levende God” (Mt. 16, 16)[b:Mt. 16, 16]. Christus is niemand anders dan Jezus van Nazareth en deze is het Woord van God dat mens is geworden voor het heil van allen. In Christus “is de godheid in heel haar volheid lijfelijk aanwezig” (Kol. 2, 9)[b:Kol. 2, 9] en “van zijn volheid hebben wij allen ontvangen” (Joh. 1, 16)[b:Joh. 1, 16]. “De eniggeboren Zoon, die in de schoot des Vaders is” (Joh. 1, 18)[b:Joh. 1, 18], is de “geliefde Zoon, door wie we de verlossing hebben verkregen (...). Want in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om door Hem het heelal met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed aan het kruis vergoten, om alles in de hemelen en op de aarde te verzoenen, door Hem alleen” (Kol. 1, 13-14.19-20)[b:Kol. 1, 13-14.19-20]. Het is juist deze unieke bijzonderheid van Christus die Hem een absolute en universele betekenis verleent, waardoor Hij, terwijl Hij in de geschiedenis staat, het centrum en het doel van deze geschiedenis is vgl: Gaudium et Spes, 2[[[575|2]]] ”Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en het einde” (Openb. 22, 13)[b:Openb. 22, 13].
Ook al is het dus geoorloofd en nuttig de verschillende aspecten van het mysterie van Christus te beschouwen, men moet nooit zijn eenheid uit het oog verliezen. Terwijl wij alle soorten gaven gaan ontdekken en waarderen, vooral de geestelijke rijkdommen die God aan ieder volk heeft uitgedeeld, mogen wij ze niet losmaken van Jezus Christus, die in het centrum van Gods heilsplan staat. Zoals de “Zoon van God” zich “door zijn menswording in zekere zin met ieder mens” heeft “verenigd”, zo “moeten wij eraan vasthouden, dat de Heilige Geest aan allen de mogelijkheid schenkt om, op een wijze die aan God bekend is, aan dit paasmysterie deel te hebben” Gaudium et Spes, 22[[575|22]]. Het plan van God is om “het heelal in Christus onder één hoofd te brengen, alle wezens in de hemelen en alle wezens op aarde” (Ef. 1, 10)[b:Ef. 1, 10].
Ook al is het dus geoorloofd en nuttig de verschillende aspecten van het mysterie van Christus te beschouwen, men moet nooit zijn eenheid uit het oog verliezen. Terwijl wij alle soorten gaven gaan ontdekken en waarderen, vooral de geestelijke rijkdommen die God aan ieder volk heeft uitgedeeld, mogen wij ze niet losmaken van Jezus Christus, die in het centrum van Gods heilsplan staat. Zoals de “Zoon van God” zich “door zijn menswording in zekere zin met ieder mens” heeft “verenigd”, zo “moeten wij eraan vasthouden, dat de Heilige Geest aan allen de mogelijkheid schenkt om, op een wijze die aan God bekend is, aan dit paasmysterie deel te hebben” Gaudium et Spes, 22[[575|22]]. Het plan van God is om “het heelal in Christus onder één hoofd te brengen, alle wezens in de hemelen en alle wezens op aarde” (Ef. 1, 10)[b:Ef. 1, 10].
Referenties naar alinea 6: 4
Dominus Iesus ->=geentekst=Dominus Iesus ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Het geloof in Christus is een aanbod aan de vrijheid van de mens
7
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Ecclesiae de mysterio ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
De dringende noodzaak van de missieactiviteit volgt uit de radicale nieuwheid van leven die Christus gebracht heeft en waarin zijn leerlingen geleefd hebben. Dit nieuwe leven is een gave van God en aan de mens wordt gevraagd het aan te nemen en te ontwikkelen, als hij zich wil verwerkelijken volgens zijn integrale roeping in gelijkvormigheid aan Christus. Heel het Nieuwe Testament is een lofzang op het nieuwe leven voor wie gelooft in Christus en leeft in zijn Kerk. Het heil in Christus waarvan de Kerk getuigt en dat zij verkondigt, is zelfmededeling van God: “Het is de liefde die niet alleen het goede wekt, maar het ook volmaakt, zodat men deelneemt aan het leven van God zelf: van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Want hij die liefheeft, wil zichzelf geven” Dives in Misericordia, 7[[755|7]]. God biedt de mens deze nieuwheid van leven aan: “Kan men Christus verwerpen en al wat Hij gebracht heeft in de geschiedenis van de mens? Dat kan men zeker; de mens is vrij; de mens kan nee tegen Christus zeggen. Maar de fundamentele vraag blijft: Is het geoorloofd dat te doen? En op grond waarvan is het geoorloofd?” AAS 71 (1979), 873[[3432]].
Referenties naar alinea 7: 4
Centesimus Annus ->=geentekst=Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Ecclesiae de mysterio ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
In de moderne wereld bestaat de tendens om de mens te reduceren tot de horizontale dimensie. Maar wat wordt de mens zonder openheid voor de Absolutie? Het antwoord ligt in de ervaring van iedere mens, maar staat ook geschreven in de geschiedenis van de mensheid met het bloed dat vergoten is in naam van ideologieën en door politieke stelsels die een “nieuwe mensheid” hebben willen opbouwen zonder God vgl: Mater et Magistra, 209[[[90|209]]]. Het Tweede Vaticaans Concilie antwoordt voor het overige aan hen die de gewetensvrijheid willen redden: “De menselijke persoon heeft recht op godsdienstvrijheid (...). Alle mensen moeten vrij zijn van dwang, of die nu door enkelingen, door sociale groepen, of door enige menselijke macht wordt uitgeoefend, en wel zo, dat in godsdienstige aangelegenheden niemand wordt gedwongen te handelen tegen zijn geweten in, noch wordt belemmerd om, binnen passende grenzen, prive of publiek, alleen of samen met anderen volgens zijn geweten te handelen” Dignitatis Humanae, 2[[702|2]].
Als de verkondiging en het getuigenis van Christus met eerbied voor de gewetens geschieden, schenden zij de vrijheid niet. Het geloof vraagt om de vrije instemming van de mens, maar moet aangeboden worden, want de mensenmenigten hebben het recht “de rijkdommen van het mysterie van Christus te kennen; waarin, zoals wij geloven, heel de mensenfamilie op de meest volledige en onverwachte wijze alles kan vinden wat zijzelf al tastend vraagt over God, over de mens en zijn toekomstig lot, over het leven en de dood, over de waarheid (...). Daarom houdt de Kerk ook haar missieijver levendig, tracht die zelfs te vergroten in ons historisch tijdsbestek” Evangelii Nuntiandi, 53[[519|53]].
Maar men moet ook steeds met het Concilie zeggen dat “alle mensen overeenkomstig hun waardigheid als personen, dit is als begaafd met verstand en vrije wil en daarom toegerust met persoonlijke verantwoordelijkheid, door hun eigen natuur ertoe gedreven worden en door een morele verplichting ertoe gehouden worden de waarheid te zoeken, vooral die welke op de godsdienst betrekking heeft. Tevens moeten zij de gekende waarheid aanhangen en heel hun leven naar de eisen van de waarheid inrichten” Dignitatis Humanae, 2[[702|2]].
Als de verkondiging en het getuigenis van Christus met eerbied voor de gewetens geschieden, schenden zij de vrijheid niet. Het geloof vraagt om de vrije instemming van de mens, maar moet aangeboden worden, want de mensenmenigten hebben het recht “de rijkdommen van het mysterie van Christus te kennen; waarin, zoals wij geloven, heel de mensenfamilie op de meest volledige en onverwachte wijze alles kan vinden wat zijzelf al tastend vraagt over God, over de mens en zijn toekomstig lot, over het leven en de dood, over de waarheid (...). Daarom houdt de Kerk ook haar missieijver levendig, tracht die zelfs te vergroten in ons historisch tijdsbestek” Evangelii Nuntiandi, 53[[519|53]].
Maar men moet ook steeds met het Concilie zeggen dat “alle mensen overeenkomstig hun waardigheid als personen, dit is als begaafd met verstand en vrije wil en daarom toegerust met persoonlijke verantwoordelijkheid, door hun eigen natuur ertoe gedreven worden en door een morele verplichting ertoe gehouden worden de waarheid te zoeken, vooral die welke op de godsdienst betrekking heeft. Tevens moeten zij de gekende waarheid aanhangen en heel hun leven naar de eisen van de waarheid inrichten” Dignitatis Humanae, 2[[702|2]].
Referenties naar alinea 8: 1
Youcat ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De Kerk teken en instrument van heil
9
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
De eerste die begunstigd is met het heil, is de Kerk: Christus heeft zich haar verworven door zijn bloed (Hand. 20, 28)[[b:Hand. 20, 28]] en heeft haar tot zijn medewerkster gemaakt in het werk van het universele heil. Christus leeft inderdaad in haar. Hij is haar bruidegom, bewerkt haar wasdom en vervult zijn heilszending door haar.
Het Concilie heeft ruimschoots herinnerd aan de rol van de Kerk voor het heil van de mensheid. Terwijl de Kerk erkent dat God alle mensen liefheeft en hun de mogelijkheid om gered te worden biedt (1 Tim. 2, 4)[[b:1 Tim. 2, 4]] vgl: Lumen Gentium, 14-17[[[617|14-17]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 3[[[703|3]]], belijdt zij dat God Christus heeft gesteld tot enige middelaar en dat zijzelf gesteld is tot universeel sacrament van het heil. vgl: Lumen Gentium, 48[[[617|48]]] vgl: Gaudium et Spes, 43[[[575|43]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 7,21[[[703|7.21]]] “Tot deze katholieke eenheid van het volk van God (...) zijn dus alle mensen geroepen. Op verscheidene wijzen behoren daartoe of zijn daarop gericht zowel de gelovige katholieken als de anderen die in Christus geloven, en tenslotte zelfs alle mensen zonder uitzondering, door Gods genade tot het heil geroepen”. Lumen Gentium, 13[[617|13]] Men moet deze twee waarheden samenhouden, nl. de werkelijke mogelijkheid van het heil in Christus voor alle mensen en de noodzaak van de Kerk met betrekking tot het heil. Beide waarheden bevorderen het begrip van het ene heilsmysterie, zo dat wij de barmhartigheid van God en onze eigen verantwoordelijkheid kunnen ervaren. Het heil, dat altijd een gave van de Geest is, eist de medewerking van de mens, zowel om zichzelf als om de anderen te redden. Zo heeft God het gewild en daarom heeft Hij de Kerk ingesteld en betrokken in het heilsplan: Christus heeft dit messiaanse volk opgericht, zegt het Concilie, “als gemeenschap van leven, liefde en waarheid; Hij wendt het tevens aan als werktuig voor algemene verlossing en zendt het als licht van de wereld en zout van de aarde naar heel de wereld uit”. Lumen Gentium, 9[[617|9]]
Het Concilie heeft ruimschoots herinnerd aan de rol van de Kerk voor het heil van de mensheid. Terwijl de Kerk erkent dat God alle mensen liefheeft en hun de mogelijkheid om gered te worden biedt (1 Tim. 2, 4)[[b:1 Tim. 2, 4]] vgl: Lumen Gentium, 14-17[[[617|14-17]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 3[[[703|3]]], belijdt zij dat God Christus heeft gesteld tot enige middelaar en dat zijzelf gesteld is tot universeel sacrament van het heil. vgl: Lumen Gentium, 48[[[617|48]]] vgl: Gaudium et Spes, 43[[[575|43]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 7,21[[[703|7.21]]] “Tot deze katholieke eenheid van het volk van God (...) zijn dus alle mensen geroepen. Op verscheidene wijzen behoren daartoe of zijn daarop gericht zowel de gelovige katholieken als de anderen die in Christus geloven, en tenslotte zelfs alle mensen zonder uitzondering, door Gods genade tot het heil geroepen”. Lumen Gentium, 13[[617|13]] Men moet deze twee waarheden samenhouden, nl. de werkelijke mogelijkheid van het heil in Christus voor alle mensen en de noodzaak van de Kerk met betrekking tot het heil. Beide waarheden bevorderen het begrip van het ene heilsmysterie, zo dat wij de barmhartigheid van God en onze eigen verantwoordelijkheid kunnen ervaren. Het heil, dat altijd een gave van de Geest is, eist de medewerking van de mens, zowel om zichzelf als om de anderen te redden. Zo heeft God het gewild en daarom heeft Hij de Kerk ingesteld en betrokken in het heilsplan: Christus heeft dit messiaanse volk opgericht, zegt het Concilie, “als gemeenschap van leven, liefde en waarheid; Hij wendt het tevens aan als werktuig voor algemene verlossing en zendt het als licht van de wereld en zout van de aarde naar heel de wereld uit”. Lumen Gentium, 9[[617|9]]
Referenties naar alinea 9: 2
Dominus Iesus ->=geentekst=Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Het heil wordt alle mensen aangeboden
10
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
De universaliteit van het heil in Christus betekent dat het niet alleen aan hen wordt verleend die op expliciete wijze in Christus geloven en zijn toegetreden tot de Kerk. Als het heil bestemd is voor allen, moet het concreet aan allen ter beschikking worden gesteld. Maar het is duidelijk dat vele mensen nu, evenals in het verleden, niet de mogelijkheid hebben om de openbaring van het evangelie te kennen of te aanvaarden en om toe te treden tot de Kerk. Zij leven in socio-culturele omstandigheden die dit onmogelijk maken, en zijn vaak opgevoed in andere godsdienstige tradities. Zij hebben toegang tot het heil in Christus krachtens een genade die, hoewel zij een geheimvolle band heeft met de Kerk, hen niet formeel in de Kerk binnenleidt, maar hen verlicht op een wijze die past bij hun inwendige en uitwendige situatie. Deze genade komt van Christus, is een vrucht van zijn offer en wordt meegedeeld door de Heilige Geest; zij stelt ieder in staat met zijn vrije medewerking tot het heil te komen. Daarom verklaart het Concilie, na de centrale plaats van het paasmysterie aangegeven te hebben: “Dit geldt niet alleen voor de christengelovigen, maar ook voor alle goedwillende mensen, in wier hart de genade op een onzichtbare wijze werkt. Daar Christus immers voor allen is gestorven en daar er voor alle mensen slechts één uiteindelijke roeping is, namelijk een goddelijke, moeten wij eraan vasthouden, dat de Heilige Geest aan allen de mogelijkheid schenkt om, op een wijze die aan God bekend is, aan dit paasmysterie deel te hebben” Gaudium et Spes, 14[[575|14]].
Referenties naar alinea 10: 2
Dominus Iesus ->=geentekst=Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 “Het is voor ons onmogelijk niet te spreken” (Hand. 4, 20)
11
Centesimus Annus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
"Bij het zien van die menigte mensen werd Hij door medelijden bewogen" (Mt. 9, 36) ->=geentekst=
Wat dus te zeggen van de reeds genoemde bezwaren betreffende de missie ad gentes? Met eerbied voor alle religieuze overtuigingen en alle gevoeligheden moeten wij allereerst met eenvoud voor ons geloof in Christus uitkomen, het geloof dat wij onverdiend als gave uit den hoge ontvangen hebben. Met Paulus zeggen wij: ”Voor dit evangelie schaam ik mij niet. Het is een goddelijke kracht tot heil van ieder die erin gelooft” (Rom. 1, 16)[b:Rom. 1, 16]. De christelijke martelaren van alle tijden, ook van onze tijd hebben hun leven gegeven en blijven hun leven geven om voor de mensen getuigenis af te leggen van dit geloof, in de overtuiging dat iedere mens Jezus Christus nodig heeft, die de dood en de zonde heeft overwonnen en de mensen met God heeft verzoend. Christus heeft verklaard Zoon van God te zijn, innig verenigd met de Vader; als zodanig is Hij door de leerlingen erkend, terwijl Hij zijn woorden bekrachtigd heeft met wonderen en met de verrijzenis uit de doden. De Kerk biedt de mensen het evangelie aan, het profetische document dat een antwoord geeft op de eisen en de verlangens van het mensenhart: het is altijd de Blijde Boodschap. De Kerk kan niet nalaten te verkondigen dat Jezus gekomen is om het gelaat van God te openbaren en om door het kruis en de verrijzenis het heil te verdienen voor alle mensen.
Op de vraag: waarom de missie? antwoorden wij met het geloof en de ervaring van de Kerk dat zich openstellen voor de liefde van Christus de ware bevrijding is. Alleen in Hem worden wij bevrijd van iedere vervreemding en afdwaling, van de slavernij van de macht van zonde en dood. Christus is waarlijk “onze vrede” (Ef. 2, 14)[b:Ef. 2, 14]; “de liefde van Christus laat ons geen rust” (2 Kor. 5, 14)[b:2 Kor. 5, 14] en geeft zin en vreugde aan ons leven. De missie is een kwestie van geloof; zij is een nauwkeurige graadmeter voor ons geloof in Christus en in zijn liefde voor ons.
Er bestaat nu de verleiding om het christendom te reduceren tot een menselijke wijsheid, tot een soort wetenschap om goed te leven. In een sterk geseculariseerde wereld heeft een “geleidelijke secularisatie van het heil” plaatsgevonden, waarbij men wel voor de mens opkomt, maar voor een gehalveerde mens die gereduceerd is tot zijn horizontale dimensie. Wij weten daarentegen dat Jezus gekomen is om het integrale heil te brengen dat heel de mens en alle mensen omvat, en om hen open te stellen voor de wonderbare horizonten van het kindschap Gods.
Waarom de missie? Omdat aan ons, zoals aan Sint Paulus, “de genade is gegeven de heidenen de ondoorgrondelijke rijkdom van de Christus te verkondigen” (Ef. 3, 8)[b:Ef. 3, 8]. De nieuwheid van leven in Hem is de Blijde Boodschap voor de mens van alle tijden; alle mensen worden daartoe geroepen en zijn daarvoor bestemd. Allen zoeken haar inderdaad, zij het soms op onduidelijke wijze, en hebben het recht om de waarde van die gave te kennen welke voor allen toegankelijk moet zijn. De Kerk, en iedere christen in haar, kan deze nieuwheid en rijkdom, die ontvangen is van de goddelijke goedheid om aan alle mensen meegedeeld te worden, niet verbergen en voor zichzelf houden.
Daarom komt de missie behalve uit de formele opdracht van de Heer ook voort uit de diepe eisen van het leven van God in ons. Zij die ingelijfd zijn in de katholieke Kerk moeten zich bevoorrecht voelen en juist hierom meer verplicht om te getuigen van het geloof en het christelijke leven als dienst aan de broeders en als aan God verschuldigd antwoord. Zij dienen "te bedenken, dat zij hun verheven levensstaat niet aan hun eigen verdiensten maar aan een bijzondere genade van Christus te danken hebben. Indien zij aan die genade niet beantwoorden met gedachte, woord en werk, zullen ze geenszins gered, maar veeleer strenger veroordeeld worden" Lumen Gentium, 14[[617|14]].
Op de vraag: waarom de missie? antwoorden wij met het geloof en de ervaring van de Kerk dat zich openstellen voor de liefde van Christus de ware bevrijding is. Alleen in Hem worden wij bevrijd van iedere vervreemding en afdwaling, van de slavernij van de macht van zonde en dood. Christus is waarlijk “onze vrede” (Ef. 2, 14)[b:Ef. 2, 14]; “de liefde van Christus laat ons geen rust” (2 Kor. 5, 14)[b:2 Kor. 5, 14] en geeft zin en vreugde aan ons leven. De missie is een kwestie van geloof; zij is een nauwkeurige graadmeter voor ons geloof in Christus en in zijn liefde voor ons.
Er bestaat nu de verleiding om het christendom te reduceren tot een menselijke wijsheid, tot een soort wetenschap om goed te leven. In een sterk geseculariseerde wereld heeft een “geleidelijke secularisatie van het heil” plaatsgevonden, waarbij men wel voor de mens opkomt, maar voor een gehalveerde mens die gereduceerd is tot zijn horizontale dimensie. Wij weten daarentegen dat Jezus gekomen is om het integrale heil te brengen dat heel de mens en alle mensen omvat, en om hen open te stellen voor de wonderbare horizonten van het kindschap Gods.
Waarom de missie? Omdat aan ons, zoals aan Sint Paulus, “de genade is gegeven de heidenen de ondoorgrondelijke rijkdom van de Christus te verkondigen” (Ef. 3, 8)[b:Ef. 3, 8]. De nieuwheid van leven in Hem is de Blijde Boodschap voor de mens van alle tijden; alle mensen worden daartoe geroepen en zijn daarvoor bestemd. Allen zoeken haar inderdaad, zij het soms op onduidelijke wijze, en hebben het recht om de waarde van die gave te kennen welke voor allen toegankelijk moet zijn. De Kerk, en iedere christen in haar, kan deze nieuwheid en rijkdom, die ontvangen is van de goddelijke goedheid om aan alle mensen meegedeeld te worden, niet verbergen en voor zichzelf houden.
Daarom komt de missie behalve uit de formele opdracht van de Heer ook voort uit de diepe eisen van het leven van God in ons. Zij die ingelijfd zijn in de katholieke Kerk moeten zich bevoorrecht voelen en juist hierom meer verplicht om te getuigen van het geloof en het christelijke leven als dienst aan de broeders en als aan God verschuldigd antwoord. Zij dienen "te bedenken, dat zij hun verheven levensstaat niet aan hun eigen verdiensten maar aan een bijzondere genade van Christus te danken hebben. Indien zij aan die genade niet beantwoorden met gedachte, woord en werk, zullen ze geenszins gered, maar veeleer strenger veroordeeld worden" Lumen Gentium, 14[[617|14]].
Referenties naar alinea 11: 9
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Centesimus Annus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
"Bij het zien van die menigte mensen werd Hij door medelijden bewogen" (Mt. 9, 36) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Het Rijk van God
12
De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen ->=geentekst=
“Rijk aan barmhartigheid is God die Christus Jezus ons openbaarde als Vader: het is juist zijn Zoon die Hem ons in zichzelf heeft getoond en doen kennen” Dives in Misericordia, 1[[755|1]]. Dit heb ik aan het begin van de encycliek Dives in Misericordia[755] geschreven en ik heb aangetoond hoe Christus de openbaring en de incarnatie is van de barmhartigheid van de Vader. Het heil bestaat in het geloof aan en de aanvaarding van het mysterie van de Vader en van zijn liefde, die zich uit en geeft in Jezus door de Geest. Zo wordt het Rijk Gods voltooid dat reeds in het Oude Testament was voorbereid, door Christus en in Christus verwezenlijkt is en aan alle volkeren verkondigd wordt door de Kerk, die ervoor werkt en bidt dat het op volmaakte en definitieve wijze verwerkelijkt wordt.
Het Oude Testament laat zien dat God een volk heeft uitgekozen en gevormd om zijn plan van liefde te openbaren en uit te voeren. Maar God is tevens Schepper en Vader van alle mensen: Hij heeft zorg voor allen, strekt zijn zegen uit tot allen (Gen. 12, 3)[[b:Gen. 12, 3]] en heeft met allen een verbond gesloten (Gen. 9, 1-17)[[b:Gen. 9, 1-17]]. Israël heeft de ervaring van een persoonlijke en reddende God (Dt. 4, 37; Dt. 7, 6-8; Jes. 43, 1-7)[[b:Dt. 4, 37; Dt. 7, 6-8; Jes. 43, 1-7]] van wie het de getuige en de woordvoerder wordt temidden van de volkeren. In de loop van zijn geschiedenis wordt Israël zich bewust dat zijn uitverkiezing een universele betekenis heeft. (Jes. 2, 2-5; Jes. 25, 6-8; Jes. 60, 1-6; Jer. 3, 17; Jer. 16, 19)[[b:Jes. 2, 2-5; Jes. 25, 6-8; Jes. 60, 1-6; Jer. 3, 17; Jer. 16, 19]]
Het Oude Testament laat zien dat God een volk heeft uitgekozen en gevormd om zijn plan van liefde te openbaren en uit te voeren. Maar God is tevens Schepper en Vader van alle mensen: Hij heeft zorg voor allen, strekt zijn zegen uit tot allen (Gen. 12, 3)[[b:Gen. 12, 3]] en heeft met allen een verbond gesloten (Gen. 9, 1-17)[[b:Gen. 9, 1-17]]. Israël heeft de ervaring van een persoonlijke en reddende God (Dt. 4, 37; Dt. 7, 6-8; Jes. 43, 1-7)[[b:Dt. 4, 37; Dt. 7, 6-8; Jes. 43, 1-7]] van wie het de getuige en de woordvoerder wordt temidden van de volkeren. In de loop van zijn geschiedenis wordt Israël zich bewust dat zijn uitverkiezing een universele betekenis heeft. (Jes. 2, 2-5; Jes. 25, 6-8; Jes. 60, 1-6; Jer. 3, 17; Jer. 16, 19)[[b:Jes. 2, 2-5; Jes. 25, 6-8; Jes. 60, 1-6; Jer. 3, 17; Jer. 16, 19]]
Referenties naar alinea 12: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Christus stelt het Rijk tegenwoordig
13
Centesimus Annus ->=geentekst=
Jezus van Nazareth brengt Gods plan tot voltooiing. Na de Heilige Geest ontvangen te hebben bij het doopsel openbaart Hij zijn messiaanse roeping; Hij trekt door Galilea, verkondigt er Gods Blijde Boodschap en zegt: “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap” (Mc. 1, 15)[b:Mc. 1, 15] (Mt. 4, 17; Lc. 4, 43)[[b:Mt. 4, 17; Lc. 4, 43]]. De verkondiging en de vestiging van het Rijk Gods zijn zijn zending: “Daarvoor ben Ik gezonden” (Lc. 4, 43)[b:Lc. 4, 43]. Maar er is meer: Jezus is zelf de Blijde Boodschap, zoals Hij reeds aan het begin van zijn zending verklaart in de synagoge van zijn stad, waar Hij de woorden van Jesaja over de Gezalfde, die door de Geest des Heren gezonden is, op zichzelf toepast (Lc. 4, 16-21)[[b:Lc. 4, 16-21]]. Omdat Christus de Blijde Boodschap is, zijn in Hem boodschap en bode, zeggen en doen identiek. Zijn kracht, het geheim van de doeltreffendheid van zijn actie, ligt in de volledige identificatie met de boodschap die Hij verkondigt; Hij predikt de Blijde Boodschap niet alleen door wat Hij zegt of doet maar ook door wat Hij is.
De zending van Jezus wordt beschreven in de context van de reizen in zijn land. Vóór Pasen is de horizon van de zending beperkt tot Israël maar Jezus biedt een nieuw element van kapitaal belang. De eschatologische realiteit wordt niet verschoven naar een ver verwijderd einde van de wereld, maar komt nabij en begint zich te verwerkelijken. “Het Rijk Gods is nabij” (Mc. 1, 15)[b:Mc. 1, 15], men bidt dat het komt (Mt. 6, 10)[[b:Mt. 6, 10]], het geloof ziet het reeds werkzaam in de tekenen, zoals de wonderen (Mt. 11, 4-5)[[b:Mt. 11, 4-5]], de uitdrijvingen van duivels (Mt. 12, 25-28)[[b:Mt. 12, 25-28]], de keuze van de twaalf (Mc. 3, 13-19)[[b:Mc. 3, 13-19]], de verkondiging van de Blijde Boodschap aan de armen (Lc. 4, 18)[[b:Lc. 4, 18]]. Uit de ontmoetingen van Jezus met de heidenen blijkt dat men tot het Rijk toetreedt door het geloof en de bekering (Mc. 1, 15)[[b:Mc. 1, 15]] en niet eenvoudig omdat men tot een etnische groep behoort.
Het Rijk dat Jezus vestigt, is het Rijk van God. Jezus openbaart zelf wie deze God is die Hij vertrouwelijk “Abba”, Vader noemt (Mc. 14, 36)[[b:Mc. 14, 36]]. God, die vooral in de gelijkenissen geopenbaard wordt (Mt. 20, 1-16; Lc. 15, 3-32)[[b:Mt. 20, 1-16; Lc. 15, 3-32]], is gevoelig voor de noden en het lijden van iedere mens; Hij is een liefderijke Vader, vol medelijden, die vergiffenis schenkt en belangeloos de gevraagde genaden geeft.
Sint Jan zegt ons dat God liefde is (1 Joh. 4, 8.16)[[b:1 Joh. 4, 8.16]]. Daarom wordt iedere mens uitgenodigd om “zich te bekeren” en te “geloven” in de barmhartige liefde van God voor hem. Het Rijk zal groeien in de mate waarin iedere mens leren zal om zich tot God te richten als tot een Vader in de verborgenheid van het gebed (Lc. 11, 2)[[b:Lc. 11, 2]] en zich zal inspannen om diens wil te volbrengen (Mt. 7, 21)[[b:Mt. 7, 21]].
De zending van Jezus wordt beschreven in de context van de reizen in zijn land. Vóór Pasen is de horizon van de zending beperkt tot Israël maar Jezus biedt een nieuw element van kapitaal belang. De eschatologische realiteit wordt niet verschoven naar een ver verwijderd einde van de wereld, maar komt nabij en begint zich te verwerkelijken. “Het Rijk Gods is nabij” (Mc. 1, 15)[b:Mc. 1, 15], men bidt dat het komt (Mt. 6, 10)[[b:Mt. 6, 10]], het geloof ziet het reeds werkzaam in de tekenen, zoals de wonderen (Mt. 11, 4-5)[[b:Mt. 11, 4-5]], de uitdrijvingen van duivels (Mt. 12, 25-28)[[b:Mt. 12, 25-28]], de keuze van de twaalf (Mc. 3, 13-19)[[b:Mc. 3, 13-19]], de verkondiging van de Blijde Boodschap aan de armen (Lc. 4, 18)[[b:Lc. 4, 18]]. Uit de ontmoetingen van Jezus met de heidenen blijkt dat men tot het Rijk toetreedt door het geloof en de bekering (Mc. 1, 15)[[b:Mc. 1, 15]] en niet eenvoudig omdat men tot een etnische groep behoort.
Het Rijk dat Jezus vestigt, is het Rijk van God. Jezus openbaart zelf wie deze God is die Hij vertrouwelijk “Abba”, Vader noemt (Mc. 14, 36)[[b:Mc. 14, 36]]. God, die vooral in de gelijkenissen geopenbaard wordt (Mt. 20, 1-16; Lc. 15, 3-32)[[b:Mt. 20, 1-16; Lc. 15, 3-32]], is gevoelig voor de noden en het lijden van iedere mens; Hij is een liefderijke Vader, vol medelijden, die vergiffenis schenkt en belangeloos de gevraagde genaden geeft.
Sint Jan zegt ons dat God liefde is (1 Joh. 4, 8.16)[[b:1 Joh. 4, 8.16]]. Daarom wordt iedere mens uitgenodigd om “zich te bekeren” en te “geloven” in de barmhartige liefde van God voor hem. Het Rijk zal groeien in de mate waarin iedere mens leren zal om zich tot God te richten als tot een Vader in de verborgenheid van het gebed (Lc. 11, 2)[[b:Lc. 11, 2]] en zich zal inspannen om diens wil te volbrengen (Mt. 7, 21)[[b:Mt. 7, 21]].
Referenties naar alinea 13: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Centesimus Annus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Kenmerken en eisen van het Rijk
14
Centesimus Annus ->=geentekst=
Door middel van zijn woorden, werken en persoon openbaart Jezus geleidelijk de kenmerken en de eisen van het Rijk.
Het Rijk is bestemd voor alle mensen en allen worden geroepen er lid van te zijn. Om dit aspect te benadrukken is Jezus vooral naar hen gegaan die aan de rand van de maatschappij leefden; aan hen heeft Hij de voorkeur gegeven toen Hij de Blijde Boodschap verkondigde. Aan het begin van zijn zendingswerk verklaart Hij dat Hij gezonden is om aan armen de Blijde Boodschap te brengen (Lc. 4, 18)[[b:Lc. 4, 18]]. Aan alle slachtoffers van uitsluiting en verachting verklaart Hij:”Zalig gij die arm zijt” (Lc. 6, 20)[b:Lc. 6, 20]. Bovendien geeft Hij aan deze uitgestotenen reeds een ervaring van bevrijding door met hen te zijn, met hen te eten (Lc. 5, 30; Lc. 15, 2)[[b:Lc. 5, 30; Lc. 15, 2]], hen als gelijken en vrienden te behandelen (Lc. 7, 34)[[b:Lc. 7, 34]], hen te laten voelen dat God hen liefheeft, en door zo de onmetelijke tederheid van God jegens de behoeftigen en de zondaars te openbaren (Lc. 15,1-32)[[b:Lc. 15,1-32]].
De bevrijding en de redding die het Rijk Gods brengt, raken de mens in al zijn dimensies, zowel fysieke als geestelijke. Twee gebaren karakteriseren de zending van Jezus: de genezing en de vergeving. De veelvuldige genezingen tonen zijn groot medelijden tegenover de menselijke misère maar zij betekenen ook dat er in het Rijk geen ziekte en lijden meer zullen zijn en dat zijn zending vanaf het begin ernaar streeft de mensen daarvan te bevrijden. In de optiek van Jezus zijn de genezingen ook tekenen van de geestelijke redding, van de bevrijding uit de zonde. Door deze gebaren van genezing te maken nodigt Jezus uit tot het geloof, de bekering en het verlangen naar vergeving (Lc. 5, 24)[[b:Lc. 5, 24]]. Als het geloof eenmaal ontvangen is, spoort de genezing aan verder voort te gaan: zij voert tot het heil (Lc. 18, 42-43)[[b:Lc. 18, 42-43]]. De gebaren van bevrijding uit de bezetenheid door de duivel, welke het grootste kwaad is en symbool van de zonde en de opstand tegen God, zijn tekenen dat “het Rijk tot u gekomen is” (Mt. 12, 28)[b:Mt. 12, 28].
Het Rijk is bestemd voor alle mensen en allen worden geroepen er lid van te zijn. Om dit aspect te benadrukken is Jezus vooral naar hen gegaan die aan de rand van de maatschappij leefden; aan hen heeft Hij de voorkeur gegeven toen Hij de Blijde Boodschap verkondigde. Aan het begin van zijn zendingswerk verklaart Hij dat Hij gezonden is om aan armen de Blijde Boodschap te brengen (Lc. 4, 18)[[b:Lc. 4, 18]]. Aan alle slachtoffers van uitsluiting en verachting verklaart Hij:”Zalig gij die arm zijt” (Lc. 6, 20)[b:Lc. 6, 20]. Bovendien geeft Hij aan deze uitgestotenen reeds een ervaring van bevrijding door met hen te zijn, met hen te eten (Lc. 5, 30; Lc. 15, 2)[[b:Lc. 5, 30; Lc. 15, 2]], hen als gelijken en vrienden te behandelen (Lc. 7, 34)[[b:Lc. 7, 34]], hen te laten voelen dat God hen liefheeft, en door zo de onmetelijke tederheid van God jegens de behoeftigen en de zondaars te openbaren (Lc. 15,1-32)[[b:Lc. 15,1-32]].
De bevrijding en de redding die het Rijk Gods brengt, raken de mens in al zijn dimensies, zowel fysieke als geestelijke. Twee gebaren karakteriseren de zending van Jezus: de genezing en de vergeving. De veelvuldige genezingen tonen zijn groot medelijden tegenover de menselijke misère maar zij betekenen ook dat er in het Rijk geen ziekte en lijden meer zullen zijn en dat zijn zending vanaf het begin ernaar streeft de mensen daarvan te bevrijden. In de optiek van Jezus zijn de genezingen ook tekenen van de geestelijke redding, van de bevrijding uit de zonde. Door deze gebaren van genezing te maken nodigt Jezus uit tot het geloof, de bekering en het verlangen naar vergeving (Lc. 5, 24)[[b:Lc. 5, 24]]. Als het geloof eenmaal ontvangen is, spoort de genezing aan verder voort te gaan: zij voert tot het heil (Lc. 18, 42-43)[[b:Lc. 18, 42-43]]. De gebaren van bevrijding uit de bezetenheid door de duivel, welke het grootste kwaad is en symbool van de zonde en de opstand tegen God, zijn tekenen dat “het Rijk tot u gekomen is” (Mt. 12, 28)[b:Mt. 12, 28].
Referenties naar alinea 14: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Centesimus Annus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Dominus Iesus ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Het Rijk streeft naar een verandering van de betrekkingen tussen de mensen en verwerkelijkt zich geleidelijk, naarmate de mensen leren elkaar te beminnen, te vergeven, te dienen. Jezus herneemt heel de wet en vat haar samen in het gebod van de liefde (Mt. 22, 34-40; Lc. 10, 25-28)[[b:Mt. 22, 34-40; Lc. 10, 25-28]]. Alvorens de zijnen te verlaten geeft Hij hun een “nieuw gebod”: “Gij moet elkaar liefhebben, zoals Ik u heb liefgehad” (Joh. 13, 34)[b:Joh. 13, 34] (Joh. 15, 12)[[b:Joh. 15, 12]]. De liefde waarmee Jezus de wereld heeft bemind, vindt haar hoogste uitdrukking in de gave van zijn leven voor de mensen (Joh. 15, 13)[[b:Joh. 15, 13]], welke de liefde openbaart die de Vader voor de wereld heeft (Joh. 3, 16)[[b:Joh. 3, 16]]. Daarom is het wezen van het Rijk de gemeenschap van alle mensen met elkaar en met God.
Het Rijk gaat allen aan: de mensen, de maatschappij, de gehele wereld. Voor het Rijk werken wil zeggen de goddelijke dynamiek, welke in de mensengeschiedenis aanwezig is en deze omvormt, erkennen en begunstigen. Het Rijk opbouwen wil zeggen werken voor de bevrijding uit het kwaad in al zijn vormen. Kortom, het Rijk Gods is de uitdrukking en de verwerkelijking van het goddelijke heilsplan in heel zijn volheid.
Het Rijk gaat allen aan: de mensen, de maatschappij, de gehele wereld. Voor het Rijk werken wil zeggen de goddelijke dynamiek, welke in de mensengeschiedenis aanwezig is en deze omvormt, erkennen en begunstigen. Het Rijk opbouwen wil zeggen werken voor de bevrijding uit het kwaad in al zijn vormen. Kortom, het Rijk Gods is de uitdrukking en de verwerkelijking van het goddelijke heilsplan in heel zijn volheid.
Referenties naar alinea 15: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Dominus Iesus ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 In de Verrezene wordt het Rijk vervuld en verkondigd
16
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Door Jezus uit de doden op te wekken heeft God de dood overwonnen en heeft Hij in Hem zijn Rijk definitief ingeluid. Gedurende zijn aardse leven is Jezus de profeet van het Rijk en na zijn lijden, verrijzenis en hemelvaart deelt Hij in Gods macht en in diens heerschappij over de wereld (Mt. 28, 18; Hand. 2, 36; Ef. 1, 18-21)[[b:Mt. 28, 18; Hand. 2, 36; Ef. 1, 18-21]]. De verrijzenis geeft aan de boodschap van Christus, aan zijn handelen en aan heel zijn zending en universele draagwijdte. De leerlingen bemerken dat het Rijk reeds aanwezig is in de persoon van Jezus en langzamerhand gevestigd wordt in de mens en in de wereld door middel van een geheimvolle band met Hem. Inderdaad predikten zij na de verrijzenis het Rijk door de verkondiging van de gestorven en verrezen Heer. Filippus bracht de Blijde Boodschap van het Rijk Gods en van de naam van Jezus Christus in Galilea (Hand. 8, 12)[[b:Hand. 8, 12]]. Paulus predikte het Rijk Gods en gaf onderricht in de leer over de Heer Jezus Christus te Rome (Hand. 28, 31)[[b:Hand. 28, 31]]. De eerste christenen verkondigden “het Rijk van Christus en van God” (Ef. 5, 5)[b:Ef. 5, 5] (Openb. 11, 15; Openb. 12, 10)[[b:Openb. 11, 15; Openb. 12, 10]] of “het eeuwige Rijk van onze Heer en Heiland Jezus Christus” (2 Pt. 1, 11)[b:2 Pt. 1, 11]. De prediking van de oerkerk is geconcentreerd op de verkondiging van Jezus, met wie het Rijk identiek is. Zoals toen moet men ook nu de verkondiging van het Rijk Gods (het “kerugma” van Jezus) laten samengaan met de prediking van het Christusgebeuren (het “kerugma” van de apostelen). De twee verkondigingen vullen elkaar aan en verhelderen elkaar.
Referenties naar alinea 16: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Het Rijk, Christus en de Kerk
17
Dominus Iesus ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Men spreekt nu veel over het Rijk, maar niet altijd in overeenstemming met de kerkelijke zin. Er zijn namelijk opvattingen over het heil en de missie die men “antropocentrisch” kan noemen in de beperkende zin van de term, in zover zij zich geheel richten op de aardse noden van de mens. In deze visie dreigt het Rijk een geheel menselijke en geseculariseerde werkelijkheid te worden, waarin wat telt de programma’s en de strijd voor sociaal-economische, politieke en ook culturele bevrijding zijn, maar binnen een horizon die afgesloten is voor het transcendente. Zonder te ontkennen dat er ook op dit niveau waarden zijn die bevorderd dienen te worden, moet men toch zeggen dat die opvatting binnen de grenzen blijft van een mens die beroofd is van zijn authentieke en diepe dimensies en zich gemakkelijk omzet in één van de ideologieën van louter aardse vooruitgang. Het Rijk Gods daarentegen is niet van deze wereld, niet van hier (Joh. 18, 36)[[b:Joh. 18, 36]]. Verder zijn er opvattingen die bewust het accent leggen op het Rijk, zich “rijk-centrisch” noemen en het beeld tonen van een Kerk die niet aan zichzelf denkt, maar geheel in beslag wordt genomen door het getuigenis en de dienst van het Rijk. Het is een “Kerk voor de anderen”, naar men zegt, zoals Christus de “mens voor de anderen” is. Men beschrijft de taak van de Kerk als een taak die zich in twee richtingen moet bewegen; van de ene kant het bevorderen van de zogenaamde “waarden van het Rijk”, zoals vrede, rechtvaardigheid, vrijheid en broederschap, en van de andere kant het begunstigen van de dialoog tussen de volkeren, culturen en godsdiensten, opdat door wederzijdse verrijking de wereld geholpen wordt om zich te vernieuwen en steeds verder te gaan op de weg naar het Rijk.
Deze opvattingen vertonen naast positieve ook negatieve aspecten. Op de eerste plaats zwijgen zij over Christus. Het Rijk waarover zij spreken, is gebaseerd op een “theocentrisme”, omdat, zoals zij zeggen, Christus niet begrepen kan worden door wie niet het christelijk geloof bezit, terwijl de verschillende volkeren, culturen en godsdiensten elkaar kunnen vinden in de ene goddelijke werkelijkheid, hoe deze ook mag heten. Om dezelfde reden geven zij de voorkeur aan het mysterie van de schepping, dat weerspiegeld wordt in de verscheidenheid van culturen en geloven. Maar zij zwijgen over het mysterie van de verlossing. Bovendien sluit het Rijk, zoals zij het verstaan, tenslotte de Kerk uit of onderschat het deze, in reactie tegen een verondersteld “kerk-centrisme” uit het verleden en omdat zij de Kerk zelf slechts als een teken zien, dat overigens niet vrij is van dubbelzinnigheid.
Deze opvattingen vertonen naast positieve ook negatieve aspecten. Op de eerste plaats zwijgen zij over Christus. Het Rijk waarover zij spreken, is gebaseerd op een “theocentrisme”, omdat, zoals zij zeggen, Christus niet begrepen kan worden door wie niet het christelijk geloof bezit, terwijl de verschillende volkeren, culturen en godsdiensten elkaar kunnen vinden in de ene goddelijke werkelijkheid, hoe deze ook mag heten. Om dezelfde reden geven zij de voorkeur aan het mysterie van de schepping, dat weerspiegeld wordt in de verscheidenheid van culturen en geloven. Maar zij zwijgen over het mysterie van de verlossing. Bovendien sluit het Rijk, zoals zij het verstaan, tenslotte de Kerk uit of onderschat het deze, in reactie tegen een verondersteld “kerk-centrisme” uit het verleden en omdat zij de Kerk zelf slechts als een teken zien, dat overigens niet vrij is van dubbelzinnigheid.
Referenties naar alinea 17: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Dominus Iesus ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Welnu, dit is niet het Rijk Gods zoals wij het uit de openbaring kennen. Dit kan niet losgemaakt worden noch van Christus noch van de Kerk.
Zoals gezegd, is het Rijk niet alleen door Christus aangekondigd, maar in Hem zelf tegenwoordig gekomen en vervuld. En niet alleen door zijn woorden en werken: “Vóór alles nochtans wordt het Rijk openbaar in de persoon zelf van Christus, de Zoon van God en de Zoon van de mensen, gekomen “om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Mc. 10, 45)[b:Mc. 10, 45] Lumen Gentium, 5[[617|5]]. Het Rijk Gods is niet een begrip, een leer, een programma, dat vrij uitgewerkt kan worden, maar vooral een persoon, die het gelaat en de naam heeft van Jezus van Nazareth, beeld van de onzichtbare God vgl: Gaudium et Spes, 22[[[575|22]]]. Als men het Rijk losmaakt van Jezus, dan is het niet meer het Rijk Gods, dat Hij geopenbaard heeft, en men misvormt tenslotte zowel de zin van het Rijk, dat gevaar loopt veranderd te worden in een zuiver menselijk of ideologisch object, als de identiteit van Christus, die niet meer de Heer blijkt te zijn aan wie alles onderworpen moet worden (1 Kor. 15, 27)[[b:1 Kor. 15, 27]].
Men kan het Rijk evenmin losmaken van de Kerk. Deze is zeker geen doel op zich, daar zij gericht staat op het Rijk van God, waarvan zij kiem, teken en werktuig is. Terwijl de Kerk onderscheiden is van Christus en van het Rijk, is zij met beiden onlosmakelijk verbonden. Christus heeft de Kerk, zijn lichaam, uitgerust met de volheid van de heilsgoederen en –middelen; de Heilige Geest woont in haar, maakt haar levend door zijn gaven en charisma’s, heiligt, geleidt en vernieuwd haar voortdurend. vgl: Lumen Gentium, 4[[[617|4]]]. Daaruit vloeit een bijzondere en unieke relatie voort die, al sluit zij de werking van Christus en van de Heilige Geest buiten de zichtbare grenzen van de Kerk niet uit, aan haar een specifieke en noodzakelijke rol toekent. Vandaar ook de speciale band van de Kerk met het Rijk van God en van Christus; zij heeft de zending dit “te verkondigen en bij alle volkeren te vestigen” Lumen Gentium, 5[[617|5]].
Zoals gezegd, is het Rijk niet alleen door Christus aangekondigd, maar in Hem zelf tegenwoordig gekomen en vervuld. En niet alleen door zijn woorden en werken: “Vóór alles nochtans wordt het Rijk openbaar in de persoon zelf van Christus, de Zoon van God en de Zoon van de mensen, gekomen “om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Mc. 10, 45)[b:Mc. 10, 45] Lumen Gentium, 5[[617|5]]. Het Rijk Gods is niet een begrip, een leer, een programma, dat vrij uitgewerkt kan worden, maar vooral een persoon, die het gelaat en de naam heeft van Jezus van Nazareth, beeld van de onzichtbare God vgl: Gaudium et Spes, 22[[[575|22]]]. Als men het Rijk losmaakt van Jezus, dan is het niet meer het Rijk Gods, dat Hij geopenbaard heeft, en men misvormt tenslotte zowel de zin van het Rijk, dat gevaar loopt veranderd te worden in een zuiver menselijk of ideologisch object, als de identiteit van Christus, die niet meer de Heer blijkt te zijn aan wie alles onderworpen moet worden (1 Kor. 15, 27)[[b:1 Kor. 15, 27]].
Men kan het Rijk evenmin losmaken van de Kerk. Deze is zeker geen doel op zich, daar zij gericht staat op het Rijk van God, waarvan zij kiem, teken en werktuig is. Terwijl de Kerk onderscheiden is van Christus en van het Rijk, is zij met beiden onlosmakelijk verbonden. Christus heeft de Kerk, zijn lichaam, uitgerust met de volheid van de heilsgoederen en –middelen; de Heilige Geest woont in haar, maakt haar levend door zijn gaven en charisma’s, heiligt, geleidt en vernieuwd haar voortdurend. vgl: Lumen Gentium, 4[[[617|4]]]. Daaruit vloeit een bijzondere en unieke relatie voort die, al sluit zij de werking van Christus en van de Heilige Geest buiten de zichtbare grenzen van de Kerk niet uit, aan haar een specifieke en noodzakelijke rol toekent. Vandaar ook de speciale band van de Kerk met het Rijk van God en van Christus; zij heeft de zending dit “te verkondigen en bij alle volkeren te vestigen” Lumen Gentium, 5[[617|5]].
Referenties naar alinea 18: 5
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
In deze totaalvisie begrijpt men de werkelijkheid van het Rijk. Dit eist zeker de bevordering van het menselijk welzijn en van de menselijke waarden, welke men zeer wel “evangelisch” kan noemen, omdat zij innig verbonden zijn met de Blijde Boodschap. Maar deze bevordering, die de Kerk ook ter harte gaat, moet niet losgemaakt worden van of gesteld worden tegenover haar andere fundamentele taken, zoals de verkondiging van Christus en van zijn evangelie en de stichting en ontwikkeling van gemeenschappen welke onder de mensen het levende beeld verwerkelijken van het Rijk. Men moet niet vrezen hiermee in een vorm van “kerk-centrisme” te vervallen. Paulus VI, die het bestaan bevestigd heeft van “een nauw verband tussen Christus, de Kerk en de evangelisatie” Evangelii Nuntiandi, 16[[519|16]], heeft ook gezegd dat de Kerk “geen doel op zich is, maar vurig verlangt geheel van Christus, in Christus en voor Christus te zijn en geheel van de mensen, onder de mensen en voor de mensen” In Signo Sanctae Crucis, 17[[200|17]]
Referenties naar alinea 19: 1
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 De Kerk in dienst van het Rijk
20
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De Kerk is werkelijk en concreet in dienst van het Rijk. Zij is het vooral met de oproep tot bekering; dit is de eerste en fundamentele dienst aan de komst van het Rijk in de enkelingen en in de maatschappij. Het eschatologische heil begint nu reeds in de nieuwheid van leven in Christus: “Aan allen echter die Hem wel aanvaardden, aan hen die in zijn Naam geloven, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden” (Joh. 1, 12)[b:Joh. 1, 12]. De Kerk dient voorts het Rijk door gemeenten te stichten en particuliere kerken te vestigen en door deze tot de volwassenheid van het geloof en de liefde te brengen in de openheid voor anderen, de dienst aan de mens en de maatschappij en het begrip en de achting voor de menselijke instellingen.
De Kerk dient tevens het Rijk door in de wereld de “evangelische waarden” te verspreiden, die uitdrukking van het Rijk zijn en de mensen helpen om het plan van God te aanvaarden. Het is dus waar dat een begin van verwerkelijking van het Rijk zich ook buiten de grenzen van de Kerk in de gehele mensheid kan bevinden, in zover deze leeft uit de “evangelische waarden” en zich openstelt voor de werking van de Heilige Geest, die blaast waarheen Hij wil (Joh. 3, 8)[[b:Joh. 3, 8]]. Men moet hieraan onmiddellijk toevoegen dat deze tijdelijke dimensie van het Rijk onvolledig is als zij niet georiënteerd is op het Rijk van Christus, dat in de Kerk aanwezig is en gericht is op de eschatologische volheid vgl: Evangelii Nuntiandi, 34[[[519|34]]].
De veelvoudige perspectieven van het Rijk Gods vgl: “De eschatologische natuur van de Kerk: Rijk Gods en Kerk”[[[1227|(10)]]] verzwakken de fundamenten en de doeleinden van de missie niet, maar versterken en verbreden ze eerder. De Kerk is sacrament van heil voor de gehele mensheid en haar actie beperkt zich niet tot hen die haar boodschap aanvaarden. Zij is dynamische kracht op de weg van de mensheid naar het eschatologische Rijk, teken en bevorderaarster van de evangelische waarden onder de mensen vgl: Gaudium et Spes, 39[[[575|39]]]. De Kerk draagt bij tot deze tocht van bekering tot het plan van God door haar getuigenis en door haar activiteiten, zoals de dialoog, de menselijke ontwikkeling, de inzet voor gerechtigheid en vrede, de opvoeding en de ziekenverpleging, de bijstand aan armen en geringen, altijd met behoud van de prioriteit van de transcendente en geestelijke werkelijkheden die vooronderstellingen zijn van het eschatologische heil.
De Kerk dient tenslotte het Rijk ook met haar voorspraak, want dit Rijk is uiteraard gave en werk van God, zoals de gelijkenissen van het evangelie en het gebed zelf dat Jezus ons geleerd heeft, aangeven. Wij moeten erom vragen, het aannemen en doen groeien in ons. Maar wij moeten er ook aan meewerken dat het aangenomen wordt en groeit onder de mensen totdat Christus “het koningschap aan God de Vader zal overdragen” en God “alles in allen” zal zijn (1 Kor. 15, 24.28)[b:1 Kor. 15, 24.28].
De Kerk dient tevens het Rijk door in de wereld de “evangelische waarden” te verspreiden, die uitdrukking van het Rijk zijn en de mensen helpen om het plan van God te aanvaarden. Het is dus waar dat een begin van verwerkelijking van het Rijk zich ook buiten de grenzen van de Kerk in de gehele mensheid kan bevinden, in zover deze leeft uit de “evangelische waarden” en zich openstelt voor de werking van de Heilige Geest, die blaast waarheen Hij wil (Joh. 3, 8)[[b:Joh. 3, 8]]. Men moet hieraan onmiddellijk toevoegen dat deze tijdelijke dimensie van het Rijk onvolledig is als zij niet georiënteerd is op het Rijk van Christus, dat in de Kerk aanwezig is en gericht is op de eschatologische volheid vgl: Evangelii Nuntiandi, 34[[[519|34]]].
De veelvoudige perspectieven van het Rijk Gods vgl: “De eschatologische natuur van de Kerk: Rijk Gods en Kerk”[[[1227|(10)]]] verzwakken de fundamenten en de doeleinden van de missie niet, maar versterken en verbreden ze eerder. De Kerk is sacrament van heil voor de gehele mensheid en haar actie beperkt zich niet tot hen die haar boodschap aanvaarden. Zij is dynamische kracht op de weg van de mensheid naar het eschatologische Rijk, teken en bevorderaarster van de evangelische waarden onder de mensen vgl: Gaudium et Spes, 39[[[575|39]]]. De Kerk draagt bij tot deze tocht van bekering tot het plan van God door haar getuigenis en door haar activiteiten, zoals de dialoog, de menselijke ontwikkeling, de inzet voor gerechtigheid en vrede, de opvoeding en de ziekenverpleging, de bijstand aan armen en geringen, altijd met behoud van de prioriteit van de transcendente en geestelijke werkelijkheden die vooronderstellingen zijn van het eschatologische heil.
De Kerk dient tenslotte het Rijk ook met haar voorspraak, want dit Rijk is uiteraard gave en werk van God, zoals de gelijkenissen van het evangelie en het gebed zelf dat Jezus ons geleerd heeft, aangeven. Wij moeten erom vragen, het aannemen en doen groeien in ons. Maar wij moeten er ook aan meewerken dat het aangenomen wordt en groeit onder de mensen totdat Christus “het koningschap aan God de Vader zal overdragen” en God “alles in allen” zal zijn (1 Kor. 15, 24.28)[b:1 Kor. 15, 24.28].
Referenties naar alinea 20: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 De Heilige Geest Protagonist van de Missie
21
De Geest werkt door middel van de apostelen, maar Hij werkt tegelijkertijd ook in de toehoorders: “Door zijn werking krijgt de Blijde Boodschap gestalte in het menselijke geweten en hart en verbreidt zij zich in de geschiedenis. In dit alles is het de Geest die het leven geeft” Dominum et vivificantem, 64[[7|64]].
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
"Maar gij zult kracht ontvangen van de Heilige Geest die over u komt, om mijn getuigen te zijn" (Hand. 1, 8) ->=geentekst=
Kerkelijke bewegingen en hun theologische plaats ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
”Op het hoogtepunt van de messiaanse zending van Jezus komt de Heilige Geest in het paasmysterie geheel als goddelijk subject tegenwoordig: als degene die nu het heilswerk dat geworteld is in het kruisoffer, moet voortzetten. Dit werk wordt zonder twijfel door Jezus aan de mensen toevertrouwd: aan de apostelen, aan de Kerk. Maar in en door hen blijft de Heilige Geest de transcendente protagonist van dit werk in de geest van de mens en in de geschiedenis van de wereld” Dominum et vivificantem, 42[[7|42]].De Heilige Geest is waarlijk de protagonist van heel de kerkelijke zending. Zijn werking schittert op eminente wijze in de missie ad gentes, zoals in de oerkerk blijkt door de bekering van Cornelius (Hand. 10)[[b:Hand. 10]], de beslissingen inzake de problemen die oprijzen (Hand. 15)[[b:Hand. 15]], de keuze van de landstreken en de volken. (Hand. 16, 6 vv)[[b:Hand. 16, 6 vv]]
De Geest werkt door middel van de apostelen, maar Hij werkt tegelijkertijd ook in de toehoorders: “Door zijn werking krijgt de Blijde Boodschap gestalte in het menselijke geweten en hart en verbreidt zij zich in de geschiedenis. In dit alles is het de Geest die het leven geeft” Dominum et vivificantem, 64[[7|64]].
Referenties naar alinea 21: 5
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
"Maar gij zult kracht ontvangen van de Heilige Geest die over u komt, om mijn getuigen te zijn" (Hand. 1, 8) ->=geentekst=
Kerkelijke bewegingen en hun theologische plaats ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 De zending “tot het uiteinde der aarde” (Hand. 1, 8)
22
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Alle evangelisten besluiten hun verhalen over de ontmoeting van de Verrezene met de apostelen met de missieopdracht: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen (...). Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (Mt. 28, 18-20)[b:Mt. 28, 18-20] (Mc. 16, 15-18; Lc. 24, 46-49; Joh. 20, 21-23)[[b:Mc. 16, 15-18; Lc. 24, 46-49; Joh. 20, 21-23]]. Deze zending is zending in de Geest, zoals duidelijk blijkt uit de tekst van Sint Jan: Christus zendt de zijnen in de wereld, zoals de Vader Hem gezonden heeft, en Hij schenkt hun daarvoor de Geest. Lucas verbindt op zijn beurt het getuigenis dat de apostelen van Christus moeten geven, nauw met de werking van de Heilige Geest, die hen in staat zal stellen de ontvangen opdracht uit te voeren.
Referenties naar alinea 22: 2
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
De verschillende vormen van de “missieopdracht” bevatten gemeenschappelijke punten en eigen accenten. Maar twee elementen bevinden zich in alle versies. In de eerste plaats de universele omvang van de taak die is toevertrouwd aan de apostelen: “alle volkeren” (Mt. 28, 19)[b:Mt. 28, 19]; “over heel de wereld (...) aan heel de schepping” (Mc. 16, 15)[b:Mc. 16, 15]; “onder alle volken” (Lc. 24, 47)[b:Lc. 24, 47]; “tot het uiteinde der aarde” (Hand. 1, 8)[b:Hand. 1, 8]. In de tweede plaats de verzekering die de Heer hun geeft, dat zij in deze taak niet alleen zullen blijven, maar de sterkte en de middelen zullen ontvangen om hun zending te vervullen. Daarin zijn de Geest met zijn kracht en Jezus met zijn blijvende bijstand aanwezig:
“Zij trokken uit om overal te prediken en de Heer werkte met hen mee” (Mc. 16, 20)[b:Mc. 16, 20].
Wat de verschillen in accent in de opdracht betreft stelt Marcus de zending voor als een verkondiging of kerugma: “Verkondigt het evangelie” (Mc. 16, 15)[b:Mc. 16, 15]. De bedoeling van de evangelist is om de lezers ertoe te brengen de belijdenis van Petrus te herhalen: “Gij zijt de Christus” (Mc. 8, 29)[b:Mc. 8, 29] en te zeggen zoals de Romeinse honderdman voor de aan het kruis gestorven Jezus: “Waarlijk, deze man was Gods Zoon” (Mc. 15, 39)[b:Mc. 15, 39]. In het evangelie van Matteüs ligt het accent van de zending op de stichting van de Kerk en op haar onderricht (Mt. 28, 19-20; Mt. 16, 18)[[b:Mt. 28, 19-20; Mt. 16, 18]]. Bij hem maakt de opdracht dus duidelijk dat de verkondiging van het evangelie aangevuld moet worden door een catechese van kerkelijke en sacramentele orde.
In het evangelie van Lucas wordt de zending voorgesteld als getuigenis (Lc. 24, 48; Hand. 1, 8)[[b:Lc. 24, 48; Hand. 1, 8]], vooral van de verrijzenis (Hand. 1, 22)[[b:Hand. 1, 22]]. De missionaris wordt uitgenodigd om te geloven in de hervormde kracht van het evangelie en te verkondigen wat Lucas goed illustreert, nl. de bekering tot de liefde en barmhartigheid van God, de ervaring van een integrale bevrijding, die gaat tot aan de wortel van elk kwaad, de zonde.
Johannes is de enige die expliciet spreekt van “zending” (een woord dat dezelfde betekenis heeft als “missie” en de zending die Jezus aan de leerlingen toevertrouwt, direct verbindt met de zending die Hij van de Vader ontvangen heeft: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20, 21)[b:Joh. 20, 21], Jezus zegt tot de Vader: “Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld” (Joh. 17, 18)[b:Joh. 17, 18]. Heel de betekenis van het evangelie van Johannes voor de zending is uitgedrukt in het hogepriesterlijk gebed: het eeuwige leven is “dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden, Jezus Christus” (Joh. 17, 3)[b:Joh. 17, 3]. Het uiteindelijke doel van de zending is om te doen delen in de gemeenschap die bestaat tussen de Vader en de Zoon. De leerlingen moeten in onderlinge eenheid leven door in de Vader en de Zoon te blijven, opdat de wereld zal erkennen en geloven (Joh. 17, 21.23)[[b:Joh. 17, 21.23]]. Dat is een veelzeggende missietekst, die doet begrijpen dat men allereerst missionaris is door wat men is als Kerk die door de liefde in diepe eenheid leeft, voordat men missionaris is door wat men zegt of doet.
De vier evangelies vertonen dus in de fundamentele eenheid van de zending een zeker pluralisme, dat weerspiegeling is van verschillende ervaringen en situaties in de eerste christengemeente. Het is ook vrucht van de dynamische stuwing van de Geest zelf; het nodigt uit te letten op de verschillende charisma’s voor de missie en de verschillende condities van de milieus en van de mensen. Maar alle evangelisten onderstrepen dat de zending van de leerlingen medewerking is aan de zending van Christus: “Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (Mt. 28, 20)[b:Mt. 28, 20]. De zending is niet gebaseerd op menselijke vermogens maar op de kracht van de Verrezene.
“Zij trokken uit om overal te prediken en de Heer werkte met hen mee” (Mc. 16, 20)[b:Mc. 16, 20].
Wat de verschillen in accent in de opdracht betreft stelt Marcus de zending voor als een verkondiging of kerugma: “Verkondigt het evangelie” (Mc. 16, 15)[b:Mc. 16, 15]. De bedoeling van de evangelist is om de lezers ertoe te brengen de belijdenis van Petrus te herhalen: “Gij zijt de Christus” (Mc. 8, 29)[b:Mc. 8, 29] en te zeggen zoals de Romeinse honderdman voor de aan het kruis gestorven Jezus: “Waarlijk, deze man was Gods Zoon” (Mc. 15, 39)[b:Mc. 15, 39]. In het evangelie van Matteüs ligt het accent van de zending op de stichting van de Kerk en op haar onderricht (Mt. 28, 19-20; Mt. 16, 18)[[b:Mt. 28, 19-20; Mt. 16, 18]]. Bij hem maakt de opdracht dus duidelijk dat de verkondiging van het evangelie aangevuld moet worden door een catechese van kerkelijke en sacramentele orde.
In het evangelie van Lucas wordt de zending voorgesteld als getuigenis (Lc. 24, 48; Hand. 1, 8)[[b:Lc. 24, 48; Hand. 1, 8]], vooral van de verrijzenis (Hand. 1, 22)[[b:Hand. 1, 22]]. De missionaris wordt uitgenodigd om te geloven in de hervormde kracht van het evangelie en te verkondigen wat Lucas goed illustreert, nl. de bekering tot de liefde en barmhartigheid van God, de ervaring van een integrale bevrijding, die gaat tot aan de wortel van elk kwaad, de zonde.
Johannes is de enige die expliciet spreekt van “zending” (een woord dat dezelfde betekenis heeft als “missie” en de zending die Jezus aan de leerlingen toevertrouwt, direct verbindt met de zending die Hij van de Vader ontvangen heeft: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20, 21)[b:Joh. 20, 21], Jezus zegt tot de Vader: “Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld” (Joh. 17, 18)[b:Joh. 17, 18]. Heel de betekenis van het evangelie van Johannes voor de zending is uitgedrukt in het hogepriesterlijk gebed: het eeuwige leven is “dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden, Jezus Christus” (Joh. 17, 3)[b:Joh. 17, 3]. Het uiteindelijke doel van de zending is om te doen delen in de gemeenschap die bestaat tussen de Vader en de Zoon. De leerlingen moeten in onderlinge eenheid leven door in de Vader en de Zoon te blijven, opdat de wereld zal erkennen en geloven (Joh. 17, 21.23)[[b:Joh. 17, 21.23]]. Dat is een veelzeggende missietekst, die doet begrijpen dat men allereerst missionaris is door wat men is als Kerk die door de liefde in diepe eenheid leeft, voordat men missionaris is door wat men zegt of doet.
De vier evangelies vertonen dus in de fundamentele eenheid van de zending een zeker pluralisme, dat weerspiegeling is van verschillende ervaringen en situaties in de eerste christengemeente. Het is ook vrucht van de dynamische stuwing van de Geest zelf; het nodigt uit te letten op de verschillende charisma’s voor de missie en de verschillende condities van de milieus en van de mensen. Maar alle evangelisten onderstrepen dat de zending van de leerlingen medewerking is aan de zending van Christus: “Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (Mt. 28, 20)[b:Mt. 28, 20]. De zending is niet gebaseerd op menselijke vermogens maar op de kracht van de Verrezene.
Referenties naar alinea 23: 4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De Geest geleidt de zending
24
Maria en de missie van de Kerk ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Evenals de zending van Jezus is de zending van de Kerk werk van God of, zoals Lucas dikwijls zegt, werk van de Geest. Door de verrijzenis en de hemelvaart van Jezus hebben de apostelen een sterke ervaring, die hen verandert: Pinksteren. De komst van de Heilige Geest maakt van hen getuigen en profeten (Hand. 1, 8; Hand. 2, 17-18)[[b:Hand. 1, 8; Hand. 2, 17-18]] en stort in hen een rustige onverschrokkenheid die hen aanspoort om hun ervaring van Jezus en de hoop welke hen bezielt, aan de anderen over te dragen. De Geest geeft hun het vermogen om met “vrijmoedigheid” Deze term komt overeen met...Deze term komt overeen met het Griekse woord parresia, dat ook enthousiasme, kracht betekent (Hand. 2, 29; Hand. 4, 13.29.31; Hand. 9, 27.28; Hand. 13,46; Hand. 14, 3; Hand. 18, 26; Hand. 19, 8.26; Hand. 28, 31)[[b:Hand. 2, 29; Hand. 4, 13.29.31; Hand. 9, 27.28; Hand. 13,46; Hand. 14, 3; Hand. 18, 26; Hand. 19, 8.26; Hand. 28, 31]] van Jezus te getuigen. Als zij die het evangelie verkondigen naar buiten Jeruzalem gaan, neemt de Geest nog meer de functie van “gids” op zich in de keuze zowel van de personen als van de wegen van de zending. Zijn werking openbaart zich speciaal in de impuls die Hij aan de zending geeft, welke zich overeenkomstig de woorden van Christus inderdaad uitbreidt van Jeruzalem tot heel Judea en Samaria en tot het uiteinde der aarde.
De Handelingen geven zes samenvattingen van “missietoespraken”, die gericht zijn tot de Joden aan het begin van de Kerk (Hand. 2, 22-39; Hand. 3, 12-26; Hand. 4, 9-12; Hand. 5, 29-32; Hand. 10, 34-43; Hand. 13, 16-41)[[b:Hand. 2, 22-39; Hand. 3, 12-26; Hand. 4, 9-12; Hand. 5, 29-32; Hand. 10, 34-43; Hand. 13, 16-41]]. Deze modeltoespraken die door Petrus en Paulus zijn uitgesproken, verkondigen Jezus en roepen op om “zich te bekeren”, d.w.z. om Jezus in geloof te ontvangen en zich in Hem door de Geest te laten omvormen.
Paulus en Barnabas worden door de Geest aangespoord naar de heidenen te gaan (Hand. 13, 46-48)[[b:Hand. 13, 46-48]], wat niet zonder spanningen en problemen gaat. Hoe moeten de bekeerde heidenen hun geloof in Jezus beleven? Zijn zij gehouden aan de traditie van het jodendom en aan de wet van de besnijdenis? Op het eerste Concilie, dat in Jeruzalem de leden van verschillende kerken verenigt rondom de apostelen, wordt een beslissing genomen die, zoals men erkent, van de Geest komt: het is niet nodig dat de heiden om christen te worden zich onderwerpt aan de joodse wet (Hand. 15, 5-11. 28)[[b:Hand. 15, 5-11. 28]]. Van dat ogenblik af opent de Kerk haar deuren en wordt zij het huis waarin allen kunnen binnengaan en zich op hun gemak kunnen voelen, met behoud van eigen cultuur en tradities, mits deze niet in tegenspraak met het evangelie zijn.
De Handelingen geven zes samenvattingen van “missietoespraken”, die gericht zijn tot de Joden aan het begin van de Kerk (Hand. 2, 22-39; Hand. 3, 12-26; Hand. 4, 9-12; Hand. 5, 29-32; Hand. 10, 34-43; Hand. 13, 16-41)[[b:Hand. 2, 22-39; Hand. 3, 12-26; Hand. 4, 9-12; Hand. 5, 29-32; Hand. 10, 34-43; Hand. 13, 16-41]]. Deze modeltoespraken die door Petrus en Paulus zijn uitgesproken, verkondigen Jezus en roepen op om “zich te bekeren”, d.w.z. om Jezus in geloof te ontvangen en zich in Hem door de Geest te laten omvormen.
Paulus en Barnabas worden door de Geest aangespoord naar de heidenen te gaan (Hand. 13, 46-48)[[b:Hand. 13, 46-48]], wat niet zonder spanningen en problemen gaat. Hoe moeten de bekeerde heidenen hun geloof in Jezus beleven? Zijn zij gehouden aan de traditie van het jodendom en aan de wet van de besnijdenis? Op het eerste Concilie, dat in Jeruzalem de leden van verschillende kerken verenigt rondom de apostelen, wordt een beslissing genomen die, zoals men erkent, van de Geest komt: het is niet nodig dat de heiden om christen te worden zich onderwerpt aan de joodse wet (Hand. 15, 5-11. 28)[[b:Hand. 15, 5-11. 28]]. Van dat ogenblik af opent de Kerk haar deuren en wordt zij het huis waarin allen kunnen binnengaan en zich op hun gemak kunnen voelen, met behoud van eigen cultuur en tradities, mits deze niet in tegenspraak met het evangelie zijn.
Referenties naar alinea 24: 3
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=Maria en de missie van de Kerk ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
De missionarissen zijn in deze lijn voortgegaan, zich wel bewust van de verwachtingen en de hoop, van de angst en het lijden, van de cultuur van de mensen, om hun het heil in Christus aan te kondigen. De toespraken te Lystra en te Athene (Hand. 14, 15-17; Hand. 17, 22-31)[[b:Hand. 14, 15-17; Hand. 17, 22-31]] worden erkend als modellen voor de evangelisatie van de heidenen; Paulus treedt daarin in “dialoog” met de culturele en religieuze waarden van de verschillende volken. Voor de bewoners van Lykaonië, die een kosmische godsdienst praktiseerden, herinnert hij aan religieuze ervaringen die betrekking hebben op de kosmos; met de met de Grieken disputeert hij over filosofie en hij citeert hun dichters (Hand. 17, 18. 26-28)[[b:Hand. 17, 18. 26-28]]. De God die hij wil openbaren is reeds aanwezig in hun leven: Hij is het namelijk die hen geschapen heeft en de volkeren en geschiedenis op geheimvolle wijze leidt. Toch moeten zij om de ware God te erkennen de valse goden die zij zelf gemaakt hebben, opgeven en zich openstellen voor Hem die God gezonden heeft om hun onwetendheid op te heffen en de verwachting van hun hart te vervullen. Het zijn toespraken die een voorbeeld geven van inculturatie van het evangelie. Onder de stuwing van de Geest stelt het christelijk geloof zich beslist open voor de “heidenen” en het getuigenis van Christus verbreidt zich tot de belangrijkste centra van de oostelijke Middellandse Zee en bereikt Rome en het uiterste Westen. Het is de Geest die aanspoort om steeds verder te gaan, niet alleen in geografische zin, maar ook over de etnische en godsdienstige barrières heen, voor een werkelijk universele zending.
Referenties naar alinea 25: 2
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De Geest maakt heel de Kerk missionerend
26
"Maar gij zult kracht ontvangen van de Heilige Geest die over u komt, om mijn getuigen te zijn" (Hand. 1, 8) ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
“De volken wandelen bij haar licht” (Openb. 21,24) ->=geentekst=
De Geest spoort de groep gelovigen aan een gemeenschap te vormen, kerk te zijn. Na de eerste prediking van Petrus op Pinksteren en de bekeringen die daaruit volgden, vormt zich de eerste gemeente (Hand. 2, 42-47; Hand. 4, 32-35)[[b:Hand. 2, 42-47; Hand. 4, 32-35]]. Eén van de centrale doeleinden van de missie is inderdaad het volk bijeen te brengen voor het aanhoren van het evangelie, voor de broederlijke gemeenschap, voor het gebed en voor de Eucharistie. In “broederlijke gemeenschap” (koinonia) leven betekent “één van hart en één van ziel” zijn (Hand. 4, 32)[b:Hand. 4, 32] en in alle opzichten een gemeenschap vormen: menselijk, geestelijk en materieel. De echte christelijke gemeenschap spant zich inderdaad ook in voor de verdeling van de aardse goederen, opdat er geen behoeftigen zijn en allen toegang kunnen hebben tot die goederen “naar ieders behoefte” (Hand. 2, 45)[b:Hand. 2, 45] (Hand. 4, 35)[[b:Hand. 4, 35]]. De eerste christelijke gemeenten, waarin “blijdschap en eenvoud van hart” heersten (Hand. 2, 46)[b:Hand. 2, 46], waren op dynamische wijze open en missionerend; zij “stonden bij het hele volk in de gunst” (Hand. 2, 47)[b:Hand. 2, 47]. Nog voordat de missie actie is, is zij getuigenis en uitstraling Evangelii Nuntiandi, 41-42[[519|41-42]].
Referenties naar alinea 26: 4
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst="Maar gij zult kracht ontvangen van de Heilige Geest die over u komt, om mijn getuigen te zijn" (Hand. 1, 8) ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
“De volken wandelen bij haar licht” (Openb. 21,24) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
De Handelingen geven aan dat de zending, die eerst tot Israël gericht is en vervolgens tot de heidenen, zich ontplooit op vele niveaus. In de eerste plaats is er de groep van de twaalf, die als één lichaam, door Petrus geleid, de Blijde Boodschap verkondigt. Verder is er de gemeenschap van gelovigen, die door haar wijze van leven en werken getuigenis aflegt van de Heer en de heidenen bekeert ( Hand. 2, 46-47)[[b: Hand. 2, 46-47]]. Er zijn ook speciale gezondenen voor de verkondiging van het evangelie. Zo zendt de christengemeente van Antiochië haar leden uit om te missioneren: na gevast, gebeden en de Eucharistie gevierd te hebben verneemt zij dat de Geest Paulus en Barnabas uitgekozen heeft om uitgezonden te worden ( Hand. 13, 1-4)[[b: Hand. 13, 1-4]]. In het begin wordt de zending dus gezien als een plicht van de gemeente en als een verantwoordelijkheid van de plaatselijke kerk, die missionarissen nodig heeft om zich uit te breiden tot nieuwe grenzen. Naast de gezondenen waren er anderen, die spontaan getuigenis aflegden van de nieuwheid welke hun leven veranderd had en die vervolgens de gemeenten, welke door hen gevormd werden, bonden aan de apostolische Kerk.
De lezing van de Handelingen maakt ons duidelijk dat in het begin van de Kerk de missie ad gentes, ook al had zij permanente missionarissen die zich vanwege een speciale roeping aan die missie wijdden, in feite beschouwd werd als de normale vrucht van het christelijke leven, een plicht voor iedere gelovige door middel van het persoonlijke getuigenis en, indien mogelijk, van de expliciete verkondiging.
De lezing van de Handelingen maakt ons duidelijk dat in het begin van de Kerk de missie ad gentes, ook al had zij permanente missionarissen die zich vanwege een speciale roeping aan die missie wijdden, in feite beschouwd werd als de normale vrucht van het christelijke leven, een plicht voor iedere gelovige door middel van het persoonlijke getuigenis en, indien mogelijk, van de expliciete verkondiging.
Referenties naar alinea 27: 2
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De Geest is in iedere tijd en op iedere plaats aanwezig en werkzaam
28
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
De Geest openbaart zich op bijzondere wijze in de Kerk en in haar leden. Maar zijn tegenwoordigheid en werking zijn universeel, zonder grenzen van ruimte en tijd vgl: Dominum et vivificantem, 53[[[7|53]]]. Het Tweede Vaticaans Concilie herinnert eraan dat de Geest door de “zaden van het Woord” werkt in het hart van iedere mens, ook in de religieuze initiatieven, in de inspanningen van de menselijke activiteit die uitgaan naar de waarheid, naar het goede, naar God vgl: Ad Gentes Divinitus, 3,11,15[[[703|3.11.15]]] vgl: Gaudium et Spes, 10-11,22,26,38,41,92-93[[[575|10-11.22.26.38.41.92-93]]]
De Geest verschaft de mens “licht en kracht (...) om aan zijn hoge roeping te beantwoorden”; door de Geest “komt de mens in geloof tot de beschouwing van het mysterie van het goddelijk raadsbesluit”, ja, “wij moeten eraan vasthouden, dat de Heilige Geest aan allen de mogelijkheid schenkt om, op een wijze die aan God bekent is, aan het paasmysterie deel te hebben” Gaudium et Spes, 10,15,22[[575|10.15.22]]. De Kerk weet in ieder geval “dat de mens, onder niet aflatende aandrang van de Geest van God, nooit helemaal onverschillig zal staan tegenover het probleem van de godsdienst” en altijd zal “willen weten, minstens vaag, wat de zin is van zijn leven, van zijn inzet en van zijn dood” Gaudium et Spes, 41[[575|41]]. De Geest staat dus aan de oorsprong zelf van de existentiële en religieuze vragen van de mens, die niet alleen opkomen uit toevallige omstandigheden maar uit de structuur zelf van zijn wezen vgl: Dominum et vivificantem, 54[[[7|54]]].
De tegenwoordigheid en de activiteit van de Geest raken niet alleen de individuen, maar ook de maatschappij en de geschiedenis, de volkeren, de culturen en de godsdiensten. De Geest staat inderdaad aan de oorsprong van de edele idealen en de goede initiatieven van de mensheid die onderweg is. “In wonderlijke voorzienigheid regelt (Hij) de loop der tijden en vernieuwt Hij het aangezicht van de aarde” Gaudium et Spes, 38[[575|38]] vgl: Gaudium et Spes, 93[[[575|93]]]. “Door de invloed van de Geest werkt” de verrezen Christus “in de harten van de mensen en Hij wekt niet alleen een verlangen naar de komende tijden, maar, juist daardoor, bezielt, zuivert en versterkt Hij ook die edelmoedige gesteldheid waarin de mensheid poogt haar eigen bestaan nog meer menselijk te maken en de gehele wereld aan dit doel ondergeschikt te maken” Gaudium et Spes, 38[[575|38]] vgl: Gaudium et Spes, 93[[[575|93]]]. Het is ook de Geest die de “zaden van het Woord” uitzaait, welke aanwezig zijn in de riten en culturen, en ze voorbereidt op hun rijping in Christus vgl: Lumen Gentium, 17[[[617|17]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 3,15[[[703|3.15]]]
De Geest verschaft de mens “licht en kracht (...) om aan zijn hoge roeping te beantwoorden”; door de Geest “komt de mens in geloof tot de beschouwing van het mysterie van het goddelijk raadsbesluit”, ja, “wij moeten eraan vasthouden, dat de Heilige Geest aan allen de mogelijkheid schenkt om, op een wijze die aan God bekent is, aan het paasmysterie deel te hebben” Gaudium et Spes, 10,15,22[[575|10.15.22]]. De Kerk weet in ieder geval “dat de mens, onder niet aflatende aandrang van de Geest van God, nooit helemaal onverschillig zal staan tegenover het probleem van de godsdienst” en altijd zal “willen weten, minstens vaag, wat de zin is van zijn leven, van zijn inzet en van zijn dood” Gaudium et Spes, 41[[575|41]]. De Geest staat dus aan de oorsprong zelf van de existentiële en religieuze vragen van de mens, die niet alleen opkomen uit toevallige omstandigheden maar uit de structuur zelf van zijn wezen vgl: Dominum et vivificantem, 54[[[7|54]]].
De tegenwoordigheid en de activiteit van de Geest raken niet alleen de individuen, maar ook de maatschappij en de geschiedenis, de volkeren, de culturen en de godsdiensten. De Geest staat inderdaad aan de oorsprong van de edele idealen en de goede initiatieven van de mensheid die onderweg is. “In wonderlijke voorzienigheid regelt (Hij) de loop der tijden en vernieuwt Hij het aangezicht van de aarde” Gaudium et Spes, 38[[575|38]] vgl: Gaudium et Spes, 93[[[575|93]]]. “Door de invloed van de Geest werkt” de verrezen Christus “in de harten van de mensen en Hij wekt niet alleen een verlangen naar de komende tijden, maar, juist daardoor, bezielt, zuivert en versterkt Hij ook die edelmoedige gesteldheid waarin de mensheid poogt haar eigen bestaan nog meer menselijk te maken en de gehele wereld aan dit doel ondergeschikt te maken” Gaudium et Spes, 38[[575|38]] vgl: Gaudium et Spes, 93[[[575|93]]]. Het is ook de Geest die de “zaden van het Woord” uitzaait, welke aanwezig zijn in de riten en culturen, en ze voorbereidt op hun rijping in Christus vgl: Lumen Gentium, 17[[[617|17]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 3,15[[[703|3.15]]]
Referenties naar alinea 28: 3
Dominus Iesus ->=geentekst=Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Dominus Iesus ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
De Geest die blaast waarheen Hij wil (Joh. 3, 8)[[b:Joh. 3, 8]], “reeds in de wereld werkzaam (was), voordat Christus verheerlijkt werd” Ad Gentes Divinitus, 4[[703|4]], “het aardrijk vervult”, alles omvat houdt en weet wat er gesproken wordt" (Wijsh. 1, 7)[b:Wijsh. 1, 7], spoort ons zo aan om in de tijd terug te gaan en onze blik te verruimen, teneinde zijn werking in iedere tijd en op iedere plaats aanwezig te zien vgl: Dominum et vivificantem, 53[[[7|53]]].
Daartoe heb ik zelf herhaaldelijk opgeroepen en het heeft mij geleid in de ontmoetingen met de meest verschillende volkeren. De betrekking van de Kerk met de andere godsdiensten wordt ingegeven door een tweevoudig respect: “Eerbied voor de mens in het zoeken van antwoorden op de diepste levensvragen en eerbied voor de werking van de Geest in de mens” AAS 78 (1986),767[[8529]] vgl: AAS 73 (1981),392 v.[[[8530|(2-4)]]] vgl: Insegnamenti IV / L (1981), 507v.[[[8531|(3-4)]]] De interreligieuze ontmoeting van Assisi heeft mijn overtuiging willen bevestigen dat “ieder authentiek gebed opgewekt wordt door de Heilige Geest, die op geheimvolle wijze tegenwoordig is in het hart van iedere mens” Kerstontmoeting met de kardinalen en de Romeinse Curie[[1203]].
Deze Geest is dezelfde als de Geest die gewerkt heeft in de menswording, het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus en die in de Kerk werkt. Hij is dus geen alternatief voor Christus en vult niet een soort leegte op die er zou bestaan tussen Christus en de Logos, zoals soms verondersteld wordt. Al wat de Geest bewerkt in het hart van de mensen en in de geschiedenis van de volkeren, in de culturen en de godsdiensten, vervult een rol van voorbereiding op het evangelie vgl: Lumen Gentium, 16[[[617|16]]] en verwijst naar Christus, het Woord dat vlees is geworden door de werking van de Geest, “zodat Het als de volmaakte mens allen kon redden en alles in zich recapituleren” Gaudium et Spes, 45[[575|45]] vgl: Dominum et vivificantem, 54[[[7|54]]].
De universele werking van de Geest moet ook niet losgemaakt worden van de bijzondere werking die Hij uitoefent in het lichaam van Christus dat de kerk is. Het is inderdaad steeds de Geest die handelt, zowel wanneer Hij de Kerk levend maakt en dringt tot het verkondigen van Christus als wanneer Hij zijn gaven zaait en ontwikkelt en alle mensen en volken en de Kerk brengt tot het ontdekken, bevorderen en ontvangen daarvan door middel van de dialoog. Iedere aanwezigheid van de Geest moet met waardering en dank aanvaard worden, maar het onderscheiden ervan is een taak van de Kerk waaraan Christus zijn Geest geschonken heeft om haar tot de volle waarheid te brengen (Joh. 16, 13)[[b:Joh. 16, 13]].
Daartoe heb ik zelf herhaaldelijk opgeroepen en het heeft mij geleid in de ontmoetingen met de meest verschillende volkeren. De betrekking van de Kerk met de andere godsdiensten wordt ingegeven door een tweevoudig respect: “Eerbied voor de mens in het zoeken van antwoorden op de diepste levensvragen en eerbied voor de werking van de Geest in de mens” AAS 78 (1986),767[[8529]] vgl: AAS 73 (1981),392 v.[[[8530|(2-4)]]] vgl: Insegnamenti IV / L (1981), 507v.[[[8531|(3-4)]]] De interreligieuze ontmoeting van Assisi heeft mijn overtuiging willen bevestigen dat “ieder authentiek gebed opgewekt wordt door de Heilige Geest, die op geheimvolle wijze tegenwoordig is in het hart van iedere mens” Kerstontmoeting met de kardinalen en de Romeinse Curie[[1203]].
Deze Geest is dezelfde als de Geest die gewerkt heeft in de menswording, het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus en die in de Kerk werkt. Hij is dus geen alternatief voor Christus en vult niet een soort leegte op die er zou bestaan tussen Christus en de Logos, zoals soms verondersteld wordt. Al wat de Geest bewerkt in het hart van de mensen en in de geschiedenis van de volkeren, in de culturen en de godsdiensten, vervult een rol van voorbereiding op het evangelie vgl: Lumen Gentium, 16[[[617|16]]] en verwijst naar Christus, het Woord dat vlees is geworden door de werking van de Geest, “zodat Het als de volmaakte mens allen kon redden en alles in zich recapituleren” Gaudium et Spes, 45[[575|45]] vgl: Dominum et vivificantem, 54[[[7|54]]].
De universele werking van de Geest moet ook niet losgemaakt worden van de bijzondere werking die Hij uitoefent in het lichaam van Christus dat de kerk is. Het is inderdaad steeds de Geest die handelt, zowel wanneer Hij de Kerk levend maakt en dringt tot het verkondigen van Christus als wanneer Hij zijn gaven zaait en ontwikkelt en alle mensen en volken en de Kerk brengt tot het ontdekken, bevorderen en ontvangen daarvan door middel van de dialoog. Iedere aanwezigheid van de Geest moet met waardering en dank aanvaard worden, maar het onderscheiden ervan is een taak van de Kerk waaraan Christus zijn Geest geschonken heeft om haar tot de volle waarheid te brengen (Joh. 16, 13)[[b:Joh. 16, 13]].
Referenties naar alinea 29: 6
Dominus Iesus ->=geentekst=Dominus Iesus ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 De missieactiviteit staat pas aan haar begin
30
"En het Woord is vleesgeworden en heeft onder ons gewoond" (Joh. 1, 14) ->=geentekst=
Onze tijd met een mensheid die in beweging en op zoek is, eist een nieuwe impuls in de missieactiviteit van de Kerk. De horizonten en de mogelijkheden van de missie verwijden zich en wij, christenen, worden aangespoord tot apostolische moed, die gebaseerd is op het vertrouwen in de Geest. Hij is de protagonist van de missie!. In de geschiedenis van de mensheid zijn er in samenhang met de verschillende tijdvakken talrijke wendingen geweest die het missie-elan gestimuleerd hebben, en geleid door de Geest heeft de Kerk daarop steeds met edelmoedigheid en vooruitziende blik geantwoord. En de vruchten hebben niet ontbroken. Kort geleden is het millennium van de evangelisatie van de Russische en van de Slavische volken gevierd, terwijl men op het punt staat om de vijfhonderdste verjaardag van de evangelisatie van Amerika te vieren. Onlangs is eveneens op plechtige wijze de honderdste verjaardag van de eerste missie in verschillende landen van Azië Afrika en Oceanië herdacht. De Kerk moet nu andere uitdagingen tegemoet treden en doorstoten naar nieuwe grenzen, zowel in de eerste missie ad gentes als in de nieuwe evangelisatie van volken die reeds de boodschap van Christus ontvangen hebben. Aan alle christenen, aan de particuliere kerken en aan de universele Kerk, wordt nu dezelfde moed gevraagd als de moed die de missionarissen in het verleden bewogen heeft, dezelfde bereidheid om te luisteren naar de stem van de Geest.
Referenties naar alinea 30: 2
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst="En het Woord is vleesgeworden en heeft onder ons gewoond" (Joh. 1, 14) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 De onmetelijke horizonten van de missie ad gentes
31
De Heer Jezus heeft zijn apostelen naar alle mensen, volkeren en plaatsen van de aarde gezonden. In hen heeft de Kerk een universele zending ontvangen die geen grenzen kent en het heil in heel zijn omvang betreft, volgens de volheid van leven die Christus is komen brengen (Joh. 10, 10)[[b:Joh. 10, 10]]. Zij is “gezonden om de liefde van God aan alle mensen en volkeren te openbaren en mee te delen” Ad Gentes Divinitus, 10[[703|10]]. Deze zending is enig want de oorsprong en het doel zijn enig. Maar binnen de ene zending zijn er verschillende taken en activiteiten. In de eerste plaats is er de missieactiviteit die wij de missie ad gentes noemen onder verwijzing naar het decreet van het Concilie: het gaat om een primaire, wezenlijke en nooit afgesloten activiteit van de Kerk. Want de Kerk kan “zich niet onttrekken aan de blijvende zending van het brengen van het evangelie aan allen die Christus, de Verlosser van de mens, nog niet kennen; en dat zijn miljoenen en miljoenen mannen en vrouwen. Dit is de meest specifieke missionaire taak die Jezus aan zijn Kerk heeft toevertrouwd en dagelijks opnieuw toevertrouwt” Christifideles laici, 35[[692|35]].
Referenties naar alinea 31: 1
Vita Consecrata ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Een complex godsdienstig kader dat in beweging is
32
Men staat nu voor een religieuze situatie die zeer gevarieerd en veranderlijk is; de volkeren zijn in beweging; sociale en godsdienstige realiteiten die eens duidelijk en bepaald waren, veranderen nu in complexe situaties. Het volstaat om te denken aan verschijnselen als de verstedelijking, de massamigratie, de stroom van vluchtelingen, de ontkerstening van landen die van oudsher christelijk zijn, de opkomende invloed van het evangelie en van de waarden ervan in landen die grotendeels niet christelijk zijn, het wemelen van messiasverwachtingen en van religieuze sekten. Er is een omkeer van religieuze en sociale situaties die het moeilijk maakt bepaalde kerkelijke distincties en categorieën waaraan men gewend was, in concreto toe te passen. Al vóór het Concilie zei men van sommige grootsteden of christelijke streken dat zij “missiegebieden” geworden waren, en de situatie is in de daarop volgende jaren zeker niet verbeterd. Van de andere kant heeft het missiewerk overvloedige vruchten voortgebracht in alle delen van de wereld, waardoor er jonge kerken bestaan die soms zo krachtig en rijk zijn dat zij goed kunnen voorzien in de behoefte van de eigen gemeenschap en ook mensen kunnen uitzenden voor de evangelisatie in andere kerken en gebieden. Vandaar het contrast met streken die van oudsher christelijk zijn en opnieuw geëvangeliseerd moeten worden. Sommigen vragen zich daarom af of het nog nodig is te spreken van specifieke missieactiviteit of van nauwkeurige omtrekken daarvan en of men niet moet erkennen dat er maar één missiesituatie bestaat waarvoor er slechts één missie is welke overal gelijk is. De moeilijkheid van het interpreteren van deze complexe en veranderlijke realiteit met betrekking tot de opdracht om te evangeliseren blijkt reeds in het woordgebruik aangaande de missie. Er is bijvoorbeeld een zekere aarzeling in het gebruik van de termen “missies” en “missionaris”, welke als achterhaald worden beschouwd en belast met negatieve historische resonanties. Men geeft er de voorkeur aan het substantief “missie” in het enkelvoud te gebruiken voor het aanduiden van iedere activiteit van de Kerk.
Deze moeilijkheid wijst op een werkelijke verandering die positieve aspecten heeft. De zogenaamde terugkeer of “repatriering” van de missies in de missie van de Kerk, het samenvloeien van de missiologie met de ecclesiologie en de plaatsing van beide in het trinitaire heilsplan hebben nieuw leven gegeven aan de missieactiviteit zelf, welke niet gezien wordt als een marginale taak van de Kerk, maar geplaatst wordt in het centrum van haar leven als een fundamentele verplichting van heel het volk Gods. Men moet echter oppassen voor het gevaar situaties die zeer verschillend zijn, te nivelleren en de missie en de missionarissen ad gentes te reduceren, zo niet te laten verdwijnen. Zeggen dat heel de Kerk missionerend is sluit niet uit dat er een specifieke missie ad gentes is, zoals zeggen dat alle katholieken missionaris moeten zijn niet uitsluit, maar zelfs eist dat er “missionarissen ad gentes en ad vitam” zijn door een specifieke roeping.
Deze moeilijkheid wijst op een werkelijke verandering die positieve aspecten heeft. De zogenaamde terugkeer of “repatriering” van de missies in de missie van de Kerk, het samenvloeien van de missiologie met de ecclesiologie en de plaatsing van beide in het trinitaire heilsplan hebben nieuw leven gegeven aan de missieactiviteit zelf, welke niet gezien wordt als een marginale taak van de Kerk, maar geplaatst wordt in het centrum van haar leven als een fundamentele verplichting van heel het volk Gods. Men moet echter oppassen voor het gevaar situaties die zeer verschillend zijn, te nivelleren en de missie en de missionarissen ad gentes te reduceren, zo niet te laten verdwijnen. Zeggen dat heel de Kerk missionerend is sluit niet uit dat er een specifieke missie ad gentes is, zoals zeggen dat alle katholieken missionaris moeten zijn niet uitsluit, maar zelfs eist dat er “missionarissen ad gentes en ad vitam” zijn door een specifieke roeping.
Referenties naar alinea 32: 1
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De missie ad gentes behoudt haar waarde
33
De verkondiging van het Evangelie vandaag; tussen Missio ad gentes en de Nieuwe Evangelisatie ->=geentekst=
"En het Woord is vleesgeworden en heeft onder ons gewoond" (Joh. 1, 14) ->=geentekst=
De verschillen in de activiteit binnen de ene zending van de Kerk vloeien niet voort uit redenen die samenhangen met het wezen van de missie zelf, maar uit de diverse omstandigheden waarin zij zich ontplooit vgl: Ad Gentes Divinitus, 6[[[703|6]]]. Als wij de huidige wereld beschouwen vanuit het gezichtspunt van de evangelisatie kunnen wij drie situaties onderscheiden. In de eerste plaats de situatie waarop de missieactiviteit van de Kerk zich richt: volken, groepen mensen, socio-culturele contexten waarin Christus en zijn Evangelie onbekend zijn of christelijke gemeenschappen ontbreken die voldoende rijp zijn om het geloof in eigen omgeving gestalte te geven en aan andere groepen te verkondigen. Dit is de eigenlijke missie ad gentes vgl: Ad Gentes Divinitus, 6[[[703|6]]]. Verder zijn er christelijke gemeenschappen die passende en solide kerkelijke structuren hebben, vurig van geloof en leven zijn, het getuigenis van het Evangelie in hun omgeving uitstralen en de verplichting tot de universele zending voelen. In deze gemeenschappen ontplooit zich de pastorale activiteit of zielzorg van de Kerk. Tenslotte bestaat er een tussenliggende situatie, vooral in de landen die van oudsher christelijk zijn, maar soms ook in de jongere kerken, waarin hele groepen gedoopten de levende geloofszin verloren hebben of zich zelfs niet meer als leden van de Kerk beschouwen en een bestaan leiden dat ver afstaat van Christus en zijn evangelie. In dit geval is er een "nieuwe evangelisatie" of "herevangelisatie" nodig.
Referenties naar alinea 33: 3
'Verkondig het vanaf de daken': het Evangelie in het tijdperk van de wereldwijde communicatie ->=geentekst=De verkondiging van het Evangelie vandaag; tussen Missio ad gentes en de Nieuwe Evangelisatie ->=geentekst=
"En het Woord is vleesgeworden en heeft onder ons gewoond" (Joh. 1, 14) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Principes van de Curiehervorming ->=geentekst=
De specifieke missieactiviteit of de missie ad gentes is bestemd voor “de volkeren of groeperingen die nog niet in Christus geloven”, “die ver van Christus zijn” waarin de Kerk “nog niet geworteld is” Ad Gentes Divinitus, 6,23[[703|6.23]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 27[[[703|27]]] en waarvan de cultuur nog niet door het evangelie beïnvloed is vgl: Evangelii Nuntiandi, 18-20[[[519|18-20]]]. Deze activiteit onderscheidt zich van andere kerkelijke activiteiten doordat zij zich richt op groeperingen en milieus die niet christelijk zijn vanwege de afwezigheid of de ontoereikendheid van de verkondiging van het evangelie en van de kerkelijke aanwezigheid. Daarom kenmerkt zij zich als werk van verkondiging van Christus en van zijn evangelie, van opbouw van de plaatselijke kerk en van bevordering van de waarden van het Rijk. Het bijzondere karakter van deze missie ad gentes komt voort uit het feit dat zij gericht is op de “niet-christenen”. Het is daarom nodig te vermijden dat deze “taak die Jezus aan zijn Kerk heeft toevertrouwd en dagelijks opnieuw toevertrouwt” Christifideles laici, 35[[692|35]], een niet-specifieke werkelijkheid wordt in het geheel van de zending van heel het volk Gods en dus verwaarloosd of vergeten wordt. Overigens zijn de grenzen tussen zielzorg voor de gelovigen, nieuwe evangelisatie en specifieke missieactiviteit niet nauwkeurig vast te stellen en het is ondenkbaar dat men daartussen barrières of waterdichte schotten opricht; maar de gerichtheid op de verkondiging en op de stichting van nieuwe kerken bij volkeren of groepen mensen waar zij nog niet bestaan, moet niet verloren gaan, aangezien dit de eerste taak is van de Kerk die naar alle volkeren gezonden is tot aan het uiteinde er aarde. Zonder de missie ad gentes zou de missionaire dimensie van de Kerk beroof worden van haar fundamentele betekenis en van haar ideale verwerkelijking.
Men moet ook opmerken dat er een echte en toenemende onderlinge afhankelijkheid is tussen de verschillende heilsactiviteiten van de Kerk; elk van de activiteiten heeft invloed op de andere, stimuleert en helpt ze. De missiedynamiek schept uitwisseling tussen de kerken en richt ze op de wereld buiten hun eigen wereld, met positieve invloed in alle richtingen. De kerken bij voorbeeld die van oudsher bestaan en geconfronteerd worden met de dramatische taak van de nieuwe evangelisatie, begrijpen beter dat zij niet missionerend kunnen zijn voor de niet-christenen van andere landen en werelddelen als zij zich niet ernstig bekommeren om de niet-christenen in eigen huis; de missiegeest ad intra is een geloofwaardig teken en een stimulans voor de missiegeest ad extra en omgekeerd.
Men moet ook opmerken dat er een echte en toenemende onderlinge afhankelijkheid is tussen de verschillende heilsactiviteiten van de Kerk; elk van de activiteiten heeft invloed op de andere, stimuleert en helpt ze. De missiedynamiek schept uitwisseling tussen de kerken en richt ze op de wereld buiten hun eigen wereld, met positieve invloed in alle richtingen. De kerken bij voorbeeld die van oudsher bestaan en geconfronteerd worden met de dramatische taak van de nieuwe evangelisatie, begrijpen beter dat zij niet missionerend kunnen zijn voor de niet-christenen van andere landen en werelddelen als zij zich niet ernstig bekommeren om de niet-christenen in eigen huis; de missiegeest ad intra is een geloofwaardig teken en een stimulans voor de missiegeest ad extra en omgekeerd.
Referenties naar alinea 34: 4
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Principes van de Curiehervorming ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Naar alle volken ondanks de moeilijkheden
35
De missie ad gentes staat voor een enorme taak die volstrekt niet ten einde loopt. Zij lijkt integendeel bestemd voor nog wijdere horizonten, zowel uit numeriek gezichtspunt vanwege de demografische toename als uit sociocultureel gezichtspunt vanwege het ontstaan van nieuwe relaties en contacten en het veranderen van de situaties. De taak om Jezus Christus te verkondigen aan alle volkeren lijkt onmetelijk en onevenredig aan de menselijke krachten van de Kerk. De moeilijkheden lijken onoverkomelijk en zouden de moed kunnen doen verliezen als het om een louter menselijk werk ging. In sommige landen is de toegang aan de missionarissen ontzegd; in andere is niet alleen de evangelisatie verboden maar ook de bekering en zelfs de christelijke eredienst. Elders zijn de obstakels van culturele aard: de overdracht van de evangelische boodschap lijkt irrelevant of onbegrijpelijk en de bekering wordt gezien als het verlaten van het eigen volk en de eigen cultuur.
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Er zijn ook moeilijkheden binnen het volk van God die zelfs de meest smartelijke zijn. Mijn voorganger Paulus VI heeft reeds in de eerste plaats gewezen op “het gebrek aan vurigheid. Dit is des te erger omdat het van binnenuit komt. Het uit zich in moeheid, ontgoocheling, middelmatigheid, gebrek aan belangstelling en bovenal gebrek aan belangstelling en bovenal gebrek aan vreugde en hoop” Evangelii Nuntiandi, 80[[519|80]]. Grote obstakels voor het missiewerk van de Kerk zijn ook de verdeeldheid onder de christenen in het verleden en de huidige verdeeldheid vgl: Ad Gentes Divinitus, 6[[[703|6]]], het algemene relativisme, de ontkerstening in christelijke landen, de vermindering van de roepingen voor het apostolaat en het negatieve getuigenis van vele gelovigen en christelijke gemeenschappen die in hun leven niet het voorbeeld van Christus volgen. Maar één van de ernstigste redenen van de geringe belangstelling voor de inzet voor de missie is de geest van onverschilligheid die helaas ook wijd verspreid is onder de christenen, dikwijls geworteld is in onjuiste theologische visies en voortkomt uit een godsdienstig relativisme dat leidt tot de mening dat “de ene godsdienst de andere waard is”. Wij kunnen hieraan toevoegen, zoals Paulus VI gezegd heeft, dat er ook “voorwendsels” zijn “ten nadele van de evangelisatie. De meest verraderlijke zijn die waarvoor men steun meent te vinden in een of andere leer van het Concilie” Evangelii Nuntiandi, 80[[519|80]].
Wat dit betreft beveel ik de theologen en de werkers van de christelijke pers levendig aan hun dienst aan de missie te intensiveren en de diepe zin van hun belangrijk kerkelijk werk te vinden langs de juiste weg van het sentire cum Ecclesia.
De interne en externe moeilijkheden moeten ons niet pessimistisch of werkloos maken. Zoals in iedere sector van het christelijke leven is ook hier wat telt het vertrouwen dat uit het geloof voortkomt, d.w.z. uit de zekerheid dat niet wij de protagonisten van de missie zijn, maar Jezus Christus en zijn Geest. Wij zijn slechts medewerkers en als wij alles gedaan hebben wat voor ons mogelijk is, moeten wij zeggen: “Wij zijn onnutte knechten; wij hebben alleen maar onze plicht gedaan” (Lc. 17, 10)[b:Lc. 17, 10].
Wat dit betreft beveel ik de theologen en de werkers van de christelijke pers levendig aan hun dienst aan de missie te intensiveren en de diepe zin van hun belangrijk kerkelijk werk te vinden langs de juiste weg van het sentire cum Ecclesia.
De interne en externe moeilijkheden moeten ons niet pessimistisch of werkloos maken. Zoals in iedere sector van het christelijke leven is ook hier wat telt het vertrouwen dat uit het geloof voortkomt, d.w.z. uit de zekerheid dat niet wij de protagonisten van de missie zijn, maar Jezus Christus en zijn Geest. Wij zijn slechts medewerkers en als wij alles gedaan hebben wat voor ons mogelijk is, moeten wij zeggen: “Wij zijn onnutte knechten; wij hebben alleen maar onze plicht gedaan” (Lc. 17, 10)[b:Lc. 17, 10].
Referenties naar alinea 36: 1
Dominus Iesus ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De ruimten van de missie ad gentes
37
Christus verkondigen in de media aan het begin van het nieuwe millennium ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De Kerk en internet ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Krachtens de universele opdracht van Christus kent de missie ad gentes geen grenzen. Men kan echter verschillende ruimten beschrijven waarin zij zich voltrekt, zodat men een reëel beeld van de situatie krijgt.
Referenties naar alinea 37: 10
Tertio millennio adveniente ->=geentekst=Christus verkondigen in de media aan het begin van het nieuwe millennium ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De Kerk en internet ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37a
Christus verkondigen in de media aan het begin van het nieuwe millennium ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De Kerk en internet ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Territoriale ruimten Gewoonlijk wordt de missieactiviteit gedefinieerd met betrekking tot bepaalde gebieden. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft de territoriale dimensie van de missie ad gentes erkent vgl: Ad Gentes Divinitus, 6[[[703|6]]], welke ook nu nog belangrijk is om verantwoordelijkheden, bevoegdheden en geografische grenzen van de actie vast te stellen. Het is waar dat aan een universele zending een universeel perspectief moet beantwoorden. De Kerk kan inderdaad niet aanvaarden dat geografische grenzen en politieke beletselen haar missionaire aanwezigheid belemmeren. Maar het is ook waar dat de missieactiviteit ad gentes, welke verschilt van de zielzorg voor de gelovigen en van de nieuwe evangelisatie van hen die niet praktiseren, plaatsvindt in begrensde gebieden en bij afgebakende groeperingen.
De toename van het aantal jonge kerken in de recente tijden moet geen illusies opwekken. In de gebieden die aan deze kerken zijn toevertrouwd, vooral in Azië maar eveneens in Afrika en ook in Latijns Amerika en in Oceanië, zijn er uitgestrekte zones welke nog niet gekerstend zijn. De verkondiging van het evangelie of de reeds aanwezige plaatselijke kerken hebben gehele volken en culturele gebieden van grote betekenis in vele naties nog niet bereikt. vgl: Ad Gentes Divinitus, 20[[[703|20]]]. Ook in de traditioneel christelijke landen zijn er streken die toevertrouwd zijn aan het speciale bestuursstelsel van de missie ad gentes, met groepen en zones welke nog niet gekerstend zijn. Ook in deze landen is dus niet alleen een nieuwe evangelisatie nodig, maar in bepaalde gevallen ook een eerst evangelisatie. vgl: Tot de deelnemers van het zesde Symposium van Conferentie van Europese Bisschoppenconferenties (CCEE)[[[7945]]]
De situaties zijn echter niet homogeen. Ook al erkent men dat de uitspraken over de verantwoordelijkheid van de Kerk voor de missie niet geloofwaardig zijn als ze niet waar gemaakt worden door een ernstige inzet voor de nieuwe evangelisatie in de landen die van oudsher christelijk zijn, lijkt het toch niet juist de situatie van een volk dat Jezus Christus nooit gekend heeft, gelijk te stellen met de situatie van een ander volk dat Hem wel gekend en aanvaard heeft maar Hem vervolgens verworpen heeft, terwijl het blijft leven in een cultuur die de evangelische beginselen en waarden grotendeels opgenomen heeft. Het zijn twee situaties die met betrekking tot het geloof wezenlijk verschillend zijn.
Daarom geldt het geografische criterium nog, hoewel het niet zeer nauwkeurig en altijd voorlopig is, om de grenzen waarheen de missieactiviteit zich moet richten, aan te geven. Er zijn landen en geografische en culturele gebieden waarin autochtone christelijke gemeenschappen ontbreken. Elders zijn deze zo klein dat zij geen duidelijk teken van christelijke presentie zijn of de dynamiek missen voor de evangelisatie van hun maatschappijen of tot etnische minderheden behoren die niet geïntegreerd zijn in de overheersende nationale cultuur. Vooral in het Aziatische werelddeel, waarop de missie ad gentes in de eerste plaats gericht zou moeten zijn, zijn de christenen een kleine minderheid, ook al zijn er soms belangrijke bekeringsgolven en voorbeeldige vormen van christelijke aanwezigheid.
De toename van het aantal jonge kerken in de recente tijden moet geen illusies opwekken. In de gebieden die aan deze kerken zijn toevertrouwd, vooral in Azië maar eveneens in Afrika en ook in Latijns Amerika en in Oceanië, zijn er uitgestrekte zones welke nog niet gekerstend zijn. De verkondiging van het evangelie of de reeds aanwezige plaatselijke kerken hebben gehele volken en culturele gebieden van grote betekenis in vele naties nog niet bereikt. vgl: Ad Gentes Divinitus, 20[[[703|20]]]. Ook in de traditioneel christelijke landen zijn er streken die toevertrouwd zijn aan het speciale bestuursstelsel van de missie ad gentes, met groepen en zones welke nog niet gekerstend zijn. Ook in deze landen is dus niet alleen een nieuwe evangelisatie nodig, maar in bepaalde gevallen ook een eerst evangelisatie. vgl: Tot de deelnemers van het zesde Symposium van Conferentie van Europese Bisschoppenconferenties (CCEE)[[[7945]]]
De situaties zijn echter niet homogeen. Ook al erkent men dat de uitspraken over de verantwoordelijkheid van de Kerk voor de missie niet geloofwaardig zijn als ze niet waar gemaakt worden door een ernstige inzet voor de nieuwe evangelisatie in de landen die van oudsher christelijk zijn, lijkt het toch niet juist de situatie van een volk dat Jezus Christus nooit gekend heeft, gelijk te stellen met de situatie van een ander volk dat Hem wel gekend en aanvaard heeft maar Hem vervolgens verworpen heeft, terwijl het blijft leven in een cultuur die de evangelische beginselen en waarden grotendeels opgenomen heeft. Het zijn twee situaties die met betrekking tot het geloof wezenlijk verschillend zijn.
Daarom geldt het geografische criterium nog, hoewel het niet zeer nauwkeurig en altijd voorlopig is, om de grenzen waarheen de missieactiviteit zich moet richten, aan te geven. Er zijn landen en geografische en culturele gebieden waarin autochtone christelijke gemeenschappen ontbreken. Elders zijn deze zo klein dat zij geen duidelijk teken van christelijke presentie zijn of de dynamiek missen voor de evangelisatie van hun maatschappijen of tot etnische minderheden behoren die niet geïntegreerd zijn in de overheersende nationale cultuur. Vooral in het Aziatische werelddeel, waarop de missie ad gentes in de eerste plaats gericht zou moeten zijn, zijn de christenen een kleine minderheid, ook al zijn er soms belangrijke bekeringsgolven en voorbeeldige vormen van christelijke aanwezigheid.
Referenties naar alinea 37a: 10
Tertio millennio adveniente ->=geentekst=Christus verkondigen in de media aan het begin van het nieuwe millennium ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De Kerk en internet ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37b
Christus verkondigen in de media aan het begin van het nieuwe millennium ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De Kerk en internet ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Nieuwe sociale werelden en verschijnselen
De snelle en diepe veranderingen die de hedendaagse wereld kenmerken, vooral in het zuidelijke halfrond, hebben sterke invloed op het kader van de missie: waar eerst vaste menselijke en maatschappelijke situaties waren, is nu alles in beweging. Men kan bij voorbeeld denken aan de verstedelijking en de enorme uitbreiding van de steden, vooral daar waar de demografische druk het sterkst is. Reeds nu woont in vele landen meer dan de helft van de bevolking in enige grootsteden, waar de problemen van de mens vaak ook verslechteren door de anonimiteit waarin de menigten zich ondergedompeld voelen. In de moderne tijden heeft de missieactiviteit zich vooral ontplooid in geïsoleerde streken, ver van de geciviliseerde centra en ontoegankelijk vanwege de moeilijkheden van verbindingen, taal en klimaat. Nu is het beeld van de missie ad gentes wellicht aan het veranderen; de bevoorrechte plaatsen zouden de grote steden moeten zijn, waar nieuwe gewoonten en levensmodellen, nieuwe vormen van cultuur en communicatie ontstaan, die vervolgens de bevolking beïnvloeden. Het is waar dat de “keuze voor de laatsten” ertoe moet leiden dat men de meest marginale en geïsoleerde groepen mensen niet verwaarloost, maar het is ook waar dat men de personen en de kleine groepen niet kan evangeliseren als men de centra verwaarloost waar om zo te zeggen een nieuwe mensheid ontstaat met nieuwe modellen van ontwikkeling. De toekomst van de jonge naties wordt in de steden bepaald.
Sprekend over de toekomst kan men niet de jongeren vergeten, die in talrijke landen reeds meer dan de helft van de bevolking vormen. Hoe moet men de boodschap van Christus brengen aan de niet-christelijke jongeren, die de toekomst vormen van gehele werelddelen? Het is duidelijk dat de gewone middelen van de zielzorg niet meer voldoende zijn; er zijn verenigingen en instellingen, groepen en centra van jongeren en culturele en sociale initiatieven voor jongeren nodig. Daar ligt een veld waar de moderne kerkelijke bewegingen veel ruimte vinden voor hun inzet.
De migratie heeft onder de grote veranderingen van de huidige wereld tot een nieuw verschijnsel geleid: de niet-christenen komen in zeer grote getale naar de landen die van oudsher christelijk zijn, scheppen nieuwe gelegenheden voor contact en uitwisseling en vragen van de Kerk gastvrijheid, dialoog, hulp, in één woord broederlijkheid. Onder de migranten nemen de vluchtelingen een heel bijzondere plaats in en zij verdienen de grootste aandacht. Er zijn nu in de wereld vele miljoenen vluchtelingen en hun aantal neemt voortdurend toe. Zij zijn gevlucht voor situaties van politieke onderdrukking en onmenselijke ellende, van gebrek en droogte van catastrofale afmetingen. De Kerk moet hun een plaats geven in de ruimte van haar apostolische zorg.
Tenslotte kan men herinneren aan de situaties van dikwijls onverdraaglijke armoede, welke in vele landen ontstaan en vaak de oorsprong zijn van de massale migratie. De gemeenschap van christengelovigen wordt uitgedaagd door deze onmenselijke situatie; de verkondiging van Christus en van het Rijk Gods moet werktuig van menselijke bevrijding worden voor die volken.
De snelle en diepe veranderingen die de hedendaagse wereld kenmerken, vooral in het zuidelijke halfrond, hebben sterke invloed op het kader van de missie: waar eerst vaste menselijke en maatschappelijke situaties waren, is nu alles in beweging. Men kan bij voorbeeld denken aan de verstedelijking en de enorme uitbreiding van de steden, vooral daar waar de demografische druk het sterkst is. Reeds nu woont in vele landen meer dan de helft van de bevolking in enige grootsteden, waar de problemen van de mens vaak ook verslechteren door de anonimiteit waarin de menigten zich ondergedompeld voelen. In de moderne tijden heeft de missieactiviteit zich vooral ontplooid in geïsoleerde streken, ver van de geciviliseerde centra en ontoegankelijk vanwege de moeilijkheden van verbindingen, taal en klimaat. Nu is het beeld van de missie ad gentes wellicht aan het veranderen; de bevoorrechte plaatsen zouden de grote steden moeten zijn, waar nieuwe gewoonten en levensmodellen, nieuwe vormen van cultuur en communicatie ontstaan, die vervolgens de bevolking beïnvloeden. Het is waar dat de “keuze voor de laatsten” ertoe moet leiden dat men de meest marginale en geïsoleerde groepen mensen niet verwaarloost, maar het is ook waar dat men de personen en de kleine groepen niet kan evangeliseren als men de centra verwaarloost waar om zo te zeggen een nieuwe mensheid ontstaat met nieuwe modellen van ontwikkeling. De toekomst van de jonge naties wordt in de steden bepaald.
Sprekend over de toekomst kan men niet de jongeren vergeten, die in talrijke landen reeds meer dan de helft van de bevolking vormen. Hoe moet men de boodschap van Christus brengen aan de niet-christelijke jongeren, die de toekomst vormen van gehele werelddelen? Het is duidelijk dat de gewone middelen van de zielzorg niet meer voldoende zijn; er zijn verenigingen en instellingen, groepen en centra van jongeren en culturele en sociale initiatieven voor jongeren nodig. Daar ligt een veld waar de moderne kerkelijke bewegingen veel ruimte vinden voor hun inzet.
De migratie heeft onder de grote veranderingen van de huidige wereld tot een nieuw verschijnsel geleid: de niet-christenen komen in zeer grote getale naar de landen die van oudsher christelijk zijn, scheppen nieuwe gelegenheden voor contact en uitwisseling en vragen van de Kerk gastvrijheid, dialoog, hulp, in één woord broederlijkheid. Onder de migranten nemen de vluchtelingen een heel bijzondere plaats in en zij verdienen de grootste aandacht. Er zijn nu in de wereld vele miljoenen vluchtelingen en hun aantal neemt voortdurend toe. Zij zijn gevlucht voor situaties van politieke onderdrukking en onmenselijke ellende, van gebrek en droogte van catastrofale afmetingen. De Kerk moet hun een plaats geven in de ruimte van haar apostolische zorg.
Tenslotte kan men herinneren aan de situaties van dikwijls onverdraaglijke armoede, welke in vele landen ontstaan en vaak de oorsprong zijn van de massale migratie. De gemeenschap van christengelovigen wordt uitgedaagd door deze onmenselijke situatie; de verkondiging van Christus en van het Rijk Gods moet werktuig van menselijke bevrijding worden voor die volken.
Referenties naar alinea 37b: 10
Tertio millennio adveniente ->=geentekst=Christus verkondigen in de media aan het begin van het nieuwe millennium ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De Kerk en internet ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37c
Christus verkondigen in de media aan het begin van het nieuwe millennium ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De Kerk en internet ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Cultuurgebieden of moderne areopagussen Na op talrijke plaatsen gepredikt te hebben komt Paulus in Athene en begeeft hij zich naar de Areopagus, waar hij het Evangelie verkondigt met gebruikmaking van een taal die aangepast is aan en begrijpelijk voor dat milieu ( Hand. 17, 22-31)[[b: Hand. 17, 22-31]]. De Areopagus vormde toen het cultuurcentrum van het ontwikkelde volk van Athene en kan gebruikt worden als symbool voor de nieuwe milieus waarin het evangelie verkondigd moet worden.
De eerste areopagus van de moderne tijd is de wereld van de communicatie, welke de mensheid tot een eenheid maakt en de wereld tot een dorp, zoals men pleegt te zeggen. De sociale communicatiemiddelen zijn zo belangrijk geworden dat zij voor velen het voornaamste instrument van informatie en vorming zijn, dat het gedrag van enkelingen, gezinnen en maatschappijen leidt en inspireert. Vooral de nieuwe generaties groeien op in een wereld die daardoor bepaald wordt. Misschien is deze areopagus wat verwaarloosd.
In het algemeen wordt de voorkeur gegeven aan andere werktuigen voor de verkondiging van het Evangelie en voor de vorming, terwijl de massacommunicatiemiddelen overgelaten worden aan het initiatief van enkelingen of kleine groepen en in de pastorale programmering pas op de tweede plaats komen. De betrokkenheid in de massacommunicatiemiddelen heeft echter niet alleen ten doel om de verkondiging van het evangelie uit te breiden. Het gaat om een diepergaande werkelijkheid, want de evangelisatie zelf van de moderne cultuur hangt grotendeels af van de invloed van de media. Het is dus niet voldoende om ze te gebruiken voor de verspreiding van de christelijke boodschap en de leer van de Kerk. Het is nodig de boodschap zelf te integreren in deze “nieuwe cultuur” die geschapen wordt door de moderne communicatie. Dat is een ingewikkeld probleem, aangezien deze cultuur eerder uit het feit zelf van het bestaan van nieuwe wijzen van communicatie met een nieuwe taal, nieuwe technieken en nieuwe psychologische gedragspatronen voortkomt dan uit de inhoud ervan. Mijn voorganger Paulus VI heeft gezegd dat “de tegenstelling tussen Evangelie en cultuur ongetwijfeld een nadeel van onze tijd is” Evangelii Nuntiandi, 20[[519|20]], en dit oordeel wordt ten volle bevestigd op het gebied van de communicatie.
Er zijn vele andere areopagussen van de moderne wereld waarop de christelijke missieactiviteit zich moet richten. De vrede, bij voorbeeld, de ontwikkeling en de bevrijding van de volken, de rechten van de mens en van de volken, vooral de rechten van de minderheden, de verheffing van de vrouw en het kind en het behoud van de schepping zijn evenzeer sectoren die verlicht moeten worden door het licht van het Evangelie.
Bovendien moet de zeer uitgestrekte areopagus vermeld worden van de cultuur, van het wetenschappelijk onderzoek, van de internationale betrekkingen welke de dialoog bevorderen en tot nieuwe levensprojecten leiden. Het is nodig geïnteresseerd en geëngageerd te zijn in deze moderne realiteiten. De mensen bemerken dat zij allen samen op de zee van het leven varen en geroepen zijn tot steeds grotere eenheid en solidariteit. De oplossingen van de existentiële problemen moeten bestudeerd, besproken en beproefd worden met aller medewerking. Daarom is het dat internationale organisaties en bijeenkomsten steeds belangrijker blijken in vele sectoren van het menselijke leven, van de cultuur tot de politiek, van de economie tot het wetenschappelijk onderzoek. De Christenen die op dit internationale vlak leven en werken, moeten zich steeds bewust zijn van hun plicht om van het evangelie te getuigen.
De eerste areopagus van de moderne tijd is de wereld van de communicatie, welke de mensheid tot een eenheid maakt en de wereld tot een dorp, zoals men pleegt te zeggen. De sociale communicatiemiddelen zijn zo belangrijk geworden dat zij voor velen het voornaamste instrument van informatie en vorming zijn, dat het gedrag van enkelingen, gezinnen en maatschappijen leidt en inspireert. Vooral de nieuwe generaties groeien op in een wereld die daardoor bepaald wordt. Misschien is deze areopagus wat verwaarloosd.
In het algemeen wordt de voorkeur gegeven aan andere werktuigen voor de verkondiging van het Evangelie en voor de vorming, terwijl de massacommunicatiemiddelen overgelaten worden aan het initiatief van enkelingen of kleine groepen en in de pastorale programmering pas op de tweede plaats komen. De betrokkenheid in de massacommunicatiemiddelen heeft echter niet alleen ten doel om de verkondiging van het evangelie uit te breiden. Het gaat om een diepergaande werkelijkheid, want de evangelisatie zelf van de moderne cultuur hangt grotendeels af van de invloed van de media. Het is dus niet voldoende om ze te gebruiken voor de verspreiding van de christelijke boodschap en de leer van de Kerk. Het is nodig de boodschap zelf te integreren in deze “nieuwe cultuur” die geschapen wordt door de moderne communicatie. Dat is een ingewikkeld probleem, aangezien deze cultuur eerder uit het feit zelf van het bestaan van nieuwe wijzen van communicatie met een nieuwe taal, nieuwe technieken en nieuwe psychologische gedragspatronen voortkomt dan uit de inhoud ervan. Mijn voorganger Paulus VI heeft gezegd dat “de tegenstelling tussen Evangelie en cultuur ongetwijfeld een nadeel van onze tijd is” Evangelii Nuntiandi, 20[[519|20]], en dit oordeel wordt ten volle bevestigd op het gebied van de communicatie.
Er zijn vele andere areopagussen van de moderne wereld waarop de christelijke missieactiviteit zich moet richten. De vrede, bij voorbeeld, de ontwikkeling en de bevrijding van de volken, de rechten van de mens en van de volken, vooral de rechten van de minderheden, de verheffing van de vrouw en het kind en het behoud van de schepping zijn evenzeer sectoren die verlicht moeten worden door het licht van het Evangelie.
Bovendien moet de zeer uitgestrekte areopagus vermeld worden van de cultuur, van het wetenschappelijk onderzoek, van de internationale betrekkingen welke de dialoog bevorderen en tot nieuwe levensprojecten leiden. Het is nodig geïnteresseerd en geëngageerd te zijn in deze moderne realiteiten. De mensen bemerken dat zij allen samen op de zee van het leven varen en geroepen zijn tot steeds grotere eenheid en solidariteit. De oplossingen van de existentiële problemen moeten bestudeerd, besproken en beproefd worden met aller medewerking. Daarom is het dat internationale organisaties en bijeenkomsten steeds belangrijker blijken in vele sectoren van het menselijke leven, van de cultuur tot de politiek, van de economie tot het wetenschappelijk onderzoek. De Christenen die op dit internationale vlak leven en werken, moeten zich steeds bewust zijn van hun plicht om van het evangelie te getuigen.
Referenties naar alinea 37c: 10
Tertio millennio adveniente ->=geentekst=Christus verkondigen in de media aan het begin van het nieuwe millennium ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De Kerk en internet ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
Onze tijd is dramatisch en tegelijk boeiend. Terwijl het van de ene kant lijkt dat de mensen de materiele welvaart najagen en zich steeds meer onderdompelen in het consumptiematerialisme, ziet men van de andere kant angstig zoeken naar zin, behoefte aan innerlijk leven en verlangen om nieuwe vormen en wijzen van concentratie en gebed te leren. Niet alleen in de culturen die doortrokken zijn van godsdienstigheid maar ook in de geseculariseerde maatschappijen zoekt men de geestelijke dimensie van het leven als tegengif voor de verontmenselijking. Dit zogenaamde verschijnsel van de “godsdienstige terugkeer” is niet vrij van tweeslachtigheid, maar bevat een uitnodiging. De Kerk bezit een enorm erfdeel dat zij de mensheid kan aanbieden in Christus die verklaart “de weg, de waarheid en het leven” te zijn (Joh. 14, 6)[b:Joh. 14, 6]. Het is de christelijke weg naar de ontmoeting met God, naar het gebed, naar de ascese, naar de ontdekking van de zin van het leven. Ook dit is een areopagus die gekerstend moet worden.
Referenties naar alinea 38: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Trouw aan Christus en bevordering van de vrijheid van de mens
39
De pastorale zorg voor migranten: Onderdeel van de missie van de Kerk in deze tijd ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Alle vormen van missieactiviteit worden gekenmerkt door het bewustzijn dat de vrijheid van de mens bevorderd wordt door hem Jezus Christus te verkondigen. De Kerk moet trouw zijn aan Christus, wiens lichaam zij is en wiens zending zij voortzet. Zij moet “langs dezelfde weg voortgaan als Christus zelf is gegaan, langs de weg namelijk van armoede, gehoorzaamheid, dienstbetoon en zelfopoffering tot de dood toe, waaruit Hij door zijn verrijzenis als Overwinnaar te voorschijn is getreden” vgl: Ad Gentes Divinitus, 5[[[703|5]]] vgl: Lumen Gentium, 8[[[617|8]]]. De Kerk heeft dus de plicht alles te doen om haar zending in de wereld te vervullen en alle volkeren te bereiken; en zij heeft ook het recht dit te doen, een recht dat God haar gegeven heeft teneinde zijn plan te verwerkelijken. De godsdienstvrijheid, die soms nog beperkt of onderdrukt wordt, is de vooronderstelling en de waarborg voor heel de vrijheid welke het algemeen welzijn van de mensen en de volkeren verzekert. Het is te wensen dat aan allen op iedere plaats de authentieke godsdienstvrijheid wordt verleend, en de Kerk spant zich in de verschillende landen hiervoor in, vooral in de landen met een katholieke meerderheid, waar zij meer invloed heeft. Het gaat echter niet om een probleem van de godsdienst van een meerderheid of een minderheid maar om een onvervreemdbaar recht van iedere mens.
De Kerk richt zich van de andere kant tot de mens met volledige eerbiediging van zijn vrijheid vgl: Dignitatis Humanae, 3-4[[[702|3-4]]] vgl: Evangelii Nuntiandi, 79-80[[[519|79-80]]] vgl: Redemptor Hominis, 12[[[237|12]]]. De missie onderdrukt de vrijheid niet maar bevordert haar veeleer. De Kerk legt voor, legt niets op. Zij eerbiedigt de mensen en de culturen en houdt halt voor het heiligdom van het geweten. Tot hen die zich onder de meest verschillende voorwendsels verzetten tegen de missieactiviteit herhaalt zij: Opent de deuren voor Christus!
Ik richt mij tot alle particuliere kerken, jonge en oude. De wereld wordt steeds meer één: de evangelische geest moet leiden tot het overwinnen van culturele en nationalistische barrières en iedere afsluiting vermijden. Benedictus XV heeft reeds de missionarissen van zijn tijd vermaand “hun eigen waardigheid niet te vergeten en niet méér aan hun aardse vaderland te denken dan aan het hemelse vaderland” Maximum Illud[[641]].
Dezelfde aanbeveling geldt nu voor de particuliere kerken: Opent de deuren voor de missionarissen, want “iedere particuliere kerk die zich vrijwillig van de universele Kerk afscheidt, laat haar betrekking met het plan van God los en wordt armer in haar kerkelijke aard” Evangelii Nuntiandi, 62[[519|62]].
De Kerk richt zich van de andere kant tot de mens met volledige eerbiediging van zijn vrijheid vgl: Dignitatis Humanae, 3-4[[[702|3-4]]] vgl: Evangelii Nuntiandi, 79-80[[[519|79-80]]] vgl: Redemptor Hominis, 12[[[237|12]]]. De missie onderdrukt de vrijheid niet maar bevordert haar veeleer. De Kerk legt voor, legt niets op. Zij eerbiedigt de mensen en de culturen en houdt halt voor het heiligdom van het geweten. Tot hen die zich onder de meest verschillende voorwendsels verzetten tegen de missieactiviteit herhaalt zij: Opent de deuren voor Christus!
Ik richt mij tot alle particuliere kerken, jonge en oude. De wereld wordt steeds meer één: de evangelische geest moet leiden tot het overwinnen van culturele en nationalistische barrières en iedere afsluiting vermijden. Benedictus XV heeft reeds de missionarissen van zijn tijd vermaand “hun eigen waardigheid niet te vergeten en niet méér aan hun aardse vaderland te denken dan aan het hemelse vaderland” Maximum Illud[[641]].
Dezelfde aanbeveling geldt nu voor de particuliere kerken: Opent de deuren voor de missionarissen, want “iedere particuliere kerk die zich vrijwillig van de universele Kerk afscheidt, laat haar betrekking met het plan van God los en wordt armer in haar kerkelijke aard” Evangelii Nuntiandi, 62[[519|62]].
Referenties naar alinea 39: 3
Centesimus Annus ->=geentekst=De pastorale zorg voor migranten: Onderdeel van de missie van de Kerk in deze tijd ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 De aandacht richten op het Zuiden en het Oosten
40
Placuit Deo ->=geentekst=
Alle vormen van missieactiviteit worden gekenmerkt door het bewustzijn dat de vrijheid van de mens bevorderd wordt door hem Jezus Christus te verkondigen. De Kerk moet trouw zijn aan Christus, wiens lichaam zij is en wiens zending zij voortzet. Zij moet “langs dezelfde weg voortgaan als Christus zelf is gegaan, langs de weg namelijk van armoede, gehoorzaamheid, dienstbetoon en zelfopoffering tot de dood toe, waaruit Hij door zijn verrijzenis als Overwinnaar te voorschijn is getreden” vgl: Ad Gentes Divinitus, 5[[[703|5]]] vgl: Lumen Gentium, 8[[[617|8]]]. De Kerk heeft dus de plicht alles te doen om haar zending in de wereld te vervullen en alle volkeren te bereiken; en zij heeft ook het recht dit te doen, een recht dat God haar gegeven heeft teneinde zijn plan te verwerkelijken. De godsdienstvrijheid, die soms nog beperkt of onderdrukt wordt, is de vooronderstelling en de waarborg voor heel de vrijheid welke het algemeen welzijn van de mensen en de volkeren verzekert. Het is te wensen dat aan allen op iedere plaats de authentieke godsdienstvrijheid wordt verleend, en de Kerk spant zich in de verschillende landen hiervoor in, vooral in de landen met een katholieke meerderheid, waar zij meer invloed heeft. Het gaat echter niet om een probleem van de godsdienst van een meerderheid of een minderheid maar om een onvervreemdbaar recht van iedere mens. De Kerk richt zich van de andere kant tot de mens met volledige eerbiediging van zijn vrijheid vgl: Dignitatis Humanae, 3-4[[[702|3-4]]] vgl: Evangelii Nuntiandi, 79-80[[[519|79-80]]] vgl: Redemptor Hominis, 12[[[237|12]]]. De missie onderdrukt de vrijheid niet maar bevordert haar veeleer. De Kerk legt voor, legt niets op. Zij eerbiedigt de mensen en de culturen en houdt halt voor het heiligdom van het geweten. Tot hen die zich onder de meest verschillende voorwendsels verzetten tegen de missieactiviteit herhaalt zij: Opent de deuren voor Christus!
Ik richt mij tot alle particuliere kerken, jonge en oude. De wereld wordt steeds meer één: de evangelische geest moet leiden tot het overwinnen van culturele en nationalistische barrières en iedere afsluiting vermijden. Benedictus XV heeft reeds de missionarissen van zijn tijd vermaand “hun eigen waardigheid niet te vergeten en niet méér aan hun aardse vaderland te denken dan aan het hemelse vaderland” Maximum Illud[[641]].
Dezelfde aanbeveling geldt nu voor de particuliere kerken: Opent de deuren voor de missionarissen, want “iedere particuliere kerk die zich vrijwillig van de universele Kerk afscheidt, laat haar betrekking met het plan van God los en wordt armer in haar kerkelijke aard” Evangelii Nuntiandi, 62[[519|62]].
Ik richt mij tot alle particuliere kerken, jonge en oude. De wereld wordt steeds meer één: de evangelische geest moet leiden tot het overwinnen van culturele en nationalistische barrières en iedere afsluiting vermijden. Benedictus XV heeft reeds de missionarissen van zijn tijd vermaand “hun eigen waardigheid niet te vergeten en niet méér aan hun aardse vaderland te denken dan aan het hemelse vaderland” Maximum Illud[[641]].
Dezelfde aanbeveling geldt nu voor de particuliere kerken: Opent de deuren voor de missionarissen, want “iedere particuliere kerk die zich vrijwillig van de universele Kerk afscheidt, laat haar betrekking met het plan van God los en wordt armer in haar kerkelijke aard” Evangelii Nuntiandi, 62[[519|62]].
Referenties naar alinea 40: 2
Evangelii Gaudium ->=geentekst=Placuit Deo ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 De wegen van de Missie
41
”De missieactiviteit is niets anders en niets minder dan de openbaring of epifanie en de vervulling van het plan van God in de wereld en in haar geschiedenis, waarin God door de missie de geschiedenis van het heil zichtbaar voltooit” Ad Gentes Divinitus, 9[[703|9]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 10-18[[[703|10-18]]]. Welke wegen volgt de Kerk om dit resultaat te bereiken? De missie is een enige maar complexe realiteit en ontplooit zich op verschillende wijzen, waarvan sommige van bijzondere betekenis zijn in de huidige situatie van de Kerk en de wereld.
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 De eerste vorm van evangelisatie is het getuigenis
42
De mens van deze tijd schenkt meer geloof aan getuigen dan aan leraren vgl: Evangelii Nuntiandi, 41[[[519|41]]], meer aan de ervaring dan aan de leer, meer aan het leven en de feiten dan aan de theorieën. Het getuigenis van het christelijke leven is de eerste en onvervangbare vorm van missie. Christus, wiens zending wij voortzetten, is de “getuige” bij uitstek (Openb. 1, 5; Openb. 3, 14)[b:Openb. 1, 5; Openb. 3, 14] en het model voor het christelijk getuigenis. De Heilige Geest begeleidt de tocht van de Kerk en maakt haar deelgenote van het getuigenis dat Hij van Christus aflegt (Joh. 15, 26-27)[[b:Joh. 15, 26-27]]. De eerste vorm van getuigenis is het leven zelf van de missionaris, van het christelijke gezin en van de kerkelijke gemeenschap, dat een nieuwe wijze van gedragen zichtbaar maakt. De missionaris die met al zijn menselijke beperktheden en tekortkomingen in eenvoud naar het voorbeeld van Christus leeft, is een teken van God en van de transcendente realiteiten. Maar allen in de Kerk kunnen en moeten door hun inspanning om Christus na te volgen zo’n getuigenis afleggen vgl: Lumen Gentium, 28,35,38[[[617|28.35.38]]] vgl: Gaudium et Spes, 43[[[575|43]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 11-12[[[703|11-12]]] , dat in vele gevallen de enige mogelijkheid is om missionaris te zijn.
Het evangelische getuigenis waarvoor de wereld het meest toegankelijk is, is het getuigenis van de aandacht voor de mensen en van de liefde voor de armen en geringen, voor de lijdende mens. De belangeloosheid van deze houding en van dit handelen die grondig tegengesteld zijn aan het egoïsme dat in de mens steekt, doet zeer bepaalde vragen opkomen die op God en op het evangelie richten. Ook de inzet voor vrede en rechtvaardigheid, voor de mensenrechten en de menselijke ontwikkeling is een getuigenis van het evangelie, als het een teken is van aandacht voor de mensen en gericht is op de integrale ontwikkeling van de mens vgl: Populorum Progressio, 21,42[[[266|21.42]]].
Het evangelische getuigenis waarvoor de wereld het meest toegankelijk is, is het getuigenis van de aandacht voor de mensen en van de liefde voor de armen en geringen, voor de lijdende mens. De belangeloosheid van deze houding en van dit handelen die grondig tegengesteld zijn aan het egoïsme dat in de mens steekt, doet zeer bepaalde vragen opkomen die op God en op het evangelie richten. Ook de inzet voor vrede en rechtvaardigheid, voor de mensenrechten en de menselijke ontwikkeling is een getuigenis van het evangelie, als het een teken is van aandacht voor de mensen en gericht is op de integrale ontwikkeling van de mens vgl: Populorum Progressio, 21,42[[[266|21.42]]].
Referenties naar alinea 42: 1
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
De christen en de christelijke gemeenschappen leven op diepe wijze opgenomen in het leven van de respectieve volkeren en zijn ook teken van het evangelie door hun trouw aan hun vaderland, hun volk en hun nationale cultuur, maar steeds in de vrijheid die Christus gebracht heeft. Het christendom staat open voor de universele broederschap, omdat alle mensen kinderen van dezelfde Vader zijn en broeders in Christus. De Kerk is geroepen om van Christus te getuigen door moedige en profetische standpunten in te nemen tegenover de corruptie van de politieke en economische macht, niet haar eigen glorie en materiële voordelen te zoeken, haar goederen te gebruiken om de armsten te dienen en de eenvoud van leven van Christus na te volgen. De Kerk en de missionarissen moeten ook getuigen van nederigheid, vooral ten opzichte van zichzelf, wat tot uiting komt in het vermogen tot gewetensonderzoek, op persoonlijk niveau en op het niveau van de gemeenschap, teneinde in het eigen gedrag te corrigeren wat tegen het evangelie ingaat en het gelaat van Christus misvormt.
Referenties naar alinea 43: 1
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De eerste prediking van Christus de Heiland
44
Vita Consecrata ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
De verkondiging heeft blijvend de prioriteit in de zending. De Kerk kan zich niet onttrekken aan de uitdrukkelijke opdracht van de Heer en de Blijde Boodschap niet onthouden aan de mensen die door God bemind en gered worden. “De evangelisatie zal altijd – als fundament en centrum en toppunt van heel haar dynamische kracht – ook deze duidelijke stelling bevatten: in Jezus Christus (...) wordt het heil aangeboden aan iedere mens als een gave van genade en barmhartigheid van God zelf” Evangelii Nuntiandi, 27[[519|27]]. Alle vormen van missieactiviteit zijn gericht op deze verkondiging die inzicht geeft en binnenleidt in het mysterie dat van eeuwigheid verborgen was en geopenbaard is in Christus (Ef. 3, 3-9; Kol. 1, 25-29)[[b:Ef. 3, 3-9; Kol. 1, 25-29]], die in het centrum staat van de missie en van het leven van de Kerk als spil van heel de evangelisatie. In de complexe werkelijkheid van de missie speelt de eerste verkondiging een centrale en onvervangbare rol, omdat zij de mens binnenleidt “in het geheim van de liefde van God, die hem roept tot een persoonlijke omgang met zichzelf in Christus” Ad Gentes Divinitus, 13[[703|13]] en de weg opent voor de bekering. Het geloof ontstaat door de verkondiging en elke kerkelijke gemeenschap ontstaat en leeft uit het persoonlijke antwoord van iedere gelovige op die verkondiging vgl: Evangelii Nuntiandi, 15[[[519|15]]]. Zoals de gehele heilseconomie Christus als middelpunt heeft, zo gaat heel de missieactiviteit uit naar de verkondiging van zijn mysterie.
De verkondiging heeft tot voorwerp de gekruisigde, gestorven en verrezen Christus; door Hem voltrekt zich de volledige en echte bevrijding uit het kwaad, de zonde en de dood, in Hem schenkt God het “nieuwe leven”, het goddelijke en eeuwige leven. Dat is de Blijde Boodschap die de mens en de geschiedenis van de mens verandert. Alle volken hebben het recht deze boodschap te kennen. De verkonding moet geschieden in de context van het leven van de mensen en de volkeren die haar ontvangen. Zij moet geschieden met een houding van liefde en achting voor wie ernaar luistert en met een taal die concreet is en aangepast aan de omstandigheden. In de verkondiging werkt de Geest die een gemeenschap vestigt tussen de missionaris en de toehoorders, welke mogelijk is in zover de één en de anderen door Christus in gemeenschap met de Vader treden vgl: Dominum et vivificantem, 42,64[[[7|42.64]]].
De verkondiging heeft tot voorwerp de gekruisigde, gestorven en verrezen Christus; door Hem voltrekt zich de volledige en echte bevrijding uit het kwaad, de zonde en de dood, in Hem schenkt God het “nieuwe leven”, het goddelijke en eeuwige leven. Dat is de Blijde Boodschap die de mens en de geschiedenis van de mens verandert. Alle volken hebben het recht deze boodschap te kennen. De verkonding moet geschieden in de context van het leven van de mensen en de volkeren die haar ontvangen. Zij moet geschieden met een houding van liefde en achting voor wie ernaar luistert en met een taal die concreet is en aangepast aan de omstandigheden. In de verkondiging werkt de Geest die een gemeenschap vestigt tussen de missionaris en de toehoorders, welke mogelijk is in zover de één en de anderen door Christus in gemeenschap met de Vader treden vgl: Dominum et vivificantem, 42,64[[[7|42.64]]].
Referenties naar alinea 44: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Vita Consecrata ->=geentekst=
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Aangezien de verkondiging geschiedt in vereniging met de gehele kerkgemeenschap, is zij nooit een persoonlijke aangelegenheid. De missionaris is aanwezig en werkt krachtens een opdracht die hij ontvangen heeft, en ook als hij alleen is, is hij door onzichtbare maar diepe banden verbonden met de evangeliserende activiteit van heel de Kerk vgl: Evangelii Nuntiandi, 60[[[519|60]]]. De toehoorders ontwaren vroeg of laat achter hem de gemeenschap die hem gezonden heeft en steunt. De verkondiging wordt bezield door het geloof dat in de missionaris enthousiasme en ijver opwekt. Zoals gezegd beschrijven de Handelingen deze houding met het woord parresia, dat vrijmoedigheid en moed in het spreken betekent en ook bij Sint Paulus voorkomt: “Wij hebben met de hulp van onze God de moed gevonden om ondanks heftige tegenstand zijn boodschap bij u openlijk te verkondigen” (1 Tess. 2, 2)[b:1 Tess. 2, 2]. “Bidt ook voor mij, dat mij het woord gegeven mag worden als ik mijn mond open om vrijmoedig het mysterie openbaar te maken, waarvoor ik een gezant ben in boeien. Bidt dat ik het vrijmoedig mag verkondigen, zoals het mijn plicht is” (Ef. 6, 19-20)[b:Ef. 6, 19-20].
Als de missionaris Christus verkondigt aan niet-christenen, is hij overtuigd dat er door de werking van de Geest in de afzonderlijke personen en in de volkeren reeds een, wellicht onbewust, verlangen is om de waarheid te kennen over God, over de mens en over de weg die naar de bevrijding uit zonde en dood leidt. Het enthousiasme in de verkondiging van Christus vloeit voort uit de overtuiging dat men beantwoordt aan dat verlangen, zodat de missionaris ook niet de moed verliest en niet afziet van zijn getuigenis als hij geroepen wordt om zijn geloof te belijden in een vijandige of onverschillige omgeving. Hij weet dat de Geest van de Vader in hem spreekt (Mt. 10, 17-20; Lc. 12, 11-12)[[b:Mt. 10, 17-20; Lc. 12, 11-12]] en hij kan met de apostelen zeggen: “Van dit alles zijn wij getuigen, maar ook de Heilige Geest” (Hand. 5, 32)[b:Hand. 5, 32]. Hij weet dat hij geen menselijke waarheid verkondigt, maar het “Woord van God”, dat een innerlijke en mysterieuze kracht heeft (Rom. 1,16)[[b:Rom. 1,16]].
Het hoogste bewijs is de gave van het leven tot aan het aanvaarden van de dood om te getuigen van het geloof in Jezus Christus. Zoals steeds in de christelijke geschiedenis zijn de “martelaren”, d.w.z. de getuigen, talrijk en zij zijn onmisbaar op de weg van het evangelie. Ook in ons tijdvak zijn er velen: bisschoppen, priesters, religieuzen en leken en soms onbekende helden die hun leven geven om getuigenis af te leggen van het geloof. Zij zijn de verkondigers en getuigen bij uitstek.
Als de missionaris Christus verkondigt aan niet-christenen, is hij overtuigd dat er door de werking van de Geest in de afzonderlijke personen en in de volkeren reeds een, wellicht onbewust, verlangen is om de waarheid te kennen over God, over de mens en over de weg die naar de bevrijding uit zonde en dood leidt. Het enthousiasme in de verkondiging van Christus vloeit voort uit de overtuiging dat men beantwoordt aan dat verlangen, zodat de missionaris ook niet de moed verliest en niet afziet van zijn getuigenis als hij geroepen wordt om zijn geloof te belijden in een vijandige of onverschillige omgeving. Hij weet dat de Geest van de Vader in hem spreekt (Mt. 10, 17-20; Lc. 12, 11-12)[[b:Mt. 10, 17-20; Lc. 12, 11-12]] en hij kan met de apostelen zeggen: “Van dit alles zijn wij getuigen, maar ook de Heilige Geest” (Hand. 5, 32)[b:Hand. 5, 32]. Hij weet dat hij geen menselijke waarheid verkondigt, maar het “Woord van God”, dat een innerlijke en mysterieuze kracht heeft (Rom. 1,16)[[b:Rom. 1,16]].
Het hoogste bewijs is de gave van het leven tot aan het aanvaarden van de dood om te getuigen van het geloof in Jezus Christus. Zoals steeds in de christelijke geschiedenis zijn de “martelaren”, d.w.z. de getuigen, talrijk en zij zijn onmisbaar op de weg van het evangelie. Ook in ons tijdvak zijn er velen: bisschoppen, priesters, religieuzen en leken en soms onbekende helden die hun leven geven om getuigenis af te leggen van het geloof. Zij zijn de verkondigers en getuigen bij uitstek.
Referenties naar alinea 45: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Bekering en Doopsel
46
Vita Consecrata ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
De verkondiging van het Woord van God streeft naar de christelijke bekering, d.w.z. naar het volledig en oprecht aanhangen van Christus en zijn evangelie door het geloof. De bekering is een gave van God, een werk van de Drieëenheid. Het is de Geest die de deuren van de harten opent, opdat de mensen mogen geloven in de Heer en Hem belijden (1 Kor. 12, 3)[[b:1 Kor. 12, 3]]. Jezus zegt van degene die door het geloof tot hem komt: “Niemand kan tot Mij komen, als de Vader die Mij zond, hem niet trekt” (Joh. 6, 44)[b:Joh. 6, 44].
De bekering komt vanaf het begin tot uitdrukking in een volledig en radicaal geloof, dat geen grenzen of hinderpalen stelt aan de gave van God. Tegelijk brengt zij echter een dynamisch en permanent proces op gang dat heel het leven voortduurt en een ononderbroken overgang eist uit het “leven volgens het vlees” naar het “leven volgens de Geest” (Rom. 8, 3-13)[[b:Rom. 8, 3-13]]. Het betekent door een persoonlijke beslissing de heilbrengende heerschappij van Christus aanvaarden en zijn leerlingen worden.
De Kerk roept allen tot deze bekering, naar het voorbeeld van Johannes de Doper die de weg bereidde voor Christus door een doopsel van bekering tot vergiffenis van zonden te preken (Mc. 1, 4)[[b:Mc. 1, 4]] en naar het voorbeeld van Christus zelf die, nadat Johannes gevangen genomen was, naar Galiliea ging en er Gods Blijde Boodschap verkondigde. Hij zei: “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap” (Mc. 1, 15)[b:Mc. 1, 15].
De oproep tot bekering die de missionarissen tot de niet-christenen richten, wordt nu aangevochten of verzwegen. Men ziet daarin een akt van “proselitisme”. Men zegt dat het voldoende is de mensen te helpen om meer mens te zijn en meer trouw te zijn aan de eigen godsdienst; dat het voldoende is om gemeenschappen te vormen die in staat zijn te werken voor rechtvaardigheid, vrijheid, vrede en solidariteit. Maar men vergeet dat iedere mens het recht heeft de Blijde Boodschap te horen van God die zich in Christus openbaart en geeft, opdat hij zijn eigen roeping ten volle kan verwerkelijken. De grootsheid van dit gebeuren weerklinkt in de woorden van Jezus tot de Samaritaanse: “Als ge enig begrip had van de gave Gods” en in het onbewuste maar vurige verlangen van de vrouw: “Heer geef mij van dat water, zodat ik geen dorst meer krijg” (Joh. 4, 10.15)[b:Joh. 4, 10.15].
De bekering komt vanaf het begin tot uitdrukking in een volledig en radicaal geloof, dat geen grenzen of hinderpalen stelt aan de gave van God. Tegelijk brengt zij echter een dynamisch en permanent proces op gang dat heel het leven voortduurt en een ononderbroken overgang eist uit het “leven volgens het vlees” naar het “leven volgens de Geest” (Rom. 8, 3-13)[[b:Rom. 8, 3-13]]. Het betekent door een persoonlijke beslissing de heilbrengende heerschappij van Christus aanvaarden en zijn leerlingen worden.
De Kerk roept allen tot deze bekering, naar het voorbeeld van Johannes de Doper die de weg bereidde voor Christus door een doopsel van bekering tot vergiffenis van zonden te preken (Mc. 1, 4)[[b:Mc. 1, 4]] en naar het voorbeeld van Christus zelf die, nadat Johannes gevangen genomen was, naar Galiliea ging en er Gods Blijde Boodschap verkondigde. Hij zei: “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap” (Mc. 1, 15)[b:Mc. 1, 15].
De oproep tot bekering die de missionarissen tot de niet-christenen richten, wordt nu aangevochten of verzwegen. Men ziet daarin een akt van “proselitisme”. Men zegt dat het voldoende is de mensen te helpen om meer mens te zijn en meer trouw te zijn aan de eigen godsdienst; dat het voldoende is om gemeenschappen te vormen die in staat zijn te werken voor rechtvaardigheid, vrijheid, vrede en solidariteit. Maar men vergeet dat iedere mens het recht heeft de Blijde Boodschap te horen van God die zich in Christus openbaart en geeft, opdat hij zijn eigen roeping ten volle kan verwerkelijken. De grootsheid van dit gebeuren weerklinkt in de woorden van Jezus tot de Samaritaanse: “Als ge enig begrip had van de gave Gods” en in het onbewuste maar vurige verlangen van de vrouw: “Heer geef mij van dat water, zodat ik geen dorst meer krijg” (Joh. 4, 10.15)[b:Joh. 4, 10.15].
Referenties naar alinea 46: 4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Vita Consecrata ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De bekering tot Christus is nauw verbonden met de Doop
47
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Door de Heilige Geest aangespoord nodigden de apostelen allen uit om hun leven te veranderen, zich te bekeren en het doopsel te ontvangen. Onmiddellijk na het Pinkstergebeuren sprak Petrus op overtuigende wijze tot de menigte: “Toen zij dit hoorden, waren zij diep getroffen en zeiden tot Petrus en de overige apostelen: ‘Wat moeten wij doen, mannen broeders?’ Petrus gaf hun ten antwoord: “Bekeert u en ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden. Dan zult gij als gave de Heilige Geest ontvangen”(Hand. 2, 37-38)[b:Hand. 2, 37-38]. En hij doopte die dag ongeveer drieduizend mensen. Ook na de genezing van de lamme sprak Petrus tot het volk en hij herhaalde: “Bekeert u dus en hebt berouw, opdat uw zonden worden uitgewist” (Hand. 3, 19)[b:Hand. 3, 19]
De bekering tot Christus is verbonden met het doopsel, niet alleen vanwege de praktijk van de Kerk, maar door de wil van Christus, die uitgenodigd heeft om alle volkeren tot zijn leerlingen te maken en te dopen (Mt. 28, 19)[[b:Mt. 28, 19]]. Dat is ook zo vanwege de intrinsieke eis om de volheid van het nieuwe leven in Hem te ontvangen: “Voorwaar, voorwaar”, zegt Jezus tot Nikodemus, “als iemand niet geboren wordt uit water en geest, kan hij het Rijk Gods niet binnengaan” (Joh. 3, 5)[b:Joh. 3, 5]
Het doopsel doet ons herboren worden tot het leven van kinderen van God, het verenigt ons met Jezus Christus en het zalft ons met de Heilige Geest. Het is niet een simpele bezegeling van de bekering, als het ware een uiterlijk teken dat de bekering aantoont en verzekert, maar het sacrament, dat de nieuwe geboorte uit de Geest betekent en bewerkt, reële en onverbreekbare banden met de Drieëenheid smeedt en tot ledematen maakt van het lichaam van Christus dat de Kerk is.
Dat alles dient in herinnering gebracht te worden, omdat niet weinigen juist daar waar de missie ad gentes zich ontplooit, geneigd zijn om de bekering tot Christus los te maken van het doopsel, dat niet nodig wordt geacht. Het is waar dat in bepaalde milieus sociologische elementen bestaan die de echte gelovige betekenis van het doopsel verduisteren. Dat komt door diverse historische en culturele factoren, die weggenomen moeten worden waar zij nog bestaan, opdat het sacrament van de geestelijke wedergeboorte in heel zijn waarde verschijnt. De plaatselijke kerkelijke gemeenschappen moeten zich aan deze taak wijden. Het is ook waar dat niet weinig mensen verklaren met Christus en zijn boodschap verbonden te zijn, maar niet op sacramentele wijze gebonden willen worden, omdat zij vanwege hun eigen vooroordelen of de schuld van de christenen er niet in slagen de ware natuur te zien van de Kerk die een mysterie van geloof en liefde is vgl: Gaudium et Spes, 6-9[[[575|6-9]]]. Ik wil deze mensen aansporen om zich geheel voor Christus open te stellen, terwijl ik hen eraan herinner dat Christus door wie zij zich aangetrokken voelen, zelf de Kerk gewild heeft als “plaats” waar zij Hem in feite kunnen ontmoeten. Tegelijk nodig ik de gelovigen en de christelijke gemeenschappen uit om door hun nieuwe leven van Christus te getuigen.
Iedere bekeerling is ongetwijfeld een geschenk aan de Kerk en brengt een ernstige verantwoordelijkheid voor haar mee, niet alleen omdat hij op het doopsel voorbereid moet worden door het catechumenaat en vervolgens begeleid moet worden met godsdienstonderricht, maar ook omdat hij, vooral als hij volwassen is, in de gemeenschap nieuwe energie inbrengt, alsmede het geloofsenthousiasme en het verlangen om in de Kerk evangelisch leven te vinden. Het zou voor hem een ontgoocheling zijn als hij na zijn intrede in de kerkgemeenschap daarin een leven zonder vuur en zonder tekenen van vernieuwing vond. Wij kunnen niet de bekering preken als wij niet iedere dag onszelf bekeren.
De bekering tot Christus is verbonden met het doopsel, niet alleen vanwege de praktijk van de Kerk, maar door de wil van Christus, die uitgenodigd heeft om alle volkeren tot zijn leerlingen te maken en te dopen (Mt. 28, 19)[[b:Mt. 28, 19]]. Dat is ook zo vanwege de intrinsieke eis om de volheid van het nieuwe leven in Hem te ontvangen: “Voorwaar, voorwaar”, zegt Jezus tot Nikodemus, “als iemand niet geboren wordt uit water en geest, kan hij het Rijk Gods niet binnengaan” (Joh. 3, 5)[b:Joh. 3, 5]
Het doopsel doet ons herboren worden tot het leven van kinderen van God, het verenigt ons met Jezus Christus en het zalft ons met de Heilige Geest. Het is niet een simpele bezegeling van de bekering, als het ware een uiterlijk teken dat de bekering aantoont en verzekert, maar het sacrament, dat de nieuwe geboorte uit de Geest betekent en bewerkt, reële en onverbreekbare banden met de Drieëenheid smeedt en tot ledematen maakt van het lichaam van Christus dat de Kerk is.
Dat alles dient in herinnering gebracht te worden, omdat niet weinigen juist daar waar de missie ad gentes zich ontplooit, geneigd zijn om de bekering tot Christus los te maken van het doopsel, dat niet nodig wordt geacht. Het is waar dat in bepaalde milieus sociologische elementen bestaan die de echte gelovige betekenis van het doopsel verduisteren. Dat komt door diverse historische en culturele factoren, die weggenomen moeten worden waar zij nog bestaan, opdat het sacrament van de geestelijke wedergeboorte in heel zijn waarde verschijnt. De plaatselijke kerkelijke gemeenschappen moeten zich aan deze taak wijden. Het is ook waar dat niet weinig mensen verklaren met Christus en zijn boodschap verbonden te zijn, maar niet op sacramentele wijze gebonden willen worden, omdat zij vanwege hun eigen vooroordelen of de schuld van de christenen er niet in slagen de ware natuur te zien van de Kerk die een mysterie van geloof en liefde is vgl: Gaudium et Spes, 6-9[[[575|6-9]]]. Ik wil deze mensen aansporen om zich geheel voor Christus open te stellen, terwijl ik hen eraan herinner dat Christus door wie zij zich aangetrokken voelen, zelf de Kerk gewild heeft als “plaats” waar zij Hem in feite kunnen ontmoeten. Tegelijk nodig ik de gelovigen en de christelijke gemeenschappen uit om door hun nieuwe leven van Christus te getuigen.
Iedere bekeerling is ongetwijfeld een geschenk aan de Kerk en brengt een ernstige verantwoordelijkheid voor haar mee, niet alleen omdat hij op het doopsel voorbereid moet worden door het catechumenaat en vervolgens begeleid moet worden met godsdienstonderricht, maar ook omdat hij, vooral als hij volwassen is, in de gemeenschap nieuwe energie inbrengt, alsmede het geloofsenthousiasme en het verlangen om in de Kerk evangelisch leven te vinden. Het zou voor hem een ontgoocheling zijn als hij na zijn intrede in de kerkgemeenschap daarin een leven zonder vuur en zonder tekenen van vernieuwing vond. Wij kunnen niet de bekering preken als wij niet iedere dag onszelf bekeren.
Referenties naar alinea 47: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Vorming van plaatselijke kerken
48
Door de bekering en het doopsel wordt men opgenomen in de Kerk daar waar deze reeds bestaat; anders vragen zij om de vorming van nieuwe gemeenschappen die belijden dat Christus de Heiland en de Heer is. dat maakt deel uit van het plan van God aan wie het behaagd heeft “de mensen niet slechts als enkelingen, met uitsluiting van elke onderlinge band, te roepen tot deelneming aan zijn leven, maar hen te vormen tot een volk waarin zijn kinderen, die verspreid waren, zouden worden samengebracht” Ad Gentes Divinitus, 2[[703|2]] vgl: Lumen Gentium, 2[[[617|2]]] De missie ad gentes heeft ten doel christelijke gemeenschappen te vormen en kerken te doen uitgroeien tot ze geheel volwassen zijn. Dat is een centraal en kenmerkend doel van de missieactiviteit, welke niet voltooid genoemd kan worden zolang zij er niet in slaagt een nieuwe particuliere kerk op te bouwen die in haar eigen lokale omgeving normaal functioneert. Het decreet Ad Gentes Divinitus[703] spreekt daar uitgebreid over vgl: Ad Gentes Divinitus, 19-22[[[703|19-22]]] en na het Concilie heeft zich een theologische richting ontwikkeld om te benadrukken dat heel het mysterie van de Kerk aanwezig is in iedere particuliere kerk, mits deze zich niet isoleert maar in gemeenschap met de universele Kerk blijft en op haar beurt missionerend wordt. Het gaat om een groot en langdurig werk en het is moeilijk om de fase aan te geven, waarin het eigenlijke missiewerk ophoudt en de pastorale activiteit begint. Maar enige punten moeten duidelijk blijken.
Referenties naar alinea 48: 1
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Samaritanus Bonus ->=geentekst=
Het is allereerst nodig te trachten overal christelijke gemeenschappen te stichten die “teken van de aanwezigheid van God in de wereld” zijn Ad Gentes Divinitus, 15[[703|15]] en uitgroeien tot kerken. Ondanks het grote aantal bisdommen bestaan er uitgestrekte gebieden waarin de plaatselijke kerken geheel ontbreken of niet toereikend zijn in verhouding tot de uitgestrektheid van het gebied of de dichtheid van de bevolking. Er blijft nog veel werk te doen voor de inplanting en de groei van de Kerk. Deze fase van haar geschiedenis, de zogenaamde plantatio Ecclesiae, is niet beëindigd zij moet integendeel bij veel groepen mensen nog beginnen.
De verantwoordelijkheid voor deze taak rust op de universele Kerk en op de plaatselijke kerken, op het gehele volk Gods en op alle missiekrachten. Iedere kerk, ook op de kerk die gevormd wordt door pasbekeerden, is van nature missionerend, geëvangeliseerd en evangeliserend, en het geloof moet steeds gezien worden als een gave van God, welke tot gemeenschap van leven (gezin, parochie, vereniging) moet leiden en naar buiten moet uitstralen zowel door het getuigenis van het leven als door het woord. De evangeliserende actie van de christelijke gemeenschap, eerst in eigen gebied en vervolgens elders als deelname aan de universele zending, is het meest duidelijke teken van de rijpheid van het geloof. Er is een fundamentele mentaliteitsverandering nodig om missionerend te worden, wat zowel voor de afzonderlijke personen als voor de gemeenschappen geldt. De Heer roept altijd op om uit zichzelf te treden en wat men bezit met anderen te delen, te beginnen bij het kostbaarste bezit dat het geloof is. In het licht van de missie-opdracht zal men de waarde moeten afmeten van de organisaties, bewegingen, parochies en werken van apostolaat van de Kerk. Alleen als de christelijke gemeenschap missionerend wordt, zal zij haar innerlijke verdeeldheid en spanning kunnen overwinnen en haar eenheid en geloofskracht kunnen terugvinden.
De missiekrachten die uit andere kerken en landen komen, moeten werken in gemeenschap met de plaatselijke krachten voor de ontwikkeling van de christelijke gemeenschap. Het is speciaal hun taak om altijd, volgens de aanwijzingen van de bisschoppen en in samenwerking met de verantwoordelijken ter plaatse, de verspreiding van het geloof en de uitbreiding van de Kerk te bevorderen in niet-christelijke omgevingen en groeperingen. Het is ook hun taak om de plaatselijke kerken te bezielen met missiegeest, zodat de pastorale zorg steeds samengaat met de zorg voor de missie ad gentes. Dan zal iedere Kerk waarlijk de zorg van Christus tot de hare maken, die zich geheel aan zijn kudde geeft, maar tegelijk denkt aan de “andere schapen die niet uit deze schaapstal zijn” (Joh. 10, 16)[b:Joh. 10, 16].
De verantwoordelijkheid voor deze taak rust op de universele Kerk en op de plaatselijke kerken, op het gehele volk Gods en op alle missiekrachten. Iedere kerk, ook op de kerk die gevormd wordt door pasbekeerden, is van nature missionerend, geëvangeliseerd en evangeliserend, en het geloof moet steeds gezien worden als een gave van God, welke tot gemeenschap van leven (gezin, parochie, vereniging) moet leiden en naar buiten moet uitstralen zowel door het getuigenis van het leven als door het woord. De evangeliserende actie van de christelijke gemeenschap, eerst in eigen gebied en vervolgens elders als deelname aan de universele zending, is het meest duidelijke teken van de rijpheid van het geloof. Er is een fundamentele mentaliteitsverandering nodig om missionerend te worden, wat zowel voor de afzonderlijke personen als voor de gemeenschappen geldt. De Heer roept altijd op om uit zichzelf te treden en wat men bezit met anderen te delen, te beginnen bij het kostbaarste bezit dat het geloof is. In het licht van de missie-opdracht zal men de waarde moeten afmeten van de organisaties, bewegingen, parochies en werken van apostolaat van de Kerk. Alleen als de christelijke gemeenschap missionerend wordt, zal zij haar innerlijke verdeeldheid en spanning kunnen overwinnen en haar eenheid en geloofskracht kunnen terugvinden.
De missiekrachten die uit andere kerken en landen komen, moeten werken in gemeenschap met de plaatselijke krachten voor de ontwikkeling van de christelijke gemeenschap. Het is speciaal hun taak om altijd, volgens de aanwijzingen van de bisschoppen en in samenwerking met de verantwoordelijken ter plaatse, de verspreiding van het geloof en de uitbreiding van de Kerk te bevorderen in niet-christelijke omgevingen en groeperingen. Het is ook hun taak om de plaatselijke kerken te bezielen met missiegeest, zodat de pastorale zorg steeds samengaat met de zorg voor de missie ad gentes. Dan zal iedere Kerk waarlijk de zorg van Christus tot de hare maken, die zich geheel aan zijn kudde geeft, maar tegelijk denkt aan de “andere schapen die niet uit deze schaapstal zijn” (Joh. 10, 16)[b:Joh. 10, 16].
Referenties naar alinea 49: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Samaritanus Bonus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
50
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
"Die zorg zal een motief en een stimulans vormen voor een hernieuwde oecumenische inspanning. De banden die er zijn tussen de oecumenische activiteit en de missieactiviteit maken het nodig twee daarmee samenhangende factoren in aanmerking te nemen. Van de ene kant moet men erkennen dat «de verdeeldheid van de christenen afbreuk doet aan de Heilige zaak van de verkondiging van het evangelie aan heel de schepping en voor velen de toegang tot het geloof afsluit" Ad Gentes Divinitus, 6[[703|6]]. Het feit dat de Blijde Boodschap van de verzoening verkondigd wordt door christenen die onderling verdeeld zijn, verzwakt hun getuigenis en daarom is het dringend noodzakelijk te werken voor de eenheid van de christenen, opdat de missieactiviteit meer doeltreffend kan zijn. Tegelijk moet men niet vergeten dat de inspanningen voor de eenheid op zich een teken vormen van het werk van de verzoening dat God onder de mensen voltrekt.
Van de andere kant is het waar dat allen die het doopsel in Christus ontvangen hebben in een zekere, zij het niet volkomen gemeenschap met elkaar staan. Het is op grond hiervan dat het Concilie de aanwijzing heeft gegeven “dat de katholieken, met uitsluiting van iedere schijn zowel van onverschilligheid en verwarring als van ongezonde naijver, overeenkomstig de richtlijnen van het decreet over de katholieke deelneming aan de oecumenische beweging met de van hen gescheiden broeders broederlijk samenwerken door een gemeenschappelijke belijdenis, voor zover aanwezig, van het geloof in God en in Jezus Christus ten overstaan van de volkeren en door samenwerking zowel op sociaal en technisch als op cultureel en godsdienstig gebied” Ad Gentes Divinitus, 15[[703|15]] vgl: Unitatis Redintegratio, 3[[[618|3]]].
De oecumenische activiteit en het eensgezind getuigen van Christus door de christenen die tot verschillende kerken en kerkelijke gemeenschappen behoren, hebben reeds overvloedige vruchten voortgebracht. Maar het is steeds dringender dat zij samenwerken en samen getuigen in deze tijd waarin christelijke en parachristelijke sekten verwarring zaaien door hun acties. De uitbreiding van deze sekten vormt een bedreiging voor de katholieke Kerk en voor alle kerkelijke gemeenschappen waarmee zij een dialoog onderhoudt. Overal waar dit mogelijk is en volgens de plaatselijke omstandigheden zal het antwoord van de christenen ook oecumenisch kunnen zijn.
Van de andere kant is het waar dat allen die het doopsel in Christus ontvangen hebben in een zekere, zij het niet volkomen gemeenschap met elkaar staan. Het is op grond hiervan dat het Concilie de aanwijzing heeft gegeven “dat de katholieken, met uitsluiting van iedere schijn zowel van onverschilligheid en verwarring als van ongezonde naijver, overeenkomstig de richtlijnen van het decreet over de katholieke deelneming aan de oecumenische beweging met de van hen gescheiden broeders broederlijk samenwerken door een gemeenschappelijke belijdenis, voor zover aanwezig, van het geloof in God en in Jezus Christus ten overstaan van de volkeren en door samenwerking zowel op sociaal en technisch als op cultureel en godsdienstig gebied” Ad Gentes Divinitus, 15[[703|15]] vgl: Unitatis Redintegratio, 3[[[618|3]]].
De oecumenische activiteit en het eensgezind getuigen van Christus door de christenen die tot verschillende kerken en kerkelijke gemeenschappen behoren, hebben reeds overvloedige vruchten voortgebracht. Maar het is steeds dringender dat zij samenwerken en samen getuigen in deze tijd waarin christelijke en parachristelijke sekten verwarring zaaien door hun acties. De uitbreiding van deze sekten vormt een bedreiging voor de katholieke Kerk en voor alle kerkelijke gemeenschappen waarmee zij een dialoog onderhoudt. Overal waar dit mogelijk is en volgens de plaatselijke omstandigheden zal het antwoord van de christenen ook oecumenisch kunnen zijn.
Referenties naar alinea 50: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 De “kerkelijke basisgemeenschappen” een kracht voor de evangelisatie
51
Een verschijnsel dat een snelle groei kent in de jonge kerken en door de bisschoppen en de bisschoppenconferenties soms als prioriteit van de pastoraal bevorderd wordt, zijn de kerkelijke basisgemeenschappen, die ook onder andere namen bekend zijn en bewijzen dat zij centra van christelijke vorming en missionaire uitstraling zijn. Het gaat om groepen christenen, in gezinnen of andere milieus van beperkte omvang, die bijeenkomen voor gebed, Schriftlezing en catechese, om samen de menselijke en kerkelijke problemen te delen met het oog op een gemeenschappelijke inzet. Zij zijn een teken van de vitaliteit van de Kerk, een instrument voor vorming en evangelisatie en een krachtig uitgangspunt voor een nieuwe maatschappij die gebaseerd is op de “beschaving van de liefde”. Die basisgemeenschappen zijn decentralisaties en geledingen van de parochiegemeenschap waarmee zij steeds verenigd blijven. Zij hebben hun wortels in de volksklasse en het plattelandsmilieu en worden zuurdeeg van christelijk leven, van aandacht voor de laatsten en van inzet voor verandering van de maatschappij. De afzonderlijke christen doet daarin de ervaring van gemeenschap op, waardoor ook hij zich een actief element voelt en aangespoord wordt om zijn medewerking te verlenen aan de inzet van allen. Op deze wijze zijn de basisgemeenschappen werktuig van evangelisatie en eerste verkondiging en bron van nieuw dienstbetoon, terwijl zij, bezield door de liefde van Christus, ook laten zien hoe men verdeeldheid, rivaliteit tussen stammen en racisme kan overwinnen.
Iedere gemeenschap die christelijk wil zijn, moet gefundeerd zijn op Christus en in Hem leven, door te luisteren naar het Woord van God, door gebed waarin de Eucharistie centraal staat, door gemeenschap die zich uitdrukt in eenheid van hart en ziel en in het delen van wat men bezit volgens de behoeften van de leden (Hand. 2, 42-47)[[b:Hand. 2, 42-47]].
Paulus VI heeft eraan herinnerd dat iedere gemeenschap moet leven in eenheid met de particuliere kerk en de universele Kerk, in oprechte vereniging met de herders en het gezag, zich moet inzetten voor de missionaire uitstraling en moet vermijden zich af te sluiten en te laten gebruiken als werktuig van ideologieën vgl: Evangelii Nuntiandi, 58[[[519|58]]]. En de bisschoppensynode heeft verklaard: “Aangezien de Kerk een gemeenschap is, zijn de basisgemeenschappen, als zij werkelijk in eenheid met de Kerk leven, een echte uitdrukking van gemeenschap en een instrument voor het uitbouwen van een diepere gemeenschap. Daarom zijn zij reden van grote hoop voor het leven van de Kerk” Buitengewone bijeenkomst van...Buitengewone bijeenkomst van de synode der bisschoppen, Eindrapport, II, C, 6..
Iedere gemeenschap die christelijk wil zijn, moet gefundeerd zijn op Christus en in Hem leven, door te luisteren naar het Woord van God, door gebed waarin de Eucharistie centraal staat, door gemeenschap die zich uitdrukt in eenheid van hart en ziel en in het delen van wat men bezit volgens de behoeften van de leden (Hand. 2, 42-47)[[b:Hand. 2, 42-47]].
Paulus VI heeft eraan herinnerd dat iedere gemeenschap moet leven in eenheid met de particuliere kerk en de universele Kerk, in oprechte vereniging met de herders en het gezag, zich moet inzetten voor de missionaire uitstraling en moet vermijden zich af te sluiten en te laten gebruiken als werktuig van ideologieën vgl: Evangelii Nuntiandi, 58[[[519|58]]]. En de bisschoppensynode heeft verklaard: “Aangezien de Kerk een gemeenschap is, zijn de basisgemeenschappen, als zij werkelijk in eenheid met de Kerk leven, een echte uitdrukking van gemeenschap en een instrument voor het uitbouwen van een diepere gemeenschap. Daarom zijn zij reden van grote hoop voor het leven van de Kerk” Buitengewone bijeenkomst van...Buitengewone bijeenkomst van de synode der bisschoppen, Eindrapport, II, C, 6..
Referenties naar alinea 51: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 7 Het Evangelie gestalte geven in de culturen van de volkeren
52
Vita Consecrata ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Amoris Laetitia ->=geentekst=
De Kerk, die haar missieactiviteit onder de volkeren ontplooit, ontmoet verschillende culturen en wordt betrokken in het proces van inculturatie. Dat is een eis die heel haar weg in de geschiedenis getekend heeft, maar nu bijzonder sterk en dringend is.
Het proces van de inplanting van de Kerk in de culturen van de volken vraagt veel tijd; het gaat niet om een louter uiterlijke aanpassing, aangezien de inculturatie “de omvorming van de authentieke culturele waarden betekent door middel van de integratie daarvan in het christendom en het wortelschieten van het christendom in de verschillende culturen” Buitengewone bijeenkomst van...Buitengewone bijeenkomst van de synode der bisschoppen, Eindrapport, II, D, 4.. Het is dus een diepgaand en allesomvattend proces dat zowel de christelijke boodschap als de reflectie en de praktijk van de Kerk aangaat. Maar het is ook een moeilijk proces, want het moet op geen enkele wijze de eigenheid en de volledigheid van het christelijke geloof in gevaar brengen.
Door de inculturatie geeft de Kerk gestalte aan het evangelie in de verschillende culturen en voert zij tegelijk de volkeren met hun culturen binnen in haar eigen gemeenschap vgl: Catechesi Tradendae, 53[[[572|53]]] vgl: Slavorum Apostoli, 21[[[1184|21]]]; zij draagt er de evangelische waarden aan over, neemt het goede ervan op en vernieuwt ze van binnen uit vgl: Evangelii Nuntiandi, 20[[[519|20]]]. Van de andere kant toont de Kerk door de inculturatie op meer begrijpelijke wijze wat zij is en wordt zij een meer geschikt werktuig voor de missie.
Dank zij dit werk in de plaatselijke kerken wordt de universele Kerk verrijkt met uitdrukkingsmiddelen en waarden in de verschillende sectoren van het christelijke leven, zoals de evangelisatie, de eredienst, de theologie en de beoefening van naastenliefde. Zij kent nog beter het mysterie van Christus en drukt het juister uit, terwijl zij aangespoord wordt tot een voortdurende vernieuwing. Deze thema’s, die men aantreft in het Concilie en in het latere kerkelijke onderricht, heb ik herhaaldelijk ter sprake gebracht tijdens mijn pastorale bezoeken aan de jonge kerken AAS 72 (1980), 432-435[[2671|(4-6)]] AAS 72 (1980), 497[[2672|(6)]] AAS 78 (1986), 784v.[[2673|(5)]] AAS 79 (1987), 105v.[[2674|(7-8)]] vgl: Slavorum Apostoli, 21-22[[[1184|21-22]]]
De inculturatie is een langzame tocht die heel het missieleven vergezelt en vanaf het begin een uitdaging vormt voor de verschillende werkers van de missie ad gentes, voor de christelijke gemeenschappen naarmate deze zich ontwikkelen, en voor de herders die verantwoordelijk zijn voor het onderscheiden en het stimuleren van de verwerkelijking ervan vgl: Ad Gentes Divinitus, 22[[[703|22]]]
Het proces van de inplanting van de Kerk in de culturen van de volken vraagt veel tijd; het gaat niet om een louter uiterlijke aanpassing, aangezien de inculturatie “de omvorming van de authentieke culturele waarden betekent door middel van de integratie daarvan in het christendom en het wortelschieten van het christendom in de verschillende culturen” Buitengewone bijeenkomst van...Buitengewone bijeenkomst van de synode der bisschoppen, Eindrapport, II, D, 4.. Het is dus een diepgaand en allesomvattend proces dat zowel de christelijke boodschap als de reflectie en de praktijk van de Kerk aangaat. Maar het is ook een moeilijk proces, want het moet op geen enkele wijze de eigenheid en de volledigheid van het christelijke geloof in gevaar brengen.
Door de inculturatie geeft de Kerk gestalte aan het evangelie in de verschillende culturen en voert zij tegelijk de volkeren met hun culturen binnen in haar eigen gemeenschap vgl: Catechesi Tradendae, 53[[[572|53]]] vgl: Slavorum Apostoli, 21[[[1184|21]]]; zij draagt er de evangelische waarden aan over, neemt het goede ervan op en vernieuwt ze van binnen uit vgl: Evangelii Nuntiandi, 20[[[519|20]]]. Van de andere kant toont de Kerk door de inculturatie op meer begrijpelijke wijze wat zij is en wordt zij een meer geschikt werktuig voor de missie.
Dank zij dit werk in de plaatselijke kerken wordt de universele Kerk verrijkt met uitdrukkingsmiddelen en waarden in de verschillende sectoren van het christelijke leven, zoals de evangelisatie, de eredienst, de theologie en de beoefening van naastenliefde. Zij kent nog beter het mysterie van Christus en drukt het juister uit, terwijl zij aangespoord wordt tot een voortdurende vernieuwing. Deze thema’s, die men aantreft in het Concilie en in het latere kerkelijke onderricht, heb ik herhaaldelijk ter sprake gebracht tijdens mijn pastorale bezoeken aan de jonge kerken AAS 72 (1980), 432-435[[2671|(4-6)]] AAS 72 (1980), 497[[2672|(6)]] AAS 78 (1986), 784v.[[2673|(5)]] AAS 79 (1987), 105v.[[2674|(7-8)]] vgl: Slavorum Apostoli, 21-22[[[1184|21-22]]]
De inculturatie is een langzame tocht die heel het missieleven vergezelt en vanaf het begin een uitdaging vormt voor de verschillende werkers van de missie ad gentes, voor de christelijke gemeenschappen naarmate deze zich ontwikkelen, en voor de herders die verantwoordelijk zijn voor het onderscheiden en het stimuleren van de verwerkelijking ervan vgl: Ad Gentes Divinitus, 22[[[703|22]]]
Referenties naar alinea 52: 9
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Vita Consecrata ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Doctrinaire notitie over enige aspecten van de Evangelisering ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Amoris Laetitia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
53
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
De missionarissen die uit andere kerken en landen komen, moeten de conditionering door de omgeving waaruit zij komen overstijgen en zich inpassen in de socio-culturele wereld van hen tot wie zij gezonden zijn. Zo moeten zij de taal leren van de streek waar zij werken, de meest belangrijke uitdrukkingsvormen van die cultuur leren kennen en door directe ervaring de waarden daarvan ontdekken. Alleen met deze kennis kunnen zij op geloofwaardige en vruchtbare wijze aan de volkeren de kennis brengen van het verborgen mysterie (Rom. 16, 25-27; Ef. 3, 5)[[b:Rom. 16, 25-27; Ef. 3, 5]].
Het gaat er voor hen zeker niet om hun eigen culturele identiteit te verloochenen, maar de cultuur van de omgeving waarin zij werken te begrijpen, te waarderen, te bevorderen en te evangeliseren en in staat te zijn daarmee werkelijk contact te hebben en zich een levensstijl eigen te maken die teken is van evangelisch getuigenis en van solidariteit met het volk.
De kerkelijke gemeenschappen die zich door het Evangelie geïnspireerd vormen, zullen geleidelijk de eigen christelijke ervaring kunnen uitdrukken in oorspronkelijke vormen en gestalten die overeenkomen met de eigen culturele tradities, zij het altijd in overeenstemming met de objectieve eisen van het geloof zelf. Hiervoor zullen de particuliere kerken van het betreffende gebied met elkaar vgl: Ad Gentes Divinitus, 22[[[703|22]]] en met heel de Kerk moeten samenwerken, vooral met betrekking tot de meest delicate sectoren van de inculturatie, in de overtuiging dat zij alleen als ze aandacht hebben zowel voor de universele Kerk als voor de particuliere kerken in staat zullen zijn om de geloofsschat te vertolken in de wettige verscheidenheid van de uitdrukkingsvormen daarvan vgl: Evangelii Nuntiandi, 64[[[519|64]]] vgl: Evangelii Nuntiandi, 55[[[519|55]]]. Daarom zullen de geëvangeliseerde groepen de elementen aanreiken voor een "vertaling" van de evangelische boodschap vgl: De particuliere kerken "hebben de opgave om het wezenlijke van de evangelische boodschap in zich op te nemen en het vervolgens, zonder de minste verandering van haar fundamentele waarheid, om te zetten in de taal die door deze mens wordt verstaan, en dus om het evangelie in diezelfde taal te verkondigen.” {…} "En de term 'taal' moet hier niet zozeer in de semantische of letterlijke zin worden verstaan als wel in wat men zou kunnen noemen de antropologische of culturele zin."[[[519|63]]] vgl: Evangelii Nuntiandi, 53[[[519|53]]], rekening houdend met de positieve inbreng van de verschillende culturen waarmee het christendom in de loop der eeuwen in contact is gekomen, maar zonder de gevaren van vervalsing van de geloofsschat te vergeten die zich soms voorgedaan hebben vgl: De Christologische definities en het geloof van de Kerk in onze tijd[[[1221]]].
Het gaat er voor hen zeker niet om hun eigen culturele identiteit te verloochenen, maar de cultuur van de omgeving waarin zij werken te begrijpen, te waarderen, te bevorderen en te evangeliseren en in staat te zijn daarmee werkelijk contact te hebben en zich een levensstijl eigen te maken die teken is van evangelisch getuigenis en van solidariteit met het volk.
De kerkelijke gemeenschappen die zich door het Evangelie geïnspireerd vormen, zullen geleidelijk de eigen christelijke ervaring kunnen uitdrukken in oorspronkelijke vormen en gestalten die overeenkomen met de eigen culturele tradities, zij het altijd in overeenstemming met de objectieve eisen van het geloof zelf. Hiervoor zullen de particuliere kerken van het betreffende gebied met elkaar vgl: Ad Gentes Divinitus, 22[[[703|22]]] en met heel de Kerk moeten samenwerken, vooral met betrekking tot de meest delicate sectoren van de inculturatie, in de overtuiging dat zij alleen als ze aandacht hebben zowel voor de universele Kerk als voor de particuliere kerken in staat zullen zijn om de geloofsschat te vertolken in de wettige verscheidenheid van de uitdrukkingsvormen daarvan vgl: Evangelii Nuntiandi, 64[[[519|64]]] vgl: Evangelii Nuntiandi, 55[[[519|55]]]. Daarom zullen de geëvangeliseerde groepen de elementen aanreiken voor een "vertaling" van de evangelische boodschap vgl: De particuliere kerken "hebben de opgave om het wezenlijke van de evangelische boodschap in zich op te nemen en het vervolgens, zonder de minste verandering van haar fundamentele waarheid, om te zetten in de taal die door deze mens wordt verstaan, en dus om het evangelie in diezelfde taal te verkondigen.” {…} "En de term 'taal' moet hier niet zozeer in de semantische of letterlijke zin worden verstaan als wel in wat men zou kunnen noemen de antropologische of culturele zin."[[[519|63]]] vgl: Evangelii Nuntiandi, 53[[[519|53]]], rekening houdend met de positieve inbreng van de verschillende culturen waarmee het christendom in de loop der eeuwen in contact is gekomen, maar zonder de gevaren van vervalsing van de geloofsschat te vergeten die zich soms voorgedaan hebben vgl: De Christologische definities en het geloof van de Kerk in onze tijd[[[1221]]].
Referenties naar alinea 53: 6
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
54
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Naar een authentieke interpretatie van Sacrosanctum Concilium ->=geentekst=
Wat dit betreft blijven bepaalde aanwijzingen fundamenteel. Om correct te verlopen moet de inculturatie geleid worden door een tweevoudig beginsel; de verenigbaarheid met het evangelie en de gemeenschap met de universele Kerk waar geschreven wordt over de inculuratie “in het kader van het huwelijk en het gezin”[[267|10]]. De bisschoppen, die de behoeders van het “geloofspand” zijn, zullen zorg dragen voor de trouw daaraan en vooral voor de onderscheiding Evangelii Nuntiandi, 63-65[[519|63-65]], waarvoor een diepe evenwichtigheid nodig is; het gevaar bestaat immers dat men onkritisch overgaat van een soort vervreemding van de cultuur naar een overschatting ervan. De cultuur is een voortbrengsel van de mens en is dus door de zonde getekend. Ook zij moet “geheeld, verheven en tot voltooiing gebracht worden” Lumen Gentium, 17[[617|17]]. Dit proces heeft geleidelijkheid nodig, zó dat het werkelijk uitdrukking is van de christelijke ervaring van de gemeenschap, Paulus VI heeft in Kampala gezegd: “Er zal een incubatie nodig zijn van het christelijk mysterie in de aard van uw volk, opdat zijn eigen stem zich met meer klaarheid en vrijmoedigheid op harmonieuze wijze verheft in het koor van de stemmen van de universele Kerk” Tot de deelnemers aan het symposium van de bisschoppen van Afrika te Kampala, (2)[[1222|(2)]]. Ten slotte moet heel het volk Gods betrokken worden bij de inculturatie, niet slechts enige deskundigen, want, zoals men weet, weerspiegelt het volk de echte geloofszin, die nooit uit het oog verloren moet worden.
De inculturatie moet wel geleid en gestimuleerd maar niet geforceerd worden, om geen negatieve reacties bij de christenen op te wekken; zij moet uitdrukking zijn van het leven van de gemeenschap, d.w.z. rijpen in de schoot van de gemeenschap, en niet uitsluitend de vrucht zijn van geleerde studies. Het behoud van de traditionele waarden is het resultaat van een volwassen geloof.
De inculturatie moet wel geleid en gestimuleerd maar niet geforceerd worden, om geen negatieve reacties bij de christenen op te wekken; zij moet uitdrukking zijn van het leven van de gemeenschap, d.w.z. rijpen in de schoot van de gemeenschap, en niet uitsluitend de vrucht zijn van geleerde studies. Het behoud van de traditionele waarden is het resultaat van een volwassen geloof.
Referenties naar alinea 54: 6
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Naar een authentieke interpretatie van Sacrosanctum Concilium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 8 De dialoog met de broeders van andere godsdiensten
55
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
De pastorale zorg voor migranten: Onderdeel van de missie van de Kerk in deze tijd ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Relatio Synodi - Familiesynode 2014 ->=geentekst=
Relatio Finalis - Synode 2015 ->=geentekst=
De dialoog tussen de godsdiensten maakt deel uit van de evangeliserende missie van de Kerk. Als methode en middel voor wederzijdse kennis en verrijking is hij niet in tegenspraak met de missie ad gentes, maar heeft hij daarmee speciale banden en is hij er uitdrukking van. Die missie is immers bestemd voor de mensen die Christus en zijn evangelie niet kennen en merendeels tot andere godsdiensten behoren. In Christus roept God alle volkeren tot zich; Hij wil hun de volheid van zijn openbaring en zijn liefde meedelen; Hij laat niet na op vele wijzen tegenwoordig te komen, niet alleen in de afzonderlijke individuen maar ook in de volkeren, door middel van hun geestelijke rijkdommen, waarvan de godsdiensten de belangrijkste en wezenlijke uitdrukking zijn, ook al bevatten zij “leemten, onvolkomenheden en dwalingen” Salvete, 64[[166|64]] vgl: Nostra Aetate, 2[[[610|2]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 9[[[703|9]]] vgl: Evangelii Nuntiandi, 53[[[519|53]]]. Het Concilie en het latere kerkelijke onderricht hebben dit uitgebreid benadrukt, eraan vasthoudend dat het heil van Christus komt en dat de dialoog niet ontstaat van de evangelisatie vgl: Ecclesiam Suam[[[91]]] vgl: Nostra Aetate, 2[[[610|2]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 11,41[[[703|11.41]]] vgl: De houding van de Kerken opzichte van de volgelingen van andere godsdiensten (Overwegingen en oriënteringen omtrent dialoog en missie)[[[1223]]] In het licht van de heilseconomie ziet de Kerk geen tegenstelling tussen de verkondiging van Christus en de dialoog tussen de godsdiensten, maar voelt zij de noodzaak deze te verenigen in het kader van haar missie ad gentes. Het is nodig dat deze twee elementen zowel hun innerlijk verband als hun onderscheid bewaren; daarom moeten zij niet worden verward noch misbruikt zich gelijkwaardig geacht, alsof zij onderling verwisselbaar waren.
Onlangs heb ik aan de bisschoppen van Azië geschreven: “Ook al erkent de Kerk graag al wat waar en heilig is in de godsdienstige tradities van het boeddhisme, het hindoeïsme en de islam, die weerspiegelingen zijn van de waarheid welke alle mensen verlicht, toch vermindert dat niet haar plicht en haar besluit om zonder aarzelen Jezus Christus te verkondigen, die de weg, de waarheid en het leven is (...). Het feit dat de volgelingen van andere godsdiensten Gods genade kunnen ontvangen en door Christus gered kunnen worden onafhankelijk van de gewone middelen die Hij heeft ingesteld, maakt hij absoluut niet de oproep ongedaan tot het geloof en het doopsel, die God voor alle volkeren wil” Aan de bisschoppen van Azië ter gelegenheid van de vijfde plenaire vergadering van de Federatie van de Aziatische Bisschoppenconferenties, (4)[[1224|(4)]]. Inderdaad heeft Christus zelf “uitdrukkelijk de noodzakelijkheid van het geloof en het doopsel afgekondigd (...) en daardoor de noodzakelijkheid van de Kerk bevestigd, waarin de mensen door de poort van het Doopsel binnengaan” Lumen Gentium, 14[[617|14]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 7[[[703|7]]]. De dialoog moet geleid en verwerkelijkt worden met de overtuiging dat de Kerk de gewone weg van het heil is en dat alleen zij de gehele volheid van de heilsmiddelen bezit vgl: Unitatis Redintegratio, 3[[[618|3]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 7[[[703|7]]].
Onlangs heb ik aan de bisschoppen van Azië geschreven: “Ook al erkent de Kerk graag al wat waar en heilig is in de godsdienstige tradities van het boeddhisme, het hindoeïsme en de islam, die weerspiegelingen zijn van de waarheid welke alle mensen verlicht, toch vermindert dat niet haar plicht en haar besluit om zonder aarzelen Jezus Christus te verkondigen, die de weg, de waarheid en het leven is (...). Het feit dat de volgelingen van andere godsdiensten Gods genade kunnen ontvangen en door Christus gered kunnen worden onafhankelijk van de gewone middelen die Hij heeft ingesteld, maakt hij absoluut niet de oproep ongedaan tot het geloof en het doopsel, die God voor alle volkeren wil” Aan de bisschoppen van Azië ter gelegenheid van de vijfde plenaire vergadering van de Federatie van de Aziatische Bisschoppenconferenties, (4)[[1224|(4)]]. Inderdaad heeft Christus zelf “uitdrukkelijk de noodzakelijkheid van het geloof en het doopsel afgekondigd (...) en daardoor de noodzakelijkheid van de Kerk bevestigd, waarin de mensen door de poort van het Doopsel binnengaan” Lumen Gentium, 14[[617|14]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 7[[[703|7]]]. De dialoog moet geleid en verwerkelijkt worden met de overtuiging dat de Kerk de gewone weg van het heil is en dat alleen zij de gehele volheid van de heilsmiddelen bezit vgl: Unitatis Redintegratio, 3[[[618|3]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 7[[[703|7]]].
Referenties naar alinea 55: 14
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
Dominus Iesus ->=geentekst=
De pastorale zorg voor migranten: Onderdeel van de missie van de Kerk in deze tijd ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Relatio Synodi - Familiesynode 2014 ->=geentekst=
Relatio Finalis - Synode 2015 ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
56
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Missie is de verkondiging van vergeving’ ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
De dialoog vloeit niet voort uit tactiek of eigenbelang, maar is een activiteit met eigen motieven, eisen en waardigheid. Hij is een vereiste van de diepe eerbied voor al wat de Geest, die blaast waarheen Hij wil, in iedere mens heeft uitgewerkt vgl: Redemptor Hominis, 12[[[237|12]]]. Door de dialoog wil de Kerk de “zaden van het Woord” vgl: Ad Gentes Divinitus, 11,15[[[703|11.15]]] en de stralen “van die Waarheid welke alle mensen verlicht” vgl: Nostra Aetate, 2[[[610|2]]], ontdekken, zaden en stralen die zich bevinden in de personen en in de godsdienstige tradities van de mensheid. De dialoog is gebaseerd op hoop en liefde en zal vrucht dragen in de Geest. De andere godsdiensten vormen een positieve uitdaging voor de Kerk. Zij sporen haar namelijk aan zowel om de tekenen van de tegenwoordigheid van Christus en de werking van de Heilige Geest te ontdekken en te herkennen als om de eigen identiteit te verdiepen en te getuigen van de openbaring, waarvan zij beheerster is voor het welzijn van allen. Hieruit vloeit de geest voort welke de dialoog moet beheersen in het kader van de missie. De gesprekspartner moet consequent zijn in zijn godsdienstige traditie en overtuiging en de openheid hebben om die van de ander te begrijpen, zonder te veinzen of zich af te sluiten, maar met waarheid, nederigheid en eerlijkheid, in de wetenschap dat de dialoog eenieder kan verrijken. Men moet beslist niet verkeerdelijk toegeeflijk of ironisch zijn, maar voor elkaar getuigenis afleggen voor een gemeenschappelijke vooruitgang op de weg van het religieuze zoeken en ervaren en tevens voor het overwinnen van vooroordelen, onverdraagzaamheid en misverstanden. De dialoog streeft naar innerlijke zuivering en bekering die, als zij in volgzaamheid aan de Geest nagestreefd worden, geestelijk vruchtbaar zullen zijn.
Referenties naar alinea 56: 5
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=
Missie is de verkondiging van vergeving’ ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
57
Er opent zich een uitgestrekt veld voor de dialoog, die veelvoudige vormen en uitdrukkingen kan aannemen: van de uitwisseling tussen deskundigen of officiële vertegenwoordigers van de godsdienstige tradities tot aan de samenwerking voor de integrale ontwikkeling en het behoud van de godsdienstige waarden; van de mededeling van de respectieve geestelijke ervaringen tot aan de zogenaamde “levensdialoog” waardoor de gelovigen van de verschillende godsdiensten in het dagelijkse leven voor elkaar getuigen van de eigen menselijke en geestelijke waarden en elkaar helpen daarnaar te leven teneinde een meer rechtvaardige en broederlijke maatschappij op te bouwen. Alle gelovigen en de christelijke gemeenschappen worden geroepen om de dialoog in praktijk te brengen, zij het niet in dezelfde mate en vorm. Onmisbaar is daarvoor de inbreng van de leken, die “door het voorbeeld van hun leven en door hun activiteit (...) de verbetering kunnen bevorderen van de betrekkingen tussen de volgelingen van de verschillende godsdiensten” Christifideles laici, 35[[692|35]], terwijl sommigen van hen ook zullen kunnen bijdragen door wetenschappelijk onderzoek en studie vgl: Ad Gentes Divinitus, 41[[[703|41]]].
Omdat ik weet dat vele missionarissen en christelijke gemeenschappen in de moeilijke en vaak onbegrepen weg van de dialoog de enige manier vinden om oprecht getuigenis af te leggen van Christus en om de mens edelmoedig te dienen, wil ik hen aanmoedigen om met geloof en liefde te volharden, ook daar waar hun inspanningen geen aandacht en respons vinden. De dialoog is een weg naar het Rijk en zal zeker zijn vruchten afwerpen, ook al worden uur en dag door de Vader vastgesteld (Hand. 1,7)[[b:Hand. 1,7]].
Omdat ik weet dat vele missionarissen en christelijke gemeenschappen in de moeilijke en vaak onbegrepen weg van de dialoog de enige manier vinden om oprecht getuigenis af te leggen van Christus en om de mens edelmoedig te dienen, wil ik hen aanmoedigen om met geloof en liefde te volharden, ook daar waar hun inspanningen geen aandacht en respons vinden. De dialoog is een weg naar het Rijk en zal zeker zijn vruchten afwerpen, ook al worden uur en dag door de Vader vastgesteld (Hand. 1,7)[[b:Hand. 1,7]].
Referenties naar alinea 57: 1
Het Christendom en de godsdiensten ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 9 De ontwikkeling bevorderen door de gewetens op te voeden
58
De missie ad gentes ontvouwt zich ook nu nog grotendeels in de streken van het Zuiden van de wereld, waar de actie voor de integrale ontwikkeling en de bevrijding uit iedere vorm van onderdrukking dringender is. De Kerk heeft altijd in de volkeren die zij geëvangeliseerd heeft, de prikkel tot vooruitgang weten op te wekken en de missionarissen worden nu meer dan in het verleden erkend als promotors van de ontwikkeling door regeringen en internationale deskundigen, die dikwijls bewondering hebben voor het feit dat men met schaarse middelen opmerkelijke resultaten verkrijgt. In de encycliek Sollicitudo Rei Socialis[350] heb ik verklaard dat “de Kerk geen technische oplossingen kan aanreiken voor het probleem van de onderontwikkeling als zodanig”, maar “haar eerste bijdrage levert tot de oplossing van het dringende probleem van de ontwikkeling als zij de waarheid over Christus, over zichzelf en over de mens verkondigt en toepast op een concrete situatie” Sollicitudo Rei Socialis, 41[[350|41]]. De conferentie van de bisschoppen van Latijns Amerika in Puebla heeft verklaard dat “de beste dienst aan de broeder de evangelisatie is, die hem in staat stelt zichzelf te verwerkelijken als kind van God, bevrijdt van de onrechtvaardigheden en integraal vooruit helpt” Documenten van de derde...Documenten van de derde algemene bijeenkomst van het episcopaat van het Latijns amerika te Puebla (1979), 4760 (1145). Het is niet de zending van de Kerk om direct te werken op het economische, technische of politieke vlak of om materieel bij te dragen tot de ontwikkeling; deze zending bestaat wezenlijk in het aanbieden aan de volkeren van een “meer zijn”, niet van een “meer hebben”, door met het evangelie de gewetens wakker te maken. “De authentieke menselijke ontwikkeling moet geworteld zijn in een steeds diepere evangelisatie” Paus Johannes Paulus II,...Paus Johannes Paulus II, Toespraak tot de bisschoppen, priesters en religieuzen te Jakarta (10 oktober 1989),5: L’Osservatore Romano, 11-10-1989
De Kerk en de missionarissen bevorderen ook de ontwikkeling door hun scholen, ziekenhuizen, drukkerijen, universiteiten, experimentele agrarische bedrijven, enz. De ontwikkeling van een volk volgt echter niet op de eerste plaats uit geld, materiele hulp en technische structuren, maar uit de gewetensvorming en de rijping van mentaliteit en zeden. De mens is de protagonist van de ontwikkeling, niet het geld of de techniek. De Kerk voedt de gewetens op door aan de volken de God te openbaren die zij zoeken maar niet kennen, alsmede de grootheid van de mens die geschapen is als beeld van God en door Hem bemind wordt, de gelijkheid van alle mensen als kinderen van God, de heerschappij over de geschapen natuur die ten dienste van de mens is gesteld, en de plicht om zich in te zetten voor de ontwikkeling van heel de mens en van alle mensen.
De Kerk en de missionarissen bevorderen ook de ontwikkeling door hun scholen, ziekenhuizen, drukkerijen, universiteiten, experimentele agrarische bedrijven, enz. De ontwikkeling van een volk volgt echter niet op de eerste plaats uit geld, materiele hulp en technische structuren, maar uit de gewetensvorming en de rijping van mentaliteit en zeden. De mens is de protagonist van de ontwikkeling, niet het geld of de techniek. De Kerk voedt de gewetens op door aan de volken de God te openbaren die zij zoeken maar niet kennen, alsmede de grootheid van de mens die geschapen is als beeld van God en door Hem bemind wordt, de gelijkheid van alle mensen als kinderen van God, de heerschappij over de geschapen natuur die ten dienste van de mens is gesteld, en de plicht om zich in te zetten voor de ontwikkeling van heel de mens en van alle mensen.
Referenties naar alinea 58: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
59
Door de evangelische boodschap biedt de Kerk een bevrijdende kracht aan die de ontwikkeling bevordert, juist omdat zij leidt tot de bekering van het hart en van de mentaliteit, de waardigheid van iedere mens doet kennen, bereid maakt tot solidariteit, inzet en dienst voor de broeders, en de mens voegt in Gods plan voor de mensheid, dat de opbouw is van het Rijk van vrede en gerechtigheid reeds in het aardse leven. Het is het bijbelse perspectief van de “nieuwe hemel en de nieuwe aarde” (Jes. 65, 17; Jes. 66, 22; 2 Pt. 3, 13; Openb. 21, 1)[[b:Jes. 65, 17; Jes. 66, 22; 2 Pt. 3, 13; Openb. 21, 1]] dat in de geschiedenis de prikkel en het doel heeft gelegd voor de vooruitgang van de mensheid. De ontwikkeling van de mens komt van God en moet leiden naar God vgl: Populorum Progressio, (14-21,40-41)[[[266|(14-21.40-41)]]] vgl: vv.[[[350|27-36]]]. Daarom is er tussen de verkondiging van het evangelie en de ontwikkeling van de mens een nauwe band. De bijdrage van de Kerk en van haar werk van evangelisatie tot de ontwikkeling van de volkeren heeft niet alleen betrekking op het Zuiden van de wereld, om daar de materiele ellende en de onderontwikkeling te bestrijden, maar ook op het Noorden, dat blootgesteld is aan de morele en geestelijke ellende, die veroorzaakt wordt door de “overontwikkeling” Sollicitudo Rei Socialis, 28[[350|28]]. Een zekere areligieuze moderniteit, die in sommige delen van de wereld heerst, is gebaseerd op het idee dat het, om de mens meer mens te maken, volstaat om de technisch-economische groei na te jagen en te verrijken. Maar een ontwikkeling “zonder ziel“ kan niet voldoende zijn voor de mens en het exces van overvloed is even schadelijk voor hem als het exces van armoede. Het Noorden heeft zo’n “model van ontwikkeling” ontworpen en verspreidt het in het Zuiden waar de zin van godsdienstigheid en de menselijke waarden overspoeld dreigen te worden door de golf van de consumptiementaliteit.
“Verander tegen de honger het leven” is het motto dat opgekomen is in kerkelijke kringen en aan de rijke volken de weg aanwijst om broeders van de armen te worden. Men moet terugkeren naar een meer sober leven dat gunstig is voor een nieuw model van ontwikkeling dat meer aandacht heeft voor de ethische en religieuze waarden. De missieactiviteit brengt aan de armen het licht en de prikkel voor de ware ontwikkeling, terwijl de nieuwe evangelisatie bij de rijken onder andere het bewustzijn moet scheppen dat het moment is gekomen om werkelijk broeders van de armen te worden in de gemeenschappelijke bekering tot de “integrale ontwikkeling” die open staat voor de Absolutie vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 27-34[[[350|27-34]]] vgl: Populorum Progressio, (19-21,41-42)[[[266|(19-21.41-42)]]]
“Verander tegen de honger het leven” is het motto dat opgekomen is in kerkelijke kringen en aan de rijke volken de weg aanwijst om broeders van de armen te worden. Men moet terugkeren naar een meer sober leven dat gunstig is voor een nieuw model van ontwikkeling dat meer aandacht heeft voor de ethische en religieuze waarden. De missieactiviteit brengt aan de armen het licht en de prikkel voor de ware ontwikkeling, terwijl de nieuwe evangelisatie bij de rijken onder andere het bewustzijn moet scheppen dat het moment is gekomen om werkelijk broeders van de armen te worden in de gemeenschappelijke bekering tot de “integrale ontwikkeling” die open staat voor de Absolutie vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 27-34[[[350|27-34]]] vgl: Populorum Progressio, (19-21,41-42)[[[266|(19-21.41-42)]]]
Referenties naar alinea 59: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 10 De liefde bron en maatstaf voor de missie
60
”De Kerk wil in heel de wereld de Kerk van de armen zijn”, heb ik gezegd tijdens mijn bezoek in Brazilië. “Zij wil heel de waarheid opdiepen die vervat ligt in de zaligsprekingen en vooral in de eerste: ‘Zalig de armen van geest’ (...). Zij wil deze waarheid onderrichten en in praktijk brengen, zoals Jezus, die gekomen is om te doen en te leren” Tot de bewoners van de krottenwijk Vidigal te Rio de Janeiro, (4)[[1226|(4)]]. De jonge kerken, die meestal leven onder volken die geteisterd worden door wijdverspreide armoede, drukken deze zorg vaak uit als een integrerend deel van hun zending.
Na herinnerd te hebben aan het voorbeeld van Jezus schrijft de derde conferentie van de bisschoppen van Latijns Amerika, dat “de armen bij voorkeur de aandacht verdienen, onverschillig in welke morele of persoonlijke situatie zij zich bevinden. Het beeld van God in de mensen, die geschapen zijn als beeld en gelijkenis van God om zijn kinderen te zijn, wordt verduisterd en zelfs gekwetst. Daarom verdedigt en bemind God hen. Daaruit volgt dat de missie allereerst bestemd is voor de armen en hun evangelisatie is bij uitstek teken en bewijs van de zending van Jezus” Documenten van de algemene...Documenten van de algemene bijeenkomst van het episcopaat van Latijns Amerika te Puebla (1979), 3757 (1142).
De Kerk die trouw wil zijn aan de geest van de zaligsprekingen, is geroepen tot solidariteit met ieder soort armen en onderdrukten. Daarom vermaan ik alle leerlingen van Christus en alle christelijke gemeenschappen, van de gezinnen tot de bisdommen, van de parochies tot de kloosterinstituten, om op edelmoedige wijze hun leven te herzien in de zin van solidariteit met de armen.
Tevens dank ik de missionarissen, die door hun liefdevolle aanwezigheid en hun nederige dienst werken voor de integrale ontwikkeling van de mens en van de maatschappij door scholen, gezondheidscentra, leprozerieën, verzorgingshuizen voor gehandicapten en bejaarden, initiatieven voor de promotie van de vrouw, e.d. ik dank de priesters, de mannelijke en vrouwelijke religieuzen en de leken voor hun toewijding, terwijl ik de vrijwilligers van particuliere organisaties, die nu steeds talrijker worden en zich wijden aan deze werken van naastenliefde en menselijke vooruitgang, aanmoedig.
Het zijn immers deze liefdewerken die de ziel van heel de missieactiviteit tonen; de liefde, de drijfveer voor de missie is en blijft en ook “de enige maatstaf volgens welke alles gedaan of niet gedaan, veranderd of niet veranderd moet worden. Zij is het beginsel dat iedere daad moet leiden en het doel waarnaar iedere daad moet streven. Als men handelt met het oog op de liefde of geïnspireerd door de liefde, is niets ongepast en alles goed” 31: PL 194,1793[[1225]].
Na herinnerd te hebben aan het voorbeeld van Jezus schrijft de derde conferentie van de bisschoppen van Latijns Amerika, dat “de armen bij voorkeur de aandacht verdienen, onverschillig in welke morele of persoonlijke situatie zij zich bevinden. Het beeld van God in de mensen, die geschapen zijn als beeld en gelijkenis van God om zijn kinderen te zijn, wordt verduisterd en zelfs gekwetst. Daarom verdedigt en bemind God hen. Daaruit volgt dat de missie allereerst bestemd is voor de armen en hun evangelisatie is bij uitstek teken en bewijs van de zending van Jezus” Documenten van de algemene...Documenten van de algemene bijeenkomst van het episcopaat van Latijns Amerika te Puebla (1979), 3757 (1142).
De Kerk die trouw wil zijn aan de geest van de zaligsprekingen, is geroepen tot solidariteit met ieder soort armen en onderdrukten. Daarom vermaan ik alle leerlingen van Christus en alle christelijke gemeenschappen, van de gezinnen tot de bisdommen, van de parochies tot de kloosterinstituten, om op edelmoedige wijze hun leven te herzien in de zin van solidariteit met de armen.
Tevens dank ik de missionarissen, die door hun liefdevolle aanwezigheid en hun nederige dienst werken voor de integrale ontwikkeling van de mens en van de maatschappij door scholen, gezondheidscentra, leprozerieën, verzorgingshuizen voor gehandicapten en bejaarden, initiatieven voor de promotie van de vrouw, e.d. ik dank de priesters, de mannelijke en vrouwelijke religieuzen en de leken voor hun toewijding, terwijl ik de vrijwilligers van particuliere organisaties, die nu steeds talrijker worden en zich wijden aan deze werken van naastenliefde en menselijke vooruitgang, aanmoedig.
Het zijn immers deze liefdewerken die de ziel van heel de missieactiviteit tonen; de liefde, de drijfveer voor de missie is en blijft en ook “de enige maatstaf volgens welke alles gedaan of niet gedaan, veranderd of niet veranderd moet worden. Zij is het beginsel dat iedere daad moet leiden en het doel waarnaar iedere daad moet streven. Als men handelt met het oog op de liefde of geïnspireerd door de liefde, is niets ongepast en alles goed” 31: PL 194,1793[[1225]].
Referenties naar alinea 60: 1
De liefde, ziel van de missie ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 6 De verantwoordelijken en de medewerkers aan de zielzorg in de missie
61
Er is geen getuigenis zonder getuigen, zoals er geen missie is zonder missionarissen. Jezus kiest en zendt mensen als zijn getuigen en apostelen, opdat zij medewerken aan zijn zending en zijn heilswerk voortzetten. “Gij zult (...) mijn getuigen (...) zijn in Jeruzalem, in geheel Judea en Samaria en tot het uiteinde der aarde” (Hand. 1,8)[[b:Hand. 1,8]]. De twaalf zijn de eerste werkers van de universele zending. De apostelen vormen een “college” en zijn door Jezus gekozen om Hem te vergezellen en gezonden te worden “naar de verloren schapen van het huis van Israel”.(Mt. 10, 6)[[b:Mt. 10, 6]]. De collegialiteit verhindert niet dat afzonderlijke personen zich in de groep onderscheiden, zoals Jakobus, Johannes en vooral Petrus, wiens persoon zozeer uitsteekt dat de uitdrukking “Petrus en de overige apostelen” (Hand. 2, 37)[[b:Hand. 2, 37]] gerechtvaardigd is. Dank zij hem openen zich de horizonten van de universele zending, waarin vervolgens Paulus zal uitblinken, die door Gods wil geroepen en gezonden wordt onder de heidenvolken. (Gal. 1, 15-16)[[b:Gal. 1, 15-16]].
Bij de uitbreiding van de beginnende missie vinden wij naast de apostelen andere nederige werkers, die niet vergeten mogen worden; het zijn personen, groepen en gemeenschappen. De gemeente van Antiochië is een typisch voorbeeld van een plaatselijke kerk die van geëvangeliseerd evangeliserend wordt en haar missionarissen uitzendt naar de heidenvolken (Hand. 13, 2-3)[[b:Hand. 13, 2-3]]. In de oerkerk is de missie een taak van de gemeenschap, maar zij kent in haar schoot ook “speciale gezondenen” of “missionarissen die zich wijden aan de heidenvolken”, zoals Paulus en Barnabas.
Bij de uitbreiding van de beginnende missie vinden wij naast de apostelen andere nederige werkers, die niet vergeten mogen worden; het zijn personen, groepen en gemeenschappen. De gemeente van Antiochië is een typisch voorbeeld van een plaatselijke kerk die van geëvangeliseerd evangeliserend wordt en haar missionarissen uitzendt naar de heidenvolken (Hand. 13, 2-3)[[b:Hand. 13, 2-3]]. In de oerkerk is de missie een taak van de gemeenschap, maar zij kent in haar schoot ook “speciale gezondenen” of “missionarissen die zich wijden aan de heidenvolken”, zoals Paulus en Barnabas.
Referenties naar alinea 61: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
62
Wat in het begin van het christendom gedaan is voor de universele zending behoudt ook nu zijn geldigheid en noodzaak. De Kerk is uit haar aard missionair, aangezien de opdracht van Christus niet een toevallig en uiterlijk aspect is, maar het hart zelf van de Kerk raakt. Daaruit volgt dat de gehele Kerk en iedere kerk naar de heidenen wordt gezonden. De jongere kerken moeten juist “om deze missieijver bij de landgenoten te doen bloeien (...) zo spoedig mogelijk daadwerkelijk deelnemen aan de algemene zending van de Kerk door ook zelf, ofschoon zij lijden onder een tekort aan geestelijken, missionarissen te zenden om overal ter aarde het evangelie te verkondigen” Ad Gentes Divinitus, 20[[703|20]]. Vele kerken doen dat al en ik moedig ze levendig aan het te blijven doen. De authentieke en volle missiegeest wordt uitgeoefend in de wezenlijke band van gemeenschap tussen de universele Kerk en de particuliere kerken: “In een wereld die steeds kleiner wordt door het wegvallen van de afstanden, moeten de kerkelijke gemeenschappen met elkaar in verbinding treden, krachten en middelen uitwisselen, zich samen inzetten voor de ene en gemeenschappelijke zending om het evangelie te verkondigen en in praktijk te brengen. De zogenaamde jonge kerken (...) hebben de kracht nodig van de oude, zoals ook zij op hun beurt het getuigenis en de impuls van de jonge nodig hebben zodat de afzonderlijke kerken putten uit de rijkdom van andere kerken” Christifideles laici, 35[[692|35]].
Referenties naar alinea 62: 1
Alle kerken voor alle delen van de wereld ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 De eerst verantwoordelijken van de missieactiviteit
63
Alle kerken voor alle delen van de wereld ->=geentekst=
"Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
Zoals de verrezen Heer de opdracht van de universele zending heeft gegeven aan het college van de apostelen met Petrus als hoofd, zo rust deze verantwoordelijkheid vooral op het college van de bisschoppen met de opvolger van Petrus als hoofd vgl: Ad Gentes Divinitus, 38[[[703|38]]]. Omdat ik mij bewust ben van deze verantwoordelijkheid, voel ik de plicht haar met de bisschoppen te delen in de ontmoetingen met hen met betrekking zowel tot de nieuwe evangelisatie als tot de universele zending.
Ik ben op tocht gegaan op de wegen van de wereld "om het Evangelie te verkondigen, om de broeders in het geloof te bevestigen, om de Kerk te troosten en om de mens te ontmoeten. Het zijn geloofsreizen en telkens weer gelegenheden voor catechese, voor verkondiging van het evangelie en van de apostolische leer welke nu alle lengte- en breedtegraden van onze planeet bereiken vgl: Tot de leden van het Heilig College en tot alle medewerkers van de Romeinse Curie, van Vaticaanstad en van het Vicariaat van Rome, (10)[[[1228|(10)]]].
Mijn broeders de bisschoppen zijn met mij direct verantwoordelijk voor de evangelisatie van de wereld, als leden van het bisschoppencollege en als herders van de particuliere kerken. Wat dit betreft verklaart het Concilie: “De zorg om overal ter wereld het evangelie te verkondigen, berust bij het corps van herders; aan hen allen te samen heeft Christus (...) een gemeenschappelijke plicht opgelegd” vgl: Lumen Gentium, 23[[[617|23]]]. Het zegt ook dat de bisschoppen “niet alleen voor een of ander bisdom maar voor het heil van de hele wereld gewijd” zijn Ad Gentes Divinitus, 38[[703|38]]. Deze collegiale verantwoordelijkheid heeft praktische gevolgen. Ook de bisschoppensynode moet “onder de zaken van algemeen belang bijzonder rekening houden met de missieactiviteit, de grootste en heiligste taak van de Kerk” Ad Gentes Divinitus, 29[[703|29]]
De verantwoordelijkheid strekt zich in verschillende mate uit tot de bisschoppenconferenties en tot hun organisaties op continentaal niveau, die daarom een eigen bijdrage moeten leveren tot de inzet voor de missie Ad Gentes Divinitus, 38[[703|38]].
Ook de missieplicht van iedere bisschop als herder van een particuliere kerk is veelomvattend. Het is zijn taak om, “als bestuurder en centrum van eenheid in het diocesane apostolaat, de missieactiviteit te bevorderen, te leiden en te coördineren (...). Bovendien dient hij ervoor te zorgen, dat de apostolische werkzaamheid niet wordt beperkt tot de reeds bekeerden alleen, maar dat een evenredig deel zowel van het personeel als van de middelen wordt bestemd voor de evangelisering van de niet-christenen” Ad Gentes Divinitus, 30[[703|30]].
Ik ben op tocht gegaan op de wegen van de wereld "om het Evangelie te verkondigen, om de broeders in het geloof te bevestigen, om de Kerk te troosten en om de mens te ontmoeten. Het zijn geloofsreizen en telkens weer gelegenheden voor catechese, voor verkondiging van het evangelie en van de apostolische leer welke nu alle lengte- en breedtegraden van onze planeet bereiken vgl: Tot de leden van het Heilig College en tot alle medewerkers van de Romeinse Curie, van Vaticaanstad en van het Vicariaat van Rome, (10)[[[1228|(10)]]].
Mijn broeders de bisschoppen zijn met mij direct verantwoordelijk voor de evangelisatie van de wereld, als leden van het bisschoppencollege en als herders van de particuliere kerken. Wat dit betreft verklaart het Concilie: “De zorg om overal ter wereld het evangelie te verkondigen, berust bij het corps van herders; aan hen allen te samen heeft Christus (...) een gemeenschappelijke plicht opgelegd” vgl: Lumen Gentium, 23[[[617|23]]]. Het zegt ook dat de bisschoppen “niet alleen voor een of ander bisdom maar voor het heil van de hele wereld gewijd” zijn Ad Gentes Divinitus, 38[[703|38]]. Deze collegiale verantwoordelijkheid heeft praktische gevolgen. Ook de bisschoppensynode moet “onder de zaken van algemeen belang bijzonder rekening houden met de missieactiviteit, de grootste en heiligste taak van de Kerk” Ad Gentes Divinitus, 29[[703|29]]
De verantwoordelijkheid strekt zich in verschillende mate uit tot de bisschoppenconferenties en tot hun organisaties op continentaal niveau, die daarom een eigen bijdrage moeten leveren tot de inzet voor de missie Ad Gentes Divinitus, 38[[703|38]].
Ook de missieplicht van iedere bisschop als herder van een particuliere kerk is veelomvattend. Het is zijn taak om, “als bestuurder en centrum van eenheid in het diocesane apostolaat, de missieactiviteit te bevorderen, te leiden en te coördineren (...). Bovendien dient hij ervoor te zorgen, dat de apostolische werkzaamheid niet wordt beperkt tot de reeds bekeerden alleen, maar dat een evenredig deel zowel van het personeel als van de middelen wordt bestemd voor de evangelisering van de niet-christenen” Ad Gentes Divinitus, 30[[703|30]].
Referenties naar alinea 63: 3
Ecclesia in Africa ->=geentekst=Alle kerken voor alle delen van de wereld ->=geentekst=
"Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
64
Iedere particuliere kerk moet zich edelmoedig openstellen voor de noden van de andere kerken. De samenwerking tussen de kerken op werkelijk wederkerige wijze, die hen bereid maakt te geven en te ontvangen, is een bron van verrijking voor allen en gaat verschillende sectoren van het kerkelijke leven aan. Wat dit betreft blijft de verklaring van de bisschoppen in Puebla een voorbeeld: “Eindelijk is voor Latijns Amerika het uur gekomen (...) om zich, over zijn grenzen heen, ad gentes te begeven. Het is zeker dat wij zelf nog missionarissen nodig hebben, maar wij moeten van onze armoede geven” Documenten van de algemene...Documenten van de algemene bijeenkomst van het episcopaat van Latijns Amerika te Puebla, 2941 (368). In deze geest nodig ik de bisschoppen en de bisschoppenconferenties uit edelmoedig te verwezenlijken wat voorzien is in de richtlijnen die de Congregatie voor de Geestelijkheid heeft uitgevaardigd voor de samenwerking tussen de particuliere kerken en in het bijzonder voor een betere verdeling van de geestelijkheid in de wereld vgl: Postquam Apostoli[[[1229]]].
De zending van de Kerk is ruimer dan de “gemeenschap tussen de kerken”, die behalve op de hulp voor de herevangelisatie, ook en vooral gericht moet zijn op het specifieke missiewerk. Ik doe een beroep op alle kerken, jonge en oude, om deze zorg met mij te delen, zich moeite te geven voor de vermeerdering van de roepingen voor de missie en de verschillende moeilijkheden te overwinnen.
De zending van de Kerk is ruimer dan de “gemeenschap tussen de kerken”, die behalve op de hulp voor de herevangelisatie, ook en vooral gericht moet zijn op het specifieke missiewerk. Ik doe een beroep op alle kerken, jonge en oude, om deze zorg met mij te delen, zich moeite te geven voor de vermeerdering van de roepingen voor de missie en de verschillende moeilijkheden te overwinnen.
Referenties naar alinea 64: 1
Alle kerken voor alle delen van de wereld ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Missionarissen en instituten “ad gentes”
65
Onder de werkers van de missieactiviteit nemen nu evenals in het verleden een plaats van fundamenteel gewicht de personen en instituten in aan wie het decreet Ad Gentes Divinitus[703] een speciaal hoofdstuk wijdt onder de titel “De missionarissen” Ad Gentes Divinitus, 23-27[[703|23-27]]. Wat dit betreft is een diepgaande reflectie nodig, vooral voor de missionarissen zelf, die door de veranderingen in de missie er toe gebracht kunnen worden de zin van hun roeping niet meer te begrijpen, niet meer te weten wat de Kerk nu precies van hen verwacht. Uitgangspunten zijn de volgende woorden van het Concilie: “Hoewel iedere leerling van Christus voor zijn deel met de verspreiding van het geloof is belast, roept Christus de Heer uit de menigte van leerlingen altijd weer degenen die Hijzelf wil om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden om te prediken onder de volkeren. Door de Heilige Geest, die zijn gaven ten algemene nutte uitdeelt zoals Hij het wil, wekt Hij daarom de roeping tot missionaris in de harten van enkelingen en tevens doet Hij in de Kerk instituten ontstaan die de plicht om te evangeliseren, welke op heel de Kerk rust, als een eigen plicht op zich nemen” Ad Gentes Divinitus, 23[[703|23]].
Het gaat dus om een “speciale roeping”, volgens het model van de roeping van de apostelen. Zij komt tot uiting in de volledigheid van de inzet voor de dienst van de evangelisatie: het is een inzet die heel de persoon en heel het leven van de missionaris omvat en van hem een overgave eist die krachten noch tijd spaart. Zij die deze roeping hebben, gaan “door het wettig gezag gezonden (...) in geloof en gehoorzaamheid uit naar hen die ver van Christus zijn, afgezonderd voor het werk waartoe zij werden geroepen als dienaars van het evangelie” Ad Gentes Divinitus, 23[[703|23]]. De missionarissen moeten zich steeds afvragen of zij beantwoorden aan de gave die zij ontvangen hebben, en zij moeten hun theologische en pastorale vorming steeds bijwerken.
Het gaat dus om een “speciale roeping”, volgens het model van de roeping van de apostelen. Zij komt tot uiting in de volledigheid van de inzet voor de dienst van de evangelisatie: het is een inzet die heel de persoon en heel het leven van de missionaris omvat en van hem een overgave eist die krachten noch tijd spaart. Zij die deze roeping hebben, gaan “door het wettig gezag gezonden (...) in geloof en gehoorzaamheid uit naar hen die ver van Christus zijn, afgezonderd voor het werk waartoe zij werden geroepen als dienaars van het evangelie” Ad Gentes Divinitus, 23[[703|23]]. De missionarissen moeten zich steeds afvragen of zij beantwoorden aan de gave die zij ontvangen hebben, en zij moeten hun theologische en pastorale vorming steeds bijwerken.
Referenties naar alinea 65: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
66
Roepingen ten dienste van de evangelisering van de Kerk ->=geentekst=
De missie-instituten moeten alle noodzakelijke hulpbronnen aanwenden en hun ervaring en creativiteit in trouw aan hun oorspronkelijk charisma investeren om de kandidaten op geschikte wijze voor te bereiden en de uitwisseling van de geestelijke, morele en fysieke krachten van hun leden te verzekeren vgl: Ad Gentes Divinitus, 23,27[[[703|23.27]]]. Laten zij zich levende delen van de kerkelijke gemeenschap voelen en in vereniging daarmee werken. Want “ieder instituut is ontstaan voor de Kerk en is verplicht haar te verrijken met het eigen karakter volgens een bijzondere geest en een speciale zending”. De bisschoppen zelf moeten waken over de trouw aan dat oorspronkelijk charisma vgl: Mutuae relationes, [[[1230|]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 28[[[703|28]]]. De missie-instituten zijn over het algemeen ontstaan in de kerken die van oudsher bestaan, en zij zijn in de geschiedenis werktuigen geweest van de Congregatie de Propaganda Fide[d:114] voor de verspreiding van het geloof en de stichting van nieuwe kerken. Heden ten dage krijgen zij in toenemende mate kandidaten die uit de jonge kerken komen, welke zij gesticht hebben, terwijl nieuwe instituten ontstaan zijn juist in de landen die eerst alleen missionarissen ontvingen maar hen nu ook uitzenden. Men moet deze tweevoudige trend toejuichen, welke de geldigheid en de actualiteit aantoont van de specifieke missieroeping van deze instituten, die “zeer noodzakelijk” blijven Ad Gentes Divinitus, 27[[703|27]], niet alleen voor de missieactiviteit ad gentes, zoals in de lijn van hun traditie ligt, maar ook om de missiegeest op te wekken zowel in de kerken die van oudsher bestaan als in de jongere kerken.
De speciale zending van de missionarissen ad vitam behoudt heel haar geldigheid. Zij vormt het paradigma voor de missieijver van de Kerk, welke steeds radicale en totale overgave en nieuwe en vurige impulsen nodig heeft. De mannelijke en vrouwelijke missionarissen die heel hun leven gewijd hebben aan het getuigenis van de Verrezene onder de heidenvolken, moeten zich dus niet laten afschrikken door twijfels, onbegrip, afwijzing en vervolging. Laten zij de genade van hun specifiek charisma weer verlevendigen, hun tocht met moed hernemen en in een geest van geloof, gehoorzaamheid en gemeenschap met hun herders die voorkeur geven aan de nederigste en moeilijkste posten.
De speciale zending van de missionarissen ad vitam behoudt heel haar geldigheid. Zij vormt het paradigma voor de missieijver van de Kerk, welke steeds radicale en totale overgave en nieuwe en vurige impulsen nodig heeft. De mannelijke en vrouwelijke missionarissen die heel hun leven gewijd hebben aan het getuigenis van de Verrezene onder de heidenvolken, moeten zich dus niet laten afschrikken door twijfels, onbegrip, afwijzing en vervolging. Laten zij de genade van hun specifiek charisma weer verlevendigen, hun tocht met moed hernemen en in een geest van geloof, gehoorzaamheid en gemeenschap met hun herders die voorkeur geven aan de nederigste en moeilijkste posten.
Referenties naar alinea 66: 2
Ecclesia in Africa ->=geentekst=Roepingen ten dienste van de evangelisering van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Diocesane priesters voor de universele zending
67
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Als medewerkers van de bisschop zijn de priesters, krachtens het sacrament van de wijding geroepen de zorg voor de missie met hem te delen. “De geestelijke gave die de priesters bij de wijding hebben ontvangen, rust hen niet uit voor een begrensde of beperkte zending, maar voor een zeer ruime en universele heilszending ‘tot het uiteinde der aarde’ (...). Want iedere priesterlijke bediening deelt in de universele en wereldomspannende zending die door Christus aan zijn apostelen is toevertrouwd” Presbyterorum Ordinis, 10[[704|10]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 39[[[703|39]]]. Om deze reden moet de vorming zelf van de kandidaten voor het priesterschap ernaar streven hun “die waarlijk katholieke geest” te geven “waardoor zij zich eraan wennen de grenzen van hun eigen bisdom, volk of ritus te overschrijden en de noden van de gehele Kerk bij te staan, in hun hart bereid om het evangelie overal te prediken” vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 20[[[675|20]]] vgl: Pastorale Gids[[[1231]]]. Alle priesters moeten hart hebben voor de missie, openstaan voor de noden van de Kerk en van de wereld en aandacht hebben voor de verst verwijderden en vooral de niet-christelijke groeperingen in hun eigen omgeving. In het gebed en vooral in het eucharistisch offer moeten zij de zorg van heel de Kerk voor de gehele mensheid voelen. Speciaal de priesters in streken met een christelijke minderheid moeten gedreven worden door een bijzondere ijver en inzet voor de zending. De Heer vertrouwt hun niet alleen de zielzorg van de christelijke gemeenschap toe, maar ook en vooral de evangelisatie van hun landgenoten die geen deel uitmaken van zijn kudde. Zij “zullen niet nalaten zich concreet ter beschikking van de Heilige Geest en de bisschop te stellen om uitgezonden te worden voor de prediking van het evangelie buiten de grenzen van hun eigen land. Dat zal niet slechts rijpheid van roeping in hen vragen, maar ook een buitengewoon vermogen om zich los te maken van het eigen vaderland, het eigen volk en de eigen familie, en een bijzondere geschiktheid om zich met intelligentie en respect in te passen in de andere culturen” Tot de deelnemers aan de plenaire vergadering van de Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren (1989), (4)[[1232|(4)]].
Referenties naar alinea 67: 4
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
68
Pius XII heeft in de encycliek Fidei donum[645] met profetische intuitie de bisschoppen aangemoedigd om enigen van hun priesters aan te bieden voor een tijdelijke dienst aan de Afrikaanse kerken en de reeds bestaande initiatieven daarvoor goedgekeurd. Ik heb 25 jaar later de grote nieuwheid willen onderstrepen van dit document, “dat de priesterlijke dienst zijn territoriale dimensie heeft doen overschrijden en hem bestemd heeft voor heel de Kerk” Boodschap voor Wereld Missie Dag 1982, (2)[[1233|(2)]]. De geldigheid en de vruchtbaarheid van deze ervaring blijken nu bevestigd te zijn: de zogenaamde Fidei Donum priesters maken inderdaad op bijzondere wijze de band van gemeenschap tussen de kerken duidelijk, en leveren een kostbare bijdrage tot de groei van behoeftige kerkelijke gemeenschappen, terwijl zij aan deze gemeenschappen frisheid en vitaliteit van geloof ontlenen. Het is zeker nodig dat de dienst aan de missie van de diocesane priester beantwoordt aan bepaalde criteria en voorwaarden. Men moet priesters zenden die uitgekozen zijn onder de beteren, geschikt zijn voor het speciale werk dat hun te wachten staat, en hierop op passende wijze voorbereid zijn vgl: Ad Gentes Divinitus, 38[[[703|38]]] vgl: Postquam Apostoli, (24-25)[[[1229|(24-25)]]]. Zij zullen met open en broederlijke geest hun plaats moeten innemen in de nieuwe omgeving van de kerk die hen ontvangt, en een enige priesterschap moeten vormen met de lokale priesters onder het gezag van de bisschop vgl: Postquam Apostoli, (29)[[[1229|(29)]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 20[[[703|20]]]. Ik spreek de wens uit dat de geest van dienstbaarheid toeneemt bij de priesterschap van de oude kerken en bevorderd wordt in die van de jongere kerken.
Referenties naar alinea 68: 1
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De vruchtbaarheid van het godgewijde leven voor de missie
69
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
In de onuitputtelijke en veelvormige rijkdom van de Geest hebben de roepingen voor de instituten van godgewijd leven hun plaats, waarvan de leden, “daar zij zich krachtens hun toewijding aan de dienst van de Kerk wijden, verplicht zijn zich bijzonder in te zetten voor de missieactiviteit, op de wijze het instituut eigen” Codex Iuris Canonici, 783[[30|783]]. De geschiedenis getuigt van de grote verdiensten van de kloosterfamilies, vanaf de oude monastieke instituten tot aan de middeleeuwse ordes en de moderne congregaties, voor de verspreiding van het geloof en de vorming van nieuwe kerken.
- In navolging van het Concilie nodig ik de instituten van contemplatief leven uit om communiteiten te vestigen in de jongere kerken, om “te midden van de niet-christenen een schitterend getuigenis te geven van de majesteit en de liefde van God alsook van de eenheid in Christus” Ad Gentes Divinitus, 40[[703|40]]. Deze aanwezigheid is overal in de niet-christelijke wereld heilzaam, vooral in die streken, waar de godsdiensten een grote achting hebben voor het contemplatieve leven vanwege de ascese en het zoeken van de Absolutie.
- De instituten van actief leven wijs ik op de onmetelijke ruimten van de liefde, van de verkondiging van het evangelie, van de christelijke opvoeding, van de cultuur en van de solidariteit met de armen en met hen die gediscrimineerd, uitgesloten en onderdrukt worden. Deze instituten moeten zich afvragen welke hun mogelijkheid en bereidheid zijn om hun arbeid voor de groei van het Rijk van God uit te breiden, of zij nu een strikt missionair doel beogen of niet. Dit verzoek is in de laatste tijd door veel instituten aanvaard, maar ik zou willen dat het beter in overweging genomen en uitgevoerd wordt voor een authentieke dienst. De Kerk moet de grote evangelische waarden waarvan zij de draagster is, bekend maken en niemand kan er meer doeltreffend van getuigen dan degene die geloften aflegt voor het godgewijde leven in zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid in totale overgave aan God en volledige beschikbaarheid om de mens en de maatschappij te dienen naar het voorbeeld van Christus vgl: Evangelii Nuntiandi, 69[[[519|69]]].
Referenties naar alinea 69: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
70
Een speciaal woord van waardering richt ik tot de zusters missionarissen, in wie de maagdelijkheid omwille van het Rijk zich uitdrukt in veelvuldige vruchten van geestelijk moederschap; juist de missie ad gentes biedt hun een zeer uitgestrekt veld om zichzelf te geven “op totale en onverdeelde wijze uit liefde” Mulieris Dignitatem, 20[[94|20]]. Het voorbeeld en het werk van de vrouw en maagd, die zich gewijd heeft aan de liefde voor God en voor de naaste, vooral de armste, zijn onmisbaar als evangelisch teken bij die volkeren en culturen waarin de vrouw nog een lange weg moet afleggen voor de menselijke ontwikkeling en bevrijding. Ik spreek de wens uit dat ook vele jonge christelijke vrouwen zich aangetrokken mogen voelen om zich met edelmoedigheid aan Christus te geven en uit hun toewijding de kracht en de vreugde mogen putten om getuigenis van Hem af te leggen onder de volkeren die Hem niet kennen.
Referenties naar alinea 70: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Alle leken zijn missionaris krachtens het Doopsel
71
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
De pausen uit de meer recente tijden hebben veel nadruk gelegd op de belangrijkheid van de rol van de leken in de missieactiviteit vgl: Evangelii Praecones[[[728]]] vgl: Fidei donum[[[645]]] vgl: Princeps Pastorum[[[726]]] vgl: Evangelii Nuntiandi, 70-73[[[519|70-73]]]. In de apostolische exhortatie Christifideles laici[692] heb ook ik uitdrukkelijk geschreven over de “blijvende zending van het brengen van het evangelie aan allen die Christus, de Verlosser van de mens, nog niet kennen; en dat zijn miljoenen en miljoenen mannen en vrouwen Christifideles laici, 35[[692|35]]; en ook over de dienovereenkomstige verplichting van de leken. De missie is een taak van heel het volk Gods. Ook al eist de stichting van een nieuwe kerk de Eucharistie en dus het priesterlijk dienstwerk, toch is die missie onder de niet-christenen, die zich ontplooit in veelsoortige vormen, een taak van alle gelovigen. De deelname van de leken, zowel van afzonderlijke gelovigen en gezinnen als van de gehele gemeenschap, aan de uitbreiding van het geloof blijkt duidelijk vanaf de eerste tijden van het christendom. Daaraan heeft Pius XII herinnerd, die in zijn eerste missie-encycliek feiten uit de geschiedenis van de lekenmissie voor de geest heeft geroepen vgl: Evangelii Praecones[[[728]]]. In de moderne tijden heeft de actieve deelname van mannelijke en vrouwelijke lekenmissionarissen niet ontbroken.
Hoe zou men de belangrijke rol vergeten die de vrouwelijke leken gespeeld hebben, hun werk in de gezinnen, in de scholen, in het politieke, maatschappelijke en culturele leven en in het bijzonder hun onderricht van de christelijke leer? Ja, men moet erkennen – en het is een eretitel – dat sommige kerken ontstaan zijn dank zij de activiteit van mannelijke en vrouwelijke lekenmissionarissen.
Het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] heeft deze traditie bevestigd en het missiekarakter van het hele volk Gods geïllustreerd, in het bijzonder het lekenapostolaat vgl: Lumen Gentium, 17,33[[[617|17.33]]], en het heeft de specifieke bijdrage onderstreept die de leken geroepen zijn te geven in de missieactiviteit vgl: Ad Gentes Divinitus, 35-36,41[[[703|35-36.41]]]. De noodzaak dat alle gelovigen delen in deze verantwoordelijkheid is niet alleen een kwestie van apostolische doelmatigheid naar een plicht en een recht op grond van de waardigheid van gedoopte, waardoor “de lekengelovigen van hun kant deelnemen aan het drievoudige ambt van Jezus Christus, het priesterlijke, profetische en koninklijke ambt” Christifideles laici, 14[[692|14]]. Zij zijn daarom “gehouden aan de algemene verplichting en genieten het recht, hetzij ieder afzonderlijk hetzij gezamenlijk in verenigingen, er zich voor in te zetten dat de goddelijke heilsboodschap door alle mensen overal ter wereld gekend en aanvaard wordt; deze verplichting dringt zelfs des te meer in die omstandigheden waarin de mensen alleen door hen het evangelie kunnen horen en Christus leren kennen” Codex Iuris Canonici, 255[[30|255]] vgl: Apostolicam Actuositatem, 6,13[[[653|6.13]]]. Door de seculiere karaktertrek die hun eigen is, hebben zij bovendien de bijzondere roeping het Rijk van God te zoeken “door de tijdelijke aangelegenheden te behartigen en volgens de wil van God te regelen” Lumen Gentium, 31[[617|31]] vgl: 2[[[30|225]]].
Hoe zou men de belangrijke rol vergeten die de vrouwelijke leken gespeeld hebben, hun werk in de gezinnen, in de scholen, in het politieke, maatschappelijke en culturele leven en in het bijzonder hun onderricht van de christelijke leer? Ja, men moet erkennen – en het is een eretitel – dat sommige kerken ontstaan zijn dank zij de activiteit van mannelijke en vrouwelijke lekenmissionarissen.
Het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] heeft deze traditie bevestigd en het missiekarakter van het hele volk Gods geïllustreerd, in het bijzonder het lekenapostolaat vgl: Lumen Gentium, 17,33[[[617|17.33]]], en het heeft de specifieke bijdrage onderstreept die de leken geroepen zijn te geven in de missieactiviteit vgl: Ad Gentes Divinitus, 35-36,41[[[703|35-36.41]]]. De noodzaak dat alle gelovigen delen in deze verantwoordelijkheid is niet alleen een kwestie van apostolische doelmatigheid naar een plicht en een recht op grond van de waardigheid van gedoopte, waardoor “de lekengelovigen van hun kant deelnemen aan het drievoudige ambt van Jezus Christus, het priesterlijke, profetische en koninklijke ambt” Christifideles laici, 14[[692|14]]. Zij zijn daarom “gehouden aan de algemene verplichting en genieten het recht, hetzij ieder afzonderlijk hetzij gezamenlijk in verenigingen, er zich voor in te zetten dat de goddelijke heilsboodschap door alle mensen overal ter wereld gekend en aanvaard wordt; deze verplichting dringt zelfs des te meer in die omstandigheden waarin de mensen alleen door hen het evangelie kunnen horen en Christus leren kennen” Codex Iuris Canonici, 255[[30|255]] vgl: Apostolicam Actuositatem, 6,13[[[653|6.13]]]. Door de seculiere karaktertrek die hun eigen is, hebben zij bovendien de bijzondere roeping het Rijk van God te zoeken “door de tijdelijke aangelegenheden te behartigen en volgens de wil van God te regelen” Lumen Gentium, 31[[617|31]] vgl: 2[[[30|225]]].
Referenties naar alinea 71: 2
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
72
De sectoren van missionerende aanwezigheid en werkzaamheid van de leken zijn zeer ruim: hun “eigen terrein (...) is de uitgebreide en gecompliceerde wereld van de politiek, het sociale leven, de economie” Evangelii Nuntiandi, 70[[519|70]] op lokaal, nationaal en internationaal plan. Binnen de Kerk zijn er verschillende soorten diensten, functies, ambten en vormen van stimulering van het christelijke leven. Ik herinner aan de grote ontwikkeling van de “kerkelijke bewegingen” die als een nieuw verschijnsel opgekomen zijn in de laatste tijd en een sterke missionaire geest hebben. Als zij met nederigheid hun plaats innemen in het leven van de plaatselijke kerken en met hartelijkheid door de bisschoppen priesters opgenomen worden in de diocesane en parochiële structuren, zijn de bewegingen een echte geve van God voor de nieuwe evangelisatie en voor de eigenlijke missieactiviteit. Ik beveel dus aan ze te verspreiden en er gebruik van te maken weer kracht te geven aan het christelijke leven, vooral onder de jongeren en aan de evangelisatie, in een pluralistische visie van de wijzen waarop men zich kan verenigen en uitdrukken. In de missieactiviteit moeten de verschillende vormen waarin de lekenstand zich uitdrukt, ten nutte gemaakt worden met eerbiediging van hun aard en doeleinden. Mogen verenigingen van lekenmissionarissen, internationale christelijke organisaties van vrijwilligers, kerkelijke bewegingen, groepen en genootschappen van verschillende soort zich inzetten voor de missie ad gentes in samenwerking met de plaatselijke kerken. Op deze wijze zal de groei bevorderd worden van een “volwassen en verantwoordelijke lekenstand” waarvan de vorming “in de jonge kerken (...) een wezenlijk en onmisbaar element van de plantatio Ecclesiae” is Christifideles laici, 35[[692|35]].
Referenties naar alinea 72: 1
Ecclesia in Africa ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 Het werk van de catechisten en de verscheidenheid van de taken
73
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Onder de leken die verkondigers van het Evangelie worden, bevinden zich in de voorste rij de catechisten. Het decreet over de missie beschrijft hen als “dan voor het missiewerk onder de volkeren zo hoogst verdienstelijk leger van catechisten (...), die van een apostolische geest doordrongen met grote inspanning een voortreffelijke en volstrekt noodzakelijke bijdrage leveren voor de uitbreiding van geloof en Kerk” Ad Gentes Divinitus, 17[[703|17]]. Het is niet zonder reden dat de kerken die van oudsher bestaan en zich inspannen voor een nieuwe evangelisatie, het aantal catechisten heeft vermeerderd en de catechese heeft geïntensiveerd. “Het zijn met name de catecheten in de missiegebieden, die op een heel bijzondere manier ‘catechisten’ worden genoemd (...). Kerken die nu bloeien, zouden zonder hen niet zijn opgebouwd” Catechesi Tradendae, 66[[572|66]]. Ook bij de toename van de diensten in en buiten de Kerk blijft de taak van de catechisten steeds noodzakelijk en heeft zij eigen kenmerken; de catechisten zijn gespecialiseerde werkers, directe getuigen, onvervangbare verkondigers van het Evangelie, die de basiskracht vormen van de christelijke gemeenschappen, vooral in de jonge kerken, zoals ik meermalen heb verklaard en geconstateerd op mijn missiereizen.
Het nieuwe Wetboek van Canoniek Recht[30] erkent hun taken, kwaliteiten en vereisten vgl: 1[[[30|785]]].
Maar men mag niet vergeten dat het werk van de catechisten steeds moeilijker en veeleisender wordt vanwege de kerkelijke en culturele veranderingen die plaatsvinden. Ook nu nog geldt wat het Concilie[d:4] al gesuggereerd heeft: een meer zorgvuldige dogmatische en pedagogische voorbereiding, voortdurende geestelijke en apostolische vernieuwing, het verschaffen van “een passende levensstandaard en sociale zekerheid” aan de catechisten Ad Gentes Divinitus, 17[[703|17]]. Het is eveneens belangrijk de oprichting en de uitbreiding te bevorderen van scholen voor catechisten, die goedgekeurd zijn door de bisschoppenconferenties en titels verlenen, welke officieel erkend zijn door de conferenties Vgl. de plenaire vergadering...Vgl. de plenaire vergadering van de H. Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren van 1969 over de catechisten en de betreffende “instructie” van april 1970: Bibliografia missionaria 34 (1970), 197-212, en: S. Congregationis de Propaganda Fide Memoria Rerum, III/ 2 (1976),821-831..
Het nieuwe Wetboek van Canoniek Recht[30] erkent hun taken, kwaliteiten en vereisten vgl: 1[[[30|785]]].
Maar men mag niet vergeten dat het werk van de catechisten steeds moeilijker en veeleisender wordt vanwege de kerkelijke en culturele veranderingen die plaatsvinden. Ook nu nog geldt wat het Concilie[d:4] al gesuggereerd heeft: een meer zorgvuldige dogmatische en pedagogische voorbereiding, voortdurende geestelijke en apostolische vernieuwing, het verschaffen van “een passende levensstandaard en sociale zekerheid” aan de catechisten Ad Gentes Divinitus, 17[[703|17]]. Het is eveneens belangrijk de oprichting en de uitbreiding te bevorderen van scholen voor catechisten, die goedgekeurd zijn door de bisschoppenconferenties en titels verlenen, welke officieel erkend zijn door de conferenties Vgl. de plenaire vergadering...Vgl. de plenaire vergadering van de H. Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren van 1969 over de catechisten en de betreffende “instructie” van april 1970: Bibliografia missionaria 34 (1970), 197-212, en: S. Congregationis de Propaganda Fide Memoria Rerum, III/ 2 (1976),821-831..
Referenties naar alinea 73: 2
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
74
Naast de catechisten moeten de andere vormen van dienst aan het leven van de Kerk en aan de missie en de andere werkers vermeld worden: animators van het gebed, de zang en de liturgie; hoofden van kerkelijke basisgemeenschappen en van bijbelgroepen; personen die leiding geven aan verenigingen van apostolaat; godsdienstdocenten op de scholen. Alle lekengelovigen moeten een deel van hun tijd aan de Kerk wijden en leven in overeenstemming met hun geloof.
Referenties naar alinea 74: 1
Ecclesia in Africa ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 7 De Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren en de andere structuren voor de missieactiviteit
75
De verantwoordelijken en de medewerkers aan de missie-pastoraal moeten zich één voelen in de gemeenschap die het mystieke Lichaam kenmerkt. Hiervoor heeft Christus gebeden tijdens het Laatste Avondmaal: “Zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U; dat ook zij in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt” (Joh. 17, 21)[b:Joh. 17, 21]. In die gemeenschap ligt de grondslag van de vruchtbaarheid van de missie. Maar de Kerk is ook een zichtbare en georganiseerde gemeenschap en daarom vraagt de missie ook een uitwendige en geordende eenheid tussen de verschillende verantwoordelijkheden en functies, zó dat alle leden “eensgezind hun krachten geven aan de opbouw van de Kerk” vgl: Ad Gentes Divinitus, 28[[[703|28]]].
Het behoort tot de bevoegdheid van het missiedicasterium “om in heel de wereld het werk zelf van de evangelisatie van de volkeren en de samenwerking in de missie te leiden en te coördineren met behoud van de bevoegdheid van de Congregatie voor de Oosterse Kerken[d:107]” Pastor Bonus, 85[[577|85]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 29[[[703|29]]].
Dat wil zeggen “het is haar taak missionarissen te werven en deze te verdelen overeenkomstig de meer dringende behoeften (...), een gericht werkplan op te stellen, richtlijnen en beginselen voor een aangepaste evangelisering te doen uitgaan en het initiatief te nemen” Ad Gentes Divinitus, 29[[703|29]] vgl: Pastor Bonus, 86[[[577|86]]]. Ik kan deze wijze beschikkingen slechts bevestigen; om de missie ad gentes nieuw elan te geven is een centrum van stimulering, leiding en coördinatie nodig, dat de Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren[d:114] is. Ik nodig de bisschoppenconferenties en hun organen, de hogere oversten van de orden, congregaties en instituten en de lekenorganisaties, die betrokken zijn in de missieactiviteit, uit om trouw samen te werken met deze congregatie die het noodzakelijke gezag heeft om de missieactiviteit en de samenwerking op universeel niveau te programmeren en te leiden.
Dezelfde congregatie, die een lange en roemvolle ervaring achter de rug heeft, is geroepen om een rol van primair gewicht te vervullen op het vlak van de reflectie en van de praktische programma’s, waaraan de Kerk behoefte heeft om zich meer beslist te richten op de missie in haar verschillende vormen. Voor dit doel moet de congregatie nauwe betrekkingen onderhouden met de andere organen van de Heilige Stoel, met de plaatselijke kerken en met de missiekrachten. In een ecclesiologie van gemeenschap, waarin de Kerk geheel missionerend is, maar tegelijk specifieke roepingen en instellingen voor het werk ad gentes steeds onmisbaar blijven, blijft de rol van leiding en coordinatie van de missiecongregatie zeer belangrijk, om gezamenlijk de grote problemen van algemeen belang aan te pakken, met behoud van de eigen bevoegdheden van iedere autoriteit en iedere structuur.
Het behoort tot de bevoegdheid van het missiedicasterium “om in heel de wereld het werk zelf van de evangelisatie van de volkeren en de samenwerking in de missie te leiden en te coördineren met behoud van de bevoegdheid van de Congregatie voor de Oosterse Kerken[d:107]” Pastor Bonus, 85[[577|85]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 29[[[703|29]]].
Dat wil zeggen “het is haar taak missionarissen te werven en deze te verdelen overeenkomstig de meer dringende behoeften (...), een gericht werkplan op te stellen, richtlijnen en beginselen voor een aangepaste evangelisering te doen uitgaan en het initiatief te nemen” Ad Gentes Divinitus, 29[[703|29]] vgl: Pastor Bonus, 86[[[577|86]]]. Ik kan deze wijze beschikkingen slechts bevestigen; om de missie ad gentes nieuw elan te geven is een centrum van stimulering, leiding en coördinatie nodig, dat de Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren[d:114] is. Ik nodig de bisschoppenconferenties en hun organen, de hogere oversten van de orden, congregaties en instituten en de lekenorganisaties, die betrokken zijn in de missieactiviteit, uit om trouw samen te werken met deze congregatie die het noodzakelijke gezag heeft om de missieactiviteit en de samenwerking op universeel niveau te programmeren en te leiden.
Dezelfde congregatie, die een lange en roemvolle ervaring achter de rug heeft, is geroepen om een rol van primair gewicht te vervullen op het vlak van de reflectie en van de praktische programma’s, waaraan de Kerk behoefte heeft om zich meer beslist te richten op de missie in haar verschillende vormen. Voor dit doel moet de congregatie nauwe betrekkingen onderhouden met de andere organen van de Heilige Stoel, met de plaatselijke kerken en met de missiekrachten. In een ecclesiologie van gemeenschap, waarin de Kerk geheel missionerend is, maar tegelijk specifieke roepingen en instellingen voor het werk ad gentes steeds onmisbaar blijven, blijft de rol van leiding en coordinatie van de missiecongregatie zeer belangrijk, om gezamenlijk de grote problemen van algemeen belang aan te pakken, met behoud van de eigen bevoegdheden van iedere autoriteit en iedere structuur.
Referenties naar alinea 75: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
76
Voor de leiding en de coördinatie van de missieactiviteit op nationaal niveau zijn de bisschoppenconferenties en hun verschillende groeperingen zeer belangrijk. Het Concilie vraagt hun dat zij “in gemeenschappelijk beraad de meer ernstige vraagstukken en de dringende problemen behandelen, zonder echter de plaatselijke verschillen te verwaarlozen” Ad Gentes Divinitus, 31[[703|31]] en nog minder het probleem van de inculturatie. In feite bestaat er reeds een ruime en geregelde actie op dit gebied en de vruchten daarvan zijn zichtbaar. Het is een actie die geïntensiveerd moet worden en beter verbonden moet worden met de activiteit van andere organen van de conferenties zelf, opdat de zorg voor de missie niet overgelaten wordt aan een gegeven sector of orgaan, maar door allen gedeeld wordt. Laten de organen en de instellingen die zich wijden aan de missieactiviteit, hun krachten en initiatieven op passende wijze samenbundelen. Laten verder de conferenties van hogere oversten hetzelfde doen in hun omgeving, in verbinding met de bisschoppenconferenties volgens de vastgestelde aanwijzingen en normen vgl: Ad Gentes Divinitus, 33[[[703|33]]], en zo nodig ook met behulp van gemengde commissies vgl: II, 43[[[1234]]]. Tenslotte zijn ontmoetingen en vormen van samenwerking tussen de verschillende missie-instellingen wenselijk, zowel met betrekking tot de vorming en de studie vgl: Ad Gentes Divinitus, 34[[[703|34]]] vgl: III, 22[[[1234]]] als voor de apostolische actie, die ontplooid moet worden.
Referenties naar alinea 76: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 7 De medewerking aan de missieactiviteit
77
Alle christenen zijn, als leden van de Kerk, krachtens het doopsel medeverantwoordelijk voor de missieactiviteit. De deelneming van de gemeenschappen en van de afzonderlijke gelovigen aan dit recht en deze plicht wordt medewerking aan de missie genoemd.
Deze medewerking is geworteld en wordt vooral verwerkelijkt in de persoonlijke vereniging met Christus; alleen als men de met de Heer verenigd is, zoals de rank met de wijnstok (Joh. 15, 5)[[b:Joh. 15, 5]], kan men goede vruchten voortbrengen. De heiligheid van leven maakt het voor iedere gelovige mogelijk vruchtbaar te zijn in de zending van de Kerk. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft allen uitgenodigd “tot een diepgaande innerlijke vernieuwing, opdat zij in een levendig bewustzijn van hun eigen verantwoordelijkheid bij de verspreiding van het evangelie hun aandeel in het missiewerk onder de volkeren op zich nemen” Ad Gentes Divinitus, 35[[703|35]] vgl: Codex Iuris Canonici, 211,781[[[30|211.781]]]
De deelneming aan de universele zending van de Kerk beperkt zich dus niet tot enige speciale activiteiten, maar is teken van de volwassenheid van het geloof en van een christelijk leven dat vruchten voortbrengt. Zo verruimt de gelovige de grenzen van zijn liefde en toont hij zijn zorg voor hen die ver weg zijn en voor hen die dichtbij zijn. Hij bidt voor de missie en voor de missieroepingen, helpt de missionarissen, volgt met belangstelling hun werk en ontvangt hen, als zij terugkeren, met de vreugde waarmee de eerste christengemeenschappen van de apostelen de wondertekenen hoorden die God verricht had door middel van hun prediking (Hand. 14, 27)[[b:Hand. 14, 27]].
Deze medewerking is geworteld en wordt vooral verwerkelijkt in de persoonlijke vereniging met Christus; alleen als men de met de Heer verenigd is, zoals de rank met de wijnstok (Joh. 15, 5)[[b:Joh. 15, 5]], kan men goede vruchten voortbrengen. De heiligheid van leven maakt het voor iedere gelovige mogelijk vruchtbaar te zijn in de zending van de Kerk. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft allen uitgenodigd “tot een diepgaande innerlijke vernieuwing, opdat zij in een levendig bewustzijn van hun eigen verantwoordelijkheid bij de verspreiding van het evangelie hun aandeel in het missiewerk onder de volkeren op zich nemen” Ad Gentes Divinitus, 35[[703|35]] vgl: Codex Iuris Canonici, 211,781[[[30|211.781]]]
De deelneming aan de universele zending van de Kerk beperkt zich dus niet tot enige speciale activiteiten, maar is teken van de volwassenheid van het geloof en van een christelijk leven dat vruchten voortbrengt. Zo verruimt de gelovige de grenzen van zijn liefde en toont hij zijn zorg voor hen die ver weg zijn en voor hen die dichtbij zijn. Hij bidt voor de missie en voor de missieroepingen, helpt de missionarissen, volgt met belangstelling hun werk en ontvangt hen, als zij terugkeren, met de vreugde waarmee de eerste christengemeenschappen van de apostelen de wondertekenen hoorden die God verricht had door middel van hun prediking (Hand. 14, 27)[[b:Hand. 14, 27]].
Referenties naar alinea 77: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Gebed en offer voor de missionarissen
78
Onder de verschillende vormen van medewerking komt de eerste plaats toe aan de geestelijke medewerking: gebed, offer, getuigenis van christelijk leven. Het gebed moet de tocht van de missionarissen begeleiden, opdat de verkondiging van het Woord doeltreffend gemaakt wordt door de goddelijke genade. Sint Paulus vraagt in zijn brieven dikwijls aan de gelovigen voor hem te bidden, opdat het hem gegeven mag worden het evangelie met vertrouwen en vrijmoedigheid te verkondigen. Het is nodig met het gebed het offer te verenigen. De heilswaarde van ieder lijden dat met liefde aanvaard en God aangeboden wordt, komt voort uit het offer van Christus, die de ledematen van zijn mystiek Lichaam oproept deel te nemen aan zijn lijden om het in het eigen lichaam aan te vullen (Kol. 1, 24)[[b:Kol. 1, 24]]. Het offer van de missionaris moet gedeeld en gesteund worden door het offer van de gelovigen. Aan hen die hun zielzorg uitoefenen onder de zieken, beveel ik daarom aan dezen te onderrichten over de heilswaarde van het lijden en hen aan te moedigen het aan God op te offeren voor de missionarissen. Door dit offer worden de zieken ook missionaris, zoals sommige bewegingen die onder hen en voor hen ontstaan zijn, benadrukken. Het hoogfeest van Pinksteren, het begin van de zending van de Kerk, wordt dan ook in bepaalde gemeenten als “dag van het lijden voor de missie” gevierd.
Referenties naar alinea 78: 1
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 “Hier ben ik, Heer, zend mij!” (Jes. 6, 8)
79
De medewerking drukt zich vooral uit in het bevorderen van roepingen voor de missie, die daarvoor een onmisbaar element zijn. Wat dit betreft moet de geldigheid van de verschillende vormen van inzet voor de missie erkend worden, maar tegelijk moet de prioriteit bevestigd worden van de totale en blijvende gave van zichzelf aan het missiewerk, vooral in de mannelijke en vrouwelijke missie-instituten. Het bevorderen van missieroepingen is het hart van de medewerking. De verkondiging van het evangelie vraagt verkondigers, de oogst heeft arbeiders nodig, de missie geschiedt vooral met mannen en vrouwen die heel hun leven gewijd hebben aan het werk van het evangelie en bereid zijn om in de gehele wereld het heil te gaan brengen. Daarom wil ik deze zorg voor de missieroepingen in herinnering roepen en aanbevelen. Ons bewust van de universele verantwoordelijkheid van de christenen om bij te dragen tot het missiewerk en tot de ontwikkeling van de arme volken, moeten wij ons allen afvragen waarom in verschillende landen de giften toenemen terwijl de missieroepingen dreigen te verdwijnen, welke de ware maat aangeven van de gave aan de broeders. De roepingen tot het priesterschap en het goedgewijde leven zijn een zeker teken van de vitaliteit van een Kerk.
Referenties naar alinea 79: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
80
Aan dit ernstige probleem denkend richt ik mijn oproep met bijzonder vertrouwen en genegenheid tot de gezinnen en de jongeren. Mogen de gezinnen en vooral de ouders zich bewust zijn van de plicht om een speciale bijdrage te leveren tot de missietaak van de Kerk door de missieroepingen te koesteren onder hun zonen en dochters Familiaris Consortio, 54[[267|54]]. Een intens gebedsleven, een echt begrip voor de dienst aan de naast en een edelmoedige deelname aan de kerkelijke activiteiten zijn in de gezinnen gunstige voorwaarden voor de roeping van de jongeren. Als de ouders bereid zijn in te stemmen met het vertrek van een van hun kinderen naar de missie, als zij deze genade aan de Heer gevraagd hebben, zal Deze hun daarvoor belonen in de vreugde op de dag dat een zoon of dochter zijn roeping zal horen.
Aan de jongeren zelf vraag ik te luisteren naar het voord van Christus die tot hen zegt, zoals tot Simon Petrus en Andreas bij het meer van Galilea:
”Komt, volgt Mij; Ik zal u vissers van mensen maken” (Mt. 4, 19)[b:Mt. 4, 19]. Laten zij de moed hebben om te antwoorden zoals Jesaja: “Hier ben ik, Heer, zend mij” (Jes. 6, 8)[b:Jes. 6, 8]. Zij zullen een boeiend leven voor zich hebben en de ware voldoening kennen van het verkondigen van de Blijde Boodschap aan de broeders en zusters die zij op de weg van het heil zullen voeren.
Aan de jongeren zelf vraag ik te luisteren naar het voord van Christus die tot hen zegt, zoals tot Simon Petrus en Andreas bij het meer van Galilea:
”Komt, volgt Mij; Ik zal u vissers van mensen maken” (Mt. 4, 19)[b:Mt. 4, 19]. Laten zij de moed hebben om te antwoorden zoals Jesaja: “Hier ben ik, Heer, zend mij” (Jes. 6, 8)[b:Jes. 6, 8]. Zij zullen een boeiend leven voor zich hebben en de ware voldoening kennen van het verkondigen van de Blijde Boodschap aan de broeders en zusters die zij op de weg van het heil zullen voeren.
Referenties naar alinea 80: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 “Het is zaliger te geven dan te ontvangen” (Hand. 20, 35)
81
De materiële en financiële behoeften van de missies zijn vele: niet alleen voor het stichten van kerken met een minimum aan structuren (kapellen, scholen voor catechisten en seminaristen, woningen voor priesters en zusters, enz.), maar ook voor het steunen van de werken van naastenliefde, opvoeding en menselijke ontwikkeling, wat een zeer wijd veld van actie is, vooral in de arme landen. De missionerende Kerk geeft wat zij ontvangt en deelt aan de armen uit wat haar kinderen die meer gezegend zijn met materiële goederen, edelmoedig ter beschikking stellen. Ik wil hier allen die offervaardig geven aan de missiewerken danken; hun offers en hun deelname zijn onmisbaar voor de opbouw van de Kerk en het getuigenis van de liefde.
Bij de materiële hulpverlening is het belangrijk te kijken naar de geest waarmee men geeft. Hiervoor is het nodig de eigen levensstijl te herzien; de missies vragen niet alleen een bijdrage, maar een deelname aan de verkondiging en aan de liefde voor de armen. Alles wat wij van God ontvangen hebben – zowel het leven als de materiële goederen – is niet van ons; het is ons in bruikleen gegeven. De edelmoedigheid in het geven moet steeds door het geloof verlicht en bezield worden; dan «is het» werkelijk “zaliger te geven dan te ontvangen”.
De Wereld Missie Dag, die beoogt gevoelig te maken voor het thema van de missie en ook bijdragen in te zamelen, is een belangrijke datum in het leven van de Kerk, omdat hij leert hoe men moet geven: in de Eucharistieviering, d.w.z. als gave van God, en voor alle missies van de wereld.
Bij de materiële hulpverlening is het belangrijk te kijken naar de geest waarmee men geeft. Hiervoor is het nodig de eigen levensstijl te herzien; de missies vragen niet alleen een bijdrage, maar een deelname aan de verkondiging en aan de liefde voor de armen. Alles wat wij van God ontvangen hebben – zowel het leven als de materiële goederen – is niet van ons; het is ons in bruikleen gegeven. De edelmoedigheid in het geven moet steeds door het geloof verlicht en bezield worden; dan «is het» werkelijk “zaliger te geven dan te ontvangen”.
De Wereld Missie Dag, die beoogt gevoelig te maken voor het thema van de missie en ook bijdragen in te zamelen, is een belangrijke datum in het leven van de Kerk, omdat hij leert hoe men moet geven: in de Eucharistieviering, d.w.z. als gave van God, en voor alle missies van de wereld.
Referenties naar alinea 81: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Nieuwe vormen van samenwerking voor de missie
82
"Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
De samenwerking breidt zich nu uit tot nieuwe vormen en sluit niet alleen financiële bijstand in, maar ook directe deelname. Nieuwe situaties die verband houden met het verschijnsel van de migratie, vragen van de christenen een echte missiegeest.
Het toerisme op internationale schaal is nu een massaverschijnsel, dat positief is als het gebeurt in een geest van eerbied, voor een wederzijdse culturele verrijking, met vermijding van vertoon en verkwisting, door het zoeken van menselijke contacten. Maar aan de christenen wordt vooral het bewustzijn gevraagd, dat zij steeds getuigen van het geloof en van de liefde van Christus moeten zijn. Ook de directe kennis van het missieleven en van de nieuwe christengemeenschappen kan het geloof verrijken en versterken. De bezoeken aan de missies zijn prijzenswaardig, vooral door de jongeren, die er heen gaan om hun diensten te verlenen en een diepe ervaring van christelijk leven op te doen. De eisen van de arbeid voeren nu talrijke christenen uit jonge gemeenschappen naar streken waar het christendom onbekend is en soms uitgebannen of vervolgd wordt. Dat gebeurt ook met de gelovigen uit landen die van oudsher christelijk zijn en tijdelijk in niet-christelijke landen werken. Deze omstandigheden zijn zeker een gelegenheid om het geloof te praktiseren en ervan te getuigen. In de eerste eeuwen heeft het christendom zich vooral verspreid doordat de christenen die in streken waar Christus niet gepredikt was reisden of zich er vestigden, moedig getuigenis van hun geloof aflegden en er de eerste geloofsgemeenschappen stichtten.
Veel talrijker zijn de burgers van missielanden en de aanhangers van niet-christelijke godsdiensten die zich om redenen van studie en werk of gedwongen door de politieke of economische omstandigheden in de plaatsen van herkomst, in andere naties gaan vestigen. De aanwezigheid van deze broeders in de landen die van oudsher christelijk zijn, is een uitdaging aan de kerkelijke gemeenschappen en spoort hen aan tot gastvrijheid, dialoog en dienstbetoon, tot het delen van wat men bezit, tot getuigenis en directe verkondiging. In de praktijk vormen zich ook in de christelijke landen groepen mensen en cultuurgroepen die doen denken aan de missie ad gentes.
De plaatselijke kerken moeten zich edelmoedig bezighouden met deze situaties, ook met de hulp van personeel dat uit de landen van de immigranten komt, en van teruggekeerde missionarissen.
De medewerking kan ook een verplichting zijn voor de verantwoordelijken van de politiek, de economie, de cultuur en de pers, alsmede voor de deskundigen van de verschillende internationale organisaties. In de moderne wereld is het steeds moeilijker geografische of culturele demarcatielijnen te trekken. Er is een toenemende onderlinge afhankelijkheid van de volken, wat aanspoort tot het christelijke getuigenis en de evangelisatie.
Het toerisme op internationale schaal is nu een massaverschijnsel, dat positief is als het gebeurt in een geest van eerbied, voor een wederzijdse culturele verrijking, met vermijding van vertoon en verkwisting, door het zoeken van menselijke contacten. Maar aan de christenen wordt vooral het bewustzijn gevraagd, dat zij steeds getuigen van het geloof en van de liefde van Christus moeten zijn. Ook de directe kennis van het missieleven en van de nieuwe christengemeenschappen kan het geloof verrijken en versterken. De bezoeken aan de missies zijn prijzenswaardig, vooral door de jongeren, die er heen gaan om hun diensten te verlenen en een diepe ervaring van christelijk leven op te doen. De eisen van de arbeid voeren nu talrijke christenen uit jonge gemeenschappen naar streken waar het christendom onbekend is en soms uitgebannen of vervolgd wordt. Dat gebeurt ook met de gelovigen uit landen die van oudsher christelijk zijn en tijdelijk in niet-christelijke landen werken. Deze omstandigheden zijn zeker een gelegenheid om het geloof te praktiseren en ervan te getuigen. In de eerste eeuwen heeft het christendom zich vooral verspreid doordat de christenen die in streken waar Christus niet gepredikt was reisden of zich er vestigden, moedig getuigenis van hun geloof aflegden en er de eerste geloofsgemeenschappen stichtten.
Veel talrijker zijn de burgers van missielanden en de aanhangers van niet-christelijke godsdiensten die zich om redenen van studie en werk of gedwongen door de politieke of economische omstandigheden in de plaatsen van herkomst, in andere naties gaan vestigen. De aanwezigheid van deze broeders in de landen die van oudsher christelijk zijn, is een uitdaging aan de kerkelijke gemeenschappen en spoort hen aan tot gastvrijheid, dialoog en dienstbetoon, tot het delen van wat men bezit, tot getuigenis en directe verkondiging. In de praktijk vormen zich ook in de christelijke landen groepen mensen en cultuurgroepen die doen denken aan de missie ad gentes.
De plaatselijke kerken moeten zich edelmoedig bezighouden met deze situaties, ook met de hulp van personeel dat uit de landen van de immigranten komt, en van teruggekeerde missionarissen.
De medewerking kan ook een verplichting zijn voor de verantwoordelijken van de politiek, de economie, de cultuur en de pers, alsmede voor de deskundigen van de verschillende internationale organisaties. In de moderne wereld is het steeds moeilijker geografische of culturele demarcatielijnen te trekken. Er is een toenemende onderlinge afhankelijkheid van de volken, wat aanspoort tot het christelijke getuigenis en de evangelisatie.
Referenties naar alinea 82: 2
Toon betrokkenheid met het lot van migranten - Geloof werkt door barmhartigheid ->=geentekst="Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Bezieling en vorming van het volk Gods voor de missie
83
De missionaire vorming is een werk van de plaatselijke kerk met de hulp van missionarissen en hun instituten alsmede van het personeel van de jonge kerken. Dit werk moet niet als bijkomstig beschouwd worden, maar als centraal in het christelijke leven. Het thema van de missie kan een grote hulp zijn voor de “nieuwe evangelisatie” zelf van de christelijke volken, want het getuigenis van de missionarissen behoudt zijn aantrekking ook voor hen die ver weg zijn en voor hen die niet geloven, en draagt christelijke waarden over. Laten de plaatselijke kerken de bezieling voor de missie dus een plaats geven als spil van hun gewone zielzorg in de parochies, de verenigingen en de groepen, vooral de jongerengroepen.
Hiervoor is op de eerste plaats van nut de informatie door middel van de missiepers en de verschillende audiovisuele hulpmiddelen. Hun rol is van grote betekenis, omdat zij het leven van de universele Kerk doen kennen, alsmede de stemmen en ervaringen van de missionarissen en de plaatselijke kerken waarin dezen werken. Het is nodig dat de missie-instituten in de jongere kerken, die nog niet in staat zijn zich te voorzien van een pers en andere hulpmiddelen, personeel en middelen wijden aan initiatieven daarvoor.
Tot de vorming voor de missie zijn de priesters en hun medewerkers geroepen, evenals zij die zich aan opvoeding en onderwijs wijden, en de theologen, vooral de docenten in de seminaries en de centra voor leken. Het theologisch onderricht kan en moet niet de universele zending van de Kerk, de oecumenische beweging, de studie van de grote godsdiensten en de missiologie terzijde laten. Ik beveel aan dat vooral in de seminaties en de instituten voor de vorming van mannelijke en vrouwelijke religieuzen deze studies plaatsvinden en dat men er ook voor zorgt dat sommige priesters of leerlingen zich specialiseren in de verschillende gebieden van de missiewetenschappen.
De activiteiten van bezieling moeten altijd op hun specifieke doelen gericht zijn: het volk Gods informeren over en vormen voor de universele zending van de Kerk, roepingen ad gentes doen ontstaan, medewerking aan de evangelisatie opwekken. Men mag geen beperkt beeld van de missieactiviteit geven, alsof deze voornamelijk hulp aan de armen, bijdrage tot de bevrijding van de onderdrukten, bevordering van de ontwikkeling en verdediging van de mensenrechten zou zijn. De missionerende Kerk zet zich ook op deze fronten in, maar haar primaire taak is een andere: de armen hebben honger naar God en niet alleen naar brood en vrijheid. De missieactiviteit moet voor alles getuigen van het heil in Christus, dit verkondigen en plaatselijke kerken stichten, die dan werktuig voor de bevrijding in alle betekenissen zijn.
Hiervoor is op de eerste plaats van nut de informatie door middel van de missiepers en de verschillende audiovisuele hulpmiddelen. Hun rol is van grote betekenis, omdat zij het leven van de universele Kerk doen kennen, alsmede de stemmen en ervaringen van de missionarissen en de plaatselijke kerken waarin dezen werken. Het is nodig dat de missie-instituten in de jongere kerken, die nog niet in staat zijn zich te voorzien van een pers en andere hulpmiddelen, personeel en middelen wijden aan initiatieven daarvoor.
Tot de vorming voor de missie zijn de priesters en hun medewerkers geroepen, evenals zij die zich aan opvoeding en onderwijs wijden, en de theologen, vooral de docenten in de seminaries en de centra voor leken. Het theologisch onderricht kan en moet niet de universele zending van de Kerk, de oecumenische beweging, de studie van de grote godsdiensten en de missiologie terzijde laten. Ik beveel aan dat vooral in de seminaties en de instituten voor de vorming van mannelijke en vrouwelijke religieuzen deze studies plaatsvinden en dat men er ook voor zorgt dat sommige priesters of leerlingen zich specialiseren in de verschillende gebieden van de missiewetenschappen.
De activiteiten van bezieling moeten altijd op hun specifieke doelen gericht zijn: het volk Gods informeren over en vormen voor de universele zending van de Kerk, roepingen ad gentes doen ontstaan, medewerking aan de evangelisatie opwekken. Men mag geen beperkt beeld van de missieactiviteit geven, alsof deze voornamelijk hulp aan de armen, bijdrage tot de bevrijding van de onderdrukten, bevordering van de ontwikkeling en verdediging van de mensenrechten zou zijn. De missionerende Kerk zet zich ook op deze fronten in, maar haar primaire taak is een andere: de armen hebben honger naar God en niet alleen naar brood en vrijheid. De missieactiviteit moet voor alles getuigen van het heil in Christus, dit verkondigen en plaatselijke kerken stichten, die dan werktuig voor de bevrijding in alle betekenissen zijn.
Referenties naar alinea 83: 1
Ecclesia in Africa ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 De primaire verantwoordelijkheid van de Pauselijke Missiewerken
84
De primaire taak in het werk van stimulering komt toe aan de Pauselijke Missiewerken, zoals ik meermalen verklaard heb in de boodschappen voor de Wereldmissiedag[d:157]. De vier werken – het werk voor geloofsverbreiding, het werk voor eigen priesters, het werk der kinderen en de missie-unie – hebben het gemeenschappelijke doel om de missiegeest onder het volk Gods te bevorderen. De missie-unie heeft tot direct en specifiek doel gevoelig te maken voor de missie en priesters en religieuzen te vormen die op hun beurt daarvoor moeten zorgen in de christelijke gemeenschappen. Bovendien beoogt zij de bevordering van de andere werken waarvan zij de ziel is vgl: Graves et Increscentes[[[1235]]]. “Het wachtwoord moet zijn: Heel de Kerk voor de bekering van heel de wereld” P. MANNA, Le nostre "Chiese"...P. MANNA, Le nostre "Chiese" e la propagazione del Vangelo, Trentola Decenta, 1952/2,p. 35.. Als werken van de paus en van het bisschoppencollege nemen deze werken ook in het kader van de particuliere kerken rechtens de eerste plaats in, “aangezien zij het middel zijn zowel om de katholieken van hun jeugd af met een echt universele en missionaire gezindheid te doordringen, als om een doeltreffende inzameling op gang te brengen van de hulpmiddelen tot het welzijn van alle missies overeenkomstig ieders nood” Ad Gentes Divinitus, 38[[703|38]]. Een ander doel van de missiewerken is het opwekken van missieroepingen ad gentes en ad vitam, zowel in de oudere als in de jongere kerken. Ik beveel levendig aan dat zij hun dienst van bezieling steeds meer op dit doel richten.
Voor de uitoefening van hun activiteit staan deze werken op universeel niveau onder de Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren[d:114] en op plaatselijk niveau onder de bisschoppenconferenties en de bisschoppen van de afzonderlijke kerken en zij moeten samenwerken met de bestaande centra voor het stimuleren van de missie. Zij brengen in de katholieke wereld de geest van universaliteit en van dienst aan de missie, zonder welke er geen authentieke samenwerking kan bestaan.
Voor de uitoefening van hun activiteit staan deze werken op universeel niveau onder de Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren[d:114] en op plaatselijk niveau onder de bisschoppenconferenties en de bisschoppen van de afzonderlijke kerken en zij moeten samenwerken met de bestaande centra voor het stimuleren van de missie. Zij brengen in de katholieke wereld de geest van universaliteit en van dienst aan de missie, zonder welke er geen authentieke samenwerking kan bestaan.
Referenties naar alinea 84: 1
Ecclesia in Africa ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 7 Niet alleen geven aan de missie, maar ook ontvangen van de missie
85
Medewerking aan de missie betekent niet alleen geven maar ook weten te ontvangen. Alle particuliere kerken, jonge en oude, zijn geroepen om te geven en te ontvangen voor de universele zending. Geen enkele kerk moet zich in zichzelf opsluiten: “Dank zij deze algemeenheid brengen de afzonderlijke delen hun eigen gaven aan ten gunste van de andere delen en van de gehele Kerk. Zo groeit het geheel en groeien de afzonderlijke delen, die alle met elkaar in gemeenschap blijven en voor de volheid in de eenheid samenwerken (...). Zo ontstaan tenslotte tussen de verschillende delen van de Kerk de banden van een innige gemeenschap waardoor zij geestelijke schatten, apostolische arbeiders en tijdelijke hulpmiddelen uitwisselen” Ad Gentes Divinitus, 13[[703|13]]. Ik spoor alle kerken en de bisschoppen, priesters, religieuzen en leken aan zich open te stellen voor de universaliteit van de Kerk en iedere vorm van particularisme en exclusivisme of van gevoel van zelfgenoegzaamheid te vermijden. De plaatselijke kerken, die geworteld zijn in hun volk en cultuur, moeten deze zin voor de universaliteit van het geloof concreet handhaven, door nl. aan de andere kerken geestelijke gaven, ervaringen van zielzorg, eerste verkondiging en evangelisatie, apostolisch personeel en materiele middelen te geven en deze van hen aan te nemen.
De neiging om zich af te sluiten, dan immers sterk zijn. De oude kerken, die zich inspannen voor de nieuwe evangelisatie, denken dat zij de missie nu in hun eigen kerk moeten ontplooien en zij lopen het gevaar de geestdrift voor de evangelisatie van de niet-christelijke wereld af te remmen en ongaarne roepingen voor de missie-instituten, de religieuze congregaties en de andere kerken toe te staan. Maar het is als wij edelmoedig van het onze geven dat wij zullen ontvangen, en reeds nu zijn de jonge kerken, waarvan vele een wonderbare bloei van roepingen kennen, in staat priesters en religieuzen naar de oude kerken te zenden.
Anderzijds ervaren de jonge kerken het probleem van de eigen identiteit, van de inculturatie, van de vrijheid om te groeien zonder beïnvloeding van buiten af, met het mogelijke gevolg dat zij de deuren sluiten voor de missionarissen. Tot deze kerken zeg ik: Isoleert u niet, ontvangt gaarne de missionarissen en de middelen uit de andere kerken en zendt zelf missionarissen uit in de wereld. Juist voor de problemen die u beklemmen is het nodig voortdurend in gemeenschap te blijven met de broeders en zusters in het geloof. Laat met elk wettig middel de vrijheid gelden waarop u recht hebt, in de wetenschap dat de leerlingen van Christus de plicht hebben om God meer te gehoorzamen dan de mensen (Hand. 5, 29)[[b:Hand. 5, 29]].
De neiging om zich af te sluiten, dan immers sterk zijn. De oude kerken, die zich inspannen voor de nieuwe evangelisatie, denken dat zij de missie nu in hun eigen kerk moeten ontplooien en zij lopen het gevaar de geestdrift voor de evangelisatie van de niet-christelijke wereld af te remmen en ongaarne roepingen voor de missie-instituten, de religieuze congregaties en de andere kerken toe te staan. Maar het is als wij edelmoedig van het onze geven dat wij zullen ontvangen, en reeds nu zijn de jonge kerken, waarvan vele een wonderbare bloei van roepingen kennen, in staat priesters en religieuzen naar de oude kerken te zenden.
Anderzijds ervaren de jonge kerken het probleem van de eigen identiteit, van de inculturatie, van de vrijheid om te groeien zonder beïnvloeding van buiten af, met het mogelijke gevolg dat zij de deuren sluiten voor de missionarissen. Tot deze kerken zeg ik: Isoleert u niet, ontvangt gaarne de missionarissen en de middelen uit de andere kerken en zendt zelf missionarissen uit in de wereld. Juist voor de problemen die u beklemmen is het nodig voortdurend in gemeenschap te blijven met de broeders en zusters in het geloof. Laat met elk wettig middel de vrijheid gelden waarop u recht hebt, in de wetenschap dat de leerlingen van Christus de plicht hebben om God meer te gehoorzamen dan de mensen (Hand. 5, 29)[[b:Hand. 5, 29]].
Referenties naar alinea 85: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 8 God bereidt een nieuwe lente van het Evangelie voor
86
"Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Als men de huidige wereld oppervlakkig bekijkt, wordt men getroffen door vele negatieve feiten welke tot pessimisme zouden kunnen leiden. Maar dat is niet gerechtvaardigd: Wij geloven in God die Vader en Heer is, en in zijn goedheid en barmhartigheid. Bij het naderen van het derde millennium van de verlossing bereidt God een grote christelijke lente voor, waarvan de dageraad reeds zichtbaar is. Zowel in de niet-christelijke als in de van oudsher christelijke wereld komen de volken immers geleidelijk dichter bij de evangelische idealen en waarden en de Kerk beijvert zich dit te bevorderen. Er blijkt een nieuwe eensgezindheid van de volken met betrekking tot deze waarden: de afwijzing van geweld en oorlog; de eerbied voor de menselijke persoon en zijn rechten; het verlangen naar vrijheid, rechtvaardigheid en broederschap; het overwinnen van racisme en nationalisme; de bevestiging van de waardigheid van de vrouw en de erkenning van haar waarde. De christelijke hoop steunt ons in onze volledige inzet voor de nieuwe evangelisatie en de universele zending en doet ons bidden zoals Jezus het ons geleerd heeft: “Uw Rijk kome, uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel” (Mt. 6, 10)[b:Mt. 6, 10]. Het aantal mensen dat op Christus wacht, is nog enorm groot. De menselijke en culturele ruimten waarin de verkondiging van het evangelie nog niet is doorgedrongen of de Kerk weinig aanwezig is, zijn zo wijd, dat zij de eenheid van alle kerkelijke krachten eisen. De Kerk, die zich voorbereidt op de viering van het jubileum van het jaar tweeduizend, zet zich in haar geheel nog meer in voor een nieuwe missionaire advent. Wij moeten in ons het apostolische verlangen aanwakkeren om het licht en de vreugde van het geloof aan anderen over te dragen en wij moeten heel het volk Gods opvoeden tot dit ideaal.
Wij kunnen niet rustig blijven toekijken als wij denken aan de miljoenen broeders en zusters die ook verlost zijn door het bloed van Christus, maar leven zonder Gods liefde te kennen. Zowel voor de afzonderlijke gelovige als voor de gehele Kerk moet de zaak van de missie op de eerste plaats komen, omdat zij de eeuwige bestemming van de mens betreft en beantwoordt aan het geheimvolle en barmhartige plan van God.
Wij kunnen niet rustig blijven toekijken als wij denken aan de miljoenen broeders en zusters die ook verlost zijn door het bloed van Christus, maar leven zonder Gods liefde te kennen. Zowel voor de afzonderlijke gelovige als voor de gehele Kerk moet de zaak van de missie op de eerste plaats komen, omdat zij de eeuwige bestemming van de mens betreft en beantwoordt aan het geheimvolle en barmhartige plan van God.
Referenties naar alinea 86: 3
Antwoorden op enkele vragen vanuit de Bisschoppen ->=geentekst="Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 8 De missionaire spritualiteit
- Artikel 1 Zich laten leiden door de Geest
87
De missieactiviteit vereist een specifieke spiritualiteit, welke in het bijzonder diegenen betreft die God geroepen heeft om missionaris te zijn. Deze spiritualiteit drukt zich vooral uit in een leven van volledige volgzaamheid aan de Geest en spoort aan om zich innerlijk door Hem te laten vormen teneinde steeds meer gelijkvormig te worden aan Christus. Men kan niet van Christus getuigen zonder zijn beeld te weerspiegelen, dat in ons levend gemaakt wordt door de genade en door de werking van de Geest. De volgzaamheid aan de Geest spoort verder aan om de gaven van de sterkte en de onderscheiding te verkrijgen welke wezenlijke trekken van deze spiritualiteit zijn.
Typisch is het geval van de apostelen die gedurende het openbare leven van de Meester, ondanks hun liefde voor Hem en hun edelmoedig antwoord op zijn roeping, niet in staat bleken zijn woorden te begrijpen en onwillig bleken Hem te volgen op de weg van lijden en vernedering. De Geest zal hen veranderen in moedige getuigen van Christus en lichtende verkondigers van zijn Woord. Het zal de Geest zijn die hen leidt op de moeilijke en nieuwe wegen van de missie.
Ook nu blijft de missie moeilijk en ingewikkeld en eist zij evenzeer de moed en het licht van de Geest. Wij beleven vaak het drama van de eerste christengemeenschap die ongelovige en vijandige krachten zag samenspannen “tegen de Heer en tegen zijn Gezalfde” (Hand. 4, 26)[b:Hand. 4, 26] Zoals toen moet men ook nu bidden dat God de vrijmoedigheid geeft om het evangelie te verkondigen. Men moet de geheimvolle wegen van de Geest naspeuren en zich door Hem tot de volle waarheid laten brengen (Joh. 16, 13)[[b:Joh. 16, 13]].
Typisch is het geval van de apostelen die gedurende het openbare leven van de Meester, ondanks hun liefde voor Hem en hun edelmoedig antwoord op zijn roeping, niet in staat bleken zijn woorden te begrijpen en onwillig bleken Hem te volgen op de weg van lijden en vernedering. De Geest zal hen veranderen in moedige getuigen van Christus en lichtende verkondigers van zijn Woord. Het zal de Geest zijn die hen leidt op de moeilijke en nieuwe wegen van de missie.
Ook nu blijft de missie moeilijk en ingewikkeld en eist zij evenzeer de moed en het licht van de Geest. Wij beleven vaak het drama van de eerste christengemeenschap die ongelovige en vijandige krachten zag samenspannen “tegen de Heer en tegen zijn Gezalfde” (Hand. 4, 26)[b:Hand. 4, 26] Zoals toen moet men ook nu bidden dat God de vrijmoedigheid geeft om het evangelie te verkondigen. Men moet de geheimvolle wegen van de Geest naspeuren en zich door Hem tot de volle waarheid laten brengen (Joh. 16, 13)[[b:Joh. 16, 13]].
Referenties naar alinea 87: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Leven uit het mysterie van Christus die gezonden is
88
Een wezenlijk kenmerk van de missionaire spiritualiteit is de innige vereniging met Christus. Men kan de missie niet begrijpen en verwerkelijken zonder verwijzing naar Christus als degene die gezonden is om te evangeliseren. Paulus beschrijft de houding van Christus: “Die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus Jezus bezielde: Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God; Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd, Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan een kruis” (Fil. 2, 5-8)[b:Fil. 2, 5-8]. Het mysterie van de menswording en de verlossing wordt hier beschreven als volkomen zelfontlediging welke Christus ertoe brengt volledig het menselijke bestaan te leven en tot het uiterste in te stemmen met Gods plan. Het gaat om een ontlediging, die echter van liefde doortrokken is en liefde uitdrukt. De missie legt diezelfde weg af welke eindigt aan de voet van het kruis.
Aan de missionaris wordt gevraagd “zichzelf en alles wat hij tot dan toe als het zijne bezat te verloochenen en alles voor allen te zijn” Ad Gentes Divinitus, 38[[703|38]], in de armoede die hem vrij maakt voor het evangelie, in de onthechting aan mensen en zaken uit zijn eigen omgeving om broeder te worden van hen tot wie hij gezonden wordt teneinde hun Christus de Verlosser te brengen.
Daarvoor is de spiritualiteit van de missionaris bedoeld: “Met de zwakken ben ik zwak geworden (...). Alles ben ik voor allen, om er tot elke prijs enkelen te redden. En ik doe alles voor het evangelie” (1 Kor. 9, 22-23)[b:1 Kor. 9, 22-23].
Juist omdat hij “gezonden” is ervaart de missionaris de vertroostende aanwezigheid van Christus, die hem ieder ogenblik van zijn leven begeleidt: “Wees niet bevreesd (...) Ik ben met u” (Hand. 18, 9-10)[b:Hand. 18, 9-10], en op hem wacht in het hart van iedere mens en van ieder volk.
Aan de missionaris wordt gevraagd “zichzelf en alles wat hij tot dan toe als het zijne bezat te verloochenen en alles voor allen te zijn” Ad Gentes Divinitus, 38[[703|38]], in de armoede die hem vrij maakt voor het evangelie, in de onthechting aan mensen en zaken uit zijn eigen omgeving om broeder te worden van hen tot wie hij gezonden wordt teneinde hun Christus de Verlosser te brengen.
Daarvoor is de spiritualiteit van de missionaris bedoeld: “Met de zwakken ben ik zwak geworden (...). Alles ben ik voor allen, om er tot elke prijs enkelen te redden. En ik doe alles voor het evangelie” (1 Kor. 9, 22-23)[b:1 Kor. 9, 22-23].
Juist omdat hij “gezonden” is ervaart de missionaris de vertroostende aanwezigheid van Christus, die hem ieder ogenblik van zijn leven begeleidt: “Wees niet bevreesd (...) Ik ben met u” (Hand. 18, 9-10)[b:Hand. 18, 9-10], en op hem wacht in het hart van iedere mens en van ieder volk.
Referenties naar alinea 88: 1
Missie: Brood gebroken voor het leven van de wereld ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De Kerk en de mensen liefhebben zoals Jezus hen heeft liefgehad
89
De missionaire spiritualiteit wordt eveneens gekenmerkt door de apostolische liefde, de liefde van Christus die gekomen is “om de verstrooide kinderen van God samen te brengen” (Joh. 11, 52)[b:Joh. 11, 52], de liefde van de goede herder die zijn schapen kent en zoekt en zijn leven geeft voor hen (Joh. 10)[[b:Joh. 10]]. Wie de missiegeest heeft voelt de vurige ijver van Christus voor de zielen en bemint de Kerk zoals Christus haar heeft liefgehad. De missionaris wordt gedreven door de “ijver voor de zielen”, welke zich laat inspireren door de liefde van Christus zelf, die bestaat in aandacht, tederheid, medelijden, hartelijkheid, dienstbaarheid, belangstelling voor de problemen van de mensen.
De liefde van Jezus is zeer diep; Hij die “wist wat er in de mens stak” (Joh. 2, 25)[b:Joh. 2, 25], heeft allen bemind en verlost en Hij leed als het heil afgewezen werd.
De missionaris is een man van de liefde. Om aan iedere broeder te kunnen verkondigen dat hij door God bemind wordt en zelf God kan beminnen, moet hij getuigen van liefde voor allen en zijn leven besteden aan de naaste. De missionaris is de “universele broeder” die de geest van de Kerk in zich draagt, de openheid en de aandacht van de Kerk voor alle mensen, vooral voor de geringsten en armsten. Zo overwint hij de grenzen en barrieres en de verdeeldheid van ras, stand en ideologie. Hij is teken van Gods liefde in de wereld, welke een liefde is, die niemand uitsluit of voortrekt.
Tenslotte moet de missionaris de Kerk beminnen zoals Christus, die “de Kerk heeft liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd” (Ef. 5, 25)[b:Ef. 5, 25]. Deze liefde, die gaat tot aan het geven van het leven, is een referentiepunt voor hem. Alleen een diepe liefde voor de Kerk kan de ijver van de missionaris in stand houden: “Dag in dag uit drukt” hem, zoals Sint Paulus zegt, “de zorg voor alle gemeenten” (2 Kor. 11, 28)[b:2 Kor. 11, 28]. Voor iedere missionaris “kan de trouw jegens Christus niet worden gescheiden van de trouw jegens zijn Kerk” Presbyterorum Ordinis, 14[[704|14]].
De liefde van Jezus is zeer diep; Hij die “wist wat er in de mens stak” (Joh. 2, 25)[b:Joh. 2, 25], heeft allen bemind en verlost en Hij leed als het heil afgewezen werd.
De missionaris is een man van de liefde. Om aan iedere broeder te kunnen verkondigen dat hij door God bemind wordt en zelf God kan beminnen, moet hij getuigen van liefde voor allen en zijn leven besteden aan de naaste. De missionaris is de “universele broeder” die de geest van de Kerk in zich draagt, de openheid en de aandacht van de Kerk voor alle mensen, vooral voor de geringsten en armsten. Zo overwint hij de grenzen en barrieres en de verdeeldheid van ras, stand en ideologie. Hij is teken van Gods liefde in de wereld, welke een liefde is, die niemand uitsluit of voortrekt.
Tenslotte moet de missionaris de Kerk beminnen zoals Christus, die “de Kerk heeft liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd” (Ef. 5, 25)[b:Ef. 5, 25]. Deze liefde, die gaat tot aan het geven van het leven, is een referentiepunt voor hem. Alleen een diepe liefde voor de Kerk kan de ijver van de missionaris in stand houden: “Dag in dag uit drukt” hem, zoals Sint Paulus zegt, “de zorg voor alle gemeenten” (2 Kor. 11, 28)[b:2 Kor. 11, 28]. Voor iedere missionaris “kan de trouw jegens Christus niet worden gescheiden van de trouw jegens zijn Kerk” Presbyterorum Ordinis, 14[[704|14]].
Referenties naar alinea 89: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 De echte missionaris is de heilige
90
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
"Maar gij zult kracht ontvangen van de Heilige Geest die over u komt, om mijn getuigen te zijn" (Hand. 1, 8) ->=geentekst=
De roeping tot de missie vloeit wezenlijk voort uit de roeping tot de heiligheid. Iedere missionaris is alleen werkelijk missionaris als hij de weg van de heiligheid inslaat: “De heiligheid moet (...) een fundamentele vooronderstelling en een volstrekt onmisbare voorwaarde genoemd worden voor de vervulling van de heilszending van de Kerk.” Christifideles laici, 17[[692|17]]
De universele roeping tot de heiligheid is nauw verbonden met de universele roeping tot de missie. Iedere gelovige wordt tot heiligheid en missie geroepen. Het is de wens van het Concilie geweest om met het licht van Christus: “dat zich op het gelaat van de Kerk weerspiegelt heel de wereld te verlichten door het evangelie te prediken aan alle schepselen.” Lumen Gentium, 1[[617|1]] De missionaire spiritualiteit van de Kerk is een weg naar de heiligheid.
Het hernieuwde elan voor de missie ad gentes vraagt om heilige missionarissen. Het volstaat niet om de pastorale methoden te vernieuwen noch om de kerkelijke krachten beter te organiseren en te coördineren noch om meer nauwkeurig de Bijbelse en theologische grondslagen van het geloof te bestuderen. Het is nodig om een nieuw “vuur van heiligheid” onder de missionarissen en in heel de christelijke gemeenschap op te wekken, in het bijzonder onder hen die de naaste medewerkers van de missionarissen zijn. vgl: Tot de 19e vergadering van de CELAM te Port-au-Prince (Haïti)[[[1236]]] vgl: Bij de opening van de door de CELAM voorgestelde “noveen van jaren” te Santo Domingo[[[1237]]]
Laten wij, dierbare broeders en zusters, aan het missievuur van de eerste christelijke gemeenten denken. In korte tijd bereikte de verkondiging van het evangelie de uiteinden van de wereld, ondanks de gebrekkige transport- en communicatiemiddelen van toen.
En het ging om de godsdienst van de Mensenzoon die gestorven was aan het kruis, “voor de joden een aanstoot, voor de heidenen een dwaasheid” (1 Kor. 1, 23)[b:1 Kor. 1, 23]! Aan deze missionaire dynamiek lag de heiligheid van de eerste Christenen en van de eerste gemeenten ten grondslag.
De universele roeping tot de heiligheid is nauw verbonden met de universele roeping tot de missie. Iedere gelovige wordt tot heiligheid en missie geroepen. Het is de wens van het Concilie geweest om met het licht van Christus: “dat zich op het gelaat van de Kerk weerspiegelt heel de wereld te verlichten door het evangelie te prediken aan alle schepselen.” Lumen Gentium, 1[[617|1]] De missionaire spiritualiteit van de Kerk is een weg naar de heiligheid.
Het hernieuwde elan voor de missie ad gentes vraagt om heilige missionarissen. Het volstaat niet om de pastorale methoden te vernieuwen noch om de kerkelijke krachten beter te organiseren en te coördineren noch om meer nauwkeurig de Bijbelse en theologische grondslagen van het geloof te bestuderen. Het is nodig om een nieuw “vuur van heiligheid” onder de missionarissen en in heel de christelijke gemeenschap op te wekken, in het bijzonder onder hen die de naaste medewerkers van de missionarissen zijn. vgl: Tot de 19e vergadering van de CELAM te Port-au-Prince (Haïti)[[[1236]]] vgl: Bij de opening van de door de CELAM voorgestelde “noveen van jaren” te Santo Domingo[[[1237]]]
Laten wij, dierbare broeders en zusters, aan het missievuur van de eerste christelijke gemeenten denken. In korte tijd bereikte de verkondiging van het evangelie de uiteinden van de wereld, ondanks de gebrekkige transport- en communicatiemiddelen van toen.
En het ging om de godsdienst van de Mensenzoon die gestorven was aan het kruis, “voor de joden een aanstoot, voor de heidenen een dwaasheid” (1 Kor. 1, 23)[b:1 Kor. 1, 23]! Aan deze missionaire dynamiek lag de heiligheid van de eerste Christenen en van de eerste gemeenten ten grondslag.
Referenties naar alinea 90: 3
Maria en de missie van de Kerk ->=geentekst=Ecclesia in Africa ->=geentekst=
"Maar gij zult kracht ontvangen van de Heilige Geest die over u komt, om mijn getuigen te zijn" (Hand. 1, 8) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
91
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Daarom richt ik mij tot de gedoopten van de jonge gemeenschappen en van de jonge kerken. U bent nu de hoop van onze Kerk die tweeduizend jaar oud is: omdat u jong in het geloof bent, moet u als de eerste christenen enthousiasme en moed uitstralen in edelmoedige toewijding aan de broeders. In één woord, u moet de weg van de heiligheid inslaan. Alleen zo kunt u teken van God in de wereld zijn en in uw landen opnieuw het missionaire epos van de oerkerk beleven. En u zult ook gist zijn voor de oudere kerken. Laten de missionarissen van hun kant nadenken over de plicht tot de heiligheid die de gave van de roeping van hen verlangt, zich van dag tot dag geestelijk vernieuwen en ook hun doctrinaire en pastorale vorming bijwerken. De missionaris moet “een contemplatief in actie” zijn. Hij vindt antwoorden op de problemen in het licht van het woord van God en in het persoonlijk en gemeenschappelijk gebed. Het contact met de vertegenwoordigers van de niet-christelijke geestelijke tradities, in het bijzonder van die in Azië, heeft mijn overtuiging bevestigd dat de toekomst van de missie grotendeels afhangt van de contemplatie. Als de missionaris niet contemplatief is, kan hij Christus niet op geloofwaardige wijze verkondigen. Hij is iemand die getuigt van Godservaring en moet zoals de apostelen kunnen zeggen: “We hebben het aanschouwd (...) het woord dat leven is (...); dat verkondigen wij ook aan u” (1 Joh. 1, 1.3)[b:1 Joh. 1, 1.3].
De missionaris is de mens van de zaligsprekingen. Alvorens de twaalf uit te zenden om het evangelie te verkondigen heeft Jezus hen onderricht en hun de wegen van de missie aangewezen: armoede, zachtmoedigheid, aanvaarding van lijden en vervolging, verlangen naar gerechtigheid en vrede, liefde, dus precies de in het apostolische leven verwerkelijkte zaligsprekingen (Mt. 5, 1-12)[[b:Mt. 5, 1-12]]. De missionaris die volgens de zaligsprekingen leeft, ervaart en toont concreet dat het Rijk Gods reeds gekomen is en dat hij het reeds aangenomen heeft. Het kenmerk van ieder echt missieleven is de innerlijke vreugde die van het geloof komt. In een beangstigde wereld, die gebukt gaat onder vele problemen en naar pessimisme neigt, moet de verkondiger van de Blijde Boodschap een mens zijn die in Christus de ware hoop gevonden heeft.
De missionaris is de mens van de zaligsprekingen. Alvorens de twaalf uit te zenden om het evangelie te verkondigen heeft Jezus hen onderricht en hun de wegen van de missie aangewezen: armoede, zachtmoedigheid, aanvaarding van lijden en vervolging, verlangen naar gerechtigheid en vrede, liefde, dus precies de in het apostolische leven verwerkelijkte zaligsprekingen (Mt. 5, 1-12)[[b:Mt. 5, 1-12]]. De missionaris die volgens de zaligsprekingen leeft, ervaart en toont concreet dat het Rijk Gods reeds gekomen is en dat hij het reeds aangenomen heeft. Het kenmerk van ieder echt missieleven is de innerlijke vreugde die van het geloof komt. In een beangstigde wereld, die gebukt gaat onder vele problemen en naar pessimisme neigt, moet de verkondiger van de Blijde Boodschap een mens zijn die in Christus de ware hoop gevonden heeft.
Referenties naar alinea 91: 2
De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen ->=geentekst=Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 9 Besluit
92
De Kerk heeft nu meer dan ooit de gelegenheid om het evangelie door het getuigenis en het woord aan alle mensen en volkeren te brengen. Ik zie een nieuw missietijdvak aanbreken, dat stralend en rijk aan vruchten zal worden als alle christenen en in het bijzonder de missionarissen en de jonge kerken met edelmoedigheid en heiligheid zullen beantwoorden aan de uitnodigingen en uitdagingen van onze tijd. Zoals de apostelen na de hemelvaart van Christus moet de Kerk “met Maria, de Moeder van Jezus” (Hand. 1, 14)[b:Hand. 1, 14] in het cenakel bijeenkomen om de Geest af te smeken en kracht en moed te krijgen om de missieopdracht te vervullen. Ook wij moeten nog meer dan de apostelen door de Geest gevormd en geleid worden.
Aan de vooravond van het derde millennium wordt de Kerk uitgenodigd het mysterie van Christus dieper te beleven en met dankbaarheid mee te werken aan het heilswerk. Dat doet zij met Maria en zoals Maria, haar moeder en model. Zij, Maria, is het voorbeeld van de moederlijke genegenheid waarmee allen bezield moeten zijn die in de apostolische zending van de Kerk aan wedergeboorte van de mensen meewerken. Daarom is de Kerk “gesterkt door de aanwezigheid van Christus (...) in de tijd onderweg naar de voleinding der tijden en gaat zij haar Heer die komt tegemoet. Maar op deze weg (...) gaat zij voort in de voetsporen van de Maagd Maria” Redemptoris Mater, 2[[713|2]].
Ik vertrouw de Kerk en in het bijzonder degenen die zich inzetten voor de vervulling van de missieopdracht in de huidige wereld, toe aan “het middelaarschap van Maria, dat geheel op Christus is georienteerd en gericht op de openbaring van zijn heilsmacht” Redemptoris Mater, 22[[713|22]]. Zoals Christus zijn apostelen uitzond in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zo hernieuw ik deze zending en strek ik tot allen de Apostolische Zegen uit in de naam van dezelfde allerheiligste Drieëenheid.
Amen.
Aan de vooravond van het derde millennium wordt de Kerk uitgenodigd het mysterie van Christus dieper te beleven en met dankbaarheid mee te werken aan het heilswerk. Dat doet zij met Maria en zoals Maria, haar moeder en model. Zij, Maria, is het voorbeeld van de moederlijke genegenheid waarmee allen bezield moeten zijn die in de apostolische zending van de Kerk aan wedergeboorte van de mensen meewerken. Daarom is de Kerk “gesterkt door de aanwezigheid van Christus (...) in de tijd onderweg naar de voleinding der tijden en gaat zij haar Heer die komt tegemoet. Maar op deze weg (...) gaat zij voort in de voetsporen van de Maagd Maria” Redemptoris Mater, 2[[713|2]].
Ik vertrouw de Kerk en in het bijzonder degenen die zich inzetten voor de vervulling van de missieopdracht in de huidige wereld, toe aan “het middelaarschap van Maria, dat geheel op Christus is georienteerd en gericht op de openbaring van zijn heilsmacht” Redemptoris Mater, 22[[713|22]]. Zoals Christus zijn apostelen uitzond in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zo hernieuw ik deze zending en strek ik tot allen de Apostolische Zegen uit in de naam van dezelfde allerheiligste Drieëenheid.
Amen.
Gegeven te Rome, bij Sint Petrus, Ter gelegenheid van de vijf en twintigste verjaardag het conciliaire decreet Ad Gentes Divinitus[703], op 7 december van het jaar 1990, het dertiende van mijn pontificaat.
Paus Johannes Paulus II
Referenties naar alinea 92: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 28
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/4-redemptoris-missio-nl